Omgevingsanalyse
Analyse van het werkingsgebied
Maatschappelijke zetel: Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen vzw - Sint-Jacobsnieuwstraat 50, 9000 Gent T 09 265 84 70 F 09 265 84 79 W www.samenlevingsopbouw.be
Toelichting Het werkingsgebied van Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen omvat de hele provincie OostVlaanderen, exclusief de stad Gent. Onderhavig document brengt ons werkingsgebied letterlijk in kaart. In een eerste deel geven we een aantal algemene kenmerken weer. In een tweede deel focussen we ons op een aantal thema’s die relevant zijn in het kader van sociale uitsluiting en maatschappelijke achterstelling. Tenslotte presenteren we een aantal synthesekaarten die weergeven waar een verdichting of cummulatie van achterstelling is vast te stellen. Tenslotte moet worden opgemerkt dat niet elke stelling in dit document ook met een kaartje is onderbouwd. Onderhavig document is slechts een synthese van een veel uitgebreidere gebiedsanalyse waarin dit wel het geval is.
Inhoudsopgave 1.
Algemene kenmerken van het werkingsgebied
3
1.1. 1.2. 1.3.
Overzicht van alle steden en gemeenten in ons werkingsgebied Het landelijke en het verstedelijkte karakter van ons werkingsgebied De bevolkingssamenstelling
3 4 7
2.
Domeinen van maatschappelijke achterstelling
10
2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6. 2.7.
Het inkomensniveau en vervangingsinkomens De private huisvestingsmarkt De sociale huisvestingsmarkt De woonomgeving Arbeid Onderwijs Gezondheid
10 13 16 18 20 22 23
3.
Territoriale benaderingen van achterstelling
25
3.1. 3.2. 3.3.
Cumulatie van stedelijke achterstelling geografisch geduid Kesteloot aandachtsbuurten Achterstelling op het platteland
25 29 30
4.
Gecumuleerde achterstellingsindex
32
2
Deel 1. Algemene kenmerken van het werkingsgebied 1.1.
Overzicht van alle steden en gemeenten in ons werkingsgebied
SINT-LAUREINS
BEVEREN SINTGILLISWAAS
ASSENEDE MALDEGEM EEKLO
KNESSELARE AALTER
KAPRIJKE
MOER-
LOKEREN LOCHRISTI
DESTELBERGEN
SINTMARTENSLATEM
KRUIS- ZINGEM HOUTEM
OUDENWORTEGEM- AARDE
ZWALM
MAARKEDAL
BUGGENHOUT
LEDE
SINTOOSTER- LIEVENS- ERPEZELE HOUTEM MERE
AALST DENDER-
HAALTERT LEEUW ZOTTEGEM HERZELE
HOREBEKE
RONSE
HAMME
LEBBEKE
MELLE
GAVERE
KRUIBEKE
TEMSE
DENDERMONDE
LAARNE BERLARE
MERELBEKE
NAZARETH
KLUISBERGEN
WAASMUNSTER
WETTEREN WICHELEN
DE PINTE
PETEGEM
SINT-NIKLAAS
ZELE
NEVELE
ZULTE
WACHTE- BEKE BEKE
WAARSCHOOT EVERGEM ZOMERGEM LOVENDEGEM
DEINZE
STEKENE
ZELZATE
BRAKEL
NINOVE LIERDE GERAARDSBERGEN
3
1.2.
Het landelijke en het verstedelijkte karakter van ons werkingsgebied
Het karakter van ons werkingsgebied (Oost-Vlaanderen, excl. Gent) wordt enerzijds bepaald door twee grote aaneengesloten gebieden met een uitgesproken landelijk karakter ten Westen van de provincie en anderzijds één aaneengesloten, dichtbevolkt en sterk verstedelijkt gebied ten oosten van de provincie.
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Centrumstad Regionaal stedelijke rand Kleinstedelijk provinciaal Overgangsgebied Platteland Structuurondersteunende steden Grootstedelijke rand Grootstad
Ten noordwesten van de provincie situeert zich het ‘Meetjesland’ en ten zuidwesten de ‘Vlaamse Ardennen’. In deze twee landelijke gebieden treffen we slechts vier grotere steden aan (Ronse, Oudenaarde, Deinze en Eeklo). De overige steden en gemeenten kenmerken zich door hun geringe inwonersaantallen en bevolkingsdichtheid. Het volledige oostelijke deel van de provincie wordt sterkt gekenmerkt door de aanwezigheid van de centrumsteden Aalst en Sint-Niklaas en daarbij horende semi-verstedelijkt overgangsgebied, een aantal kleinstedelijke provinciesteden (Wetteren, Zottegem, Geraardsbergen, Ninove, Temse en Beveren) en twee structuurondersteunende steden (Lokeren en Dendermonde). De steden en gemeenten in ons werkingsgebied met de hoogste bevolkingsdichtheid en inwonersaantallen situeren zich hoofdzakelijk in het Oost-Vlaamse gebied van de ‘Vlaamse ruit’. Verder treffen we nog vijf steden en gemeenten aan in de grootstedelijke rand rond Gent (De Pinte, Merelbeke, Melle, Destelbergen en Evergem). Deze worden vooral gekenmerkt door een hoge bevolkingsdichtheid. Binnen ons werkingsgebied moeten we ook rekening houden met de invloedsfeer van de stadsgewesten Gent, Brussel, Antwerpen en Sint-Niklaas. Naast deze opvallende oost-west-tegenstelling stellen we ook nog een geografische tweedeling vast met betrekking tot het aantal deelgemeenten per fusiegemeente. Ten zuiden van ons werkingsgebied tellen de fusiegemeenten opvallend meer deelgemeenten dan ten noorden van
4
de provincie. De historische aanwezigheid van kleinere landbouwpercelen en meer kleine kerkdorpjes ligt hier wellicht aan de basis.
Aantal deelgemeenten per gemeente Deelgem
Tenslotte is het van belang te duiden op vaak verrijkende invloed van een aantal stadsgewesten als tewerkstellingspolen voor inwoners van ons werkingsgebied. Concreet gaat het om de stadsgewesten Gent en Sint-Niklaas, maar ook om Brussel en Antwerpen. Onderstaande kaart illustreert deze invloed goed. Zo hangt de hele Denderregio rond Aalst voor haar tewerkstelling in belangrijke mate af van Brussel, het Meetjesland van Gent of het waasland van Sint-Niklaas en Antwerpen.
5
6
1.3. De bevolkingssamenstelling Inzake de samenstelling van de bevolking, is er sprake van een tweedeling tussen de meer landelijke en de verstedelijkte delen van ons werkingsgebied.
De landelijke gebieden Meetjesland en Vlaamse Ardennen In de landelijke gebieden treffen we de laagste bevolkingsaantallen en de laagste bevolkingsdichtheid aan. De ‘grijze druk’ manifesteert er zich echter heel uitdrukkelijk. Qua absolute aantallen als in verhoudingscijfers treffen we er de meeste 65- en 85-plussers aan en de hoogste familiale zorgindex-waarden. De interne vergrijzing is het grootst en bijzonder geconcerteerd in de Vlaamse Ardennen. Dit wijst op een bijzonder acuut vergrijzingsprobleem.
De grijze druk 36.1 - 39.0 39.0 - 41.3 41.3 - 43.4 43.4 - 46.3 46.3 - 52.1
De gematigde tot positieve ‘groene druk’-waarden in de Vlaamse Ardennen wijzen op een nakende verjonging van de globale bevolingssamenstelling. Voor het Meetjeland lijkt het erop dat daar de ‘vergrijzingspiek’ nog niet is bereikt.
7
Groene druk 36 - 38 38 - 40 40 - 42 42 - 44 44 - 47
Tenslotte stellen we vast dat in de landelijke gebieden verhoudingsgewijs minder alleenstaanden, allochtonen en kansarmen wonen. Deze fenomenen treffen we echter wèl aan in de viertal grotere steden die zich in deze twee landelijk gebieden situeren (Eeklo, Deinze, Oudenaarde en Ronse). Aandeel alleenwonenden in private huishoudens 19.86 - 21.79 21.79 - 23.31 23.31 - 25.53 25.53 - 28.23 28.23 - 34.48
8
De stedelijke en verstedelijkte gebieden De Vlaamse ruit drukt demografisch haar stempel op ons werkingsgebied. Van de top-10 steden met de hoogste bevolkingsaantallen, bevinden er zich 7 binnen die Vlaamse ruit die zich voor Oost-Vlaanderen aftekent tussen Gent, Sint-Niklaas en Aalst. Ook qua bevolkingsdichtheid tekent 1 zich het zelfde patroon af. Antwerpen
Gent
Bevolkingsdichtheid 88 - 216 216 - 333 333 - 491 491 - 779 779 - 1260
Leuven Brussel
De grijze druk is er opvallend lager dan in de twee landelijke regio’s. Alleen wijzen de lage groenedruk-waarden erop dat de steden en gemeenten in de regio rond Dendermonde en Aalst binnen enkele decenia de hoogste vergrijzingswaarden van de provincie zullen optekenen. De stelling dat alleenwonenden vooral in de stedelijke gebieden wonen, wordt door de feiten bevestigd. We treffen er ook de hoogste aantallen geboorten in kansarme gezinnen aan. Inwoners van allochtone herkomst uit niet-rijke landen, komen in ons werkingsgebied slechts in een beperkt aantal steden en gemeenten geconcentreerd voor. Concreet gaat het dan om Ronse, Geraardsbergen, Aalst, Dendermonde, Zele, Temse, Hamme, Lokeren, Sint-Niklaas en Beveren.
1
De ‘Vlaamse Ruit’ behelst de Vlaamse ‘metropool' bestaande uit de grootstedelijke gebieden van Brussel, Antwerpen en Gent. Het gebied wordt ook wel Vlaamse diamant of Vlaamse driehoek genoemd. Het gebied bestaat uit het metropolitane gebied tussen Brussel, Gent, Antwerpen en Leuven. In dit gebied bevinden zich ook de stedelijke gebieden van Mechelen, Sint-Niklaas en Aalst, de kleinstedelijke gebieden van Asse, Beveren, Boom, Dendermonde, Lier, Lokeren, Sint-KatelijneWaver, Wetteren en Willebroek. Het gebied is een van de dichtstbevolkte gebieden ter wereld met ca. 830 inw./km2. In totaal wonen er in het gebied 5,5 miljoen mensen (2000).
9
2. Domeinen van maatschappelijke achterstelling 2.1. Het inkomensniveau en vervangingsinkomens In ons werkingsgebied treffen we de hoogste inkomens aan in de steden en gemeenten in de rand rond Gent en in een aansluitend gebied ten zuidoosten van Gent. De laagste mediaaninkomens vinden we in het Waasland, de Oost-Vlaamse taalgrensgemeenten en een horizontale strook gemeenten van Deinze tot de noordelijke grensgemeenten van het Meetjesland. Mediaan inkomen per inwoner (aanslagjaar 2005) 17092 - 17959 17959 - 18945 18945 - 19448 19448 - 19698 19698 - 19890 19890 - 20280 20280 - 20696 20696 - 21394 21394 - 22153 22153 - 23775
Ten opzichte van het provinciale gemiddelde inkomen (welvaartsindex) scoren vooral de beide landelijke regio’s (oudere bevolking) en Ronse, Hamme, Zele en Lokeren (veel allochtonen afkomstig van niet-rijke landen, alleenstaanden en kansarmen) het laagst.
10
Welvaartsindex 0.828 - 0.883 0.883 - 0.929 0.929 - 0.963 0.963 - 0.981 0.981 - 0.999 0.999 - 1.019 1.019 - 1.040 1.040 - 1.069 1.069 - 1.125 1.125 - 1.343
Qua vervangingsinkomens stellen we vast dat de landelijke regio’s vooral hoog scoren als het gaat om typische vervangingsinkomens voor bejaarden (IGO, GIB, WIGW, voorkeursregeling ziekteverzekering).
Aantal IGO en GIB per 1000 inwoners 22.9 - 35.7 35.7 - 43.9 43.9 - 53.9 53.9 - 66.5 66.5 - 92.4
11
Anderzijds springen voor wat het leefloon betreft, vooral de steden en gemeenten in het oog met een hoog aantal allochtonen afkomstig van niet-rijke landen, alleenstaanden en kansarmen.
Top 10 - Aandeel leefloners Minder dan 3.4 3.4 3.5 3.8 4.5 5 6 6.5 7.4 8.9
12
2.2.
De private huisvestingsmarkt
Het aanbod Uit de resultaten van de sociaal economische bevolkingsenquête (2001) blijkt dat het aantal eigenaars toeneemt en zeker nog niet zijn limiet heeft bereikt als we kijken naar de eigendomspercentages bij bepaalde bevolkingsgroepen (hoogste bij tweeverdieners met kinderen). Ruim 75% van de Vlaamse huishoudens is eigenaar van een woning of flat. In 1991 was dat 69,2%. Dit betekent dat het aandeel huurwoningen en huurappartementen daalt en het reële aanbod in de feiten zelfs krimpt. Dit is volledig in lijn met het Vlaamse beleid dat eigenaarschap stimuleert. Voor Oost-Vlaanderen stellen we een opvallende cesuur tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van de provincie. Ten zuiden stellen we opvallend minder particuliere huurwoningen vast, met uitzondering van Ronse en Oudenaarde. Aandeel particuliere huurwoningen 13.68% - 18.13% 18.13% - 22.13% 22.13% - 25.14% 25.14% - 29.07% 29.07% - 39.35%
Inzake goedkope huurappartementen zien we een oost-west-tegenstelling, waarbij het aanbod ten oosten van de provincie beduidend groter is dan ten westen. Met uitzondering van Ronse en Eeklo, blijft het aanbod ten Westen van ons werkingsgebied onder de 8% huurappartementen met een huurprijs < 249 euro (anno 2001). De zuidelijke taalgrensgemeenten en de steden en gemeenten van de ‘Vlaamse ruit’ hebben een hoger aandeel goedkope huurappartementen.
13
Uit onderzoek blijkt dat alleenstaanden en alleenstaande ouders met kinderen maar ook lager geschoolden en allochtonen vaker zijn aangewezen op een huurwoning of een huurappartement. In de twee landelijke gebieden ten westen van het werkingsgebied ontbreekt duidelijk een aanbod van betaalbare huurappartementen op de private of sociale huurmarkt. Alleenwonenden die op zoek zijn naar een betaalbaar appartement worden zo bijna gedwongen te verhuizen naar Gent, Eeklo, Ronse/Kluisbergen, Brakel of Geraardsbergen. Voor wie in eigen streek wil blijven, moet anderzijds kiezen voor een duurdere huurwoning.
De woningkwaliteit In zowat alle West- en Oost-Vlaamse steden situeert het gros van de woningen zich qua woningkwaliteit onder het Belgische gemiddelde. Uiteraard betekent dit niet dat er in al deze gemeenten geen woningen van goede tot zeer goede kwaliteit zouden voorkomen. Alleen komen deze opvallend minder voor dan de woningen van matige tot zeer slechte kwaliteit.
14
In Oost-Vlaanderen vinden we de gemeenten met het hoogste aandeel woningen met een ontoereikende kwaliteit vooral terug in enkele gemeenten in het Meetjesland (vooral ten noorden van Eeklo) en in de gemeenten rond Oudenaarde – en in uitbreiding de regio Vlaamse Ardennen. Al deze gemeenten kennen een aandeel woningen van ontoereikende kwaliteit tussen ca. 9% en 18%. Tenslotte zien we ook in de regio Waasland een cluster van gemeenten met een lage woningkwaliteit: Laarne, Berlare, Zele, Hamme, Wichelen en Lebbeke. Een aantal van deze gemeenten kenmerkt zich door een hoog aandeel inwoners van allochtone afkomst, leefloners, enz. en een hoger aandeel woningen met ontoereikende kwaliteit, kleine en overbezette woningen
15
16
2.3.
De sociale huisvestingsmarkt
1 op de 4 sociale huurwoningen in Vlaanderen wordt in de provincie Oost-Vlaanderen aangeboden. Qua aanbod staat Oost-Vlaanderen hiermee op de tweede plaats na de provincie Antwerpen. In beide provincies nemen de grootsteden Gent en Antwerpen weliswaar het grootste deel voor hun rekening. Binnen ons werkingsgebied situeert zowel in absolute als in relatieve getallen het grootste aanbod sociale woningen zich in het Oost-Vlaamse gebied van de ‘Vlaamse ruit’ en in mindere mate in Ninove, Ronse, Oudenaarde en Eeklo. In de overige gemeenten is het sociale woningenaanbod quasi verwaarloosbaar. Zo zijn er maar liefst 10 steden en gemeenten zonder een sociaal woningenaanbod. Aanbod sociale woningen (appartementen en huizen) geen sociale huisvesting 1.15 - 3.38 3.38 - 6.03 6.03 - 9.38 9.38 - 14.98
Het sociale woningenaanbod is binnen ons werkingsgebied met andere woorden heel er ten noordoosten geconcentreerd en bovendien vooral in steden en gemeenten met een hoge bevolkingsdichtheid en een verhoogde concentratie van typische stedelijke achterstelling (leefloners, kansarmen, allochtonen afkomstig uit niet-rijke landen). Daarenboven stellen we vast dat het hoofdaandeel van het totale aanbod van erkende SVK’s in ons werkingsgebied zich eveneens situeert in diezelfde gebieden waar reeds een groot sociale woningenaanbod is geconcentreerd. Het aanbod van de SVK’s is met andere woorden niet complentair aan dat van de VMSW. Tenslotte is het aanbod van de SVK’s ook niet gebiedsdekkend. In grote gebieden in Oost-Vlaanderen heeft het SVK geen aanbod.
17
Patrimonium SVK's 31/12/2003 Geen 1 - 10 10 - 27 27 - 45 45 - 76
De top-10 gemeenten met de hoogste aantallen kandidaat-huurders en percentages ten opzichte van het aantal huishoudens, treffen we opnieuw aan in die gemeenten waar al het hoogste sociale woningenaanbod is geconcentreerd. Het is tenslotte opvallend dat er geen enkele stad of gemeente is waar geen enkele kandidaatsdossiers werd ingediend. Aandeel kandidaat-huurders bij huisvestingsmaatschappijen 0.28 - 0.94 0.94 - 1.55 1.55 - 2.09 2.09 - 2.85 2.85 - 5.14
18
2.4.
De woonomgeving
Steden en gemeenten met een hoog percentage gesloten bebouwing, geven een ‘indicatie’ van een geringere aanwezigheid van publiek groen en publieke ruimtes in de meer verstedelijkte buurten. Het is dan niet verwonderlijk dat Eeklo of Aalst de opponenten zijn van Sint-MartensLatem of De Pinte.
Aandeel gesloten bebouwing in 2001 4.15 %- 8.31% 8.31% - 15.28% 15.28% - 23.91% 23.91% - 33.86% 33.86% - 47.86%
In de twee eerst genoemde steden treffen we effectief veel dicht bebouwde buurten zonder groene ontmoetingsplaatsen of open ruimtes. Dit alles heeft dan weer een invloed op de marktprijs van de huizen. De marktwaarde van huizen in een gesloten bebouwing liggen lager, waardoor we in die steden een hoger aandeel alleenstaanden, mensen met een vervangingsinkomen of allochtonen afkomstig van niet-rijke landen aantreffen. Volgens de resultaten van de SEE van het NIS heeft het woningtype - dat vanzelfsprekend sterk is gelinkt met het buurttype - een invloed op het percentage ontevredenen en tevredenen. Mensen in alleenstaande eengezinswoningen ervaren het uitzicht van de gebouwen in hun omgeving beduidend minder vaak (4,2% van de gevallen) als ‘weinig aangenaam’ dan huishoudens in een halfopen bebouwing (7,1%). Die oordelen op hun beurt weer minder vaak negatief dan huishoudens in rijwoningen (12,0%) en appartementen (13,8%).
19
2.5.
Arbeid
Met uitzondering van Ronse, Oudenaarde en Eeklo in het Westelijke deel – situeert het hoofdaandeel van alle economische functies in ons werkingsgebied zich ten oosten van de provincie, meer bepaald in het Oost-Vlaamse gebied van de ‘Vlaamse ruit’
De hoogste percentages en vaak ook absolute werkloosheidscijfers bij laaggeschoolden vinden we terug in steden en gemeenten met een verhoogde concentratie van economische functies.
20
Aantal NWWZ laaggeschoold 25-40 jaar 3 - 47 47 - 95 95 - 187 187 - 324 324 - 556
Deze paradox is ten dele te verklaren door een combinatie van de groeiende tertiarisering van het arbeidsaanbod en anderzijds de duidelijke aanwezigheid van laaggeschoolden en mensen met een vervangingsinkomen in deze meer verstedelijkte gebieden. Ook hier kan een link worden gelegd met het woningenaanbod (‘relatief’ goedkope huurappartementen of woningen van matige kwaliteit – cf. supra).
21
2.6.
Onderwijs
Het percentage leerlingen in het gewoon lager onderwijs met schoolse vertraging is een goede indicator voor de aanwezigheid van leerlingen met leermoeilijkheden. Afgezien van een vrij constant aandeel leerlingen met leerstoornissen, duidt een hoog aandeel leerlingen met schoolse vertraging op een verhoogde aanwezigheid van context- en omgevingsfactoren die de gelijke onderwijskansen van individuele leerlingen in de weg staan. Zo onder meer de huisvesting, het opleidingsniveau van de ouders, gebrekkige kennis van het Nederlands, onvertrouwdheid met de middenklassecultuur van het onderwijs enz. In ons werkingsgebied stellen we een extreem hoge percentages leerlingen met schoolse vertraging vast in Eeklo, Zelzate, Lokeren en Ronse. In mindere mate in een aantal Meetjeslandse gemeenten boven Eeklo, in Sint-Niklaas, Temse, Zele, Wetteren, Melle, Aalst en Geraardsbergen. Tenslotte stellen we ook in Maarkedal en Kluisbergen een problematiek vast; twee gemeenten net boven Ronse.
Aandeel leerlingen schoolse vertraging in gewoon lager onderwijs 2005-2006 5.5 - 6.1 6.1 - 12.7 12.7 - 15.9 15.9 - 19.8 19.8 - 27.8
22
2.7.
Gezondheid
Gezondheidsenquêtes in België worden nooit onder de volledige bevolking gehouden. Dergelijke enquêtes laten bijgevolg niet toe om uitspraken te doen op het niveau van steden en gemeenten of buurten. De socio-economische enquête van het NIS uit 2001 die alle huishoudens in België bevroeg, bevatte daarentegen wel een aantal vragen die verband hielden met de gezondheidstoestand van de respondenten. De overeenkomst tussen de cartografie van de gezondheidsindicatoren en van de belangrijkste socio-economische kenmerken geeft aan dat de individuele gezondheidsverschillen een duidelijke samenhang vertonen met de socio-economische status van diezelfde individuen.2 Vooreerst nemen we een kaart op met een voor België aangepaste deprivatie-index per gemeente. De index is gebaseerd op drie variabelen: de werkloosheidsgraad bij de economisch actieve mannen tussen 18 en 64 jaar, het aantal personen in een huishouden zonder wagen, aandeel van de bevolking met een diploma van maximaal lager onderwijs. Het resultaat van deze oefening stemt heel erg overeen met de geactualiseerde armoedeatlas van Prof. Kesteloot (cf. infra).
Onderstaande kaart van het aandeel van de bevolking dat ‘verklaart niet in goede gezondheid te verkeren’ duidt op een geografische patroon: in de gemeenten in de zuidelijke en oostelijke rand van de provincie stellen we de hoogste percentages personen met een slechte
2
Gezondheid en mantelzorg - monografie op basis van Sociaal-Economische Enquête van het Nationaal Instituut voor de Statistiek
23
gezondheidstoestand vast.3 Een ‘sikkelvormige’ figuur tekent zich af van Ronse, over het oostelijke deel van de Vlaamse Ardennen, over de gemeenten in de Denderstreek naar de steden en gemeenten in het Waasland. Elders in ons werkingsgebied kleuren de steden en gemeenten overwegend groen. Alleen vormen in het Meetjesland Eeklo en Zelzate een uitzondering op deze regel – twee gemeenten die ook relatief hoog scoren op de deprivatie-index.
3 Er bestaat voldoende wetenschappelijke evidentie om aan te nemen dat de subjectieve vraag naar de persoonlijke gezondheidstoestand predictief is voor de feitelijke, klinische gezondheidstoestand van de respondenten.
24
3. Territoriale benaderingen van achterstelling 3.1. Cumulatie van stedelijke achterstelling geografisch geduid De vroegere Oost-Vlaamse industriële kernen ten zuiden van de provincie (Oudenaarde, Ronse, Zottegem, …) in de Denderstreek (Geraardsbergen, Ninove, Aalst, …) in de regio Waasland (Lokeren, Dendermonde, Zele, Sint-Niklaas, …) herbergen nog steeds een groot aandeel kleine woningen. Het gaat meestal om woningen met een gevelbreedte van minder dan 4 meter. Deze woningen behoren tot een zeer typerend deel van het woningbestand dat bestaat uit kleine rij- en halfopen eengezinswoningen die vaak teruggaan op de massale bouw van woningen voor een minder gegoede (arbeiders)bevolking. Tot op de dag van vandaag treffen we in deze regio’s een verhoogd aandeel economische functies per oppervlakte.
De tertiarisering in deze regio’s leidde bij de laaggeschoolde beroepsbevolking, die in de kleine arbeidserwoningen bleef wonen, echter langdurige werkloosheid en inkomensverlies.
25
Aantal NWWZ laaggeschoold 25-40 jaar 3 - 47 47 - 95 95 - 187 187 - 324 324 - 556
In die zelfde regio’s stellen we ook een verhoogd gezondheidsdeficit vast.
26
Een gezondheidsdeficit leidt tot verminderde kansen op de arbeidsmarkt of tot aanspraak op een vervangingsinkomen.
Top 10 - Aandeel leefloners Minder dan 3.4 3.4 3.5 3.8 4.5 5 6 6.5 7.4 8.9
Deze gecummuleerde achterstelling vertaalt zich ook in verminderde onderwijskansen van de kinderen. Dit blijkt uit het hoge aandeel leerlingen met schoolse vertraging in het basisonderwijs. Aandeel leerlingen schoolse vertraging in gewoon lager onderwijs 2005-2006 5.5 - 6.1 6.1 - 12.7 12.7 - 15.9 15.9 - 19.8 19.8 - 27.8
27
Het historisch gegroeid aanbod van relatief goedkope (huur)woningen blijft tot op de dag van vandaag een aantrekkingspool voor mensen met een bescheiden inkomen, een vervangingsinkomen, alleenwonenden of alleenstaande ouders met kinderen. Onder meer voor allochtonen afkomstig uit niet-rijke landen blijven zich in die relatief betaalbare buurten vestigen.
Top 10 - Aantal jongeren (< 25 jaa) uit niet-rijke landen Minder dan 111 111 116 120 163 202 244 270 374 690 767
28
3.2. De Kesteloot-aandachtsbuurten – actualisatie 2007 In 2007 actualiseerde Prof. Kesteloot zijn Atlas aandachtsbuurten in Vlaanderen op basis van de gegevens van de socio-economische enquête die het NIS in 2001 uitvoerde. In z’n studie onderscheidde Kesteloot 75 aandachtsbuurten in de provincie Oost-Vlaanderen, waarvan 27 in Gent en 48 in ons werkingsgebied. Zo woont een kleine 25% van alle Gentenaars en 4,1% van alle inwoners uit ons werkingsgebied in een aandachtsbuurt. Deze cijfers geven aan dat kansarmoede zich in de grootstedelijke context als Gent gecondenseerder voorkomt dan elders in de provincie. Anderzijds is het zo dat naar absolute cijfers er quasi evenveel inwoners uit ons werkinggebied in aandachtsbuurten woont als in Gent; respectievelijk 46.790 en 57.861 inwoners. Af gezien van de drie grootsteden Brussel, Antwerpen en Gent, telt ons werkingsgebied, na de provincie Limburg, het grootste aantal aandachtsbuurten. Een geografische situering van de aandachtsbuurten, legt opnieuw het patroon van de verdichtte achterstelling in het gebied van de ‘Vlaamse ruit’ bloot, Ronse, Ninove, geraardsbergen en Zelzate. Alleen in Eeklo lijkt de achterstelling zich niet te concentreren in aandachtsbuurten. Aantal Kesteloot-aandachtsbuurten en het aantal inwoners in aandachtsbuurten 0 298 inwoners 552 inwoners 575 inwoners 579 inwoners 650 inwoners 2 1587 inwoners 2078 inwoners 2320 inwoners 2626 inwoners 5437 inwoners 5725 inwoners 7507 inwoners 8186 inwoners 8670 inwoners
1
8
1
1
6
2
4
2
1 8
1 9
1
29
3.3. Achterstelling op het platteland Onderstaande kaart geeft een beeld van de achterstelling van op het platteland op basis van een voorlopige analyse van Prof. Kesteloot. In onderstaande kaart zijn slechts de donkergrijze inkleuringen relevant. De donkergrijze gebieden op de kaart duiden op een cluster van achterstellingsvariabelen die relevant zijn in een landelijke context; met name: veel werkzoekenden, alleenstaanden, mensen met een minder goede gezondheid, huurders op de private huurmarkt, huishoudens zonder auto, mensen die wonen in een niet-rustige woonomgeving.
30
Het is opvallend dat deze plattelandsachterstelling zich níet vanzelfsprekend situeert in de twee typisch landelijke regio’s, maar ook heel duidelijk in het zogenaamde semi-landelijke ‘overgangsgebied’ van de grotere steden. Zo stellen we vast dat achterstelling ook in het Oost-Vlaamse gebied van de ‘Vlaamse ruit’ een landelijk karakter kan aannemen. Dit kan mogelijks wijzen op het verschuiven (sociale verdringing) van kansarmoede van de kernsteden naar de (meer betaalbare) buitenrand van kleinere steden waar wellicht nog voldoende, verouderde, maar relatief betaalbare huurwoningen te vinden zijn.
31
4. Gecumuleerde achterstellingsindex Op basis van 23 beschikbare achterstellingsindicatoren (een mix van absolute en relatieve cijfers) stelden wij voor elke afzonderlijke indicator een top-10 op de gemeenten die hierop hoog scoren. De som van de top-resultaten geeft een indexwaarde.
Gecumuleerde achterstellingsindex <6 6 - 18 18 - 45 45 - 91 91 - 153
32