59. Eind goed al goed
O
MDAT DIE AARDIGSTE van alle goden, de hompelende mankepoot, robot- en moppenmaker, Hephaistos, in de godenvergadering van Sosias van het vorige hoofdstuk ontbreekt, laat ik hem hier nog even voor u optreden. Het wonderlijke lot van Hephaistos Hera baarde Hephaistos, maar die was misvormd, mank! Dat was natuurlijk afschuwelijk. Wat er precies gebeurde staat niet vast: er zijn verschillende mythen. In de Ilias (boek 18 vers 194 e.v.) vertelt Hephaistos zelf hoe Hera, die ‘hondsogige’ hem wilde ‘wegdoen’ (verstoppen of zo) en dat zou vreselijk zijn geweest, maar twee zeegodinnen namen hem liefdevol op (Eurynome en Thetis, de latere moeder van Achilles); zo woonde hij negen jaar lang bij hen en smeedde de prachtigste dingen: snoeren, gespen, broches en zo; geen mens of god wist van zijn bestaan, behalve Thetis en Eurynome, ‘die me gered hebben’, zegt Hephaistos in Ilias boek 18. Maar in boek 1 staat een heel ander, en veel woester verhaal (vers 590 e.v.). Hera heeft woorden met Zeus, en Hephaistos waagt zich ertussen; hij is bang dat Zeus haar zal slaan, en zegt: ‘Duld het maar, moeder van mij, en draag het, al is het ook rottig;
anders dan krijg je nog klappen, zo lief als je bent en dan kan ik echt je niet helpen: een andere keer heeft hij ook al, toen ik je bijstond mij bij mijn benen pardoes van d’ Olympus geslingerd: heel die dag vloog ik dóór door de lucht en pas in de avond stortte ik neer – op Lemnos – en was op een haar na gestorven; Sintiërs raapten me op en verzorgden me, redden mijn leven.’ Zo staat het in Homerus, maar er is nog een ander verhaal, dat prachtig is en vaak is afgebeeld. Dat luidt ongeveer als volgt. Woedend op zijn gemene moeder (die ‘hondsogige, kynoopis’) maakte Hephaistos een prachtige troon die hij haar schonk. Toen ze erop ging zitten, zat ze muurvast: ze kon geen vin verroeren en er dus niet meer van af! Hephaistos was vertrokken – naar Lemnos natuurlijk. Hij weigerde terug te komen om haar te bevrijden. De goden beraadslaagden. Ze stuurden de geweldenaar Ares erop af, maar Hephaistos bekogelde hem met gloeiende kolen uit zijn oven en Ares droop angstig af. Wat te doen? Dat vroegen de goden zich af, en ik vroeg het altijd aan mijn studenten. Die hadden geen idee en dat vond ik verbazend dom. Hoe krijg je iemand ergens waar hij niet zijn wil? Wel, heel eenvoudig; je voert hem dronken. Ook kun je hem nog, als beloning, het mooiste meisje van de wereld beloven. De wijn werkte feilloos. Dionysus ging met een muilezel en een hoop hopsende satyrs naar Lemnos en die satyrs vulden de manke smid met wijn. Aangekomen op de Olympus werd hem beloofd dat hij met Aphrodite mocht trouwen, mits hij Hera uit de troon bevrijdde; dat wilde ie wel, vanzelf! Deze ‘terugkeer van Hephaistos’, met zijn misvormde voeten op een muilezel gezeten, is zeer vaak afgebeeld; een heerlijk tafereel. Het is mij een genoegen om, als laatste plaatjes van dit boek, u die vermakelijke scène voor te toveren (afb. 285 en 286a-c). De terugkeer van Hephaistos Afbeelding 285 toont u de grootste en allerprachtigste Griekse krater ter wereld, de zg. Françoiskrater. Een zekere Alessandro François heeft hem in 1845 met grote ijver en precisie opgegraven in Chiusi (Etrurië). De namen van de Atheense pottenbakker Ergotímos en de schilder Kleitias zijn er – twee keer! – op vermeld; geen wonder, want het is een wonderbaarlijk mengvat (krater, 66 cm hoog), beschilderd met niet minder dan 270 figuren en 121 inscripties. François besteedde enkele achtereenvolgende opgravingsjaren aan de taak om de ontbrekende scherfjes te vinden (dat lukte natuurlijk niet helemaal). Thans staat dit pronkstuk opgesteld in het museum van Florence.
176
Makron 2 Boek A4 HR.indd 176
18-11-14 16:09
Afb.285. François-krater van Kleitias en Ergotímos, in Florennce, ± 560 v.Chr.
Het is een mengvat van omstreeks 570-560 v.Chr. Een beschrijving van deze vaas zou een heel boek beslaan: er zijn twee friezen op de nek en lip, en drie op de buik, verder is er nog veel op de voet en de verticale hoog oprijzende handvatten. Maar vrees niet: we kijken alleen maar naar één enkel onderdeel, de terugkeer van Hephaistos, en die staat op afb. 285 in het tweede fries van onderen, een smalle figurenband die onder de oren doorloopt. Ik heb de figuren weer genummerd van links naar rechts. Maar voor ons is de hoofdpersoon natuurlijk Hephaistos: nr 6.; die moeten we eerst bekijken.
(3) (2)
(4)
(5)
(6) (7) (8)
(1)
(9)
Afb.286a. De terugkeer van Hephaistos
177
Makron 2 Boek A4 HR.indd 177
18-11-14 16:09
Afb.286b. Dezelfde, terugkeer van Hephaistos op muilezel; een satyr (Silénos) met paardenpoten sjouwt een enorme wijnzak
Daar zit ie (zie afb. 286b) op een parmantige muilezel, zijn naam staat er in fraaie letters bijgeschreven. Hij zit in een mooie mantel, zijn linkervoet is normaal (maar die kunt u misschien niet goed zien); de rechter, die achter, en onder, het rijdier zichtbaar is, steekt recht achteruit, volkomen verdraaid! Hier is Hephaistos al een bebaarde god; in andere afbeeldingen is hij soms nog een jongetje. En dat hij goed dronken is, kun je niet zien aan hemzelf maar wél aan de enorme wijnzak die de eerste van zijn gevolg van satyrs op zijn rug sjouwt. Hier ziet u iets nieuws: de u zo ver trouwde Attische satyrs bestáán nog niet in 560 v.Chr.: silénoi staat erboven geschreven en ze hebben paardenbenen en enorme penissen van een formaat dat past bij paarden (bij de u bekende satyrs zijn ze, dat weet u al lang, van min of meer normale mannenlengte).
Afb.286c. Dezelfde, Aphrodite, Dionysus en Hephaistos met zijn satyrs
178
Makron 2 Boek A4 HR.indd 178
18-11-14 16:09
(1)
(2)
(3)
Afb.286d. Ares, Pallas Athene, Hera, Zeus
De voorste loopt dus krom onder een honderdliterzak, hij hijgt onder de last (zijn mond staat open) en zijn ogen puilen uit. Dan volgt in afb. 286c de gebruikelijke vrolijke muzikant-satyr die luid op de dubbelhobo speelt. De hele natuur galmt ervan; dat kun je bijna horen! De achterste satyr is voor u iets nieuws: die satyr (alleen zijn bovenlijf is bewaard) draagt een maenade in zijn armen, een fijne vangst! Deze satyrs hebben nog knappe koppen met mooie neuzen, lange haren en baarden (maar wel paardenoren, al is dat nauwelijks te zien!). Hun staarten zijn fraai, maar die paardenbenen zijn wel erg dun: niet lekker om op te lopen, lijkt me. Maar wat gebeurt er verder? We beginnen helemaal links (afb. 286d) Nr 1 is Ares; hij knielt achter zijn schild, waarom? Om zich te verschuilen. (Dit is het tegenovergestelde van de proleptische verteltrant – waarin het vervolg van het verhaal al van te voren wordt weergegeven – hier grijpen we terug in het verhaal.) Ares zit gehurkt met een enorme helm op en zijn grote schild beschermend vóór zich, alsof Hephaistos hem nog steeds met gloeiende kolen bekogelt! Zijn speer leunt doelloos tegen zijn schouder. Kortom, hij wordt grondig vernederd! Dat vonden de Grieken wel een leuk idee. Vóór hem staat Athene, maar die geweldige godin heeft deze ene keer niets te vertellen: we slaan haar dus zonder meer over. Maar dan, nr 2!! Kijk daar zit ze, waarachtig, Hera zelf, op die tovertroon, een prachtding met een grote voetenbank eronder; zelfs haar bovenarmen zitten vast, zo lijkt het tenminste; want zij heft haar onderarmen hulpeloos omhoog. Naast haar (hier dus rechts) zit de grote god Zeus, nr 3, in een witte chiton met een dunne staf of speer in de hand: hij, deze machtigste aller goden, was niet eens in staat zijn zoon uit Lemnos naar huis te halen: wat een afgang! En nu zijn we bij het midden van het fries aangeland (afb. 286e), bij de centrale figuur, de godin Aphrodite, de adembenemende, voor wie dit een heilloze dag was: want Dionysus (nr 5) komt haar tegemoet (slechts gedeeltelijk bewaard; hij wijst met zijn rechterhand achterwaarts, want hij vertelt Aphrodite, dat die ruiter daar, op die pittige muilezel, haar echtgenoot zal moeten worden! Zij, Aphrodite, staat pal in het midden van het fries (afb. 286a). Zij is dus de hoofdfiguur, nog belangrijker dan de onnavolgbare optocht van Hephaistos met zijn opgewekte kornuiten. Verontwaardigd wijst ze met wijs- en middelvinger van haar rechterhand naar wat daar aan komt rijden (‘moet ik daarmee trouwen?’, zegt ze, dacht de schilder, denk ik); maar, laten we eerlijk zijn: afgezien van die rechtervoet valt er eigenlijk niets op de smid-god aan te merken! Dit is lang niet alles, er valt nog veel meer te bekijken en te vertellen, maar we gaan nu toch maar verder met het verhaal van de echtbreuk van Aphrodite met Ares: dat liep helemaal mis. Aphrodite en Ares naakt in een net Ares was vurig verliefd op Aphrodite en bezocht haar in het geheim, wanneer haar echtgenoot weg was (bijv. op Lemnos). Aphrodite vond die stoere vechtgod onweerstaanbaar en gaf grif, en
179
Makron 2 Boek A4 HR.indd 179
18-11-14 16:09
(4)
(5)
(6) (7)
Afb.286e. Aphrodite, Dionysos, Hephaistos en een satyr
vaker dan eenmaal, toe. Maar de zon (Helios) zag het gebeuren en vertelde het Hephaistos, die natuurlijk buiten zichzelf was van woede. Het paar werd door Hephaistos grof afgestraft, zoals de zanger Demodokos in de Odyssee (boek 8, 266-367) uitgebreid bezingt (die voordracht is in feite een klein epos – epullion – van 100 verzen). Dat ging zo: Hephaistos ving de twee minnaars, toen ze samen naakt in zijn bed lagen, in een onzichtbaar net; zo konden ze geen vin verroeren! Vervolgens riep hij alle andere goden erbij. De godinnen bleven uit kuisheid (aidoos) weg. De scène is wereldberoemd, want de goden vonden het een kostelijk schouwspel; ze barstten uit in ’ het nu nog spreekwoordelijke Homerische gelach (asbestos geloos, _m`¡moknb¡a¡htn) en maakten malle grappen. Het gevangen liefdespaar was rood van schaamte. Apollo vroeg Hermes: ‘Zou jij wel, in harde boeien gekneld, willen slapen in bed met de gouden Aphrodite?’ En Hermes antwoordde: ‘Ach, mocht dat ooit gebeuren, vorst, boogschutter Apollo! Mochten drie keer zo grote, onmetelijke boeien ons samen omvatten en mocht u allen, de goden, en al de godinnen, erbij staan te kijken, dan nog zou ik (ja wel!) maar wát graag willen slapen met de gulden Aphrodite!’ Zo sprak hij en een daverend gelach brak los bij de onsterfelijke goden. Griekse afbeeldingen van deze klaterende klucht bestaan helaas niet: u moet dit verhaal maar eens rustig nalezen in een vertaling (Odyssee 8, 266 e.v.). Het is ouder dan Homerus zelf (dus van vóór de achtste eeuw v.Chr.), en stamt waarschijnlijk uit veel vroegere tijd, bijv. uit 1200 v.Chr. Het is in elk geval een typisch Europese klucht, en misschien wel de alleroudste. Hephaistos ontbrak dus geheel in het illustere gezelschap van Sosias, afb. 283 en 284; en hij was nog wel de grootste kunstenaar van het heelal! Ik neem het de Sosias-schilder kwalijk dat hij deze leukste, origineelste en vrolijkste god van alle onsterfelijken, die malle mankepoot, ijskoud heeft weggelaten – maar u moet wél weten dat Aphrodite en Ares wel vaker als een paar werden afgebeeld (en dan moest Hephaistos dus ontbreken!): de Sosias-schilder heeft dat niet zélf verzonnen.
CHAIRETE Hier, aan het eind van Makron 2 gekomen, richt ik mij, ook namens u, mijnheer en mevrouw, rechtstreeks tot Makron en al die andere vaaskunstenaars, die reeds 2500 jaar in hun schimmige Hades huizen. Ik spreek, met diepe piëteit, onze dankbaarheid en warme bewondering uit voor de artistieke energie en vreugde brengende vitaliteit waarmee ze ons leven en de gehele westerse beschaving hebben verrijkt. Wij hebben veel geleerd en zeer genoten van wat er over is van hun prachtige werk. Het zal hun na twee-en-een-half millennium ongetwijfeld genoegen doen dit te vernemen:
zij hebben niet voor niets geleefd.
J M Hemelrijk
180
Makron 2 Boek A4 HR.indd 180
18-11-14 16:09