Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Handboek Jeugd
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 1
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Inhoudsopgave
pagina
Titelpagina
1
Inhoudsopgave
2
Inleiding
3
Hoofdstuk 1: Doelstelling en Werkwijze
4
1.1 Doelstelling
1.1.1Techniek
1.1.2 Tactiek
1.2 Werkwijze
1.2.1 Training
1.2.2 Wedstrijd
2.1 Onderhands
2.1.1 Passing
2.1.2 Verdediging
2.2 Bovenhands
2.2.1 Voorover
2.2.2 Achterover
2.3 Service
2.3.1 Onderhands
2.3.2 Bovenhands
2.4 Smash
2.4.1 Basis
2.4.2 Tipbal
Hoofdstuk 2: Training / Techniek
2.3.3 Sprongservice
2.5 Blokkering
Hoofdstuk 3 Wedstrijd / Tactiek
Slot
Bronnen
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 2
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Inleiding
Breda, 25-8-2010 Op initiatief van het bestuur van Jola\Olympus is er in het jubileumseizoen 2010-2011 vanuit mijn werkzaamheden als CMV coördinator en lid van de Technische Commissie een functie ontstaan van jeugdcoördinator. De bedoeling is dat ik de trainers en coaches, vanuit mijn vakgebied, trainersopleiding en ervaring als clubspeler en jeugdspeler bij district en steunpunt, ga ondersteunen bij het opleiden van onze jeugd. Dit kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld: - het assisteren bij een training - het observeren van trainingen en wedstrijden, gevolgd door tips en aanwijzingen - het organiseren van activiteiten voor de jeugd, waarbij volleybalontwikkeling centraal staat - het organiseren van bijeenkomsten voor trainers waarbij tips en ontwikkelingen worden uitgewisseld en besproken - het uitgeven van een Handboek Jeugd, met ontwikkelingspunten (o.a. technisch en tactische aandachtspunten)
Dit “Handboek Jeugd “ moet een document worden waar jeugdtrainers en coaches graag uit putten. Vanzelfsprekend zijn velen van jullie trainers al op de hoogte van een aantal technische aandachtspunten en de speelwijze. Maar het is goed om de zaken vast te leggen, zodat er één lijn getrokken wordt en dat vooral ook nieuwe trainers en coaches (bv. ouders met weinig volleybalervaring) meteen een document hebben waar ze op terug kunnen vallen. Uiteraard is dit document niet een eenmansactie van ondergetekende, maar in overleg met een aantal technische mensen binnen onze vereniging en met hulp van bronnen vanuit de NeVoBo ontstaan. Ik wens jullie alleen veel leesplezier en een fijn volleybalseizoen 2010-2011 toe. Sportieve groet, Niels van Dongen
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 3
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
1. Doelstelling en Werkwijze Zoals in de inleiding al gedeeltelijk beschreven willen we de “jeugdopleiding” binnen Jola/Olympus wat meer body geven. In dit hoofdstuk moeten de doelstellingen voor de jeugdopleiding duidelijk worden. Ook zal er om aan de doelstellingen te kunnen voldoen een bepaalde werkwijze worden uiteengezet. 1.1 Doelstelling Allereerst wil ik benadrukken dat wij niet de illusie hebben dat we van ieder jeugdlid een supertalent maken, een talent heb je, dat krijg je niet aangeleerd. Jola-Olympus wil dat ieder jeugdlid op zijn niveau de jeugdopleiding met plezier doorloopt en op verantwoorde wijze zijn talent kan ontwikkelen. De bedoeling van het “Handboek Jeugd” is met name dat er continuïteit ontstaat binnen onze jeugdopleiding. Het komt onze jeugd alleen maar ten goede wanneer technische aandachtspunten vanaf de CMV-ers tot en met de A-jeugd op dezelfde wijze worden aangeboden. Ook is het prettig wanneer men vanuit de jeugd langzaam maar zeker bekend wordt gemaakt met de speelwijze van onze eerste heren- en damesteams. Het moet voor jou als trainer of coach makkelijker worden om aanwijzingen tijdens trainingen en wedstrijden te verantwoorden tegenover de jeugd. Hoe vaak krijg je niet de vraag: “Maar waarom moet ik die bal zo spelen?” of “Waarom moet ik daar gaan staan in het veld?” Het helpt een kind wanneer je dan, vanuit onze technische en tactische aandachtspunten, een duidelijk antwoord kan geven. Het kind neemt ook in het vervolg dan sneller dingen van je aan.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 4
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
1.1.1 Techniek Uiteraard willen we het volleybal in het algemeen ontwikkelen bij ieder kind, maar zoals gezegd lijkt het ons verstandig om het gedurende de periode van CMV-er tot A-jeugd geleidelijk aan op te bouwen. Natuurlijk bied je bepaalde technieken al eerder aan, maar de aandacht ligt voor ieder niveau op een vaardigheid waarvan we graag zouden zien dat die gedurende dat niveau aangeleerd en beheerst wordt:
Niveau CMV 1 CMV 2
CMV 3 CMV 4
CMV 5 CMV 6
Vaardigheid Gooien & Vangen Balbaanherkenning Onderhands serveren Volleybalmanier vangen en gooien Onderhands spelen Scoren Bovenhands spelen Vang-gooi beweging Serveren van achterlijn Doorspelen Bovenhands achterover Bovenhands serveren Smash
C1
C2
B1 B2 A1
A2
Balbaanherkenning Onderhands Servicepass Bovenhands voorover spelen Bovenhands achterover spelen Aanval aan het net Onderhands verdedigen Pancake & Rollen Aanval op het midden Bovenhands spelen met tempowisseling Aanval achter 3 meter Blokkeren Sprongservice
Toelichting Herkennen balbaan en reageren door bewegen In het veld Onderhands met gestrekte armen en met handen, bovenhands boven hoofd Bal gooien waar tegenstander niet staat Bal vangen en gooien in één beweging Gecontroleerde beweging
Tennisservice of floatservice Springen, bal hoog pakken
Grotere afstand overbruggen Grotere afstand overbruggen Aanloopritme! Spanboog! Armen krom, laag zitten
In de techniekbeschrijving verderop in dit handboek staat verder beschreven wat een bepaalde techniek precies inhoudt.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 5
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
1.1.2 Wedstrijd Ook voor de wedstrijden willen we dat bepaalde speelwijzen aan het begin van een niveau langzaam worden ingepast. Hier begin je mee op de training en wanneer je denkt dat het voldoende beheerst wordt ga je het in de wedstrijden proberen. Uiteraard heb je te maken met een bepaalde bezetting en niveau binnen je team en zal niet alles mogelijk zijn. Maar we streven naar de volgende speelwijzen: Niveau CMV 1 CMV 2
Speelwijze 4-4 4-4
CMV 3 CMV 4 CMV 5 CMV 6
4-4 4-4 4-4 4-4
C1
6-6
C2 B1
6-6 2-4
B2
2-4
A1 A2
1-5 1-5
Omschrijving Circuleren, juiste positie bij 4,3,2,1 speler in het veld 3 vangballen = speler terug, na dood spelmoment onderhands serveren Speler terug na spelen onderhands gespeelde bal Doordraaien bij veroveren service Geen vangballen meer, 3 keer spelen
3 keer spelen!!! Pass mid Midachter kort aan 3 meter Idem Pass mid Midachter kort aan 3 meter 2 Spelverdelers (geen vaste mensen, wisselen!) Switchen aan het net Pass rechts, Midachter diep achterin 2 Spelverdelers, penetreren vanuit achterveld 2 Midden 2 Buiten Pass rechts, Midachter diep achterin 1 Spelverdeler, penetreren vanuit achterveld 2 Midden 2 Buiten Spelverder en Dia naar Rechts Passerloper aan net naar links, achterin naar mid Midden aan het net naar mid, achterin naar links Libero (eventueel) achterin naar links
Het streven moet zijn om iedereen zo multifunctioneel mogelijk op te leiden. We starten daarom pas vanaf B2 met het geven van “vaste” posities. Verder stelt Jola/Olympus in de jeugd plezier boven winst met de opmerking dat ieder jeugdlid dezelfde eerlijke kans op speeltijd krijgt. In de tactiekbeschrijving verderop in dit handboek staat gedetailleerder beschreven wat een bepaalde speelwijze precies inhoudt.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 6
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
1.2 Werkwijze We zouden graag zien dat de trainers van Olympus op een “U-V-Z-wijze” werken. Dit wil zeggen dat iedere training of wedstrijd UITDAGEND, VEILIG en ZINVOL moet zijn. UITDAGEND, wil natuurlijk zeggen dat ieder kind op zijn niveau uitgedaagd word. Binnen ieder team heb je verschil in vaardigheid van kinderen, de kunst is alle kinderen te blijven uitdagen. Geef extra taken, of juist minder. Verbind af en toe een puntensysteem aan een oefening. Waak er wel voor dat kinderen in hun enthousiasme om zoveel mogelijk punten te halen hun techniek uit het oog verliezen. VEILIG, betekend dat je iedere training en wedstrijd in moet staan voor de veiligheid van kinderen. Zowel op fysiek als mentaal gebied. Zorg bijvoorbeeld dat er tijdens een oefening geen ballen rondzwerven in het veld. Waak ervoor dat niet iedere oefening hetzelfde kind weinig punten haalt of alleen moet inspelen. Wissel een kind als je ziet dat het niet lekker in zijn vel zit. ZINVOL, probeer iedere training met een doel te werken, zodat de training zin heeft. Dit doel kan heel uiteenlopend zijn, bijvoorbeeld van het verbeteren van een techniek of conditie tot het werken aan teambuilding. Zorg dat een doel wel haalbaar is binnen de training of periode die je stelt. 1.2.1 Training Voor het verzorgen van een training bij Olympus hebben we een aantal speerpunten. Geef je training een bepaalde structuur. Kinderen hebben behoefte aan structuur, dan weten ze waar ze aan toe zijn. Structuur van de training zelf. Start bijvoorbeeld met een algemene warming-up, daarna een specifieke warming-up. Doe daarna één of twee techniekoefeningen, sluit de techniekoefening bijvoorbeeld af met een spelvorm en doe een korte pauze tussendoor. Sluit de training af met een bepaalde partijvorm. Probeer te zorgen dat het overgrote deel van het seizoen de trainingen volgens deze structuur verlopen. De vereniging heeft binnen het seizoen een aantal momenten waarop de training anders ingevuld word. Bijvoorbeeld door een Sinterklaastraining, Carnavalstraining, Vriendjestraining of Jaarafsluiting.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 7
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Gebruik bij het aanbieden van de verschillende technieken “keywords”. Dit zijn steekwoorden die belangrijke accenten van een bepaalde techniek verwoorden. Bijvoorbeeld bij onderhands passen “armen als een plank”. In de techniekbeschrijvingen verderop in dit handboek worden bij alle technieken de keywords vermeld. Volleybal is een balsport. We willen dan ook dat kinderen minimaal 85% van een training met een bal bezig zijn. Je kan ook met een bal aan de conditie werken. Maak de “conditieoefeningen” niet te zwaar, het lichaam van een kind is nog volop in de groei. Er is al snel sprake van overbelasting. Stel regels. Spreek voor aanvang van het seizoen met je team duidelijk de regels af. Zorg dat je hier consequent aan houd. o Kwartier voor aanvang aanwezig o Samen opbouwen en eventueel afbreken (leer kinderen met materiaal omgaan) o Bij een centrale uitleg meteen luisteren (dus stilte) o Pesten is natuurlijk verboden o Geen kauwgom, drinken of mobiele telefoons in de zaal o Draag zaalsportschoeisel en normale sportkleding (geen topjes) o Draag geen sieraden o Douchen vanaf de c-jeugd verplicht o Taken voor jeugd op wedstrijddag, tellen bij andere teams Zorg voor gepaste maatregelen wanneer men de regels overtreed. Ben ook hier consequent in. Overleg bij herhaaldelijk overtreden of zware overtreding met jeugdcoördinator en of bestuur. 1.2.2 Wedstrijd Zoals je kunt zien in de speelwijze doelstellingen willen we gedurende de jeugdopleiding spelers(ters) koppelen aan vaste posities. Coach, middels positieve kritiek, tijdens wedstrijden met name op samenspel (3x spelen), plezier en enthousiasme (samen yellen) en posities in het veld. Probeer regelmatig een link te leggen tussen de wedstrijden en trainingen. Overleg tussen trainer en coach is dus belangrijk. Benadruk zaken die goed of minder goed gaan tijdens de wedstrijd en stem hier eventueel je training op af. Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 8
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
2. Training / Techniek De trainers van Olympus zijn vaak mensen die zelf volleyballen of gevolleybald hebben. Daarom zijn ze al bekend met de technieken. Dit hoofdstuk is dan ook niet bedoeld om jullie opnieuw te leren volleyballen maar puur om jullie te helpen een techniek duidelijk en logisch aan te bieden aan de jeugd en mogelijke fouten op te kunnen lossen. Dit gaan we doen middels keywords en kijkwijzers. De keywords staan in iedere kijkwijzer, met daaronder een schema met meest voorkomende fouten en mogelijke correcties dikgedrukt. Elke volleybaltechniek is op een zeer uitgebreide manier en wijze te beschrijven. In de volleyballiteraratuur zijn dan ook talloze voorbeelden te vinden van dergelijke uitgebreide en gedetailleerde beschrijvingen. Voor de trainers geven die beschrijvingen vaak waardevolle informatie. Bij het aanleren van technieken is het echter de kunst om spelers te voorzien van beperkte informatie, maar dan wel de belangrijkste informatie. De KIJKWIJZER kan hierbij als hulpmiddel van grote waarde zijn. De KIJKWIJZER bevat een drietal zaken: 1. Een plaatje met een onderdeel van een volleybaltechniek 2. In volgorde van uitvoering de acht tot tien belangrijkste stappen daarvan en 3. Een voorbeeld van een methodisch/didactische aanpak met keywords. Een kind leert altijd beter door met beelden dan door woorden. Een kijkwijzer is daarom naast het allerbelangrijkste eigen voorbeeld een handig hulpmiddel. Verder staat er bij iedere techniekbeschrijving ook de “meest voorkomende fouten” beschreven met vervolgens een mogelijke oplossing. In die correctie staan de keywords nogmaals benadrukt.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 9
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
2.1 Onderhands 2.1.1 Passing
Bewegingsvoorstelling 1. kijken naar de bal 2. uitgangspositie: - knieën licht gebogen - romp iets naar voren - armen wijzen naar voren 3. als de bal nadert: - knieën buigen 4. schouders in de richting van de oren omhoog brengen 5. armen schuin naar de grond laten richten 6. actieve beenstrekking op het moment van spelen 7. onderarmen duwen de bal weg 8. beweging afmaken en een stap maken in de richting waar de bal heen gaat (start aanvalsafdekking of aanloop van de aanval)
Niels van Dongen
Leerroute Ontspannen stabiel staan, voeten buiten schouderbreedte. Passing links van spelverdeler, rechtervoet voor Passing rechts van spelverdeler, linkervoet voor Start als passer-loper altijd op ongeveer 4 meter. Verplaatsen middels shuffle techniek “Ik weet niet gebaar” maken
“Benen strekken”
Seizoen 2010-2011 Pagina 10
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Meest voorkomende fouten
Correcties
Verkeerd inschatten balbaan
Men moet veel leren werpen en vangen, het spelen van bijvoorbeeld verschillende balsporten of CMV zal dit probleem grotendeels oplossen.
Te laat bij de bal
Men moet leren reageren op de balbaan en deze zo snel mogelijk leren herkennen. Daarbij dient op de juiste voetenstand gelet te worden in relatie tot de bewegingsrichting.
Te weinig balans tijdens bal contact
Voetenstand buiten schouderbreedte, lichaamszwaartepunt laag. (Breed Laag)
Gebogen armen bij balcontact
Ellebogen strekken, duimen naar beneden duwen. Plank!
De bal met de handen / polsen spelen
Het contact moet midden tussen de polsen en ellebogen plaatsvinden. Het strekken van de ellebogen kan de oplossing zijn. Ook goed inschatten balbaan is belangrijk. Vangspelletjes gebruiken.
Armen vormen geen goed speelvlak
Schouders omhoog brengen “ik weet niet gebaar”, hierdoor kunnen de armen dichter bij elkaar worden gebracht. Meisjes kunnen de ellebogen zo ie zo dichter bij elkaar brengen.
Te weinig bewegingsruimte voor de armen
Genoeg bewegingsruimte word gecreëerd door goed door de knieën te gaan, waardoor het bovenlichaam naar voren kantelt. Laag!
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 11
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
2.1.2 Verdedigen Allereerst de opmerking dat passing en verdedigen twee verschillende aspecten van het volleybal zijn. Een harde aanval kan nooit hetzelfde verwerkt worden als een floatservice. Vandaar dat het verdedigen hieronder apart word uitgewerkt. 2.1.2.1 Basis
Bewegingsvoorstelling
Leerroute
1. algemene verdedigingshouding innemen: - knieën gebogen - armen los - voeten iets breder dan schouderbreedte 2. kijken naar de bal en in welke richting de setup van de tegenstander gaat 3. verplaatsing naar de plaats waar verdedigd moet worden 4. lage uitgangshouding innemen voor de verdedigingsactie 5. lichaamszwaartepunt gericht naar voren knieën gebogen en voor de voeten schouders voor de knieën - ontspannen schouders - spanning op bovenbeenspieren 6. de armen op de juiste positie onder de bal plaatsen en met twee armen verdedigen - in de richting van de spelverdeler of het centrum van het eigen veld 7. onderarmen beweeglijk houden - uit de ellebogen de schepbeweging maken (als de beweging goed is gaat de bal omhoog (contraspin) en blijft in het veld)
1. Bal op de grond leggen, speler pakt de bal: • door de knieёn gaan (= goed) • rug krom maken (= fout) 2. Concentreren op de bal en op de balbaan 3. Training van de verplaatsings – techniek in lage uitgangspositie 4. Met een hand de grond aantikken
7. De bal met twee armen “aanvallen” beweging altijd naar de bal toe - Een schepbeweging maken - Kijk naar de rotatie van de bal – draait de bal naar je toe, (achterwaartse rotatie) dan is het goed
8. uitgangspositie innemen voor aanvalsdekking of aanloop voor een aanval
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 12
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Meest voorkomende fouten
Correcties
Achterover vallen na balcontact
Het lichaamszwaartepunt ligt teveel naar achter. Controleer of de handen voor de schouders - voor de knieën - voor de tenen zijn. De oorzaak is vaak te laat stoppen met bewegen of angst voor de bal. “ Voorover laag”
Nog in beweging zijn tijdens moment van de aanval
Stoppen met bewegen na de afzet van de aanvaller. “Stilstaan moment aanval”
Handen en armen zijn op het moment van de aanval al bij elkaar gebracht
Houd de handen breed, opzij van en voor het lichaam. Reageer pas met een armactie als de balbaan van de aanval herkent is. Op deze manier kan de verdediger sneller een armactie omhoog, omlaag en opzij maken om de bal omhoog te brengen. “Armen los”
Bal word het veld uit in plaats van naar binnen verdedigd
Zorg dat je altijd het veld ingedraaid staat. “Neus richting veld”
Te weinig ballen worden gecontroleerd verdedigd
Zorg voor variatie in verdedigingsoefeningen. Dus niet alleen ballen die recht op je af komen verdedigen, maar juist die andere ballen.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 13
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
2.1.2.2 Pancake
Bewegingsvoorstelling 1. algemene verdedigingshouding innemen: - knieën gebogen - armen los - bovenlichaam naar voren gebogen 2. verplaatsen naar de bal toe 3. grote laatste pas 4. met de speelhand zover mogelijk naar voren reiken, met de andere hand wordt het lichaam ondersteund 5. hand plat op de grond
Leerroute 1. Bal op de grond leggen – speler pakt de bal: • door de knieёn gaan (=goed) • rug krom maken (=fout)
3. “Over een sloot stappen” “Over een gat in de vloer stappen” 4. “Maak je zo groot mogelijk” “Laat maar zien hoe lang je bent”
6. bal omhoog spelen 7. lichaam opvangen op de handen en het bovenlichaam 8. doorglijden en zo snel mogelijk weer opstaan en uitgangspositie innemen vooraanvalsdekking of aanloop voor een aanval
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 14
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Meest voorkomende fouten
Correcties
Nog in beweging zijn tijdens moment van de aanval
Stoppen met bewegen na de afzet van de aanvaller. “Stilstaan moment aanval”
Bal komt niet op de platte hand, verkeerde timing.
Train de oog - hand coördinatie. Start met stil liggen en aangegooide ballen op je hand laten vallen. Bouw dit langzaam op richting vanuit loop opduiken van de bal.
Te weinig ballen worden gecontroleerd verdedigd
Zorg voor variatie in verdedigingsoefeningen. Dus niet alleen ballen die recht op je af komen verdedigen, maar juist die andere ballen.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 15
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
2.1.2.3 Rollen
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 16
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
2.2 Bovenhands
2.2.1 Voorover
2.2.2 Achterover
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 17
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
2.3 Service Hieronder staan drie verschillende manieren van serveren beschreven.
2.3.1 Onderhands
Bewegingsvoorstelling
Leerroute
1. Uitgangshouding: - linkervoet voor (rechtshandigen) - rechtervoet achter (iets schuin) 2. bal op open linkerhand op de vingertoppen vasthouden (balgevoel creëren) 3. bal in juiste stand brengen - bal op de hand in de juiste stand voor de opgooi bewegen 4. - kijken naar de plaats waar je naar toe wilt serveren - voorste voet plaatsen in de richting waar je naar toe wilt serveren 5. de rechterarm gestrekt achterwaarts - zover naar achteren bewegen tot er weerstand komt van het schoudergewricht 6. - de rechterarm van achter het lichaam naar voren bewegen - de linkerhand gooit de bal een klein stukje omhoog, vlak voordat de rechterarm de bal raakt -gewichtsoverdracht van rechter - naar linkerbeen 7. raken van de bal: - met open hand (vingers tegen elkaar of los van elkaar) - met gesloten hand (platte vuist, zie afbeelding) 8. zo spoedig mogelijk de positie innemen
1. starthouding van een lange-afstand loper, steunen op je voorste voet.
Niels van Dongen
2. bal één of twee keer licht omhoog gooien en op de vingertoppen opvangen 3. bal op de hand laten veren en op de vingertoppen opvangen 4. speler op ontvangend veld steekt een aantal vingers op – de serveerder noemt het aantal.
6. arm gestrekt doorzwaaien, ook na het raken in de slagrichting doorbewegen.
7. de richting van de hand bepaalt de balbaan, eventueel doorstappen met achterste voet.
Seizoen 2010-2011 Pagina 18
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Meest voorkomende fouten
Correcties
Bal niet goed raken
Controleer de opgooi en de verplaatsing van het lichaamszwaartepunt. Een goede uitgangshouding en concentratie zijn vaak de oplossing. Concentratie!
Te weinig vormspanning in de hand op het raakmoment
Spanning in de hand net als bij het geven van een “high five.”
Bal gaat niet in de juiste richting
De voorste voet moet in de speelrichting wijzen. De arm moet in de richting van het doel zwaaien. Voorste voet!
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 19
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
2.3.2 Tennisservice
Bewegingsvoorstelling 1. Uitgangshouding rechtshandigen: - linkervoet voor -borst richting net - voeten ongeveer een schouderbreedte uit elkaar 2. bal met twee open handen op vingertoppen vasthouden (balgevoel creëren) 3. kijken naar de plaats waar je naar toe wilt serveren 4. bal met een of twee handen recht omhoog gooien
5. opgooiarm en slagarm omhoog brengen 6. afbeelding op kijkwijzer begint met deze fase - slagarm naar achteren brengen, boogspanning van de rug creëren - rugdraaiing: schouderas en heupas draaien t.o.v. elkaar 7. de bal aan de onderkant en de voorkant (gezien vanuit de serveerder) raken en de hand over de bal doorbewegen 8. slagarm doortrekken langs het lichaam - na het raakmoment: van rechtsboven naar linksvoor (voor rechtshandigen) 9. zo spoedig mogelijk de verdedigingspositie innemen
Niels van Dongen
Leerroute
3. Speler op ontvangende veld steekt een aantal vingers op . 4. zorg dat de bal niet hoger dan 2 meter word opgegooid. – bal omhoog gooien en laten stuiten op een getekende cirkel 6. Met het gezicht naar de opgegooide bal kijken – de niet-slagschouder aan de tegenstander laten zien
8. Hand moet linkerbeen raken
Seizoen 2010-2011 Pagina 20
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Meest voorkomende fouten
Correcties
Bal niet goed raken
Controleer de opgooi en de verplaatsing van het lichaamszwaartepunt. Een goede uitgangshouding en concentratie zijn vaak de oplossing. Concentreer!
Te weinig vormspanning in de hand op het raakmoment
Spanning in de hand net als bij het geven van een “high five.”
De bal spint niet
De bal met een losse pols van onderen naar boven slaan. De vingers moeten over de bal heen spreiden. “Vingers eroverheen”
Bal gaat niet in de juiste richting
De voorste voet moet in de speelrichting wijzen. De arm moet in de richting van het doel zwaaien. Voorste voet!
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 21
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
2.3.3 Floatservice
Bewegingsvoorstelling
Leerroute
1. Uitgangshouding rechtshandigen: - linkervoet voor -borst richting net - voeten ongeveer een schouderbreedte uit elkaar 2. bal met twee open handen op vingertoppen vasthouden (balgevoel creëren) 3. kijken naar de plaats waar je naar toe wilt serveren
3. Speler op ontvangende veld steekt een aantal vingers op
4. bal met een of twee handen recht, zonder rotatie omhoog gooien, let op de positie van het ventiel 5. opgooiarm en slagarm omhoog brengen 6. bal met vlakke gespannen hand in het midden zo kort mogelijk raken.
4. zorg dat de bal niet hoger dan 1 meter word opgegooid. 6. Met het gezicht naar de opgegooide bal kijken – de niet-slagschouder aan de tegenstander laten zien
7. de armbeweging stopt ook zo kort mogelijk na het raken van de bal. 8. zo spoedig mogelijk de verdedigingspositie innemen
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 22
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Meest voorkomende fouten
Correcties
Bal niet goed raken
Controleer de opgooi en de verplaatsing van het lichaamszwaartepunt. Een goede uitgangshouding en concentratie zijn vaak de oplossing. Concentreer!
Te weinig vormspanning in de hand op het raakmoment
Spanning in de hand net als bij het geven van een “high five.”
De bal floatert niet
Bal exact in het midden raken met een gespannen hand en een kort contact maken zonder doorzwaai. “hete bal”
Bal gaat niet in de juiste richting
De voorste voet moet in de speelrichting wijzen. De arm moet in de richting van het doel zwaaien.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 23
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
2.4 Smash
Bewegingsvoorstelling 1. kijken naar de bal (set-up), inschatten van de balbaan, kiezen van het startmoment van de aanloop 2. aanloop schuin naar het net toe, en positie kiezen t.o.v. de bal, armen achterwaarts zwaaien 3. ritme: één-na-laatste pas is groot en snel waarna een kortere aansluitpas volgt
Leerroute 1. Concentreren op bal, balbaan en afzet
4. aanloop met volgorde (laatste 2 passen): - rechtshandige: rechts – links - linkshandige: links – rechts 5. rechtervoet wijst in de richting van de bal, linkervoet eindigt evenwijdig aan het net (rechtshandige aanvaller) 6. beide armen gaan omhoog: - linkerarm wijst naar de bal - rechterarm gaat achtereenvolgens naar achteren – omlaag – omhoog (rotatiebeweging, rechtshandige aanvaller) 7. - slagschouder draait van het net af - draaiing in de rug
4. - Over een lijn stappen met twee voeten volgens het goede ritme
8. slaan van de bal – landen op twee voeten – doorbuigen van de knieën
8. De niet-slagschouder aan de tegenstander laten zien
9. uitgangspositie innemen voor een eventuele volgende actie
9. - Een tennisbal over het net gooien - Opspringen en de bal in de lucht verpakken
Niels van Dongen
2. De bal in sprong met één hand aanraken
3. “Hoe stap je over een slootje?” (eventueel met een markering op de grond)
6. De pijl en booghouding. “Hoe schiet je met een pijl en boog?”
7. Armbeweging is vergelijkbaar met het weggooien van een kleine bal
Seizoen 2010-2011 Pagina 24
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Meest voorkomende fouten
Correcties
Verkeerde afzetvoet
Oefen tot in den treuren de laatste tweepas. Doe dit vanaf het allereerste begin van het aanleren. Rechts-links!
Timing te vroeg of te laat
Aanleren van aanval met aangooi: dichtbij en niet te hoog (2e tempo) Daarna de afstand en hoogte vergroten, en daarna variëren.
Geen zweefmoment
Vergroot de aanloopsnelheid en verkort de contacttijd van de afzet. Oefen dit zonder bal. Gebruik eventueel merktekens.
Slagschouder te dicht op het net
Let op de voetenstand bij de afzet. Werp tennisballen over laag net. Draai open en dicht!
Niet goed raken van de bal
Aanleren van goede werpbeweging. Veel zelfopgegooide ballen slaan uit stand. Belangrijk is dat men de hand op de bal ziet komen. Zie timing.
Spanboog i.p.v. rotatie
Zie slagschouder
Slagarm te vroeg of te laat
Let op de armenzwaai bij de opsprong en het van elkaar bewegen van de handen (pijl en boog) Let op snelle arm en ontspannen hand / pols.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 25
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
2.5 Blokkering
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 26
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
3. Wedstrijd / Tactiek Dit handboek is niet alleen geschreven voor onze trainers, maar ook voor ouders en begeleiders die de teams zullen moeten gaan coachen. De afgelopen jaren is het aantal teams bij de jeugd flink toegenomen. Door deze grote toename van het aantal jeugdteams is er een tekort ontstaan aan begeleiders en coaches. De begeleiding en coaching komt dan veelal neer op ouders die niet altijd evenveel kennis van het volleybalspel hebben. Om deze groep begeleiders en coaches te ondersteunen is dit hoofdstuk ontwikkeld, waarin informatie te vinden is over de spelregels, de begeleiding en coaching van een jeugdvolleybalteam. Een aantal jaren geleden is er voor de jeugd een nieuwe vorm van volleybal ontwikkeld; het Circulatieminivolleybal (CMV). De toenmalige spelvariant was aan vernieuwing toe. Het aantal jeugdleden liep op dat moment terug en het volleybal werd als een erg moeilijke en technische sport ervaren. De invoering van het CMV heeft er in eerste instantie voor gezorgd dat het oude, statische minivolleybal werd vervangen door een meer dynamische vorm van volleybal. De spelers worden in het CMV erg uitgedaagd om meer te gaan bewegen in het veld. Het tweede grote pluspunt van het CMV is de zeer doordachte opbouw voor het aanleren van volleybaltechnieken. Door zes verschillende niveaus opbouwend in moeilijkheidsgraad, krijgen de spelers opeenvolgend nieuwe volleybaltechnieken aangeleerd. Wanneer een speler een bepaald niveau beheerst, kan hij zijn uitdaging vergroten door een hoger niveau te gaan spelen. Het is echter wel vereist dat een speler alle niveaus heeft doorlopen, omdat het volgende niveau aansluit op het vorige niveau. Door de invoering van het CMV zien we een enorme groei in het aantal jeugdleden in de leeftijdsgroep van 6 – 12 jaar. Deze grote groei van spelers heeft tot gevolg dat er meer teams in de competitie actief zijn en dat er dus ook meer begeleiders langs de kant van het veld zullen staan. In vele gevallen is het niet haalbaar dat de trainers ook de coaching / begeleiding van alle teams op zich kunnen nemen. Vanwege het belang om alle teams te voorzien van een coach, wordt in deze een beroep gedaan op ouders en familieleden om het team te begeleiden en te coachen. Om voor deze groep begeleiders de coaching te vergemakkelijken is deze handleiding volleybal ontwikkeld. In deze handleiding vindt u informatie die specifiek gericht is op de spelregels, de begeleiding en coaching van een volleybalteam. Niet alleen het Circulatieminivolleybal wordt nader verklaard, maar er zijn ook hoofdstukken toegevoegd voor de C-, B- en A-jeugd. Dit vanwege het feit dat hetzelfde probleem, al dan niet in mindere mate, ook de kop op steekt bij de oudere jeugd.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 27
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Taken Coach De coach begeleidt het team gedurende de wedstrijden. De coach is het aanspreekpunt namens het team. Als (beginnend) coach is het van belang goed bewust te zijn van alle spelregels en de tekens van de scheidsrechter, om zodoende het spel goed te kunnen volgen en daar waar nodig in te kunnen grijpen. Voorafgaand aan de wedstrijden zorgt de coach voor het invullen van het wedstrijdformulier, zodat alle spelers op de juiste manier worden geregistreerd. De coach vult op het wedstrijdformulier, op volgorde van rugnummer, achtereenvolgens het rugnummer, de naam en het lidnummer van de spelers in. Tijdens de wedstrijden is het de coach die, eventueel in samenspraak met de aanvoeder, beslissingen neemt over de opstelling, wissels en time-outs. Per set zijn twee time-outs (van 30 sec.) en zes spelerswisselingen toegestaan, waarbij opgemerkt moet worden dat een speler die gewisseld is, alleen weer in het veld mag terugkeren voor de speler die voor hem in het spel is gekomen. Deze wissel telt in totaal als één spelerswissel. Het is dus niet toegestaan om een gewisselde speler in te wisselen voor een andere speler dan de speler waarvoor hij gewisseld is. Naast het geven van aanwijzingen en tips is het erg belangrijk dat een coach stimuleert en motiveert. Positieve feedback zal uiteindelijk een grotere bijdrage leveren, dan wanneer elke keer het negatieve aspect wordt benadrukt. Iedereen speelt volleybal omdat hij of zij de spelvorm leuk vindt en plezier en beleving hieruit kan halen. Het is erg belangrijk dat de beleving en het spelvreugde op nummer één blijven staan. De coach kan een grote bijdrage hieraan leveren, wees dus bewust van uw rol.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 28
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Tekens scheidsrechter Hieronder worden de meest voorkomende tekens van de scheidsrechter behandeld: De gespeelde bal is ‘in’.
De gespeelde bal is ‘uit’.
Te lang balcontact, ‘draagbal’
De bal wordt twee maal geraakt.
‘Dubbelfout’, opnieuw opslaan.
De bal is aangeraakt, ‘touché’.
‘Time-out’.
Spelerswissel
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 29
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
CMV Niveau 1 LEEFTIJD: 6 - 7 JAAR AANTAL SPELERS: 4 SPELERS PER TEAM VELDAFMETING: 6 X 4,5 METER NETHOOGTE: 2 METER Doel: De spelers proberen de bal over het net bij de tegenstander in het veld op de grond te krijgen. Aanvang / beginbal: De bal mag vanaf elke plaats in het veld over het net worden gegooid. Het net mag daarbij door de bal geraakt worden. Spelregels 1. Wanneer een speler de bal over het net gooit, draait de hele ploeg waartoe de speler behoort een plaats door, met de klok mee. 2. De spelers mogen niet lopen met de bal. 3. Wanneer de afstand tot het net te groot is, mag de bal naar een teamgenoot overgespeeld worden en daarna over het net. 4. De bal mag het net raken. 5. Wanneer een speler de bal laat vallen, de bal uitgooit, de bal in het net gooit of de bal aanraakt voordat deze uit is, moet deze speler het veld verlaten en naast het veld bij het net plaatsnemen. 6. Wordt de bal door de tegenstander op de grond gegooid, dan verlaat de speler die het dichtst bij de bal stond het veld. 7. Als er nog maar twee spelers in het veld staan, wisselen de spelers telkens van plaats nadat de ploeg de bal over het net heeft gegooid. 8. Als het veld van de tegenstander ‘leeg’ is, krijgt het team één punt. 9. Een speler mag in het veld terugkeren bij één (1) vangbal van een ploeggenoot. 10. De speler die het langst buiten het veld staat, staat het dichtst bij het net en mag als eerste in het veld terugkeren. (zie ook figuur 2 & 3) Figuur 1 t/m 3 opstelling en manier van doordraaien nadat de bal over het net gegooid is bij resp. 4, 3 en 2 spelers in het veld. Bovendien is bij fig. 2 &3 aangegeven waar spelers die mogen terugkeren in het veld dat het beste kunnen doen.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 30
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Wanneer is het spel dood? Het spel is dood wanneer de bal niet gevangen wordt, d.w.z. - de bal is uitgegooid - een speler heeft de bal laten vallen - de bal is in het net gegooid - de bal is in het veld van de tegenstander op de grond gegooid Wat gebeurt er als het spel dood is? Het spel wordt direct hervat met een worp door degene die op dat moment de bal heeft, ergens vanuit het veld. De essentie hiervan is dat het spel zo snel mogelijk weer hervat wordt: het aantal balcontacten neemt zo toe. Telling Wanneer het veld van de tegenstander leeg is, krijgt het winnende team een punt en begint het spel opnieuw met vier tegen vier spelers. Snelheid Laat de spelers na het vangen meteen gooien om veel snelheid in het spel en dus in het bewegen te krijgen.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 31
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
CMV Niveau 2 LEEFTIJD: 6 - 7 JAAR AANTAL SPELERS: 4 SPELERS PER TEAM VELDAFMETING: 6 X 4,5 METER NETHOOGTE: 2 METER Doel: De spelers proberen de bal over het net bij de tegenstander in het veld op de grond te krijgen. (Stimuleer het volleybalspecifiek gooien en vangen) Aanvang / beginbal: De bal wordt vanaf elke plaats in het veld onderhands over het net geslagen. Ook vanaf de plaats waar een fout gemaakt werd, wordt opgeslagen. Het doel is dat het spel zo snel mogelijk weer hervat wordt: het aantal balcontacten neemt toe. Spelregels 1. Wanneer een speler de bal over het net gooit, draait de hele ploeg waartoe de speler behoort, met de klok mee een plaats door. 2. De spelers mogen niet lopen met de bal. 3. De bal moet in één keer over het net gespeeld worden (en dus niet meer in twee keer, zoals binnen niveau 1). 4. De bal mag het net raken. 5. Wanneer een speler de bal laat vallen, de bal uit gooit, de bal in het net gooit of de bal aanraakt voordat deze uit is, moet deze speler het veld verlaten en naast het veld bij het net plaatsnemen. 6. Wordt de bal door de tegenstander op de grond gegooid, dan verlaat de speler die het dichtst bij de bal stond het veld. 7. Als er nog maar twee spelers in het veld staan, wisselen de spelers telkens van plaats nadat de ploeg de bal over het net heeft gegooid. 8. Als het veld van de tegenstander ‘leeg’ is, krijgt het team één punt. 9. Een speler mag het veld in bij drie vangballen achter elkaar van zijn team. 10. De speler die het langst buiten het veld staat, staat het dichtst bij het net en mag als eerste in het veld terugkeren. De speler geeft ter verduidelijking het aantal vangballen aan door het juiste aantal vingers op te steken. Figuur 4 t/m 6:opstelling en manier van doordraaien nadat de bal over het net gegooid is bij resp. 4, 3 en 2 spelers in het veld.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 32
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 33
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Wanneer is het spel dood? Het spel is dood wanneer de bal niet gevangen wordt, d.w.z. - de bal is uitgegooid - een speler heeft de bal laten vallen - de bal is in het net gegooid - de bal is in het veld van de tegenstander op de grond gegooid Wat gebeurt er als het spel dood is? Het spel wordt direct hervat met een onderhandse opslag vanuit het veld, daar waar het spel eindigde. Advies: Houd rekening met de afstand tot het net. Telling Wanneer het veld van de tegenstander leeg is, krijgt het winnende team een punt en begint het spel opnieuw, waarbij beide teams weer met vier spelers starten.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 34
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
CMV Niveau 3 LEEFTIJD: 8 - 9 JAAR AANTAL SPELERS: 4 SPELERS PER TEAM VELDAFMETING: 6 X 4,5 METER NETHOOGTE: 2 METER Doel: De spelers proberen de bal over het net bij de tegenstander in het veld op de grond te gooien of te stoten. Dit gebeurt door middel van volleybalspecifieke manieren van gooien en vangen. Aanvang / beginbal: De bal mag vanaf elke plaats in het veld onderhands over het net geserveerd worden, waarbij de bal het net mag raken. Ook vanaf de plaats waar een fout gemaakt werd, wordt direct opgeslagen. De essentie hiervan is dat het spel zo snel mogelijk hervat wordt: het aantal balcontacten neemt zo toe. Spelregels 1. Wanneer een speler de bal over het net gooit, draait de ploeg waartoe de speler behoort een plaats door, met de klok mee. 2. De spelers mogen niet lopen met de bal. 3. De bal moet in één keer over het net gespeeld worden, behalve de onderarms gespeelde bal. Dit gebeurt door middel van volleybaleigen manieren van gooien en vangen. 4. Fouten die moeten worden afgefloten zijn: • Een bal vanuit de nek gooien • Een bal van onder de kin wegstoten • Het uitvoeren van een slingerworp 5. Wanneer een speler de bal laat vallen, de bal uit gooit, uit serveert, de bal in het net gooit of de bal aanraakt voordat deze uit is, moet deze speler het veld verlaten en in volgorde van verlaten naast het veld bij het net plaatsnemen. 6. Wordt de bal door de tegenstander op de grond gegooid, dan verlaat de speler die het dichtst bij de bal stond het veld. Bij twijfel wijst de trainer of coach de betreffende speler aan. 7. Als er nog maar twee spelers in het veld staan, wisselen de spelers telkens van plaats nadat de ploeg de bal over het net heeft gegooid. 8. Als het veld van de tegenstander ‘leeg’ is, krijgt het team één punt. 9. Een speler mag pas terugkeren wanneer een medespeler de door hem onderarms opgespeelde bal vangt of wanneer de laatst overgebleven speler de bal voor zichzelf onderarms opspeelt en vangt. 10, Als de onderarms gespeelde bal prima te vangen is, maar dit gebeurt niet goed, dan is dit een fout van de speler die de bal had kunnen vangen. Deze verlaat dan ook het veld. 11. De speler die het langst buiten het veld staat, staat het dichtst bij het net en mag als eerste in het veld terugkeren.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 35
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Wanneer is het spel dood? Het spel is dood wanneer de bal niet gevangen wordt, d.w.z. - de bal is uitgegooid - een speler heeft de bal laten vallen - de bal is in het net gegooid - de bal is in het veld van de tegenstander op de grond gegooid - een onderarms gespeelde bal wordt niet gevangen door de eigen partij. In dit geval verlaat de speler die de bal had kunnen vangen het veld, behalve wanneer de bal slecht gespeeld werd, dan verlaat de betreffende speler het veld. Wat gebeurt er als het spel dood is? Het spel wordt direct hervat met een onderhandse service vanuit het veld, zo dicht mogelijk bij de plaats waar het spel eindigde. Degene die de bal serveert mag er niet eerst mee lopen. Telling Wanneer het veld van de tegenstander leeg is, krijgt het winnende team één punt en begint het spel opnieuw, waarbij beide teams weer starten met vier spelers in het veld.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 36
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
CMV Niveau 4 LEEFTIJD: 9 - 10 JAAR AANTAL SPELERS: 4 SPELERS PER TEAM VELDAFMETING: 6 X 4,5 METER NETHOOGTE: 2 METER Doel: De spelers proberen de bal over het net bij de tegenstander in het veld op de grond te spelen. Aanvang / beginbal: De bal moet van achter de gehele achterlijn onderhands over het net geserveerd worden, waarbij het net geraakt mag worden. Spelregels 1. Het team moet de bal in drie keer spelen. 2. Het tweede balcontact vindt plaats met een verplichte ononderbroken vanggooi- of vangstootbeweging. Deze kan op vier manieren uitgevoerd worden. - met gestrekte armen voorwaarts - met gestrekte armen achterwaarts over het hoofd gooien - met gestrekte armen boven het hoofd vangen, inveren en uitstoten - onder een hoek 3. De tweede bal mag niet over het net gegooid worden. 4. Na drie opslagbeurten achter elkaar door dezelfde speler moet de ploeg aan opslag een plaats doordraaien en slaat de volgende speler op. 5. De wisselspelers moeten verplicht indraaien op de opslagplaats. 6. Er wordt niet meer doorgedraaid door het team dat de bal over het net speelde. 7. Ondanks dat de aanval nog geen structureel onderdeel uitmaakt van het spel, is het niet fout wanneer de derde bal met één hand over het net wordt gespeeld. Netfouten in verband met de veiligheid wél affluiten.
Telling Rallypoint: elke fout levert een punt op voor de tegenstander. Motivatie De tweede bal is in dit stadium van de volleybalontwikkeling de moeilijkst te verwerken bal, omdat het bovenhands of onderarms spelen onder een hoek nog veel problemen geeft. De kans op fouten is groot, waardoor het spel vaker onderbroken moet worden. Door de tweede bal vanuit een ononderbroken vanggooi- of vangstootbeweging door te spelen, blijft de rally op gang. Stimuleer dat de tweede bal parallel aan het net gegooid wordt, zodat de laatste speler in kan lopen alvorens de bal bovenhands over het net te spelen. Bij een minder goede pass zal een speler de tweede bal uiteraard vanuit het achterveld moeten spelen d.m.v. een ononderbroken vanggooi- of vangstootbeweging.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 37
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
CMV Niveau 5 LEEFTIJD: 10 - 11 JAAR AANTAL SPELERS: 4 SPELERS PER TEAM VELDAFMETING: 6 X 6 METER NETHOOGTE: 2 METER Doel: De spelers proberen de bal bovenhands of onderarms over het net bij de tegenstander in het veld op de grond te spelen. Het streven moet zijn de bal in drie keer te spelen. Aanvang / beginbal: De spelers moeten de bal verplicht onderhands van achter de gehele achterlijn over het net serveren, waarbij het net geraakt mag worden. Spelregels 1. Er mag geen enkele bal gevangen worden, de spelers spelen door met kort balcontact. 2. Het team mag de bal in maximaal drie keer spelen, daarna moet de bal over het net naar de tegenstander. 3. De wisselspelers moeten verplicht indraaien op de opslagplaats. 4. De opslag wordt onderhands uitgevoerd. 5. Wanneer degene die opslaat dit drie keer achter elkaar heeft gedaan, moet het team doordraaien en gaat de volgende speler opslaan. 6. Wanneer iemand een bal met één hand over het net slaat, is dit toegestaan.
Telling Rallypunt: elke fout levert een punt op voor de tegenstander.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 38
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
CMV Niveau 6 LEEFTIJD: 11 - 12 JAAR AANTAL SPELERS: 4 SPELERS PER TEAM VELDAFMETING: 6 X 6 METER NETHOOGTE: 2 METER Doel: De spelers proberen de bal bovenhands, onderarms of door middel van een aanvallende actie (smash uit stand, pushbal of smash uit aanloop) over het net bij de tegenstander in het veld op de grond te spelen. Aanvang: De spelers moeten de bal onderhands of bovenhands van achter de gehele achterlijn over het net serveren, waarbij het net geraakt mag worden. Spelregels 1. Er mag geen enkele bal gevangen worden, de spelers spelen door met kort balcontact. 2. Het team mag de bal maximaal drie keer spelen, daarna moet de bal over het net naar de tegenstander. 3. De wisselspelers moeten verplicht indraaien op de opslagplaats. 4. Wanneer degene die opslaat dit drie keer achter elkaar gedaan heeft, moet het team doordraaien en slaat de volgende speler op.
Telling Rallypunt: elke fout levert een punt op voor de tegenstander.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 39
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
C-Jeugd LEEFTIJD: 12 – 14 JAAR AANTAL SPELERS: 6 SPELERS PER TEAM VELDAFMETING: 9 X 7 METER NETHOOGTE: 2.05 METER Doel: De spelers proberen de bal bovenhands, onderarms of door middel van een aanvallende actie over het net bij de tegenstander in het veld op de grond te spelen. Het belang van het drie keer samenspelen moet in acht worden genomen en gestimuleerd worden. Aanvang: De spelers moeten de bal onderhands of bovenhands van achter de gehele achterlijn over het net serveren, waarbij het net geraakt mag worden. Spelregels 1. Het team mag de bal maximaal drie keer spelen, daarna moet de bal over het net naar de tegenstander worden gespeeld. Dit overspelen dient op een technisch correcte manier uitgevoerd te worden. 2. Na het terughalen van de opslag wordt er doorgedraaid. Elke speler draait, met de klok mee, een positie verder. Wanneer de opslag al in het bezit is en er worden punten gescoord dan wordt er niet doorgedraaid. 3. Er worden drie sets gespeeld en het team dat als eerste 25 punten haalt, met een voorsprong van tenminste 2 punten wint de set. In geval van gelijke stand bij 24-24 wordt het spel, zonder beperking in puntenaantal, vervolgd tot er een verschil van 2 punten is bereikt. Eindstanden als 30 en 2-1 is het resultaat. 4. Per set zijn twee time-outs van 30 seconden toegestaan. 5. Een ploeg mag ten hoogste zes spelerswissels per set uitvoeren. Eén of meerdere spelers mogen tegelijkertijd gewisseld worden.
Telling Rallypunt: elke fout levert een punt op voor de tegenstander.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 40
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Opstelling De opstelling wordt door vele beginnende spelers, coaches en toeschouwers als lastig en ingewikkeld ervaren. Om niet afgefloten te worden vanwege fouten in de opstelling, wordt hieronder het een en ander verduidelijkt.
1. Elke positie in het veld heeft een nummer. Zo correspondeert nummer 1 met de rechts-achter positie, nummer 2 met rechts-voor, etc, etc. 2. De achterspelers morgen niet opspringen voor de 3 meter lijn (tussen het net en de 3m-lijn). 3. De spelers moeten in de pass-opstelling in de juiste volgorde staan. Dit betekent dat achterspelers niet voor hun directe voorspelers mogen staan en v.v. Bijv. 5 moet achter 4 blijven, maar 5 mag wel voor 3 staan. En dat de spelers links en rechts in de goede volgorde naast elkaar staan. Bijv. 6 moet aan de linkerkant van 1 blijven staan. 4. Wanneer er opgeslagen is dan zijn de spelers vrij om te staan waar ze willen, dit bevorderd het specialisme binnen het volleybal. Voor de volgende opslag dienen ze zich echter wel weer in de goede volgorde van elkaar op te stellen. Wanneer aan bovenstaande regels wordt gehouden dan zijn er vele varianten in de opstelling te bedenken, die allen zijn toegestaan.
Wanneer de opslag wordt ontvangen stelt het team zich op om de opslag te verwerken, dit kan gebeuren in verschillende opstellingen de opstelling waar Olympus voor kiest is de volgende. De midvoor, op positie 3, blijft op de positie 3 staan met de rechterzijde naar de tegenstander gericht. De overige vijf spelers stellen zich in Wvorm op. De links- en rechtsvoor (positie 2 en 4) op de 3m-lijn tegen de zijlijn, de links- en rechtsachter (positie 1 en 5) een meter voor de achterlijn en ongeveer twee-en-een-halve meter van de zijlijn. De midachter (positie 6) staat tussen hen in, nog een meter verder naar voren. Als de bal over het net komt proberen de spelers een aanval op te zettendoor de bal drie keer over te spelen. De eerste bal (pass) wordt bovenhands of onderarms naar de midvoor gespeeld. De midvoor kan dan een set-up geven naar positie 2 of 4 en eventueel naar positie 6. Deze spelers proberen de bal over het net en binnen de lijnen van het andere veld te smashen. Na dit moment kan er een punt gescoord worden of er ontstaat een rally waarbij beide teams proberen de bal bij de tegenstander op de grond te krijgen, dan wel via een tegenstander buiten de lijnen te slaan. Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 41
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
B- Jeugd LEEFTIJD: 14 – 16 JAAR AANTAL SPELERS: 6 SPELERS PER TEAM VELDAFMETING: 9 X 9 METER NETHOOGTE: 2.24 (J) 2.15 (M) METER Doel: De spelers proberen de bal, middels maximaal drie keer overspelen, bovenhands, onderarms of door middel van een aanvallende actie over het net bij de tegenstander in het veld op de grond te spelen. Aanvang: De spelers moeten de bal onderhands of bovenhands van achter de gehele achterlijn over het net serveren, waarbij het net geraakt mag worden. Spelregels 1. Het team mag de bal maximaal drie keer spelen, daarna moet de bal over het net naar de tegenstander worden gespeeld. Dit overspelen dient op een technisch correcte manier uitgevoerd te worden. 2. Er worden drie sets gespeeld en het team dat als eerste 25 punten haalt, met een voorsprong van tenminste 2 punten wint de set. In geval van gelijke stand bij 24-24 wordt het spel, zonder beperking in puntenaantal, vervolgd tot er een verschil van 2 punten is bereikt. Eindstanden als 30 en 2-1 is het resultaat. 3. Per set zijn twee time-outs van 30 seconden toegestaan. 4. Een ploeg mag ten hoogste zes spelerswissels per set uitvoeren. Eén of meerdere spelers mogen tegelijkertijd gewisseld worden.
Telling Rallypunt: elke fout levert een punt op voor de tegenstander.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 42
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Opstelling Over het algemeen wordt er in de jeugd-B competitie langzaam opgeleid tot specifieke functies (aanvaller,blokkeerder, spelverdeler). De figuren hieronder geven de opstellingen weer uitgaande van de positie van de spelverdeler. Vanzelfsprekend zijn er meerdere varianten op deze opstellingen mogelijk, maar hieronder wordt een passopstelling weer gegeven met eerst vijf (B1) en daarna vier(B2) personen in de pass. Er wordt uitgegaan van een opstelling met twee spelverdelers en vier aanvallers (2-4). Vandaar dat er drie opstellingen weergegeven zijn, aangezien de andere spelverdeler na drie posities op positie 1 (rechtsachter) staat en dat de cyclus dan weer opnieuw start. Switchen bij B1 aan het net!! (2-4 systeem) > 2 aanvallers aan het net!
Let op: Bij eigen service en in rally switchen de spelverdelers ook naar positie 3.
Penetreren bij B2 vanuit achterveld!! (2-4 systeem) > 3 aanvallers aan het net!
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 43
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Let op: Bij eigen service en in rally switchen de spelverdelers (voor en achter) naar rechts.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 44
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Zoals bij jeugd-C is aangegeven, dienen de spelers zich in de passopstelling te houden aan de posities waar zij op dat moment staan. Er mag een dusdanige opstelling gemaakt worden, waarbij de geldende regels met betrekking tot de opstelling in acht worden genomen. Vanwege het specialisme van de spelverdeler is het van belang dat die persoon (aangegeven met een zwart bolletje) elke tweede bal kan verwerken tot een goede set-up. De spelverdeler loopt na de service van de tegenstander naar positie 2/3, om hier de pass te ontvangen. De spelverdeler moet evenals de overige spelers goed opletten dat hij op de juiste positie staat en dat hij niet te vroeg vertrekt naar positie 2/3.
Verdediging Wanneer de rally gespeeld wordt dan wordt de verdedigingsopstelling belangrijk. De tegenstander kan vanuit drie verschillende posities aanvallen, aangegeven met de zwarte pijl. Elke aanvalspositie vraagt een andere verdedigingsopstelling. Hieronder voor B1:
Hieronder voor B2, met de midachter diep achterin
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 45
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
A-Jeugd LEEFTIJD: 16 – 18 JAAR AANTAL SPELERS: 6 SPELERS PER TEAM VELDAFMETING: 9 X 9 METER NETHOOGTE: 2.43 (J) 2.24 (M) METER Doel: De spelers proberen de bal, middels maximaal drie keer overspelen, bovenhands, onderarms of door middel van een aanvallende actie over het net bij de tegenstander in het veld op de grond te spelen. Aanvang: De spelers moeten de bal onderhands of bovenhands van achter de gehele achterlijn over het net serveren, waarbij het net geraakt mag worden. Spelregels 1. Het team mag de bal maximaal drie keer spelen, daarna moet de bal over het net naar de tegenstander worden gespeeld. Dit overspelen dient op een technisch correcte manier uitgevoerd te worden. 2. Er worden drie sets gespeeld en het team dat als eerste 25 punten haalt, met een voorsprong van tenminste 2 punten wint de set. In geval van gelijke stand bij 24-24 wordt het spel, zonder beperking in puntenaantal, vervolgd tot er een verschil van 2 punten is bereikt. Eindstanden als 30 en 2-1 is het resultaat. 3. Per set zijn twee time-outs van 30 seconden toegestaan. 4. Een ploeg mag ten hoogste zes spelerswissels per set uitvoeren. Eén of meerdere spelers mogen tegelijkertijd gewisseld worden.
Telling Rallypunt: elke fout levert een punt op voor de tegenstander. Opstelling Over het algemeen wordt er in de jeugd-A competitie gespeeld met specifieke functies (aanvaller, blokkeerder, spelverdeler). Deze specialismen zijn verder doorgevoerd ten opzichte van jeugd-B. Eén van de meeste voorkomende veranderingen is dat er gespeeld wordt met één spelverdeler, die zich dus vanaf alle posities naar positie 2/3 moet verplaatsten. Het systeem dat gespeeld wordt staat bekend als het 1-5 systeem (één spelverdeler en vijf aanvallers). De figuren hieronder geven de opstellingen weer uitgaande van de positie van de spelverdeler (aangegeven met een zwart cirkel). In deze opstelling wordt gespeeld met drie spelers in de pass. Vanzelfsprekend zijn er meerdere varianten op deze opstellingen mogelijk, maar dit is de meest gangbare en de makkelijkste vorm om de passing in goede banen te leiden. Zoals bij jeugd-C is aangegeven, dienen de spelers zich in de passopstelling te houden aan de posities waar zij op dat moment staan. Er mag een dusdanige opstelling gemaakt worden, waarbij de geldende regels met betrekking tot de opstelling in acht worden genomen.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 46
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Vanwege het specialisme van de spelverdeler is het van belang dat die persoon elke tweede bal kan verwerken tot een goede set-up. Daarna loopt de spelverdeler, na de service van de tegenstander, naar positie 2/3, om hier de pass te ontvangen. De spelverdeler moet evenals de overige spelers ervoor waken dat hij op de juiste positie staat en dat hij niet te vroeg vertrekt naar positie 2/3. In onderstaande figuren begint de spelverdeler op positie 1 en hij eindigt op positie 2.
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 47
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Slot Allereerst wil ik benadrukken dat dit document altijd in ontwikkeling is. Het hele initiatief van jeugdcoördinator staat natuurlijk nog maar in de startblokken, wanneer iets onduidelijk is beschreven of je hebt een methode voor bepaalde zaken, schroom niet om mij te informeren. Kortom ook ik kan iedere ondersteuning goed gebruiken. Heb je vragen, opmerkingen of tips, mail naar
[email protected] . Verder wil ik een aantal mensen binnen onze vereniging bedanken voor hun hulp om dit handboek zo compleet mogelijk te maken: Marcelien Prins, Frank Lagendijk, Paul Norbart, Anton van Dongen en Jan van der Zandt. Overigens had dit handboek nooit van de grond gekomen zonder het initiatief van het bestuur van Jola\Olympus, waarvoor dank. Hopelijk gaat dit Handboek een soort “bijbel” worden voor onze jeugdtrainers en gaat aan de gestelde doelen ook daadwerkelijk worden voldaan. Samen zorgen voor een mooie volleybaltoekomst binnen onze vereniging, met veel talent en met name veel volleybalplezier!!
Niels van Dongen
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 48
Jola/Olympus - Handboek Jeugd
Bronnen Hermsen, P. (2003) Reader Circulatie-minivolleybal, Goes, Paul Hermsen Korteling, B. (1994) Handleiding Blessurepreventie binnen de volleybalvereniging, Arnhem, NOC*NSF Krijnsen, A (2000) Volleybal op school, complexe bewegingen vertaald naar eenvoudige dynamische praktijk, Woerden, Nevobo Stegeman, H. (1999), Onderwijs in bewegen, Basisthema’s in de lichamelijke opvoeding, Houten, Bohn Stafleu van Loghum Vrieswijk, K. (1999) De Volleybalspeeltuin, Zeist, Jan Luiting Fonds
Niels van Dongen
Seizoen 2010-2011 Pagina 49