74 Januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
Gemeente Deventer Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Auteur: Bart Vermeulen
Datum: Versie:
15-1-2015 Definitieve versie
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid COLOFON © 2015, Gemeente Deventer, Deventer. Auteur: Bart Vermeulen Redactie: Emile Mittendorff Beeldredactie: Emile Mittendorff Productie kaartmateriaal: Coosje Koster en Emile Mittendorff Vormgeving: Coosje Koster Titel: Gemeente Deventer, Onderbouwing Archeologie. Van verwachting naar beleid
vrijstellingsgrenzen
Reeksnaam: Interne Rapportages Archeologie Deventer, nummer 74 Dit rapport is een product van: Archeologie Deventer Gemeente Deventer
Postbus 5000 7400 GC Deventer Nederland Telefoon: (0031)-(0)570-671155 www.deventer.nl
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
Inhoud Leeswijzer 1. Inleiding 2. De variabelen 2.1 Vrijstellingsoppervlakte 2.2 Vrijstellingsdiepte 3. Vrijgeven, meldingsplicht of onderzoeksplicht 4. De vrijstellingsoppervlakte 4.1 Inleiding 4.2 De beleidscategorieën: waarden 4.3 De fysisch geografische verwachting 4.4 Van historische verwachting naar beleid 4.5 De waarden voor de binnenstad 4.6 Archeologische waarden 4.7 Het effect van verstoringen 5. Vrijstellingsdiepte 5.1 Normaal agrarisch gebruik 5.2 De diepteligging van archeologische vindplaatsen in het buitengebied 5.3 De diepteligging van archeologische vindplaatsen in de binnenstad 5.4 De vrijstellingsdiepte op de beleidskaart 6. Beleidskaart & Tabel 6.1 De beleidskaart (bijlage 1) 6.2 Overzichtstabel beleidswaarden (bijlage 2) 6.3 Overzichtstabel van verwachting naar beleid (bijlage 3) 7. Literatuur Bijlage 1: De Beleidskaart Bijlage 2: Overzichtstabel beleidswaarden Bijlage 3: Overzichtstabel van verwachting naar beleid Bijlage 4: De gedetailleerde verwachting voor de binnenstad Bijlage 5: Door de RCE aangegeven terreinen Bijlage 6: Detailtabel archeologische waarden Bijlage 7: De dikte van de afdekkende laag boven vindplaatsen
Archeologie Deventer, januari 2015
1 2 5 5 5 7 9 9 10 16 19 30 32 33 35 35 35 39 41 42 42 42 42 43
Losse kaartbijlage 49 53 Losse kaartbijlage 57 59 62
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
Leeswijzer In deze rapportage wordt uitgelegd op welke wijze de archeologische verwachtingskaart voor de gemeente Deventer is vertaald naar een beleidskaart. Uitgangspunt is dat de beleidskaart zelfstandig kan worden gebruikt. Op basis van de kaart kan worden vastgesteld welk archeologisch beleid voor een locatie geldt. Deze rapportage is bedoeld als onderbouwing bij de keuzes die ten grondslag liggen aan de beleidskaart. De afwegingen die hierbij een rol hebben gespeeld worden op deze wijze controleerbaar. Verder dient deze rapportage vooral als basis voor interne en externe adviesprocessen. Hoofdstuk 1 geeft een korte uitleg over archeologische verwachtingen, het verschil tussen waarde en verwachting en het verschil tussen een verwachtingskaart en een beleidskaart. Hoofdstuk 2 gaat in op de draaiknoppen die kunnen worden gebruikt om archeologiebeleid vorm te geven. De eerste draaiknop is de vrijstellingsdiepte. Dit is de diepte tot waarop werkzaamheden zonder archeologische voorwaarden mogen worden uitgevoerd. De tweede draaiknop is de vrijstellingsoppervlakte, de maximale oppervlakte van ingrepen die zonder archeologische voorwaarden mogen worden uitgevoerd. In Hoofdstuk 3 wordt beschreven welke voorwaarden er kunnen worden verbonden aan werkzaamheden: Vrijgeven, Onderzoeken of een Meldingsplicht. Nieuw in dit beleid is de meldingsplicht. Deze meldingsplicht wordt gehanteerd in die gevallen waar de aanwezigheid van archeologische resten niet kan worden uitgesloten maar de kans relatief laag wordt geacht. Hier worden relatief vaak kosten gemaakt zonder dat dit tot resultaten leidt. Wanneer deze locaties zonder voorwaarden zouden worden vrijgegeven zullen de archeologische vindplaatsen verloren gaan zonder dat er de mogelijkheid is het model te verbeteren. In deze gevallen dient de aanvrager de start van de werkzaamheden vooraf te melden. De gemeente Deventer brengt waar nodig een locatiebezoek. Indien toch sporen aanwezig zijn worden deze globaal gedocumenteerd op kosten van gemeente. Op basis van de resultaten kunnen de verwachtingsmodellen worden aangescherpt. Hoofdstuk 4 beschrijft in detail hoe de verwachtingswaarden zijn vertaald naar beleidswaarden en welke afwegingen hierbij een rol hebben gespeeld. In hoofdstuk 5 worden de gehanteerde dieptevrijstellingen onderbouwd. Naast tekst bestaat dit rapport vooral uit tabellen en kaarten. Bijlage 1 zijn de beleidskaarten. Deze kaarten laten zien welk beleid voor een locatie van toepassing is. Deze kaarten bestaan uit drie delen: West, Midden en Oost. De tabel in bijlage 2 kan worden gebruikt om te bekijken hoe de verschillende beleidswaarden archeologie zijn opgebouwd. Voor elke beleidswaarde wordt hier opgesomd welke verwachtingswaarden hieronder zijn opgenomen. De tabel in bijlage 3 benadert dezelfde gegevens omgedraaid. Hier kan per verwachtingseenheid worden achterhaald welke beleidsvariant er aan is gekoppeld. De overige bijlagen dienen als ondersteuning bij de afwegingen in Hst 4 en 5. Bijlage 4 is een uitgebreide verwachtingskaart voor de binnenstad. Bijlage 5 laat zien hoe de door de Rijksdienst Cultureel Erfgoed aangewezen archeologische terreinen zijn vertaald in de beleidskaart. Bijlage 6 toont de archeologische waarden die zijn opgenomen op de beleidskaart. Het gaat hier om locaties waar op basis van eerder onderzoek zeker sprake is van archeologische resten. Hiervoor is een strikt beleidsregime gehanteerd. Bijlage 7 tot slot toont de data die is gebruikt om de vrijstellingsdiepte voor het buitengebied te onderbouwen.
Archeologie Deventer, januari 2015
1
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
1. Inleiding In maart 2013 is door RAAP Archeologisch Adviesbureau de nieuwe archeologische verwachtingskaart voor de gemeente Deventer afgerond. Deze kaart vertelt waar rekening moet worden gehouden met archeologische waarden in de bodem. Het kaartbeeld in de verwachtingskaart bestaat eigenlijk uit een aantal deellagen die in een kaart zijn afgebeeld. De basis wordt gevormd door verwachtingseenheden die zijn bepaald op basis van het verband tussen de fysisch geografische ondergrond en de locatie van archeologische vindplaatsen (afb. 1). Het gaat hierbij feitelijk om de kans dat archeologische waarden aanwezig zijn op een gegeven locatie. De verschillende type verwachtingen geven aan hoe groot de kans is op archeologische resten in een bepaald gebied. In een gebied met een hoge verwachting op archeologische resten is de kans dat een bodemingreep met een zekere oppervlakte archeologische resten verstoort, groter dan bij dezelfde oppervlakte in een gebied met een middelmatige verwachting. Verder zijn honderden locaties opgenomen waar op basis van historische bronnen of kaarten archeologische waarden worden verwacht (afb. 2). Tot slot zijn locaties aangegeven waar in het verleden zodanig is gegraven, dat geen archeologische resten meer aanwezig zullen zijn. De verwachtingskaart is in de eerste plaats een wetenschappelijk onderbouwd model. Hoewel op specialistisch niveau gediscussieerd kan worden over het gekozen voorspellingsmodel of de wijze waarop dit gehanteerd is, vormt de verwachtingskaart voor het opstellen van het vrijstellingenbeleid archeologie een vaststaand vertrekpunt. Voor een uitgebreide onderbouwing van de gekozen modellen in de verwachtingskaart en de gehanteerde werkwijze bij de totstandkoming van deze kaart wordt verwezen naar de rapportage bij de verwachtingskaart.1 De verschillen in verwachting worden in de beleidskaart vertaald in verschillende vrijstellingen. We onderscheiden twee typen vrijstellingen: de oppervlaktevrijstelling en de dieptevrijstelling. De oppervlaktevrijstelling bepaald de maximale oppervlakte van werkzaamheden die zonder archeologische voorwaarden mogen worden uitgevoerd.2 Hierbij worden voor gebieden met een hoge verwachting striktere normen gehanteerd dan voor gebieden met een middelmatige of lage verwachting. Voorheen werd met uitzondering van de binnenstad voor vrijwel alle gebieden met een hoge en middelhoge3 verwachting een vrijstellingsgrens van 100 m2 gehanteerd. Deze ondergrens is overgenomen uit de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. De gemeenteraad heeft de beleidsvrijheid om naar boven of naar onderen van deze grenzen af te wijken. Voorwaarde is dat deze afwijkingen voldoende zijn onderbouwd. Hierbij mogen naast archeologische aspecten ook het kostenaspect en de regeldruk worden meegenomen. De dieptevrijstelling geeft aan tot welke diepte werkzaamheden zonder archeologische voorwaarden mogen worden uitgevoerd. In de binnenstad is deze vrijstelling 0,3 m, in het buitengebied vrijwel overal 0,5 m. Ook deze keuze wordt in dit rapport onderbouwd. Op basis van deze afwegingen is de Archeologische beleidskaart Gemeente Deventer 2014 opgesteld. Een aanvrager die wil weten, waarmee hij op archeologisch vlak rekening moet houden, kan op basis van de beleidskaart en de daarbij afgebeelde tabel direct zien welke regels van toepassing zijn. Dit rapport vormt de onderbouwing van de beleidskaart en laat zien welke keuzes bij de totstandkoming van de beleidskaart zijn gemaakt. Dit maakt het proces van verwachting naar beleid controleerbaar. Deze afwegingen bieden ook essentiële informatie om de juiste vorm van archeologisch onderzoek te kiezen en zijn daarom zowel voor interne als externe adviseurs van belang. 1 Willemsen et al., 2013. 2 Bij het bepalen van de oppervlakte van een ingreep worden alleen die delen van de ingreep die dieper reiken dan de dieptevrijstellingsgrens meegerekend. Er wordt dus niet gerekend met de totale oppervlakte van het plangebied. De eventuele onderzoeksplicht geldt daarmee ook alleen voor die delen van het plangebied waar de dieptevrijstelling wordt overschreden. 3 De verwachtingskaart uit 2006 onderscheidde laag, matig, middelhoog en hoog. Elders werd over het algemeen de indeling laag, middelmatig en hoog gehanteerd. In de nieuwe kaart is de in Nederland meest gangbare indeling in drieën gehanteerd. Dit betekent dat de eenheden niet een op een over elkaar passen en andere begrenzingen kennen.
2
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid In het algemeen geldt dat bij de totstandkoming van het beleid gezocht is naar evenwicht tussen het archeologische en het economische belang. Het beleid geeft daarmee ruimte waar het kan, maar is strikt waar het nodig is. 12
16
10
12 3
12
Geomorfologie
3
16 16 23 14
23
23
16
3
6
21 11
21 14 10
3
16
3
6
21
16
16
16
28
11 23
3
14
23
14
14
16
21
23
21
23
14
23
23
23
25 16
10
14
4
16 16
4 16
4
3
3
3
7
3
14
8 11
16
4
10
10 8
4
3 16
3
4
3
4
21
16 10
12 3
10
10
12 12
16
12
Verwachting
3
16 16 23 14
23
23
3
6
21 11
21 14 16
114
10
14
16
16
3
3
23
14
6
21
16
16
16
28
11
23
28
3
14
21
23
21
23
14
23
23
23
25 16
10
14
4
16 16
4
3 3 14
4 3 16
7
4
8 3
16
11 10
10 1
8 4
3 16
3 21
4
3
4
Beleid
Afb. 1: De vertaling van geomorfologie in de verwachtingswaarden is goed te zien in deze uitsneden van de fysische geografische kaart, de verwachtingskaart en de beleidskaart. Archeologie Deventer, januari 2015
0
400
800 m
3
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
Afb. 2: De ligging van de horrea op deze kaart uit circa 1560 is net als veel andere historische elementen vertaald in de verwachtingskaart.
4
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
2. De variabelen In de nieuwe verwachtingskaart zijn de resultaten van ongeveer tien jaar onderzoek binnen en buiten de gemeente verwerkt (afb. 3). Mede hierdoor is een goed onderbouwd verwachtingsmodel beschikbaar op basis waarvan verantwoorde keuzes kunnen worden gemaakt. Deze keuzes worden in dit document uitgewerkt en onderbouwd. Er zijn twee belangrijke variabelen die kunnen worden gebruikt om deze keuzeruimte nader in te vullen.
0
2
4 km
Percelen, wegen, water Locatie archeologisch onderzoek
Afb. 3: Overzichtskaart met alle archeologische onderzoeken in de gemeente.
2.1 Vrijstellingsoppervlakte De eerste variabele is de zogenaamde vrijstellingsoppervlakte. Aan ingrepen die een verstoring van het bodemarchief veroorzaken die kleiner is dan de vrijstellingsoppervlakte worden geen archeologische voorwaarden verbonden. Door in plaats van de 100 m2 uit de Wet op de Archeologische Monumentenzorg een grotere vrijstellingsoppervlakte te hanteren, is minder onderzoek nodig. Wanneer echter te ruime grenzen worden gehanteerd, is de kans dat vindplaatsen ongezien verloren gaan te groot. Voor de verschillende verwachtingseenheden wordt in dit rapport een verschillende vrijstellingsoppervlakte gehanteerd.
2.2 Vrijstellingsdiepte De tweede variabele is de vrijstellingsdiepte. Dit is de diepte tot waarop bodemingrepen zonder archeologisch onderzoek mogen plaatsvinden. Deze regel gaat ervan uit dat de bodem in het verleden al tot een zekere diepte verstoord is bij landbouw- en bouwwerkzaamheden en is in de eerste plaats bedoeld om normaal agrarisch gebruik en onderhoud mogelijk te maken (afb. 4). Hier is het essentieel een norm te hanteren die evenwicht biedt tussen de bescherming van archeologische waarden en de ruimte voor normaal agrarisch gebruik. Het inbouwen van te veel archeologische zekerheid kan grote gevolgen hebben voor de regeldruk en de daarmee samenhangende werkbaarheid van het beleid. Archeologie Deventer, januari 2015
5
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Onder beleidsregime worden de regels verstaan die worden verbonden aan een specifieke verwachtingseenheid. Hoewel verwachtingseenheden een verschillende oorsprong kunnen hebben, kunnen ze uiteindelijk wel hetzelfde beleidsregime krijgen. Omdat in de Ruimtelijke Ordening gebruik gemaakt wordt van de term waarde archeologie hebben de beleidsregimes de naam waarde archeologie 0 tot en met waarde archeologie 7 gekregen.
Afb. 4: De invloed van bodembewerking op het onderliggende bodemarchief: 1. De bouw van een huis, 2. Het ploegen van de voormalige huisplaats, 3. Het opbrengen van een plaggendek, 4. De bouw van een woonwijk, 5. De sloop van de woonwijk, 6. Het herbouwen van een woonwijk.
6
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
3. Vrijgeven, meldingsplicht of onderzoeksplicht Een verwachtingswaarde is feitelijk niets anders dan de kans dat bij een ingreep met een gegeven oppervlakte in een gebied archeologische resten worden aangetroffen. De kans dat bij een ingreep werkelijk resten worden aangetroffen wordt verder beïnvloed door de oppervlakte van die ingreep. Een grotere oppervlakte van de ingreep leidt ook tot een grotere kans op vondsten. Voor elke verwachtingseenheid of waarde moet een afweging worden gemaakt tussen de kosten en de kans dat bij een ingreep archeologische sporen zullen worden aangetroffen en verstoord. Kort gezegd moeten de kosten opwegen tegen de inhoudelijke resultaten. De afwegingen die ten grondslag liggen aan de vrijstellingsoppervlakte worden in hoofdstuk 4 uitgewerkt. In hoofdstuk 5 volgt de onderbouwing van de vrijstellingsdiepte. De mogelijke varianten van onderzoek zijn voor alle waarden gelijk, alleen de toepassingsgrenzen verschillen. Vrijgeven In die gevallen waar op basis van de verwachtingskaart de kans op archeologische resten zo klein geacht wordt dat de kosten van onderzoek naar mening van de bevoegde overheid niet opwegen tegen de te verwachten resultaten, is de ingreep in de beleidskaart bij voorbaat zonder voorwaarden vrijgegeven.4 Meldingsplicht Een verwachtingskaart is gebaseerd op het bekende verspreidingsbeeld van archeologische vindplaatsen in het landschap. Voor sommige gebieden is voldoende informatie aanwezig om te onderbouwen waar wel en waar geen sporen aanwezig zijn. Voor andere gebieden wordt de kans klein geacht maar ontbreekt feitelijk het onderzoek om dit te onderbouwen. Tot op heden waren er dan slechts twee mogelijkheden: vrijgeven of onderzoeken. Voor onderzoeken kan worden gekozen om er zeker van te zijn dat geen archeologische resten verloren gaan. Groot nadeel is dat de aanvrager relatief vaak kosten maakt zonder dat dit tot noemenswaardige resultaten leidt. Het andere alternatief is deze gebieden bij voorbaat vrij te geven. In dat geval zullen echter archeologische vindplaatsen ongezien verloren gaan zonder dat er de mogelijkheid is om het verwachtingsmodel te verbeteren. Daarom is als extra mogelijkheid de archeologische meldingsplicht toegevoegd (afb. 5) In deze gevallen wordt wel het vergunningtraject doorlopen, maar wordt aan de vergunning slechts de eis verbonden dat de aanvrager de start van de werkzaamheden vijf dagen voor aanvang meldt. Daarbij moet de aanvrager de gelegenheid bieden tot het doen van een waarneming tijdens de bouwwerkzaamheden. De kosten van de waarneming zijn voor rekening van de gemeente Deventer maar er kunnen geen stilstandskosten in rekening worden gebracht.
Afb. 5: Waarneming in de bouwkuip van een nieuwe stal. 4
Deze afweging heeft dus al integraal plaatsgevonden als onderdeel van het opstellen van de beleidskaart.
Archeologie Deventer, januari 2015
7
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Wanneer tegen de verwachting in toch resten worden aangetroffen, worden deze binnen een kort tijdsbestek globaal gedocumenteerd. Veel belangrijker is echter dat de resultaten in de toekomst kunnen worden gebruikt om het verwachtingsmodel te verbeteren. Onderzoek Daar waar de kans op archeologische resten bij de gegeven ingreep als groot wordt ingeschat, wordt archeologisch onderzoek verplicht gesteld. De eerste stap is in alle gevallen een bureaustudie uitgevoerd op kosten van de gemeente Deventer, waarin de gegevens over de ingreep en de locatie worden samengebracht. Deze gegevens zijn dan samen bepalend hoe vervolgonderzoek kan worden ingezet.
8
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
4. De vrijstellingsoppervlakte 4.1 Inleiding Op de door RAAP opgestelde verwachtingskaarten is een onderscheid te maken tussen verschillende typen informatie die van invloed zijn op het te voeren beleid voor een locatie. Onder beleidsregime worden de regels verstaan die worden verbonden aan een specifieke verwachtingseenheid. Hoewel verwachtingseenheden een verschillende oorsprong kunnen hebben, kunnen ze uiteindelijk wel hetzelfde beleidsregime krijgen. Omdat in de Ruimtelijke Ordening gebruik wordt gemaakt van de term waarde archeologie hebben de beleidsregimes de naam waarde archeologie 0 tot en met waarde archeologie 7 gekregen (par. 4.2). De basis wordt in alle gevallen gevormd door verwachtingseenheden die een geomorfogenetische onderbouwing kennen (par. 4.3). Vlakdekkend voor het gehele gemeentelijk grondgebied zijn archeologische verwachtingszones bepaald. De archeologische verwachtingskaart vormt daarmee de grafische weergave van een voorspellingsmodel dat gebaseerd is op het principe dat archeologische resten niet willekeurig over een gebied zijn verspreid, maar gerelateerd zijn aan bepaalde landschappelijke kenmerken of eigenschappen.5 Er is op de kaart onderscheid gemaakt tussen drie verwachtingszones: hoge, middelmatige en lage verwachte dichtheid aan archeologische resten (archeologische verwachting).6 Uitgangspunt van dit model is dat de mens zich min of meer voegt naar het landschap. In de loop van de middeleeuwen gaat de mens er steeds meer toe over om het landschap naar zijn hand te zetten. Een fysisch-deterministisch model doet daarom voor deze periode minder recht aan de complexe werkelijkheid dan in de periode hiervoor. Parallel hieraan neemt echter het aantal beschikbare historische bronnen en kaarten sterk toe. Op basis van kaarten en bronnen kunnen allerlei gebieden worden aangewezen waar rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische resten (par. 4.4). Aan al deze gebieden is een archeologische verwachting toegewezen. Daar waar deze hoger ligt dan de fysisch geografische verwachting is de waarde naar boven bijgesteld. Naast gebieden waar sprake is van verwachte waarden zijn ook locaties aan te wijzen waar de aanwezigheid van archeologische waarden vrijwel zeker is. Dit geldt bijvoorbeeld voor de gehele binnenstad. Daarom wordt voor de binnenstad een apart regime gehanteerd (par. 4.5). Verder zijn er locaties waar op basis van eerder onderzoek of waarnemingen met zekerheid sprake is van vindplaatsen (par. 4.6). Onder deze categorie worden ook de door de Rijksdienst Cultureel Erfgoed in Archis II opgenomen vindplaatsen gerekend. Tot slot zijn er plaatsen waar ingrepen in de bodem een eventueel aanwezig bodemarchief volledig hebben verstoord (afb. 6). Deze locaties kennen Afb. 6: De aanleg en/of sloop van een mestkelder leidt in veel geen verwachtingswaarde meer. Hier worden dus gevallen tot de volledige verstoring van het bodemarchief ter helemaal geen archeologische eisen gesteld (par. 4.7). plaatse.
5 6
Willemse et al, 2013. Deze gehele alinea is overgenomen uit het begeleidend schrijven van de verwachtingskaart.
Archeologie Deventer, januari 2015
9
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
4.2 De beleidscategorieën: waarden Waarde 0 - Geen Feitelijk is dit geen waarde. Het gaat om alle gebieden die als gevolg van verstoringen in het verleden geen archeologische verwachting meer kennen. Omdat eventuele archeologische resten op deze locaties in een eerder stadium zijn verstoord, zorgen toekomstige bodemingrepen niet voor een verdere verstoring van het bodemarchief en kunnen ingrepen in deze gebieden zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Waarde 1 – Lage verwachtingswaarden Het betreft gebiedsdelen waar de dichtheid aan archeologische resten op basis van fysisch-deterministische kenmerken klein wordt geacht. Het gaat vooral om lager gelegen en van oudsher nattere gronden die gedurende langere tijd weinig aantrekkelijk waren om een bestaan op te bouwen, waardoor er slechts een geringe accumulatie van archeologische resten en sporen is opgetreden. Verder geldt dat eventueel aanwezige structuren, objecten en sporen moeilijk met een inventariserend (prospectief) archeologisch onderzoek zijn op te sporen.7 Vaak gaat het om locaties van zeer kleine omvang. Toch kan de aanwezigheid van archeologische resten in gebieden met een lage archeologische verwachting niet worden uitgesloten; de reeds bekende vindplaatsen bewijzen dit (afb. 7).
V22
V108
V23
V113
V24
V115
V41
V117
V58
V119
In gebieden met een lage verwachting is de kans dat een bodemingreep het bodemarchief verstoort door de lage dichtheid aan vindplaatsen zeer klein. Daar komt bovenop dat er nauwelijks V69 V120 methoden voor prospectief onderzoek voor handen zijn die het mogelijk maken specifieke vindplaatsen binnen dit grotendeels lege gebied in kaart te brengen. Dit betekent dat direct tot zeer kostenintensieve vormen van archeologisch onderzoek zou moeten worden overgaan waarbij de kans op relevante resultaten Afb. 7: De Romeinse muntschat van Diepenveen komt minimaal is. Omdat de kosten van grootschalig onderzoek hier uit een gebied dat op basis van zijn natte ligging een lage niet opwegen tegen de (potentiële) resultaten wordt hier geen verwachting kent. structureel onderzoek verplicht gesteld. CM
CM
Een nadeel van het ongezien vrijgeven van dergelijke locaties is dat geen controle meer plaats kan vinden van het verwachtingsmodel. Hierdoor zal het zichzelf in feite altijd bevestigen. Daarom wordt voor zeer grootschalige ingrepen van meer dan 10.000 m2 (1 hectare) een meldingsplicht gehanteerd. Hierdoor wordt het mogelijk de verwachting steekproefsgewijs te controleren.8 Verder kunnen ook in dergelijke gebieden toevalsvondsten worden gedaan. In de monumentenwet is een verplichting opgenomen tot het melden van dergelijke vondsten. Door deze vondsten goed te registreren en hun specifieke vondstlocaties te onderzoeken kunnen mogelijk patronen worden ontdekt die een rol spelen bij de inrichting van dergelijke gebieden. Op basis hiervan kunnen mogelijk in de toekomst binnen de gebieden met een lage verwachting locaties worden aangewezen waar de kans op sporen of vondsten groter is. Deze gegevens kunnen dan worden verwerkt in een update van de verwachtingskaart.
7 8
Tekstdelen overgenomen uit: Willemse et al, 2013, 128. Het betreft hier slechts kleinschalige waarnemingen voor rekening van de gemeente Deventer.
10
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Waarde 2 - Middelmatige verwachtingswaarden In deze gebieden wordt een lagere dichtheid aan archeologische resten (vindplaatsen) verwacht dan in zones met een hoge verwachting. Het gaat vooral om gebieden die in overgangszones (van hoog naar laag) liggen of waar anderszins op grond van de landschappelijke en historische context geen aanleiding is er een zwaarder archeologisch belang aan toe te kennen.9 Binnen deze laatste categorie moeten bijvoorbeeld de lage dekzandruggen worden gerekend die geïsoleerd voorkomen te midden van grotere dekzandvlakten. Daarnaast zijn onder deze beleidswaarde verschillende typen historisch verwachte elementen opgenomen waar sprake is van een relatief extensief gebruik van de ruimte. In deze gevallen geven alleen relatief grootschalige ingrepen inzicht in de ontwikkeling ter plaatse. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om landschapselementen op landgoederen, sporen van de strijd om Deventer aan het eind van de Tweede Wereldoorlog en de laag gelegen delen van de buffers van boerderijen (afb. 8). De kans dat een bodemingreep in een gebied met een middelmatige verwachting archeologische resten verstoort, is kleiner dan in de gebieden met een hoge verwachting. Wanneer dezelfde ondergrens voor oppervlakte zou worden gehanteerd als in de gebieden met een hoge verwachting, leidt dit bij een geringere trefkans automatisch tot een ongunstiger evenwicht tussen de inspanning die nodig is voor de verschillende (voor)onderzoeken en de uiteindelijke (eventuele) resultaten. Verder zijn veel structuren, objecten en sporen in gebieden met een lage vondstzichtbaarheid Afb. 8: Deze schaapskooi bij Steenbrugge lag relatief ver (graslandpercelen) bovendien moeilijk met een inventariserend (prospectief) archeologisch onderzoek op te sporen.10 van de kern van het erf. Om de verwachting in de toekomst scherper te kunnen stellen is wel onderzoek nodig. In de buurgemeenten Raalte en Olst-Wijhe is aan deze zone een vrijstellingsoppervlakte van 5.000 m2 toegekend.11 In het grootste deel van Nederland ligt de oppervlakteondergrens voor middelmatige verwachting echter ruim onder de 2.500 m2. Bij een vrijstelling van 5.000 m2 vallen vrijwel alle ingrepen binnen de vrijstellingsgrens. Hierdoor wordt het onmogelijk de aannames die ten grondslag liggen aan de verwachtingsmodellen te controleren. In Deventer wordt tussen 1.000 m2 en 2.500 m2 een meldingsplicht gehanteerd.12 Hierdoor wordt het mogelijk de aannames over de verwachting te controleren. Indien wel sporen worden aangetroffen, zal het lang niet altijd mogelijk zijn alle informatie te documenteren. De nadruk ligt dan op het verzamelen van die informatie die kan worden gebruikt om het beleid (nog verder) aan te scherpen. Pas vanaf 2.500 m2 is archeologisch onderzoek verplicht. Hiermee wordt het grootste deel van de ingrepen in deze gebieden niet belast met onderzoek dat naar verwachting in de meeste gevallen weinig oplevert. Indien bij een waarneming toch een vindplaats wordt aangetroffen, dient de locatie van de vindplaats te worden opgenomen op de verwachtingskaart en de daaruit voortvloeiende beleidskaart. Vanaf dat moment kent de locatie ook striktere vrijstellingsgrenzen zodat bij toekomstige werkzaamheden automatisch sprake is van een zwaarder beschermingsregime. 9 Tekstdelen overgenomen uit: Willemse, 2013, 127-128. 10 Willemse, 2013, 127-128. 11 Raalte: http://www.raalte.nl/bestuur-organisatie/beleidsstukken_41411/item/kaart-archeologie_6333.html, Olst-Wijhe: http://www.olst-wijhe.nl/de-gemeente/gemeentelijke-organisatie/beleid-en-regelgeving/beleid-gemeente/ archeologiebeleid. 12 Bij het bepalen van de oppervlakte van een ingreep worden alleen die delen van de ingreep die dieper reiken dan de dieptevrijstellingsgrens meegerekend. Er wordt dus niet gerekend met de totale oppervlakte van het plangebied. Archeologie Deventer, januari 2015
11
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid H3
Sp28
Hk8
Hk9
Sp36 Sp29
Sp39
Sp37
Hk8
Sp38 K6
Sp40 H4 K5 K7
K4 K9
K8
Sp42
Sp41
H5
H6 Sp43
Sp52
H7
Sp46
Sp58
Sp44
Sp45
Sp53
K10 Sp48
Sp47
Sp54
Sp49
Sp55 Sp56
Sp50
Sp51
K11 K12
Sp57 Sp59 Sp60 Sp62
A4
Sp66 Sp67
Sp63
H9
H8
Sp64
Hk10
Sp65
Sp77
K13 K14
Haardkuilen uit midden-steentijd
Huizen (H) uit bronstijd, ijzertijd en Romeinse tijd
Hutkom (Hk) uit Romeinse tijd
Graven uit vroege ijzertijd
Spiekers (Sp) uit bronstijd, ijzertijd en Romeinse tijd
Sloten en greppels uit middeleeuwen en nieuwe tijd
Kuilen (K) uit bronstijd, ijzertijd en Romeinse tijd
Recente verstoringen
Afrastering uit bronstijd, ijzertijd of Romeinse tijd
Overige sporen
0
10
20 m
Sp78
Afb. 9: De opgravingen op de es bij de Olthof laten zien hoe intensief de hogere delen van het landschap werden gebruikt.
Waarde 3 - Hoge verwachtingswaarden Het betreft terreindelen waar op grond van landschappelijke kenmerken, historische bronnen en een analyse van de archeologische vindplaatsen de hoogste dichtheid aan archeologische resten wordt verwacht (met name agrarische nederzettingen en grafvelden, afb. 9).13 Tot deze categorie moeten allereerst het hogere dekzandreliëf, de rivierduinen en de hogere delen van de rivierterrasvlakte langs de IJssel worden gerekend. Deze gebieden kunnen sporen en resten bevatten van menselijke activiteiten uit de prehistorie tot in de huidige tijd. Een deel van deze archeologische resten is overigens in de loop van de Middeleeuwen afgedekt geraakt met een pakket eerdgronden (opgeworpen bemestingsdek veelal bestaande uit plaggenmateriaal) en/of stuifzand. Onder de afdekkende bovenlaag kunnen, buiten het bereik van moderne grondbewerkingsmethoden, allerhande nog relatief ongeschonden archeologische resten schuilgaan. Verder is in deze categorie een aantal relatief goed te plaatsen historische elementen met een grote oppervlakte opgenomen. In een deel van de gevallen gaat het om lineaire structuren zoals dijken, wallen en landweren waarvan de locatie in detail kan worden bepaald. Om meer inzicht te krijgen in dergelijke grote structuren is echter een relatief grote onderzoeksoppervlakte nodig. Daarom is hier gekozen voor een regime dat minder strikt is dan dat voor kleinere historische elementen. Verder is deze waarde toegekend aan een groep relatief grote maar goed te traceren elementen die een relatief lage sporendichtheid kennen. Hierdoor is de kans op het aantreffen van sporen kleiner dan bij kleinere compacte vindplaatsen. Voorbeelden zijn horrea (graanschuren), koolgaarden (moestuinen), eendenkooien en het erf en de inrichtingselementen van landgoederen. 13
Tekstdelen overgenomen uit: Willlemse et al, 2013, 127.
12
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid In het algemeen geldt voor alle gebieden met deze waarde dat de kans op het aantreffen van archeologische sporen bij een ingreep groot is. De trefkans blijft natuurlijk afhankelijk van de omvang van de ingreep. Hoe groter de ingreep, hoe groter de kans dat iets wordt aangetroffen. Daarbij geldt dat gegevens uit kleinschalige opgravingen over het algemeen moeilijk te duiden zijn omdat de samenhang tussen de sporen niet duidelijk naar voren komt. Bij dergelijke kleinschalige onderzoeken is veelal alleen mogelijk vast te stellen dat er iets aanwezig is uit een bepaalde periode zonder dat veel relevante conclusies kunnen worden getrokken die bijdragen aan het beeld van de ontwikkeling van Deventer en het omliggende platteland. Daarom geldt voor ingrepen met oppervlaktes tussen 200 en 500 m2 alleen een meldingsplicht.14 Naar aanleiding van de meldingen kunnen steekproefsgewijs veldbezoeken worden gebracht om de archeologische verwachting te controleren en aan te vullen. Indien bij een waarneming toch een vindplaats wordt aangetroffen, dient de locatie van de vindplaats te worden opgenomen op de verwachtingskaart en de daaruit voortvloeiende beleidskaart. Vanaf dat moment kent de locatie ook striktere vrijstellingsgrenzen zodat bij toekomstige werkzaamheden automatisch sprake is van een zwaarder beschermingsregime. Vanaf een oppervlakte van 500 m2 ontstaat een meer samenhangend beeld van de onderzochte sporen. Daarom is in gebieden met waarde 3 voor een verstoring met een oppervlak vanaf 500 m2 onderzoek verplicht. Waarde 4 – Archeologische waarden Er is een onderscheid te maken tussen waarden en verwachtingswaarden. In het eerste geval is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid bekend dat op een locatie archeologische sporen aanwezig zijn. In het tweede geval is sprake van een (grote) kans op archeologische sporen. Bij waarde 4 gaat het om terreinen en locaties waarvan de aanwezigheid van sporen (vrijwel) vast staat. Opgenomen zijn de kernen van de historisch bekende boerenerven. Daarnaast zijn enkele historische bekende terreinen opgenomen die een relatief grote oppervlakte en een lage sporendichtheid kennen. Voorbeelden van deze categorie zijn omgrachte terreinen en belegeringskampen. Hier geldt dat het over het algemeen sites met een grote oppervlakte betreft waar kleinschalige ingrepen relatief weinig inzicht in de complexere onderzoeksvragen geven. Daarnaast zijn hier kleinere historische elementen opgenomen waarbij sprake is van een grote buffer. Voorbeelden zijn kunstwerken en verschillende type sites uit de Tweede Wereldoorlog. Hier is de kans dat bij een kleine ingreep precies het element wordt aangesneden relatief klein, wat een ruimere vrijstellingsgrens rechtvaardigt. Ook de vestingwerken uit de 17de tot 19de eeuw zijn in deze categorie ondergebracht. Omdat kleinschalige ingrepen wat diepte betreft over het algemeen niet tot in de relevante middeleeuwse lagen reiken en wat oppervlakte betreft te weinig inzicht geven in ontwikkeling van de vesting worden hier ruimere ondergrenzen gehanteerd dan voor de rest van de binnenstad (afb. 10).15 Verder zijn hier enkele door de Rijksdienst Cultureel Erfgoed aangewezen terreinen met een hoge of zeer hoge archeologische waarde opgenomen.16 Deze gebieden zijn van rijkswege niet beschermd en het is aan de gemeenten om af te wegen hoe met deze gebieden moet worden omgegaan (bijlage 5). Alleen daar waar het werkelijk waarden en geen verwachtingswaarden betrof zijn deze terreinen hier opgenomen. Bij die terreinen waar het feitelijk verwachtingswaarden betrof zijn deze meegenomen in de fysisch geografische verwachting. Tot slot zijn op basis van de resultaten van waarnemingen en opgravingen in het verleden verschillende terreinen aangewezen waar met zekerheid sprake is van de aanwezigheid van archeologische resten. Ook deze terreinen zijn hier opgenomen (bijlage 6). 14 Het gaat hierbij steeds om het totaal van de oppervlakte aan ingrepen binnen het plangebied. Daar waar verschillende werkzaamheden in meerdere min of meer gelijktijdige vergunningaanvragen worden ondergebracht, wordt het geheel van deze vergunningen beoordeeld. 15 Voor een uitgebreidere onderbouwing zie ook par. 4.5. 16 De terminologie is wat verwarrend. Feitelijk gaat het in een aanzienlijk veel van de gevallen ook om verwachtingswaarden in plaats van waarden. Archeologie Deventer, januari 2015
13
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
Afb. 10: De molen van Bakerweerd ging schuil onder de resten van de vesting.
Voor deze terreinen wordt een strikt beleidsregime gehanteerd. In principe verstoort hier vrijwel elke ingreep het bodemarchief. Wel geldt dat kleine ingrepen relatief weinig inzicht bieden in de samenhang tussen sporen. Daarom wordt voor oppervlaktes tussen 100 en 200 m2 een meldingsplicht gehanteerd en geldt pas boven 200 m2 een onderzoeksplicht. In praktische zin zorgt deze ondergrens ervoor dat de kleine particuliere ingrepen zoals de bouw van een huis, schuur of zwembad binnen de vrijstelling vallen of door de meldingsplicht zonder archeologische kosten voor de aanvrager kunnen worden uitgevoerd. Waarde 5 – Hoge archeologische verwachting, hoge informatiedichtheid Op de archeologische verwachtingskaart van RAAP is de historische kern van Deventer aangegeven als een gebied waarvan het op basis van historisch en archeologisch onderzoek zeer aannemelijk is gemaakt dat zich hier een zeer hoge dichtheid aan archeologische en/of bouwhistorische resten bevindt. Feitelijk kan in 95% van de gevallen van archeologische waarden worden gesproken. Binnen de stadswal en latere stadsmuur is sprake van langdurige continuïteit in bewoning en grondgebruik (bijlage 4). Het gevolg hiervan is een complexe opbouw van archeologische lagen en een hoge dichtheid aan archeologische informatie (afb. 11). Binnen de stadsmuren wordt op de beleidskaart een onderscheid gemaakt tussen zones met een hoge en zones met een zeer hoge informatiedichtheid (afb. 12). Voor beide typen zones is de in wet voorgestelde vrijstellingsgrens voor Afb. 11: Ook in relatief kleine putten kan zeer veel informatie aanwezig zijn. oppervlaktes van 100 m2 te ruim. Het grootste deel van de binnenstad valt in de zone met een hoge informatiedichtheid. Hoewel hier ook kleinschalige onderzoeken tot grote resultaten kunnen leiden, is over het algemeen een iets grotere oppervlakte nodig om relevante conclusies te kunnen trekken. Hier wordt in basis een ondergrens van 10 m2 gehanteerd. Voor oppervlaktes tussen 10 en 40 m2 geldt een meldingsplicht. Vanaf ongeveer 40 m2 wordt ook de onderlinge samenhang tussen sporen en structuren duidelijker waarneembaar. In een werkput met een oppervlakte vanaf 40 m2 kan bijvoorbeeld een heel huis worden opgegraven en gedocumenteerd terwijl in een werkput van 25 m2 slechts delen van het huis kunnen worden waargenomen. In kleinere ontgravingen wordt vaak niet duidelijk dat de sporen een structuur vormen. In deze beleidscategorie zijn de ook de hoofdgebouwen en bijgebouwen van landhuizen en verschillende historische elementen opgenomen waarvan de locatie exact kan worden bepaald en die daarom een kleine buffer kennen. Voorbeelden hiervan zijn tolhuizen, kerken, klooster, herbergen, etc. Juist omdat deze elementen een kleine oppervlakte hebben, leidt ook hier een kleine ingreep tot onevenredig groot informatieverlies. Daarom worden hier strikte ondergrenzen gehanteerd.
14
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
0
250
500 m
Percelen, wegen, water
Waarde 2
Waarde 5
Waarde 0
Waarde 3
Waarde 6
Waarde 1
Waarde 4
Waarde 7
Afb. 12: Uitsnede van de beleidskaart die de binnenstad toont.
Waarde 6 – Hoge archeologische verwachting, zeer hoge informatiedichtheid Tot de gebieden met een zeer hoge informatiedichtheid worden feitelijk alleen de begraafplaatsen in de binnenstad gerekend.17 Hier kan zelfs de kleinste ingreep nog informatie opleveren. Een duidelijk voorbeeld is een vuilcontainer die in 2011 op het Grote Kerkhof werd ingegraven (afb. 13). Op een oppervlakte van nog geen 9 m2 werden niet minder dan 45 skeletten gedocumenteerd. Ook werd belangrijke informatie verzameld over de ontwikkeling van het kerkhof. Het is dus niet wenselijk om dergelijke ingrepen zonder meer vrij te geven. Daarom wordt voor deze gebieden een ondergrens van 5 m2 Afb. 13: Vuilcontainer op het grote kerkhof. gehanteerd. Ingrepen die kleiner zijn dan 5 m2 leiden zelden tot een diepe verstoring en zijn over het algemeen te klein om de sporen in context te kunnen plaatsen en zinvolle uitspraken over de interpretatie te kunnen doen. Ook praktisch gezien is het vrijwel onmogelijk om alle kleinschalige ingrepen in beeld te krijgen en te begeleiden. De (ambtelijke) kosten wegen in dat geval zeker niet op tegen de resultaten. Boven de 5 m2 is altijd archeologisch onderzoek verplicht. De eerste stap is ook hier een bureaustudie.18 Er wordt vanwege de onvoorspelbaarheid van de benodigde tijd voor archeologisch onderzoek (een onderzoek van 10 m2 op een begraafplaats kan al weken duren) geen meldingsplicht gehanteerd. 17 76-94. 18
Zie voor een onderbouwing van de locaties van deze begraafplaatsen: Vermeulen, Van der Wal & Pijpelink, 2010, Voor een uitgebreidere onderbouwing zie paragraaf 4.3.6.
Archeologie Deventer, januari 2015
15
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Waarde 7 - Monumentwaardig Rijksmonument Binnen Deventer ligt een kleine groep van door het Rijk aangewezen archeologische monumenten. Voor deze groep worden hier geen regels opgesteld omdat hier de regels van het Rijk van toepassing zijn. Deze bieden geen gemeentelijke beleidsvrijheid. Gemeentelijke monumenten Daarnaast kunnen gemeentelijke monumenten worden aangewezen. Vooralsnog kent de gemeente Deventer geen gemeentelijke archeologische monumenten. Wel kennen drie Kiekenbelten en de begraafplaats aan de Diepenveenseweg dit beleidsregime. Voor de Kiekenbelten geldt dat het om behoudenswaardige bovengrondse landschapselementen gaat die in het bestemmingsplan buitengebied een bescherming kennen. De begraafplaats is een gebouwd rijksmonument en kent langs deze weg een zware bescherming.19 Voor deze locaties geldt dat alle ingrepen dienen te worden vermeden.
4.3 De fysisch geografische verwachting20 De archeologische verwachtingskaart voor de gemeente Deventer is in hoge mate gebaseerd op de landschappelijke en bodemkundige context van bekende archeologische vindplaatsen. Bij de archeologische studies die van het gemeentelijk grondgebied zijn gemaakt kunnen namelijk op grond van geomorfologische en geologische kenmerken en de bodemgesteldheid verschillende landschappen worden onderscheiden die ieder een eigen ontwikkeling en bewoningsmogelijkheden hebben gekend. De nieuwe verwachtingskaart heeft dan ook een sterke fysisch geografische basis die recht doet aan de complexiteit van de ontstaansgeschiedenis van het landschap. De archeologische verwachtingskaart vormt daarmee de grafische weergave van een voorspellingsmodel dat gebaseerd is op het principe dat archeologische resten niet willekeurig over een gebied zijn verspreid, maar gerelateerd zijn aan bepaalde landschappelijke kenmerken of eigenschappen.21 Binnen het landschap van de gemeente Deventer zijn 93 geomorfogenetisch/bodemkundig karakteristieke eenheden onderscheiden die zijn verdeeld over zeven geomorfologische hoofdeenheden (afb. 14). RAAP hanteert voor zijn karteringen een eigen karteringsmodel dat zowel geomorfologische als bodemkundige eigenschappen combineert met archeologische verwachtingen. Aan alle geomorfogenetische eenheden is een profieltype gekoppeld. In dit profieltype zijn de verwachte sporendichtheid en de verwachte diepteligging van het archeologisch niveau en daarmee de mate van conservering meegenomen. Deze profieltypen zijn ingedeeld in een aantal verwachtingswaarden (tabel 1). Onder archeologische verwachting wordt de kans op het voorkomen van archeologische resten verstaan. Meer specifiek zegt een archeologische verwachting iets over de relatieve dichtheid waarin archeologische resten (vondst- en/of spoorcomplexen) binnen een landschappelijke eenheid kunnen voorkomen. Op basis van geomorfogenetische kenmerken zijn drie verwachtingszones onderscheiden: zones met een hoge, middelmatige en lage verwachte dichtheid aan archeologische resten. 19 In de praktijk is er vaak discussie over de reikwijdte van de status van een gebouwd Rijksmonument. In sommige gevallen wordt het ondergrondse deel van de resten niet tot het Rijksmonument gerekend. Om deze discussie te vermijden is aan deze locatie ook archeologisch een zwaar beschermingsregime toegekend. 20 Deze paragraaf is overgenomen uit de bijlage bij de verwachtingskaart. Hier is slechts een korte samenvatting van het model opgenomen, voor een meer gedetailleerde weergave wordt verwezen naar: Willemse et al, 2013. 21 Van Leusen & Kamermans, 2005.
16
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
3
63
27
17
17
17
17
2
25
16
52
25
10
25 17 10 25
63
16
62
21 16 52
16
23 25
3 3 63
3
21
17
21
12
25
62
52
25
25
12
21
3
67 31 67
5 23 12 7
31
16
53
12 25 25 10
67
16
50 65 51
53
65
67
27
53
15
10
50 51
7
15
65
5
15
1 25
16
16 67
50
15
83
15 51
51
7 15
56
50
40
16
15
25
27
15
0
400
800 m 16
27
Die plaatsen, welke in de Douwelerkolk verdronken zijn … Geomorfogenetische kaart van de gemeente Deventer RAAP-rapport 2571, kaartbijlage 1, westblad, schaal 1:10.000 DEKZANDLANDSCHAP
DALRANDLANDSCHAP
UITERWAARDEN VAN DE IJSSEL
1
stuifzandrug - of kop (relief > 2.5 m)
50
90
uiterwaardvlakte
2
associatie van stuifzand en dekzandruggen en koppen
fluviatiele terrasrest met (oud) dekzand en rivierklei
51
91
uiterwaardvlakte, relatief laaggelegen
3
hoge dekzandduinen met plaggendek
verspoelde duinzafzettingen met plaggendek
52
92
hoge dekzandduinen met dun plaggendek
verspoelde duinzafzettingen met doorbraakafzettingen
strang
4
53
93
dekzandrug
doorbraakwaaier/verspoeld rivierduinzand
zomerbed en kade
5
54
laatglaciaal en/of vroegholoceen duin met dun plaggendek
rivierterrasvlakte met plaggendek
6
55
7
laatglaciale en/of vroegholoceen duin met plaggendek
rivierterrasvlakte
56
lage dekzandduinen met plaggendek
fluviatiele terrasrest met rivierklei
8
57
fluviatiele terrasrest met rivierklei en dun ophogingsdek verspoelde fluviatiele terrasrest
9
lage dekzandduinen met dun plaggendek
58
10
lage dekzandduinen
59
dekzandwelving met dun plaggendek
doorbraakwaaier met dun plaggendek
11
60
12
dekzandwelvingen
doorbraakwaaier
61
dekzandvlakte
overloop en/of doorbraakgeulen met plaggendek
13
62
overloop en/of doorbraakgeulen
63
overloop en/of doorbraaklaagten
14 15
fluviatiele terrasrest met (jong) dekzandwelvingen fluviatiele terrasrest met (oud) dekzand en dun plaggendek
OVERIG
Geltink
historische boerderijlocatie boerderijnaam naam en begrenzing van havezaten en landgoederen versterking (schans, landweer, redoute, etc.) vestingwerken AD 1578 tot 1900 stadsmuur AD 1200 tot 1578 versterking AD 850 tot 1200
64
fluviatiele terrasrest met (oud) dekzand
overloop geulen
Lange Bischoppstraat
16
65
(uitgestoven) laagte/depressie
doorbraakgeul
(oude) dijk
17
66
laagte met kolken
(oude) bouwlanden/plaggendekken
67
kolk
BEEKDALLANDSCHAP 20
verspoelde dekzandvlakte met beekafzettingen en plaggendek
21
verspoelde dekzandvlakte met beekafzettingen
70
22
dalvormige laagte met dun plaggendek
71
23
dalvormige laagte met (dekzand) welving
72
laaggelegen rivieroverstromingsvlakte met siltige IJsselklei op beeklei
24
dalvormige laagte
73
crevasse-afzettingen:ingedrongen kleidek met zand tussen 80-120 cm -Mv
25
dalvormige laagte met beek- en/of rivierafzettingen
RIVIEROVERSTROMINGSVLAKTE
pleistocene afzettingen (terrasachtige hoogte) afgedekt door een deels ingedrongen zandig kleidek pleistoceen rivierzand met ingedrongen kleidek; zand tussen 80-120 cm -Mv
26
dalvormige laagte met veen
27
beekdalbodem met plaggendek
74
28
beekdalbodem met meanderruggen en -geulen
75
kronkelwaard/crevassewaaier, laaggelegen
29
beekdalbodem met geul
76
rivierrestgeul/ crevassegeul
30
beekdalbodem met meanderruggen en -geulen en veen
80
meanderruggen/oeverwal
31
dobbe-achtige laagte
81
meanderruggen/oeverwal binnendijks
82
hoge kronkelwaardvlakte
RIVIERMEANDERGORDEL
RIVIERDUINLANDSCHAP
kronkelwaard/crevassewaaier, hooggelegen
83
lage kronkelwaard
laatglaciaal en/of vroegholoceen duin, deels verstoven
84
lage kronkelwaardvlakte
41
laatglaciaal en/of vroegholoceen duincomplex (relief 0.5 - 1.5m)
85
hoogwatergeul (nevengeul)
42
laatglaciaal en/of vroegholoceen duin, vergraven
86
hoogwatergeul (nevengeul), deels verland
40
Afb. 14: Uitsnede uit de geomorfologische kaart.
Archeologie Deventer, januari 2015
17
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Tabel 1: Geomorfologie, buffers en beleidsvarianten. Profieltype
Beleidsvariant (waarde) Type
Buffer
11 (verwachting zeer hoog)
6
vlak
0
11 (verwachting zeer hoog)
5
vlak
0
1 (verwachting hoog)
3
vlak
0
2 (verwachting hoog)
3
vlak
0
3 (verwachting hoog)
3
vlak
0
4 (verwachting middelmatig)
2
vlak
0
5 (verwachting middelmatig)
2
vlak
0
6 (verwachting middelmatig)
2
vlak
0
7 (verwachting laag)
1
vlak
0
8 (verwachting laag)
1
vlak
0
9 (verwachting laag)
1
vlak
0
12 (Onbekend)
-
vlak
0
13 (Water)
1
vlak
0
14 (Laag beekdallandschap)
1
vlak
0
Zones met een hoge archeologische verwachting Het betreft terreindelen waar de hoogste dichtheid aan archeologische resten (met name agrarische nederzettingen en grafvelden) wordt verwacht op grond van landschappelijke kenmerken en een analyse van de archeologische vindplaatsen. Tot deze categorie moeten allereerst het hogere dekzandreliëf, de rivierduinen en de hogere delen van de rivierterrasvlakte langs de IJssel worden gerekend. Deze gebieden kunnen sporen en resten bevatten van menselijke activiteiten uit de prehistorie tot in de huidige tijd (hoge verwachting, mogelijk goede conservering). Een deel van deze archeologische resten is overigens afgedekt geraakt door een meer dan 50 cm dik pakket stuifzanden, rivier- of beekklei of – in de loop van de middeleeuwen – met een pakket eerdgronden (opgeworpen bemestingsdek veelal bestaande uit plaggenmateriaal). Onder deze afdekkende bovenlagen kunnen, buiten het bereik van moderne grondbewerkingsmethoden, allerhande nog relatief ongeschonden archeologische resten schuilgaan (afb. 15). Afb. 15: Voorbeeld van een plaggendek.
Zones met een middelmatige archeologische verwachting In deze gebieden wordt een lagere dichtheid aan archeologische resten (vindplaatsen) verwacht dan in zones met een hoge verwachting. Het gaat vooral om gebieden die in overgangszones (van hoog naar laag) liggen of waar anderszins op grond van de landschappelijke en historische context geen aanleiding is hier een zwaarder archeologisch belang aan toe te kennen. Binnen deze laatste categorie moeten bijvoorbeeld de lage dekzandruggen worden gerekend die geïsoleerd voorkomen te midden van grotere dekzandvlakten. Veel structuren, objecten en sporen zijn in gebieden met een lage vondstzichtbaarheid (graslandpercelen etc.) moeilijk met een inventariserend (prospectief) archeologisch onderzoek op te sporen. Zones met een lage archeologische verwachting Het betreft gebiedsdelen waar de dichtheid aan archeologische resten klein wordt geacht. Het gaat vooral om lager gelegen en van oudsher nattere gronden die gedurende langere tijd weinig aantrekkelijk waren om een bestaan op te bouwen, waardoor er slechts een geringe accumulatie van archeologische resten en sporen is opgetreden. Ook voor deze gebieden geldt dat veel structuren, objecten en sporen moeilijk (dat wil zeggen
18
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid proportioneel; de onderzoeksinspanning moet in redelijke verhouding staan tot de verwachte uitkomsten) met een inventariserend (prospectief) archeologisch onderzoek zijn op te sporen. Vaak gaat het om locaties van zeer kleine omvang. Toch kan de aanwezigheid van archeologische resten in gebieden met een lage archeologische verwachting niet worden uitgesloten; de reeds bekende vindplaatsen bewijzen dit. Vooral in overgangszones tussen hoger- en laaggelegen terrein kunnen zogenaamde off-site resten voorkomen, zoals afvaldumps van nabijgelegen nederzettingen, deposities (afb. 16), water- en drenkkuilen, etc. Ondanks het feit dat ze in gebieden met een lage verwachte dichtheid aan archeologische resten liggen, Afb. 16: Ook in de prehistorie werden bijlen worden dergelijke overgangszones eveneens hoog gewaardeerd omdat er in lage delen van het landschap gedeponeerd. goed geconserveerde voorwerpen van organisch materiaal bewaard kunnen zijn gebleven. Om voldoende recht te doen aan de kwetsbaarheid van het archeologisch bodemarchief in de overgangssituaties, is er voor gekozen om dekzandhoogten (met een hoge archeologische verwachting) richting de dalen uit te breiden met een bufferzone van 25 m (hoge verwachte dichtheid aan archeologische resten).
4.4 Van historische verwachting naar beleid 4.4.1 Boerderijen22 De bestaande verwachtingskaart van de gemeente Deventer uit 2006 bevatte al een overzicht van de uit historische bronnen bekende boerderijen. Rond alle boerderijen die vóór 1900 dateerden, werd een buffer gehanteerd met een diameter van 100 m. Op basis van historisch-geografisch onderzoek uit de periode 20042008, aangevuld met resultaten van opgravingen, is deze laag voor een deel van het gemeentelijk grondgebied verder gedetailleerd.23 Bij dit onderzoek zijn de boerderijen op basis van hun bestaansgeschiedenis zoveel mogelijk ondergebracht in een periodisering waarbij de verschillende perioden een eigen buffer kennen. Voor boerderijen die ontstonden tussen 800 en 1300 wordt een buffer met een diameter van 200 m aangehouden. De buffer van 200 meter voor de middeleeuwse erven is gebaseerd op het feit dat zich in de omgeving van de bestaande boerderij sporen van voorgangers kunnen bevinden. Tot ongeveer 1300 vond regelmatige nieuwbouw van boerderijen plaats omdat de dragende constructie van het gebouw direct in het zand geplaatst was en de palen dus wegrotten. Na enkele decennia werd op enige afstand van de oude boerderij een nieuwe gebouwd. Sporen van de oudere boerderijen en de structuren die daarbij hoorden zoals bijgebouwen en waterputten, kunnen, tot op 200 meter van het latere erf gevonden worden (afb. 17).24 Voor boerderijen die pas na 1200 à 1300 ontstonden geldt een ander verhaal. Door een nieuwe vorm van fundering – op poeren of stiepen – hoefden gebouwen veel minder vaak vernieuwd te worden (afb. 18). Er vond dus minder vaak een verplaatsing plaats, als dat al voorkwam. Rond de erven die tussen 1300 en 1832 ontstonden, is daarom een buffer van 50 meter gelegd. Die buffer is voldoende om de totale omvang van het erf te vatten. Voor erven die tussen 1832 en 1900 dateren kan de kadastrale kaart 1832 niet als uitgangspunt worden gehanteerd. Hier is de huidige Gemeentelijke Basiskaart als uitgangspunt gehanteerd voor het bepalen van de locatie. Rond de kern van het erf is een buffer gelegd van 25 m waarbinnen de resten van het erf te verwachten zijn. Dit erf kent net als de kernzone van de overige erven beleidsregime waarde 4.25 Voor alle boerderijbuffers, ongeacht de datering, geldt dat daar waar de buffer overlapt met voor bewoning ongeschikte 22 Dit tekstdeel is grotendeels overgenomen uit Willemse et al, 2013, 120-124. 23 Dit onderzoek is uitgevoerd door Luuk Keunen tussen 2004 en 2008 en heeft zich in de eerste plaats gericht op de Gooiermarke en Oxermarke, en dan specifiek op alle huisplaatsen van vóór 1832. Voor de verwachtingskaart heeft voor de ontbrekende delen op bescheiden schaal aanvullend onderzoek plaatsgevonden. 24 Scholte Lubberink, 2008; Keunen & De Roode, 2009; Keunen, in prep. 25 Waar geen uitspraken over de ouderdom gedaan konden worden, is de buffer van 100 meter gehandhaafd. Dat is enerzijds gedaan om de buffer niet té ruim te nemen vanwege de potentiële geringe ouderdom van de boerderij en anderzijds niet de zware last van een buffer van 200 meter op te leggen zonder dat er aanwijzingen zijn dat die buffer ook terecht is. Archeologie Deventer, januari 2015
19
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
Paalkuil
Afvalkuil
Gegraven waterloop
Kuil
Waterput
Loopgraaf
Hutkom
Recente verstoring
Diergraf
Natuurlijke laag
Greppel
Natuurlijk vlak
0
20
40 m
Afb. 17 (boven): De opgravingsplattegrond van de Olthof laat meerdere hoofdgebouwen zien.
Dak
Stijl
Poer
Afb. 18 (onder): Voorbeeld van een huis op poeren.
20
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid ee nn kk
Verwachting
14 Klein Koerkamp Koerkamp Klein
11
3
14
2 5
5
Dibbelink Dibbelink
16
K oo ee rr kk aa m m pp ss hh oo ee kk K
3
3
Groot Koerkamp Koerkamp Groot
14 21
14 14
21
16
14
Roudijk Roudijk 10
16 14
Timmer Evertshuis Evertshuis Timmer
L L ee tt tt ee ll ee
Klein Dolderman Dolderman -- Meur Meur Klein Smoddes Smoddes
10
Nije Meijer Meijer Nije
10 16
Brinkman Brinkman Dolderman Dolderman
3
4
Wichink -- Schotwillems Schotwillems Wichink
Schreur Schreur S S hh
Klein12 Wichink Klein Wichink
Beleid
0
200
400 m
Afb. 19: Voorbeeld van de waardering van een buffer rond een boerderij.
Tabel 2: Boerderijtypen, buffers en beleidsvarianten. Omschrijving
Beleidsvariant (waarde) Type
Buffer
Buffer 25 meter
4
punt
25 m
Buffer 50 meter
4
punt
50 m
Buffer 100 meter, binnen 50 m buffer rond punt
4
punt
50-100 m
Buffer 100 meter, buiten 50 m buffer
2
punt
50-100 m
Buffer 200 meter, binnen 50 m buffer rond punt
4
punt
50-200 m
Buffer 200 meter, buiten 50 m buffer
2
punt
50-200 m
Archeologie Deventer, januari 2015
21
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid gebieden, zoals beekdalen, deze delen uit de buffers gesneden zijn. Daardoor hebben de buffers lang niet allemaal meer een ronde vorm. In enkele gevallen waar de kern van het erf gelegen is in een beekdal zijn de buffers niet uitgesneden.26 Feitelijk kennen de boerderijbuffers een gevarieerde verwachting (tabel 2). In de kern van de buffer, waar de boerderij rond 1832 lag, is de verwachting hoog. Daarom wordt in een zone van 50 m rond het centrale punt van het erf waarde 4 gehanteerd. Hier kennen ingrepen vanaf 200 m2 een onderzoeksplicht. Tussen 100 en 200 m2 wordt een meldingplicht gehanteerd. Voor het restant van de buffer (50-100 of 50-200 m) geldt dat de kans op sporen aanzienlijk is maar dat lang niet de gehele buffer even intensief zal zijn gebruikt (afb. 19). De kans op archeologische resten wordt in grote mate bepaald door de landschappelijke en hoogteligging. Over het algemeen geldt dat de boerderijen zich vanaf de late middeleeuwen van de hogere delen van het landschap naar de lagere delen verplaatsten. Dit betekent dat de meeste sporen van voorgangers aangetroffen zullen worden in de zone tussen de locatie van de boerderij in 1832 en de veelal hoger gelegen (landbouw) gronden. De archeologische verwachting van het deel van de buffer dat lager ligt dan de locatie van de boerderij is substantieel geringer dan die van het hogere deel. Over het algemeen kennen juist deze hoge delen op basis van hun fysisch geografische ligging al een hoge verwachting (waarde 3). Deze blijft voor deze hogere delen leidend. Hier geldt dat onderzoek vanaf 500 m2 verplicht is en dat tussen 200 en 500 m2 een meldingsplicht geldt. Het beleidsregime is hier dus lager dan in de kern van het erf maar nog steeds relatief strikt. Voor de lager gelegen delen van de buffer geldt dat de fysisch geografische verwachting (laag of middelmatig) in het geval van een lage verwachting onvoldoende recht doet aan de kans op archeologische resten. Daarom wordt voor die delen van de buffer die een lage verwachting kennen, de verwachting verhoogd naar middelmatig (waarde 2).27 Bij delen van de buffer die op basis van de fysische geografie al een middelmatige verwachting kenden, blijft deze eenvoudigweg gehandhaafd. Hierdoor kennen de delen van de boerderijbuffer waar de kans op sporen het grootst is een relatief strikt regime maar geldt voor de delen waar deze kans lager ligt het regime van waarde 2. Hier geldt tussen 1.000 en 2.500 m2 slechts een meldingsplicht. Pas bij ingrepen boven de 2.500 m2 ligt het risico bij de aanvrager.28 4.4.2 Landgoederen en Havezaten Deze categorie bestaat voor het grootste deel uit landgoederen, daarnaast zijn ook enkele havezaten opgenomen. Landgoederen en Havezaten, Contour Landgoederen kennen over het algemeen een grote oppervlakte waarbinnen slechts beperkte delen zo waren ingericht dat archeologisch onderzoek hier een meerwaarde kan bieden. Grote delen van landgoederen waren immers als landbouwgebied in gebruik. Daarom zijn de buitencontouren van de landgoederen wel meegenomen in de verwachtingskaart (afb. 20) maar heeft het simpele feit dat een locatie binnen de grenzen van een landgoed ligt, niet geleid tot het naar boven bijstellen van de beleidswaarde. 26 Hier kunnen geen algemene uitspraken gedaan worden over de ligging van eerdere voorgangers en is dus altijd een bureauonderzoek nodig. 27 In vrijwel alle gevallen zijn de beekdalen op de verwachtingskaart al uit de buffer gesneden. De enige uitzondering zijn enkele boerderijen met een late datering waarvan zelfs de kern van het erf in het beekdal ligt. Hier zijn de bufferzones gehandhaafd. In de meeste gevallen betreft het hier dus de overige gebieden met een lage verwachting die niet uit de buffer gesneden zijn. 28 In 2012 en 2013 heeft een pilot plaatsgevonden waarbij geëxperimenteerd is met het archeologische begeleiden van het ontgraven van de bouwkuip van verschillende nieuwe stallen. Over het algemeen werden op de lagere delen van erf nauwelijks sporen aangetroffen. De sporen die wel werden aangetroffen konden veelal binnen een dag worden gedocumenteerd. Begeleiden is hiermee veel efficiënter dan grootschalig onderzoek, zie ook Mittendorff & Vermeulen, 2014.
22
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid 10
21 8 5 27
10 12
10 28
3
6
28 25 3
16
5 0
150
21
300 m
5 Die plaatsen, welke in de Douwelerkolk verdronken zijn … Archeologische waarden- en verwachtingskaart voor de gemeente Deventer Verwachte dichtheid aan archeologische resten
Historische nederzettingslocaties
hoge verwachting, waarschijnlijk goede conservering hoge verwachting, mogelijk goede conservering middelmatige verwachting lage verwachting
historische nederzetting/erven (centrumpunt) Groot Baarle
boerderijnaam
Fase onbekend fase 1 (AD 800-1100)
lage verwachting, beekdallandschap
fase 1 of 2 (AD 800-1500)
onbekende verwachting
fase 1, 2 of 3a (AD 800-1598) fase 2 (AD 1100-1500) fase 2 of 3a (AD 1400-1600)
Archeologie Projecten en waarnemingen definitief onderzoek, IVO proefsleuven, begeleiding waarneming, losse vondst, booronderzoek/veldverkenning
fase 3a (AD 1500-1700) fase 3a of 3b (AD 1500-1832) fase 3b (AD 1700-1832)
begrenzing van havezaten en landgoederen Historische infrastructuur en overige elementen
fase 4 (AD 1832-1900) bufferzone boederijverplaatsingen (200/50 m)
brug/vonder (overlaat)sluis of ziel
Indicatie mate van bodemverstoring
stuw
> 40 cm -Mv afgegraven bodem
voorde
vergraven grond (< 40 cm -Mv verstoord)
historische weg waterloop op historische kaart (bonneblad/minuutplan)
Overig huidig water
overige historische elementen (vlakkenbestand)
Rande
toponiem gemeentegrens
Afb. 20: Voorbeeld van een landgoed op de verwachtingskaart. Het grootste deel van het gebied is als landbouwgebied in gebruik. Archeologie Deventer, januari 2015
23
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Tabel 3: Havezaten & Landhuizen, buffers en beleidsvarianten. Type
Beleidsvariant (waarde) Type
Buffer
Hoofdgebouwen
5
vlak
15 m
Bijgebouwen
5
vlak
15 m
Hoofd-erf
3
vlak
0
Bos en landhuis
3
vlak
0
Boerderij op landgoed
-
vlak
0
Windkorenmolen en erf
3
vlak
0
Tuin
2
vlak
0
Weiland met sloot
2
vlak
0
Contouren
-
vlak
0
Landgoederen en Havezaten, Huizen Binnen de landgoederen zijn wel deelgebieden aan te wijzen die een hogere verwachting kennen. De eerste groep is die van de hoofdgebouwen (tabel 3). De locatie van deze gebouwen kan over het algemeen met een relatief grote nauwkeurigheid worden vastgesteld. Daarom is hier een buffer van slechts 15 m gehanteerd. Wanneer op de locatie van een dergelijk gebouw verstorende werkzaamheden plaatsvinden, is de kans op het aantreffen van relevante en interpreteerbare archeologische resten ook bij kleine ingrepen al zeer groot. Daarom is hier waarde 5 gehanteerd. Landgoederen en Havezaten, Details Binnen het terrein van een landgoed liggen vaak deelgebieden waar archeologisch onderzoek wel kan bijdragen aan de kennis over het landgoed. Op basis van de verwachte sporendichtheid zijn verschillende typen elementen onderscheiden die elk een eigen waarde hebben meegekregen (tabel 3). Voor bijgebouwen geldt dat de locatie goed te bepalen is en dat daarom slechts een buffer van 15 m wordt gehanteerd. Wanneer op de locatie van een dergelijk gebouw verstorende werkzaamheden plaatsvinden, is de kans op het aantreffen van de relevante en interpreteerbare archeologische resten ook bij kleine ingrepen al zeer groot. Daarom is hier waarde 5 gehanteerd. Voor de delen van erven buiten de hoofd- en bijgebouwen geldt dat de sporendichtheid hier kleiner is, waardoor de kans dat in een kleine ingreep archeologische sporen worden aangetroffen ook geringer is. Daarom wordt hier geen buffer gehanteerd en geldt hier waarde 3. Voor landschapselementen geldt dat archeologisch onderzoek alleen bij grote oppervlakten een meerwaarde zal geven. Daarom wordt geen buffer gehanteerd en geldt hier waarde 2. 4.4.3 Versterkingen Het betreft hier verschillende typen verdedigingswerken waarvan de locatie grotendeels is vastgesteld op basis van historisch kaartmateriaal. Het betreft elementen met een zeer verschillend karakter en daarom kent deze groep ook relatief veel verschillende waarden (tabel 4). Voor een deel gaat het om locaties die slechts een kleine oppervlakte kennen. Hierbij moet worden gedacht aan kiekenbelten en landweerversterkingen (afb. 21). In deze gevallen zijn de locaties goed te bepalen en wordt daarom een buffer van slechts 15 m gehanteerd. Verder geldt dat een kleine ingreep voor een aanzienlijk verlies aan informatie kan zorgen zodat strikte ondergrenzen op hun plaats zijn. Daarom wordt voor deze groep beleidsvariant waarde 6 gehanteerd. Voor de drie Kiekenbelten geldt dat zij monumentwaardig zijn en daarom wordt hier zelfs waarde 7 gehanteerd.
24
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Tabel 4: Verdedigingswerken, buffers en beleidsvarianten. Type
Beleidsvariant (waarde) Type
Buffer
Overige wallen, locatie zeker
3
vlak
15 m
Omgracht terrein
4
vlak
0
Versterking landweer
6
vlak
15 m
Kiekenbelt wal
6
vlak
15 m
Belegeringskamp
4
vlak
0
Landweer locatie zeker
3
vlak
15 m
Landweer locatie mogelijk
3
vlak
15 m
Landweer locatie indicatief
-
vlak
0
Kiekenbelt
7
vlak
15 m
Een tweede groep bestaat uit elementen met een iets grotere oppervlakte en een wat lagere verwachte sporendichtheid. Hieronder vallen de mogelijke legerkampen uit de Tachtigjarige Oorlog en enkele andere omgrachte terreinen. Deze groep is niet van een gerefereerde historische kaart gedigitaliseerd maar ingetekend op basis van de Gemeentelijke Basiskaart. Daarom is geen buffer gehanteerd en geldt met waarde 4 een wat ruimere beleidsvariant. Een laatste groep zijn de zogenaamde landweren. Landweren zijn uitgebreide systemen van veelal wallen en grachten die dienden om akker- en weidegronden te beschermen tegen invallen van buitenaf (afb. 22). Afb. 21 (boven): Een foto Het betreft over het algemeen relatief smalle lineaire van een Kiekenbelt. structuren die zich over honderden meters uitstrekken. In 2013 zijn deze voor de gehele gemeente Deventer in kaart gebracht op basis van historisch kaartmateriaal.29 Omdat de afwijkingen in het gebruikte kaartmateriaal relatief klein zijn, is voor deze categorie een buffer van slechts 15 m gehanteerd. Bij de inventarisatie is een onderscheid gemaakt tussen zekere, mogelijke en indicatieve landweertrajecten. In het eerste geval is de locatie met zekerheid te bepalen. De kans op het aantreffen van archeologische sporen bij een ingreep is hier dus het grootst. Bij de mogelijke landweren is de locatie vaak voor een deel gereconstrueerd waardoor Afb. 22 (links): Voorbeeld de trefkans iets lager ligt. In beide gevallen is de kans van een onderzochte op resten groot en wordt daarom de relatief strikte landweer. beleidsvariant waarde 3 gehanteerd. Bij indicatieve locaties is alleen een globaal traject bekend. Hierdoor kunnen eventuele sporen in een veel groter gebied liggen zodat een enorme buffer zou moeten worden gehanteerd. In dat geval weegt de regeldruk niet op tegen de verwachte resultaten. Daarom zijn de alleen indicatief te plaatsen landweren niet meegenomen in de beleidskaart. De landweren op de verwachtingskaart hebben hier wel een signaalfunctie en toekomstig onderzoek kan daardoor van een indicatief landweertracé alsnog een zeker tracé maken. 29
Brokamp, 2013.
Archeologie Deventer, januari 2015
25
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Tabel 5: Overige historische elementen, buffers en beleidsvarianten. Type
Beleidsvariant (waarde) Type
Buffer
Begraafplaats
7
vlak
0
Blekerij
5
vlak
15 m
Brug
5
vlak
15 m
Galg
5
vlak
15 m
Gasthuis
5
vlak
15 m
Gebouw
5
vlak
15 m
Herberg
5
vlak
15 m
Holle weg
5
vlak
15 m
Hooibergen
5
vlak
0
Kapel
5
vlak
15 m
Kerk
5
vlak
15 m
Klooster
5
vlak
15 m
Logement
5
vlak
15 m
Molen
5
vlak
15 m
Pastorie
5
vlak
15 m
Scheepswerf
5
vlak
15 m
Steenbakkerij
5
vlak
15 m
Tolhuis
5
vlak
15 m
Watermolen
5
vlak
15 m
Windmolen
5
vlak
15 m
Molenbergen
4
vlak
0
Eendenkooi
3
vlak
0
Horrea
3
vlak
0
Markt
3
vlak
0
Moestuin en hoven
3
vlak
0
4.4.4 Overige historische elementen Dit is feitelijk een soort restgroep die bestaat uit een breed scala van historische gebouwen en complexen die niet in één van de bovenstaande lagen zijn ondergebracht. De verschillende aard van de complexen maakt dat ook hier verschillende beleidsvarianten zijn gehanteerd (tabel 5). Het meest strikte regime is van toepassing op enkele begraafplaatsen. De begrenzing kan exact worden bepaald zodat geen buffer wordt gehanteerd. Feitelijk zijn deze locaties monumentwaardig. In veel gevallen zijn ze bovengronds ook Rijks- of gemeentelijk monument en om die reden is hier beleidsvariant waarde 7 gehanteerd. Daarnaast is er een grote groep van bijzondere gebouwen waarvan de locatie met relatief grote zekerheid kan worden bepaald. Daarom is hierbij een buffer van slechts 15 m Afb. 23: Op de worp lagen moestuinen met eenvoudige aangehouden voor afwijkingen die het gevolg zijn van de bijgebouwen.
26
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid kwaliteit van het historisch kaartmateriaal. Hieronder vallen bijvoorbeeld kerken, tolhuizen en herbergen. Wanneer op de locatie van een dergelijk gebouw verstorende werkzaamheden plaatsvinden, is de kans op het aantreffen van de relevante en interpreteerbare archeologische resten ook bij kleine ingrepen al zeer groot. Daarom is hier waarde 5 gehanteerd. Tot slot zijn er nog een aantal elementen waarvan de locatie moeilijker te bepalen is en/of die een grotere oppervlakte en kleinere sporendichtheid kennen. Voorbeelden zijn de moestuinen (afb. 23) en horrea (graanschuren) die op de vroegste kaarten van de stad buiten de poorten zijn afgebeeld. Omdat de locaties slechts globaal konden worden ingetekend, zijn vlakken zonder buffer gehanteerd. Verder is op basis van de relatief lage trefkans en geringe sporendichtheid het soepelere beleidsregime waarde 3 gehanteerd. Tabel 6: Infrastructuur, buffers en beleidsvarianten. Type
Beleidsvariant (waarde) Type
Buffer
Kade voor 1832
3
lijn
10 m
Dijk voor 1832
3
lijn
10 m
Dijk tussen 1832-1900
3
lijn
10 m
Kade tussen 1832 en 1900
3
lijn
10 m
Waterloop voor 1832
-
vlak
0
Weg voor 1832
-
vlak
0
Brug
4
punt
25 m
Vonder
4
punt
25 m
Ziel
4
punt
25 m
Overlaat
4
punt
25 m
Stuw
4
punt
25 m
Sluis
4
punt
25 m
Voorde
4
punt
25 m
Bruggen
4
vlak
10 m
4.4.5 Infrastructuur Op basis van historisch geografische bronnen, in het bijzonder de kadastrale minuutplans van 1832 en de topografische kaarten van omstreeks 1900 zijn structuren in kaart gebracht. In deze categorie zijn lijnelementen zoals wegen, waterlopen en dijken ondergebracht. Daarnaast zijn er puntelementen zoals bruggen, sluizen, voorden en stuwen (tabel 6). Dijken Veel dijken kennen een complexe ontwikkelingsgeschiedenis en stratigrafie (afb. 24). Hierover is op basis van historische bronnen veelal maar weinig bekend. Archeologisch onderzoek kan hier veel aanvullende informatie opleveren. Over het algemeen is de locatie op basis van historisch en modern kaartmateriaal goed te bepalen zodat een buffer van slechts 10 m is gehanteerd. Vooral bij grootschalige en diepere ingrepen kunnen doorsneden door de dijk worden gedocumenteerd terwijl ingrepen die zich beperken tot de bovenzijde van de dijk over het algemeen weinig relevante informatie zullen opleveren. Daarom is een ruimer beleidsregime gehanteerd dan op basis van de trefkans Afb. 24: Onderzoek naar de voor de hand ligt: waarde 3. Snipperlingsdijk onder de Amstellaan.
Archeologie Deventer, januari 2015
27
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Waterlopen Voor de kleinere waterwegen geldt dat archeologisch onderzoek over het algemeen weinig informatie zal opleveren. Hier zijn vooral de kunstwerken op overgangen van land en waterwegen interessant. Deze kennen hun eigen bescherming. Daarom zijn waterwegen niet op de beleidskaart opgenomen. Wegen Ook wegen zijn als zodanig niet opgenomen in de beleidskaart. Op zich kan onderzoek naar de ontwikkeling van een weg relevante informatie opleveren maar het is hiervoor niet nodig de gehele weg een zwaar beschermingsregime te geven. Over het algemeen zijn bij wegen in de natte gebieden juist die locaties waar door middel van een voorde of brug een waterloop wordt overgestoken relevant. Deze bescherming biedt ook de mogelijkheid de aangrenzende wegdelen te onderzoeken en zo aanvullende informatie te verzamelen zodat een verdere bescherming hier niet nodig wordt geacht. De hogere delen van de weg zijn veelal reeds beschermd omdat zij gelegen zijn in gebieden die op basis van hun fysisch geografische ondergrond een hoge verwachting kennen. Kunstwerken Het gaat hierbij om bruggen, voorden, sluizen en stuwen waarvan de locatie is vastgesteld op basis van historisch kaartmateriaal. Het gaat om relatief kleine puntlocaties waarvan de locatie met betrekkelijke zekerheid kan worden bepaald. Rond de puntlocatie die op basis van de kaart kon worden bepaald, is een buffer aangegeven. Er is een buffer van 25 m gehanteerd omdat de topografische kaarten waarvan deze elementen zijn overgenomen over het algemeen een grote schaal en daarmee samenhangende beperkte nauwkeurigheid kennen. Omdat deze locaties een kleine oppervlakte hebben, leidt ook een relatief kleine ingreep al snel tot een aanzienlijke verstoring van de aanwezige resten. Het werkelijke element beslaat echter in de praktijk slechts een beperkt deel van het als buffer aangemerkte gebied. Dit maakt de kans op het aantreffen van de resten bij een kleine ingreep relatief klein. Daarom is hier waarde 4 gehanteerd en niet waarde 5 of 6. Bruggen Dit betreft slechts twee bijzondere kunstwerken waar een puntlocatie geen recht deed aan de situatie; de oude IJsselbrug en de Schipbrug (afb. 25). Hier is een vlak voorzien van een buffer van 10 m gehanteerd. Daarbinnen geldt hetzelfde regime als voor de overige kunstwerken: waarde 4.
Afb. 25: Sporen van de Schipbrug.
4.4.6 Tweede Wereldoorlog Sporen uit de Tweede Wereldoorlog worden pas sinds enkele jaren gezien als volwaardig onderdeel van het bodemarchief. Voor Deventer zijn deze resten in 2013 in kaart gebracht in een rapport met de titel Het Begraven Oorlogsverleden van Deventer.30 Hierbij is allereerst een signaleringskaart opgesteld van activiteiten uit de Tweede Wereldoorlog die sporen hebben nagelaten in de bodem. Mede omdat juist voor de Tweede Wereldoorlog veel historische informatie beschikbaar is, voegt archeologisch onderzoek lang niet altijd wat toe. Per (type) element is daarom een afweging gemaakt over de archeologische informatiewaarde. Alleen die locaties waar archeologisch onderzoek naar verwachting een meerwaarde kan hebben, zijn op de verwachtingskaart van RAAP opgenomen.31 De gehanteerde buffer is deels gebaseerd op de nauwkeurigheid van de brondata. Een deel van de gegevens is gebaseerd op coördinaten in de geallieerde verslaglegging van de strijd rond Deventer. Deze zijn op 30 31
Vermeulen, 2013. Voor een uitgebreide uitwerking van deze afweging zie Vermeulen, 2013 & Willemse et al, 2013.
28
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Tabel 7: Tweede wereldoorlog, buffers en beleidsvarianten. Type
Beleidsvariant (waarde) Type
Buffer
Betonnen verdedigingswerken
4
vlak
50 m
Kazerne 1940
4
vlak
50 m
Overig 1940
-
vlak
0
Vliegtuigcrash
4
punt
50 m
Aanval op gronddoel
2
punt
100 m
Stelling Flak
4
vlak
100 m
Luchtoorlog overig
4
vlak
100 m
V1 stelling
4
vlak
100 m
Gevorderde gebouwen militair
4
vlak
50 m
Officiele gebouwen civiel
4
vlak
50 m
Loopgraven
2
vlak
50 m
Tankgrachten
2
vlak
50 m
Geschutsopstellingen en onderkomens
4
vlak
50 m
Versterkte boerderijen
2
vlak
50 m
Pantsersperren
4
vlak
50 m
Geallieerde Artillerie-Mortieren/Tanks
2
punt
100 m
HQ
2
punt
100 m
POW Cage
-
punt
0
Vijandelijk artilleriedoel
2
punt
100 m
Koude oorlog, Coupure
4
vlak
50 m
Koude oorlog, Inlaatwerk
4
vlak
50 m
Koude oorlog, Bunker met kelder en onderkomens
4
vlak
50 m
Koude oorlog, Versperring
-
vlak
50 m
basis van kaartmateriaal in het veld bepaald en kennen naar verwachting een beperkte nauwkeurigheid. Daarom zijn hier buffers van 100 m gehanteerd. De overige elementen zijn grotendeels gebaseerd op luchtfoto’s. Deze luchtfoto’s zijn redelijk nauwkeurig te plaatsen maar tonen alleen de grote structuren zoals loopgraven en tankgrachten (afb. 26). Voor en achter een dergelijke structuur lagen ook kleinere elementen die op de foto vaak onzichtbaar zijn. Verder beperkte de strijd zich niet tot de loopgraaf, maar zal ook rondom de loopgraaf zijn gevoerd. Daarom is voor deze groep een buffer van 50 m gehanteerd. Een laatste groep is overgenomen van relatief grootschalig kaartmateriaal. Daarom is ook hier een ruime buffer van 50 m gehanteerd (tabel 7). De eerste groep bestaat uit slechts twee locaties, de V1 banen van Lettele en de Voorhorst. (afb. 27) Vanaf de banen werden, met gebruik van allerlei bijbehorende installaties en gebouwen, V1’s afgeschoten op Antwerpen. De sporen strekken zich uit over een relatief groot gebied dat goed kan worden begrensd maar lang niet overal even intensief in gebruik was. Daarom Afb. 26: De luchtfoto toont sporen van een loopgraven wordt hier waarde 4 gehanteerd. en een tankgracht.
Archeologie Deventer, januari 2015
29
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Een tweede groep bestaat uit relatief kleine elementen waarvan de locatie goed kan worden bepaald zoals betonnen verdedigingswerken, geschutsopstellingen en allerlei gebouwen. Omdat deze locaties een kleine oppervlakte hebben, leidt ook een relatief kleine ingreep al snel tot een aanzienlijke verstoring van de aanwezige resten. Het werkelijke element beslaat echter in de praktijk slechts een beperkt deel van het als buffer aangemerkte gebied. Dit maakt de kans op het aantreffen van de resten bij een kleine ingreep relatief klein, daarom is waarde 4 gehanteerd en niet waarde 5 of 6. De derde groep bestaat grotendeels uit elementen met een relatief grote oppervlakte zoals bijvoorbeeld loopgraven, tankgrachten en opstelplaatsen voor artillerie. De sporendichtheid ligt vaak wat lager en vooral grootschaliger ingrepen tonen de sporen in samenhang. Daarom is hier het soepele vrijstellingsregime waarde Afb. 27: Onderzoek naar de V1 baan bij de Voorhorst. 2 gehanteerd.
4.5 De waarden voor de binnenstad In de verwachtingskaart zoals opgesteld door RAAP vormt de gehele binnenstad binnen de middeleeuwse stadsmuren een geheel met een hoge archeologische verwachting en sporendichtheid. De zone van de vestingwerken is weergeven als gebied met een hoge archeologische verwachting. Deze verwachting wordt in zeer kort bestek onderbouwd in paragrafen 4.2.6, 4.3.11 en 4.4.6 van het begeleidend schrijven bij de verwachtingskaart.32 Als onderlegger bij deze verwachting dient een adviesdatabase die door Archeologie Deventer is opgesteld voor de binnenstad van Deventer. De kaarten in bijlage 4 tonen een selectie van de hierin opgenomen informatie. Hieruit komt duidelijk naar voren dat het gehele gebied binnen de muren een hoge verwachting heeft die feitelijk gezien kan worden als een waarde. Daarom worden voor de binnenstad binnen de muren ook zeer strikte vrijstellingsgrenzen gehanteerd. Binnen de binnenstad is wel sprake van variatie in de sporendichtheid. Deze sporendichtheid bestaat feitelijk uit twee componenten, de dichtheid aan sporen in de verschillende lagen en het aantal lagen op een locatie. De combinatie van beide componenten bepaalt feitelijk hoe groot het informatieverlies bij een ingreep met een gegeven oppervlakte is. Voor de binnenstad worden drie dichtheden onderscheiden: normaal, hoog en zeer hoog (tabel 8). Tabel 8: De waarden voor de binnenstad. Omschrijving
Beleidsvariant (waarde) Type
Buffer
Hoge verwachting, normale sporendichtheid
4
vlak
0
Hoge verwachting, hoge sporendichtheid
5
vlak
0
Hoge verwachting, zeer hoge sporendichtheid
6
vlak
0
4.5.1 Hoge verwachting, normale sporendichtheid Een normale sporendichtheid is te verwachten ter plaatse van de vestingwerken uit de 17de tot 19de eeuw. Hier moet rekening worden gehouden met sporen uit de periode voor en tijdens de vesting. Voor de bouw van de eerste stadswallen aan het eind van de 9de eeuw, strekte het nederzettingsareaal zich op sommige plaatsen buiten de latere stadsmuren uit. Na de bouw van de stadsmuren lag het gebied van de latere vesting in het schootsveld maar werd het wel gebruikt voor windmolens, watermolens en andere activiteiten die ruimte vroegen. Deze resten zijn ofwel verstoord door de aanleg van grachten, ofwel afgedekt door een dik pakket zand waarmee de vesting werd aangelegd. 32
Willemse et al., 2013.
30
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Alleen bodemingrepen die reiken tot een diepte van meerdere meters, zullen sporen uit de periode voor de vesting aansnijden. Over het algemeen hebben deze ingrepen ook een grotere oppervlakte. Ook kennen het type vindplaatsen dat hier uit de periode voor de vesting kan worden aangetroffen over het algemeen een veel minder grote sporendichtheid dan vindplaatsen uit de kern van het stedelijk gebied. Hierdoor is vaak een wat grotere onderzoeksoppervlakte nodig om zinvolle uitspraken te kunnen doen over de interpretatie van de sporen. De vestingwerken zelf bevinden zich dichter onder de oppervlakte. Hoewel de vestingwerken zelf ook onderwerp kunnen zijn van zinvol archeologisch onderzoek, leveren alleen grote vlakken en profielen hier zinvolle informatie op.33 Voor sporen van de inrichting op de wallen en direct daarachter geldt dat deze bij het slechten van de wallen vrijwel volledig verloren zijn gegaan. Ingrepen kleiner dan 100 m2 reiken zelden tot de middeleeuwse lagen en bieden te weinig inzicht in de structuur van de vestingwerken. Daarom worden deze ingrepen vrijgegeven. Tussen 100 en 200 m2 zullen incidenteel wel sporen worden aangetroffen die leiden tot een beter begrip van de vestingwerken of onderliggende lagen maar hierin zal weinig samenhang te herkennen zijn. Daarom wordt hier de meldingsplicht gehanteerd. Bij grotere ingrepen is onderzoek nodig. Daarom wordt in de zone buiten de middeleeuwse stadsmuren maar binnen de grachten van de 17de-eeuwse bastions waarde 4 gehanteerd.34 De locatie van de vestingwerken is goed te bepalen zodat hier geen buffer is toegepast. 4.5.2 Hoge verwachting, hoge sporendichtheid Het grootste deel van de binnenstad valt in de zone met een hoge sporendichtheid. Hier wordt in basis een ondergrens van 10 m2 gehanteerd. Voor oppervlaktes tussen 10 en 40 m2 geldt een meldingsplicht. Bij ontgravingen kleiner dan 25 m2 kan de herkenbaarheid van de sporen en structuren lastig zijn. De diepte van ontgravingen kleiner dan 25 m2 is meestal gering, omdat de grotere diepten alleen onder afschot bereikt kunnen worden. Bij ontgravingen vanaf 25 m2 zijn sporen en muren meestal duidelijk waarneembaar. Kleine structuren kunnen bij deze oppervlakte worden herkend. Vanaf ongeveer 40 m2 wordt ook de onderlinge samenhang tussen sporen en structuren duidelijker waarneembaar. In een werkput met een oppervlakte vanaf 40 m2 kan bijvoorbeeld een heel huis worden opgegraven en gedocumenteerd, terwijl in een werkput van 25 m2 slechts delen van het huis kunnen worden waargenomen. In kleinere ontgravingen wordt vaak niet duidelijk dat de sporen een structuur vormen. Daarom wordt voor het grootste deel van de binnenstad waarde 5 gehanteerd. Bij ingrepen met een oppervlakte tussen 10 m2 en 40 m2 zal een meldingsplicht worden opgelegd. Daarmee kan een waarneming worden uitgevoerd. Vanaf 40 m2 wordt om een regulier onderzoek gevraagd. Ook hier geldt dat de grenzen goed te bepalen zijn en dat daarom geen buffer is gehanteerd. 4.5.3 Hoge verwachting zeer hoge sporendichtheid Tot de gebieden met een zeer hoge dichtheid worden feitelijk alleen de begraafplaatsen in de binnenstad gerekend. Hier kan zelfs de kleinste ingreep nog informatie opleveren. Een duidelijk voorbeeld is een vuilcontainer die in 2011 op het Grote Kerkhof werd ingegraven. Op een oppervlakte van nog geen negen vierkante meter werden hier 45 skeletten gedocumenteerd. Ook werd belangrijke informatie verzameld over de ontwikkeling van het kerkhof. Het is dus niet wenselijk om dergelijke ingrepen zonder meer vrij te geven. Daarom kennen deze locaties de op één na striktste vrijstellingsgrenzen, vertaald in waarde 6 . Er wordt voor deze gebieden een ondergrens van 5 m2 gehanteerd. Ingrepen die kleiner zijn dan 5 m2 leiden zelden tot een diepe verstoring en zijn over het algemeen te klein om de sporen in context te kunnen plaatsen en zinvolle uitspraken over de interpretatie van de sporen te kunnen doen. Ook praktisch gezien is het vrijwel onmogelijk om alle kleinschalige ingrepen in beeld te krijgen en te begeleiden. De (ambtelijke) kosten wegen in dat geval zeker niet op tegen de resultaten. Omdat door de extreem hoge sporendichtheid ook ingrepen tussen 5 en 10 m2 kunnen leiden tot zeer veel informatieverlies, wordt voor deze waarde geen meldingsplicht gehanteerd. 33 34
Zie bijvoorbeeld: Vermeulen, Mittendorff en Gerritsen, 2010. Dit is strikter dan de in het buitengebied gehanteerde waarde voor profieltype 2.
Archeologie Deventer, januari 2015
31
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid De eerste stap is zoals altijd een bureaustudie. Voor deze locaties gaat de bureaustudie niet zo zeer in op de specifieke archeologische en historische verwachting omdat die voor deze locaties veelal voldoende bekend is. Daarom richt de bureaustudie meer op de aard van de ingreep en het in kaart brengen van eventuele eerdere verstoringen bijvoorbeeld aan de hand van KLIC kaarten of bouwtekeningen. Op basis hiervan moet de afweging worden gemaakt of archeologisch onderzoek nodig is. In deze afweging spelen vooral bij kleine locaties ook technische factoren een belangrijke rol. Kan het archeologisch onderzoek technisch en veilig worden uitgevoerd en zo ja wegen de kosten op tegen de (mogelijke) resultaten? Deze afweging speelt vanzelfsprekend ook bij de grotere ingrepen maar zal daar verhoudingsgewijs vaker ten gunste van archeologie uitvallen.
4.6 Archeologische waarden 4.6.1 Door de RCE aangewezen terreinen van archeologische waarde In Archis II zijn door de Rijksdienst Cultureel Erfgoed terreinen van hoge en zeer hoge archeologische waarde aangewezen. Van deze terreinen kennen er slechts twee de status van beschermd Rijksmonument: de Stenen Wal (afb. 28) en de Noordenbergstraat-Welle. Deze twee locaties kennen een eigen beleidswaarde: waarde 7. Hier is in alle gevallen een vergunning van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed nodig. Er gelden dus geen vrijstellingen. In de overige gevallen is de gemeente verantwoordelijk voor Afb. 28: Het rijksmonument gaat schuil het beschermen van de op de locatie aanwezige archeologische Noordenbergstraat 1. waarden (tabel 9). De terreinen zijn weergegeven in Bijlage 5. Voor elk terrein is onderzocht waarop de status van het terrein is gebaseerd. In de praktijk blijkt het in veel gevallen te gaan om losse vondsten op basis waarvan hele (grote) percelen een waarde hebben gekregen. Feitelijk gaat het daarbij om hoge verwachtingswaarden en niet om bekende waarden. In deze gevallen is gecontroleerd in hoeverre de verwachting op de verwachtingskaart recht doet aan de in Archis II opgenomen gegevens. Daar waar dit het geval is, zijn de geldende fysisch geografische verwachtingswaarden voor de locatie gehanteerd en zijn deze terreinen niet apart opgenomen in de beleidskaart. Tabel 9: Archeologische waarden. Omschrijving
Beleidsvariant (waarde) Type
Buffer
Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd
7
vlak
0
Terrein van hoge archeologische waarde
4
vlak
0
Terrein van hoge archeologische waarde
4
vlak
50 m
Terrein van archeologische betekenis
4
vlak
0
Bekende vindplaats
4
vlak
0
Bekende vindplaats
4
vlak
50 m
Bekende vindplaats
4
vlak
variabel
Verder zijn verschillende terreinen aangewezen op basis van de aanwezigheid van historisch bekende landhuizen en havezaten, verdedigingswerken en historische elementen. Feitelijk wijken deze terreinen niet af van de elders in de verwachtingskaart opgenomen elementen uit de diverse categorieën. Deze terreinen zijn daarom niet apart opgenomen in de beleidskaart, maar zijn in de verschillende lagen waar zij deel van uitmaken opgenomen. Alleen daar waar werkelijk sprake is van aantoonbare archeologische waarden die niet reeds langs een andere weg beschermd waren, zijn terreinen apart opgenomen in de laag archeologische waarden. Zoals uit de tabel blijkt, zijn naast de beide rijksmonumenten slechts drie terreinen van hoge en zeer hoge archeologische waarde apart opgenomen in de tabel waarde (bijlage 6). Hierbij is nr. 13845 (Gooiermars) in zijn geheel overgenomen.
32
Archeologie Deventer, januari 2015
onder
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Bij monumentnummer 2701 (Blankena) is de begrenzing aangepast aan de zichtbare crop-marks. Voor nr. 13840 geldt dat hierbinnen twee locaties zijn aangewezen waarbinnen sprake is van archeologische waarden. Het overige deel van de enk is opgenomen in de fysisch-geografische verwachting. Omdat het in deze drie gevallen waarden betreft, locaties waar vrijwel zeker sporen en vondsten aanwezig zijn, wordt hier waarde 4 gehanteerd. 4.6.2 Bekende vindplaatsen, archeologische waarden Sinds 1865 hebben in Deventer meer dan 750 archeologische onderzoeken plaatsgevonden. Dit varieert van losse vondsten en kleine waarnemingen tot proefsleuven en grootschalige opgravingen. Op basis van al deze onderzoeken kunnen verschillende terreinen worden aangewezen waar met zekerheid sprake is van archeologische resten. Daarom zijn alle onderzoeken buiten de binnenstad geanalyseerd. De binnenstad kent al een voldoende onderbouwd en strikt vrijstellingsregime en is daarom buiten beschouwing gelaten. Voor vindplaatsen waar de archeologische sporen met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid buiten de onderzochte locatie doorlopen, zijn deze locaties in deze laag opgenomen (tabel 9). In totaal gaat het hierbij om 35 vrijwel zekere vindplaatsen. In veel gevallen vallen binnen een vindplaats meerdere oude onderzoeken. In bijlage 6 is voor elk van de vindplaatsen een korte onderbouwing opgenomen. In deze tabel bevinden zich ook vindplaatsen waar bijvoorbeeld wel proefsleuvenonderzoek heeft plaatsgevonden maar waar door omstandigheden het definitief onderzoek (nog) niet is uitgevoerd. Omdat het waarden betreft, locaties waar vrijwel zeker sporen en vondsten aanwezig zijn, wordt hier waarde 4 gehanteerd.
4.7 Het effect van verstoringen Als gevolg van forse landschappelijke ingrepen zoals bijvoorbeeld vergravingen, ontgrondingen en egalisaties zijn sommige terreindelen zodanig aangetast dat betwijfeld kan worden of zich nog archeologische waarden in de bodem bevinden. In die gebieden waar de bodem diep verstoord is, mag worden aangenomen dat er geen belangrijke archeologische sporen (meer) aanwezig zijn. Voor deze gebieden geldt geen archeologische verwachting meer: waarde 0. Deze laag is over alle andere verwachtingselementen heen gelegd en uitgesneden. Deze locaties hebben dus op de beleidskaart geen verwachting meer. Hier gelden geen archeologische voorwaarden, ongeacht de oppervlakte van de ingreep. Tabel 10: Bodemverstoringen, buffers en beleidswaarden. Nummer & beschrijving
Beleidsvariant (waarde) Type
Buffer
1 (afgegraven/diep ontgrond)
0
vlak
0
2 (afgegraven/diep ontgronde es, AHN waarneming)
-
vlak
0
3 (grote gebouwen en overige verstoringen)
0
vlak
0
4 (gierkelder/kelders, diep ontgrond)
0
vlak
0
5 (diep vergraven/omgezet, meer dan 45 cm - Mv)
0
vlak
0
6 (ondiep vergraven/omgezet minder dan 45 cm - MV)
-
vlak
0
7 (ondiep vergraven, 35-45 cm - MV)
-
vlak
0
8 (rabatten, strooksgewijs afgegraven en opgehoogd)
-
vlak
0
9 (geegaliseerd)
-
vlak
0
10 (opgehoogd)
-
vlak
0
11 (verstorende archeologische ingrepen)
0
vlak
0
12 (infrastructuur stedelijk gebied, wegtalud, waterloop, spoortalud)
0
vlak
0
Door RAAP zijn in de verwachtingskaart 12 categorieën van verstoringen onderscheiden (tabel 10). Hiervan zijn er zes waarvan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat geen archeologische sporen meer aanwezig zijn. Deze kennen allen beleidsvariant waarde 0 en zijn daarmee uit de beleidskaart gesneden. Het gaat hierbij om gebieden die diep zijn afgegraven of ontgrond, grote gebouwen met Archeologie Deventer, januari 2015
33
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid kelders, gierkelders onder en naast stallen, zeer omvangrijke infrastructuur zoals spoorwegen en kanalen en opgravingen uit het verleden. Voor deze laatste categorie geldt dat alleen opgravingen die tot in de natuurlijke bodem zijn uitgevoerd, zijn opgenomen. Hier hoeft geen rekening meer te worden gehouden met dieper liggende archeologische resten. Daar waar de diepte van de verstoringen niet kon worden bepaald of naar verwachting beperkt is, zijn deze verstoringen niet vertaald in de beleidskaart. Deze informatie is wel van belang bij de uiteindelijke afweging of op een locatie bij een gegeven ingreep al dan niet archeologisch onderzoek nodig is.
34
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
5. Vrijstellingsdiepte 5.1 Normaal agrarisch gebruik Vanuit agrarische hoek is terecht beargumenteerd dat normaal agrarisch gebruik op gronden met een dubbelbestemming archeologie mogelijk moet zijn. Hierbij is het wel van belang vast te stellen wat dan onder normaal agrarisch gebruik wordt verstaan. Hier wordt aangesloten op de definities zoals die zijn vastgesteld in een convenant dat in Drenthe door de gemeentelijke en provinciale overheden en LTO Noord samen is opgesteld.35 Geen normaal agrarisch gebruik • Diepploegen en mengwoelen • Egaliseren van natuurlijk reliëf. • Ontginnen • Aanleggen of vergraven van sloten • Het aanleggen van bos • Het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd Wel normaal agrarisch gebruik • Grondbewerking tot een diepte van 30 cm (voor Deventer wordt vrijwel altijd 0,5 m gehanteerd) • Niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 10 cm onder de bouwvoor. • Het aanbrengen van drainage, tenzij het gaat om Essen of AMK-terreinen of anderszins bekende vindplaatsen op gemeentelijke archeologiekaarten. In afwijking op de hierboven genoemde 0,3 m (inclusief woelen 0,4 m) is binnen de gemeente Deventer in het buitengebied over het algemeen een vrijstellingsgrens van 0,5 m onder maaiveld gehanteerd. Deze grens wordt in de volgende paragraaf in meer detail onderbouwd. Om te komen tot een onderbouwde dieptevrijstelling is voor een groot aantal vindplaatsen binnen de Deventer gemeentegrenzen bepaald op welke diepte de archeologische sporen lagen en hoe dik de afdekkende laag was. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen vindplaatsen in het buitengebied en vindplaatsen binnen de muren van de middeleeuwse stad. Er is alleen gebruik gemaakt van gegevens uit opgravingen, proefsleufonderzoeken en waarnemingen en niet van booronderzoeken.
5.2 De diepteligging van archeologische vindplaatsen in het buitengebied De resultaten voor het onderzoek in het buitengebied zijn weergeven in bijlage 7. In totaal zijn 33 vindplaatsen meegenomen. In de tabel zijn alle vindplaatsen waar in een deel van het onderzoeksgebied sprake was van een afdekkende laag die minder dan 0,5 m dik was, in oranje weergegeven. Het gaat hierbij om 10 vindplaatsen. Voor deze vindplaatsen is in detail gekeken wat de gevolgen van agrarische werkzaamheden tot 0,5 m waren geweest voor de kwaliteit van de vindplaats. De vindplaats Natuurderij IJsseldijk (project 454) is aangesneden in een lange sleuf haaks op de uiterwaarden waarin sprake is van een begraven bodem (afb. 29).36 De sporen die dateren uit de vroege bronstijd en ouder liggen onder deze oudste akkerlaag. Over de akkerlaag ligt een pakket stuifzand waarin zich sporen uit de ijzertijd en Romeinse tijd bevinden. In totaal is een sleuf van 253 m lengte gedocumenteerd. Hiervan kende ongeveer 225 m een intact profiel. In totaal zijn van de 31 profielkolommen slechts 4 geïsoleerde kolommen aan te wijzen waar de afdekkende laag boven het stuifduin minder dan 0,5 m dik was. In drie gevallen was het dek 0,4 m dik en in een geval 0,3 m. De profielkolommen aan weerszijden van de vier kolommen met een dun dek waren allen meer dan 0,5 m dik. Ter plaats van de profielkolommen bevonden zich nergens sporen. 35 36
Convenant, Archeologisch erfgoed in landbouwkundig gebruik 15-11-2011. Mittendorff, 2013 & Mittendorff, 2011.
Archeologie Deventer, januari 2015
35
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Een ploegdiepte van 0,5 m had hier dus niet tot schade aan het bodemarchief geleid, al kan gezien de geringe oppervlakte van de sleuf niet worden uitgesloten dat elders op geringe diepte wel sporen aanwezig zijn. Ter plaatse van Oerdijk 114 (project 399) is een keuterboerderij onderzocht die vermoedelijk pas rond 1832 tot stand kwam.37 De locatie betreft een klein kopje in een verder laaggelegen gebied. Hier zijn in totaal zes profielkolommen gedocumenteerd. Vijf profielen zijn gelegen in het gebied waar ook sporen zijn aangetroffen. Deze profielen laten alle vijf een afdekkende laag zien die circa 0,5 m dik was. Een zesde laatste profielkolom lag buiten de zone met de sporen. Hier was de bouwvoor slechts 0,4 m dik.38 Ook voor deze vindplaats geldt daarmee dat ploegen Afb. 29: De leidingsleuf ter plaatse van de Natuurderij laat tot 0,5 m geen verstoring van sporen zou hebben veroorzaakt. duidelijk de begraven bodem zien. Bij het onderzoek in Steenbrugge (project 361) zijn drie zones onderscheiden.39 Zone 1 is de kernzone van het erf. Daarom heen ligt zone 3, een relatief laag gelegen zone waar alleen sprake was van extensief gebruik van het landschap en die een lage sporendichtheid kende. Daarbinnen lag zone 2, die feitelijk bestaat uit twee ruimtelijk gescheiden locaties van schaapskooien. Verspreid over de drie zones zijn 18 profielkolommen gedocumenteerd waarvan er zeven een kolomdikte van minder dan 0,5 m hebben. Deze profielkolommen bevinden zich alle zeven in de zone die slechts extensief gebruikt werd. Zes profielen liggen in zone 3 waar vooral greppels en enkele diepe kuilen zijn aangetroffen. Hier zou bij een verstoringsdiepte van 0,5 m geen noemenswaardige informatie verloren zijn gegaan. Binnen dit gebied ligt echter ook één van de twee schaapskooien. Ter plaatse van de schaapskooi is zelfs sprake van een kolomdikte van slechts 0,25 m. Ploegen tot 0,5 m onder maaiveld zou hier onherroepelijk wel tot schade hebben geleid. Op de locatie van de Arkelstein (project 348) heeft zowel proefsleuvenonderzoek als definitief onderzoek plaatsgevonden (afb. 30).40 De profielen uit het Inventariserend Veldonderzoek geven een goed beeld van de ontwikkeling van de bodem ter plaatse. Er zijn drie proefsleuven aangelegd en in elk van de sleuven is een lengteprofiel gedocumenteerd. Het profiel in werkput 1 laat een bouwvoor van 0,3 à 0,4 m zien met daaronder nog een akkerlaag van eveneens 0,3 à 0,4 m. De totale kolomdikte is daarmee aanzienlijk dikker dan 0,5 m. In werkput 2 zijn een bouwvoor en twee onderliggende plaggendekken of ophogingslagen onderscheiden. Aan de noordzijde is het profiel het meest intact. Hier is een bouwvoor te zien met een dikte van ongeveer 0,4 m. Daaronder ligt het bovenste akkerpakket dat een dikte van 20 à 30 cm heeft. Vermoedelijk is dit pakket opgebracht na de periode van het kasteel. Vanuit deze laag zijn de sporen die behoren tot de relatief recente periode van de boerderij ingegraven. Hieronder ligt een derde laag met een dikte van eveneens ongeveer 0,2 m. Deze hangt mogelijk samen met een ophogingsfase die in verband staat met het kasteel. Hierin bevinden zich de oudste sporen.
Afb. 30: Een sleuf ter plaatse van de Arkelstein. 37 Mittendorff, 2012. 38 1. Sporen, dek 0,5 m ( P104), 2. Sporen, dek 0,7 m (P502-2), 3. Sporen, dek 0,5m (P303), 4. Sporen, dek 0,5 m (P304-1), 5. Sporen, dek 0,5 m (P304-2), 6. Geen sporen, dek 0,4 m (P502). 39 Haveman & Vermeulen, 2007 & Smole, Kastelein & Mittendorff, 2011. 40 Van der Wal & Berends, 2014.
36
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Ook het zuidprofiel is gedocumenteerd en hier zijn de ophogingslagen van het kasteel duidelijker te herkennen. Hier is een ongeveer 0,6 m dik pakket akkergrond te zien dat bestaat uit een bouwvoor en een onderliggende akkerlaag. Daaronder beginnen de archeologisch relevante ophogingslagen. In werkput 3 is goed de overgang te herkennen van het profiel dat tot stand is gekomen als gevolg van landbouw en de zone van het erf. Aan de noordzijde is een profiel te zien dat bestaat uit een mollenlaag, een akkerlaag die in twee delen uiteen valt en een bouwvoor. Bouwvoor en akkerlagen zijn hier samen circa 0,8 m dik. Aan de zuidzijde van de werkput, tegen de boerderij, is de profielopbouw veel complexer. Hier is nog een verstoorde laag van 0,3 m dik te zien met direct daaronder de lagen die samenhangen met de ontwikkeling van het erf. Dit is ook te zien binnen de in 2010 afgebroken boerderij. Feitelijk bevinden de sporen zich hier slechts enkele decimeters onder de oppervlakte. Ter plaatse van de voormalige boerderij zou een vrijstellingsdiepte van 0,5 m dus tot verstoring van de jongste fase van het erf hebben geleid. Op het Essenerveld (projectnummer 335) zijn alleen proefsleuven aangelegd.41 Binnen deze proefsleuven konden vijf vindplaatsen worden aangewezen. Ter plaatse van de vindplaatsen zijn 21 profielen gedocumenteerd. Deze kennen allemaal opvallend dikke profielkolommen waarbij de afdekkende laag, tot de bovenzijde van de mollenlaag of indien aanwezig de prehistorische akkerlaag tussen 0,75 en 1,6 m dik was. Slechts één profiel laat een volledig verstoorde opbouw zien. Hier is zand afgegraven waarna een bouwvoor met een dikte van slechts 0,2 m is teruggezet. Ook ter plaatse van het Essenerveld had een vrijstellingsgrens van 0,5 m dus geen gevolgen gehad voor de kwaliteit van het bodemarchief. Direct naast de huidige Olthof in Epse zijn verschillende laat middeleeuwse voorgangers van deze boerderij opgegraven (project 309, afb. 31).42 De profielen zijn gedocumenteerd als onderdeel van het proefsleuven onderzoek dat in 2000 werd uitgevoerd. In totaal zijn ter plaatse van de boerderij 27 profielen gedocumenteerd.. Van deze profielen laten er slechts drie een kolomdikte zien die kleiner is dan 0,5 m. Nergens is deze echter dunner dan 0,4 m. Twee profielen liggen in een zone waar silosleuven uit de recente periode van het erf liggen waarbij de strakke overgang tussen bouwvoor en C-Horizont wijst op het mogelijk afgraven van de bouwvoor. Het derde profiel ligt dicht tegen de moderne boerderij aan in de moestuin. Naast deze drie profielen zijn er nog vier Afb. 31: Een van de boerderijplattegronden uit de opgraving bij met een afdekkende dikte tussen 50 en 60 cm. Omdat hierin de Olthof. ook de mollenlaag is meegenomen is de afdekking ook hier aan de dunne kant. Hierbij moet worden opgemerkt dat drie van deze vier profielen direct boven een huisplattegrond liggen. Samengevat moet worden geconcludeerd dat bij een verstoringsdiepte van 0,5 m enige schade aan het bodemarchief zou ontstaan. Vooral de hogere delen van de rug kennen door aftopping maar een beperkte afdekking. De schade die veroorzaakt wordt door een verstoringsdiepte van 0,5 m is echter relatief beperkt. Lettele Schotwillemsweg (projectnummer 280) betreft een relatief kleinschalig proefsleuvenonderzoek op een relatief natte locatie.43 Het gaat om vier sleuven op een locatie die op de huidige verwachtingskaart uiteen valt in een deel met een lage en een deel met een hoge verwachting. Het terrein ligt op de overgang van een hoge dekzandrug naar een dalvormige laagte. Roestvlekken in de bodem wezen op hoge waterstand. Hoewel de bouwvoor slechts 35 à 40 cm dik was, zijn slechts sporen van percelering en enkele losse paalgaten aangetroffen. Dit is in overeenstemming met de natte bodemopbouw en daarmee samenhangende lage verwachting. Ook bij een vrijstellingsdiepte van 0,5 m was dus geen sprake geweest van verstoring van relevante archeologische resten. 41 42 43
Smole & Mittendorff, 2008. Mittendorff, Vermeulen & Van der Wal, 2014. Mittendorff, 2006.
Archeologie Deventer, januari 2015
37
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid De laatste vindplaats is een erf uit de midden of late ijzertijd dat is aangetroffen aan de Holterweg (projectnummer 217).44 In totaal zijn verspreid over het onderzoeksgebied dertien profielen gedocumenteerd (afb. 32). Van deze profielen kennen profiel 2, 7,9,10 en 12 een afdekkende kolomdikte die zonder mollenlaag minder dan 0,5 m dik is. Wanneer ook de veelal relatief dikke mollenlaag wordt meegerekend gaat dit alleen nog om profiel 10. Dit profiel ligt opvallend genoeg op het hoogste deel van de vindplaats. Vermoedelijk is de dunne afdeklaag hier het gevolg van (machinale) egalisatie waarbij bouwvoor en akkerlaag materiaal van de hoge delen van de akker naar de randen is verplaatst. Geconcludeerd moet echter worden dat een vrijstellingsdiepte van 0,5 m hier aan de ruime kant is. m +NAP 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
9,00
8,75
8,50
8,25
8,00
7,75
7,50
7,25
1
8
4
12
maaiveld bouwvoor
9
3
esdek vernmengd met bouwvoor
7
2
10
esdek
6
mollenlaag 11
oude cultuurlaag natuurlijke ondergrond (dekzand)
locatie opnames
13
5
Afb. 32: De opbouw van de profielen aan de Holterweg.
Conclusie Samengevat zijn er van de 33 onderzochte vindplaatsen negen waar het afdekkende dek bij een deel van de onderzoekslocatie dunner is dan 50 cm. Slechts in vier van deze gevallen bevindt deze te dunne afdekking zich ook ter plaatse van de sporen van de vindplaats. In de andere vijf gevallen zou een verstoring van 50 cm geen gevolgen hebben gehad voor het bodemarchief. In het geval van de Olthof en de Holterweg gaat het om de hogere delen van de vindplaats waar zich wel degelijk sporen bevinden. Het dunne dek is hier niet het gevolg van de oorspronkelijke situatie maar komt door het afploegen van bouwvoor materiaal naar de randen van de rug. In het geval van het Essenerveld is op één locatie in het verleden al een aanzienlijk deel van de bodemkolom afgegraven voor zandwinning waardoor deze locatie niet representatief is. Voor de locatie van de Arkelstein geldt dat de verstoringsdiepte werkelijk tot verstoring zou leiden. In de praktijk is dit vooral het gevolg van het feit dat deze boerderij pas recent is afgebroken en de resten daarmee niet zijn verwijderd. Op de meeste locaties heeft deze verstoring al in het verleden plaatsgevonden. Voor het onderzoeken van 44
Hermsen, 2007.
38
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid locaties als de Arkelstein zou moeten worden ingezet op bouwhistorisch onderzoek in combinatie met de ondergrondse resten. In de meeste gevallen geldt dus dat een verstoring van 0,5 m geen invloed zou hebben gehad op het bodemarchief. In een zeer beperkt aantal gevallen zou een verstoring van 0,5 m wel gevolgen hebben gehad. Hoewel er dus sprake is van een theoretisch risico wordt toch gekozen voor een vrijstellingsgrens van 0,5 m. Daarbij spelen drie afwegingen een rol. Allereerst moet worden meegenomen dat het feit dat tot 0,5 m mag worden verstoord, niet betekent dat dit ook gebeurt. In de meeste gevallen gaat het om agrarische gronden. Over het algemeen is het niet in het belang van boer om meer zand in de bouwvoor te ploegen of woelen. Hierdoor verslechtert de kwaliteit van de grond eerder dan dat deze verbetert. Agrarisch belang en archeologisch belang zijn daarmee gelijk en de boer zal altijd proberen een verstoring zo veel mogelijk te beperken. Verder is een striktere eis bij de meeste agrarische werkzaamheden niet of nauwelijks te controleren. Het heeft weinig zin een norm op te nemen die niet te handhaven is. Tot slot kan worden gesteld dat het verscherpen van de grens naar 0,3 m leidt tot veel extra regeldruk en kosten terwijl de inhoudelijke winst minimaal zal zijn. Daarom wordt het ruime vrijstellingenbeleid voor het grootste deel van buitengebied gehandhaafd.
5.3 De diepteligging van archeologische vindplaatsen in de binnenstad In de binnenstad geldt dat sporen zich op heel veel plaatsen direct onder de oppervlakte bevinden. In afbeelding 33 zijn 10 foto’s van profielen en vlakken in grotere en kleinere opgravingen verspreid over de binnenstad afgebeeld. Allemaal laten ze zien dat de eerste muurresten niet meer dan enige decimeters onder het maaiveld liggen. Sommige muren liggen zelfs direct onder het gras. Daar waar veel vindplaatsen op het platteland in een later stadium weer als landbouwgrond in gebruik zijn geweest en afgedekt raakten met plaggen, is de ontwikkeling in de stad eigenlijk nooit beëindigd. Tot de verstening van de stad in de loop van de 14de eeuw werd de stad enkele meters opgehoogd. Daarna kwam hier een einde aan en de ontwikkeling van de laatste eeuwen speelde zich af in dezelfde decimeters van het bodemarchief. Als een bestaand gebouw aan vervanging toe was, brak men veelal slechts af wat in de weg zat voor de nieuwbouw. Tot de jaren tachtig van de 20ste eeuw werd zelfs bij het afbreken van bestaande bebouwing ten behoeve van nieuwbouw een gebouw nog tot net onder maaiveld afgebroken. Nadat het gewelf van een eventuele kelder was ingeslagen, werd de kelder gevuld met puin. Een paar decimeter zand dekte het geheel af. Dit gold ook voor omvangrijke bouwwerken zoals de stadsmuren. De muur boven maaiveld verdween maar onder de straatstenen bleef de fundering achter. Ook veel tuinen in de binnenstad bevatten direct onder maaiveld allerlei resten van bebouwing. Al in de late middeleeuwen lagen hier buitenkeukens en kleine werkplaatsen. Vanaf de 18de eeuw groeide de stad weer geleidelijk en ontstond steeds meer behoefte aan ruimte voor industrie en de bijbehorende werknemers. Als gevolg hiervan werden veel achtererven volgebouwd met veelal relatief lichte, ondiep gefundeerde bebouwing. Toen industrie en arbeiders aan het eind van de 19de en in de loop van 20ste eeuw weer steeds meer uit de binnenstad verdwenen werd veel bebouwing weer afgebroken om plaats te maken voor tuinen. De muren werden tot enkele decimeters onder maaiveld afgebroken waarna wat tuingrond werd opgebracht. Conclusie Binnen de binnenstad wordt daarom een dieptevrijstelling van slechts 0,3 m gehanteerd. Incidenteel zijn er wel muurresten die zelfs nog iets hoger uitsteken, maar het eerste intacte sporenvlak ligt over het algemeen op deze diepte of nog enkele decimeters dieper. Voor vrijwel alle gebruikstoepassingen geldt dat deze laag vergraven is. Bij bestrating is veelal minimaal 20 cm vleizand met daarop bestrating aangebracht, ook tuinen en openbaar groen kennen over het algemeen een plantlaag die minimaal 0,3 m diep is. Door deze keuze kunnen reguliere werkzaamheden zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd maar gaan ook nauwelijks archeologische resten verloren.
Archeologie Deventer, januari 2015
39
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid 201 Papenstraat 59 - kameren
233 Smedenstraat 475 - gasthuis
262 Muggeplein - huizen
269 Bergkerkplein - huizen
236 Smedenstraat 38-44 - aarden wal
323 Kleine Poot - huizen
247 Emmaplein - brug
244 Smedenstraat - stadsmuur
307 Doorgang Walstraat - stadsmuur
223 Bruynssteeg - kameren
Afb. 33: Overzicht van vindplaatsen in de binnenstad die illustreren dat de archeologische sporen vaak direct onder het maaiveld zitten.
40
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
5.4 De vrijstellingsdiepte op de beleidskaart De indeling in beleidswaarden is in de eerste plaats gebaseerd op de gevarieerdere oppervlaktevrijstelling. Om het aantal waarden te beperken, zijn onder enkele beleidswaarden zowel locaties uit de binnenstad als uit het buitengebied ondergebracht. Omwille van de overzichtelijkheid is aan elke beleidswaarde slechts één dieptevrijstelling gekoppeld: • Waarde 1 tot en met waarde 3 bevatten alleen elementen in het buitengebied. Hier is dus een vrijstellingsdiepte van 0,5 m gehanteerd. • Waarde 4 bevat naast een grote groep elementen uit het buitengebied, ook het gebied van de vestingwerken. Omdat voor de vestingwerken een dieptevrijstelling van 0,5 m goed te verantwoorden valt, wordt hier de dieptevrijstelling van het buitengebied gehanteerd. • Waarde 5 bevat naast de binnenstad een grote groep historische elementen en de hoofd- en bijgebouwen van landhuizen en havezaten in het buitengebied. Voor deze laatste groepen geldt dat vooral baksteenresten zich in veel gevallen ook relatief dicht onder het maaiveld zullen bevinden. Daarom is een vrijstellingsdiepte van 0,3 m hier het meest op zijn plaats. • Waarde 6 bevat naast de begraafplaatsen in de binnenstad enkele bovengrondse versterkingen. Omdat deze sporen zich direct onder maaiveld bevinden is een vrijstellingsdiepte van 0,3 m het meest passend. • Waarde 7 betreft een tweetal rijksmonumenten, drie bovengrondse Kiekenbelten en een monumentale begraafplaats. Daarom wordt hier geen vrijstellingsdiepte gehanteerd.
Archeologie Deventer, januari 2015
41
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
6. Beleidskaart & Tabel 6.1 De beleidskaart (bijlage 1) De beleidskaart is in de eerste plaats een digitaal product. De bijgevoegde pdf-kaart toont alleen de acht beleidswaarden zonder alle achterliggende informatie. Hierdoor ontstaat een overzichtelijk beeld. Voor een onderbouwing van de verschillende beleidswaarden kan de kaart echter niet zonder de onderliggende verwachtingskaart worden gezien. Daarom is gebruik gemaakt van dezelfde uitsneden als in de pdf-versie van de verwachtingskaart. Ook is gebruik gemaakt van de dezelfde versie van de Grootschalige Basiskaart. Een vereenvoudigde tabel met beleidswaarden is opgenomen als onderdeel van de legenda. In de digitale versie kan elk element binnen de beleidswaarden worden aangeklikt om te achterhalen op welk type verwachting de waarde is gebaseerd. Zo kan in detail worden geadviseerd. De verwachtingskaart en beleidskaart zijn feitelijk momentopnames. Na vrijwel elk onderzoek kan de kaart op kleine onderdelen worden aangepast. Als is het maar omdat de opgraving moet worden toegevoegd aan de laag verstoringen. Deze informatie wordt bijgehouden. Wanneer het aantal wijzingen toeneemt, kan er voor worden gekozen een aangepaste versie van de verbeelding door Burgemeester & Wethouders laten vaststellen.
6.2 Overzichtstabel beleidswaarden (bijlage 2) Deze tabel toont in de detail welk beleidsregime geldt voor welke beleidswaarde. Ook is te zien uit welke elementen de beleidswaarden zijn samengesteld. Dit is een uitgebreide variant van de tabel die als onderdeel van de beleidskaart is opgenomen.
6.3 Overzichtstabel van verwachting naar beleid (bijlage 3) Deze tabel laat per verwachtingselement zien welke beleidswaarde en buffer zijn gehanteerd. Feitelijk zijn hierin de tabellen uit de hoofdstukken samengebracht. De informatie is identiek aan die in bijlage 2, maar wordt andersom ontsloten.
42
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
7. Literatuur Bartels, M., 2003. Bedrijvenpark A1, Deventer (Epse-Noord), Waardering en selectie terreinen ten behoeve van het archeologisch en bouwhistorisch vervolgonderzoek, Deventer. Bartels, M., M. Klomp, & I. Hermsen, 2001. IJzertijd in de Driebergenbuurt (Archeologie in Deventer 4), Deventer. Brokamp, B., 2013. Landweren bij Deventer. Een historisch geografisch onderzoek naar de laat-middeleeuwse verdedigingslinies in de gemeente Deventer (Rapportages Archeologie Deventer 65), Deventer. Eimermann, E., 2012a. Archeologische begeleiding Sallandsweg 1 (project 445) (Archeologie Deventer Briefrapport 12), Deventer. Eimermann, E., 2012b. Archeologische begeleiding Midlijkerdijk 5 (project 437) (Archeologie Deventer Briefrapport 8), Deventer. Eimermann, E., 2012c. Inventariserend archeologisch onderzoek (proefsleuven) Landsherenkwartier Fase 1B-1C (project 420). (Interne Rapportages Archeologie Deventer 57), Deventer. Fuldauer, A. & J.W. Bloemink, 1989. Een Mysterieuze Begraafplaats uit de 18de eeuw, in J. Bedaux et al. (red): Deventer Jaarboek, Deventer, 50-64. Groothedde, M., 1998. Rielerenk, Bolkesteinlaan. Afvalkuilen Uit De Midden Bronstijd, in: Hunnepers, Deventer. Haveman, E. & B. Vermeulen, 2007. Achter die Steenen Brugge. Archeologisch proefonderzoek in het plangebied Steenbrugge (fase 1), Deventer (Rapportages Archeologie Deventer 22), Deventer. Hermsen, I., 2005. De bodem onder de belt. Archeologie en geschiedenis van een agrarisch gebied in de Voorstad van Deventer (Interne rapportages Archeologie Deventer 15), Deventer. Hermsen, I. C. G., 2007. Een afdaling in het verleden. Archeologisch onderzoek van bewoningsresten uit de prehistorie en de Romeinse tijd op het terrein van Colmschate-Skibaan (gemeente Deventer) (Rapportages Archeologie Deventer 19), Deventer. Hermsen, I., 2009. Bathmen omstreek de tijd van keizer Augustus. Archeologisch onderzoek in het plangebied Schipbeekvoorde. Fase 2 op de Bathmense Enk te Bathmen (gemeente Deventer) (Rapportages Archeologie Deventer 29), Deventer. Hermsen, I. & N. Eeltink, 2004. Colmschate-Knoopkegel: IJzertijdbewoning in het westelijk deel van de nederzetting (Rapportages Archeologie Deventer 15), Deventer. Hermsen, I. & E. Haveman, 2009. Op het spoor van de Holterweg, archeologisch en historisch onderzoek van, onder en langs de Holterweg in Colmschate (gemeente Deventer) (Rapportages Archeologie Deventer 25), Deventer. Hermsen, I., L. Smole & D. Kastelein, 2010. Archeologisch proefsleuvenonderzoek in het kader van het project Ruimte voor de Rivier: Vindplaats 5, De Worp, locatie ten noorden van de Wilhelminabrug in Deventer (project 354) (Interne Rapportages Archeologie Deventer 39), Deventer. Jansen, S., 2011. Geestelijke goederen en gemeenschappelijke grond Middeleeuwse erven te ‘Groot Swormink’, Deventer.
Archeologie Deventer, januari 2015
43
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Kastelein, D. & I. Hermsen, 2011. In grote vaart door de prehistorie. Archeologisch onderzoek van de prehistorische bewoningsresten in het tracé van de verbrede Siemelinksweg te Colmschate (gemeente Deventer) (Interne Rapportages Archeologie Deventer 43), Deventer. Kastelein, D. & E. Mittendorff, 2011. Archeologisch proefsleuvenonderzoek in het kader van het project Ruimte voor de Rivier Risicozone D (IJsseldijk 37) (Project 398) (Interne Rapportages Archeologie Deventer 50), Deventer. Keunen, L.J., in prep. Eeuwig grensland. Een historisch-geografische studie van Salland en de Achterhoek (Dissertatie. Wageningen Universiteit), Wageningen. Keunen, L.J. & F. de Roode, 2009. Gemeente Hengelo: archeologische waarden- en verwachtingskaart met AMZadviezen (RAAP-rapport 1897), Weesp. Klomp, M. & I. Hermsen, 2002. Archeologisch onderzoek op de lokatie De Knoop te Colmschate (gemeente Deventer) (Rapportages Archeologie Deventer 9), Deventer. Kossen, M., 2013. De boerenstaand is de ruggegraat veur ’t laand Archeologisch onderzoek naar de bewoningssporen van twee erven en hun bewoningsgeschiedenis op de Bathmense Enk van de negende tot de negentiende eeuw, Amsterdam. Leusen, M. van & H. Kamermans (red.), 2005. Predictive modelling for archaeological heritage management: a research agenda (Nederlandse Archeologische Rapporten 29), Amersfoort. Mittendorff, E., 2006. Inventariserend Veldonderzoek Lettele Schotwillemsweg (projectnummer 280) (Interne Rapportages Archeologie Deventer 19), Deventer. Mittendorff, E., 2008. Rondweg Wesepe. Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven (project 325) (Interne Rapportages Archeologie Deventer 26), Deventer. Mittendorff, E.S., 2012. Inventariserend archeologisch onderzoek (proefsleuven) Spijkvoorderenk (project 399) (Interne Rapportages Archeologie Deventer 53), Deventer. Mittendorff, E., 2012. Archeologische begeleiding Wesselinksdijk 7 (project 448) (Archeologie Deventer Briefrapport 7), Deventer. Mittendorff,E., 2013a. Begeleiding Nutsleidingen Natuurderij, Ruimte voor de Rivier (project 454) (Interne Rapportages Archeologie Deventer 59), Deventer. Mittendorff, E.S., 2013b. Archeologische waarneming Stationsplein (project 484) (Interne Rapportages Archeologie Deventer 72), Deventer. Mittendorff, E. & B. Vermeulen, 2014. Evaluatie pilot archeologische begeleiding werkzaamheden op boerenerven, Deventer. Mittendorff, E., B. Vermeulen & M. van der Wal, 2014. Op Kloostergronden, Archeologisch, (bouw)historisch en landschappelijk onderzoek naar het erf De Olthof en de naastgelegen watermolen in Epse Noord (Rapportages Archeologie Deventer 38), Deventer. Mousch, R.G. van & F.R.P.M. Miedema, 2013. Over de IJssel, Archeologisch onderzoek naar de laatmiddeleeuwse brugresten en een 19de eeuwse scheepstimmerwerf bij Deventer (BAAC-rapport A-110089), Den Bosch.
44
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Norde, E.H.L.D., 2013. Ontginningsssporen op de Denneboom te Bathmen; aardgastransportleidingtrace OmmenEsveld (A-662), catalogusnummer 8; gemeente Deventer; archeologisch onderzoek: proefsleuven (RAAP-rapport 2329), Weesp. Oosterbaan, J. 2013a. Archeologisch proefsleuvenonderzoek Landsherenkwartier Fase 1E, gemeente Deventer (project 482).(Interne Rapportages Archeologie Deventer 67), Deventer. Oosterbaan, J. 2013b. Archeologische proefsleuvenonderzoek Infrastructurele inrichting Natuurderij, gemeente Deventer (project 492) (Interne Rapportages Archeologie Deventer 68), Deventer. Scholte Lubberink, H.B.G., 2008. Gemeente Borne: archeologische verwachtings- en advieskaart (RAAP-rapport 1713), Weesp. Schuurman, E.I., 2012. Plangebied Bathmenseweg te Lettele, Gemeente Deventer, Archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (proefsleuven) (RAAP-rapport 2530), Weesp. Smole, L., D. Kastelein & I. Hermsen, 2010. Archeologisch proefsleuvenonderzoek in het kader van het project Ruimte voor de Rivier: Vindplaats 1/2, Bolwerksweide, locaties rond de Bolwerksplas in Deventer (project 351) (Interne Rapportages Archeologie Deventer 37), Deventer. Smole, L., E.S. Mittendorff & D. Kastelein, 2011. Schapen over de brug. Archeologisch onderzoek naar het erf Steenbrugge en omgeving en de archeologische begeleiding van het munitieonderzoek rondom een luchtafweerstelling uit de Tweede Wereldoorlog (Rapportages Archeologie Deventer 32), Deventer. Smole, L. & E. Mittendorff, 2008. Drivingrange Essenerveld. Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven (Interne Rapportages Archeologie Deventer 29), Deventer. Smole, L. & E.S. Mittendorff, 2010. Plangebied Wijtenhorst – Douwelerleide. Inventariserend archeologisch onderzoek (project 360) (Interne Rapportages Archeologie Deventer 34), Deventer. Smole, L., E. Mittendorff, D. Kastelein & I. Hermsen, 2010. Archeologisch proefsleuvenonderzoek in het kader van het project Ruimte voor de Rivier: Vindplaats 3, locatie ten zuidoosten van Plantsoen De Worp in Deventer (project 352) (Interne Rapportages Archeologie Deventer 38), Deventer. Verlinde, A.D., et al, 1986. Wetenschappelijk onderzoek - incidenteel onderzoek, Deventer-Swormink, gem. Deventer, in: Jaarverslag ROB 1986, 83-84. Verlinde, A.D., 1988. Wetenschappelijk onderzoek - ander meerjarig onderzoek: ‘t Bramelt, Colmschate, gem. Deventer, in: Jaarverslag ROB 1988, 49-50. Vermeulen, B., 2013. Het begraven oorlogsverleden van Deventer. Een archeologisch verwachtingsmodel voor sporen uit de Tweede Wereldoorlog (Interne Rapportages Archeologie Deventer 64), Deventer. Vermeulen B. & M. H. Bartels, 2007. Boeren voor de stad. Archeologisch, historisch en landschappelijk onderzoek van de Rielerenk (Gemeente Deventer) (Rapportages Archeologie Deventer 21), Deventer. Vermeulen, B., S. Gerritsen & E.S. Mittendorff, 2011. Op het knooppunt van eeuwen. Archeologisch en historisch onderzoek naar de Deventer vestingwerken op de locaties Emmaplein, Boreelkazerne en Hoornwerk (Rapportages Archeologie Deventer 31), Deventer.
Archeologie Deventer, januari 2015
45
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Vermeulen, B., I. Hermsen & E.S. Mittendorff, 2009. Achterblijvers in de volksverhuizingstijd, archeologisch onderzoek in het kader van de aanleg van de Zweedse Tunnel, Colmschate (gemeente Deventer) (Rapportages Archeologie Deventer 27), Deventer. Vermeulen, B., M. van der Wal & A. Pijpelink, 2010. Graven op het Grote Kerkhof, Archeologisch onderzoek in de stadsverwarmingssleuf voor het stadhuis (Rapportages Archeologie Deventer 30), Deventer. Wal, M. van der, 2012. Inventariserend Archeologisch onderzoek (proefsleuven) Oxersteeg (project 443) (Archeologie Deventer Briefrapport 10), Deventer. Wal, M. van der & E. Mittendorff, 2012. Vlak langs de Esch. Archeologisch onderzoek van het middeleeuwse erf Voorink in het tracé van de verbrede Siemleinksweg te Colmschate (gemeente Deventer) (Rapportages Archeologie Deventer 44), Deventer. Wal, M. van der, E. Mittendorff & A.S. Berends, 2013. Wonen op het Aözinkskamp. Archeologisch, historisch en bouwhistorisch onderzoek naar de vroegste fasen van het erf Azink in Epse-Noord (Rapportages Archeologie Deventer 39), Deventer. Wal, M. van der, in voorbereiding. Op de voorburcht van de Arkelsteijn (Rapportages Archeologie Deventer), Deventer. Willemse, N., L.J. Keunen & S. van der Veen MA, 2013. … die plaatsen, welke in de Douwelerkolk verdronken zijn …Fysisch- en historisch-geografische bouwstenen voor een archeologische verwachtingskaart van de gemeente Deventer, (RAAP-rapportage 2571), Zutphen. Rapporten bij dieptevrijstelling binnenstad Bartels, M.H. 2006. De Deventer wal tegen de Vikingen. Archeologische en historisch onderzoek naar de vroegmiddeleeuwse wal en stadsmuren (850-1900) en een vergelijking met andere vroegmiddeleeuwse omwalde nederzettingen (Rapportages Archeologie Deventer 18), Deventer. Bartels, M. & B. Vermeulen, 2004. Archeologische Kroniek Gemeente Deventer 01-07-2003 tot 30-06-2004, in: J.C. Bedaux et al, Deventer Jaarboek 2004, Deventer, 59-80. Bartels, M. & B. Vermeulen, 2005. Rapport Inventariserend Veldonderzoek Muggeplein, Deventer. Advies voor het vervolgonderzoek (project 262) (Interne Rapportages Archeologie Deventer 14), Deventer. Mittendorff, E.S., 2009. Graven onder de Wankele Muur, Archeologisch onderzoek op het terrein van het Deken Doyscomplex (project 323) (Rapportages Archeologie Deventer 32), Deventer. Mittendorff, E.S. & B. Vermeulen, 2004. Ambachtslieden, arme vrouwen en arbeiders. Archeologisch onderzoek naar de Vroegmiddeleeuwse ambachtswijk en latere periodes aan de Bruynssteeg 6-10 te Deventer. (Rapportages Archeologie Deventer 14), Deventer. Ringenier, H & M. Bartels, 2000. Arme luizen achter de huizen, Archeologisch onderzoek aan de Papenstraat (Archeologie in Deventer 2), Deventer. Vermeulen, B & E.S. Mittendorff, in voorbereiding. Rapportage onderzoek Houtmarkt-Walstraat, Deventer.
46
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Wal, M. van der & E.S. Mittendorff, in voorbereiding. Rapportage onderzoek plaatsing ondergrondse vuilcontainers binnenstad, Deventer. Vermeulen, B., E.S. Mittendorff & M.H. Bartels, 2007. Onder burgers en meesters. Archeologisch Inventariserend Veldonderzoek Burseplein Stadskantoor, gemeente Deventer (Interne Rapportages Archeologie Deventer 21), Deventer. Vermeulen, B., H. Nalis & G. Havers, 2006. Razende mannen, onrustige vrouwen. Archeologisch onderzoek naar de vroegmiddeleeuwse nederzetting, een adellijke hofstede en het St. Elisabethsgasthuis te Deventer (Rapportages Archeologie Deventer 17), Deventer.
Archeologie Deventer, januari 2015
47
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
48
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
Bijlage 2: Overzichtstabel beleidswaarden Diepte Vrijstelling
Regime
≥0 m2
> 5 m2
> 10 m2
> 40 m2
Waarde 0
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
n.v.t.
Waarde 1
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Melding
0,5 m
Waarde 2
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Melding
Waarde 3
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Melding
Waarde 4
Geen
Geen
Geen
Geen
Melding
Waarde 5
Geen
Geen
Melding
Waarde 6
Geen
> 100 m2 > 200 m2 > 500 m2 > 1000m2 > 2500 m2 > 10000 m2
Onderzoek Onderzoek
0,5 m
Onderzoek Onderzoek Onderzoek Onderzoek
0,5 m
Onderzoek Onderzoek Onderzoek Onderzoek Onderzoek
0,5 m
Onderzoek Onderzoek Onderzoek Onderzoek Onderzoek Onderzoek Onderzoek
0,3 m
Onderzoek Onderzoek Onderzoek Onderzoek Onderzoek Onderzoek Onderzoek Onderzoek Onderzoek
0,3 m
Waarde 7 Onderzoek Onderzoek Onderzoek Onderzoek Onderzoek Onderzoek Onderzoek Onderzoek Onderzoek Onderzoek
0,3 m
Geen: Bij bouwwerkzaamheden zullen aan de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwwerken geen archeologische voorwaarden worden verbonden. Ook is hier op basis van archeologie nooit een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig. Meldingsplicht: Bij bouwwerkzaamheden zal aan de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwwerken een archeologische meldingsplicht worden verbonden. Bij werkzaamheden die de bodem verstoren en niet samenhangen met een omgevingsvergunning bouwen is hier op basis van archeologie een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig. Ook hieraan zal alleen een meldingsplicht worden gekoppeld. Bij een meldingsplicht dient de aanvrager de gemeente Deventer minimaal vijf dagen voor de aanvang van de werkzaamheden op de hoogte te brengen en de gelegenheid te bieden voor een archeologische waarneming. Deze waarneming kent een korte doorlooptijd en is voor rekening van de gemeente. Er kunnen echter geen stilstandskosten in rekening worden gebracht. Indien blijkt dat de aanvraag deel uitmaakt van een groter plan dat in stukken wordt geknipt, zullen de verschillende deelaanvragen als één geheel worden behandeld. Onderzoek: Bij bouwwerkzaamheden wordt aan de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwwerken de verplichting tot onderzoek of behoud van de mogelijk aanwezige archeologische resten verbonden. Bij werkzaamheden die de bodem verstoren en niet samenhangen met een omgevingsvergunning bouwen is hier op basis van archeologie een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig. Ook hieraan zal de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek of het behoud van de resten worden verbonden. Indien blijkt dat de aanvraag deel uitmaakt van een groter plan dat in stukken wordt geknipt, zullen de verschillende deelaanvragen als één geheel worden behandeld.
Archeologie Deventer, januari 2015
49
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Regime
Verwachtingscategorieen
Waarde 0 Tabel 8: Bodemverstoringen • 1 (afgegraven/diep ontgrond) • 3 (grote gebouwen en overige verstoringen) • 4 (gierkelder/kelders, diep ontgrond) • 5 (diep vergraven/omgezet, meer dan 45 cm - Mv) • 11 (verstorende archeologische ingrepen) • 12 (infrastructuur stedelijk gebied, wegtalud, waterloop, spoortalud) Waarde 1 Tabel 1: Geomorfologie • Profieltype 7 (verwachting laag) • Profieltype 8 (verwachting laag) • Profieltype 9 (verwachting laag) • Profieltype 13 (water) • Profieltype 14 (Laag beekdallandschap) Waarde 2 Tabel 1: Geomorfologie • Profieltype 4 (verwachting middelmatig) • Profieltype 5 (verwachting middelmatig) • Profieltype 6 (verwachting middelmatig) Tabel 2: Boerderijen • Buffer 100 meter, buiten 50 m buffer • Buffer 200 meter, buiten 50 m buffer Tabel 3: Havezates & Landhuizen • Tuin • Weiland met sloot Tabel 7: Tweede wereldoorlog • Aanval op gronddoel • Loopgraven • Tankgrachten • Versterkte boerderijen • Geallieerde artillerie/mortieren/Tanks • HQ • Vijandelijk artilleriedoel Waarde 3 Tabel 1: Geomorfologie • Profieltype 1 (verwachting hoog) • Profieltype 2 (verwachting hoog) • Profieltype 3 (verwachting hoog) Tabel 3: Havezates & Landhuizen • Hoofd-erf • Bos en landhuis • Windkorenmolen en erf Tabel 4: Verdedigingswerken • Overige wallen, locatie zeker • Landweer, locatie zeker • Landweer, locatie mogelijk Tabel 5: Historische elementen overig • Moestuin en hoven • Horrea • Eendenkooi • Markt Tabel 6: Infrastructuur • Kade voor 1832 • Dijk voor 1832 • Dijk tussen 1832-1900 • Kade tussen 1832-1900
50
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Regime
Verwachtingscategorieen
Waarde 4 Tabel 2: Boerderijen • Buffer 0 m • Buffer 50 m • Buffer 100 m, binnen 50 m buffer rond punt • Buffer 200 m, binnen 50 m buffer rond punt Tabel 4: Verdedigingswerken • Omgracht terrein • Belegeringskamp Tabel 5: Historische elementen overig • Molenbergen Tabel 6: Infrastructuur • Brug • Vonder • Ziel • Overlaat • Stuw • Sluis • Voorde • Bruggen Tabel 7: Tweede wereldoorlog • Betonnen verdedigingswerken • Kazerne 1940 • Vliegtuigcrash • Stelling Flak • Luchtoorlog overig • Gevorderderde gebouwen militair • Officiële gebouwen civiel • Geschutsopstellingen en onderkomens • Pantsersperren • Koude oorlog, Coupure • Koude oorlog, Inlaatwerk • Koude oorlog, Bunker met kelders en onderkomens • V1-stelling Tabel 8: Binnenstad • Hoge verwachting, normale sporendichtheid Tabel 9: Archeologische waarden • Terrein van hoge archeologische waarde • Terrein van archeologische waarde • Bekende vindplaats
Archeologie Deventer, januari 2015
51
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Regime
Verwachtingscategorieen
Waarde 5 Tabel 1: Geomorfologie • Profieltype 11 (verwachting hoog, hoge sporendichtheid) Tabel 3: Havezates & Landhuizen • Hoofdgebouwen • Bijgebouwen Tabel 5: Historische elementen overig • Windmolen • Herberg • Steenbakkerij • Gebouw • Blekerij • Kerk • Hooibergen • Klooster • Logement • Tolhuis • Watermolen • Kapel • Galg • Scheepswef • Brug • Holle weg • Molen • Pastorie • Gasthuis Tabel 8: Binnenstad • Hoge verwachting, hoge sporendichtheid Waarde 6 Tabel 1: Geomorfologie • Profieltype 11 (verwachting hoog, zeer hoge sporendichtheid) Tabel 4: Verdedigingswerken • Versterking landweer • Kiekenbelt wal Tabel 8: Binnenstad • Hoge verwachting, zeer hoge sporendichtheid Waarde 7 Tabel 4: Verdedigingswerken • Kiekenbelt Tabel 5: Historische elementen overig • Begraafplaats Tabel 9: Archeologische waarden • Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd • Terrein van archeologische waarde
52
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
Bijlage 3: Overzichtstabel van verwachting naar beleid Tabel 1: Geomorfologie Profieltype 11 (verwachting zeer hoog)
Beleidsvariant (waarde) Type 6
vlak
Buffer 0
11 (verwachting zeer hoog)
5
vlak
0
1 (verwachting hoog)
3
vlak
0
2 (verwachting hoog)
3
vlak
0
3 (verwachting hoog)
3
vlak
0
4 (verwachting middelmatig)
2
vlak
0
5 (verwachting middelmatig)
2
vlak
0
6 (verwachting middelmatig)
2
vlak
0
7 (verwachting laag)
1
vlak
0
8 (verwachting laag)
1
vlak
0
9 (verwachting laag)
1
vlak
0
12 (Onbekend)
-
vlak
0
13 (Water)
1
vlak
0
14 (Laag beekdallandschap)
1
vlak
0
Tabel 2: Boerderijen Omschrijving
Beleidsvariant (waarde) Type
Buffer
Buffer 25 meter
4
punt
25 m
Buffer 50 meter
4
punt
50 m
Buffer 100 meter, binnen 50 m buffer rond punt
4
punt
50-100 m
Buffer 100 meter, buiten 50 m buffer
2
punt
50-100 m
Buffer 200 meter, binnen 50 m buffer rond punt
4
punt
50-200 m
Buffer 200 meter, buiten 50 m buffer
2
punt
50-200 m
Tabel 3: Havezates (Huizen, details en contour) Type
Beleidsvariant (waarde) Type
Buffer
Hoofdgebouwen
5
vlak
15 m
Bijgebouwen
5
vlak
15 m
Hoofd-erf
3
vlak
0
Bos en landhuis
3
vlak
0
Boerderij op landgoed
-
vlak
0
Windkorenmolen en erf
3
vlak
0
Tuin
2
vlak
0
Weiland met sloot
2
vlak
0
Contouren
-
vlak
0
Archeologie Deventer, januari 2015
53
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Tabel 4: Verdedigingswerken Type
Beleidsvariant (waarde) Type
Buffer
Overige wallen, locatie zeker
3
vlak
15 m
Omgracht terrein
4
vlak
0
Versterking landweer
6
vlak
15 m
Kiekenbelt wal
6
vlak
15 m
Belegeringskamp
4
vlak
0
Landweer locatie zeker
3
vlak
15 m
Landweer locatie mogelijk
3
vlak
15 m
Landweer locatie indicatief
-
vlak
0
Kiekenbelt
7
vlak
15 m
Tabel 5: Historische elementen overig Type
Beleidsvariant (waarde) Type
Buffer
Begraafplaats
7
vlak
0
Blekerij
5
vlak
15 m
Brug
5
vlak
15 m
Galg
5
vlak
15 m
Gasthuis
5
vlak
15 m
Gebouw
5
vlak
15 m
Herberg
5
vlak
15 m
Holle weg
5
vlak
15 m
Hooibergen
5
vlak
0
Kapel
5
vlak
15 m
Kerk
5
vlak
15 m
Klooster
5
vlak
15 m
Logement
5
vlak
15 m
Molen
5
vlak
15 m
Pastorie
5
vlak
15 m
Scheepswerf
5
vlak
15 m
Steenbakkerij
5
vlak
15 m
Tolhuis
5
vlak
15 m
Watermolen
5
vlak
15 m
Windmolen
5
vlak
15 m
Molenbergen
4
vlak
0
Eendenkooi
3
vlak
0
Horrea
3
vlak
0
Markt
3
vlak
0
Moestuin en hoven
3
vlak
0
54
Archeologie Deventer, januari 2015
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Tabel 6: Infrastructuur (Dijken, waterlopen, wegen en kunstwerken) Type
Beleidsvariant (waarde) Type
Buffer
Kade voor 1832
3
lijn
10 m
Dijk voor 1832
3
lijn
10 m
Dijk tussen 1832-1900
3
lijn
10 m
Kade tussen 1832 en 1900
3
lijn
10 m
Waterloop voor 1832
-
vlak
0
Weg voor 1832
-
vlak
0
Brug
4
punt
25 m
Vonder
4
punt
25 m
Ziel
4
punt
25 m
Overlaat
4
punt
25 m
Stuw
4
punt
25 m
Sluis
4
punt
25 m
Voorde
4
punt
25 m
Bruggen
4
vlak
10 m
Tabel 7: Tweede Wereldoorlog Type
Beleidsvariant (waarde) Type
Buffer
Betonnen verdedigingswerken
4
vlak
50 m
Kazerne 1940
4
vlak
50 m
Overig 1940
-
vlak
0
Vliegtuigcrash
4
punt
50 m
Aanval op gronddoel
2
punt
100 m
Stelling Flak
4
vlak
100 m
Luchtoorlog overig
4
vlak
100 m
V1 stelling
4
vlak
100 m
Gevorderde gebouwen militair
4
vlak
50 m
Officiele gebouwen civiel
4
vlak
50 m
Loopgraven
2
vlak
50 m
Tankgrachten
2
vlak
50 m
Geschutsopstellingen en onderkomens
4
vlak
50 m
Versterkte boerderijen
2
vlak
50 m
Pantsersperren
4
vlak
50 m
Geallieerde Artillerie-Mortieren/Tanks
2
punt
100 m
HQ
2
punt
100 m
POW Cage
-
punt
0
Vijandelijk artilleriedoel
2
punt
100 m
Koude oorlog, Coupure
4
vlak
50 m
Koude oorlog, Inlaatwerk
4
vlak
50 m
Koude oorlog, Bunker met kelder en onderkomens
4
vlak
50 m
Koude oorlog, Versperring
-
vlak
50 m
Archeologie Deventer, januari 2015
55
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid Tabel 8: Binnenstad Omschrijving
Beleidsvariant (waarde) Type
Buffer
Hoge verwachting, normale sporendichtheid
4
vlak
0
Hoge verwachting, hoge sporendichtheid
5
vlak
0
Hoge verwachting, zeer hoge sporendichtheid
6
vlak
0
Tabel 9: Archeologische waarden Omschrijving
Beleidsvariant (waarde) Type
Buffer
Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd
7
vlak
0
Terrein van hoge archeologische waarde
4
vlak
50 m
Terrein van hoge archeologische waarde
4
vlak
0
Terrein van archeologische betekenis
4
vlak
0
Bekende vindplaats
4
vlak
0
Bekende vindplaats
4
vlak
50 m
Bekende vindplaats
4
vlak
variabel
Tabel 10: Bodemverstoringen Nummer & beschrijving
Beleidsvariant (waarde) Type
Buffer
1 (afgegraven/diep ontgrond)
0
vlak
0
2 (afgegraven/diep ontgronde es, AHN waarneming)
-
vlak
0
3 (grote gebouwen en overige verstoringen)
0
vlak
0
4 (gierkelder/kelders, diep ontgrond)
0
vlak
0
5 (diep vergraven/omgezet, meer dan 45 cm - Mv)
0
vlak
0
6 (ondiep vergraven/omgezet minder dan 45 cm - MV)
-
vlak
0
7 (ondiep vergraven, 35-45 cm - MV)
-
vlak
0
8 (rabatten, strooksgewijs afgegraven en opgehoogd)
-
vlak
0
9 (geegaliseerd)
-
vlak
0
10 (opgehoogd)
-
vlak
0
11 (verstorende archeologische ingrepen)
0
vlak
0
12 (infrastructuur stedelijk gebied, wegtalud, waterloop, spoortalud)
0
vlak
0
56
Archeologie Deventer, januari 2015
33F004
27G- Oud Rande 001
2837
Begin Datering LME
Archeologie Deventer, januari 2015
Nederzetting, IJZ onbepaald
Oxersteeg
Rattink
Rattink
Swormertoren
Essener Enk
13837 33F010
13838 33F011
13838 33F011
13841 33F014
13842 33F015
Oxersteeg
Wal/ omwalling
13836 33F-- Grote 009 Kiekenbelt
LME
Nederzetting, IJZ onbepaald
Nederzetting, IJZ onbepaald
Versterking, onbepaald
Nederzetting, IJZ onbepaald
Nederzetting, LME onbepaald
LME
IJZ
IJZ
NT
IJZ
LME
IJZ
NT
NT
Wal/ omwalling
Kleine Kiekenbelt
13835 33F008
LME
Wal/ omwalling
Douwelerkolkweg
13843 33F007
NT NT
Havezathe/ LME ridderhofstad
13587 27H- Vrieswijck 002
NT
NT
IJZL
LME
Havezathe/ LME ridderhofstad
Havezathe/ LME ridderhofstad
T Klooster Nederzetting, IJZL Ter Hunnepe onbepaald
13585 27G- Borgele A03
13843 33F016
NT
Eind Datering
Vondsten
Waarde Terrein van hoge X X archeologische waarde
Terrein van hoge archeologische waarde
Terrein van hoge archeologische waarde
Terrein van hoge X archeologische waarde
Terrein van hoge archeologische waarde
Terrein van hoge archeologische waarde
Terrein van hoge archeologische waarde
Terrein van hoge X archeologische waarde
Terrein van hoge X archeologische waarde
Terrein van hoge X archeologische waarde
Terrein van hoge X archeologische waarde
Terrein van archeologische betekenis
Terrein van hoge X archeologische waarde
Terrein van hoge archeologische waarde
T Klooster Nederzetting, BRONS BRONS Terrein van hoge Ter Hunnepe onbepaald archeologische waarde
2700
Complextype
T Klooster Klooster Ter Hunnepe
33F004
Monumentnr.
2700
CMA_Nr
33F004
Naam
2700
Historisch
Sporen X X
X
X
X X
X X
X X
X X
Verwachting
Geomorfologie
X X
X X
X X
X X
X X
X
Historisch X
Wijze van opnemen
Opnemen
Losse vondsten X Indirect Geomorfologie2
X Indirect Geomorfologie2
Indirect Verdedigingswerken
X Indirect Geomorfologie
X Indirect Geomorfologie
X Indirect Geomorfologie2
Indirect Verdedigingswerken
Indirect Verdedigingswerken
Indirect Verdedigingswerken
Indirect Landhuizen en Havezaten
Indirect Landhuizen en Havezaten
Indirect Landhuizen en Havezaten
X Indirect Geomorfologie1
X Indirect Geomorfologie1
Indirect Historische elementen
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
Bijlage 5: Door de RCE aangegeven terreinen
57
Vondsten omgeving
58
CMA_Nr
Monumentnr.
Naam
Nederzetting, IJZ onbepaald
Nederzetting, ROMM onbepaald
Nederzetting, IJZ onbepaald
Havezathe/ LME ridderhofstad
Havezathe/ LME ridderhofstad
Nederzetting, LME onbepaald
VME
VMEC
LME
Eind Datering IJZ
ROML
IJZ
NT
NT
LME
LME
VMED
NT
MESO
Waarde
Vondsten
Terrein van hoge X X archeologische waarde
Terrein van hoge X X archeologische waarde
Terrein van hoge archeologische waarde
Terrein van hoge X archeologische waarde
Terrein van hoge X X archeologische waarde
Terrein van archeologische X X waarde
Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd
Terrein van zeer hoge X archeologische waarde, beschermd
Terrein van hoge X archeologische waarde
Terrein van archeologische betekenis
Historisch
Sporen X
X
X X
X X
X X
X
X X
Geomorfologie
Verwachting X X
X X
X X
X
X X
Vondsten omgeving X
X
X
Opnemen
Losse vondsten
Archeologische waarden3
Archeologische waarden4
Archeologische waarden4
Archeologische waarden
Ja
Ja
Archeologische waarden5
Archeologische waarden5
X Indirect Geomorfologie
Ja
Indirect Verdedigingswerken
Indirect Binnenstad
Ja
Ja
Indirect Historische elementen
X Ja
Wijze van opnemen
Historisch
1 Er zijn ook enkele sporen aangetroffen maar van een begrensde vindplaats is geen sprake. Een eventuele vindplaats is in de middeleeuwen sterk verstoord door het klooster. 2 Er werden ook enkele sporen gevonden. Dit bevestigt vooral de verwachting maar is onvoldoende om van een vindplaats te kunnen spreken. 3 Hier is sprake van een vondstspreiding van meerdere stuks vuursteen. Daarom als waarde opgenomen. 4 Het betreft hier een rijksmonument. Voor alle werkzaamheden is vergunning van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed nodig. 5 Slechts een beperkt deel van dit terrein is gebaseerd op vondsten en sporen. Dit deel is meegenomen in de waardenlaag. De overige delen kennen wel een geomorfologische verwachting.
Bathmense Enk
13840 33F013
Nijendijk
13839 33F012
Bathmense Enk
Blankena
33F005
2701
13840 33F013
34A- Arkelsteijn 010
Deventer
13969 33EA03
2566
Noordenbergstraat Welle
15779 33E021
Haven
Wal/ omwalling
Stenen Wal
14805 33E020
-
Begin Datering
Nederzetting, MESO onbepaald
Kapel
Gooiermars
Complextype
14085 27G- Hervormde 002 Kerk
13845 33FA02
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
Archeologie Deventer, januari 2015
Archeologie Deventer, januari 2015
Sworminkslanden A
Grafveld Hondsroos, 4 Romeinse tijd
Voorganger Swormink
Bronstijd sporen 4 wegcunet Rielerenk
Epse, Waterdijk Zuid
Epse, Waterdijk Noord
Epse, Tolhuis
Colmschate West
Driebergenbuurt, IJzertijd erf
Driebergenbuurt, 4 Mesolitische haardkuilen
Rielerenk Hopplantage
Kernzone Steenbrugge
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
Watermolen Olthof
Kloosterlanden, 4 Romeinse tijd-vroege middeleeuwen
3
16
Begraafplaats voormalig 4 Ankersmitterrein
2
van
de 7
erf 4
4
4
Knoop 4
4
4
4
Klein 4
4
4
Colmschate, De Scheg
1
Geen
Geen
Variabel
50 m
50 m
50 m
Geen
Geen
Geen
50 m
50 m
Variabel
50 m
50 m
50 m
50 m
Waarde Buffer
ID Naam
Literatuur
&
Locatie van laat middeleeuwse watermolen. Getraceerd doormiddel van Mittendorff, Vermeulen & proefsleuven. Niet opgegraven maar ingezet op behoud. Van der Wal, 2014.
Op basis van proefsleuven bepaalde kernzone van erf Steenbrugge. Niet Smole, Mittendorff opgegraven maar behouden. Kastelein, 2011.
De op de Rielerenk opgegraven hopplantage liep verder buiten de werkput. Vermeulen & Bartels, 2007. Daarom is het restant van het perceel hoger gewaardeerd.
Serie mesolitische haardkuilen. Ook in de omgeving moet rekening worden Bartels, Klomp & Hermsen, gehouden met vergelijkbare kuilen en vondsten. Daarom gebufferd. 2001.
Fragment van een ijzertijdhuis in een bouwkuip. Loopt de bouwkuip uit en Bartels, Klomp & Hermsen, maakt vermoedelijk deel uit van een groter erf. Daarom gebufferd. 2001.
In proefsleuven aangesneden deel van een grotere vindplaats. Is nog niet Klomp & Hermsen, 2002. onderzocht en loopt aangelegde sleuven uit. Daarom voorzien van buffer.
Op basis van Inventariserend Veldonderzoek aangewezen vindplaats die nog Bartels, 2003. niet is opgegraven.
Op basis van Inventariserend Veldonderzoek aangewezen vindplaatsen die Bartels, 2003. nog niet zijn opgegraven.
Op basis van Inventariserend Veldonderzoek aangewezen vindplaats die nog Bartels, 2003. niet is opgegraven.
Het wegcunet doorsneed een grotere archeologische vindplaats. Daarom is Groothedde, 1998. rond de locatie een buffer gehanteerd.
Locatie van een van de voorgangers van de boerderij Klein Swormink. Niet o.a. Jansen, 2011. volledig opgegraven daarom is een buffer gehanteerd.
De noordzijde is begrensd bij de opgraving, de zuidzijde is landschappelijk o.a. Verlinde, 1988. begrensd, oost en westzijde zijn geinterpoleerd.
Erf uit de IJzertijd waarvan alleen een hoofdgebouw is opgegraven. In de o.a. Verlinde et al 1986. directe omgeving moeten meer bijgebouwen en andere sporen liggen.
Serie ruimtelijk van elkaar gescheiden vindplaatsen en waarnemingen uit o.a. Vermeulen, Hermsen & vooral Romeinse tijd en vroege middeleeuwen . Op basis van het totaal kan Mittendorff, 2009. de vermoedelijke begrenzing worden bepaald.
Vindplaats van noodbegraafplaats uit 1795. Loopt overal de waarneming uit. Fuldauer & Bloemink, 1989. Aanleiding voor hogere verwachtingswaarde omliggende gebied.
Serie aaneengesloten vindplaatsen, daterend tussen ijzertijd en laat Romeinse o.a. Hermsen, 2007; tijd. Grote delen opgegraven maar vrijwel nergens begrenzing bepaald. Hermsen & Eeltink, 2004; Hermsen & Haveman, 2009.
Omschrijving
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
Bijlage 6: Detailtabel archeologische waarden
59
60
Bathmerenk, vindplaats 4 1&2
Bathmerenk, vindplaats 4 4
Essenerveld
Siemelinksweg, Vorink
Siemelinksweg, Bronstijd-Ijzertijd
Bolwerk
Mogelijke oorlogsbegraafplaats
IJsselbrug
Wijtenhorst, boerderij
Brinkgreve
Keizerslanden, Landweer
Lettele, erf Koerkamp
Station
Natuurderij
Grafveld Pekelharingsweg
Grafveld Klooster Sion
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
4
4
4
4
Groot 4
4
4
erf 4
4
4
4
4
Erf 4
4
4
Huisplaats Wesepe
17
50 m
50 m
Variabel
Variabel
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
50 m
Variabel
Geen
50 m
50 m
Variabel
Waarde Buffer
ID Naam
Literatuur
&
Locatie van urnenveld gedocumenteerd in 1865. Sporen strekken zich naar Melding A.D. Verlinde verwachting verder uit. Daarom gebufferd.
Binnen een landschappelijke eenheid zijn meerdere waarnemingen met vondsten Melding A.D. Verlinde urnen en keramiek gedaan. Op basis van deze locaties gebufferd en als vindplaats opgenomen.
Vindplaatsen in de uiterwaarden van de IJssel. Ten dele begrensd op basis van Oosterbaan, 2013b. proefsleuven, aangevuld met landschappelijke situatie.
Waarneming op locatie voormalig stationsgebouw. Op basis van kadasterkaart zijn Mittendorff, 2013. de grenzen van het gebouw bepaald.
Op basis van proefsleuven begrensde zone met sporen erf. Begrenzing uit Schuurman, 2012. selectieadvies overgenomen.
Op basis van proefsleuven begrensde zone van landweer. Begrenzing uit Oosterbaan, 2013a; selectieadvies overgenomen. Eimermann, 2012c.
Vindplaatsen naar aanleiding van proefsleuvenonderzoek. Begrenzing uit selectieadvies overgenomen.
Op basis van proefsleuven begrensde zone van een erf uit de nieuwe tijd. Begrenzing Smole & Mittendorff, 2010. uit selectieadvies overgenomen.
Op basis van proefsleuven begrensde zone van de IJsselbrug. Slechts tendele Mousch & Miedema, 2013. opgegraven. Daarom restant conform selectiebesluit overgenomen.
Kuilen met menselijke resten in de uiterwaarden van de Ijssel. Daterting niet Smole et al, 2010. bekend. Begrenzing uit selectieadvies overgenomen.
Randzone van het Bolwerk aangetroffen bij proefsleuven Ruimte voor de Rivier. Smole, Kastelein Uiteindelijk niet opgegraven. Begrenzing uit selectiebesluit overgenomen. Hermsen, 2010.
Vindplaats in wegtrace. Vindplaats loopt aan alle zijden de opgraving uit. Daarom Kastelein & Hermsen, 2011. voorzien van buffer.
Middeeuws erf waarvan een aanzienlijk deel is opgegraven maar dat aan zuid, west Van der Wal & Mittendorff, en oostzijde groter was. Op basis van sporen en landschap begrensd. 2012
Na proefsleuven zijn drie vindplaatsen voor vervolgonderzoek geselecteerd. Deze Smole & Mittendorff, 2008. zijn overgenomen in deze laag.
Na proefsleuven is deze vindplaats uit de middeleeuwen voor vervolgonderzoek Hermsen, 2009. geselecteerd. Dit onderzoek is nog niet uitgevoerd.
Van beide vindplaatsen uit ijzertijd en romeinse tijd is slechts een deel opgraven. Hermsen, 2009. Verder lopen de sporen overal de putten uit. Daarom ook een buffer gehanteerd.
Locatie van historisch onbekend middeleeuws erf. Alleen trace nieuwe weg is Mittendorff, 2008. opgegraven. Oppervlakte van erf is gereconstrueerd aan de hand van sporen.
Omschrijving
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
Archeologie Deventer, januari 2015
Middeleeuwse Bathmerenk
Mesolitisch jachtkamp
Stenen wal
NoordenbergstraatWelle
Havezate Blankena
Bathmen Bergakker, 4 Romeinse Nederzetting
35
36
37
38
39
Archeologie Deventer, januari 2015
40
4
7
7
4
erven 4
4
Erf dorpskern Bathmen
34
50 m
Geen
Geen
Geen
Geen
50 m
50 m
Waarde Buffer
ID Naam
Literatuur
Terrein van hoge archeologische waarde nr. 13840. Begrenzing opnieuw bepaald Archis II aan de hand vindplaats voorzien van buffer. Overige delen behouden hoge verwachting.
Terrein van hoge archeologische waarde nr. 2701, Begrenzing opnieuw bepaald Archis II aan de hand van crop-marks.
Terrein van zeer hoge archeologische waarde nr. 15779, beschermd Archis II (rijksmonument). Begrenzing uit Archis II overgenomen.
Terrein van zeer hoge archeologische waarde nr. 14805, beschermd Archis II (rijksmonument). Begrenzing uit Archis II overgenomen.
Terrein van archeologische betekenis, nr. 13845. Begrenzing overgenomen uit Archis II Archis II.
Locaties van twee of drie bij elkaar gelegen middeleeuwse erven. Nergens Kossen, 2013. voldoende begrensd. Daarom buffer gehanteerd.
Locatie van een laat middeleeuws erf in de dorpskern van Bathmen. Slechts een Melding B. Groenewoudt beperkt deel is opgegraven. Daarom buffer gehanteerd.
Omschrijving
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
61
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
Projectnr
Locatie
Aard onderzoek
Archeologische verwachting RAAP
ID
Archeologische verwachting 2006
Geomorfologische eenheid
Bijlage 7: De dikte van de afdekkende laag boven vindplaatsen
1
454
Natuurderij, IJsseldijk
Begeleiding
rivierduin (2R12)
(3K20),
beekdal middelhoog laag - middelhoog - hoog
2
454
Natuurderij, IJsseldijk
Begeleiding
rivierduin (2R12)
(3K20),
beekdal middelhoog laag - middelhoog - hoog
3
448
Wesselinksdijk 7, Schalkhaar
Begeleiding
hoge dekzandduin (4K14)
middelhoog hoog - zeer hoog
4
445
Sallandsweg 1
Begeleiding
doorbraakwaaier (3G7)
middelhoog hoog
5
443
Oxersteeg 29-31
IVO-Proefsleuven
hoge dekzandduin (4K14)
middelhoog hoog
6
437
Midlijkerdijk 3
Begeleiding
dekzandwelving (3L5)
laag - middelhoog middelhoog zeer hoog
7
411
Bronsvoorderdijk, Bathmen: IVO-Proefsleuven RAAP, Denneboom en Booronderzoek
hoge dekzandduin (4K14), op matig - laag - middelhoog grens met beekdalbodem (3R5) middelhoog - hoog
8
399
Oerdijk 114
IVO-Proefsleuven
dekzandwelving (3L5)
9
392
Epse-Noord: Azink
DO - Opgraven
dekzandvlakte (2M13) op grens laag - hoog met beekdalbodem (3R7) middelhoog
-
laag - laag - hoog - zeer middelhoog hoog
10 360
Wijtenhorst - Douwelerleide, IVO-Proefsleuven locatie zone A, Colmschaterstraatweg
doorbraakwaaier (3G7) en laag - matig - laag - hoog overloop en/of doorbraakgeulen middelhoog (2R12)
11 360
Wijtenhorst - Douwelerleide, IVO-Proefsleuven locatie zone B, Vosmanskamp
doorbraakwaaier (3G7) op matig - middelhoog grens met dalvormige laagte middelhoog hoog (beekklei) (2R2)
12 361
Steenbrugge
IVO-Proefsleuven
hoge dekzandduin (4K14)
13 361
Steenbrugge
IVO-Proefsleuven
hoge dekzandduin (4K14) en matig - laag - middelhoog dalvormige laagte (2R2) middelhoog - hoog
14 354
De Worp, Ruimte voor Rivier IVO-Proefsleuven
uiterwaardvlakte (2M26)
matig - laag - onbekend middelhoog
15 348
Arkelstein, Arkelsteijnweg 2
IVO-Proefsleuven en DO - Opgraven
dekzandwelving (3L5)
middelhoog middelhoog
16 348
Arkelstein, Arkelsteijnweg 2
IVO-Proefsleuven en DO - Opgraven
dekzandwelving (3L5)
middelhoog middelhoog hoog
-
17 337
Siemelinksweg
DO - Opgraven
lage dekzandduin (3K14)
middelhoog middelhoog hoog
-
18 337
Siemelinksweg
DO - Opgraven
lage dekzandduin (3K14)
middelhoog middelhoog hoog
-
19 336
Siemelinksweg
DO - Opgraven
dalvormige laagte (2R2)
laag - laag - middelhoog middelhoog - hoog
20 335
Essenerveld (vp1)
IVO-Proefsleuven
hoge dekzandduin (4K14) op middelhoog hoog grens met beekdalbodem (3R7) - hoog
62
-
middelhoog hoog - zeer hoog
Archeologie Deventer, januari 2015
Intact natuurlijk bodemprofiel
Oude akkerlaag
Plaggendek
Min dikte afdekkende laag (cm)
Max dikte afdekkende laag (cm)
randzone nederzetting
laat-neolithicum vroege bronstijd
- ja
ja
ja
nee
100
115
Mittendorff, 2013a
2
randzone nederzetting
ijzertijd - romeinse ja tijd
ja
ja
nee
30
40
Mittendorff, 2013a
3
randzone erf
late middeleeuwen - ja nieuwe tijd
nee
ja
75
75
Mittendorff, 2012b
4
randzone erf
late middeleeuwen - ja nieuwe tijd
deels nee
ja
70
120
Eimermann, 2012a
5
randzone nederzetting
ijzertijd - inheems ja romeinse tijd
ja, klein ja, restant restant
50
70
Van der 2012
6
randzone erf
late middeleeuwen
ja
ja
nee
ja
70
70
Eimermann, 2012b
7
verkaveling
nieuwe tijd
ja
ja
nee
ja
70
90
Norde, 2013
8
boerderij / erf
nieuwe tijd
ja
nee
nee
ja, restant
30
50
Mittendorff, 2012a
9
boederij / erf
volle middeleeuwen ja - nieuwe tijd
nee
nee
ja
50
70
Van der Wal et al, 2013
late middeleeuwen - deels nee nieuwe tijd
nee
nee
30 (70 50 (120 Smole & met met Mittendorff, 2010 vsr) vsr)
10 percelering
Literatuur
Datering vindplaats
1
ID
Type vindplaats
Aanwezigheid intacte vondstenlaag
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
Wal,
11 erf / randzone erf late middeleeuwen - ja nieuwe tijd
ja
nee
ja
50
80
Smole & Mittendorff, 2010
12 boerderij / erf
nieuwe tijd
ja
nee
ja
ja
30
80
Smole et al, 2011
13 randzone erf
nieuwe tijd
ja
nee
ja
ja
30
80
Smole et al, 2011
14 Scheepstimmerwerf
nieuwe tijd
ja
ja
nee
nee
70
70
Hermsen et al, 2010
15 Landweer
volle middeleeuwen ja
ja
nee
ja
60
70
Van der Wal, in voorbereiding
16 boerderij / erf
late middeleeuwen - ja nieuwe tijd
deels nee
deels
20
40
Van der Wal, in voorbereiding
17 nederzettingssporen
steentijd/ bronstijd
ja
ja
ja
ja
50
85
Kastelein & Hermsen, 2011
18 boerderij
ijzertijd
ja
ja
ja
ja
50
85
Kastelein & Hermsen, 2011
19 boerderij / erf
vroege volle ja middeleeuwen
deels nee
ja
50
110
Van der Wal & Mittendorff, 2012
20 randzone nederzetting
vroege ijzertijd
ja
ja, restant
70
130
Smole & Mittendorff, 2008
Archeologie Deventer, januari 2015
midden ja
ja, restant
63
Archeologische verwachting RAAP
Aard onderzoek
Archeologische verwachting 2006
Locatie Essenerveld (vp2)
IVO-Proefsleuven
hoge dekzandduin (4K14) op laag - laag - hoog grens met beekdalbodem (3R7) middelhoog
22 335
Essenerveld (vp3)
IVO-Proefsleuven
hoge dekzandduin (4K14) op middelhoog hoog grens met beekdalbodem (3R7) - hoog
23 335
Essenerveld (vp4)
IVO-Proefsleuven
hoge dekzandduin (4K14) op middelhoog hoog grens met beekdalbodem (3R7) - hoog
24 335
Essenerveld (vp5)
IVO-Proefsleuven
hoge dekzandduin (4K14) op middelhoog hoog grens met beekdalbodem (3R7) - hoog
Projectnr
21 335
ID
Geomorfologische eenheid
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
25 326/ Bathmerenk; Bergakker 334 Deventerweg (vp 4)
/ IVO-Proefsleuven
hoge dekzandduin (4K14)
matig
hoog
26 326/ Bathmerenk; Bergakker 334 Deventerweg (vp 3)
/ IVO-Proefsleuven
hoge dekzandduin (4K14)
matig - hoog middelhoog
27 326/ Bathmerenk; Bergakker 334 Deventerweg (vp 2)
/ DO - Opgraven
hoge dekzandduin (4K14)
middelhoog hoog
28 326/ Bathmerenk; Bergakker 334 Deventerweg (vp 1)
/ DO - Opgraven
hoge dekzandduin (4K14)
middelhoog hoog
29 309
Epse -Noord: Olthof Zuid
DO - Opgraven
hoge dekzandduin (4K14)
middelhoog hoog - zeer hoog
30 280
Schotwillemsweg, Lettele
IVO-Proefsleuven
dekzandwelving (3L5)
laag - matig
31 217
Holterweg
DO - Opgraven
lage dekzandduin (3K14)
middelhoog hoog
32 217
Holterweg
DO - Opgraven
lage dekzandduin (3K14)
middelhoog hoog
33 217
Holterweg
DO - Opgraven
lage dekzandduin (3K14)
middelhoog hoog
64
laag - hoog
Archeologie Deventer, januari 2015
Plaggendek
Min dikte afdekkende laag (cm)
Max dikte afdekkende laag (cm)
ja, restant
ja, restant
70
100
Smole & Mittendorff, 2008
22 vuursteenconcentratie
laat-mesolithicum - ja neolithicum
ja
ja, restant
ja, restant
50
100
Smole & Mittendorff, 2008
23 randzone nederzetting
ijzertijd - romeinse ja tijd
ja
ja, restant
ja, restant
20
110
Smole & Mittendorff, 2008
24 randzone nederzetting
late bronstijd
ja
ja
ja, restant
ja, restant
70
90
Smole & Mittendorff, 2008
25 randzone erf
late middeleeuwen
ja
ja
ja
ja
80
90
Hermsen, 2009
26 infrastructuur: weg / pad
volle middeleeuwen ja - late middeleeuwen
ja
ja
ja
70
90
Hermsen, 2009
27 boerderij / erf
late ijzertijd - vroeg- ja romeinse tijd
ja
ja
ja
115
140
Hermsen, 2009
28 boerderij / erf
ijzertijd - vroeg- ja romeinse tijd
ja
ja
ja
85
120
Hermsen, 2009
29 boerderij / erf
volle middeleeuwen ja - nieuwe tijd
nee
ja
ja
40
160
Mittendorff et al, 2014
30 percelering
late middeleeuwen - ja nieuwe tijd
nee
nee
nee
35
40
Mittendorff, 2006
31 nederzettingssporen
neolithicum bronstijd
- ja
nee
nee
ja
75
110
Hermsen, 2007
late ja
nee
ja
ja, deels
40
110
Hermsen, 2008
late ja
nee
nee
ja
100
1,5
Hermsen, 2009
32 nederzetting / erf midden ijzertijd
-
33 nederzetting / erf midden romeinse tijd
Archeologie Deventer, januari 2015
Literatuur
Oude akkerlaag
ja
Datering vindplaats
late middeleeuwen - ja nieuwe tijd
Type vindplaats
21 verkaveling
ID
Intact natuurlijk bodemprofiel
Aanwezigheid intacte vondstenlaag
Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie Van verwachting naar beleid
65