1
ONDERDELEN VAN EEN SCHOOLPLAN 2011-2016 “Naar een robuust, effectief (en ook mooi) gebouw” 1.
Inleiding
Een schoolplan is in eerste instantie een intern instrument om onszelf houvast te bieden bij de gemaakte beleidskeuzes en bij de verdere planning van de uitvoering van het beleid. In tweede instantie dient het schoolplan om verantwoording af te leggen aan het eigen bevoegd gezag en aan de inspectie van het onderwijs en overige betrokkenen (denk aan ouders, basisscholen e.d.). Gebruikt zijn de uitkomsten van diverse studiedagen in 2011, (de evaluatie van) het vorige beleidsplan, input van gesprekken met alle personeelsleden door de nieuwe rector, een onderzoek naar de interne communicatie en een tevredenheidonderzoek bij het personeel. In totaal geeft dit een beeld van de sterktes en zwaktes van de school. Dit nieuwe schoolplan probeert uit al deze gegevens lering te trekken. Daarnaast werkt ook het lezen van relevante artikelen, boeken, bezoek aan studiedagen en conferenties et cetera door in het resultaat. Het is onze wens dat het voor de werknemers, leerlingen en ouders een toekomst schetst waarin de sterktes sterker zijn geworden en de zwaktes zijn aangepakt. Omdat docenten, leerlingen en ouders in het proces van totstandkoming gehoord zijn, is het een levend document, geen papieren tijger. Concretere uitwerkingen zijn te verwachten in op dit schoolplan te baseren jaarlijkse activiteitenplannen.
2.
Typering van de school: kernwaarden
De kern van onze missie is: leerlingen vormen tot democratische burgers door het aanbieden van uitdagend onderwijs en een brede oriëntatie op het gebied van kunst en cultuur en de maatschappij, in een overzichtelijke, veilige omgeving. Vandaar ons motto: “Klein en uitdagend”. De kernwaarden die hierbij worden gekoesterd en die op een gezamenlijke studiedag februari nog eens zijn bevestigd, luiden als volgt: 1. De RAC is een kleinschalig georganiseerde school van ong. 950-1000 leerlingen 2. We hebben aandacht voor het individu en bieden maatwerk waar nodig/waar dat kan 3. We dragen de protestants christelijke identiteit van de school op diverse manieren uit 4. Kwaliteit en resultaten zijn bovengemiddeld hoog. Met deze kernwaarden borgen we dat mensen met plezier op de RAC komen, werken en leren. Leerlingen zijn aan het einde van hun school(loopbaan) doorgegroeid naar een plek die bij hun persoon en persoonlijke kwaliteiten past. Voor personeelsleden geldt dat in hun loopbaan natuurlijk ook. In die zin sluit de dagelijkse praktijk op de RAC aan bij wat als missie is geformuleerd voor het Christiaan Huygens College als geheel: Wij verzorgen goed onderwijs aan alle diplomeerbare leerlingen van vmbo tot en met gymnasium in een omgeving passend bij de protestants christelijke traditie. Wij zijn een werkgever die de ontwikkeling van de medewerkers stimuleert.
3.
Leerlingpopulatie: groei en stabilisering
Het voedingsgebied van de school wordt bepaald door twee factoren. De ligging aan de westkant van Eindhoven, waardoor vooral uit die hoek (m.n. Veldhoven) een groot aantal leerlingen komt. De tweede factor wordt gevormd door de denominatie van de school, die ook voor aanwas uit wijken en plaatsen verder weg zorgt. Omdat we de enige protestants christelijke school met havo/vwo onderwijs zijn, is afstand voor ouders (en leerlingen) die dat aspect belangrijk vinden geen groot bezwaar.
2
De gemiddelde leerling heeft kenmerken die kunnen worden samengevat als serieus, gezeglijk en plezierig in de omgang. Het leer- en leefklimaat, geholpen door de relatief gering omvang van de school, is daardoor in de kern zeer aantrekkelijk. Tegelijk staat dit klimaat door de groei van de school en maatschappelijke ontwikkelingen (denk aan verruwing, juridisering, gezagscrisis, gebroken gezinnen, overbelaste kinderen e.d.) onder grotere druk dan voorheen. Behoud van het aantrekkelijke leef- en leerklimaat vraagt daarom zeker onze aandacht. Daarnaast hebben we te maken met de situatie dat in ons gebouw een te grote populatie te klein behuisd is. Nieuwbouw, of althans meer ruimte op de huidige locatie, is dan ook een belangrijke wens van de school.
4.
Beleidsplan 2009-2013: een pas op de plaats
Het bestaande beleidsplan (daterend uit 2008-2009) noemt een aantal doelen: Het leerlingenaantal laten groeien Vasthouden van het huidige profiel van de school Beleid ontwikkelen voor zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van leerlingen ICT in het onderwijs uitbreiden en verbeteren Vasthouden aan de bijzondere activiteiten, rekening houdend met de kosten De zorgstructuur versterken Invoering versterkt Engels. We hebben deze doelen geëvalueerd en op hun relevantie beoordeeld. In het vervolg komen ze dan ook, voor zover ze niet intussen zijn afgehandeld, in geactualiseerde vorm terug.
5.
Kwaliteit: pijlers waarop de school rust
Als we het maken van een schoolplan vergelijken met het ontwerpen van een effectief en robuust (maar ook mooi) gebouw, moet er voldoende aandacht gegeven worden aan een aantal zaken dat in een dergelijk gebouw niet mag ontbreken. Het fundament moet diep genoeg zijn (kernwaarden), en er zijn stevige pijlers waar het dak op rust. Dan voelen de leerlingen die er een aantal jaren verblijven zich veilig, dan houdt het gebouw warmte vast en mogen de stormen buiten rustig woeden zonder dat iemand er binnen last van heeft. Deze pijlers zijn: a. onderwijs (didactiek in pedagogiek) b. personeelsbeleid c. communicatie d. zorg e. financiën en faciliteiten. In de volgende hoofdstukken komen ze achtereenvolgens terug. Op elke pijler zit een steeds terugkerende check van de bestaande en gewenste kwaliteit. Je kunt ook zeggen dat dit de specie is die alles bij elkaar houdt. Vragen die ieder zichzelf stelt als het om kwaliteit gaat, zijn: doen we de goede dingen, doen we die dingen goed, hoe meten (en weten) we dat en hoe wordt het door onze anderen ervaren (zoals leerlingen, ouders, maar ook: basisscholen, vervolgopleidingen, overheid)? Leerlingen bevinden zich daarbij in dit gebouw in de bijzondere positie dat zij mede de vormgeving van het gebouw bepalen. Andere leerlingen vergen nu eenmaal andere kwaliteiten in de pijlers. Interactie met leerlingen staat eigenlijk voor leren: voldoen de pijlers, voldoet het fundament. Is het gebouw als geheel nog van voldoende robuust als leerlingen massaal tegen de pijlers aan leunen, of wankelt het dan. Het kwaliteitsbeleid op deze pijlers dient dus ook als middel om te checken of we zo onze doelstellingen wel kunnen bereiken. Concreet is dit dat we in 2011-2015 Ernaar blijven streven de tussen- en eindopbrengsten van het onderwijs op of –zo mogelijkboven het landelijk gemiddelde te realiseren
3
Het kwaliteitssysteem zullen richten op Vensters voor verantwoording en als instrument daarbij kwaliteitsscholen.nl (digitale onderzoeken met onderwijsbenchmark) zullen inzetten Onze huidige instrumenten om de kwaliteit te bewaken en te bevorderen (LVS/magister, risicoinventarisatie en –evaluatie, tevredenheidspeilingen, kwaliteitskaart) zo veel mogelijk op elkaar afstemmen, waardoor we het geheel zullen kunnen overzien. Medezeggenschap hierop binnen de school zullen stimuleren om een bijdrage te leveren aan ons beleidsvormend vermogen.
6.
Pijler a. Onderwijs
Het verzorgen van goed onderwijs heeft ten minste twee dimensies: didactiek en pedagogiek. Voor beide moet aandacht zijn, want beide zijn nauw met elkaar verbonden: goede didactiek gaat samen met een goed pedagogisch klimaat en andersom. In beide gevallen is het uitgangspunt, dat je in contact bent met leerlingen. Dus moet je op didactisch terrein aansluiten bij hun kennis en op pedagogisch gebied bij hun leefwereld. ICT bepaalt voor een belangrijk deel hoe jongeren informatie verwerven en maakt in de vorm van de sociale media meer dan ooit deel uit van hun leefwereld. Nadruk ligt de komende jaren dan ook op de nieuwe mogelijkheden die ICT het onderwijs biedt: deze moeten omarmd worden voor zover ze kansen bieden, zowel pedagogisch als didactisch. Te denken valt bijvoorbeeld aan ICT als hulpmiddel bij differentiatie in de les. Voorlopig nog op kleine schaal, omdat gekeken moet worden wat de markt te bieden heeft. Dit alles vergt dus onderzoeken en uitproberen wat werkt en wat niet. Tegelijk moet ICT ook “mediawijs” binnen de school worden gebracht, eventueel door middel van speciale lesprogramma’s. Uiteindelijke doel is mediawijsheid stevig te verankeren binnen zowel het curriculum als het pedagogisch klimaat. Daarnaast is het tijd onze didactische kennis op peil te brengen met wat intussen bekend is geworden over het brein. Dat –én goed gebruik van ICT- stelt ons beter in staat om, behalve het onderwijs, ook “het leren te organiseren”. Een van de belangrijke uitdagingen zal hierbij zijn om, dat wat als informatie binnenkomt, uit te laten groeien tot kennis. Of anders gezegd: onderwijs moet leiden tot leren. Bij het pedagogisch klimaat zullen de invloed die de groei van de school daarop onvermijdelijk uitoefent en de ontwikkelingen in de maatschappij (denk weer aan verruwing, gezagscrisis) veel energie vragen. Verder mag verwacht worden dat de invoering van Passend Onderwijs in de klas iets zal betekenen. De school zal op basis van het nog te formuleren zorgprofiel een aannamebeleid hanteren, dat recht doet aan ons uitgangspunt “dat we aandacht hebben voor het individu”. Daarbij leveren we maatwerk waar nodig en binnen de beperkingen die onze huisvesting met zich mee brengt. Afgezien van het feit dat het onderwijsproces didactisch en pedagogisch van aard is, is er natuurlijk allereerst ook nog een inhoud die er toe doet. In het verleden is in de onderbouw een ontwikkeling ingezet om een aantal monovakken op raakvlakken samen te brengen in het vak science. In het verlengde daarvan willen we in de toekomst andere mogelijkheden aanboren om vakoverstijging tot stand te brengen. Een analytische kijk op kennis (in monovakken dus) heeft zeker voordelen en ook – gezien de exameneisen- relevantie. We moeten echter in het oog houden dat kennis in de wereld van vandaag zich als een geheel manifesteert, waar alles met alles samenhangt. Projecten en andere manieren om die samenhang zichtbaar te maken verdienen daarom onze steun.
7.
Pijler b. Personeelbeleid
4
In de sector onderwijs lijkt door de eisen die de overheid stelt de laatste jaren alleen maar meer gevergd te worden van het personeel. De overheid onderkent dit, maar die ontwikkeling lijkt vooralsnog onomkeerbaar. Dit vraagt binnen de school om beleid dat ondersteuning biedt op verschillende terreinen. Denk aan de gesprekkencyclus, leeftijdsbewust omgaan met personeel, scholing en coaching en aan het verdelen en honoreren van taken. Het streven is op die terreinen tot een effectieve koppeling te komen tussen de doelen van school en de ontwikkelingswensen en – mogelijkheden van de personeelsleden. Net als bij leerlingen speelt ook hier het streven naar maatwerk. Uit het tevredenheidonderzoek blijkt, dat het belangrijk is een goede balans te vinden tussen wat je moet en wat je kunt vragen van personeelsleden. Anderzijds is het ook aan de werknemer zelf om een goed evenwicht tussen werk en privé te bewaken. In de komende jaren zal zowel in de gesprekscyclus als in de scholing daarom de focus gericht zijn op het weerbaar maken van personeelsleden in wat er hierbij allemaal op hen afkomt. Met behulp van coaching, gerichter kijken naar de leeftijd en de evaluatie en aanpassing van het taakbeleid moet dat beoogde, dubbele evenwicht verder tot stand komen. Werklast en werklust schelen maar een letter, maar die is wel essentieel. In de situatie waarin huisvesting voor veel extra belasting zorgt, zijn de hierboven genoemde instrumenten zeker niet afdoende. De schoolleiding vindt het belangrijk dat het personeel zich kan laten horen, om over problemen die er zijn in gesprek te komen. Zodra op de locatie(s) een PMR actief is, maar liefst al eerder, kan dit, door een gedeelde dialoog, leiden tot breed gedragen beleid. De basis berust dan op wederzijds begrip voor de werksituatie en wat de al dan niet problematische gevolgen daarvan zijn voor het individu en de school als organisatie. Gezamenlijk willen we zoeken naar een werkbare situatie. De voorziene krapte op de banenmarkt voor onderwijs komt met vertraging alsnog in zicht. Om de nare gevolgen, bijvoorbeeld van onvervulde vacatures, voor te blijven, moeten we als school aantrekkelijk zijn: een goede begeleiding van nieuwe docenten is daarin een belangrijke factor. Daarnaast is het verwelkomen van stagiaires een bruikbare aanvulling en mogelijk in de toekomst een dankbare bron bij het invullen van bestaande vacatures.
8.
Pijler c. Communicatie
Onderwijs geven is: met leerlingen in de klas contact maken, kennis overdragen, mensen vormen door ze te laten leren en groeien. Dat maakt dat onderwijs geven onlosmakelijk verbonden is met communicatie. Het belang van communicatie geldt ook buiten de lessen. Er zijn diverse officiële en officieuze kanalen waarvan betrokkenen bij de school gebruik kunnen maken: het bulletin, de personeelsraad, clusters, onderwijscommissie, de open deuren bij leden van de schoolleiding, de ouderraad, de leerlingenraad, vertegenwoordigers van ouders, leerlingen en personeelsleden bij de MR, de wandelgang… Dat maakt dat er veel goed gaat, maar niet altijd alles: het is wenselijk dat iedereen op tijd weet wat hij moet weten, maar zonder dat er een stortvloed aan e-mail voor nodig is; informatiestromen moeten ook niet als eenrichtingsverkeer ervaren worden, maar als een dialoog, die bijvoorbeeld ook leidt tot invloed op besluitvorming en beleid. Kortom: vanuit de stelling dat “communicatie vaak het begin is van elke oplossing”, willen we communicatie hoog op de agenda houden en voorkomen dat communicatie de veroorzaker wordt van problemen. Behalve interne communicatie is ook externe communicatie van belang, allereerst met ouders. Het woord schoolgemeenschap wijst er op, dat daar iets samen wordt gedaan. Dat betekent dat communicatie die zorgt voor ontmoeting en dialoog tussen ouders en school tot betere resultaten kan leiden: samenwerken leidt immers tot versterking van de effectiviteit. Sociale media, klankborden, gerichte verspreiding van teksten (o.a. via het ouderbulletin) maken het mogelijk om
5
op de hoogte te zijn van wat er speelt en daarop rechtstreeks te reageren: dit zijn kanalen die in de komende jaren –mediawijs- worden ingezet. Naast communicatie met ouders zijn er ook tal van andere externe partners die op iets grotere afstand staan, maar met wie de school op bepaalde momenten ook nauw samenwerkt: Jet Net, basisscholen, vervolgonderwijs, inspectie, de Orionscholen e.d. De contacten met deze partners dienen ook om ons een spiegel voor te houden ten aanzien van de kwaliteit die wij denken of wensen te leveren. Zowel impliciet (bijvoorbeeld: hoe doen onze leerlingen het in het vervolgonderwijs) als expliciet (hoe staan wij bij de inspectie op de kwaliteitskaart). Deze contacten zijn, voor zover het relevante contacten zijn, goed op peil. Een intensivering daarvan is nu niet voorzien. Een uitzondering hierop vormt het Regionaal Samenwerkingsverband. Zie het hoofdstuk over Zorg hierna.
9.
Pijler d. Zorg
Op zichzelf hoort zorg thuis onder onderwijs. De zorg die een school biedt moet er immers toe leiden, dat leerlingen in een veilige omgeving kunnen werken aan de onderwijstaken. Met Passend Onderwijs op komst mag zorg echter voorlopig wel als eigen pijler worden opgevat. Zolang maar duidelijk is, dat zorg allereerst betekent dat er mentoren zijn, dat afdelingsmedewerkers hun leerlingen goed kennen, dat er beleid is op het goed houden van het pedagogisch klimaat, dat de zorgstructuur die regulier nodig is voor een goed schoolklimaat op orde is en op basis van een steeds actueel gehouden zorgplan goed functioneert. Onder zorg als pijler wordt hier verder verstaan, dat we in het kader van Passend Onderwijs een profiel opstellen waaronder de school specifieke zorg kan aanbieden voor een specifieke groep leerlingen. Het betreft dan ASS-leerlingen (ASS= Autistisch Spectrum Stoornis) die in de huidige situatie geïndiceerd zijn als REC 4 leerlingen. Daarmee komen zij in aanmerking voor bijzondere begeleiding met financiering vanuit het Regionaal Samenwerkings Verband. Het spreekt vanzelf dat ouders van deze kinderen die meer zorg vergen redelijkerwijs eisen dat hun kinderen recht wordt gedaan. Waar vroeger etikettering van leerlingen werd vermeden, is het nu een toegangsbewijs voor extra zorg en bekostiging geworden. Terwijl de bekostiging wordt beperkt, wordt veel van de problematiek teruggelegd bij scholen. Van scholen vraagt dit verdergaande professionalisering. Wat ons betreft op de RAC wel binnen de eigen sterktes: we zijn goed in het begeleiden van intellectueel getalenteerde leerlingen met (soms, niet altijd) een eigen problematiek (sociaal, autistisch spectrum gerelateerd e.d.). Een leerling die door zijn gedrag echter letterlijk en figuurlijk om veel ruimte vraagt, zou op onze (huidige) locatie te kort komen. Met dit soort overwegingen als leidraad zullen we in de regio onze plaats gaan bepalen op het gebied van zorg.
10. Pijler e. Financiën en beheer De bekostiging van de school staat onder toenemende druk van de bezuinigende overheid. Het Christiaan Huygens College heeft op zichzelf een gezonde financiële situatie met als voornaamste risico’s: a. de zorg om de huisvesting en b. op langere termijn over het hele College gemiddeld gezien ouder en daarmee duurder personeel. Hoe groot het tweede risico is, wordt mede bepaald door inen uitstroom van personeel, en de mate waarin de overheid de bekostiging op peil houdt of brengt. Wat de RAC betreft: de zorg om de huisvesting vraagt proactief opereren samen met de gemeente om te zorgen dat de leerlingen in ons gebouw blijven passen, dan wel dat volledige nieuwbouw mogelijk wordt gemaakt. Dit dossier is al jaren actueel: toen in zicht kwam dat het gebouw zijn economische leef-tijd zou gaan volmaken, begon de school ook nog eens te groeien. Vanaf dat moment hebben de schoolleiding en algemeen directeur geprobeerd de urgentie van dit probleem op de agenda te krijgen bij de gemeente.
6
De investeringen die in het bestaande gebouw waren gemaakt, beginnen intussen hun effect te verliezen. Meer fundamentele problemen (verouderde verwarmingen, eisen die samen hangen met “frisse scholen”) zijn al begonnen hun tol te eisen en vormen een kostenpost. Het gebouw heeft de 40 gehaald maar kan de huidige omvang van de populatie niet meer bergen. Het biedt bijvoorbeeld hindernissen voor een stabiel ICT-beheer. De keerzijden van de groei zijn duidelijk. De gemeentelijke verordening is echter niet soepel en –in economisch lastige tijden- leidt ook niet snel tot daadkrachtige acties. De school is ondertussen gehouden alles op alles te zetten met als doel te garanderen dat de leerlingen op de eigen locatie ondergebracht kunnen worden in, onderwijskundig gezien, optimale omstandigheden. Nu de voorlopige oplossing binnen bereik is, is het zaak ook voor de lange termijn tot een goed resultaat te komen. Het blijkt wenselijk om ten aanzien van de financiële positie van de RAC transparanter op te treden naar het eigen personeel. Het personeel kan makkelijker begrip opbrengen voor keuzes die gemaakt worden, als er over het gevoerde financiële beleid in algemene zin, maar ook op specifieke onderdelen, meer informatie beschikbaar is. Hiervoor wordt naar een goede vorm gezocht.
11. Tot slot: beter presteren? Beter presteren! Op 5 januari 2012 werd bekend dat schoolplannen een verantwoording dienen te bevatten over hoe de 5 landelijke prioriteiten uit het Bestuursakkoord (“Beter presteren”) tussen de minister en de VORaad vertaald worden naar schoolniveau. De genoemde prioriteiten zijn: 1.
De leerlingen behalen goede prestaties op de kernvakken en worden breed gevormd. Prestaties in de kernvakken (Nederlands, Engels, Wiskunde/rekenen) dienen aantoonbaar te verbeteren.
2.
Scholen werken systematisch (dat wil zeggen: opbrengstgericht) aan het maximaliseren van de prestaties van leerlingen, volgens de criteria die de inspectie daarvoor hanteert.
3.
Leraren zijn bij het opbrengstgericht werken in staat het onderwijs af te stemmen op verschillen binnen de klas, zodat ook de uitersten op cognitief gebied (sterkste en zwakste leerlingen) voldoende aan bod komen.
4.
Er is op scholen een ambitieuze leercultuur waar excellentie wordt gestimuleerd en hoogbegaafdheid wordt ondersteund. De hoogbegaafden moeten in 2015 20 % beter scoren.
5.
De lerende cultuur op scholen betekent dat ook leraren en schoolleiders verder werken aan hun bekwaamheid (professionaliseren), geholpen door goed HRM-beleid.