Ondersteuningsprofiel Kindcentrum Theresia
2014 – 2015 1
Inhoudsopgave Inleiding
3
Algemene gegevens Contactgegevens Onderwijsvisie kengetallen leerlingenpopulatie
5 6 6 8
Basisondersteuning basiskwaliteit van het onderwijs planmatig werken preventieve en licht curatieve interventies schoolondersteuningsstructuur
10 11 12 15 18
Extra ondersteuning: onderwijsarrangementen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften leer- en ontwikkelingsondersteuning fysiek medische ondersteuning sociaal- emotioneel en gedragsondersteuning ondersteuning in de thuissituatie
21 22 26 26 28
Randvoorwaarden
31
Conclusies en ambities
33
Bijlagen: 1. Beschikbare deskundigheid 2. Pestprotocol 3. Gedragsprotocol 4. Dyslexie-protocol 5. Leeg formulier ontwikkelingsperspectief 6. Handboek leerlingenzorg 7. Handboek medisch handelen 8. Model DI 10.Handboek in- & doorstroom 11.Programma KIES 12. formulier instemming en advies ondersteuningsprofiel
35 36 37 42 48 62 64 71 75 78 85 86
2
Inleiding
3
Inleiding Dit schoolondersteuningsprofiel is geschreven door de directie van basisschool Theresia met behulp van het team. We hebben geprobeerd om ons handelen binnen de school te omschrijven om zo een helder beeld te schetsen van onze leerlingenzorg. Ook onze ambities zijn in dit plan terug te vinden. De functie van dit schoolondersteuningsprofiel is de toelating van leerlingen op school: Het geeft verheldering in hoeverre de onderwijsbehoefte van een leerling past bij de mogelijkheden van onze school. Het schoolondersteuningsprofiel is tevens onze basis voor de communicatie met ouders. Op basis van het profiel kan uitgelegd worden wat de school wel of niet voor hun kind kan betekenen. Toch zal het ondersteuningsprofiel vrijwel nooit direct en eenduidig een antwoord bieden op die (éne) vraag; ieder kind en iedere situatie is uniek. Wel zal het ondersteuningsprofiel helpen om een beargumenteerde afweging te maken. Het schoolondersteuningsprofiel ondersteunt het professionaliseringsbeleid van onze school. Mede op basis van dit document kan bepaald worden welke competenties leerkrachten moeten beheersen om onderwijs en ondersteuning te verzorgen zoals wij op onze school hebben omschreven. Wij hopen dat we met dit document helder zijn over ons ‘ kunnen’. Team Theresia.
4
Algemene gegevens
5
Contactgegevens BS Theresia Zeelsterstraat 138 5652 EN Eindhoven 040-2512059 Directie: Wim Dekkers, directeur Kirsten Tijssens, bouwcoördinator BB Fieke van den Heuvel, bouwcoördinator MB Miranda Smeets, bouwcoördinator OB SKPO: De school valt onder de Stichting Katholiek en Protestant Onderwijs Eindhoven. WSNS: Samenwerkingsverband WSNS Eindhoven e.o. Contactpersoon Annemarie van den Bosch tel: 040-296878
Onderwijsvisie/schoolconcept Basisschool Theresia is een school in ontwikkeling. Mediërend Leren vormt bij ons de basis bij het formuleren en toepassen van onze visie. Volgens deze visie zijn er een aantal uitgangspunten voor het succesvol ontwikkelen van onze kinderen: 1. De leerkracht heeft een positieve verwachting van de mogelijkheden van de leerling: ieder mens heeft mogelijkheden om te leren en zich verder te ontwikkelen. Ieder individu heeft competenties en krijgt mogelijkheden om die te ontwikkelen. Ons doel is dan ook om kinderen meer zelfstandigheid en zelfvertrouwen te geven. Hierbij is het sleutelbegrip op Basisschool Theresia ‘geloven in veranderbaarheid’. Hieronder verstaan we het maken van contact en het aansluiten bij de bestaande mogelijkheden van het kind als basis voor zijn verdere ontwikkeling. Hierbij is het noodzakelijk dat je investeert in de relatie met het kind. De nadruk ligt om vanuit liefde en betrokkenheid het contact en de wederkerige relatie met het kind tot stand te brengen. Met deze speciale interactiestijl kunnen kinderen vele denk/ontwikkelingsstappen verder geholpen worden. 2. De leerkracht werkt vanuit de zone van naaste ontwikkeling (zie afbeelding) van de leerling. De verantwoordelijkheid voor het ontwikkelingsproces ligt zoveel mogelijk bij de leerling. Hij/zij neemt zelf beslissingen over de te nemen stappen. De kinderen voelen zich betrokken bij hun ontwikkeling en kunnen daarin ook hun eigen verantwoording nemen. Zij krijgen de gelegenheid om hun eigen strategie te gebruiken. De leerkracht begeleidt de kinderen daarbij. Hij stroomlijnt de prikkels uit de omgeving, en dan zo, dat dit aansluit op de motivatie en de mogelijkheden van het kind. Het denkproces blijft bij het kind. Het kind volgt niet de leerkracht, maar de leerkracht volgt, door het goed doorvragen, het kind, die zodoende tot een leerervaring komt.
6
De manier van vraagstelling is dus heel belangrijk. Deze manier stuurt het denkproces van het kind, zodat het zelf tot een oplossing/ leerervaring komt.
Het werken vanuit de zone van de naaste ontwikkeling is terug te zien in het dagelijks handelen op Basisschool Theresia. Het lesgeven gebeurt via het Model Directe Instructie. Dit is een manier van lesgeven waarbij het instructiegedrag aan leerlingen de beste prestaties ontlokt. Hiernaast is het Model Directe instructie uitermate geschikt om ons onderwijs te plannen. Het gaat hier om de verschillende onderwijsactiviteiten. Planning is een heel belangrijk aspect van het onderwijsgedrag van de leerkracht. Goed en succesvol onderwijzen vereist onder andere een zorgvuldige planning van de les. Op Basisschool Theresia proberen wij het Model Directe Instructie zo optimaal mogelijk in te zetten en uit te dragen. 3. De leerkracht heeft inzicht nodig in zijn eigen bekwaamheden zodat hij verantwoordelijkheid kan nemen voor de kwaliteit van de opvoeding of het begeleidingsproces. Op basisschool Theresia sturen wij door middel van klassenbezoeken en nabesprekingen aan op ontwikkeling bij de leerkrachten. De leerkracht krijgt op deze manier inzicht in de eigen kwaliteiten en ontwikkelpunten. Wij zijn van mening dat enkel dan de leerkracht zijn kwaliteit kan inzetten om de leerling te ondersteunen in zijn leerproces. Werkend vanuit de uitgangspunten van mediatie, de kwaliteit van interactie. Zoals eerder benoemd gaat het bij Mediërend Leren om de manier van interactie. We praten over een mediërende interactie als het voldoet aan de volgende drie voorwaarden: - Intentionaliteit en wederkerigheid - Transcendentie - Zingeving
7
Intentionaliteit en wederkerigheid verwijzen naar de innerlijke wens van de leerkracht en het kind. Enerzijds heeft de leerkracht een duidelijk doel voor ogen. Hij weet wat hij het kind wil leren, anderzijds spant het kind zich in om het doel te realiseren. Het kind moet het vooropgestelde doel wel kennen en mee nastreven. Transcendentie betekent dat de leerervaring van het kind niet in het hier en nu blijft, maar de leerkracht het kind stimuleert om na te gaan in welke andere situaties het geleerde kan worden toegepast. Op deze manier wordt er een koppeling gemaakt naar de wereld om het kind heen. Kinderen groeien op in een snel veranderende maatschappij. Met Mediërend Leren werken we aan leerervaringen die ze hun leven lang mee kunnen nemen. Het geleerde zal ondersteunend werken bij het dragen van verantwoordelijkheden en het maken van juiste keuzes. Als de betekenis van de leerervaring wordt gedeeld hebben we het over de zingeving. Zowel de leerkracht als het kind vinden het de moeite waard om dat wat geleerd moet worden, te kennen en te kunnen. Deze betekenisverlening bepaalt de motivatie van een kind om te leren. 4. Er moet eenduidigheid zijn in opvoedings- en onderwijsstijlen. School en ouders zijn samen verantwoordelijk. Wij streven naar een goed contact om te komen tot een goede dialoog. Heldere afspraken over wat we van elkaar mogen verwachten vinden we belangrijk. Samen kunnen we vanuit de voorbeeldfunctie van de volwassene de sociale en emotionele ontwikkeling van de kinderen ondersteunen en begeleiden. 5. Systeembenadering: alle betrokkenen in de netwerken van de leerling werken samen vanuit dezelfde uitgangspunten. Hierdoor is er zowel onderling als met de leerling sprake van wederkerigheid. Wij vinden het belangrijk, om structureel samen te werken met instanties die betrokken zijn bij de kinderen. De school is een Spil-centrum. Daardoor zijn er betere mogelijkheden om samen te werken met de peuterspeelzaal en de buitenschoolse opvang. Dit komt de ontwikkeling van het kind ten goede. Buiten de uitgangspunten om kinderen succesvol te ontwikkelen, heeft Basisschool Theresia ook een katholieke identiteit. Vanuit deze katholieke identiteit tonen wij respect voor elkaar en hebben wij respect voor elkaars eigenaardigheden. De daarbij behorende waarden dragen wij uit. Wij besteden aandacht aan de belangrijkste Christelijke feestdagen en de daarbij behorende Bijbelverhalen. Daarnaast besteden wij aandacht aan andere godsdiensten, waar dit binnen de leefwereld van de kinderen voorkomt. In de bovenbouw maken de kinderen structureel kennis met de wereldgodsdiensten. Basisschool Theresia onderschrijft de kernwaarden zoals die zijn omschreven in de visie van SKPO. Wij proberen deze zo goed en concreet mogelijk op onze eigen wijze gestalte te geven in het onderwijs dat wij verzorgen voor onze leerlingen.
Kengetallen leerling populatie huidig schooljaar en de afgelopen 3 schooljaren Volgens metingen van de gemeente Eindhoven kent de wijk een behoorlijk aantal huishoudens met een laag inkomen, een laag opleidingsniveau en één-oudergezinnen.
8
In de afgelopen jaren is het leerlingenaantal stabiel gebleven. Op 1 oktober 2012 was het leerlingenaantal 239. Naar verwachting zal dit aantal de komende jaren stabiel blijven. Enkele kenmerken van de leerlingen: 15% van de leerlingen hebben een andere etnische achtergrond. Zij komen samen uit 14 landen. De overige kinderen zijn verdeeld; er is niet echt een duidelijke groep te onderscheiden. Volgens de nieuwe gewichtenregeling hebben 20 kinderen 0.30 en 17 kinderen 1.20 als gewicht. Veel van onze kinderen woont bij één van de natuurlijke ouders. Opvallend is, dat het aantal gewogen leerlingen drastisch afneemt. Dit geeft een ander beeld dan het beeld, dat de gemeente schetst t.a.v. het opleidingsniveau van de ouders. Mogelijk heeft dit te maken met de nieuwe normen, die de overheid stelt t.a.v. de weging. De betrokkenheid van de ouders bij school loopt sterk uiteen. De deelname van ouders aan activiteiten zoals kerst, sinterklaas, sportdag e.d. is groot. Een aantal ouders levert (al jarenlang) een grote bijdrage aan de medezeggenschapsraad of de ouderraad. De rapportgesprekken worden goed bezocht. De informatieavonden worden wisselend bezocht. In het schooljaar 2013-2014 zal er een vragenlijst uitgegaan naar alle ouders. De aandachtspunten worden verwerkt in het jaar- en meerjarenplan. Dit jaar staat op de planning dat er een ouderbeleid opgezet gaat worden.
9
Basis Ondersteuning
10
Basiskwaliteit van het onderwijs Onze school is onderdeel van Spilcentrum ‘t Ven. De dagopvang, peuterspeelzaal en de buitenschoolse opvang hebben ook een onderkomen in het schoolgebouw. Vanaf schooljaar 2013-2014 maken we een start met het ontwikkelen van een integraal kindcentrum (IKC). Inspectie van het Onderwijs In oktober 2011 heeft de inspectie van het Onderwijs een vierjaarlijks bezoek gebracht aan basisschool Theresia. Hierbij werd geconcludeerd dat de kwaliteit van het onderwijs op basisschool Theresia op de onderzochte onderdelen grotendeels op orde is. Het aspect ‘Zorg en begeleiding’ kent nog tekortkomingen. Het basisarrangement dat de school al had blijft gehandhaafd, maar als actie heeft de school wel een plan van aanpak voor de zorg opgezet. Kwaliteitsindicatoren op SKPO niveau De SKPO maakt gebruik van indicatoren waarvan de school jaarlijks een beschrijving geeft. Aan de hand van deze beschrijvingen kan het BMT en het bestuur volgen hoe de ontwikkelingen verlopen. Deze kwaliteitsindicatoren hebben betrekking op de volgende onderwerpen: Het leerlingenaantal. De eindresultaten van de leerlingen van groep 8 zoals die worden uitgedrukt in de Cito-eindtoets. Die uitslag wordt gecorrigeerd op basis van de achtergrond van de leerlingen. De mate waarin de leerlingen in de groepen 6, 7 en 8 aangeven zich prettig te voelen op school. Om dit vast te stellen gebruiken we hiervoor een digitale vragenlijst, de zogenaamde School Attitude Questionnaire Internet – Primair (SAQI). De mate waarin het schooladvies van de basisschool na twee jaar voortgezet onderwijs ook na die periode ook daadwerkelijk bewaarheid wordt. Voor ieder van deze kwaliteitsindicatoren hebben de schooldirecties en het bestuur van de SKPO met elkaar afspraken gemaakt over de minimumeisen die daarbij per criterium gehanteerd worden. Op basisschool Theresia scoorden we het afgelopen jaar op alle kwaliteitsindicatoren voldoende. Speerpunten: Naar aanleiding van deze resultaten stellen wij jaarlijks een jaarplan op. Hierin staan voor schooljaar 2013-2014 de volgende speerpunten: De onderwijskundige vormgeving van ons onderwijs Medierend Leren
Het leerstofaanbod: technisch lezen Het leerstofaanbod: Begrijpend lezen, Nieuwsbegrip XL Het leerstofaanbod: Engels Het leerstofaanbod: Wereldoriëntatie Voor- en vroegschoolse educatie Levelwerk
11
De zorg op Basisschool Theresia ICT Kwaliteitszorg Integraal kindcentrum
Planmatig werken Handelingsgericht werken: Om goed zicht te krijgen op de zorg voor onze leerlingen, is cyclisch werken een voorwaarde. Op deze manier kunnen we vergelijken, anticiperen en inspringen op de behoeften van leerlingen. Daarbij werken we volgens het principe van handelingsgericht werken (HGW).
12
We hebben ons schooljaar in 4 perioden ingedeeld: Periode 1 Periode 2 Periode 3 aug-nov nov-febr. febr-apr Analyse model Analyse model eindopbrengsten tussen opbrengsten vorig schooljaar Groepsplan 1 Groepsplan 2 Overleg JGW Overleg JGW Overleg JGW Overleg Overleg Overleg SPILzorgteam SPILzorgteam SPILzorgteam Cito M toetsen Analyseren Analyseren Analyseren Tussenevaluatie Evalueren Tussenevaluatie groepsplan 1 groepsplan 1 groepsplan 2 Groepsbespreking Groepsbespreking Groepsbespreking Scol/KIJK! Scol/KIJK!/SAQI Klassenbezoeken Klassenbezoeken Klassenbezoeken Teamvergadering Trendanalyse
Periode 4 apr-juli
Overleg JGW Overleg SPILzorgteam Cito E toetsen Analyseren Evalueren groepsplan 2 Groepsbespreking Klassenbezoeken Teamvergadering Trendanalyse
Signaleren: We brengen voor al onze leerlingen de onderwijsbehoeften in beeld. Dit doen we door observaties, gesprekken en het analyseren van de toetsen. Een onderwijsbehoefte bestaat uit 2 delen: Welk(e) doel(en) streef je samen met de leerling na? Wat heeft dit kind(extra) nodig om dit doel te bereiken? Positief stimulerende factoren. Willen we leerlingen daadwerkelijk zien als mede-eigenaar van hun leerproces, dan is het logisch dat we ze ook leren nadenken over wat ze willen leren. En op welke manier. Middels gesprekjes met de leerling over het welbevinden op school, werkhouding, gedrag, observaties, de methode en cito toetsen, proberen we af te stemmen op de onderwijsbehoefte. Een verslag van deze onderwijsbehoeften dient als basis voor het groepsplan. Analyseren: Op schoolniveau bespreken we 2x per jaar de toets resultaten (Trendanalyse) van de Cito toetsen met het hele team. Ook kijkt elke leerkracht op dat moment naar de resultaten van zijn eigen groep en stelt nieuwe streefdoelen op met behulp van het analyse model tussenen eindopbrengsten. De opbrengsten en ontwikkeling van de individuele leerlingen worden 4x per jaar besproken tijdens een groepsbespreking tussen leerkracht en bouwcoördinator. Tijdens deze besprekingen wordt o.a. de zorg in de groep in beeld gebracht. Hiertoe wordt het formulier “Zorg in beeld” ingevuld. Wanneer er n.a.v. de analyse door de groepsleerkracht gesignaleerd wordt dat een kind op een bepaald vakgebied uitvalt, zal er getracht worden binnen de groep een oplossing te zoeken d.m.v. verlengde instructie en afgestemd werk. De leerkracht noteert dit in het groepsplan. Op sociaal emotioneel gebied nemen we de Scol twee keer per jaar af voor de groepen 3 t/m 8. De Saqi vullen de leerlingen van groep 6/7 en 8 zelf in. De groepen 1 en 2 analyseren d.m.v. de KIJK registratie. Deze wordt 2x per jaar ingevuld.
13
Aandachtspunten: - Leerlingen met een D,E score. - Leerlingen met A+ score. - Leerlingen waarvan de toetscore achteruit gaat - Groot verschil met de scores van methode toetsen en cito toetsen - D, E scores op de Scol - Stanine 1 en 2 op de Saqi toets - Leerlingen die onder de richtlijn blijven bij Kijk! Blijkt uit de analyse dat: - Een hele groep een achterstand heeft opgebouwd. - de leerling 2 of meerdere momenten een D/E score heeft gehaald. - Het leerrendement aangeeft dat de leerling een achterstand heeft van 5 of meer maanden. - Een leerling 2x achter elkaar een A of A+ score heeft gehaald - Indien het gedrag van de leerling niet positief verandert Dan zal verder diagnostisch onderzoek worden gedaan. Samen met de leerkracht bekijkt de bouwcoördinator dan welke stappen gezet moeten worden. Uitvoeren: Alle gegevens uit de signalering en analyse worden ingezet om het didactisch groepsplan te maken. Twee keer per jaar vullen de leerkrachten, met ondersteuning van de bouwcoördinatoren, het groepsplan in. De cito-toetsen zijn daarbij de ijkpunten, tussentijds is er een tussenevaluatie. Bij uitzondering wordt een individueel handelingsplan opgesteld. In het groepsplan is de klas in 3 groepen gedeeld. De basisgroep: Deze leerlingen volgen de methode. De groep wordt nauwgezet in de gaten gehouden en kinderen kunnen aansluiten bij de instructiegroep op verzoek of indien de leerkracht dit nodig acht. - Subgroep 1: Deze leerlingen kunnen na een korte instructie snel aan de slag en krijgen extra uitdaging/ taken. - Subgroep 2: De leerlingen uit deze groep zitten standaard in de instructiegroep. Ze krijgen de stof nogmaals aangeboden en extra hulp van de leerkracht. Een groepsplan wordt opgesteld voor de 4 hoofdgebieden: Technisch lezen, Begrijpend lezen, Spelling en Rekenen/Wiskunde. In het groepsplan beschrijft de leerkracht SMART geformuleerde doelen en de aanpak voor de subgroep concreet en duidelijk. Het aanbod vanuit het groepsplan wordt meegenomen in de dagplanning. Om kinderen op deze manier differentiatie te kunnen bieden gebruiken we het Model Directe instructie(zie bijlage 9). Door stelselmatig af te pellen kunnen we de kinderen op niveau de lesstof aanbieden. Tijdens de instructie worden leerlingen die de stof begrijpen(subgroep 1) snel aan het werk gezet, daarnaast wordt de leerling extra verdiepingof uitdagende stof aangeboden. De leerlingen in de basisgroep, blijven de instructie volgen. Leerlingen die naast de basisstof nog extra instructie nodig hebben (subgroep 2), nemen plaats in de instructie groep. Zij krijgen de stof nogmaals aangeboden op een andere manier.
14
Evaluatie: Tussentijds en aan het eind van de looptijd van een groepsplan volgt een evaluatie op groepsniveau en op leerlingniveau. Op leerlingniveau worden ook de ouders betrokken tijdens de rapportavonden. Reflectie op eigen leerkracht handelen vinden we ook belangrijk. Dit komt o.a. terug tijdens de functioneringsgesprekken, zie handboek personeelsbeleid. Daarnaast plannen de bouwcoördinatoren wekelijks een klassenbezoek in, waardoor elke leerkracht ongeveer eens in de 5 weken een bezoek krijgt. Tijdens de nabesprekingen reflecteren de leerkrachten op hun eigen rol en het effect van hun gedrag op het gedrag van leerlingen en anderen. Zij zijn zich daarmee bewust van de grote invloed die zij op de ontwikkeling van hun leerlingen hebben. Door gericht te werken aan ontwikkelpunten, proberen we iedereen in ontwikkeling te houden en benutten we ook ieders sterke kanten. Het leerlingvolgsysteem: De ontwikkeling van de leerlingen volgen en evalueren we met het leerlingvolgsysteem. Het doel van ons leerlingvolgsysteem is het volgen van de kinderen in een ononderbroken ontwikkelingsproces. Het is een middel om de leerkrachten in staat te stellen in hun onderwijs optimaal aan te sluiten bij de individuele mogelijkheden en behoeften van leerlingen. De leerkracht kan hiermee tijdig anticiperen op eventuele problemen, zodat maximale zorg geboden kan worden. Binnen het leerlingvolgsysteem worden instrumenten gebruikt om de ontwikkelingen en vorderingen van kinderen in kaart te brengen. Deze instrumenten bestaan uit observaties van het leerproces en de leerresultaten in de groep, methode-afhankelijke en -onafhankelijk toetsresultaten. De methode-onafhankelijke toetsen (CITO) meten de vorderingen, los van de gebruikte methoden. De toetsen die we gebruiken zijn gestandaardiseerd en landelijk genormeerd. Met deze toetsen is vergelijking mogelijk t.o.v. leeftijdgenoten. Door een opeenvolging van meetmomenten is de ontwikkeling van de betreffende leerling in de tijd te volgen. Ook op sociaal-emotioneel gebied volgen de we leerlingen, door middel van de SAQI en de SCOL. In de groepen 1-2 wordt gebruik gemaakt van het observatie- en registratiesysteem KIJK. Al deze gegevens gebruiken we om het onderwijs te evalueren en het is van belang bij schoolplanontwikkeling met als doel de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Onze speerpunten per schooljaar zijn terug te vinden in ons jaarplan. Dit evalueren we ook jaarlijks in ons jaarverslag, waarvan we ouders ook op de hoogte brengen
Preventie en licht curatieve interventies Onze uitgangspunten: We hanteren de volgende uitgangspunten voor onze leerlingzorg: Kinderen werken zoveel mogelijk in de eigen groep, onder begeleiding van de groepsleerkracht. De groepsleerkracht kan hierbij voor ondersteuning terecht bij de bouwcoördinator. Het accent van de begeleiding van zorgkinderen ligt op de begeleiding en zorg binnen de groep (niveau 2 en 3). Binnen het groepsgebeuren zijn werkvormen gecreëerd, waardoor dit mogelijk is (klassenmanagement, weektaak, hoekenwerk, kleine kring).
15
In principe volgen kinderen zo lang mogelijk de reguliere stof van de desbetreffende groep. Dat wil zeggen: De instructie en de begeleide inoefening die gegeven worden, worden gevolgd door kinderen die dat aan kunnen. Na instructie werken kinderen zelfstandig of krijgen een herhaalde c.q aangepaste instructie in een instructiegroepje of hulpgroepje. (niveau 2) Iedereen werkt uiteindelijk zelfstandig, op eigen niveau. Het kan zijn dat een kind oefenstof krijgt op eigen niveau of gericht op een specifieke moeilijkheid, al dan niet met begeleiding van de groepsleerkracht. Tijdens het zelfstandig werken is er de gelegenheid om extra aandacht te schenken aan de uitvoering van een handelingsplan en om verrijkingsmateriaal aan te bieden als verwerkingsstof. (niveau 3) Indien nodig wordt er gewerkt met individuele leerlijnen en/of een ontwikkelingsperspectief(niveau 3 of 4). Kinderen werken met een eigen weektaak met aangepaste oefenstof. Verder blijven ze waar mogelijk is de instructie volgen. De bouwcoördinator heeft een ondersteunende en coachende rol richting de groepsleerkracht ten aanzien van de begeleiding van zorgkinderen. Deze ondersteuning is bij voorkeur gericht op de begeleiding binnen het groepsgebeuren door observatie (bijv. gericht op klassenmanagement, individuele begeleiding tijdens weektaak), aanleveren van geschikte materialen, etc. Daarnaast kan er individueel gewerkt worden in het kader van nadere diagnose en analyse, om zo handelingsgerichte adviezen te kunnen geven. Kinderen kunnen in hun weektaak aangepaste opdrachten krijgen qua hoeveelheid en/of qua inhoud. Opdrachten in het kader van een handelingsplan of vanuit specifieke begeleiding worden opgenomen in de weektaak. Doel blijft om kinderen ook toe te laten komen aan keuzetaken, waardoor eventuele basistaken ingekort of geschrapt kunnen worden. Een veilig schoolklimaat: Een veilig schoolklimaat is voor ons van groot belang. We hebben daarvoor een pestprotocol en een gedragsprotocol. Zie bijlage 3 en 4. Daarnaast werken we op basisschool Theresia werken met de methode ‘Kinderen en… hun sociale talenten’. Deze methode wordt ingezet voor de ontwikkeling van de sociale competentie. Sociale competentie is het vermogen om adequaat (gepast) te handelen in sociale situaties. Wij willen dat onze leerlingen, uw kinderen, goed met elkaar om kunnen gaan. Zowel in de klas, op het schoolplein, op straat en natuurlijk ook thuis. Wij willen onze leerlingen optimaal laten profiteren van het onderwijs, maar ook goed voorbereiden op vervolgonderwijs en hun deelname aan de maatschappij. De methode is verdeeld over acht thema’s. Schoolbreed is iedereen in een periode bezig met hetzelfde thema. Met vieringen openen en sluiten we het thema af. Bij de opening geeft een groepje leerlingen een presentatie aan de groepen 1 t/m 8. Om het thema af te sluiten vindt er een viering plaats op de zolder van de school. Signalering van leer-, opgroei- en opvoedproblemen: Om te zorgen voor vroegtijdige signalering van leer-, opgroei- en opvoedproblemen worden de leerlingen gevolgd in verschillende overlegstructuren. Binnen het MT-overleg houden we elkaar op de hoogte van belangrijke zaken die spelen rondom individuele leerlingen en gezinnen.
16
Eens per maand is er een klein spilzorgoverleg, waarbij de bouwcoördinatoren overleg hebben met de Jeugd & Gezinswerker(JGW-er) die aan onze school gekoppeld is. In dit overleg wordt een monitoringslijst bijgehouden en gescreend, alle leerlingen waarover zorg bestaat op niveau 3 staan op deze lijst. Dit zijn niet de cognitieve problemen, maar problemen op sociaal emotioneel gebied of in de thuissituatie. Ook ouders kunnen met vragen bij de JGW-er terecht, zij gaat op huisbezoek en geeft advies of gaat een traject met ouders in. Daarnaast is de JGW-er ook coördinator tussen school en diverse instanties. In het groot spilzorgoverleg sluiten naast de bouwcoördinatoren en de JGW-er ook de GGD, consultatiebureau en voorschoolse partners aan. Waar nodig sluiten ook de BSO, wijkbrigadier of andere betrokkenen aan. Ook hierbij wordt een monitoringslijst bijgehouden van leerlingen waarover zorg bestaat op niveau 4 of 5. Alle SPIL-partners kunnen tijdens dit overleg, altijd in overleg met ouders, een casus inbrengen waarover zorg bestaat. Op de basisschool worden de leerlingen in groep 2 en 7 onderzocht door de schoolarts of schoolverpleegkundige van de GGD. De schoolverpleegkundige kan ook door school worden ingeschakeld voor vragen over gezondheid en neemt ook deel aan het Spilzorgteam overleg. Dyslexie-protocol: We hebben een protocol dyslexie waarmee alle leerkrachten op school bekend zijn en werken. Zie bijlage 5. Het Protocol Leesproblemen en Dyslexie is een handreiking voor de leerkrachten. Doel van dit protocol is een zo goed mogelijke screening en begeleiding van leerlingen met (dreigende) leesproblemen. Ontwikkelingsperspectief: Voor leerlingen waarvan wij verwachten dat ze het uitstroomniveau van eind groep 8 niet kunnen behalen, stellen wij een ontwikkelingsperspectief(OPP) op. Voor een leeg voorbeeld zie bijlage 6. Met het opstellen van een ontwikkelingsperspectief maken we als school een inschatting van de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling voor een bepaalde, langere periode. Bij het OPP van een leerling brengt de school in beeld, op basis van alle relevante gegevens waarover ze beschikt, wat ze met de leerling wil bereiken. De school maakt daarmee inzichtelijk aan betrokkenen (school, leerling, ouders) welke doelen ze op lange, middellange en korte termijn nastreeft. Het OPP is niet bedoeld om de ontwikkeling van de leerling te volgen, maar om het onderwijsaanbod voor een leerling zodanig te plannen dat een leerling zich optimaal ontwikkelt. Het OPP is sturend voor het aanbod aan de leerling en biedt handvatten voor de planning van het onderwijs aan de leerling. Het OPP wordt gebaseerd op het verwachte uitstroomniveau. Als het instroomniveau wordt verbonden met het verwachte uitstroomniveau ontstaat de zogenaamde prognose/ of ontwikkelingslijn. Door middel van het stellen van tussendoelen en het op gezette tijden evalueren daarvan wordt de ontwikkeling gevolgd en het OPP eventueel bijgesteld. De eenheid van het uitstroomniveau is tweeledig: - Het OPP doet een uitspraak over de verwachte VO schoolsoort (variërend van PrO tot VWO). Dit kan een bepaalde bandbreedte hebben.
17
-
Het OPP doet een uitspraak over de leerrendementsverwachting (LRV) op de vier hoofdvakgebieden (RW, BL, TL en SP). Het is mogelijk dat de tussendoelen niet voor ieder hoofdvakgebied aangepast hoeven te worden. Ook hier kan een bandbreedte gelden, waarbij gestreefd wordt naar het hoogst haalbare (hoge doelen en verwachtingen uitspreken).
Meer- en hoogbegaafde leerlingen: Deze leerlingen bieden wij op basisschool Theresia een structureel, compleet aanbod met Levelwerk voor de groepen 4 t/m 8. Levelwerk biedt een totaalaanbod van verrijkende activiteiten op het gebied van taal/lezen en rekenen. Daarnaast biedt Levelwerk de mogelijkheid om met zelf gekozen onderwerpen aan de slag te gaan. Doel van deze werkwijze is tweeledig: aansluiten bij de motivatie van de leerling en het oefenen van metacognitieve, maar ook sociaal-emotionele en creatieve vaardigheden. Elke groep heeft zijn eigen box. In elke box zitten de juiste materialen inclusief een begeleidingsmap waarin precies staat wat de kinderen elke periode moeten doen. Daarnaast maken we ook gebruik van de techniektorens en pittige plustorens en hebben we pluswerk dat leerkrachten kunnen vinden in de orthotheek.
Schoolondersteuningsstructuur De zorgniveau’s: We hebben de zorg op basisschool Theresia onderverdeeld in 5 niveaus. Ieder niveau geeft aan op welke wijze en met welke intensiteit en omvang de zorg wordt gerealiseerd. We benaderen deze zorgniveaus vanuit de leerling . De leerling heeft om redenen een bepaalde mate van zorg nodig. Hij of zij ontvangt die zorg op een bijbehorend zorgniveau. De beschrijving van zorgniveaus geeft aan op welk niveau zorg gegeven wordt. Zorgniveau ‘s basisschool Theresia: Zorgniveau 1 Basisgroep didactisch groepsplan Zorgniveau 2 Subgroep didactisch groepsplan
Onderwijs op maat Cyclus handelingsgericht werken door de leerkracht Werken volgens model directe instructie en de methode. Analyseren Leerlingen clusteren in groepsplannen en hulp bieden binnen de klassensituatie Voor de subgroepen verrijken of remediëren
Zorgniveau 3 Extra zorg binnen een handelingsplan
Uitvoerige analyse m.b.v. de formulieren ‘zorg in beeld’. Leerkracht en interne begeleider stellen samen een handelingsplan op
Zorgniveau 4 Extra zorg door externe deskundigen
Eventueel externe consultatie; Adviseur leerlingzorg, observatie Externe consultatie; Onderzoek, observatie, handelingsgerichte diagnose, adviseur leerlingzorg, begeleiding AB-er
18
Kunnen als casus worden ingebracht binnen breed spilzorgteam Interne begeleider voert de regie Zorgniveau 5 Plaatsing in het SBO/SO
Externe consultatie; Orthopedagoog, PCL/indicatiestelling Verwijzing
Functies: We hebben per zorgniveau beschreven wat het inhoudt en wie verantwoordelijk is waarvoor. Dit is terug te lezen in ons handboek leerlingenzorg, zie bijlage. Taakprofielen: De groepsleerkracht is verantwoordelijk voor het groepsproces. Daarbinnen valt: - Het afnemen, nakijken en bespreken van alle toetsten - Het tijdig signaleren van kinderen met problemen in de groep. - Extra (diagnostische) toetsen afnemen en bespreken - Het opstellen van en uitvoeren van didactische groepsplannen - Zorgdragen voor een doorgaande lijn naar de klassenmap. - Contacten met ouders onderhouden - Bijhouden van de individuele en groepsdossiers in ParnasSys - Het geven van verlengde instructie m.b.v. het model Directe Instructie - Het voorbereiden van en verslag leggen van de groepsbesprekingen - Opstellen onderwijskundige rapporten - Analyseren van de toetsgegevens De bouwcoördinator is o.a. verantwoordelijk voor het zorgbeleid, biedt zoveel mogelijk hulp op individueel-, groep en schoolniveau. De bouwcoördinator signaleert, bewaakt en initieert de ontwikkelingen van de leerlingenzorg. Groepsgrootte: We streven ernaar om de groepsgrootte in de onderbouw laag te houden. In de bovenbouw zijn de groepen over het algemeen wat groter. We streven naar een maximale groepsgrootte van 30 leerlingen. Daarnaast hopen we elk jaar Pabo stagiaires, ROC stagiaires (onderwijsassistentes) en pedagogiek stagiaires op te leiden binnen onze school. Expertise: Binnen de school hebben we een aantal gespecialiseerde en gecertificeerde collega’s. Zo hebben we een Kies-coach, die jaarlijks een kies-groep opstart voor Kinderen In Echtscheiding Situaties. Bij de spel- en praatgroep KIES kunnen kinderen de scheiding leren begrijpen, een plaats geven en een manier vinden om te kunnen omgaan met alles wat ze moeilijk vinden van de scheiding(zie bijlage 11). Daarnaast hebben we een leerkracht die voor SVIB ingezet kan worden. Ook hebben we een aantal leerkrachten die de opleiding Mediërend Leren afgerond hebben, op dit gebied zijn zij experts.
19
Een leerkracht volgt op dit moment de opleiding gedragsspecialist. Tenslotte hebben we ook pedagogisch coach VVE in dienst. Voor een overzicht van beschikbare deskundigheid zie bijlage 2. Samenwerkingsrelaties: We werken nauw en intensief samen met diverse partners: de externe dienst (van SKPO), Lumens groep, de GGzE, Herlaarhof, de GGD, Bureau Jeugdzorg, Centrum Jeugd en Gezin, Combinatie Jeugdzorg, Kluppluz van Korein en anderen.
20
Extra Ondersteuning
21
Leer- en ontwikkelingsondersteuning
Arrangement De school heeft een aanpak voor leerlingen met uiteenlopende onderwijsbehoeften.
Invulling Expertise: De school werkt met groepsplannen die gevormd worden n.a.v. de onderwijsbehoeften van de groep leerlingen. Deze onderwijsbehoeften zijn bepalend voor de indeling en inhoud per subgroep. Aandacht en tijd: We streven er naar om onze groepen zo klein mogelijk te laten, voorkeur voor maximaal 30 leerlingen. Daarnaast maken we optimaal gebruik van stagiaires van verschillende opleidingen. Voorzieningen: Alle leerkrachten werken met het directe instructiemodel en hebben hun klassenmanagement zo ingericht dat ze de leerlingen op 3 niveaus maximaal kunnen ondersteunen. Gebouw: De leerkracht probeert de activiteiten zoveel mogelijk in de eigen klas te laten plaats vinden. In sommige gevallen werken groepjes kinderen op een plek buiten de klas, werken zelfstandig of onder begeleiding van een stagiaire. Samenwerking: Er is volop ondersteuning door de bouwcoordinatoren. Daarnaast wordt er nauw samen gewerkt met instanties in de buurt mocht dit nodig zijn.
De school heeft een aanpak voor leerlingen met een dyslexie-verklaring
Expertise: We werken op school met het dyslexieprotocol dat elke leerkracht kent en hanteert. De bouwcoordinatoren zijn goed bekend met de aanvraag voor een dyslexieonderzoek wanneer nodig.
22
Aandacht en tijd: Tijdens onze technisch leeslessen werken alle kinderen op hun eigen leesniveau, doordat we groepsdoorbroken lezen. Daarnaast krijgen de leerlingen met een dyslexieverklaring extra ondersteuning in de groep dmv het werken met subgroepen binnen het groepsplan. Ook verzorgen wij voor leerlingen die een verklaring hebben, en geen behandeling meer krijgen via een dyslexie-behandelaar, extra individuele begeleiding buiten de klas.
De school heeft een aanpak voor meer/hoogbegaafde leerlingen
Voorzieningen: Alle leerkrachten zijn bekend met het dyslexie-protocol. Daarnaast zorgen we voor ambulante tijd, zodat deze leerlingen extra begeleiding kunnen krijgen. Gebouw: In het gebouw is ruimte beschikbaar zodat deze leerlingen extra begeleiding kunnen krijgen. Tijdens het groepsdoorbroken lezen maken we gebruik van de klaslokalen, maar ook van de flexplekken binnen de school. Samenwerking: Er is voldoende samenwerking tussen school en onderzoeksbureau’s voor dyslexie. Op het moment dat er een behandelaar in het spel is, zorgen we ook altijd voor samenwerking en afstemming. Expertise: We werken binnen de school vanaf groep 4 met de methode Levelwerk, een structureel totaalpakket voor meer- en hoogbegaafde leerlingen. Aandacht en tijd: Door het werken met het directe instructiemodel kunnen de leerkrachten de leerlingen in subgroep 1 eerder loslaten binnen de klassikale les. Zij krijgen compact
23
werk en in de tijd die overblijft + tijdens het weektaaktijd werken deze leerlingen aan levelwerk. Ook zijn er wekelijks momenten ingeroosterd dat de leerkracht begeleiding geeft voor uitleg en evaluatie van Levelwerk. Voorzieningen: Vanaf groep 4 is er per leerjaar een box met levelwerkmateriaal dat kant-en-klaar gebruikt kan worden. Ook is in de schoolander uitdagend materiaal te vinden zoals de techniektorens en de pittige plustorens. Gebouw: We hebben binnen het gebouw verschillende flexplekken waar leerlingen zelfstandig kunnen werken. Ze kunnen hier individueel, maar ook in groepjes, bezig zijn met hun Levelwerk. Samenwerking: Bij Levelwerk vinden wij de samenwerking en communicatie met ouders erg belangrijk, hierin nemen de bouwcoordinatoren een belangrijke rol in. De school heeft een aanpak voor NT2leerlingen die met een geringe woordenschat binnen komen op school.
Expertise: De kleuterleerkrachten hebben hun certificaat VVersterk en zijn daarmee VVEgeschoold. Dit geldt ook voor de peuterleidsters. Er is een goede samenwerking en een warme overdracht. Aandacht en tijd: We streven er naar om onze kleutergroepen zo klein mogelijk te houden. Voor de NT2-leerlingen of leerlingen met een spraak/taalachterstand proberen we extra begeleiding te realiseren in kleine groepjes om extra aandacht te besteden aan de Nederlandse taal. Voorzieningen: We werken met heterogene kleutergroepen, waardoor nieuwe kleuters volop in aanraking
24
komen met de Nederlandse taal op verschillende niveau’s. Ook werken we met de methode Kleuterplein, waar ook extra aandacht is voor woordenschat. Gebouw: De leerkracht probeert de activiteiten zoveel mogelijk in de eigen klas te laten plaats vinden. Waar mogelijk werken groepjes kinderen op een plek buiten de klas onder begeleiding van een stagiaire. Samenwerking: Er is veel samenwerking tussen de peuter- en kleutergroepen, zij werken ook met gezamenlijke thema’s en zijn samen VVEgeschoold. Ook hebben we een goede en veelvuldige samenwerking met de logopedie-praktijk in de buurt. De school heeft een aanpak voor leerlingen met een totaal IQ vanaf 80.
Expertise: De school werkt op 3 niveaus(basissubgroep1-subgroep2). Hiervoor maken we gebruik van groepsplannen volgens de 1zorgroute. We zijn bekend met het opstellen van ontwikkelingsperspectieven voor leerlingen vanaf midden groep 6. Aandacht en tijd: We streven naar een gemiddelde groepsgrootte die niet hoger is dan 30 leerlingen per groep. Daarnaast maakt de school gebruik van stagiaires van verschillende opleidingen. Voorzieningen: Alle leerkrachten werken met het directe instructiemodel en hebben hun klassenmanagement zo ingericht dat ze de leerlingen op 3 niveaus maximaal kunnen ondersteunen. Daarnaast biedt onze orthotheek mogelijkheden om per leerling het niveau
25
voor verschillende vakgebieden zo goed mogelijk vast te kunnen stellen. Gebouw: De leerkracht probeert de activiteiten zoveel als mogelijk in de eigen klas te laten plaats vinden. In sommige gevallen wordt er met andere klassen samengewerkt. Er zijn ook soms groepjes kinderen die op een flexplek buiten de klas werken. Samenwerking: Er is volop ondersteuning door de bouwcoordinatoren. Daarnaast wordt er nauw samen gewerkt met instanties in de buurt.
Fysiek medische ondersteuning De school heeft een aantal Bedrijfs Hulp Verleners (BHV) en EHBO-ers in dienst. Deze leerkrachten zijn opgeleid om licht medische noodhandelingen te verrichten. Per aangemelde leerling met een medische problematiek zal de school goed moeten kijken of ze voldoende kan inspelen op de hulpvragen van de leerling. Hiervoor hebben we een handboek ‘medisch handelen’, zie bijlage 8.
Sociaal-emotioneel en gedragsondersteuning Arrangement De school heeft een aanpak voor kinderen die achterlopen in hun sociaal-emotionele ontwikkeling.
Invulling Expertise: De school werkt met de methode kinderen en hun sociale talenten wat schoolbreed en per thema opgepakt wordt. Daarnaast hebben we de training ‘Samen Sterk en in Balans’; lessen die door externen gegeven worden rondom het onderwerp pesten. Daarmee worden ook de leerkrachten begeleid in ondersteuning binnen de klas. Aandacht en tijd: Elk thema sociaal emotioneel duurt 6 weken. Er is een startactiviteit in elke klas en een gezamenlijke viering om het thema af te sluiten.
26
Per schooljaar zijn er een drietal groepen die deel kunnen nemen aan de training Samen Sterk en in Balans, deze lessen worden 8 keer per jaar gegeven gedurende 1 uur. Voorzieningen: Alle leerkrachten werken met de methode kinderen en hun sociale talenten. Ook is er een commissie die de activiteiten hierom heen organiseren. Het pestproject wordt georganiseerd en uitgevoerd door externen. Gebouw: Het actuele thema waarmee we werken is zichtbaar in ons hele gebouw dmv platen die op verschillende plekken hangen. Ook zorgen we dat er ruimte beschikbaar is voor de lessen van het pestproject. De samenwerking die ontstaan is vanuit dit pestproject is ook zichtbaar op de speelplaats d.m.v. een muur waarop een kunstwerk zichtbaar is met de tekst ‘ samen sterk en in balans’. Samenwerking: Er is binnen het pestproject nauwe samenwerking met de begeleiders die deze lessen verzorgen. De school heeft een aanpak voor leerlingen met lichte gedragsproblematiek
Expertise: We stemmen op school zoveel mogelijk af op de onderwijsbehoeften van alle leerlingen. Ook leerlingen die op dit moment een REC4indicatie krijgen kunnen wij(indien de onderwijsbehoeften dit toelaten) op school blijven begeleiden met extra ondersteuning. Aandacht en tijd: Per leerling wordt bekeken wat nodig is om aan de hulpvraag te kunnen voldoen, soms zal dit door de leerkracht in de klas kunnen en soms zal extra ondersteuning buiten de klas nodig zijn. Voorzieningen:
27
Graag zouden we voor deze leerlingen zorgen voor zo klein mogelijke groepen en extra handen in de klas inzetten dmv onderwijsassistenten. Op dit moment doen we dit met behulp van stagiaires. Verder werken we met duidelijke regels en afspraken die gelden binnen de hele school. Binnen de klassen heerst zoveel mogelijk duidelijkheid en structuur. Gebouw: We hebben een rustig en overzichtelijk gebouw. We werken met duidelijke afspraken die gelden binnen en buiten het gebouw. Samenwerking: We kunnen expertise van buitenaf inschakelen als dit nodig is(bijvoorbeeld PAB)
Ondersteuning in de thuissituatie Arrangement
Invulling
De school heeft een Jeugd- en Gezinswerker die aan de school gekoppeld is.
Expertise: De school heeft al jaren ervaring in de begeleiding van de thuissituatie, voornamelijk middels schoolmaatschappelijk werk en opvoedingsondersteuning, die nu samen zijn gegaan in de Jeugd- en Gezinswerker. Daarnaast kan ook de bouwcoordinator een rol hebben om de ouders te verwijzen naar een juiste begeleidingsvorm. Aandacht en tijd: De Jeugd- en Gezinswerker is op vaste tijden te vinden binnen de school. Daarnaast is regelmatig contact over leerlingen, bijvoorbeeld binnen het klein zorgoverleg dat eens per 6 weken plaats vindt. Voorzieningen: De Jeugd- en Gezinswerker is een vast gezicht
28
De school heeft een aanpak voor leerlingen die problemen ondervinden nav de echtscheiding van ouders
binnen de school voor ouders. Gebouw: De Jeugd- en Gezinswerker heeft een vaste plek waar zij kan zitten en haar spullen op kan bergen. Ook heeft zij een rustige plek waar zijn met leerlingen kan werken. Samenwerking: De Jeugd- en Gezinswerker kent vele wegen naar de juiste samenwerkingsintanties. Expertise: We hebben op school een KIES-specialist in huis die lessen verzorgd voor groepjes kinderen die problemen ondervinden nav de scheiding van ouders. KIES staat voor Kinderen In Echtscheidings Situaties Aandacht en tijd: Gedurende het schooljaar wordt een aantal keer gekeken of er genoeg aanmeldingen zijn voor een KIES-training. Als er genoeg kinderen zijn die hieraan deel kunnen nemen wordt de training onder schooltijd gestart onder begeleiding van de KIES-specialist. Voorzieningen: De KIES-specialist wordt vrijgeroosterd onder schooltijd om de KIES-training te kunnen verzorgen. Gebouw: In het gebouw is ruimte beschikbaar zodat de KIES-training in een veilige en rustige ruimte gegeven kan worden. Samenwerking: Bij deze problematiek is samenwerking en afstemming met ouders erg belangrijk, daarom zullen zij ook altijd toestemming geven voor deelname van de leerlingen aan de KIES-training. Ook is er terugkoppeling naar de ouders.
De school biedt een totaal dagprogramma aan voor leerlingen van 0 t/m 12 jaar.
Expertise: We zijn binnen spilcentrum ’t Ven volop in
29
ontwikkeling naar een integraal kindcentrum, waar we binnen ons gebouw een volledig dagarrangement kunnen bieden voor leerlingen van 0 t/m 12 jaar. Aandacht en tijd: Tussen half 8 ’s morgens en half 7 ’s avonds kunnen ouders hun kinderen binnen het gebouw onderbrengen voor onderwijs en ontspanning. Tussen die tijd zijn er altijd pedagogisch medewerkers en leerkrachten aanwezig die verantwoordelijk zijn voor de leerlingen. Voorzieningen: Alle vormen van een dagarrangement zijn aanwezig binnen 1 gebouw. Ouders hoeven hun kind maar 1 keer in te schrijven. Er wordt gestreefd naar optimale afstemming tussen de verschillende volwassenen die een leerling op een dag ziet. Gebouw: Alle voorzieningen zijn ondergebracht binnen 1 gebouw. Er kan gedurende de dag optimaal gebruik gemaakt worden van alle ruimtes die het gebouw biedt. Samenwerking: Samenwerking tussen de school en de kinderopvang zijn van groot belang. Ook samenwerking met externe partners, zoals Sportformule, dragen bij aan deze ontwikkeling.
30
Rand voorwaarden
31
Randvoorwaarden Door onze zorgstructuur kunnen we veel kinderen passend onderwijs geven. Als reguliere basisschool zijn onze mogelijkheden uiteraard niet onuitputtelijk. Deze mogelijkheden zijn gebaseerd op de volgende uitgangssituaties: de leerbaarheid van het kind is zodanig, dat het ons reguliere leerstofaanbod helemaal en/of grotendeels kan verwerken, in elk geval kan het de basisschool verlaten met een minimale gemiddelde beheersing van de leerstof tot eind groep 6; een leerling in groep 3 (of hoger) begrijpt en beheerst de Nederlandse taal op het niveau dat noodzakelijk is om de leerstof aan te kunnen. Het aantal instructiegroepen ten aanzien van het geven van extra instructie binnen elke groep is per ontwikkelingsgebied beperkt tot 3; het kind moet zich veilig en vertrouwd kunnen voelen op school; de school moet de veiligheid van medewerkers en andere kinderen kunnen waarborgen; het kind kan zich aan de school- en groepsregels houden en is in staat om het zelfstandig werken te leren; ouders en school kunnen goed samenwerken en volgen waar mogelijk elkanders adviezen op; rust, orde en veiligheid moeten kunnen worden gewaarborgd.
32
Conclusies en Ambities
33
Conclusies Concluderend kunnen we zeggen dat basisschool Theresia een school met 239 leerlingen is, die volop in ontwikkeling is. Onze visie is gebaseerd op Medierend Leren en dit is voor ons de basis van ons dagelijks handelen. Onze basiskwaliteit is voldoende en er is de afgelopen jaren veel geinvesteerd in de leerlingenzorg. We werken handelingsgericht en opbrengstgericht. Ons handelen start vanuit de onderwijsbehoeften van de leerlingen, op basis hiervan werken we met groepsplannen op 3 niveau’s. We proberen tegemoet te komen aan de hulpvragen van de leerlingen en de taken van een ieder zijn hierbij duidelijk omschreven. Op dit moment bieden wij onderwijs aan; leerlingen met uiteenlopende onderwijsbehoeften leerlingen met een dyslexie-verklaring meer- en hoogbegaafde leerlingen NT2-leerlingen die met een taal-achterstand bij ons binnenkomen leerlingen met een totaal IQ vanaf 80 leerlingen die achterlopen in hun sociaal-emotionele ontwikkeling leerlingen met lichte gedragsproblematiek leerlingen die te maken hebben met echtscheidingsproblematiek leerlingen die hulp nodig hebben van een jeugd- en gezinswerker leerlingen die ook buiten schooltijden opvang nodig hebben.
Ambities Samen met het team hebben we ook onze ambities voor de toekomst beschreven. Op dit moment zijn we een reguliere basisschool, die dus ook de reguliere middelen heeft om leerlingen onderwijs te bieden. We streven er naar om op korte termijn een integraal kindcentrum te worden, zodat we leerlingen een dagarrangement kunnen bieden, waar spanning en ontspanning te vinden zijn en waar we gebruik maken van ieders kwaliteiten. Deze dagarrangementen zouden dan passend zijn bij elke leerling met zijn eigen behoeften, dus ook de leerlingen die extra zorg nodig hebben zouden wij dan een passend dagprogramma willen bieden. Zo zouden we graag meer tijd en ruimte willen hebben voor kinderen met gedrag- en leerproblemen. Door kleinere groepen, meer handen in de klas(bv onderwijsassistenten) en extra expertise zouden we hier beter op in willen spelen. Ook zouden we ons beleid op pesten nog beter uit willen zetten, zodat we ook leerlingen van andere scholen die gepest zijn een veilige plek kunnen bieden. Onze expertise als het gaat om NT2-leerlingen is nu niet voldoende, onze ambitie is om dit uit te breiden. Op die manier kunnen we onze NT2-leerlingen nog meer aanbieden dan we nu doen. Tenslotte ligt er ook nog ambitie op het gebied van sport. Op dit moment hebben we een vakdocent die we graag willen behouden. Deze samenwerking zouden we nog meer uit willen breiden, zodat we nog meer aanbod kunnen geven qua bewegen, motorische remedial teaching, buitenschoolse activiteiten, enz.
34
Bijlagen
35
Bijlage 1: Beschikbare deskundigheid deskundigheid
beschikbaar nee ja
Wijze waarop beschikbaar Uit eigen Op Op formatie Bestuursniveau niveau SWV
Inhuur op afroep
logopedist
X
X
jeugdarts
X
X
Medewerker BJZ
X
X
CJG
X
X
ZAT
X
X
X
X
Fysiotherapeut
X
Ergotherapeut
X
Jeugdgezinswerker psycholoog
X
orthopedagoog
X
X
speltherapeut
X
X
Remedial teacher
X
X
Motorisch remedial teacher
X
X
Coach en video interactie begeleiding Ambtenaar leerplicht
X
X
X
X
Politie
X
X
Kiescoach
X
X
Gedragsspecialist
X
X
36
Bijlage 2: Pestprotocol Aangezien pesten een groepsprobleem, een maatschappelijk probleem en een probleem van alle tijden is, zal pesten, wat men ook doet, nooit verdwijnen. Wel is het, zoveel mogelijk , te voorkomen en, wanneer het toch optreedt, effectief aan te pakken. Pesten komt helaas op iedere school voor, ook bij ons. Het is een probleem dat wij onder ogen zien en op onze school serieus aan willen pakken. Daar zijn wel enkele voorwaarden aan verbonden: Pesten moet door alle betrokken partijen als een probleem worden gezien: leerlingen, leerkrachten en de ouders/verzorgers/directie. De school probeert pestproblemen te voorkomen. Los van of pesten wel of niet voorkomt moet het onderwerp pesten wel met de kinderen worden besproken, waarna met hen regels en afspraken worden opgesteld. Als pesten optreedt, moeten de leerkrachten in samenwerking met de ouders dat kunnen signaleren en hierover duidelijk stelling nemen. Wanneer pesten ondanks alle inspanningen de kop opsteekt, moet de school beschikken over een directe aanpak. Staat beschreven in de gedragscode. Wat is het verschil tussen pesten en plagen? Wat is plagen? Bij plagen is er sprake van incidenten. Een persoon zegt iets, een andere zegt iets terug en meestal is het dan afgelopen. Vaak is het een kwestie van elkaar voor de gek houden. De machtsverhouding is gelijk. Plagers en geplaagden hebben een gelijke of bijna gelijke macht. Bij plagen loopt de geplaagde geen blijvende psychische en/of fysieke schade op en is in staat om zich te verweren. Wat is pesten? Pesten is het systematisch uitoefenen van psychische / fysieke mishandeling door één of meerdere individuen of personen, tegen iemand die niet in staat is zichzelf te verdedigen. Bij pesten is de macht ongelijk verdeeld. Pesten heeft negatieve gevolgen voor het slachtoffer. Deze kan niet voor zichzelf opkomen. Doet hij dit wel, kan dit voor de pester genoeg reden zijn om hem nog harder aan te pakken. Signalen van pesterijen kunnen o.a. zijn: Altijd een bijnaam, nooit bij de eigen naam noemen Zogenaamde leuke opmerkingen maken over een klasgenoot Een klasgenoot voortdurend ergens de schuld van geven Briefjes doorgeven over een leerling Beledigen van leerlingen Opmerkingen over kleding, uiterlijk en huidskleur. Isoleren/uitsluiten Buiten school opwachten, slaan of schoppen Op weg naar huis achterna gaan Naar het huis van het slachtoffer gaan Bezittingen afpakken Schelden of schreeuwen tegen het slachtoffer Hoe willen wij daar mee omgaan?
37
In het begin van het schooljaar stellen de leerkracht en de kinderen van groep 1 t/m 8 vanuit een positieve insteek een contract op. Met dit contract spreken de leerkracht en de leerlingen af zich te houden aan de regels en afspraken in de klas en op de school. Dit contract wordt getekend en duidelijk opgehangen in de klas. De leekracht evalueert de gemaakte afspraken op gezette tijden. Regels en afspraken op groepsniveau worden zo opgesteld dat het niet geformuleerd is als een verbod; de woorden “je mag niet” worden zoveel mogelijk vermeden. Er wordt zoveel mogelijk wenselijk gedrag beschreven. Als pestgedrag wordt gesignaleerd wordt er een gesprek gehouden met de betrokken kinderen. De leerkracht maakt een aantekening van de gebeurtenis en van de afspraken die tijdens het gesprek met de betrokken kinderen zijn gemaakt. Een duplicaat (of via de mail) wordt aan de IB-er gegeven die het opbergt in de map “pesten’. De ouders van de betrokken kinderen worden van het voorval op de hoogte gesteld door de leerkracht waarbij de kinderen in de klas zitten of de leerkracht waarbij het gebeurde is voorgevallen. De leerkracht bepaalt zelf aan de hand van de ernst van de situatie of dat telefonisch of in een persoonlijk gesprek gebeurt. De leerkracht evalueert en vraagt na bij de betrokkenen of de maatregelen die zijn afgesproken effect hebben. Zonodig bespreekt de leerkracht het verdere verloop van het traject met de IB-er. In laatste instantie verlopen contacten met de betrokken kinderen en ouders via de directie. In het uiterste geval kan tot schorsing/verwijdering van een leerling worden overgegaan. Voorvallen waarbij sprake was van pesten worden tijdens de daarop volgende teamvergadering vermeld en eventueel besproken. We werken met het programma SCOL. De observaties vanuit SCOL worden ieder schooljaar afgenomen. Indien nodig kan er een sociogram van de groep gemaakt worden. Onderwerpen als veiligheid, omgaan met elkaar, rollen in een groep, aanpak van ruzies etc. kunnen aan de orde komen ook dmv de methode “Kinderen en hun sociale talenten” De belangrijkste regel van het pesten luidt: Word je gepest, praat er dan thuis en op school over. Je mag het niet geheim houden. De 7 gouden regels voor de kinderen zijn: Wij zijn trots op onze school, dus ……. 1. Lopen en praten we rustig in de gehele school, 2. houden we samen de school, de spullen van school en van een ander netjes, 3. gaan we met een ander om op een manier die we zelf ook prettig vinden, 4. kijken we eerst naar onszelf en dan pas naar een ander, 5. leren we van en met elkaar, 6. lossen we ruzies op door te overleggen, evt. samen met andere kinderen of een volwassene, zodat we met een fijn gevoel naar huis kunnen gaan, 7. zorgen we ervoor dat alle kinderen fijn op het schoolplein kunnen spelen. Aanpak ruzies en pestgedrag
38
Stap 1 Kinderen proberen er eerst zelf uit te komen. Stap 2 Op het moment dat de leerlingen er zelf niet uit komen, leggen de kinderen het probleem aan de leerkracht voor. De leerkracht gaat samen met de leerlingen praten; eventueel aan de hand van een geschreven verhaal van de kinderen. Bij veelvuldig pestgedrag legt de leerkracht een map aan waarin leerlingen schriftelijk vastleggen wat de aanleiding van het pesten, het pestgedrag en de maatregel zijn. Stap 3 De leerkracht maakt met de leerlingen afspraken en bepaalt met hen samen eventuele consequenties als het weer gebeurt. Stap 4 Bij herhaling treden de straffen in werking. Eventueel worden de ouders op gesprek gevraagd. De leerkracht heeft dit alles geregistreerd. Een copie gaat naar de IB-er. De Ib-er verwerkt dit in de map pesten. Stap 5 In het uiterste geval wordt de hulp van de Ib-er of de directie gevraagd. In overleg met de ouders kunnen er nieuwe stappen worden genomen om het probleem op te lossen. Stap 6 Na overleg met IB en directie kan er geadviseerd of aangedrongen worden op het volgen van een sociale vaardigheidstraining. Begeleiding van de gepeste leerling Medeleven tonen, luisteren naar het kind en vragen hoe en door wie er gepest wordt. Nagaan hoe de leerling zelf heeft gereageerd; wat doet hij of zij voor, tijdens en na het pesten? De leerling in laten zien dat je op een andere manier kunt reageren, zodat de pester geen reden ziet om verder te gaan. Het gepeste kind in laten zien waarom een kind pest. Nagaan welke oplossingen het kind zelf wil. Sterke kanten van de leerling benadrukken. Belonen als de leerling zich anders / beter opstelt. Praten met de ouders van beide partijen Zorgdragen dat het gepeste kind niet in een uitzonderingspositie terecht komt. Het geheel vastleggen op papier. Begeleiding van de pester Praten over de reden van het ruzie maken. Het effect van zijn of haar gedrag in laten zien. Excuses laten aanbieden In laten zien welke sterke kant het gepeste kind heeft. Met de pester de regels en afspraken binnen de school en in de klas doornemen. Met name deze regels die te maken hebben met pesten. Contact tussen ouders en school
39
Evt. inschakelen van externe hulp; zoals GGD, huisarts, jeugdgezondheidszorg en sociale vaardigheidstrainingen. Adviezen aan de ouders Houd de communicatie met uw kind open. Neem het probleem serieus Indien het op school plaatsvindt neem contact op met de leerkracht, indien het op straat plaatsvindt neem in eerste instantie contact op met de ouders. Stimuleer het positieve gedrag van uw kind. Corrigeer uw kind bij ongewenst gedrag. Laat het kind merken dat u op een lijn zit met de school in de aanpak van het pestgedrag. Mogelijke straffen en consequenties Het kind confronteren met zijn of haar gedrag Apart zetten van de pester Boek over pesten lezen Brief schrijven of overschrijven Cadeautje maken voor de gepeste Complimenten maken Excuus aanbieden Gesprekken met de ouders Gesprekken met de pester Interview Kleuters: tekening maken, uit de kring plaatsen, iets aardigs maken voor de gepeste, niet meedoen met de groep, iets doen voor een ander, gesprek. Opstel schrijven Presentatie geven over pesten Regels opzoeken en beschrijven waarom hij of zij deze heeft overtreden Sorry-brief Strafregels Tekening maken Werkstuk maken over pesten Videoband over pesten kijken en een verslag erover schrijven. Een vrolijke pot in de klas waar de kinderen allerlei briefjes instoppen met ervaringen en verhaaltjes. (gericht op pesten / plagen) Ook andere zaken mogen in de pot, zoals een lied, foto of tekening over de ruzie. Op vrijdag wordt er samen met de kinderen gekeken naar de inhoud van de pot. Straffen uitdelen is soms niet te vermijden. Heel belangrijk blijft wel om het positieve gedrag van de leerlingen te blijven benoemen. Oftewel preventief handelen. Digitaal pesten: Er wordt over een leerling geroddeld via MSN/Hyves/Twitter/….?
Geef steun en luister naar de leerling. Adviseer de leerling berichten te bewaren en op te slaan. Probeer de dader te achterhalen via systeembeheerder en slachtoffer.
40
Bespreek het met de IB-er, leerkrachten, evt. directie Spreek de pesters aan. Voer eventueel een klassengesprek/duo-gesprek Neem contact met beide ouders op.
Blokkeren van afzenders Sommige programma’s hebben de mogelijkheid om specifieke afzenders te blokkeren. Verwijs ouders naar onderstaande websites voor meer informatie. Op den duur loont het wellicht de moeite de leerling een nieuw e-mail adres te geven. Vertel je leerlingen dat ze altijd heel voorzichtig moeten zijn met het doorgeven van hun e-mail adres aan anderen. Informatieve websites over digitaal pesten www.mijnleerlingonline.nl www.dekinderconsument.nl www.iksurfveilig.nl www.internetsoa.nl www.i-respect.nl
41
Bijlage 3: Gedragsprotocol Inleiding Een gedragscode? Is het iets nieuws? Moet dat zonodig? Iets nieuws: nee, eigenlijk niet. Wij hanteren al lang bepaalde afspraken die te maken hebben met onze omgang met leerlingen, ouders of andere betrokkenen. Zijn deze afspraken voor iedereen duidelijk? Zijn ze schriftelijk vastgelegd zodat iedereen die het aangaat ze in kan zien en weet waar hij/zij aan toe is? Op beide vragen is het antwoord nee. Wij zijn van mening dat het goed is om bepaalde afspraken die je met elkaar moet hanteren op een rijtje te zetten, zonder daarbij geforceerd te gaan doen bij het hanteren van die afspraken. Gedragsregels zoals afspraken over te laat komen, het roken op school, het gebruik van materialen e.d. zijn voor iedereen duidelijk. De richtlijnen die we hierbij hanteren passen binnen onze schoolcultuur. Maar ook de wijze waarop leerkrachten met leerlingen omgaan, hoe leerlingen onderling met elkaar omgaan, de omgang tussen leerkrachten onderling, het omgaan van leerkrachten met ouders bepaalt mede de cultuur en de sfeer op school. Het pedagogisch klimaat krijgt bij ons op school pas echt vorm als er duidelijke afspraken gemaakt worden. Afspraken die een bijdrage leveren aan een prettige sfeer waarin elkaar geen pijn of verdriet wordt gedaan en waarin we elkaar niet in een bepaalde positie dwingen. Deze afspraken worden weergegeven in de vorm van een gedragscode die van toepassing is op onze school, basisschool Theresia. Bij het hanteren van de gedragscode van onze school vinden wij een aantal aandachtspunten belangrijk: De gedragscode houdt niet in, dat gedrag wat niet in de regels is vastgelegd, automatisch wel toelaatbaar is. De gedragscode mag het spontane omgaan van alle betrokkenen met elkaar niet in de weg staan. Bij het vaststellen van de regels moet rekening gehouden worden met de aard en het sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau van de leerlingen. Procedure Als team hebben wij ons deelgenomen aan een studiedag waarbij we een training hebben gevold omtrent agressie en geweld. We hebben ons gebogen over allerlei praktijksituaties waarbij we ons o.a. de volgende vragen stelden: wat voelen we, wat doen we, is hier sprake van seksuele intimidatie, is hier sprake van machtsmisbruik, grensoverschrijdend gedrag? We hebben ons verdiept in de verschillende vormen van agressie en met elkaar een plan van aanpak opgesteld over ‘hoe te handelen’. Naar aanleiding van deze discussies is een gedragscode per groep een concept gemaakt. Deze concepten zijn samengevoegd tot een geheel en met het team besproken en goedgekeurd. Daarnaast heeft ook de MR de gedragscode besproken en goedgekeurd. Vervolgens is de gedragscode aan de ouders van de school gepresenteerd tijdens een ….. Met ingang van schooljaar 2011-2012 is het gedragsprotocol opgenomen in de schoolgids.
42
Doelen en voordelen Doelen: Het scheppen van een goed pedagogisch klimaat waarbinnen alle betrokkenen zich prettig en veilig voelen. Het bijdragen aan preventie van machtsmisbruik in ruime zin. Het bevorderen en bewaken van veiligheids-, gezondheids- en welzijnsaspecten voor alle betrokkenen bij hun werk op onze school. • Het bewaken van de privacy van alle betrokkenen. Voordelen: Betrokkenen kunnen elkaar aanspreken op naleving van gezamenlijke gedragsregels. De school kan door middel van deze gedragsregels naar buiten toe, met name naar de ouders van de leerlingen, duidelijk maken hoe binnen de school betrokkenen omgaan met de hen toevertrouwde leerlingen. Uitwerking van de gedragscode van basisschool Theresia Wij willen dat Theresia een plek is waar vooral kinderen, maar ook ouders en teamleden, zich veilig en gerespecteerd voelen, zichzelf kunnen zijn en er met plezier naar toe komen. Zo’n schoolklimaat wordt gemaakt door de kinderen, de teamleden, de ouders en de schoolleiding. Het vraagt van iedereen een behoorlijke dosis inzet en de nodige tijd. Hier staat tegenover dat er geluisterd wordt naar elkaar en dat problemen worden uitgepraat. Men ervaart steun en belangstelling van de anderen. De goede sfeer heeft een positieve invloed op ieders functioneren en welbevinden. Kinderen vinden het fijn om naar school te gaan, leerkrachten hebben plezier in het werk en ouders vinden het prettig om daar waar het kan en nodig is, hulp te bieden. We vinden het belangrijk om op grond van gelijkwaardigheid met elkaar te werken en te communiceren. Dit impliceert dat betrokkenen: kinderen, ouders en leerkrachten, serieus genomen worden en dat er geluisterd wordt naar wat iemand te vertellen heeft ongeacht leeftijd en/of rol. De sfeer waarin een kind opgroeit, is van groot belang om een volwaardig mens te worden. Als voorwaarde stellen wij een vriendelijk en veilig klimaat met daarbij orde en regelmaat. We streven ernaar dat kinderen zich ontwikkelen tot mensen die: Goed met elkaar kunnen samenwerken. Met een grote mate van zelfstandigheid hun weg kunnen vinden. Verdraagzaam zijn. Een onderzoekende houding hebben. Van alle geledingen binnen de school, directie, leerkrachten, leerlingen, niet onderwijzend personeel, ouders, buitenschoolse opvang, overblijfouders en stagiaires, wordt verwacht, dat zij zich houden aan de vastgestelde regels. 1. Gedrag op school Het streven naar gelijkwaardigheid binnen de school houdt in dat de volgende gedragingen niet worden getolereerd: Grappen met een vernederende strekking die kwetsend bedoeld zijn t.o.v. alle geledingen binnen de school. Seksueel getinte opmerkingen over of vragen naar uiterlijk en/of gedrag van een ander. Handtastelijkheden die als vervelend kunnen worden ervaren.
43
Intimideren, uitdagen, schelden, vloeken, pesten en verwensingen t.o.v. alle geledingen binnen de school.
Vormen van agressie: Frustratie Kenmerken: Onverwachts en heftige ontlading Emotioneel: gaat gepaard met controle verlies Onderwerp van de agressie is vaak onvrede over de verleende diensten, regels en procedures van de organisatie. Men voelt zich niet serieus behandeld. Bij deze agressie kun je je voorstellen dat men boos is. Het is een spontane uitbarsting Er zijn geen dreigementen gericht op de persoon Soms zijn dreigementen wel gericht naar zichzelf Hoe om te gaan: Actief luisteren door samen te vatten Begrip tonen, echtheid en empathie Stoom af laten blazen Eventuele fouten toegeven Ingaan op de inhoud van de klacht Witte boorden Kenmerken: Persoon is welbespraakt Persoon is goed op de hoogte van wetten en regels Persoon plaatst zich boven diegene die de organisatie vertegenwoordigt Hoe om te gaan: Aanspreken op hoe de persoon het zegt Altijd eerst het gedrag begrenzen Niet in discussie gaan Zonnodig kort uitleggen de werkwijze Regie houden in het gesprek Spreken in de ik-vorm Oordeelloos iemand aanspreken Op de persoon Kenmerken: Deze agressie is doelgericht Persoon weet wat hij doet en heeft dus controle over zichzelf Hij gebruikt (be)dreiging als middel om zijn doel te bereiken Persoon maakt gebruik van zijn reputatie Vaak persoonlijk gericht. Je wordt uitgescholden en er worden opmerkingen over je uiterlijk gemaakt. Je wordt ‘uit de tent’ gelokt Deze agressie voelt onbegrijpelijk en onredelijk aan. De opbouw van deze agressie is ‘zuigend’ en wisselend van aard Hoe om te gaan:
44
Geeft beslist niet toe onder druk van de dreiging Ga niet in op de inhoud van de klacht Maak het gedrag van de persoon bespreekbaar door te zeggen dat u op deze wijze niet gewend bent om met mensen om te gaan Blijf consequent in het hem tot orde roepen Geef de persoon de kans om zich te herstellen Wijs de persoon op de consequenties van zijn gedrag; als hij zich niet anders gaat gedragen, volgt er een sanctie Gebruik geen tegenagressie. Laat jen iet verleiden tot terugschelden Het formuleren van een keuze ( bij agressie op de persoon): Het gedrag onderkennen en erkennen Het gedrag concreet benoemen, vanuit de ik- beleving Formuleren van een keuze, waardoor de klant de verantwoordelijkheid krijgt Keuze of sanctie binnen basisschool Theresia: Afhankelijk van de situatie van wat er voorgevallen is, beslist de leerkracht of directie of er een keuze of sanctie volgt. De volgende sancties kunnen gelden: Het maken van extra werk Nablijven Apart zitten Uit de klas In een andere klas/ ruimte plaatsen Leuke dingen afnemen Opschrijven wat er gebeurd is Schorsing Ouders worden in alle situaties ingelicht over het voorval en hoe het opgelost is of opgelost gaat worden. 2. Schoolse situaties Knuffelen of op schoot nemen: In de onderbouw en in de middenbouw kunnen leerlingen op schoot worden genomen en/of worden geknuffeld. Dit gebeurt niet als het kind het zelf niet wil. Troosten, belonen, feliciteren e.d. De wensen van kinderen worden hierin gerespecteerd. Kinderen hebben het recht aan te geven wat zij prettig of niet prettig niet vinden. Spontane reacties bij troosten en belonen in de vorm van een zoen zijn mogelijk, maar gaan niet van de leerkracht uit. Aan- en uitkleden: In de onder- en middenbouw worden kinderen, indien nodig, geholpen met aan- en uitkleden. In de bovenbouw gebeurt dit niet meer. Bij de zwemles kleden jongens zich gescheiden om van meisjes. De leerkracht is niet in de ruimte van het andere geslacht aanwezig, mits de personele bezetting niet anders toelaat en als er calamiteiten zijn. • Moet hij/zij toch in de kleedruimte zijn, dan zal er eerst geklopt moeten worden en aangekondigd moeten worden dat hij/zij binnen wil komen. Na een korte pauze pas echt naar binnen gaan.
45
•
Gymnastieklessen: Vanaf groep 3 kleden de jongens en meisjes zich gescheiden om. De leerkracht is niet in de ruimte van het andere geslacht aanwezig, mits de personele bezetting niet anders toelaat en als er calamiteiten zijn. Moet hij/zij toch in de kleedruimte zijn, dan zal er eerst geklopt moeten worden en aangekondigd moeten worden dat hij/zij binnen wil komen. Na een korte pauze pas echt naar binnen gaan. Het lichamelijk contact tussen een leerkracht en een kind mag alleen functioneel zijn: Hulpverlening bij uitvoeren van gevraagde oefenstof op verantwoorde wijze. Beveiliging bij oefenstof die fout uitgevoerd wordt. Noodzakelijke en erkende EHBO-aanrakingen. Vechtende kinderen, na mondeling verzoek te stoppen, lichamelijk aanraken om ze te scheiden. Hysterisch gedrag van kinderen eerst mondeling proberen te laten ophouden en, indien dat niet werkt, door verantwoord vastpakken tot rust brengen om de fysieke veiligheid van alle betrokkenen te garanderen. Eén-op-één situaties: Probeer zo min mogelijk met één kind in de klas of een andere ruimte achter te blijven, waarin jij en het kind niet zichtbaar zijn. Bespreken van onacceptabel gedrag: Kinderen die gedrag vertonen dat als onacceptabel wordt ervaren, worden hierop in ieder geval aangesproken. Afhankelijk van de situatie gebeurt dit individueel of in klassenverband. Bedoeld wordt gedrag zoals beschreven onder “gedrag op school”. De ouders/verzorgers van de betreffende leerling(en) worden ingelicht en indien nodig uitgenodigd voor een gesprek om samen met de leerkracht (eventueel kind) afspraken te maken. Onacceptabel gedrag van de leerkrachten wordt individueel met de betrokkene besproken. Dit gebeurt door de directie. Speelpleingedrag en gedrag in de klas: Het lichamelijk contact tussen een leerkracht en een kind mag alleen functioneel zijn: Vechtende kinderen, na mondeling verzoek te stoppen, lichamelijk aanraken om ze te scheiden. Hysterisch gedrag van kinderen eerst mondeling proberen te laten ophouden en, indien dat niet werkt, door verantwoord vastpakken tot rust brengen om de fysieke veiligheid van alle betrokkenen te garanderen. Toiletgebruik: Kinderen van de onderbouw en de laagste groepen van de middenbouw mogen geholpen worden bij het verschonen. Er zijn aparte jongens en meisjes toiletten. Voor de meisjes in de bovenbouw zijn er speciale voorzieningen.
3. Racisme en discriminatie Onze school heeft een multiculturele samenstelling. Dat houdt in dat er verschillende groepen zijn met hun eigen cultuur. Iedere groep heeft zijn eigen aard: huidskleur, levensovertuiging, volksgewoonten zoals kleding en voedsel enz. Daarnaast beheerst een aantal ouders de Nederlandse taal onvoldoende. Dit vraagt van allen die bij school betrokken zijn extra inzet en aandacht voor een goed pedagogisch klimaat voor alle kinderen.
46
De leerkracht behandelt alle kinderen en hun ouders gelijkwaardig. Hij/zij gebruikt geen racistische en/of discriminerende taal. De leerkracht ziet er op toe dat de leerlingen en ouders ten opzichte van medeleerlingen en hun ouders geen racistische of discriminerende houding aannemen in taal en gedrag binnen school. De namen van leerlingen die tijdens het buitenspelen betrapt worden op racistische/discriminerende taal en/of gedragingen worden doorgegeven aan de eigen groepsleerkracht zodat hij/zij hierop in kan spelen en er een aantekening van maakt. Bij herhaling worden de ouders ingelicht. De leerkracht neemt duidelijk afstand van racistisch en of discriminerend gedrag van collega’s, ouders en andere volwassenen binnen de school. Hij/zij maakt dit ook kenbaar
Voor ouders van kinderen die onze school bezoeken geldt: Ouders gebruiken geen racistische en/of discriminerende taal binnen school of op het schoolplein over andere ouders en andere kinderen. Ouders maken geen racistische en/of discriminerende opmerkingen naar de leerkracht van hun kind. Ouders gebruiken geen grof taalgebruik naar de leerkrachten, naar kinderen of naar andere ouders binnen school of op het schoolplein. Indien ouders zich niet houden aan bovengenoemde afspraken, kan ze gevraagd worden om niet meer op het school of op het schoolplein te komen. 4. Privacy Onze manier van werken brengt met zich mee dat meerdere personen met een bepaald kind te maken krijgen. Het is goed om de privacy van kinderen en ouders te beschermen. De leerlingendossiers zijn opgeborgen in een afgesloten kast die alleen toegankelijk is voor de leerkrachten, de intern begeleider en de directie. Gegevens over de thuissituatie, medische informatie, gegevens van hulpverlenende instanties en uitslagen van testen worden als privacygegevens beschouwd. Degene die deze gegevens heeft gekregen, mag ze alleen binnen school gebruiken ten dienste van een goede begeleiding van de leerling. Andere, aan school verbonden personen, kunnen ook over deze gegevens beschikken als dat in het belang is van het kind. De ouders wordt om toestemming gevraagd om de gegevens aan derden te verstrekken. Dit is opgenomen in het aanmeldingsformulier. 5. Tot slot Om op een goede manier te kunnen werken vinden wij het ook belangrijk dat: Wij binnen de gestelde regels ons hart kunnen volgen. Wij uit moeten kunnen leggen wat wij doen en waarom wij het op die manier doen. Er een grote mate van openheid is naar alle betrokkenen. Bij zaken, die niet in de gedragscode van onze school genoemd worden, beslist de directie na overleg met het team. Team van basisschool Theresia
47
Bijlage 4: Dyslexie-protocol Het Protocol Leesproblemen en Dyslexie is een handreiking voor leerkrachten, remedial teachers, logopedisten en andere leesspecialisten van de groepen 1 tot en met 8. Doel van dit protocol is een zo goed mogelijke begeleiding van leerlingen met (dreigende) leesproblemen. Stappenplan Het protocol geeft door middel van een uitgewerkte stappenplannen aanwijzingen voor observatie en toetsing van leesvaardigheden (in groep 3 en 4en 5 t/m 8) en vaardigheden die daaraan voorafgaan (in groep 1 en 2). In het aanname gesprek zal worden gevraagd of er in de familie gezinsleden zijn met dyslexie. Dit is een eerste signaal om de leerling goed te volgen. Hiervoor houden wij een monitoringslijst bij, waarin alle signalen opgenomen zijn. Deze monitoringslijsten zijn in de bijlage terug te vinden. Kernpunten Het protocol legt duidelijk uit wat de oorzaken en de gevolgen zijn van dyslexie. Het geeft een goed beeld van waar een kind met dyslexie tegenaan loopt en hoe een school daar op in kan spelen. De kernpunten in het protocol zijn: • stappen in de taal- en leesontwikkeling • fonologisch/fonemisch bewustzijn • taalbewustzijn • letterkennis • boekoriëntatie • verhaalbegrip • automatisering basisvaardigheden • start begrijpend lezen • toetsen, waaronder toetsen bij de leesmethode • Verwijzing naar de zorg als eind groep drie niet het gewenste resultaat is behaald Voordat kinderen naar school gaan, ontwikkelen ze al een taalbewustzijn. Zo weten ze dat je van losse woorden zinnen kunt maken en dat je zinnen kunt opdelen in losse woorden. Rond hun derde jaar krijgen kinderen een fonologisch bewustzijn: ze gaan de klankstructuur van taal doorzien. Ze kunnen dan bijvoorbeeld van losse lettergrepen langere woorden maken ('nijn'-hok'). Groep 1 en 2 Vanaf groep 1 leert een kind eigenlijk al lezen. Kinderen ontdekken, vooral tegen het einde van groep 2, dat gesproken woorden uit losse klanken bestaan. Dit heet het fonemisch bewustzijn, een belangrijke voorwaarde voor het leren lezen in groep 3. Groep 3 In groep 3 begint een kind echt met leren lezen en schrijven. In deze fase is het aanleren van klank-letterkoppelingen en letterkennis belangrijk. Kinderen leren ook woorden schrijven als ondersteuning van het lezen. Groep 4 In groep 4 wordt het leesproces ingewikkelder. Er is steeds meer aandacht voor het begrijpend lezen. Ook het schrijven wordt steeds belangrijker. Zwakke lezers krijgen het nu moeilijker. Groep 5 t/m 8
48
Na groep 4 zet de technische leesontwikkeling zich in een lager tempo voort. Dit gaat echter niet vanzelf, gerichte aandacht om leerlingen op een zo hoog mogelijk technisch leesniveau te brengen blijft cruciaal. De kernpunten in het protocol groep 5-8 zijn: • signalering als de problemen niet eerder onderkend zijn • begeleiding bij vastgestelde dyslexie • toets kalender AVI-toetsen november en mei • beoordelen van de leesstrategie • streven naar functionele geletterdheid (het niveau om je in de samenleving te kunnen redden) en de aanpassingen bij de Citotoets Voorbereidend lezen in groep 1 en 2 Fonemisch bewustzijn In de kleutertijd, vooral tegen het einde van groep 2, ontdekken kinderen ook dat gesproken woorden uit losse klanken bestaan (‘b’ is eerste letter van ‘bal’ en ook van ‘boek’). Dit heet fonemisch bewustzijn. Een foneem is een letter of lettercombinatie. Een goed ontwikkeld fonemisch bewustzijn is een belangrijke voorwaarde voor het leren lezen in groep 3. Vooral tegen het einde van groep 2 wordt daarom vaak geoefend met het in stukjes hakken van woorden (‘pen’ bestaat uit p-e-n). Letters leren Ook wordt het taalbewustzijn gestimuleerd door kleuters op een speelse manier ervaring op te laten doen met boeken en verhalen (voorlezen, laten navertellen), kennis te laten maken met geschreven taal en letters en door (eind groep 2) letterkennis op te bouwen. Leesproblemen in groep 1 en 2 In groep 1 en 2 kan er natuurlijk nog niet gesproken worden over leesproblemen, omdat het leren lezen nog niet is begonnen. Er kunnen al wel tekenen zijn die wijzen op problemen bij het voorbereidend lezen. Bijvoorbeeld als kinderen totaal niet geïnteresseerd zijn in letters of op geen enkele manier met taal bezig zijn. Het kan een aanwijzing zijn als kinderen moeilijk de namen van hun klasgenootjes kunnen onthouden, versjes niet mee kunnen zingen of niet kunnen rijmen. Ook het benoemen van de namen van kleuren en andere symbolen kan een aanwijzing vormen. Dit hoeven geen voorboden van dyslexie te zijn, maar kinderen bij wie het bovengenoemde wordt gesignaleerd hebben wel een groter risico op het ontwikkelen van dyslexie. Ze moeten goed in de gaten worden gehouden. Signaleren Om te voorkomen dat kinderen in groep 1 en 2 gaan achterlopen, kan door toetsing en/of observatie het taalbewustzijn gemeten worden. Op de kleuterschool is het belangrijk dat de leerkracht let op signalen van uitblijvende interesse in letters en woorden. Toetsen Er zijn nog geen specifieke toetsen voor het vaststellen van leesproblemen bij kleuters. Wel zijn er verschillende toetsen om het taalbewustzijn te meten. • De Taaltoets Alle Kinderen (TAK), die in het midden van groep 1 en 2 wordt afgenomen bij leerlingen waarbij de leerkracht twijfels heeft. • De Cito-toets Taal voor Kleuters. Observeren
49
In groep 1 en 2 werkt de leerkracht vooral met observatiepunten om te kijken hoever de ontwikkeling van talige vaardigheden bij kleuters is gevorderd. Volgens het protocol zou dit vier keer per jaar moeten plaatsvinden om te voorkomen dat leerlingen ongemerkt achter gaan lopen. Voor beide groepen zijn er verschillende observatiepunten. • Observatie groep 1 Belangrijke observatiepunten in groep 1 zijn boekoriëntatie en verhaalbegrip. Bij boekoriëntatie kijkt de leerkracht bijvoorbeeld of de kleuter begrijpt dat illustraties en tekst samen een verhaal vertellen, weet dat een boek van voor naar achteren gelezen wordt en dat je vragen over een boek kunt stellen. Bij verhaalbegrip kijkt de leerkracht of een kleuter de ‘taal’ van voorleesboeken begrijpt. Kent het bijvoorbeeld de opbouw van een verhaal, kan het halverwege het verhaal voorspellingen doen over het verdere verloop, kan het kind het verhaal navertellen of naspelen? • Observatie groep 2 In groep 2 zijn taalbewustzijn en letterkennis belangrijke observatiepunten. Bij taalbewustzijn gaat het bijvoorbeeld om de vraag of kinderen woorden in klankgroepen kunnen verdelen (kin-der-wa-gen), of ze eindrijm (pan rijmt op Jan) en beginrijm kunnen herkennen en toepassen (Kees en Kim beginnen allebei met een ‘k’) en of ze woorden in fonemen kunnen verdelen (p-e-n). Bij letterkennis gaat het erom of een leerling de letter kan herkennen, benoemen en de koppeling tussen een klank en een letter kan maken (bijvoorbeeld bij schrijven of stempelen). Wat kan de school doen in groep 1 en 2? Voor kleuters met een vergroot risico op dyslexie (door achterblijvende taalontwikkeling en/of dyslexie in de familie. Vragen tijdens intake.) is het goed om eind groep 2 zoveel mogelijk letters te kennen. Als deze kinderen niet uit zichzelf experimenteren met letters, is het volgens het protocol van belang ze daarin te stimuleren. Dit kan via allerlei activiteiten met bijvoorbeeld stempels, magnetische letters of grote drukletters uit tijdschriften. Het grote letterboek. Spelenderwijs Belangrijk is rekening te houden met de interesses van een kind en spelenderwijs te oefenen. Letters moeten altijd aangeleerd worden in de combinatie klank en schriftteken. In combinatie met plaatjes uit bijvoorbeeld A-B-C boekjes lukt dat vaak nog beter. Op dit moment zijn speciale interventieprogramma’s voor kleuters nog niet erg overtuigend om dyslexie vroegtijdig aan te pakken. Het is in deze periode vooral een kwestie van veel en op een leuke manier met taal omgaan. Ouders Ouders kunnen thuis met hun kleuter oefenen met bijvoorbeeld spelletjes, ABC-boekjes en andere speelse activiteiten. GROEP 3 Leren lezen gaat meestal niet vanzelf. De meeste kinderen hebben een stapsgewijze uitleg nodig van het alfabetische principe en systematische oefening volgens een leesmethode • In het eerste half jaar van groep 3 ligt de nadruk op het aanleren van alle klankletterkoppelingen en de elementaire leeshandelingen die nodig zijn om met die letters woorden te maken en terug te lezen (letterkennis en 'hakken en plakken' van woorden). Dit betekent dat kinderen rond februari de meeste letters kennen en klankzuivere woorden kunnen lezen en schrijven, bijvoorbeeld ‘kat’.
50
• In de tweede helft van groep 3 leert het kind woorden met medeklinkerclusters, meerlettergrepige woorden en woorden met afwijkende spelling (bijvoorbeeld eindigend op -eer en -eur of -eeuw en -ieuw). Als ondersteuning van het leren lezen, leren kinderen ook woorden schrijven. De nadruk ligt nu ook op het toenemen van de leessnelheid door een toenemende automatisering van de letter-klank koppeling en woordherkenning. Daarnaast is er al veel aandacht voor begrijpend lezen. Leesproblemen in groep 3 In groep 3 gaat het echt gebeuren. Vol enthousiasme starten de voormalige kleuters met het leren van de letters van het alfabet en het lezen van de eerste woordjes. Lezen is in groep 3 nog voornamelijk technisch lezen: het koppelen van klanken aan letters en het opslaan van deze combinaties in de hersenen. Bij de herfstsignalering van groep 3 is het moment aangebroken om te beoordelen of het leesonderwijs aanslaat. Als de leesontwikkeling dan achterblijft, het kind nog steeds de letters niet kent die hij volgens de methode al wel zou moeten kennen, moet op dat moment extra hulp worden ingezet. In eerste instantie kan de leerkracht extra hulp geven, in een later stadium de remedial teacher. Als de leesontwikkeling in groep 3 niet wil vlotten, is de kans op gedrags- en emotionele problemen groot. Signaleren In groep 3 kan de leerkracht periodiek diverse onderdelen van de leesontwikkeling toetsen. Het resultaat van de toetsen moet vastgelegd worden in het leerlingvolgsysteem. Het protocol geeft aan welke vaardigheden getoetst worden: 1. auditieve vaardigheden (analyseren hoe een woord klinkt en weer samenvoegen van klanken tot een woord ('hakken en plakken')) 2. het technisch lezen 3. het woordniveau 4. het tekstniveau 5. het begrijpend lezen 6. het begrijpend luisteren 7. de spelling 8. de woordenschat Daarnaast kan de leerkracht de werkhouding, taakuitoefening en concentratie van de leerling observeren. De houding en manier van werken kan ook duiden op problemen. Toetsmomenten Als de school van uw kind het protocol volgt, zijn er een aantal momenten waarop de leerkracht de leerlingen toetst of kan toetsen. Meetmoment Moment in de tijd Activiteit 1. oktober herfstsignalering 2. februari wintersignalering 3. eind maart krokussignalering, alleen zwakke lezers 4. eind mei (juni) eindsignalering Aanpak Elk toets moment in groep 3 vormt een mogelijk startpunt voor behandeling en extra begeleiding van een kind. De eindmeting in mei/juni is het eerste moment dat mogelijk dyslexie is vast te stellen. Houden de problemen dan - ondanks extra hulp - nog steeds aan, dan is dit het moment om te denken aan dyslexie. 1. Toetsmoment herfstvakantie
51
Rond de herfstvakantie toetst de leerkracht de leesontwikkeling van elk kind met een aantal individuele toetsen, die aansluiten bij de gebruikte leesmethode. Dit is een uiterst belangrijke datum voor ouders van kinderen die verdacht worden van dyslectische problemen. Tijdens deze toets bekijkt de leerkracht per leerling of deze: • alle letters beheerst die in de methode zijn aangeboden • van een uitgesproken klank de bijbehorende letter kan opschrijven • nieuwe en afgeleide woorden kan maken met de letters die tot dan toe zijn aangeboden 2. Toetsmoment februari Rond februari zijn alle letter-klankkoppelingen behandeld en beheersen kinderen meestal de basisleesvaardigheid. De leerkracht toetst de elementaire leesvaardigheid, de letterkennis en de snelheid waarmee een woord wordt gelezen. 3. Toetsmoment maart Eind maart vindt er een tussenmeting plaats bij zwakke lezers. Daarin kijkt de leerkracht in hoeverre letterkennis en lezen geautomatiseerd zijn. 'Geautomatiseerd' betekent dat het kind niet hoeft na te denken over de betekenis van een letter en niet meer letter voor letter leest, maar het woord als geheel overziet. Ook wordt bekeken wat het effect is van de begeleiding van de zwakke lezers in de periode ervoor. 4. Toetsmoment mei/juni De eindmeting in mei of juni is het eerste moment waarop dyslexie mogelijk kan worden vastgesteld. Dat is het geval wanneer de extra hulp bij het leren lezen in de periode ervoor weinig tot geen resultaat gehad heeft, het kind nog steeds radend of spellend leest en het de streefdoelen (AVI-niveau E3) voor groep 3 niet heeft gehaald. Als de taalontwikkeling van het kind in groep 3 achterblijft, kan de leerkracht ingrijpen (interventie) met extra begeleiding en oefening. Wij houden nauwgezet de monitoringslijst bij. De aandachtspunten worden meegenomen in het didactische groepsplan. Interventieperiodes De interventie in groep 3 is eerst gericht op opbouwen van letterkennis, omzetten van woorden in zuivere klankcodes (kat opsplitsen in k-a-t) en ontwikkeling van fonemisch bewustzijn (het bewustzijn dat gesproken woorden uit verschillende klanken bestaan). De tweede interventieperiode is gericht op de volledigheid van letterkennis en de decodeersnelheid (snelheid waarmee schriftletters in klanken worden omgezet), de derde interventieperiode op de automatisering van dit proces, de 'verankering' in de hersenen. Type interventie Voor zwakke lezers is het uiterst belangrijk om zoveel mogelijk te lezen. De strategieën die leerlingen met leesproblemen en mogelijke dyslexie gebruiken, zijn globaal te verdelen in te lang blijven spellen (spellende lezers) en te snel raden wat er staat (radende lezers). Ook worden beide strategieën door elkaar gebruikt. De leerkracht moet hier bij de aanpak rekening mee houden. Afhankelijk van de resultaten bij de meetmomenten in groep 3 maakt de leerkracht een keuze uit het type interventie. Het protocol geeft hiervoor een stappenplan. Aanpak bij spellende lezers Bij spellende lezers wordt onderscheid gemaakt tussen: 1. leerlingen die lang blijven spellen en veel fouten maken
52
Bij de groep leerlingen die lang spellend leest maar ook nog veel fouten maakt, ligt de nadruk op het aanleren van letters. Eventueel kunnen deze kinderen een persoonlijk lettergroeiboek ontwerpen. 2. leerlingen die lang blijven spellen, maar nauwelijks fouten maken Bij leerlingen die lang spellend blijven lezen maar weinig fouten maken, ligt de nadruk op snelheid. Dit kan bijvoorbeeld geoefend worden met losse flitskaartjes of een computergestuurd flitsprogramma. Bij losse flitskaartjes worden moeilijke woorden op een kaartje geschreven en geprobeerd om deze na veel oefening steeds sneller te lezen. Voor kinderen die erg gespannen zijn is de flitsmethode minder geschikt. Wellicht kunnen zijn beter met wissel- of structuurrijtjes werken. Aanpak bij radende lezers Bij radende lezers ligt de nadruk op het langzamer, maar nauwkeuriger leren lezen. Dit kan bevorderd worden door met de vinger te laten bijwijzen, moeilijke letters of lettercombinaties in de tekst te laten accentueren of met boekje en audiobandje tegelijk te laten lezen. ( zie ook Hulpmiddelen). De radende lezers zullen het tempo pas mogen opvoeren als alle letters bekend zijn. Ze moeten het tempo stap-voor-stap leren opvoeren, om niet weer in de fout van de radende lezer te trappen. Afhankelijk van de resultaten bij de meetmomenten in groep 3 maakt de leerkracht een keuze uit het type interventie. Het protocol geeft hiervoor het volgende stappenplan: 1. Als de leerling wel vorderingen maakt maar deze trager verlopen dan normaal, zal de leerkracht de leerling nauwlettend in de gaten houden 2. Als de leerling een steeds grotere achterstand gaat oplopen in vergelijking met het groepsniveau, zal de leerkracht op een geplande manier zelf extra hulp geven 3. Als de leerling ook dan maar matig vooruit gaat, komt de leesspecialist in beeld 4. Wanneer de leerling ook daarmee geen of onvoldoende vooruitgang boekt aan het einde van groep drie, is er mogelijk sprake van dyslexie. Omdat er voor vaststelling van dyslexie op 3 toetsmomenten E scores moeten zijn, kunnen we pas starten met een onderzoek midden groep 4. We blijven echter wel oefenen en de leesproblemen aanpakken. Groep 4 In groep 4 wordt het leesproces ingewikkelder. De technische leesvaardigheid wordt verder geautomatiseerd. Dit betekent dat kinderen zonder al teveel moeite woorden en zinnen in klanken kunnen omzetten. Begrijpend lezen De aandacht gaat steeds meer naar het leren begrijpen van de betekenis en inhoud van teksten (begrijpend lezen). De leesbegeleiding is met name gericht op het voortgezet technisch lezen, begrijpend lezen en de leesmotivatie. Vlot lezen van woorden heeft te maken met de woordfrequentie (de mate waarin een woord steeds terugkeert in de tekst, de woordlengte en de woordkennis (een leerling met een grote woordenschat herkent woorden sneller). Lees- en spellingsproblemen In groep 4 worden teksten qua structuur en zinnen langer en ingewikkelder en wordt schrijven steeds belangrijker. Daarom krijgen zowel zwakke lezers als spellers het in groep 4 moeilijker. Moeite met lezen Zwakke lezers krijgen het in groep 4 moeilijker, omdat teksten qua zinnen en structuur langer en ingewikkelder worden. Het gevaar is ook dat zwakke lezers steeds verder achter gaan lopen, omdat ze veel minder zelf oefenen dan vaardige lezers.
53
Moeite met spellen Leerlingen die moeite hebben met spelling krijgen daar in groep 4 meer last van. Schrijven wordt namelijk steeds belangrijker, bijvoorbeeld het maken van een verhaaltje. Spellen is in een bepaald opzicht ingewikkelder dan lezen, omdat leerlingen bij spellen de letters zelf moeten bedenken. Bij het lezen zien ze die als het ware voor zich. Spellingsproblemen komen vooral naar voren bij het vrij schrijven. Het komt regelmatig voor dat een kind met dyslexie in een dictee laat zien een bepaalde spellingsvaardigheid of -regel wel te kennen, maar die vervolgens niet of inconsequent toepast in een vrije schrijfopdracht. In feite komt hierin het automatiseringsprobleem bij het spellen tot uitdrukking. Signaleren Om leesproblemen te signaleren wordt toetsen en observeren van de leerlingen aanbevolen In groep 4 is zowel observeren als toetsen belangrijk. Observeren in groep 4 1. Hanteren van leesstrategieën: • als de leerling spelt, doet hij dat hoorbaar of verinnerlijkt? • als de leerling raadt, doet hij dat op basis van de context (rekening houdend met de zin) of blindelings? • maakt de leerling gebruik van lettercombinaties? 2. De leessnelheid: • hoe is de leessnelheid vergeleken met groepsgenoten? • begint de leerling regelmatig opnieuw met lezen? • herhaalt de leerling vaak woorden? 3. Het gebruik van de contextinformatie (informatie uit de zin of de tekst) • maakt de leerling gebruik van de zincontext bij het lezen van zinnen? • maakt de leerling gebruik van illustraties? 4. Problemen met het lezen van bepaalde woorden: • heeft de leerling problemen met het lezen van bepaalde woorden? • zo ja, welke soorten woorden zijn dat? Veel zwakke lezers hebben problemen met het lezen van meerlettergrepige woorden en met woorden die voor- of achteraan drie medeklinkers hebben. 5. De uitspraak: • hoe is de uitspraak tijdens het hardop lezen? Bij sommige leerlingen wordt het lezen negatief beïnvloed door slecht articuleren, gebruik van dialect of slechte verstaanbaarheid. Vaak is dit een al langer bestaand probleem en is er logopedische informatie bekend van de leerling. Er moet dus onderscheid gemaakt worden tussen uitspraakfouten en leesfouten! 6. Woordenschat: • hoe is de leeswoordenschat vergeleken met groepsgenoten? 7. Begrijpend lezen: • hoe is het leesbegrip vergeleken met groepsgenoten? • hoe is de interpunctie (houdt de leerling rekening met leestekens?) en de zinsmelodie? Vaak kun je aan de intonatie horen of de leerling begrijpt wat hij leest. 8. Spellen: • hoe is de spellingvaardigheid bij het schrijven van een verhaal? • beheerst de leerling bepaalde klank-letterkoppelingen niet? • beheerst de leerling bepaalde spellingregels niet?
54
9. Metacognitieve vaardigheden (controle hebben over je eigen denken en leren en het kunnen corrigeren en sturen in de door jou gewenste richting): • corrigeert de leerling zelf fouten tijdens het hardop lezen? 10. Leesmotivatie: • hoe is de leesmotivatie van de leerling? Toetsen in groep 4 Ook in groep 4 adviseert het protocol vier toetsmomenten: rond de herfstvakantie, in januari, in april en aan het einde van het schooljaar. 1. Toetsmoment herfstvakantie Rond de herfstvakantie brengt de leerkracht de leesontwikkeling in kaart. Om een goed inzicht te krijgen, moet het lezen worden gemeten op woord- en tekstniveau, en moeten begrijpend lezen, woordenschat en spelling getoetst worden. Voor lezen is het streefdoel op dit moment een C niveau. 2.Toetsmoment in januari. Bij het toets moment in januari meet de leerkracht meestal het technisch en begrijpend lezen, de spelling en de woordenschat. Het streefniveau voor lezen is beheersing Minimaal C niveau. Dit is het moment om te besluiten een onderzoek te laten doen bij een extern deskundige. In overleg met de school kunnen ouders de leerling aanmelden. Vanuit school zullen we alle gegevens aanleveren. 3. Toetsmoment in maart/april. Voor leerlingen die in oktober/januari matig D/E scoorden op de toetsen is er in maart/april vaak een tussenmeting, om te kijken of de extra begeleiding is aangeslagen. 4. Toetsmoment in mei/juni. Bij het toetsmoment in mei stelt de leerkracht van alle leerlingen het lees- en spellingniveau vast met behulp van een aantal toetsen. De resultaten daarvan komen in een eindverslag. Daarin staat ook de overdracht voor de leerkracht in groep 5 Wat kan de school doen in groep 4? De leesinterventies zijn in groep 4 niet meer in duidelijke stappen in te delen zoals in groep 3. In feite zijn de interventies in groep 4 een verdieping en verbreding van de interventie in groep 3. Leesmotivatie is een belangrijk doel in groep 4. Dit is namelijk het moment waarop leerlingen met hardnekkige leesproblemen het beginnen op te geven en dan steeds verder dreigen achter te gaan lopen. Aandachtspunten Het protocol geeft de volgende aandachtpunten voor interventie: • directe instructie op het gebied van woordenschatuitbreiding • expliciete instructie in morfologische regels (grammatica) • leesmateriaal zoveel mogelijk laten aansluiten bij de belevingswereld van het kind • onderscheid maken tussen leesfouten en uitspraakfouten • zorgen dat de leerling regelmatig samen leest met een goede lezer, zodat hij goede voorbeelden hoort De aanpak van spellingsproblemen komt in het protocol niet uitgebreid aan de orde. Wij hebben op school ervoor gekozen om het PI-dictee structureel in te zetten. Zwakke spellers worden geanalyseerd en krijgen een interventieprogramma via Flits en Zelfstandig spellen. Dit wordt vastgelegd in het didactisch groepsplan. Interventies voor leerlingen die spellend of radend lezen, vindt u bij Aanpak in groep 3. 8.4. Groep 5 tot en met 8.
55
Na groep 4 zet de technisch leesontwikkeling zich in een lager tempo voort, gerichte aandacht blijft wel heel belangrijk om leerlingen op een zo hoog mogelijk leesniveau te brengen. Aan het einde van groep 6 is het streefdoel(75% van de leerlingen) AVI E 6. Zij moeten deze teksten zonder veel moeite kunnen lezen. Het begrijpend lezen krijgt in deze groepen grotere betekenis en aandacht. Spellingsvaardigheid loopt door tot na de basisschoolperiode. Voor beide geldt dat een expliciete, gerichte instructie noodzakelijk blijft. Het uiteindelijke doel van onze school is dat alle leerlingen aan het eind van de basisschool geschreven taal kunnen en willen gebruiken om informatie te verwerken en kennis te verwerven om zo hun intellectuele mogelijkheden verder uit te breiden. Wat werkt? • voorlezen. • rijk aanbod interessante teksten. • zelf boeken laten kiezen. • stil lezen in de klas. • gebruik maken van de echte wereld. Nieuwsbegrip, TV jeugdjournaal. teksten uit zaakvak methodes. Het protocol is gebaseerd op: Protocol Leesproblemen en dyslexie Martine Gijsel, Femke Scheltinga, Maud van Druenen, Ludo Verhoeven Expertise centrum Nederland © 2011 Afname PI dictee Het PI dictee is een spellingtoets waarmee vaardigheden in het schrijven van woorden kan worden onderzocht. Het dictee wordt door veel scholen gebruikt als onderdeel van het leerlingvolgsysteem, maar ook voor individuele diagnostiek van kinderen met spellingproblemen. Wij gebruiken het PI-dictee nu standaard in dit protocol vanaf groep 3 om gericht spelling problemen aan te kunnen pakken. Het PI dictee kan individueel, maar ook klassikaal worden afgenomen. Klassikale afname. • Na ieder blok nakijken met een ander kleur potlood. • Meer dan 8 fouten. Stoppen en iets voor jezelf gaan doen. • Andere leerlingen gaan door, totdat iedereen klaar is. De leerkracht analyseert de dictees en kan op individueel of groepsniveau bekijken welke spelling afspraken nog niet beheerst worden. Om te oefenen kunnen de remediërende programma’s uit Zelfstandig Spellen of Zuid-Vallei worden gebruikt. Op de computer kan gebruik gemaakt worden van het FLITS programma op Ambrasoft
56
Basisschool Theresia signaleringslijst Leesproblemen en Dyslexie Maart groep 1
Naam Geb. dat. groep Leerkracht
Intake Datum Ingevuld door Vragenlijst Dyslexie in de familie.
Ja >
Actie
Risico ?
Komt op de aandachtslijst dyslexie
Vertraagde taalontwikkeling? Onvoldoende beheersing Nederlands als gevolg Van 2 taligheid Hoorproblemen Kijk Auditieve waarneming Mondelinge taalontwikkeling Beginnende geletterdheid Tijd oriëntatie Problemen met benoemen van kleuren Cito ordenen CITO Taal voor kleuters
Informatie
Na minimaal 6 maanden basisonderwijs Signaleren uitvoeren
Tak mondeling afnemen
GGD
Dagen van de week? Kleurentoets Protocol ½ Blz. 110-112.
D/E
Na 6 maanden onderwijs
Analyse cito
57
Basisschool Theresia signaleringslijst Leesproblemen en Dyslexie
Maart Groep 2
Naam Geb. dat. groep Leerkracht
Intake Datum Ingevuld door Vragenlijst Onvoldoende beheersing Nederlands als gevolg Van 2 taligheid Hoorproblemen Kijk Auditieve waarneming Mondelinge taalontwikkeling
Ja >
Actie
Na minimaal 6 maanden basisonderwijs Signaleren uitvoeren
Tak mondeling afnemen
Risico ?
GGD
DTLAS blz. 123 woorden nazeggen. DTLAS blz.22 Letters benoemen Dagen van de week? Kleurentoets Protocol ½ Blz. 110-112.
Beginnende geletterdheid Tijd oriëntatie Problemen met benoemen van kleuren Cito ordenen CITO 1 Taal voor kleuters CITO 2 Taal voor kleuters
Informatie
D/E
Analyse cito
D/E
Idem
58
Basisschool Theresia signaleringslijst Leesproblemen en Dyslexie Groep 3 *Vallen leerlingen ook uit op andere rekenen, dan in overleg met IB kiezen voor andere signalering.
Intake Datum Ingevuld door Groep Begin situatie
Fonologisch bewustzijn Herfst
Ja >
Informatie
Actie
Risico ?
Leerling scoort voldoende op niet talige vakken.
D/E
Winter Lente Eind letterkennis Herfst
D/E D/E D/E
Winter lente Eind Technisch lezen. Cito 1 1.DMT 2.leestechniek 3.AVI. Technisch lezen. Cito 2. 1.DMT 2.Leestechniek. 3.AVI. Spelling Cito Jan. Cito juni.
D/E D/E D/E
D/E
Audant/Audisynt DTLAS blz. 105/94 idem idem idem Letters benoemen/letterdictee. DTLAS blz.92/104 idem idem idem
D/E D/E D/E
D/E D/E D/E D/E D/E
PI Dictee PI Dictee
59
Basisschool Theresia signaleringslijst Leesproblemen en Dyslexie Groep 4
JA> Naam datum Groep Ingevuld door: Beginsituatie Onvoldoende letterkennis Letters schrijven Onvoldoende leesvaardigheid Onvoldoende spelling Cito 1 Woordenschat
Spelling Begrijpend lezen Technisch lezen Tussenmeting
Connect groep 4
Actie
Risico?
Zorgniveau 3 DTLAS letters benoemen.100% Vlot en goed DTLAS letterdictee.100% vlot en goed EMT/KLEPEL. Min standaard score.7 PI Dictee. Blok 5.
D/E
Letters benoemen. DTLAS. Letter dictee. DTLAS
D/E D/E
PI dictee Cito analyse
D/E April
Letterkennis ? leesvaardigheid Spelling CITO 2 Technisch lezen Spelling Begrijpend lezen Woordenschat Eindevaluatie.
Extra informatie
Voor de risico leerlingen Benoemen en schrijven
Bijstellen HP .
D/E D/E
EMT/Klepel PI dictee
D/E D/E D/E
DMT PI. Dictee. CITO analyse
D/E
TAK. tekstbegrip afnemen.
Zelfstandig spellen inzetten.
PI dictee
Flits.
60
Basisschool Theresia signaleringslijst Dyslexie
Groep 5-8
Belangrijk voor zwakke leerlingen met lees en spellingsproblemen. Tussentoets. oktober/november 1. EMT/Klepel( minimaal standaardscore 7)2. 2. PI dictee.( vooruitgang t.o.v. vorig meetmoment)
JA> Naam datum Groep Ingevuld door: Beginsituatie Oktober/november Cito 1 Technisch lezen D/E
Extra informatie
Actie
Voor de risico leerlingen
Bijstellen HP .
Spelling Begrijpend lezen Tussenmeting
D/E D/E April
leesvaardigheid Spelling CITO 2 Technisch lezen Spelling Begrijpend lezen Woordenschat Cito 2
D/E D/E
EMT/Klepel PI dictee
D/E D/E D/E
DMT PI. Dictee. Analyse CITO TAK. tekstbegrip afnemen.
Technisch lezen
D/E
Spelling Begrijpend lezen Eindmeting
D/E D/E Juni
leesvaardigheid Spelling
D/E D/E
Voor de risico leerlingen
Risico?
Verslaglegging volgende groep. EMT/Klepel PI dictee
Bij zwakke lezers Ralfi inzetten. Bij zwakke spellers Flits en zelfstandig spellen (naar aanleiding van het afgenomen PI dictee)
61
Bijlage 5: Leeg formulier ontwikkelingsperspectief(OPP) Persoonlijke gegevens: Naam leerling: Geboortedatum: Datum van opstellen OPP: Didactische leeftijd bij opstellen OPP: Schoolloopbaan: Leerkracht bij opstellen van OPP:
Factoren die de ontwikkeling en het leren compenseren (C) en belemmeren (B): Onderwijs: Leerling: Omgeving: Voorgeschiedenis:
Onderwijsbehoeften:
Onderzoeksgegevens: Toets: Datum: Resultaten: Diagnose:
Leerresultaten van de laatste drie meetmomenten: Toetsgegevens: Vakgebied Toets en datum
DL / DLE /%
Prognose DLE volgens school
Prognose DLE Parnassys
TL (AVI)
SP
62
BL
RW
Verwacht uitstroomprofiel / VO schoolsoort: Vakgebied
Verwacht leerrendement volgens Parnassys
Verwachte uitsroom op grond van IQ
Verwachte uitstroom groep 8 (school/gezond verstand)
TL SP BL RW Conclusies n.a.v. bovenstaande gegevens:
Wij verwachten dan ook dat naam leerling zal uitstromen naar:
Plannend aanbod: Vakgebied Einddoelen groep 8 (in DLE) TL SP BL RW
Tussendoelen (in DLE) komende schooljaar: Datum / behaald Datum / behaald (DLE) (DLE)
Datum / behaald (DLE
Didactisch aanbod: Pedagogisch aanbod:
63
Bijlage 6: Handboek leerlingenzorg De doelstelling van de leerlingenzorg Door het signaleren en diagnosticeren van problemen in de ontwikkeling van individuele kinderen op sociaal, emotioneel en cognitief gebied met behulp van het leerlingvolgsysteem, kunnen we de extra zorg geven die moet leiden tot een zo optimaal mogelijke ontwikkeling van de kinderen, gerelateerd aan hun individuele mogelijkheden. Het leerlingvolgsysteem Het doel van het leerlingvolgsysteem is het volgen van de kinderen in een ononderbroken ontwikkelingsproces. Het is een middel om de leerkrachten in staat te stellen in hun onderwijs optimaal aan te sluiten bij de individuele mogelijkheden en behoeften van leerlingen. De leerkracht kan hiermee tijdig anticiperen op eventuele problemen, zodat maximale zorg geboden kan worden. Binnen het leerlingvolgsysteem worden instrumenten gebruikt om de ontwikkelingen en vorderingen van kinderen in kaart te brengen. Deze instrumenten bestaan uit observaties van het leerproces en de leerresultaten in de groep, methode-afhankelijke en -onafhankelijk toetsresultaten. De methode-onafhankelijke toetsen meten de vorderingen, los van de gebruikte methoden. De toetsen die we gebruiken zijn gestandaardiseerd en landelijk genormeerd. Met deze toetsen is vergelijking mogelijk t.o.v. leeftijdgenoten. Door een opeenvolging van meetmomenten is de ontwikkeling van de betreffende leerling in de tijd te volgen. De gegevens uit de toetsen gebruiken we ook om het onderwijs te evalueren en is van belang bij schoolplanontwikkeling met als doel de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Reflectie op eigen leerkracht handelen wordt hieraan toegevoegd. Dit komt o.a. terug tijdens de ontwikkel-/functioneringsgesprekken, zie handboek personeelsbeleid. Vanuit het leerlingvolgsysteem komen de gegevens die kunnen leiden tot extra zorg. We hebben de zorg op basisschool Theresia onderverdeeld in 5 niveaus. De zorgstructuur volgens de 5 zorgniveaus Een goed continuüm van zorg kenmerkt zich door 5 zorgniveaus. Ieder niveau geeft aan op welke wijze en met welke intensiteit en omvang de zorg wordt gerealiseerd. We benaderen deze zorgniveaus vanuit de leerling . De leerling heeft om redenen een bepaalde mate van zorg nodig. Hij of zij ontvangt die zorg op een bijbehorend zorgniveau. Deze beschrijving van zorgniveaus geeft aan op welk niveau zorg gegeven wordt. Vier keer per jaar houden de leerkracht en de intern begeleider een groeps/zorgbespreking. Tijdens deze besprekingen wordt de zorg in de groep in beeld gebracht. Hiertoe wordt o.a. het formulier “Zorg in beeld” ingevuld. De leerlingen binnen zorgniveau 3 t/m 5 worden ook besproken binnen het wekelijkse IB/MT overleg. Zorgniveau’s basisschool Theresia: Zorgniveau 1 - Onderwijs op maat Basisgroep - Cyclus handelingsgericht werken door de leerkracht didactisch groepsplan - Werken volgens model directe instructie en de methode. - Analyseren Zorgniveau 2 - Leerlingen clusteren in groepsplannen en hulp bieden Subgroep binnen de klassensituatie didactisch groepsplan - Voor de subgroepen verrijken of remediëren
64
Zorgniveau 3 Extra zorg binnen een handelingsplan
Zorgniveau 4 Extra zorg door externe deskundigen
-
Uitvoerige analyse m.b.v. de formulieren ‘zorg in beeld’. Leerkracht en interne begeleider stellen samen een handelingsplan op
-
Eventueel externe consultatie; Adviseur leerlingzorg, observatie Externe consultatie; Onderzoek, observatie, handelingsgerichte diagnose, adviseur leerlingzorg, begeleiding AB-er Kunnen als casus worden ingebracht binnen breed spilzorgteam Interne begeleider voert de regie
-
Zorgniveau 5 Plaatsing in het SBO/SO
-
Externe consultatie; Orthopedagoog, PCL/indicatiestelling Verwijzing
Zorgniveau 1: basisgroep didactisch groepsplan De leerkracht geeft onderwijs op maat: hij richt het onderwijs zo in dat zoveel mogelijk aan de didactische onderwijsbehoeften van alle leerlingen tegemoet wordt gekomen, evenals aan de drie basisbehoeften relatie, competentie en autonomie. Het basisprogramma wordt beschreven in het didactisch groepsplan, gepland voor een bepaalde periode verdeeld over de 1e en de 2e helft van het schooljaar. In het groepsplan worden haalbare doelen en een aanpak beschreven. Leerkrachtvaardigheden als goed klassenmanagement kunnen uitvoeren, het werken volgens het model directe instructie (met daarbij gebruik maken van differentiatievormen), planmatig omgaan met de methodes, een goede groepssfeer realiseren, leerlingen kunnen observeren (op didactisch gebied, taakgerichtheid enz.), correct kunnen registeren etc. zijn van belang. De intern begeleider volgt de groep samen met de leerkracht. De leerkracht is het aanspreekpunt op dit niveau. Zorgniveau 2: subgroep didactisch groepsplan Op dit niveau worden de eerste problemen ervaren. Daarom is het van belang om een analyse te maken. Hierin worden signaleringsgegevens, waaronder observaties, gesprekken en toetsresultaten, meegenomen. In de analyse wordt gekeken wat de leerling wel of niet beheerst en waarom het niet beheerst wordt. Hierbij worden de uitslagen van de nietmethodegebonden toetsen, van de methodegebonden toetsen en verschillende kindkenmerken meegenomen. De leerkracht gaat gepland extra hulp bieden aan leerlingen. Dit wordt beschreven binnen de subgroepen van het didactisch groepsplan. In subgroep 1 zitten leerlingen die een Ascore behalen op de CITO-toets en krijgen extra hulp op gebied van compacten en verrijken. Ze krijgen extra uitdaging, verdieping, een ander aanspreekniveau en leren denkrelaties leggen. In subgroep 2 zitten de leerlingen die een D- of E-score behaald hebben op de CITOtoets. Zij krijgen extra ondersteuning met hulpmiddelen vanuit de methode, pre-instructie, instructie volgens het model directe instructie enz. Deze hulp wordt binnen de klassensituatie gegeven.
65
Criteria: - Achterblijvende resultaten op zorgniveau 1 Methodegebonden toetsen: bij twee achtereenvolgende bloktoetsen uitval CITO-toetsen: terugval in DLE van minimaal 6 maanden - Bevinden vanuit sociaal-emotioneel Overleg met ouders: De intern begeleider volgt de groep samen met de leerkracht. De leerkracht is het aanspreekpunt op dit niveau. Ouders worden geïnformeerd tijdens reguliere rapport gesprekken. Zorgniveau 3: Extra zorg binnen een handelingsplan Leerlingen bij wie de extra hulp binnen de groep te weinig resultaat heeft opgeleverd (niet terug kunnen naar niveau 1 of geen vooruitgang boeken in niveau 2) worden door de groepsleerkracht aangemeld bij de intern begeleider voor nadere bespreking. Tijdens deze bespreking worden de niet-methodegebonden toetsen, de methodegebonden toetsen, de kindkenmerken en observaties meegenomen. Deze uitvoerige analyse van de leerlingen worden besproken tijdens de geplande groepsbesprekingen tussen leerkracht en interne begeleider. Deze besprekingen zijn opgenomen in de toetskalender. Daarnaast is er de mogelijkheid om tussentijds de interne begeleider om hulp te vragen. Het doel hiervan is om samen met de interne begeleider te komen tot handelingsalternatieven met betrekking tot de individuele leerling of een groepje leerlingen. Hierbij kan gedacht worden aan het o.a. inzetten van methode onafhankelijk aanvullend of remediërend materiaal. De leerling problematiek kan nader geanalyseerd worden. De leerkracht en de interne begeleider stellen samen een handelingsplan op. Hierin worden de begeleidingsafspraken vast gelegd(kort lopend- 9 weken). Indien een kind op meerdere gebieden problemen ervaart, bepalen we in overleg met leerkracht, ouders en interne begeleider ,op welk gebied het accent wordt gelegd. Het handelingsplan kan onderdeel zijn van het groepsplan. Indien gewenste resultaten uitblijven, kan de interne begeleider advies inwinnen bij het netwerk van WSNS, PCL of een externe deskundige van een onderwijsadvies bureau. Criteria: - Onvoldoende rendement op zorgniveau 2 Rekenen: als, ondanks de extra zorg in niveau 2, twee keer op een rij uitval is bij de bloktoetsen uit de methode Spelling: als, ondanks extra zorg in niveau 2, drie achtereenvolgende dictees uit de methode uitvallen. Technisch lezen: als, ondanks extra zorg in niveau 2, de leerling in AVI-niveau blijft steken - Als de leerling op de CITO-toets voor de tweede keer een D- of E-score heeft behaald - Als een leerling in groep 3 of 4 een achterstand heeft in DLE van 6 maanden - Als een leerling sociaal-emotionele problemen heeft. Als er gedragsproblemen zijn, gemeten dmv de SCOL(groep 1 t/m8) en de SAQI(groep 6 t/m 8) Door het werken met handelingsplannen wordt de kwaliteit van de zorg verbeterd. Overleg met ouders: De interne begeleider coördineert de zorg voor de groep samen met de leerkracht. Ouders worden door de leerkracht uitgenodigd voor een gesprek waarin het handelingsplan wordt toegelicht. Waar nodig sluit ook de intern begeleider aan bij dit gesprek. De ouders ondertekenen voor akkoord.
66
Afspraken worden door de leerkracht vastgelegd. Zorgniveau 4: Extra zorg door externe deskundigen Wanneer de school handelingsverlegen is, wordt externe hulp ingeroepen. Er zijn dan aanvullende invalshoeken nodig om de leerling problematiek, groepsproblematiek (of leerkrachtproblematiek) nader geanalyseerd te krijgen, om zodoende adequate zorg te kunnen bieden. Mogelijkheid is het aanvragen van een onderzoek, bij voorkeur via de ouders in combinatie met de zorgverzekeraar. Ook hulp vanuit de leerling gebonden financiering of preventief ambulant begeleiding vindt plaats op niveau 4. Dit leidt tot een individueel plan, dat eventueel het klassikale curriculum kan vervangen. Op dit niveau is het van belang dat bekend is welke vraag bij welke instantie gesteld kan worden en dat er een goede regie gevoerd wordt. Criteria: Binnen zorgniveau 4 kan een leerling een eigen leerlijn en/of ontwikkelingsperspectief krijgen. - Als de leerling op één of meer vakgebieden 1 jaar achterstand vertoont - Bij een grote voorsprong (van een jaar) - Bij 50% of minder leerrendement(zie dyslexie-protocol) - Bij minimaal twee keer een individueel handelingsplan - Bij emotionele overbelasting - Een ontwikkelingsperspectief kan vanaf medio groep 6 ingezet worden met een uitstroomverwachting van minimaal DLE 45 eind groep 8 - De leerling komt in aanmerking voor de niveautoets eindCITO groep 8 - Elk half jaar overleg met ouders over leerlijnvorderingen Overleg met ouders: De interne begeleider voert de regie op dit niveau. Wanneer het kind besproken wordt binnen niveau 4, worden ouders opnieuw geïnformeerd door de leerkracht en de interne begeleider. In dit gesprek worden de te nemen stappen doorgenomen. Ouders geven schriftelijke toestemming voor het inschakelen van externe deskundigen. Zorgniveau 5: Plaatsing in het SBO/SO Voor sommige leerlingen is een verwijzing naar het speciaal basisonderwijs of het speciaal onderwijs noodzakelijk. De intern begeleider draagt er zorg voor dat de betreffende leerling bij de PCL (wanneer het gaat om SBO) of CvI (als het gaat om SO) aangemeld wordt. Dit gebeurt altijd in overleg met ouders. * Relevante gegevens uit gesprekken met ouders worden vastgelegd in ons digitaal dossier ParnasSys onder de notitiecategorie “oudergesprekken’. Ook zijn alle plannen terug te vinden binnen ons digitaal dossier. Individuele handelingsplannen: De leerkracht maakt het individueel plan, (indien nodig) met ondersteuning van en in overleg met de IB-er. Er dient hierover overleg plaats te vinden met de ouders. De ouders ondertekenen het plan voor gezien. De probleemomschrijving, beginsituatie en doelstellingen moeten duidelijk en helder geformuleerd worden.
67
Met name de doelstelling moet Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden zijn (SMART) en aansluiten op de probleemomschrijving, beginsituatie en uitdagend zijn. Een handelingsplan duurt ongeveer 9 weken. De leerkracht evalueert het plan. Het resultaat wordt met ouders besproken en de IB-er wordt over het resultaat geïnformeerd. Na de evaluatie is duidelijk wat de vervolgstappen worden. In overleg met de IB-er kan er besloten worden om een nieuw handelingsplan op te stellen (voor hetzelfde of een ander gebied). Als een handelingsplan gedurende langere tijd doorloopt wordt een plan van aanpak gemaakt. In het plan van aanpak wordt de begeleiding gepland voor langere tijd. Genoemde vervolgstappen worden met de ouders besproken. Wanneer een leerling op eenzelfde vakgebied te weinig vooruitgang boekt, wordt deze leerling besproken in de groepsbespreking. Voor het maken van een handelingsplan wordt gebruik gemaakt van het standaardformulier ‘handelingsplan’ in ParnasSys. Uitgangspunten bij de begeleiding en zorg Kinderen werken zoveel mogelijk in de eigen groep, onder begeleiding van de groepsleerkracht. De groepsleerkracht kan hierbij voor ondersteuning terecht bij de IB-er. Het accent van de begeleiding van zorgkinderen ligt op de begeleiding en zorg binnen de groep (niveau 2 en 3). Binnen het groepsgebeuren zijn werkvormen gecreëerd, waardoor dit mogelijk is (klassenmanagement, weektaak, hoekenwerk, kleine kring). In principe volgen kinderen zo lang mogelijk de reguliere stof van de desbetreffende groep. Dat wil zeggen: De instructie en de begeleide inoefening die gegeven worden, worden gevolgd door kinderen die dat aan kunnen. Na instructie werken kinderen zelfstandig of krijgen een herhaalde c.q aangepaste instructie in een instructiegroepje of hulpgroepje. (niveau 2) Iedereen werkt uiteindelijk zelfstandig, op eigen niveau. Het kan zijn dat een kind oefenstof krijgt op eigen niveau of gericht op een specifieke moeilijkheid, al dan niet met begeleiding van de groepsleerkracht. Tijdens het zelfstandig werken is er de gelegenheid om extra aandacht te schenken aan de uitvoering van een handelingsplan en om verrijkingsmateriaal aan te bieden als verwerkingsstof. (niveau 3) Indien nodig wordt er gewerkt met individuele leerlijnen en/of een ontwikkelingsperspectief(niveau 3 of 4). Kinderen werken met een eigen weektaak met aangepaste oefenstof. Verder blijven ze waar mogelijk is de instructie volgen. De intern begeleider heeft een ondersteunende en coachende rol richting de groepsleerkracht ten aanzien van de begeleiding van zorgkinderen. Deze ondersteuning is bij voorkeur gericht op de begeleiding binnen het groepsgebeuren door observatie (bijv. gericht op klassenmanagement, individuele begeleiding tijdens weektaak), aanleveren van geschikte materialen, etc. Daarnaast kan er individueel gewerkt worden in het kader van nadere diagnose en analyse, om zo handelingsgerichte adviezen te kunnen geven. Zorgkinderen kunnen in hun weektaak aangepaste opdrachten krijgen qua hoeveelheid en/of qua inhoud. Opdrachten in het kader van een handelingsplan of vanuit specifieke begeleiding worden opgenomen in de weektaak. Doel blijft om kinderen ook toe te laten komen aan keuzetaken, waardoor eventuele basistaken ingekort of geschrapt kunnen worden.
68
Dossiervorming Elke leerkracht beschikt in zijn groep over een reeks aan mappen die onderdeel uitmaken van onze kwaliteitszorg. De rode map is de klassenmap. De groene map is de toetsmap met handleidingen van de CITO-toetsen. De witte map is de map ‘handboeken’ met de afspraken op schoolniveau. Deze drie mappen blijven in de groep. De blauwe map is de zorgmap op individueel niveau. De gele map is de zorgmap op groepsniveau. Deze twee mappen gaan mee naar de volgende leerkracht. Rode map: - Inhoudsopgave - Allergielijst - Plattegrond met de basisopstelling Niet voor de groepen 1-2 - Plattegrond met wisselende opstelling (indien van toepassing) Niet voor de groepen 1-2 - Groepslijst (leerlingen met een * zijn de oudste leerlingen) - Absentielijst met legenda - Blanco dagplanning - Lopende didactische groepsplannen, technisch lezen, rekenen, begrijpend lezen en spelling - Lopende individuele handelingsplannen - Dagplanning - Activiteitenboek Alleen voor de groepen 1-2 - Overige informatie Blauwe map: In deze map kun je, op alfabetische volgorde, informatie van de leerlingen bewaren. Deze map gaat mee met de groep naar het volgende schooljaar. Denk aan: - Test verslagen/onderzoeksverslagen - Analyses n.a.v. een toets - Afgesloten individuele handelingsplannen - Specifieke informatie van deze leerling. - Gegevens uit het dyslexie-protocol. - Onderwijskundig rapport, PCL-beschikking, CvI-beschikking - Ontwikkelingsperspectief - Enz. Gele map: - Analyse Model tussen- en eindopbrengsten - Formulier ‘zorg in beeld’ ingevuld - Afgesloten groepsplannen - Toetsoverzichten CITO +analyse - Toetsoverzichten methode toetsen - Ondertekende overdrachtsformulieren - Overig+
69
Daarnaast maken we gebruik van een digitaal dossier. Dit bestaat uit twee delen: - een groepsmap in de teamdocumenten op de server, daarin zitten o.a. de groepsplannen, de digitale rapportages, analyse model tussen- en eindopbrengsten, formulier zorg in beeld en andere relevante informatie. - de verzamelde gegevens in ParnasSys, daarin zitten o.a. de niet-methodegebonden toets-gegevens, notities over individuele leerlingen, individuele handelingsplannen, enz. In het IB-kantoor is het centrale dossier aanwezig. Per leerling is er een hangmap met verschillende tabbladen. - Voorin zit het aanmeldingsformulier en de leerlingstamkaart. - Rood: rapporten en overdrachtsformulieren - Blauw: notitieformulieren/gespreksformulieren ondertekend door ouders - Geel: ondertekende individuele handelingsplannen en analyses - Groen: onderzoeksverslagen, LGF, externen, enz. - Oranje: diversen, overigen. Per leerjaar verzamelde documenten uit de klassenmap. Als een leerling de school verlaat worden alle documenten bewaard in het archief, in het IBkantoor.
70
Bijlage 7: Handboek medisch handelen Inleiding Kinderen die een school bezoeken kunnen door allerlei verschillende oorzaken ziek worden. Ook kinderen met een ‘kwetsbare gezondheid’ kunnen in principe naar school komen. Ziekte is echter een nogal rekbaar begrip. Scholen zijn niet berekend op de opvang van zieke kinderen, alhoewel lichte ziekteverschijnselen in de praktijk niet tot problemen hoeven te leiden. Wanneer we binnen dit kader een situatie moeten inschatten en beoordelen is het soms heel lastig beslissingen te nemen op basis van belangenafweging. Grenzen over wat is ziek en wat niet-ziek is, zijn niet altijd even makkelijk en duidelijk te trekken. Er kan verschil van opvatting zijn tussen ouders en de verantwoordelijken in de school m.b.t. de vraag of een kind met bepaalde ziekteverschijnselen naar school mag komen of thuis moet blijven. Duidelijke richtlijnen voorkomen dat er meningsverschillen ontstaan tussen de ouders en school. Dit handboek wil voor medewerkers van basisschool Theresia zoveel mogelijk duidelijkheid geven en neemt daarbij de ‘GGD gezondheidsrisico’s’ als uitgangspunt. Zieke kinderen op school Bij accuut gevaar
Bel 112!
Afspraken over het beleid van de school bij ziekte van het kind Als een kind ziek is of ziek wordt op school wordt altijd contact opgenomen met de ouders/verzorgers en in overleg vastgesteld hoe er gehandeld wordt. De inschatting en hoe om te gaan met een ziek kind verschilt per situatie. Bij het beoordelen van een situatie gaat het om het vaststellen van een aantal grenzen: de gezondheid van het kind; de gezondheid en het welbevinden van andere kinderen in de groep; de belangen van de leerkracht; de belangen van de organisatie; de mogelijkheden van de school.
Ziek of niet ziek? Leerkrachten staan soms voor de vraag: ‘is dit kind ziek of niet?’ en wat doe je ermee? Als een kind ziek is, moet door de leerkracht goed in de gaten gehouden worden hoe een eventuele ziekte zich binnen een aantal uren ontwikkelt. Een graadmeter is vooral het gedrag van een kind, lichamelijke kenmerken, lichaamstemperatuur en andere signalen. In twijfelgevallen is het zinvol om het kind gericht te observeren. Speelt het kind zoals je van hem of haar gewend bent.
71
Reageert het op wat je zegt of doet? Voelt het warm aan? Klaagt het kind over pijn?
Het is niet de bedoeling dat je als leerkracht een diagnose gaat stellen. Het gaat erom dat je kunt beslissen of je de ouders moet waarschuwen, of het kind wel of niet op school kan blijven, of dat je een arts moet inschakelen. Soms wordt een kind pas ziek wanneer het kind al op school is. Het is van belang ouders daarvan op de hoogte te stellen. Als je contact opneemt met ouders is het belangrijk dat je in ieder geval feitelijk constateert dat het kind ziek is en hoe ernstig het is. Het gaat om het delen van verantwoordelijkheid. In de meeste gevallen zullen ouders indien je duidelijk hebt aangegeven dat het kind flink ziek is, zelf aangeven dat ze hun kind zo spoedig mogelijk komen ophalen. In een aantal andere gevallen zal je ouders moeten vragen hun kind op te halen. Realiseer je, dat ouders niet altijd in staat zijn om direct hun kind op te halen. Probeer hierover afspraken te maken. Ouders zijn tenslotte eindverantwoordelijke voor hun kind. Kan het kind in de groep blijven? De beslissing of een kind al dan niet in de groep kan blijven, wordt in principe genomen door de leerkracht. Het belang van het zieke kind staat voorop, maar er moet ook rekening worden gehouden met het belang van de andere kinderen in de groep en de leerkracht. Een kind dat zich zo ziek voelt dat het niet met het normale dagprogramma kan meedoen, kan beter niet op school blijven. Wanneer kan een ziek kind niet komen of moet een ziek kind worden opgehaald? Als het kind te ziek is om aan het dagprogramma deel te nemen. Als de verzorging te intensief is voor op school. Als het de gezondheid van de andere kinderen in gevaar brengt. Wanneer wordt de (huis)arts ingeschakeld? In principe is bij ziekte van een kind de ouder degene die de huisarts inschakelt. Alleen als er acuut gevaar dreigt, schakelen we vanuit school direct een arts in. Een kind dat het plotseling heel benauwd krijgt. Een kind dat bewusteloos raakt of niet meer reageert. Een kind met plotseling hele hoge koorts. Ongevallen. Om chaos en paniek te voorkomen, is het belangrijk dat in het team wordt afgesproken wie de arts waarschuwt, wie bij het zieke kind blijft en wie de rest van de groep opvangt. Allergieën Op school wordt jaarlijks door de BHV-ers op school- en groepsniveau een lijst gemaakt waarop alle kinderen met allergieën e.d. in 1 overzicht staan. Beleid bij infectieziekten
72
Afspraken over het beleid bij besmettelijke ziekten: 1. Ouders melden besmettelijke ziekten van hun kind bij de leerkracht. 2. De leerkracht bekijkt zo nodig de richtlijnen hierover van de GGD (document gezondheidsrisico’s in een basisschool > zie teamdocumenten, leerkrachten, handboeken) De GGD adviseert maatregelen afhankelijk van de ziekte: Weren: ziek kind niet toelaten vanwege risico voor overige kinderen. Behandelen: ziek kind wordt behandeld om verspreiding van de ziekte tegen te gaan. Informeren: Ouders van andere kinderen informeren over ziekte, zodat zij alert zijn. Overige maatregelen: vaccineren of uit voorzorg medicijnen geven. Per kind wordt vastgelegd of het een verhoogd risico heeft bij infectieziekten (chronische ziekte of stoornis in de afweer). De ouders kunnen worden gewaarschuwd indien het kind een bijzonder risico loopt. Een zwangere vrouw loopt bij enkele infectieziekten zoals “rode hond” en de “vijfde ziekte” een verhoogd risico (miskraam of afwijking bij het kind) indien ze de ziekte zelf nooit heeft gehad of er niet voor ingeënt is. Deze risicogroep wordt gewaarschuwd door bij de voordeur informatie op te hangen en wordt, indien mogelijk, ook mondeling verwittigd. Toedienen medicijnen Om de gezondheid van de kinderen te waarborgen is het van belang dat geneesmiddelen op een juiste wijze verstrekt worden. Er worden op school alleen medicijnen toegediend die door een arts zijn voorgeschreven en zijn aangeleverd in de originele verpakking met bijsluiter. Ouders dienen een verklaring te ondertekenen waarop zij vermelden welk medicijn, wanneer en in welke dosering moet worden toegediend. Alleen met deze schriftelijke verklaring mogen leerkrachten medicijnen toedienen. Het op eigen initiatief van de leerkracht toedienen van medicijnen is niet toegestaan. De leerkracht noteert op het formulier Toedienen medicijnen het tijdstip van toediening en parafeert deze. Het formulier Toedienen medicijnen wordt in de blauwe map bij de betreffende leerling in de klas bewaard. Een school behoudt het recht om in speciale omstandigheden het toedienen van de medicijnen te weigeren. Bij twijfel (bijv. niet in de originele verpakking) wordt het geneesmiddel niet toegediend en wordt altijd contact opgenomen met de ouders. Indien kinderen langdurig medicijnen gebruiken wordt tijdens de rapportgesprekken met de ouders gecheckt of de toediening medicijnen niet is gewijzigd en of het formulier nog correct is. Paracetamol Er wordt door de leerkrachten alleen paracetamol toegediend op voorschrift van ouders of een (huis)arts.
73
Indien ouders thuis een kind paracetamol geven dient dit gemeld te worden omdat een kind anders reageert door de medicijnen. Homeopathische middelen Veel ouders geven hun kind homeopathische middelen. Ook homeopathische middelen worden alleen op voorschrift van een dokter gegeven en daarvoor dienen ouders een formulier toedienen medicijnen in te vullen.
Medische handelingen De leerkracht is niet bevoegd om medische handelingen uit te voeren. Mocht er zich een situatie voordoen waarin het noodzakelijk is dat er bij een kind een medische handeling verricht wordt, dan zal de directie per geval beslissen of aan dit verzoek gehoor kan worden gegeven. Hierbij worden de regels uit de Wet BIG gevolgd. Deze wet houdt in dat bepaalde handelingen alleen mogen worden verricht als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. De medische handeling moet worden verricht in opdracht van een beroepsbeoefenaar die voor het verrichten van de handeling zelf wettelijk bevoegd is. b. De persoon die de handeling verricht, moet de aanwijzingen van de opdrachtgever opvolgen. c. De persoon die de handeling verricht, moet bekwaam zijn om de handeling te verrichten. d. Er wordt een aanvullende overeenkomst met de ouders afgesloten. In deze overeenkomst worden de afspraken over de aanvullende zorg, de financiering ervan en de aansprakelijkheden van de school en de medewerkers nader geregeld. e. Uit de aanvullende overeenkomst moet expliciet blijken voor welke medische handelingen de ouders van het kind toestemming hebben verleend. f. Uit een zogenaamd “autorisatieformulier” dient de toestemming van een arts en bovendien de beschikbaarheid, bekwaamheid en bereidheid van de medewerkster te blijken. g. De medewerkster ontvangt aanwijzingen van de arts met betrekking tot: De wijze waarop de handeling moet worden uitgevoerd; Algemene aandachtspunten ter observatie na het uitvoeren van de handeling; Instructies voor het handelen bij bepaalde verschijnselen; De arts bepaalt in hoeverre extra toezicht en tussenkomst van zijn/haar kant noodzakelijk is. Afspraken dienen schriftelijk te worden vastgelegd. Noodsituaties Dit handboek is van toepassing op medische handelingen die beroepsmatig worden verricht. In noodsituaties wordt iedereen geacht naar beste vermogen te handelen en kan het verrichten van voorbehouden handelingen in strijd met dit schrijven zelfs noodzakelijk zijn. In dat geval is er sprake van overmacht en levert de hulpverlening geen strafbaar feit op.
74
Bijlage 8: DI model en medierend leren DI model Kern ligt op leerkracht initiatief
Mediërend leren Kern ligt op leerling initiatief.
Afpellen en instructie.
Kort klassikaal instructie.
Vragen zonder diepte.
Vragen met diepte uit leerling.
Voorbeeld in lesstof als leerkracht. Wat heb je als leerkracht om de leerling te ondersteunen.
Voorbeeld in maatschappij/mens als leerkracht. Wat hebben de leerlingen om elkaar te ondersteunen.
Plus leerlingen meteen apart/weg.
Grote groep les en kinderen ondersteunen.
Leerkracht kijkt of leerling het begrijpen.
Zelf controleren of ze het begrijpen.
Leerkracht zorgt voor interactie met kinderen.
Kinderen hebben onderling interactie en met leerkracht.
De leerkracht onderwijst expliciet in interactie met leerling een leerstrategie.
Door middel van mediatie, komt leerling tot ontwikkelen van eigen leerstrategie.
DI-model. Fase 1: Terugblik. *Bespreek het voorgaande werk. *Haal de benodigde voorkennis op en vat deze samen. *Stel als het nodig is de voorkennis opnieuw aan de orde. *laat de leerling in tweetallen of groepjes hun voorkennis activeren.
Mediërend leren. Zorg ervoor dat leerlingen doormiddel van interactie met elkaar en de leerkracht voorgaand werk/voorkennis bespreken. Laat hierbij de vragen met diepte vragen vanuit de leerlingen zelf komen. Geef leerlingen dus ook de ruimte vragen aan elkaar te stellen. De leerlingen moeten zelf deze voorkennis in eigen woorden samen kunnen vatten.
Fase2: Oriëntatie. *Presenteer het onderwerp van de les. *Relateer de les aan betekenisvolle situaties. *Bespreek het belang van de lesstof. *Geef een lesoverzicht. *Stel leerdoelen.
De leerkracht maakt duidelijk dat de kennis en vaardigheden niet allen belangrijk zijn in deze leersituatie maar toepasbaar zijn in veel andere situaties (transcendentie). De leerkracht maakt aan de leerlingen het waarom van de opdracht duidelijk. De leerling ziet in van wat er met deze opdracht geleerd moet worden (Zingeving). De leerling moet nieuwsgierig en gemotiveerd worden. De leerling neemt initiatief over en verwoord zelf zijn leerdoel. (Intentionaliteit en wederkerigheid)
75
Fase 3: Uitleg. *Onderwijs in kleine stappen. *Gebruik heldere taal. *Geef concrete voorbeelden. *Laat leerlingen voorbeelden bedenken. *Maak gebruik van materialen en stappenplannen. *Doe de vaardigheid hardop denkend voor modellen. *Speel vragen van de leerlingen terug naar de groep. *Ga na of leerlingen de stof begrijpen. *Vermijd uitweidingen. *Vergroot stapsgewijs de moeilijkheidsgraad. *Geef een samenvatting aan het eind van de uitlegfase.
Interactie proces. De leerkracht geeft één keer de uitleg en de kinderen stellen vragen en van daaruit verdiept de uitleg zich. Heb ik het goed uitgelegd. Ja = aan het werk.
Fase 4: Begeleide inoefening. *Laat leerlingen onder begeleiden oefenen. *Geef korte en duidelijke opdrachten. *stel veel vragen. *Laat de leerlingen aangeven hoe ze aan het antwoord komen. *Zorg ervoor dat alle leerlingen betrokken blijven. *Ga door met oefenen tot de leerlingen de stof beheersen. Stimuleer de leerlingen om zelf op zoek te gaan met oplossingen. *Maak gebruik van materialen en stappenplan. *Zorg voor een geleidelijke toename van de moeilijkheidsgraad. *Verminder geleidelijk de ondersteuning. *Laat de leerlingen in tweetallen of groepjes oefenen. Fase 5: Zelfstandige verwerking. *Zorg ervoor dat de leerlingen onmiddellijk (kunnen) beginnen. *Zorg ervoor dat de inhoud gelijk is aan de voorafgaande les fase. *Laat de leerlingen weten dat hun werk nagekeken wordt. *Stimuleer de leerlingen om zelf op zoek te gaan naar oplossingen.
Mediatie. Een zorgvuldige relatie en kwaliteitsvolle interactie tussen leerling en leerkracht. De leerling verwoordt zijn leervraag. Met leeg hoofd pingpongen. Pak de oplossing strategie van de leerling op en pingpong vanuit hier verder.
Alle leerlingen gaan zelfstandig aan het werk. Leerkracht gaat op stoel voor klas zitten en geniet!
Leerlingen gaan de eerste 15 minuten zelfstandig aan de slag en de leerkracht is niet beschikbaar, maar observeert de groep. Zorg ervoor dat het materiaal aansluit op de leerling. Zorg voor transcendentie, je laat de kinderen zien dat dingen/zaken/lessen met elkaar samenhangen.
76
*Vergroot de toepassingsmogelijkheden. *Laat de leerlingen in tweetallen of groepjes werken. *Geef extra verwerkingsstof aan de goed presterende leerlingen. *Geef extra instructie aan de zwak presterende leerlingen.
Zorg voor zelf controlerend materiaal. Stimuleer de leerlingen om zelf of met elkaar op zoek te gaan naar oplossingsstrategieën. Laat de leerlingen in tweetallen of groepjes werken. Zorg voor materiaal/spellen in de groep, zodat leerlingen aan hun deficiënte cognitieve functies kunnen gaan werken, wanneer ze klaar zijn met de taak/les. Koppel “zwakkere” leerlingen aan een “sterk” maatje, of zorg dat je met een groepje aan de instructie gaat werken, vanuit de vragen en leer strategieën van de leerlingen (pingpong leeg hoofd)
Fase 6: Evaluatie. *Laat de leerlingen onder woorden brengen wat goed ging, wat niet goed ging en wat ze de volgende keer anders gaan doen. *Controleer of en hoe het les doel is bereikt. *Laat de leerlingen in tweetallen of groepjes het leerproces evalueren.
Laat de leerlingen het eigen proces verwoorden. Laat ze hier tops en tips uithalen.
Fase 7: Terug- en vooruitblik. *Plaats de les in de context van een lessenreeks. *Geef aan waar de volgende les over zal gaan.
Er wordt aandacht besteed aan generalisatie mogelijkheden (in elke les wordt een cognitieve functie centraal gezet, en in alle activiteiten meegenomen) en transfer technieken die mogelijk kunnen worden ingezet.
Er wordt gekeken naar de resultaten van het individu op de taak, waarbij er zowel aandacht is voor de kwaliteit als de kwantiteit.
77
Bijlage 9: Handboek in- en doorstroom
Instroom: Instroom op het kindcentrum Zodra een baby 8 weken oud is kan de baby starten op de babygroep. Voorafgaand aan de plaatsing vind een intake op de groep plaats met ouders en de pedagogisch medewerker. Hierin wordt oa het volgende besproken: dagindeling, mentor van het kind; akkoordverklaringen, ritme en gezondheid van het kind en gezinssituatie. Instroom op de peutergroep Zodra een kindje op de babygroep 2 jaar en 3 maanden is geworden, gaat deze over naar de peutergroep. Vooraf heeft het kind al enkele keren gespeeld op deze groep, voor een soepele overgang. De pm-ers van de babygroep zorgen voor een warme overdracht. In deze overdracht komen de volgende onderwerpen aan de orde: gezondheid, gedrag, gezinssituatie, , gewoontes en rituelen mbt het kind en de ontwikkeling. De kindvolgsysteem-gegevens worden overgedragen. Ouders worden door pm-ers van de peutergroep uitgenodigd voor een intakegesprek. Hierin wordt oa het volgende besproken: VVEprogramma, dagindeling, mentor van het kind. Indien een kindje eerder of later pas toe is aan de peutergroep wordt dit besproken in de kindbespreking en met ouders. Ook stromen er peuters in die niet op de babygroep hebben gezeten, deze ouders worden uitgenodigd voor een intakegesprek. Peuters mogen 1 dagdeel vooraf wennen op de groep. Instroom op 4 jarige leeftijd Kinderen gaan op 4 jarige leeftijd naar de basisschool. In een uitzonderlijk geval kan ervoor gekozen worden om een kind eerder naar school te laten gaan. Dit is het geval wanneer uit Kijk! blijkt dat een kind gemiddeld ver boven zijn leeftijdsscore uitkomt. De startdatum van het onderwijs kan ook bepalend zijn om kinderen eerder te laten instromen, bijvoorbeeld na de zomervakantie. - In principe starten kinderen de dag na hun vierde verjaardag - De kinderen die in en net na de zomervakantie (tot de herfstvakantie) jarig zijn, starten per de eerste schooldag van het schooljaar. Mits de herfstvakantie maximaal acht weken verder is, aangezien we geen kinderen aannemen jonger dan 3 jaar en 10 maanden. - De kleutergroep kent een tweetal “wen”-dagen per kind. Deze worden in overleg met ouder en de groepsleerkracht gepland. Kinderen die de eerste schooldag na de zomervakantie beginnen, komen oefenen tijdens een doorschuifmiddag. Mocht er behoefte zijn voor meerdere oefenmomenten, dan worden deze in overleg met ouder en de groepsleerkracht gepland. - Plaatsing in de maand december gebeurt altijd in overleg. - Vier weken voor de zomervakantie overleggen we met ouders om kinderen pas na de zomervakantie te laten starten. Dit heeft onze voorkeur. - Bij de start van een leerling op school kan aan de ouders gemeld worden dat in deze eerste periode in overleg met de groepsleerkracht het kind soms even thuisgehouden kan worden mocht dit nodig zijn.
78
Doorstromen binnen ons kindcentrum: Vanwege de integrale aanpak binnen ons kindcentrum, is er een duidelijk beeld van de peuters die intern doorstromen. Er is een warme(mondelinge, persoonlijke) overdracht tussen de medewerkers. Tijdens deze overdracht komen de volgende onderwerpen aan de orde: gezondheid, gedrag, gezinssituatie, gewoontes en rituelen m.b.t. het kind, onderzoeken en de ontwikkeling, m.b.t. dit laatste onderwerp wordt de rapportage uit Kijk! doorgesproken en overgedragen. Er wordt specifiek benoemd door de PM-er of een kind een VVE indicatie heeft. De leerkracht controleert in Parnassys of de indicatie is geregistreerd. De overdrachtsgegevens bewaard de leerkracht in de leerlingenmap. N.a.v. alle gegevens wordt in overleg met de bouwcoördinator bepaald in welke groep een kind geplaatst zal worden. Instroom vanaf een ander kinderdagverblijf/peuterspeelzaal: Kinderen worden door de schooldirectie ingeschreven. De onderbouw coördinator neemt contact op met de PSZ of kinderdagverblijf van het kind. Deze informatie wordt doorgegeven aan de leerkrachten en in overleg wordt bepaald in welke groep het kind geplaatst wordt. Kinderen die op een andere manier instromen (bijv. via MKD) worden per individueel geval besproken. Doorstroom van peutergroep naar BSO: Zodra een kind 4 jaar wordt (of evt 10 weken eerder) kan deze voor of na schooltijd naar de buitenschoolse opvang. De pm-ers van de peutergroep plannen een overdrachtsgesprek in met de pm-ers van de BSO. Tijdens deze overdracht komen de volgende onderwerpen aan de orde: gezondheid, gedrag, gezinssituatie, gewoontes en rituelen mbt het kind, onderzoeken en de ontwikkeling, mbt dit laatste wordt de rapportage uit Kijk! doorgesproken en overgedragen. Voordat de plaatsing daadwerkelijk ingaat kan het kind van te voren al een paar keer gaan spelen op de BSO. De pm-ers van de BSO nodigen de ouders uit voor een intakegesprek. Andere instroom: Kinderen worden door directie ingeschreven. Na een eerste kennismakingsgesprek, neemt de betreffende bouwcoördinator contact op met de andere school. Na de verkregen informatie gedeeld te hebben binnen het MT, valt er een beslissing over de aanname. Doubleren: In de wet op het onderwijstoezicht wordt gesteld dat het onderwijs afgestemd moet worden op de voortgang in de ontwikkeling van de leerling. Bij zorgleerlingen, dus leerlingen waarvoor meer specifieke ondersteuning nodig is, moet systematisch gewerkt worden aan die aspecten van de ontwikkeling die achter blijven. Een van de mogelijke oplossingen voor zorgleerlingen kan gezocht worden in groepsverlenging (doublure) of versnelling (groep overslaan). Dit doen wij alleen in zeer uitzonderlijke gevallen en in goed overleg met alle betrokken partijen. Uitgangspunten zijn:
79
Verlenging of versnelling moet geschieden op basis van zorgvuldige afweging. Verlenging of versnelling vormt de verantwoordelijkheid van het hele team. Voorafgaande aan, is er sprake geweest van nadrukkelijke extra ondersteuning, uitgedrukt in het groepsplan en/of individueel handelingsplan. De school beslist over de plaatsing van de leerling in de groep.
Overgang van groep 1 naar groep 2 De kinderen die in de loop van het schooljaar vier jaar worden onderscheiden we in: kinderen die in groep 1 instromen voor de kerstvakantie -en kinderen die instromen in groep 1 na de kerstvakantie. Voor de kerstvakantie: De kinderen die voor de kerstvakantie instromen komen binnen als een groep 1 leerling. Het schooljaar erop stromen deze leerlingen in augustus door naar groep 2. De volgende criteria gelden: 1. De overdracht vormt samen met de eerste observaties van de leerkracht het uitgangspunt bij de vraag ‘waar moet ik aan werken met dit kind?’. Ook moet hierin de zorg gecontinueerd worden die van de peuterspeelzaal en/of het kinderdagverblijf is ingezet. 2. De Cito midden en/ of eindtoetsen: Cito taal M1, E1, Cito Rekenen M1, E1. 3. De ontwikkelingslijnen van KIJK. Deze lijnen zijn twee keer per jaar ingevuld: in januari en in mei/juni (afhankelijk van het zorgrooster). 4. De dagelijkse kijk van de leerkracht: observatie. Een goed resultaat op de bovengenoemde criteria en een positief beeld zorgen ervoor dat de leerling doorstroomt naar groep 2. Cito eindtoetsen: A, B of C score. De ontwikkelingslijnen van KIJK: taal, rekenen en sociaal –emotionele ontwikkeling moeten voldoende van niveau zijn, gekeken naar de leeftijd van het kind zelf. Kinderen die anders dan het bovenstaande scoren, komen in aanmerking voor een bespreking met de onderbouwcoördinator. Vanuit deze bespreking volgt er een conclusie; doorstroom naar groep 2 of in augustus het schooljaar erop doorstroom naar groep 1. Noot: de november en december kinderen zijn altijd bespreekgevallen. Na de kerstvakantie: De kinderen die na de kerstvakantie instromen komen binnen als een groep 0-leerling. Het schooljaar erop stromen deze leerlingen in augustus door naar groep 1. De volgende criteria gelden: 1. De overdracht vormt samen met de observaties van de leerkracht het uitgangspunt bij de vraag ‘waar moet ik aan werken met dit kind?’. Ook moet hierin de zorg gecontinueerd worden die van de peuterspeelzaal en/of het kinderdagverblijf is ingezet. 2. De ontwikkelingslijnen van KIJK. Deze lijnen zijn twee keer per jaar ingevuld: in januari en in mei. 3. De dagelijkse kijk van de leerkracht: observatie.
80
Noot: in uitzonderingen kan hiervan afgeweken worden, op basis van Kijkgegevens en geboortedatum kan een kind ook in groep 1 geplaatst worden. Noot: de kinderen die na de kerstvakantie binnenstromen, nemen niet deel aan de CITO toetsen. Kinderen worden pas getoetst als ze minimaal 3 maanden onderwijs hebben gehad. We wijken hiervan af als hier een geldende reden voor is. In dit geval gaat het altijd om de M1 CITO Taal en M1 CITO rekenen. Echter, een goed tot zeer goed resultaat op de bovengenoemde criteria en een positief beeld zorgen ervoor dat de leerling kan doorstromen naar groep 2. Cito eindtoetsen: A, B (hoog). De ontwikkelingslijnen van KIJK: taal, rekenen en sociaal –emotionele ontwikkeling moeten voldoende van niveau zijn, gekeken naar de leeftijd van het kind zelf. Wij laten kinderen in principe niet doubleren in groep 1, liever kiezen wij dan voor kleuterschoolverlening in groep 2. Hier kan voor gekozen worden als er sprake is van een grote taalachterstand, belemmerende gezinsomstandigheden, of andere sociale/emotionele/cognitieve aspecten. De gegevens uit Kijk! en CITO kunnen deze keuze onderbouwen. Dit gaat altijd in overleg met het MT. Overgang groep 2 naar groep 3. De volgende criteria gelden bij de doorstroom van groep 2 naar 3: 1. CITO M2, E2 Taal en CITO M2, E2 rekenen. 2. De ontwikkelingslijnen van KIJK!. 3. De toets lees- en rekenvoorwaarden. Een voldoende tot goed resultaat op het bovengenoemde betekent een doorstroom naar groep 3. CITO taal en rekenen: A, B of C score De ontwikkelingslijnen: score behorende bij de leeftijd of hoger. De toets lees- en rekenvoorwaarden: een voldoende score in DLE. De kinderen die in de categorie ‘twijfelgeval’ behoren, worden besproken met de bouwcoördinatoren en de leerkrachten van groep 3. Zo komen we tot een weloverwogen beslissing. Mocht kleuterschoolverlening voor een leerling nodig zijn, dan worden ouders door de leerkracht op de hoogte gebracht, met reden en uitleg. Ook het MT is hiervan op de hoogte. Overgang van groep 3 naar groep 4 Doubleren wordt alleen overwogen als: Er gewerkt is in de groepsplannen in subgroep 2. Ondanks intensieve ondersteuning zijn de resultaten op D,E scores gebleven. Het PL&D gevolgd is en blijkt dat de leesproblemen hardnekkig zijn. De leerling op een AVI start niveau blijft hangen, terwijl in groep 4 Eind 3 beheersing niveau wordt gevraagd. De leerling in de groepsbesprekingen aan de orde is geweest. Analyses en verdere diagnostische testen hebben uitgewezen dat de voorwaarden voor groep 4 niet voldoende aanwezig zijn.
81
Overgang groep 4 t/m 7 Over het algemeen heeft een doublure alleen zin de lagere groepen, omdat aanpassen in een nieuwe groep dan gemakkelijker verloopt. Een doublure in de hogere groepen wordt alleen dan overwogen als leerkracht(en) & MT overtuigd zijn van de noodzaak. Meer effect heeft de leerling over te laten gaan en een eigen leerlijn met Ontwikkelingsperspectief op te stellen. Zie PL&D en Ontwikkelingsperspectief Uitstroom vanuit groep 7 naar VO: Soms is een vervroegde uitstroom van leerlingen naar het VO mogelijk. Het gaat dan om leerlingen die: Uit zullen stromen naar het praktijkonderwijs of VMBO met LWOO èn al een jaar gedoubleerd hebben, een moeilijk lerend niveau hebben of waarbij langer verblijf op de basisschool niet zinvol wordt geacht. èn sociaal-emotioneel geen aansluiting meer hebben in het basisonderwijs. Wanneer een leerling in aanmerking komt voor vervroegde uistroom dan wordt dit tijdens de overdracht van groep 6 naar groep 7 in samenspraak met de bovenbouwcoördinator besproken. Voor deze leerling gelden dezelfde criteria en regels voor de bepaling van de leerachterstand, de intelligentie en de sociaal-emotionele ontwikkeling als bij kinderen van groep 8. Voor advies kunnen zowel ouders als school terecht bij het RSV-VO. In samenspraak met ouders wordt gekeken of de leerling het laatste jaar in groep 7 zal blijven of zal aansluiten bij de leerlingen van groep 8 al dan niet met een eigen programma. Stappenplan bij doublure: 1. Overtuiging dat doublure een goede oplossing is om de leerling in de komende jaren op het groepsniveau te houden. 2. Ouders zijn regelmatig op de hoogte gehouden van de vorderingen. 3. Ouders worden tijdig bericht door de leerkracht van het voornemen tot doublure. 4. Voor het nieuwe schooljaar wordt nog voor de zomervakantie een plan opgesteld om de leerling te begeleiden op cognitief en sociaal-emotioneel gebied. Versnellen: Het overslaan van een groep komt af en toe voor. Ook nu geldt dat deze beslissing uiterst zorgvuldig moet worden afgewogen, omdat de leerling naast het cognitieve gebied, ook op sociaal-emotioneel terrein toe moet zijn aan de versnelling. De leerling gaat dan immers ook jong van school. Criteria: De leerling werkt in subgroep 1 van het groepsplan en krijgt verrijkend materiaal aangeboden. De effecten van de uitdaging die al is geboden is geëvalueerd in het groepsplan. Belangrijk is de vraag of de uitdaging die in de eigen groep geboden kan worden niet voldoende is voor de leerling om verder te kunnen. De leerling heeft voldoende aansluiting op sociaal-emotioneel gebied met oudere leerlingen. Stappenplan:
82
In de leerlingbespreking stelt de leerkracht de versnelling aan de orde, dit wordt ook altijd besproken binnen het MT. Alle gegevens van de leerling worden zorgvuldig bekeken en waar nodig wordt doorgetoetst. Het advies wordt voorgesteld aan de ouders. CITO toetsen, KIJK!, SCOL en andere observatie instrumenten (bv. klassenobservatie, lees en rekenvoorwaarden, methodetoetsen en doortoets gegevens) worden besproken. In overleg(ook met de leerling) komen we tot een besluit en de overstap wordt voorbereid.
Procedure uitstroom: 1. Halverwege leerjaar 7 worden potentiële kandidaten voor LWOO al onder de aandacht gebracht van de leerkracht van groep 7 door de bovenbouwcoördinator. Dit gebeurt tijdens een groepsbespreking na de M7-toetsen. Tussen april en juni van leerjaar 7 worden ouders geïnformeerd over het bestaan van LWOO en de mogelijkheid om LWOO aan te vragen voor hun kind. 2. Aan het begin van groep 8 bestuderen de leerkracht en de bovenbouwcoördinator alle gegevens van alle leerlingen (CITO, notities gemaakt in ParnasSys en de overdrachtnotulen) In de eerste drie weken van groep 8 worden de leerlingen die voor LWOO in aanmerkingen komen bepaald. 3. De ouders van de (mogelijke) LWOO-kinderen worden op gesprek gevraagd om ze hierover in te lichten en om hun standpunt daarover te krijgen. Die gesprekken vinden in de eerste zes weken van het schooljaar plaats. 4. NIO en SAQI worden in oktober afgenomen. Ouders krijgen schriftelijk bericht van de uitslag. De uitslag wordt toegelicht tijdens de eerste rapportgesprekken. 5. Half november is er een informatieavond over de overgang van het (Primair Onderwijs (PO) naar het Voortgezet Onderwijs (VO). Deze avond is bedoeld voor ouders van kinderen uit groep 8, maar ouders van groep 7 krijgen ook een uitnodiging. 6. Bij de eerste rapportgesprekken wordt bij de ouders gepolst (als dat al niet in een eerder stadium van het schooljaar heeft plaatsgevonden! Dit is soms natuurlijk goed mogelijk!) wat de ouders voor mogelijkheden voor hun kind na het PO zien. Zitten wij als school ongeveer op één lijn met de ouders? Moeten er vóór de officiële adviezen komen nog nadere gesprekken komen? Bij het eerste rapportgesprek wordt géén schooladvies gegeven om de eenvoudige reden, dat de adviescommissie de adviezen op dat moment nog niet heeft bepaald. Wél kan de leerkracht van groep 8 alvast wat met de ouders meedenken en op bepaalde mogelijkheden en onmogelijkheden wijzen. Dit zijn dan voor het grootste deel zijn gedachten hierover, die hij in het begin van het schooljaar of op andere momenten al eens met de leerkracht van groep 7 en/of de bovenbouwcoördinator heeft gedeeld. 7. De B8-toetsen worden bij ons op school in oktober afgenomen. Op basis van deze toetsen kunnen stappen als LWOO aanmelding starten. Eind januari nemen we de M8 toetsen af. 8. Begin januari maken de kinderen van groep 8 een proefcito van een voorgaand jaar. De kinderen maken deze toets in dezelfde setting als de echte toets. Aan deze toets wordt ook een proefscore verbonden.
83
9. De maanden tot en met januari worden gebruikt om schoolbezoeken met de hele klas af te leggen. Daarbij wordt gestreefd de kinderen met verschillende soorten V.O-scholen kennis te laten maken. 10. Eind januari komt de adviescommissie bij elkaar om de officiële schooladviezen te bepalen. Deze commissie bestaat uit de leerkrachten van groep 7 en 8, de bovenbouwcoördinator en de directeur. 11. Begin februari vinden de officiële adviesgesprekken plaats. Hierbij zijn de leerkracht van groep 8, de bovenbouwcoördinator, de directeur en de ouders en het kind aanwezig. 12. Begin februari moeten de zorgleerlingen (voor LWOO) door de ouders worden aangemeld. 13. Begin maart worden alle reguliere aanmeldingen door ouders gedaan. 14. In april vindt dan de officiële CITO plaats. De uitslag volgt vier weken later waarna deze wordt gecorrespondeerd met de VO-scholen.
84
Bijlage 10: Programma KIES Kinderen in Echtscheidingssituaties Op basisschool Theresia zijn 25% van de ouders van onze leerlingen gescheiden. Niet alle scheidingen verlopen in goed overleg. Vaak resulteert dit in onenigheid. Kinderen zijn dan de dupe. Op onze school hebben we hier regelmatig mee te maken. Vandaar dat wij het Programma KIES aanbieden. Kinderen kiezen niet voor de scheiding van hun ouders. Het overkomt ze. Hoe ze omgaan met de veranderende situatie, kan heel verschillend zijn. Bij de spel- en praatgroep KIES kunnen kinderen de scheiding leren begrijpen, een plaats geven en een manier vinden om te kunnen omgaan met alles wat ze moeilijk vinden van de scheiding. Onderzoek door de Universiteit van Utrecht, heeft aangetoond dat KIES helpt bij het beter verwerken van de scheiding en het contact met de ouders verbetert. In kleine groepen en onder begeleiding van speciaal hiervoor getrainde begeleiders van Kies-groepen komen de kinderen 8 keer 1 uur bijeen. Ouders willen zeker niet dat hun kinderen last hebben van de scheiding. Maar hoe kun je een kind hierin begeleiden? Om uw kind aan KIES deel te laten nemen, is schriftelijk toestemming nodig van beide ouders of voogd. Op basisschool Theresia starten we ieder schooljaar met een Kies groep. Deze bijeenkomsten worden onder schooltijd gehouden. Marnie Versteeg (leerkracht) is opgeleid tot Kies coaches.
85
Bijlage 11: formulier instemming en advies schoolondersteuningsprofiel
86