Omma
Een godin herboren
Eerste druk, april 2012 © 2012 Marieke van Bork Foto: Frits Storm Omslag: Hanneke van Bork Met dank aan Barbara v.d. Meer-ten Kate Corrector: Janneke Stewart (CapitalJ) isbn: nur:
978-90-484-2358-3 334
Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer www.freemusketeers.nl
Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de directe of indirecte gevolgen hiervan. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd, waaronder begrepen het reproduceren door middel van druk, offset, fotokopie of microfilm of in enige digitale, elektronische, optische of andere vorm of (en dit geldt zonodig in aanvulling op het auteursrecht) het reproduceren (I) ten behoeve van een onderneming, organisatie of instelling of (II) voor eigen oefening, studie of gebruik welk(e) niet strikt privé van aard is.
Marieke van Bork
Omma
Een godin herboren
Met dank aan mijn zus Jen Schneider-van Bork. Dit boek wordt opgedragen aan: Petra, Robert-Jan, Giel, Frédérique, Annemijn en Olivier
Proloog
Echramptus rekte zich uit en keek tevreden over het water van het meertje. Hij had zijn Domein precies geschapen zoals hij wilde en nam graag een menselijke vorm aan om er een tijdje te vertoeven. Een eend zwom rustig peddelend voorbij en gaf één kwaak. Echramptus keek even naar een bos riet vlak naast zich: ‘ja, ik zie het, knap gedaan hoor!’ Hij knikte tegen de eend. De God zat met zijn voeten in het heldere water. De zon hing in een strakblauwe hemel en de zonnestralen deden de golfjes in water glinsteren. De jonge natte grassprietjes aan de rand lichtten heldergroen op. Honderden zilverkleurige vissen zwommen rondjes om Echramptus’ enkels en drukten af en toe hun snuitje tegen zijn huid. Een aantal vissen sprong speels omhoog en liet zich langs zijn blote benen terug in het water glijden. ‘We blubberen jou, we blubberen jou,’ borrelden hun kleine vissengedachten in Echramptus’ hoofd. ‘Ik hou ook van jullie,’ dacht hij vaderlijk terug. Direct begonnen de visjes sneller te zwemmen. Ze zwommen steeds harder rond en even later kwam een hoos van blij door elkaar schietende vissen boven het water uit en spetterde hem nat. De God hief glimlachend zijn handen op en veegde door de wriemelende massa. De kolom zakte als een plumpudding in elkaar en water spatte alle kanten uit. Echramptus lachte. Een paar druppeltjes bleven in zijn bruine borstharen hangen. Ze glinsterden in de zon. De God keek tevreden rond en zag dat het goed was. In een boom aan de rand van het bos achter de God begon een mannetjesmerel een lied te fluiten. Echramptus keek met nog opgetrokken mondhoeken achterom: ‘ja hoor, doe dat maar, ze wil vast wel,’ zei hij en streek met een hand over zijn hoofd. Er ontstond een streep in zijn haren alsof er diamanten tussen gestrooid waren. De merel zong nog een paar noten en vloog toen weg. Naast Echramptus lag een grote bruine beer naar de vissen te kijken. Het dier lag met één voorpoot op het bovenbeen van de God en hengelde met zijn nagels door de lucht in de richting van de vissen. Echramptus legde zijn hand op rug van de beer en krieuwelde door de vacht. Het dier knorde van plezier. Toen Echramptus opstond werd het ineens druk bij het meertje: de vissen kletsten met hun staart op het water en de vogels vlogen omhoog. De eend begon te kwaken en een eekhoorn die op de laagste tak van een boom zat tjitterde met een schel geluid. De beer kreunde, hij kwam overeind en ging op zijn achterste zitten. In het bos huilden wolven. Zonder zich om te draaien huilde de God terug, waarna twee dieren uit het bos kwamen en met hun tong scheef uit hun bek op hun buik naar Echramptus schoven. Hij negeerde ze en rekte zich met gebalde vuisten uit. Hij was lang, had brede 7
schouders, gespierde armen en smalle heupen. Hij was over zijn hele lichaam licht gebronsd en zijn glanzende bruine haren hingen in losse krullen tot halverwege zijn rug. Van zijn grote hoogte keek hij neer op de beer aan zijn voeten. Een van de wolven likte aan zijn rechterenkel, maar ook dat negeerde de God. ‘Ursus, wat vind jij?’ vroeg hij zonder zijn mond te bewegen. De beer krabde met de nagels van zijn voorpoot zachtjes aan Echramptus’ been en gromde. De God lachte: ‘Ja, ik ook,’ zei hij hardop: ‘maar dat vroeg ik niet.’ De beer knorde. Hij boog zijn kop en likte aan de tenen van de God. ‘Oké, oké,’ lachte Echramptus: ‘ik wil haar ook wel even zien.’ Hij krabde met beide handen in het krullende haar op zijn borst en staarde in de verte. Een paar seconden later verscheen aan de rand van het bos een klein meisje, zittend in het gras. Ze had korte blonde krullen die in het zachte windje heen en weer bewogen. Er zat een vuile veeg op haar neus en ze had zwarte voeten alsof ze tot haar enkels in een plas modder gelopen had. Haar grote blauwe ogen stonden wijd open terwijl ze een beetje verdwaasd om zich heen keek. Op het moment dat ze de lange man zag slaakte ze een verheugde kreet: ‘Vader!’ Het meisje kwam overeind en rende naar Echramptus. Met een glimlach ging hij in het gras zitten. Toen ze om zijn nek vloog liet hij zich achterover vallen zodat ze languit bovenop hem terecht kwam. Het kind deed haar lippen een eindje van elkaar en bewoog haar neusvleugels. Echramptus sloeg zijn armen om haar heen en grijnsde, hij wist wat ze wilde maar hij wilde haar even plagen. Haar wijd open ogen staarden even strak in de zijne, daarna boog ze haar hoofd en drukte haar neus tegen die van hem. Echramptus draaide zijn hoofd opzij. Het werd een spelletje van zoeken en ontwijken dat gepaard ging met veel hoog gegiechel. Na een tijdje kreeg ze er duidelijk genoeg van, ze fronste en pakte de God bij zijn oren maar ze had niet voldoende kracht om zijn hoofd terug te dwingen. ‘Vader hou op ik wil je neus,’ commandeerde haar hoge kinderstem. Echramptus lachte hardop en stak gehoorzaam zijn gezicht naar voren. Het kleine meisje drukte onmiddellijk die van haar ertegenaan en bewoog hem met snelle beweginkjes heen en weer. Ze hield pas op toen hij haar hoofd pakte en voorzichtig wegduwde. ‘Mm!’ Ze tilde haar hoofd op: ‘nou weet ik tenminste dat je nog van me houdt,’ Echramptus grinnikte achter in zijn keel. Hij streek met twee handen haar korte krullen opzij, legde zijn handen op haar schouders en duwde haar een eindje omhoog. Zijn bruine ogen keken haar vriendelijk aan. ‘Hallo lieverd, ik wilde je even zien.’ Twee natte vingers pakten haar kin en veegden haar gezichtje schoon. Het meisje ging rechtop zitten. Haar heldere ogen keken onderzoekend naar zijn gezicht: 8
‘Is er iets?’ vroeg ze scherp. Het klonk alles behalve kinderlijk. Zijn blik vond haar ogen en hij keek haar intens aan. Ze schudde even met haar hoofd. Haar blonde krullen dansten heen en weer. De God glimlachte en stak zijn hand omhoog. ‘Je bent schattig, lieverd.’ Het meisje maakte een knorrend geluid. Echramptus pakte haar hand: ‘Ik ga even in je hoofd, dochter, ik moet iets bij je doen.’ Het meisje bleef doodstil zitten. Haar ogen staarden strak naar voren. Ze knipperde niet, het enige dat bewoog waren haar haren in de wind.
9