De SD’er keek naar boven maar zei niets. Toen Nathan de trap op liep om in de slaapkamer zijn kleren te gaan aantrekken, volgde de Duitser hem met zijn revolver in de hand, terwijl hij brulde: ‘Scheissjude, schnell, schneller!’ Bovenaan de trap gaf hij Nathan een harde duw, waardoor deze languit over de vloer van de overloop schoot. ‘Schoft!’, schreeuwde Sientje, ‘waarom doe je dat, hij heeft toch niets gedaan?’ De Duitser haalde met zijn arm uit in haar richting maar raakte haar niet. Nathan, die begreep dat protesteren zinloos was, zei: ‘Ga jij maar naar Simon.’ ‘Niks daarvan. Ik kleed me aan en ga mee.’ ‘Dat heeft geen enkele zin. Het is natuurlijk een misverstand. Ik ben zo terug, ze zijn bij de verkeerde. Dat merken ze direct.’ ‘Ik vraag de buurvrouw of Simon bij haar mag blijven tot we terug zijn’, zei Sientje. ‘Niet doen, jij blijft gewoon hier, dan hoef je Simon ook niet wakker te maken.’ ‘Kom meteen terug; bel de groenteman als ze je weer hebben laten gaan.’ ‘Ik bel direct.’ ___________________________________________________________________________________ ‘Hoe lang lid van de partij?’ ‘Bedoelt u een politieke partij meneer?’ ‘Ja.’ ‘Ik heb nooit aan politiek gedaan meneer.’ ‘Lieg niet. Wij weten dat je lid bent van de bolsjewistische partij. Wij hebben er bewijzen van. Ontkennen maakt de zaak alleen maar erger. Dus? Lid? ‘Nee meneer, ik wil niet liegen, ik was nooit lid van een partij.’ ‘Je weet waarvoor je hier bent?’ ‘Nee meneer. Ik denk dat het een vergissing is.’ ‘Ha, ha, vergissing. Vastgesteld is dat zich een grote hoeveelheid verboden boeken in een geheime bergplaats bevond achter het huis Ploegstraat 121. Wij hebben de boeken in beslag genomen en de opslagplaats vernietigd. Ontkennen verhoogt alleen maar de straf die op dergelijke misdaden staat. Van wie krijg je de opdrachten voor het verspreiden van die zwijnerij en hoelang zit je al in dat complot?’ Verbaasd over de beschuldiging zweeg Nathan, waarop de SD’er hem toeblafte: ‘Je kunt de makkelijke weg kiezen door nu meteen te bekennen, of de moeilijke door je mond te houden. Als jood heb je er alle belang bij de makkelijke weg te kiezen. We houden niet van joodse bolsjewisten!’ Tijdens het spreken was het gezicht van de SD’er nog paarser geworden dan het al was. ‘Als je meewerkt, en zo verstandig ben je natuurlijk,’ zei de SS’er met de monocle, ‘kun je direct naar huis gaan en hoeft je vrouw zich niet langer ongerust te maken. We hoeven haar en je zoontje dan niet hier te halen om jouw tong los te maken.’ ‘Mijn vrouw en kind moet u hier buiten laten’, zei Nathan, ‘ik zal u alles precies vertellen.’ ‘Begin maar’, zei de dikke SD’er. ‘Wij horen onmiddellijk of je liegt of niet. Als je liegt moeten we je vasthouden totdat je verstandig geworden bent en ons vertelt wat we willen weten.’ ‘Ik ben zeven jaar boekverkoper’, begon Nathan. ‘Vijf jaar heb ik op het Waterlooplein gestaan en twee jaar in de Oudemanhuispoort. Toen ik vorig jaar september niet meer in de Poort mocht staan, heb ik de boeken in mijn schuur opgeslagen. Ik kon ze niet weggooien. Het is mijn bestaan, een andere bron van inkomsten heb ik niet.’ ___________________________________________________________________________________ Ook bij de buurman werd alles minutieus onderzocht. Bij hem werd evenmin iets gevonden. Toen ze verdwenen waren, ging Nathan op de kruk zitten. Hij zat amper toen de eerste tonen van de ouverture van Wagners opera Der Fliegende Holländer door de luidsprekers schalden. De muziek werd plotseling onderbroken door een stem die riep: ‘Opgelet, de commandant!’ ‘Zoals de meesten van jullie weten,’ begon de commandant, ieder woord kort afbijtend, ‘worden drukkers, binders, verkopers en uitgevers van boeken die wij boekenmannen noemen, hier heropgevoed ter
voorbereiding op hun terugkeer in de maatschappij. Jullie zijn hier, omdat jullie leden waren van een internationaal joods-bolsjewistisch complot dat de nationaalsocialistische staat wil ondermijnen en vernietigen. Wanneer echter blijkt dat jullie onverbeterlijk zijn, worden jullie, ter bescherming van de Germaanse volkerengemeenschap, radicaal uitgeschakeld. De taaiheid waarmee het jodendom, de aanstichter van jullie complot, zich door de eeuwen heen heeft kunnen verrijken en handhaven, vereist een niet meer uit te stellen, grondige opruiming. Het nationaalsocialisme heeft vanaf zijn ontstaan veel aandacht geschonken aan juiste voorlichting van het volk. Reichsminister für Volksaufklärung und Propaganda dr. Josef Goebbels kan wat dat aangaat wel de beste specialist van de wereld genoemd worden. Het is op zijn bevel dat alle mensonterende joodse en bolsjewistische lectuur moet worden vernietigd. Het doel van het nationaalsocialisme is het kweken van zelfbewuste, strijdbare mensen. Om die reden hebben in Duitsland al jaren geleden reinigende boekverbrandingen plaatsgevonden. Alle boeken van joden, bolsjewisten en hun meelopers zijn onschadelijk gemaakt. Het hele Duitse volk heeft daaraan eensgezind en enthousiast zijn medewerking verleend. ___________________________________________________________________________________ In het concentratiekamp KL 14 waar ze ‘s morgens aankwamen, zaten politieke gevangenen, ‘asocialen’ en een kleine groep politieke commissarissen van het Rode Leger. Die laatsten hadden het geluk gehad niet direct na hun gevangenneming te zijn doodgeschoten, zoals met de meeste van hen geschiedde. De Duitsers beschouwden hen als politieke misdadigers en niet als krijgsgevangenen. De ‘asocialen’ waren zuiplappen, landlopers, zakkenrollers, souteneurs en bedelaars die met de anderen waren opgesloten om hen te laten voelen dat ook zij tot het schuim van de maatschappij behoorden. […] Na de kennismakingsrituelen, zoals registratie door de Gestapo — de politieke afdeling —, kaalscheren, ontluizen en het omruilen van zijn gevangeniskleren voor kampkleding, werd Nathan door controleur Litvak van de Lagerschutz gewezen in welk woonblok hij thuishoorde en op welke planken hij zijn nachten zou doorbrengen. Vóór die kennismaking had Nathan vier uur in een ijzige wind, alleen gekleed in een hemd en een broek, met gebogen knieën, de handen gevouwen achter het hoofd — wat de ‘Saksengroet brengen’ genoemd werd — op de appèlplaats moeten staan. ‘Dat was om aan het klimaat te wennen’, lachte Litvak. Hem was het niet aan te zien dat hij een gevangene was. Hij had een atletisch postuur en een stierennek en zag er goed gevoed uit. Zijn haar was diepzwart en tot op een centimeter gekort, zijn ogen waren donkerbruin, zijn neus was niet onbetekenend en dikke bossen zwart haar vormden zijn wenkbrauwen. Aan zijn handen te oordelen, was hij niet iemand die zijn hele leven handenarbeid had verricht. Hij droeg laarzen, een broek en een jas die aan een Sovjetofficier hadden toebehoord. ‘Als iemand in dit kamp doodgaat, is het zijn eigen schuld’, zei Litvak terwijl hij demonstratief met een Spaans rietje tegen Nathans benen sloeg. ‘Dat betekent niet dat het hier een sanatorium is. Als je doet wat ik je beveel en je je niet met andermans zaken bemoeit, kun je het hier wel een tijdje uithouden, tenminste als je geluk hebt. Probeer niet te ontsnappen, steel niet van wie dan ook, zoek geen contact met vrouwen uit het kamp hiernaast, doe altijd en onder alle omstandigheden zonder commentaar wat je wordt opgedragen. Vanaf nu ben je hier Häftling 750200 zoals je door de Politieke Afdeling is gezegd. Wanneer je door een SS’er of door mij aangesproken wordt, zeg je onmiddellijk: ‘Zu Befehl, Häftling 750200.’ Je gaat rechtop staan, trekt je muts van je kop, slaat je hakken tegen elkaar en wacht totdat je toestemming krijgt om weg te gaan. Je blijft staan, al duurt het een week. Hetzelfde geldt voor de appèls. Blijven staan totdat je weg mag. ‘s Morgens om vijf uur is het eerste appèl, het tweede om één uur als je met je Buitencommando naar binnen komt voor de middagpauze. Het derde appèl is vóór het commando weer naar het werk gaat en het vierde is na terugkomst van het werk ‘s avonds. ___________________________________________________________________________________ Omdat Rodison steeds moeilijker sprak vroeg Nathan nogmaals: ‘Wilt u niet even rusten voor u verder gaat?’
‘Nee,’ zei Rodison, ‘ik wil je alles vertellen, later kan dat misschien niet meer. Jij bent jong en hebt je krachten nog. Je moet alles weten om het hier te kunnen uithouden. Mijn Dolf hoef ik het niet te vertellen, die is op de hoogte. Jullie moeten elkaar steunen.’ ‘Op tien minuten komt het toch niet aan’, hield Nathan aan. ‘Ga even languit liggen. Ik blijf naast u zitten.’ ‘Ik wil mijn verhaal afmaken’, zei Rodison. ‘Voor u verder gaat. Wilt u me uitleggen wat het Latrinecommando is?’, vroeg Nathan. ‘Het Latrinecommando is afschuwelijk’, zei Rodison. ‘Ik zal het je zo vertellen, een ogenblik, ik voel me niet goed worden, ik heb me toch te druk gemaakt, wacht even.’ Het gebeurde binnen enkele seconden. Rodison lag schuin weggezakt in de bak en bewoog niet meer. Nathan voelde aan zijn keelslagader of zijn hart nog klopte. Dat bleek niet het geval te zijn. Verbijsterd staarde hij naar de dode man. Zo dichtbij had hij de dood nog nooit meegemaakt. Terwijl hij met moeite zijn tranen kon bedwingen, legde hij voorzichtig een van de lappen over het gezicht van Rodison. […] ‘In mijn vorige leven heette ik Gert Grijs. Ik heb je zien binnenkomen met Litvak en je gesprek met Alex gehoord. Ik wil je wel vertellen wat het Latrinecommando is.’ ‘Als u dat wilt,’ zei Nathan, ‘maar moet er niets voor mijnheer Rodison gedaan worden? Moet nergens gemeld worden dat hij dood is?’ ‘Dat doen anderen wel’, zei Grijs. ‘Hoe minder je hier weet hoe langer je het uithoudt. Horen, zien en zwijgen, dat is het beste. En wat het Latrinecommando betreft, Litvak zal je wel gewezen hebben waar de latrine is. Doordat hij niet wordt schoongemaakt, stinkt hij afschuwelijk. Maar omdat je vóór het ochtendappèl je happie kwijt moet, en dat nergens anders kan dan in de latrine, ben je gedwongen ernaartoe te gaan. Als ze je snappen terwijl je ergens anders je behoefte doet, krijg je vijftig stokslagen. Dus wat doe je? Vul maar in. Voor een latrine moeten gevangenen een geul graven van ongeveer twee meter diep en een meter breed. Doordat we hier middenin de moerassen zitten, staat er wanneer ze beginnen te graven direct al een halve meter water of meer in de kuil. Als ze klaar zijn met de geul worden er ijzeren buizen boven bevestigd waarop de gevangenen kunnen zitten om hun behoeften te doen. Gevangenen die ze willen straffen, gaan naar het Latrinecommando, als ze ze niet op een andere manier willen ombrengen. De veroordeelden tot het Latrinecommando moeten in de uitwerpselen in de geul onder de buizen staan. Alles wat van boven komt — en je kan je wel voorstellen wat dat is met zoveel dysenterielijders — krijgen die stumpers over zich heen. De stank is ondraaglijk. Ze moeten in die gore smeerlapperij blijven totdat ze omvallen en stikken. Dat kan een paar uur, maar soms ook dagen duren. Sommigen krijgen meteen een hartverlamming van angst, die hebben geluk. ___________________________________________________________________________________ Aan zijn werk in het Sokken- en kousencommando kwam een eind toen hij op een ochtend na het appèl, vlak achter zich hoorde roepen: ‘Schnell, schnell, vort, vort, vort, zum Latrinekommando!’ Hij begreep dat dit het vonnis was dat twee jaar boven zijn hoofd had gehangen. In een reflex keek hij achter zich om te zien of Litvak inderdaad hem bedoelde. Er was geen ontkomen aan. Geen enkel woord, geen enkel aanbod, kon aan de beslissing iets veranderen. Huilen noch smeken zou baten. Geen enkele slimmigheid zou kans van slagen hebben. Ontsnappen aan de greep van Litvak was ondenkbaar. Ook Unterscharführer Moose met wie hij wel eens een paar woorden gewisseld had en die een zekere sympathie voor hem had getoond, kon hem niet redden, zelfs al zou hij bereid zijn daartoe een poging te wagen, iets wat overigens vrijwel uitgesloten was. Wat voor belang kon een SS’er erbij hebben om te proberen een politieke gevangene, een jood, van de dood te redden? Nathan keek nogmaals om toen Litvak zijn ‘Schnell, schnell, vort, vort, vort!’, herhaalde en daarbij zijn Spaanse rietje met kracht tegen zijn achterhoofd zwiepte. ‘Waarom ik?’, probeerde hij tegen beter weten in. De controleur wees met zijn rietje in de richting van de latrine en zei nogmaals: ‘Schnell.’ Nathan pijnigde zijn hersens over wat de oorzaak kon zijn van zijn selectie. Ik heb me niet anders gedragen dan gewoonlijk, ik heb niemand een aanleiding gegeven om me te willen
straffen en ik ben ook niet het mikpunt geweest van pesterijen. Het zijn de stalinisten. De SS heeft een van hun makkers uitgekozen, en om die te sparen hebben zij zo gegoocheld dat ik op zijn plaats ben geschoven. ‘Vort, vort, vort!’, schreeuwde Litvak opnieuw toen Nathan naar zijn zin te langzaam naar de latrine liep. […] Zelfs nadat een groot aantal gevangenen de volgende ochtend naar de latrine was geweest en de drie totaal onherkenbaar waren geworden, hielden Nathan en de twee Russen elkaar overeind. Regelmatig kwam Litvak kijken of ze al dood waren. Hij zei niets maar greep ook niet in als hij zag dat ze nog leefden. Af en toe zeiden de Russen iets tegen elkaar in het Russisch en huilde een van hen. Ze bleven staan. Tegen de avond gleed echter een van de Russen uit en kon hij zich niet meer oprichten. De volgende ochtend gleden kort na elkaar ook de tweede Rus en Nathan onderuit. Het eerste wat Nathan zag toen hij weer bij bewustzijn kwam, was een man met een bril in een witte jas en een stethoscoop om zijn hals. De man knikte vriendelijk en zei: ‘Dat was op het randje af. Als het een beetje langer had geduurd, was je er niet meer geweest. Je mag van geluk spreken dat iemand je eruit heeft gehaald en hier heeft afgeleverd. Hoe dat allemaal gegaan is hoor je nog wel.’ Het drong niet tot Nathan door wat de man zei. Hij had een afschuwelijke smaak in z’n mond en erge dorst. ‘Water’, fluisterde hij. In een waas zag hij dat een vrouw zich over hem heen boog en een beker tegen zijn lippen drukte. Hij dronk de beker leeg en zakte daarna weer in een schemertoestand terug. ___________________________________________________________________________________ ‘Er valt me nu in’, zei Darius, ‘dat ik een paar maanden geleden van iemand gehoord heb, dat die Litvak in Berlijn, Oost-Berlijn, woont, in een tehuis voor voormalige politieke gevangenen. De man die het me vertelde, heeft ook in KL 14 gezeten. “Ik zou die kerel levend in mootjes kunnen snijden”, zei hij, zo vreselijk haatte hij hem.’ ‘U weet het adres van dat tehuis in Oost-Berlijn zeker niet?’ ‘Nee, dat is niet ter sprake gekomen. Ik heb het ook niet gevraagd. Het kan zijn dat hij het evenmin wist. Het moet een klein kunstje zijn om in Oost-Berlijn aan de weet te komen waar dat tehuis is.’ ‘Hoe was de naam van die man? Misschien herinner ik me wie het is.’ ‘Hij heeft zijn naam wel gezegd, maar ik heb hem niet onthouden. Voor mij was dat van geen belang en ik wist toen niet dat ik u zou ontmoeten en dat u zou willen weten waar Litvak nu woont.’ ‘Geeft niet. In Oost-Berlijn weten ze natuurlijk waar de ex-politieke gevangenen zitten. Het lijkt me overigens wel een probleem om in Oost-Berlijn te komen met die Russen daar.’ ‘Dat hangt van uw verhaal af. Als u zegt dat u het concentratiekamp wilt bezoeken waar u hebt gezeten, kunnen ze dat moeilijk weigeren. U kunt met de trein via Berlijn gaan en daar de reis een paar dagen onderbreken. Andersom kan natuurlijk ook. Eerst naar KL 14 gaan en op de terugweg in Oost-Berlijn een of twee dagen blijven om die Litvak te zoeken.’ ‘Het ligt gelukkig achter ons. Ik kom nog wel eens langs om te kijken of het u gelukt is Litvak te vinden en zonder kleerscheuren terug te komen.’ Na de ontmoeting met Darius ging Nathan niet meer naar de Poort. ‘Ik ga hem terechtstellen,’ zei hij tegen Betsie, ‘daartoe ben ik verplicht.’ ___________________________________________________________________________________ Vóór en tijdens het diner werden speeches gehouden en toen het zijn beurt was om iets te zeggen, zei Nathan: ‘Ik vraag me al jaren of hoe het met Litvak afgelopen is. Een paar maanden na de oorlog ben ik naar Oost-Berlijn gegaan toen iemand me gezegd had zeker te weten dat hij daar woonde. Ik had net zo goed niet kunnen gaan. Op het bureau waar ze fotokopieën hadden van de administraties van alle Duitse concentratie-
kampen, zeiden ze dat de naam Litvak niet op de lijsten van de gevangenen voorkwam. Dat was een leugen, een schandalige leugen. In alle concentratiekampen in Polen en Duitsland had men over het Latrinecommando en Litvak de Lagerschutzcontroleur gehoord, maar in Oost-Berlijn op dat bureau zeiden ze van niets te weten. Er moet een reden zijn geweest waarom ze zich van den domme hebben gehouden. Waarom ze dat deden, interesseert me niet, wel wil ik nog steeds graag weten of hij dood is of niet. Weet een van jullie dat?’ ‘Litvak woont in Tomsk in de Sovjet-Unie en niet in Oost- Duitsland’, zei Bruining. ‘Ik heb dat een tijd geleden van een klant gehoord, die een paar dagen voordat de Russen ons bevrijd hebben, uit een ander kamp naar KL 14 geëvacueerd was. Hij heeft Litvak in Tomsk gesproken.’ ‘In de Sovjet-Unie?’, vroegen een paar stemmen tegelijk. ‘Ja, in Tomsk in Siberië. Hij is getrouwd, is erg ziekelijk en straatarm. Het is niet te geloven, maar waar. Onze Lagerschutzcontroleur vertelde dat hij naar de Russen was gegaan toen ze vlakbij het kamp waren, en beweerde zich als vrijwilliger gemeld te hebben om tegen de fascisten te vechten uit wraak voor wat ze hem hadden aangedaan. Hij heeft bij Berlijn gevochten en is na de oorlog meegegaan naar de Sovjet-Unie omdat hij niet in Duitsland wilde blijven.’ ‘Nogal logisch, na alles wat hij uitgevreten had’, zei Grijs. ‘Wat een gewetenloze schurk. Eerst slooft hij zich uit voor de SS en dan hangt hij de grote antifascist uit.’ ‘Een slimme zet’, zei Dolf. ‘Hij heeft erop gegokt dat hij door dienst te nemen in het Rode Leger de kans zou krijgen om levend uit de oorlog te komen, in het kamp zou hem dat zeker niet gelukt zijn.’ ‘Met z’n allen hadden we hem nog wel in de vlaggenmast gekregen, hoe zwak we toen ook waren’, zei Rosseau. ‘Of in de geul’, vulde Melick aan. ‘Ik was er met plezier bij gaan staan kijken hoe hij in de zeik en de blubber was verzopen.’ ‘Toen we nog in het kamp waren, hoorde ik van iemand die erbij was’, zei Grijs zacht om zijn emotie in bedwang te houden, ‘dat Litvak tegen iemand die in de geul lag, gezegd had: “Je hebt toch zwemmen geleerd, laat nu eens zien hoe goed je het kan.” En toen de man hem een hap stront in z’n gezicht spoog, duwde hij de arme kerel net zolang onder het vuil totdat hij gestikt was. Het bloed stroomt me nog naar m’n kop als ik eraan denk.’ ‘Godverdomme, echt Litvak’, baste Dolf uit. Wat was het toch een walgelijk individu. Het is een godswonder dat we hier zitten.’ ‘Laten we verder maar over hem zwijgen’, stelde Bruining voor. ‘Als hij nog leeft, hoop ik dat hij ‘s nachts geen oog dicht kan doen,’ zei Melick. ‘Zijn adres heb ik niet, maar het lijkt me niet moeilijk voor je, Nathan, om daar in Tomsk achter te komen’, zei Bruining. ‘Dat denk ik ook, tenzij ze hetzelfde spelletje met me spelen als destijds in Oost-Duitsland. Ik ga in ieder geval naar Tomsk. Als hij al dood is, heeft hij geluk gehad.’ ___________________________________________________________________________________ Zonder verder iets te vragen, duwde Nathan de vrouw opzij, liep met twee stappen het kleine gangetje door en riep luid toen hij op de drempel van een grote, bijna geheel lege kamer stond: ‘Häftling 750200 meldet sich für das Latrinekommando.’ Daarna, blaffend als een hond: ‘Schnell, schnell, vort, vort, vort.’ Zodra de man, die middenin de kamer in een fauteuil zat, de eerste woorden had gehoord, strekte hij zijn handen afwerend voor zich uit en riep: ‘Nee, nee, niet doen, ik stik bijna!’ Hij deed pogingen om op te staan, maar slaagde daar niet in. Door de zwaarte van zijn lichaam viel hij iedere keer weer terug in de fauteuil en tenslotte bleef hij hijgend zitten. Het hoofd van de man was met verband omzwachteld, waardoor hij een buitenaards wezen leek. Door het verband kon Nathan niet zien wie de man was. De stem herkende hij niet en met dit walgelijk dikke lichaam leek de man in niets op de atletische gestalte van de vroegere Lagerschutzkontrolleur. Nathan trok zijn revolver, hield hem tegen het hoofd van de man en riep: ‘Ben jij Josef Litvak of niet? Doe het verband van je kop, of moet ik dat doen?’ ___________________________________________________________________________________ Toen Nathan na een uur terugkwam, zei Frau Bubitsch die de deur opende: ‘Ik mag me er niet mee
bemoeien, maar is niet humaan om ook een slecht mens die ten dode is opgeschreven in zijn bed te laten sterven? Wordt niet uw haat meer bevredigd, als u de natuur de kans geeft hem nog een tijdje te laten lijden onder de kwalen die hij heeft? En wees realistisch. Weegt de korte tijd die hij nog te leven heeft op tegen wat u te wachten staat? Wanneer u hem vermoordt, straft hij u opnieuw, met minstens tien jaar cel.’ ‘Bespaar me uw goede raad. Het is mijn zaak en niet de uwe.’ ‘Dat had je niet gedacht he?’, zei Litvak zenuwachtig lachend toen Nathan de kamer binnenkwam. ‘Ik heb het verband er maar afgedaan. Zo kan ik je beter zien. Het heeft nu toch geen zin meer om komedie te spelen. Ik ben blij dat het afgelopen is.’ ‘Ik ben niet onder de indruk. Je bewering dat je gedwongen was te moorden, is een leugen, zoals alle verhalen van al die andere boeven dat ze slechts bevelen hebben uitgevoerd. Geen mens kan gedwongen worden om zich jarenlang als een beest te gedragen.’ ‘Voor je verder gaat’, onderbrak Litvak Nathan. ‘Je hebt me toegestaan mijn hele verhaal te vertellen. Nu we zo ver zijn, moet je ook naar het slot luisteren.’ ‘Tien minuten. En dan: poef, poef’, zei Nathan. ___________________________________________________________________________________ ‘Je bent te laat met je pogingen om dankbaarheid van me te krijgen. Je hebt me in de geul gegooid met twee Duitsers en twee Russen. Dat was veel meer dan gedwongen medeplichtigheid. Weet je nog dat je gezegd hebt: “Daar gaat ie dan” op het moment dat je ons in de geul dumpte?’ ‘Toen jij in de kelder lag, waar de lijken uit de latrine naartoe werden gebracht voor ze werden verbrand, ben ik daar onmiddellijk naartoe gegaan. Ik heb je afgeboend en je net zo lang laten kotsen tot alle rotzooi uit je was.’ ‘Ik ben diep ontroerd door zoveel menselijkheid. Maak voort, de tien minuten zijn bijna om.’ ‘Ik heb je uit de kelder naar de ziekenbarak gesleept, met groot risico om gesnapt te worden. Dokter Garthoff heeft je daarna in de tyfusbarak gestopt, waar de SS niet kwam. Terwijl andere zieken beter werden en weer naar hun commando moesten, of als lijk naar het crematorium gingen, ben jij nooit gezond verklaard. Dat kon ook niet want jij was in de geul gestikt. Ik heb Garthoff verboden te vertellen dat ik je had gered. In de twee jaar dat je in het kamp was, heb ik je beschermd en tenslotte ook je leven gered. Weet je waarom?’ ‘Nee, waarom dan?’ ‘Omdat je een jood was. Je was de enige jood in het kamp, en jou in leven houden, was mijn enige middel om wraak te nemen voor alles waartoe ze me hadden gedwongen. Ik weet dat dit ongeloofwaardig klinkt; dat ik voor mijn eigen dood had moeten kiezen in plaats van mee te werken aan die van zoveel anderen, maar het is nu te laat om allerlei verklaringen te zoeken. Niets kan meer ongedaan gemaakt worden. Schiet rustig, het maakt me niets uit of ik op dit moment doodga of over een paar dagen of weken.’ Zwijgend nam Nathan de revolver van tafel, richtte die op het hoofd van Litvak, telde tot vijf en schreeuwde: ‘Häftling 750200 meldet sich für das Latrinekommando, schnell, schnell, vort, vort, vort!’ Daarna haalde hij de trekker over van het ongeladen wapen.