Literair internettijdschrift
CIRCUMPLAUDO nummer 59 | september/oktober 2012 | 7e jaargang
CIRCUMPLAUDO nummer 59 september/oktober 2012 7e jaargang
-tweemaandelijks verschijnend literair platformAd van der Zwart Marijke Scholten Eric Peterse Redactie
www.circumplaudo.nl Webadres
[email protected] E-mail
Kopij kan worden ingezonden naar het bovenstaande e-mailadres. Kopij
Ad van der Zwart
Vormgeving website
Eric Peterse
Omslagfoto Vormgeving omslag en binnenwerk
© 2012 Copyright berust bij de betreffende auteurs. Copyright
Deze uitgave is zonder subsidie tot stand gekomen.
2
CIRCUMPLAUDO
Inhoud
Argibald - Cartoon 4, 11, 12, 17 en 18
Ruud van den Bos - Gezien 5
Leny van der Ley - Met blinde ogen 13
Rik van Schaik - Reconstructie in Schotland 19
Kees Engelhart - Jongen 30
Marc Vankerkhove - Twee gedichten 34
CIRCUMPLAUDO
3
Argibald
4
CIRCUMPLAUDO
Ruud van den Bos
Gezien
‘Kom, knul, we draaien hier om.’ Jean Peerenb oom keek op zijn horloge en zei: ‘Ik moet nog werken straks’. De jongen, die tegenover zijn vader in de roeiboot zat, keek naar het meer dat achter zijn vader lag. Maar hij wist dat het geen zin had nu iets tegen hem in te brengen. Hij kende de argumenten. Hoe moest het geld anders binnenkomen? Je moet je kansen pakken wanneer ze zich voordoen. En dat is nu. De jongen knikte en zei: ‘Een andere keer steken we dat meer dan wel over, hè pap.’ ‘Natuurlijk, jongen, natuurlijk doen we dat.’ Maar iets in de stem van zijn vader zei hem dat dit niet zou gebeuren.
Jean Peerenboom trok een aantal keer aan de ene riem net iets harder dan aan de andere, zodat de roeiboot langzaam draaide en ze de wetering waar ze uitgekomen waren in konden roeien. Hij had helder blauwe ogen, die werden geaccentueerd door zijn gebruinde huid. Verder had hij regelmatige gelaatstrekken, die het gezicht een zekere mate van aantrekkelijkheid gaven.
De waterlelies, die in het water dreven, stonden in bloei. Aan de kant van het water was het riet begonnen te groeien. In de weilanden stonden koeien te grazen of lagen te herkauwen. Na de lange winter binnen konden ze eindelijk CIRCUMPLAUDO
5
weer naar buiten en de jongen kon zich de tv-beelden herinneren van koeien die in de wei bokkensprongen maakten. Jean Peerenboom roeide met gelijkmatige slagen en het leek hem geen enkele moeite te kosten de boot op snelheid te houden. ‘Jongen, denk je aan je proefwerk morgen?’ De jongen haalde zijn schouders op. ‘Heb je al wat gedaan?’ ‘Mmm.’ ‘Ik wil dat je je best doet.’ De jongen liet zijn hand in het water glijden en keek naar het spoor dat hierdoor werd getrokken. Hij deed daarna alsof hij achter zijn vader iets zag dat de moeite waarde was. ‘Ik wil morgen van je horen hoe het is geweest. Ik betaal niet voor niets een vermogen aan je opleiding.’ Jean Peerenboom had besloten dat zijn zoon hem later moest opvolgen en een goede schoolopleiding hoorde daarbij. Met veel moeite had hij hem op een internationale privéschool gekregen. Hij had grootse plannen met de jongen. Aan de kant gleed een eend het water in. Haar jongen plonsden haar achterna. De jongen glimlachte om de pluizige diertjes die in het water dreven. Een warm gevoel bekroop hem.
Een van de jongen had moeite bij de andere kuikens bij te blijven. Steeds viel het kuiken op zijn kant om daarna met veel moeite weer overeind te komen. Het dier bleef steeds verder achter. Even ging hij helemaal onder, kwam daarna boven en bleef rondjes draaien. De moeder verdween met de andere kuikens in de rietkraag. ‘Pap, stop, daar, we moeten wat doen. Dat eendje daar, 6
CIRCUMPLAUDO
dat verdrinkt!’ De jongen wees met zijn vinger naar de plek waar het eendje nog steeds rondjes draaide. Jean Peerenboom stopte met roeien, zodat de boot nog maar langzaam voortgleed. Hij keek naar de plek waarheen de jongen wees. ‘Kom, pap, we moeten daarheen.’ ‘Nee’, zei hij resoluut, ‘we doen het niet.’ ‘Waarom niet? Het diertje is in nood.’ ‘Dat is de natuur, niet meer en niet minder.’ De jongen kreeg toch Darwin op school? ‘Maar...’ ‘Nee, zo gaat het in het leven. Ook in ons leven, jongen. Alleen de sterksten overleven.’ Hij wees naar de jongen en toen naar zichzelf. ‘Zoals wij, jongen, zoals wij.’ Hij moest de jongen nog maar eens iets vertellen over sociaal Darwinisme. Het leven is een jungle en wie waren zij om daarboven uit te stijgen. Hij pakte de riemen en begon weer te roeien. Het eendje verdween onder water. Toen het dier bovenkwam, dreef hij op zijn kant. Roerloos. ‘Maar we hebben het gezien,’ schreeuwde de jongen ineens, ‘we hebben het gezien! Zie hem daar drijven!’ ‘Dat doet er niet toe, jongen. We zijn toeschouwers, niet meer dan dat. Overal op de wereld gaan nu dieren dood.’ Hij keek de jongen aan. ‘En mensen.’ Jean Peerenboom wilde nergens bij betrokken raken. Alleen zo kon je overleven en handelen. Immers, wie betrokken raakte, had verplichtingen en die zouden kunnen afleiden van het doel, dat je nastreefde. Hoe zou hij anders zijn werk goed kunnen doen? CIRCUMPLAUDO
7
‘Toch, toch, ik heb het gezien! En dat verplicht je, pap!’ De jongen verborg zijn hoofd in zijn handen. Jean Peerenboom voerde de snelheid van de boot op alsof hij de tijd, die verloren was gegaan, wilde goedmaken. Toen de jongen omkeek zag hij niets anders dan water, rietkragen, lelies, weilanden en een lichtblauwe lucht. Het was in de loop van de middag onverwacht drukkend warm geworden. In de stad hing een vage lucht van afval, zwerfvuil wervelde hier en daar op, jongens op scooters slalomden luid toeterend en vloekend tussen fietsers en voetgangers. Toen Jean Peerenboom bij het terras aankwam, keek hij zorgvuldig om zich heen om te zien wie er zaten en of hij mogelijkheden zag. Hij was als mediator in scheidingszaken altijd op zoek naar klanten. Door de jaren heen had hij een feilloos gevoel ontwikkeld voor de ruimte die ontstaat tussen mensen, als ze jarenlang een relatie hebben. Ruimte, die hij kon benutten door er voorzichtig in te wrikken, zoals bij een stoeptegel die door geduldig wrikken uiteindelijk uit het trottoir los komt en eruit getild kan worden. Onomkeerbaar hielp hij deze mensen naar de afgrond van hun relatie, waarna hij als mediator hen hielp om zacht te landen. En zijn inkomen verzekerd was. Je hoefde de markt alleen maar de goede kant uit te duwen. Maar het was meer dan alleen geld dat hem dreef. Hij zag het ook als een daad van medemenselijkheid. De scheiding was toch al onontkoombaar. Hij hielp alleen mensen dat eerder onder ogen te zien. De weg naar bevrijding lag daarmee open en hij was degene die dat mogelijk maakte. Hij hielp mensen weer een leven op te bouwen op de puinho8
CIRCUMPLAUDO
pen, die ooit zo mooi een affectieve relatie hadden geheten. Zondagen waren ideaal voor zijn werk. De dag dat mensen op elkaar aangewezen zijn, geen afleiding, geen vertier. Zullen we dan maar naar een terras gaan? Glaasje witte wijn, een biertje. De scheuren worden tastbaar. Zichtbaar in een afgewend gezicht bij weer een beleefde, nietszeggende, vraag, een zucht, die in het niets verdwijnt, een net iets te lange blik in het glas na een slok, het commentaar geven op mensen, ‘wat een sukkels’, zodat het eigen leed even verdampt lijkt. De alcohol maakt de ander draaglijk, verteerbaar. De nuchtere vage glimlach wordt een hysterisch uitgelaten, in alcohol gedrenkte, gierbui. The urban jungle, zijn terrein. Het was nog relatief rustig voor dit tijdstip. Het terras was voor de helft gevuld en Jean Peerenboom zag op het eerste gezicht geen klanten. Hij zocht een plekje aan de zijkant van het terras zodat hij goed uitzicht had op wie er kwam. Aan een tafeltje naast hem zat een vrouw, die ondanks de hoge temperatuur een vestje met lange mouwen droeg over haar T-shirt. Ze droeg een grote zonnebril waardoor het moeilijk was haar gezicht goed op te nemen. Ze glimlachte even toen hij haar naar keek en draaide daarna gelijk haar hoofd wat naar beneden. Verlegen typ, dacht hij. Toen de serveerster kwam, zette ze een glas witte wijn voor de vrouw neer, aan de andere kant van de tafel een biertje. De vrouw knikte even kort. ‘Wat wilt u drinken, meneer?’ ‘Een koffie verkeerd graag.’ Hij keek de serveerster na. CIRCUMPLAUDO
9
Een man en vrouw stonden stil bij het terras. De vrouw liep naar een tafeltje en keek vragend naar de man. Die schudde zijn hoofd en maakte aanstalten om te draaien en door te lopen. De vrouw wees snel op een ander tafeltje, maar de man schudde opnieuw zijn hoofd, draaide zich daarna om en liep weg. De vrouw stampte even kort met haar voet, was zich er toen van bewust waar ze stond en liep op een drafje achter de man aan. Jammer, dacht hij. Daar gaat mijn handel. Misschien de mensen naast mij, dacht hij hoopvol. Een praatje met haar zou een opening kunnen vormen voor een kans. ‘Ook even niet te weten wat te doen? Op zo’n zondag. Een terrasje pakken is dan een uitkomst, nietwaar?’ De vrouw zei niets, maar draaide haar hoofd weg in de richting van de ingang van het restaurant. Een grofgebouwde man kwam aanlopen en ging aan het tafeltje bij de vrouw zitten. Hij keek haar even aan en dronk toen in een teug zijn glas bier leeg. Hij veegde met de rug van zijn hand de schuimsnor weg en liet een luide boer. De vrouw lachte verontschuldigend naar hem. De man draaide zich naar hem en zei : ‘U heeft met haar gesproken. Jammer, nu moet ik haar slaan. Straks’ De vrouw deed haar zonnebril af. Hij zag dat haar oog opgezwollen en blauw was.
10
CIRCUMPLAUDO
Argibald
CIRCUMPLAUDO
11
Argibald
12
CIRCUMPLAUDO
Leny van der Ley
Met blinde ogen
Klassieke muziek geeft me altijd het gevoel dat ik zweef. De parelende opeenvolging van de tonen van pianomuziek maakt me vrolijk, geeft me het gevoel van te dansen door de beperkte ruimte die me is gegeven. Het geluid van zachtere snaarinstrumenten zoals de harp brengt me juist weer tot rust. Hoewel gitaarmuziek soms toch ook heftig kan zijn. Ik verlies mezelf in de melodie van zacht vervloeiende vioolklanken.Met gesloten ogen dein ik mee op de cadans van dat snarenspel. De zachte wanden van mijn wooncel geven mee als ik me laat gaan op de maten van de muzikale klanken. Soms lijkt het me toe dat mijn cel nog eerder deint dan ik, dat ik de beweging eerder volg dan dat ik die veroorzaak. Het maakt niet zoveel uit; het is goed hierbinnen. Een veilig hol, en ook al kan ik niet veel zien in het donker, toch merk ik heel goed het verschil tussen dag en nacht, tussen bewolkt of zonnig weer. Als ik in de nacht wakker word, is het zwarter dan zwart achter mijn gesloten oogleden, maar bij zonnig weer voel ik de warmte dwars door de wanden van mijn cel heen, en achter mijn oogleden schemert het in de kleuren geel, oranje en rood. Dat is mooi; ik kan uren besteden aan het beleven van die langzaam veranderende kleurenmengeling die ik vaag als psychedelisch heb horen benoemen. Of was het fydeletisch? Ach, what’s in a name? Dat schijnt trouwens een beroemde uitspraak te zijn van een beroemd iemand uit een ander land en uit een andere tijd, CIRCUMPLAUDO
13
maar daar weet ik het fijne niet van. Het interesseert me ook niet echt. Ik kijk naar dat kleurenspel en geniet op mijn eigen eenvoudige manier. Ik vind het alleen lastig dat ik zo krap ben gehuisvest. Het lijkt wel of de wanden van mijn cel steeds meer op me af komen. Krimpt mijn hele omgeving? Of beeld ik me dingen in? Ik probeer mijn leefruimte te vergroten door tegen de meeverende wanden te duwen, zelfs te schoppen, maar ik geloof niet dat het veel verschil maakt. Als ik erg hard schop dan hoor ik soms een verre maar bekende stem: wat is hij weer onrustig! Ja, dank je de duvel, je zult zelf maar in een ruimte wonen die steeds kleiner wordt, denk ik op zulke momenten een beetje nijdig. Maar het wordt steeds duidelijker dat ik het me niet inbeeld; mijn leefruimte wordt inderdaad van dag tot dag beperkter. Nee, ik ben heus niet gek! Een paar weken geleden had ik ruimte genoeg om mijn armen en benen wijd uit te slaan, zelfs om te kopje te duikelen. Maar nu moet ik me stevig met mijn voeten tegen de wand afzetten als ik me wil omdraaien. Die wanden zijn dan wel elastisch, maar het wordt zo langzamerhand een moeizaam gewurm. Net nu ik zin heb in meer beweging, wordt mijn bewegingsruimte steeds minder! Het leven valt niet mee, dat heb ik wel in de gaten! Mijn gehoor wordt steeds scherper, en ik merk dat het rustige verblijf in dit donkere hol me sterker maakt. Zelfs met mijn geringe bewegingsvrijheid voel ik hoeveel krachtiger mijn beenspieren zijn geworden. Maar zo langzamerhand begint de cel me compleet te omsluiten. Waarom doet niemand iets? Wordt het niet eens tijd om te verkassen naar een andere woonplek? Waarom grijpt de overheid niet in? Dat hoorde ik laatst iemand zeggen en hoewel de betekenis 14
CIRCUMPLAUDO
ervan mij ontgaat, lijkt het mij nu een passende vraag. Ik heb deze gedachte nog niet ten volle gedacht of er gebeurt iets vreemds. De celwanden sluiten abrupt als een tweede huid om mij heen, worden hard en strak en lijken me te willen platdrukken. Help! Wat is dit? Een moordaanslag op een weerloze onschuldige? In paniek schop ik uit alle macht om me heen. Dit gevoel van samenpersen duurt niet zo lang, dan wijken de wanden weer, maar ja, je zult het maar meemaken! Ik hoor een stem die me ook al bekend is, zeggen: Zo lang duurde het toch niet? En die vertrouwde, lichtere stem antwoordt een beetje nijdig: je zal het moeten hangen! Een opmerking waar ik het van harte mee eens ben. Zou die persoon van die lichtere stem ook zo in het nauw zitten? Ik krijg weinig tijd om daar rustig over na te denken, want het gevoel van omsluiten en platdrukken begint opnieuw; ditmaal duurt het zelfs nog langer dan de eerste keer, of verbeeld ik me dat? Nu breekt er een barre tijd aan, waarin deze marteling steeds sneller plaatsvindt en steeds langer duurt. Dat gevoel van vermorzeling vermoeit en benauwt me. Houdt het dan nooit op? Is er geen enkele uitweg? Plotseling merk ik dat mijn leefruimte van vorm verandert. Het platdrukken begint duidelijker dan tevoren aan de ene kant, terwijl er aan de andere kant wat meer ruimte lijkt te ontstaan. Nou, als ze mijn leefruimte willen verplaatsen, waarom dat dan niet gewoon gezegd? Nu wordt ik als het ware uit de ene plek en naar de andere geperst. Dit is echt vreselijk! Mijn hoofd wordt in een veel te nauwe buis gedrukt; ik kan bijna geen adem meer halen. Angst, paniek, totale ontreddering. Dan, na eeuwen van marteling en pijn, kom ik plotseling in de ruimte terecht. Ik voel dat ik val, maar er CIRCUMPLAUDO
15
zijn zachte handen die me opvangen. De druk is weg, maar het is hier verschrikkelijk koud. Ik knijp mijn ogen stijf dicht tegen fel stekend licht. Ik hap naar adem. Dan pakt iemand mijn benen, draait me om en geeft me een fikse pets op mijn billen. Ik schreeuw van schrik, er gebeurt iets in me. Wat is dat? Krijg ik vleugels? Kan ik nu vliegen? Nee, het is dat koude wat nu in en uit mijn borst gaat, in en uit, in en uit. Ik hoor een vrouw huilen en een zwaardere stem zegt half huilend, half lachend: ‘Hij ademt goed. Het is een prachtige, gezonde jongen!’
16
CIRCUMPLAUDO
Argibald
CIRCUMPLAUDO
17
Argibald
18
CIRCUMPLAUDO
Rik van Schaik
Reconstructie in Schotland
De man die uitstapte liep mank. ‘Het is die vent van gisterenmiddag,’ fluisterde Alfred. We hadden de auto van ver zien aankomen, de koplampen daalden als dovende vuurlampionnen op de strandweg. De afgelopen dagen hadden wij hier tegen het nachtelijk uur geen auto gezien. Deze doodlopende weg liep enkel naar zee en had een vertakkend voetpad naar de waterval uit de rotsen. Alleen bij daglicht zag je er vissers. Het laatste huis was een liefdadigheidswinkeltje, maar was op dit uur vanzelfsprekend gesloten. Zonder onze moeder hadden we deze verstopplek nooit gevonden. Op vakantie door Groot-Brittannië konden wij geen plaats aandoen zonder zo’n verzamelplek voor overbodige muffe curiosa te bezoeken. Twee dagen na onze aankomst was hij feestelijk opengegaan en vanzelfsprekend waren wij één van de eerste klanten geweest. ‘Weet je zeker dat het dezelfde is?’ ‘Zeker weten, kijk maar naar zijn hoed! Kom, we gaan achter de stenen.’ De manke man sleepte zichzelf de telefooncel in. Voor hij de hoorn greep, streek hij een lucifer af en stak een sigaret op. In het korte licht van de vlam speurde ik naar mijn broers ongelijk. Maar het moment was te kort. Ik kon de man niet herkennen. ‘Wie zou hij bellen?’ CIRCUMPLAUDO
19
‘Weet ik veel? Vast niet zijn moeder.’ ‘Moeten wij trouwens niet terug naar ons huisje?’ ‘Geen sprake van, niet nu. Straks, als die manke weg is.’ De man kwam weer naar buiten, wierp zijn sigaret voor zijn voeten en trapte hem uit. Hij keek om zich heen, zette zijn kraag op en liep naar het winkeltje. Toen hij vlak langs onze stenen liep, kon ik hem goed zien: het was hem. ‘Wat moet die daar, zo laat?’ ‘Hou nou eens je smoel, man. Kijk, dan zullen we het vanzelf wel merken.’ Nadat de man had aangebeld, ging er boven een licht aan. Het leek een eeuwigheid te duren eer er beneden leven kwam. Ik moest plassen en drukte met mijn vuist op mijn blaas. In de geopende winkeldeur verscheen de oude dame in een roze kamerjas. Ook had ze het geruite petje op, waar Alfred zo om gelachen had. ‘Dat oude wijf is zeker bang dat de wind haar krullen wegblaast?’ Ik negeerde de woorden van mijn broer, ze waren lelijk en bovendien vond ik het tafereel in de deur angstig. De man trok een enveloppe tevoorschijn. Daarna liet de winkeldame hem binnen en sloot de deur. Hun silhouet voerde een spel op; het was duidelijk dat er over iets onderhandeld werd. De man bewoog zijn armen, de vrouw haalde enkel haar schouders op. In het schimmenspel trok de man een revolver. Er klonken drie harde knallen waarin de winkel in een fel licht kwam te staan. Als een aan de stam omgehakte boom, die aarzelend op de zwaartekracht wacht, viel de vrouw tegen de grond. De man kwam naar buiten. Met zijn slepende been werkte hij zich verbazend snel naar zijn auto. Hij startte, keerde in zijn achteruit en 20
CIRCUMPLAUDO
reed snel naar het begin van de strandweg. Ik liet mijn plas lopen. Naast mij stokte Alfred zijn ademhaling. Ik keek naar zijn lijkwitte gezicht en voelde mijn bovenbenen nat worden. In de verte verdwenen de rode achterlichten in de bocht naar het dorp. Alfred en ik bleven stil. Drie – vijf – tien minuten. ‘Kom, erop af!’ ‘Nee, we moeten vader erbij halen! We moeten bellen!’ Maar Alfred was al opgestaan en liep naar de winkel. Ik volgde. In het licht van de in de wind uitslaande plafondlamp vonden we het kromme lijf van de vrouw. Ze had haar ogen en mond wijd openstaan in een verloren angstschreeuw. Onder de toonbank lag haar Schotse petje. Naast mij brak mijn broer in snikken uit: ‘Het komt hierdoor!’ Uit zijn broekzak trok hij de Keltische munt. Ik keek naar de vitrine naast de kassa: de brief en de foto waren verdwenen. Ook ik voelde in mijn broekzak en greep in de nat geplaste kaneelsnoepjes. Haar lijk hield ons aan de vloer genageld. Uit haar mond en neus borrelde bloed, waardoor ze erbij lag als een in de piste gestorven clown. ‘Natuurlijk mag dat mens haar verdriet hebben. De vraag is alleen of het gepast is om, net nu heel Europa de puinhopen van de Tweede Wereldoorlog probeert op te ruimen, een monument op te willen richten voor één enkele soldaat uit de Eerste Wereldoorlog.’ Vader schoof zijn lege bord naar het midden van de tafel, begon een pijp te stoppen en schudde afkeurend zijn hoofd.
CIRCUMPLAUDO
21
‘Maar haar man is afgeschoten door zijn eigen generaal! Niet omdat hij laf was, maar omdat hij gek werd. En niemand van de Britse overheid die haar daar ooit excuses voor heeft gemaakt,’ sprak moeder. ‘Jij hebt makkelijk praten, die generaals hadden een oorlog te voeren! Chaos, moord, politieke druk… Mens, je kunt je niet voorstellen hoe de legerleiding in die dagen moest handelen.’ ‘Maar deze man was juist uit het leger vertrokken…’ ‘Klaar! Het doet er niet toe, die verdomde rot oorlog is trouwens 32 jaar geleden. 32 jaar, waar hebben we het over? Het is grensoverschrijdend om met de opbrengsten van zo’n prulwinkel een monument bij elkaar te sparen voor haar gevallen man. En ontrouw aan hun kroon! – Het eten heeft mij overigens heerlijk gesmaakt, dank u.’ Vader stond op en liet zich, al lurkend aan zijn pijp, in zijn fauteuil bij de haard zakken. Moeder schudde haar hoofd en begon af te ruimen. Ik keek naar Alfred. Met een smerige grijns opende hij zijn vuist en liet mij de munt zien. ‘Mam, mogen Ewoud en ik buiten gaan spelen?’ vroeg hij. ‘Waar gaan jullie dan heen?’ klonk het uit de keuken. ‘Naar de waterval bij de strandweg. We gaan een dam bouwen.’ ‘Over een uurtje zie je geen hand voor ogen hoor! Het is hartstikke mistig en…’ ‘Ach mens, laat die jongens in godsnaam spelen. Iedere avond Mens Erger Je Niet gaat me de keel uithangen! Bovendien gaat het waaien, die mist blijft nooit lang hangen.’ Mijn vader gaf ons weliswaar de vrijheid, zijn autoritaire houding naar moeder begon mij flink tegen te staan. Ik 22
CIRCUMPLAUDO
keek naar hem, hij had een boek gepakt en zijn kleine rattenogen vlogen snel over de bladzijden. Hij las niet echt, hij bladerde maar wat. Met de vanzelfsprekendheid van een vorst had hij zijn kont bij het vuur genesteld en niemand zou hem berispen. ‘Goed dan. Maar denk erom: voorzichtig en geen malle fratsen uithalen!’ ‘Nee moeder,’ sprak Alfred. Uit zijn mond klonk het belachelijk braaf. ‘Ik heb hem! Verdomd, ik heb hem, de allermooiste!’ Eindelijk was mijn broer de winkel uitgekomen. In zijn hand hield hij de grootste munt uit de collectie. Achter de telefooncel had ik lang op hem staan wachten. ‘Het is gestolen. Je hebt die oude vrouw bestolen!’ ‘Ach man, dat wijf heeft er nog twintig van. Wat maakt dat uit? Bovendien: ik heb er een spannend verhaal aan overgehouden.’ ‘Nou, een laf potje stelen. Wat spannend!’ ‘Nee, domme gans! Niet dat stelen. Zag je die twee kerels niet naar buiten komen net?’ ‘Ja, dat is al bijna tien minuten geleden. Zolang is de winkel al weer open en heb je mij laten wachten!’ ‘Ja, natuurlijk; ik kon toch niet meteen na de pauze het pashokje uit komen wandelen. Dan wist ze dat ik binnen was geweest! Pas toen er een paar klanten waren, kwam ik tevoorschijn. Ze heeft me niet eens gezien!’ ‘Daar zou ik maar niet zo zeker van zijn!’ ‘Dat ben ik wel! Maar die twee mannen: ik kon niet alles goed verstaan, maar die kerel met dat ooglapje had die CIRCUMPLAUDO
23
ouwe heel wat vragen te stellen. Die man met de hoed bleef maar bij de deur op de uitkijk staan…’ Ik keek opzij, mijn broer zijn gezicht was rood en er liep snot uit zijn neus. ‘Vierduizend pond bood hij haar, vierduizend!’ ‘Voor haar winkel?’ ‘Nee, als ze zou stoppen met brievenschrijven aan de krant en het ministerie. Ook moest ze de foto van haar man en die brief uit de vitrine halen.’ ‘Dat deed ze toch zeker niet?’ ‘Ongelooflijk stom! Vierduizend pond haar neus voorbij laten gaan, ze is echt stapelgek! Hij bood het haar wel drie keer aan! Hij had ook nog bloemen meegenomen voor haar.’ ‘Zou ik ook niet doen. Was die man een hulpje van de minister?’ ‘Hoe kan ik dat nou weten? Misschien was het wel de generaal die hem afgeschoten heeft. Hij droeg een hele berg medailles op zijn pakkie.’ ‘Was ‘ie er boos om?’ Ik hoorde mijn eigen gretigheid. ‘Dat weet ik niet. Hij zei dat hij erover na ging denken, ze zou nog wel eens van hem horen.’ ‘Goed zo, rehabilitatie dus. Net goed.’ ‘Ha, dat niet hoor. Nee, denk dat maar niet!’ Opnieuw keek ik opzij. Mijn broer poetste de munt aan de rand zijn trui. ‘Lelijke dief!’ zei ik. ‘Je bent een lafbek. Dat mens gaat bijna dood, terwijl ik mijn hele leven nog aan mijn verzameling moet werken.’
24
CIRCUMPLAUDO
Het was bloedheet in de rommelwinkel. Overal stonden de wanden en tafels vol met boeken, pendules, kandelaars en schilderijtjes. Moeder was een jurkje passen in het hok en vader had net succesvol onderhandeld over een schilderijtje van Loch Mealt. Mijn moeder en ik vonden het veel te duister, maar dat weerhield mijn vader er niet van om het te kopen. Aan zijn minzame grijns kon ik zien dat het hem juist aanmoedigde de koop door te zetten. Alfred en ik stonden op de enige rustige plek in de winkel, onze hoofden gebogen over een glazen vitrine. We keken neer op een officiersjasje waarop een foto lag van een jonge soldaat. Daarnaast lagen wat oude munten en een brief. Achter ons verscheen vader: ‘Zo jongens, dit is een mooi lesje Engels. Lees die brief maar eens evengoed door, dan kan ik jullie vanavond aan tafel overhoren. Wie van jullie de brief het best gelezen heeft, kan een paar stuivers verdienen!’ Alfred en ik kregen een klap op onze schouders en hoorden vader lachen. 18 – X – 1921 Beste mevrouw Barran, Het stemt mij erg droef dat ik pas na een aantal jaren uw adres heb kunnen achterhalen, anders had u beslist eerder van mij gehoord. Het ministerie van Oorlog heeft tientallen brieven van ons ontvangen voordat ze ons uw adres wilde geven. Het lijkt
CIRCUMPLAUDO
25
erop of uw land niet echt zorgvuldig omgaat met de familie van hun gevallen soldaten. Ian is gedurende zijn periode in onze streek regelmatig bij ons langs geweest. Wij hebben, zo moet u weten, een postkantoor aan huis. Zijn korte bezoeken, om post voor hem en zijn maten te halen en te brengen, waren altijd bijzonder aangenaam. Uw man was een vrolijk en oprecht geïnteresseerde man. Mijn vader had altijd opgewekte gesprekken met hem en regelmatig speelde zij samen een potje schaak. Hoewel zijn visites van korte duur waren, brachten ze ons gezin een hoop gezelligheid. Hij kon geweldig spannende verhalen vertellen over de stille gevechten. Het was ons duidelijk dat ook hij deze schuivende oorlog eerder zinloos dan heilzaam vond. Ian vond de spelletjes schaak met onze vader opwindender. Pas tegen het einde, toen er vuur kwam en gevochten werd, zakte uw man in zwaardere gedachten. Ian was bang dat het mis zou gaan. Dat merkten we niet alleen aan zijn somberheid, maar vooral aan zijn algehele voorkomen. Uw man was grauw en mager geworden, begon krom te lopen. Hij sprak regelmatig over het ‘hijsen van de vlag’ en ‘afzwaaien’. Ons gevoel zegt ons dat uw regering bijzonder zuinig is met het geven van infor26
CIRCUMPLAUDO
matie. Daarom willen wij u, al is de misdaad nog zo gruwelijk, laten weten hoe zijn laatste momenten waren. Het was na etenstijd, de avond begon te vallen, toen wij Ian over de heuvel op ons huis af zagen komen. Hij rende en keek over zijn schouder; uw man leek op de vlucht. Enkele meters voor onze voordeur zag hij ons achter het raam. Zijn mond ging open en hij hield een brief in de lucht. Op dat moment verschenen er op de heuvel twee Britse soldaten. Ze legden aan en schoten uw man neer. Het is onze zwartste nachtmerrie en wij huiveren voor uw verdriet. Toch vinden wij het noodzakelijk dat u weet dat uw man door eigen vuur het leven verloren heeft. Nog belangrijker vinden wij het dat uw man, toen hij de laatste keer naar ons toe kwam, een brief voor u en het zakje met de muntenverzameling aan ons gaf. Het waren zijn ‘gelukmunten’, zo liet hij ons weten. Wij sturen ze u mee. Wij wensen u, in de wetenschap dat Ian Barran een door God gegeven mens was en beschikte over al het goede dat de Heer van ons verlangen kan, een heilzaam vervolg van uw leven. Hopelijk gunt uw regering uw gevallen echtgenoot de waardigheid en eer
CIRCUMPLAUDO
27
die hem toekomt. Ian Barran is moedig en rechtvaardig zijn pad gegaan. De afzender zat verborgen om een omgevouwen regel. Ik keek langdurig naar de foto van Ian Barran; hij droeg een zachtaardige glimlach en zijn zwarte haar glansde in het flitslicht. Daarna keek ik naar de vrouw van de winkel; ze droeg een Schots petje en was in gesprek met een vrouw die drie pannetjes kocht. Haar stem klonk zacht en vriendelijk, ze prees de aankoop van haar klant. Alfred gaf mij een por in mijn zij: ‘Kijk, het kan open.’ Hij tilde het glaswerk een stukje omhoog. ‘Die munten zijn vast niet te koop, maar toch wil ik ze hebben voor mijn verzameling.’ ‘Jij bent ziek! Blijf af.’ ‘Alleen die grote, ze kan er vast wel eentje missen.’ De vrouw keek in onze richting. Ik voelde me rood worden en knikte haar toe. Ze wenkte ons. Als ondeugende schooljongens kwamen wij op haar af. Onder de toonbank greep ze een glazen pot met snoep. We moesten onze handen ophouden en zij vulde ze met een schepje: kaneelkussentjes, mijn lievelingssnoep. ‘Zo, de mannen worden maar weer eens verwend! Kom, we gaan.’ Vader had zijn handen op onze schouders gelegd en bracht ons naar buiten. Daar liet hij ons snel weer los, stak een pijp aan en ging met moeder voorop lopen. ‘Straks ga ik terug!’ zei Alfred. ‘Om 12 uur sluit de winkel voor middagpauze, dan laat ik me insluiten.’
28
CIRCUMPLAUDO
‘Dat zou ik maar niet doen! Dat gaat opvallen. Bovendien is het een lief mens.’ ‘Een lief mens! Ze is een landverraadster, ze heult tegen haar regering. En haar man was een laffe deserteur! Ik kan me laten insluiten in het pashok.’ De zon kwam op achter de heuvels en bescheen het vee, de beek en de baai. De rode telefooncel, aan het eind van de weg, schitterde als een vuurtje. Achter het raam van ons hooggelegen vakantiehuis had ik een fraai uitzicht over de Schotse kust. Het landschap raakte de kern van een gelukzalige eenzaamheid en schonk me een rust die ik in Amsterdam nooit zou vinden. Mijn vader besloop me van achteren: ‘Schotland is een prachtig land, nergens vindt een mens het robuuste en meedogenloze van het leven zelf. Alleen kun je er geen cent verdienen! Het moest maar weer snel oorlog worden, kunnen al die Schotten weer gaan vechten en een centje bijverdienen!’ Hij streelde door mijn haar en liep de keuken in waar moeder hem vertelde over de opening van een nieuw winkeltje in tweedehands goed. Of we daar niet even naar toe konden wandelen? Mijn vader mompelde zuinig. Alfred was op zijn kamer. Ik bleef naar buiten kijken en dacht aan alle dagen die komen gingen; de speurtochten, wandelingen en boottochtjes. Ik kon mij niet herinneren ooit een mooiere vakantie te hebben gehad.
CIRCUMPLAUDO
29
Kees Engelhart
Jongen
1 Is het zo droevig dan Jongen Zo hartverscheurend Zo Dat je er des nachts van dromen moet Aardse strelingen waren het zeg je Kom Bedaar je hart Bedaar Denk dat het een wonder is Dat het plaatsgevonden heeft Blijf dat denken Totdat je het tegendeel bewijst De pijn die het veroorzaakt Nee Niet in de minste verhouding Tot de stille vreugde die het bracht De dwaze triomf De jeugd De zuiverheid die jaren duurde De vervolmaking voor Het einde
30
CIRCUMPLAUDO
Jongen luister Alle heerschappijen storten eens ineen Dat is hun natuur Dat had je kunnen weten Je zegt dat dit anders is
CIRCUMPLAUDO
31
2 Jongen ik luister Is het zo droevig dan Zo Zo buiten onze tastzin gelegen Dat je Na elk woord dat je uitspreekt Zwijgen moet Het was fluweel zeg je Onaantastbaar zolang het duurde Vandaar dat vele bloed zeg je Ik begrijp het jongen Ik begrijp het Wat anders kan ik zeggen Dan De genade aller dingen zij met je Het einde was genadeloos Ik hoor wat je zegt jongen Ik hoor wat je zegt
32
CIRCUMPLAUDO
Er traden fenomenen binnen Nog niet op waarde geschat Ze hielden huis zeg je Maakten alles met de grond gelijk Niets dat overbleef dan Koortsende dromen Van tijd tot tijd Is het zo droevig dan Jongen Is het zo droevig dan
CIRCUMPLAUDO
33
Marc Vankerkhove
Twee gedichten op een steen de katatone kazemat waarin ik mezelf ontluis wordt omringd niet door kanonnen maar door lekkende rivieren en anorexische planten en morsige hemelen die zich over weiden vlijen we komen van nergens gaan nergens heen van ons ene been naar ons andere been en dat op een steen daar gaan we heen hier daar en nergens morgen nietst het niets overmorgen pijnt de pijn en alles zal hetzelfde zijn we zullen snotteren en snikken en verder en voorts trekken we elk etmaal vers ondergoed aan
34
CIRCUMPLAUDO
achterland achterom zien in kwaadheid om de onmacht van het voormaals der overleden dagen in de achteruitkijkspiegel een achterland waanzinnig geworden door de lichtheid van het bestaan een oefening in absurditeit omdat hij niet aan ons verschenen is en nooit verschijnen zal en wij gedwongen worden eeuwig kunstjes te maken met hoge hoed en wit konijn en mariabeeldjes en wijwater en kaarsjes branden en het voorland zal wezen alsof het achterland is een vat drek vol waanzin
CIRCUMPLAUDO
35
Eind 2010 leerden Jeroen Bakker en Bob Blinkhof elkaar kennen via werk voor een lokaal radiostation. Niet zo lang na hun eerste samenwerking begon er langzaam een vriendschap te ontstaan en werden hun oppervlakkige gesprekken diepgaander. De dichterlijke, openlijke aard van Jeroen kwam bovendrijven en ze bespraken vele zaken die ons allen in het dagelijks leven bezig kunnen houden: liefde en relaties, innerlijke zoektochten en het leren omgaan met emoties. In de vele gesprekken kwamen ook hun schrijfambities op tafel te liggen. Beiden droomden ervan om eens een eigen boek uit te geven. Jeroen heeft aan het langste eind getrokken en de race om de eerste te zijn, gewonnen. Het boek bevat 16 gedichten en het korte verhaal ‘De Legende van Slaap aan Zee’. Wat bijzonder blijft, is dat iemand met het Syndroom van Asperger en dyslexie zo’n roerend en prikkelend gedichtenwerk heeft weten te produceren. Het zal lang niet altijd eenvoudig geweest zijn, maar zoals Jeroen zou zeggen: ‘De beperking vormt voor mij de grootste uitdaging’.
Titel: Verloren uurtjes Auteur: Jeroen Bakker Voorwoord: Bob Blinkhof Artwork: Jasper Kloosterboer Aantal pagina’s: 106 ISBN 978 1616 275 990 Prijs: € 12,60 36
CIRCUMPLAUDO
Unieke expositie Visuele Poëzie in Tilburg Van 9 tot en met 25 november vindt in Goretti aan het Wilhelminapark in Tilburg de unieke expositie Visuele Poëzie plaats. Tien visuele dichters exposeren hun werk, onder wie Tonnus Oosterhoff, ACG Vianen en Rozalie Hirs. De tentoonstelling is uniek voor Nederland, omdat het de eerste keer is dat een expositie uitsluitend werk van visuele dichters laat zien. Deze tentoonstelling, die mede mogelijk wordt gemaakt door het BKKC, toont het werk van tien visuele dichters. Het gaat hierbij om reeds gevestigde namen, maar ook om aanstormend talent uit Nederland en Vlaanderen. De deelnemende dichters zijn: Renaat Ramon, SAGE, ACG Vianen, Helen White, Marieke Houwers, Nick J. Swarth, Ellen Vedder, Rossella Bargiacchi, Rozalie Hirs en Tonnus Oosterhoff. Daarnaast zullen er tijdens de expositie interessante workshops en spannende performance avonden gegeven worden. Ook vindt via een interactieve installatie uitwisseling met het publiek op diverse locaties in de stad Tilburg plaats. Meer informatie is te vinden op www.facebook.com/VisuelePoezie Spijkerschrift, 'De dagen ze duren soms een beetje bang' SAGE
CIRCUMPLAUDO
37
Titel: Brieven, 1985-1986 Auteurs: Jac.P. Meiland & H.A.M. Jutte Aantal pagina’s: 220 ISBN 978 9079 430 000 Verkrijgbaar bij Pumbo.nl Prijs: € 16,00 38
CIRCUMPLAUDO
Titel: Ik vond de site beter… Auteur: Argibald Aantal pagina’s: 106 Uitgever: Xtra Bestel bij de webshop van Zone 5300 of Bol.com Prijs: € 9,90 CIRCUMPLAUDO
39
40
CIRCUMPLAUDO