Oktober 2013
KLAAR VOOR DE START? REKENKAMERONDERZOEK NAAR DE DRIE DECENTRALISATIES
Gemeente Veenendaal t.a.v. de leden van de Gemeenteraad
Veenendaal, 17 oktober 2013
BETREFT | RESULTATEN ONDERZOEK DECENTRALISATIES SOCIAAL DOMEIN
Geachte leden van de gemeenteraad, Gemeenten krijgen de komende jaren, via drie omvangrijke decentralisaties, taken en middelen toebedeeld op het sociale domein: a. Het kabinet Rutte-Asscher voert een nieuwe Participatiewet in en voegt daarmee de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een deel van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet wajong) samen. De streefdatum voor inwerkingtreding van deze Participatiewet was tot voor kort 1 januari 2014, maar is in verband met het sociaal akkoord van april 2013 uitgesteld tot 1 januari 2015. b. Daarnaast hevelt het kabinet delen van de Awbz (de functiebegeleiding en persoonlijke verzorging) per 2015 over naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). 1 c. Tot slot zijn gemeenten per 2015 verantwoordelijk voor alle onderdelen van de jeugdzorg. Ofwel, de gemeente Veenendaal wordt verantwoordelijk voor de zorg voor en het welzijn van hun kwetsbare inwoners. Vanuit het Rijk wordt beoogd daarmee een einde te maken aan de praktijk waarbij vele hulpverleners langs elkaar heen werken bij de ondersteuning van één gezin. ‘Eén gezin, één plan en één regisseur’ is het uitgangspunt bij de decentralisaties op het sociale domein. Het Rijk is van mening dat vanuit gemeenten meer maatwerk mogelijk is en de betrokkenheid van burgers wordt vergroot. Bovendien kunnen gemeenten de uitvoering van taken beter op elkaar afstemmen en zo meer doen voor minder geld, is de gedachte. De decentralisaties op het sociale domein stellen gemeenten echter voor een complexe inhoudelijke opgave en dienen gerealiseerd te worden in een economisch tijdsgewricht waarin bezuinigingen de boventoon voeren. Gegeven de ontwikkeling met grote impact voor de gemeente Veenendaal, heeft de Rekenkamercommissie Veenendaal besloten tot een onderzoek naar de stand van zaken in Veenendaal van de voorbereiding op de decentralisaties op het sociale domein en de kaderstellende rol van de gemeenteraad van deze gemeente daaromtrent. De resultaten van dat onderzoek zijn in navolgende notitie uiteengezet aan de hand van feitelijke bevindingen, conclusies en praktische aanbevelingen. De notitie geeft de stand van zaken per juni – juli 2013 weer. Voor de uitvoering van dit onderzoek heeft de Rekenkamercommissie gebruik gemaakt van de inzet van het bureau SeinstravandeLaar B.V. De onderzoekers hebben dit onderzoek in een soortgelijke opzet gelijktijdig uitgevoerd voor zes andere Rekenkamercommissies in het land. De onderzoeksresultaten van de gemeente Veenendaal zijn vergeleken met de uitkomsten van deze andere gemeenten. De uitkomsten van deze vergelijking zijn, in het kader van het opdoen van ‘best practices’, vastgelegd in een separaat document dat u als bijlage C bij deze notitie wordt aangeboden.
1
Passend onderwijs valt buiten de reikwijdte van dit onderzoek, omdat de verantwoordelijkheid voor passend onderwijs bij scholen is neergelegd, dit in tegenstelling tot de andere decentralisaties waarbij taken en verantwoordelijkheden aan gemeenten worden overgedragen.
|1
Leeswijzer In hoofdstuk 1 wordt de onderzoeksopzet en aanpak uiteengezet. Hoofdstuk 2 gaat nader in op de reikwijdte en impact van de decentralisaties op het sociale domein. Het geeft antwoord op de vraag: Wat gaat er wanneer gebeuren en wat betekent dat voor gemeenten en haar inwoners? In hoofdstuk 3 komt de kaderstellende rol van de gemeenteraad aan bod. Beschreven wordt in hoeverre de gemeenteraad van Veenendaal kaders heeft gesteld ten aanzien van de voorbereidingen op de decentralisaties. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens de huidige stand van zaken in de voorbereidingen op de decentralisaties in de gemeente Veenendaal belicht. In hoofdstuk 5 wordt de informatievoorziening behandeld: Op welke wijze wordt de gemeenteraad van Veenendaal door het college ten aanzien van de voorbereidingen op de decentralisaties geïnformeerd? Hoofdstuk 6 bevat de conclusies op grond van de bevindingen uit de hoofdstukken 2 tot en met 5, gevolgd door praktisch toepasbare aanbevelingen, opgenomen in hoofdstuk 7. Met vriendelijke groet, Namens Rekenkamercommissie Veenendaal,
Ir. G.L. Tjerkstra Voorzitter rekenkamercommissie Veenendaal
Bijlagen: Bijlage A: Overzicht geraadpleegde documenten Bijlage B: Overzicht geïnterviewde personen Bijlage C: Rapportage: ‘Vergelijk en leer’ Bijlage D: Aanzet sturingskader Bijlage E: Bestuurlijke reactie op rapportage
|2
1
| ONDERZOEKSOPZET EN AANPAK
In dit eerste hoofdstuk wordt de doel- en vraagstelling van het onderzoek uiteengezet, het normenkader – waar de onderzoeksbevindingen aan zijn getoetst – gepresenteerd en is de gehanteerde aanpak verwoord. 1.1
| DOEL- EN VRAAGSTELLING
Doel van het onderzoek is inzicht geven in wijze waarop de gemeente Veenendaal zich voorbereidt op de decentralisaties op het sociale domein en in welke mate en op welke wijze de gemeenteraad invulling geeft aan zijn kaderstellende en controlerende rol. Voor het onderzoek zijn de volgende deelvragen geformuleerd: a. Heeft de gemeenteraad kaders gesteld ten aanzien van de voorbereidingen op de decentralisaties in het sociale domein? En zo ja, welke kaders zijn gesteld? b. Wat is de stand van zaken in de voorbereidingen op de decentralisaties in het sociale domein? c. Op welke momenten en in welke vorm is door het college aan de gemeenteraad in 2011, 2012 en 2013 informatie verstrekt ten aanzien van de voortgang in de voorbereidingen op de decentralisaties? d. Zijn door het college aan de gemeenteraad (inhoudelijke) varianten en/of (financiële) scenario’s voorgelegd op basis waarvan de gemeenteraad gewogen keuzes heeft kunnen maken? 1.2
| NORMENKADER ALS ‘MEETLAT’
De deelvragen zijn vertaald naar een normenkader, welke tijdens het onderzoek als ‘meetlat’ heeft gefungeerd, waarlangs de onderzoeksresultaten zijn gelegd. De normen geven de door de Rekenkamercommissie Veenendaal de gewenste situatie weer. De Rekenkamercommissie is zich er terdege van bewust dat de toets aan de bevindingen heeft plaatsgevonden in een onderzoeksperiode waarin de voorbereidingen voortdurend in ontwikkeling zijn. Bovendien is de kaderstelling vanuit het Rijk nog niet voltooid (wetten zijn nog niet vastgesteld en onduidelijkheden rondom budgetten). In geval van een negatieve score, betekent dit derhalve niet dat bepaalde onderwerpen alsnog een plaats (kunnen) krijgen. Deelvraag 1. Kaderstelling
Normen a. De gemeenteraad heeft kaders vastgesteld ten aanzien van de voorbereiding op de decentralisaties. b. De kaderstelling omvat tenminste een inhoudelijk component (inhoudelijke doelstelling/gewenst maatschappelijk effect), procedureel component (wijze waarop beleids- en besluitvorming moet plaatsvinden) en een financieel component (financiële en personele middelen voor uitwerking beleid).
2. Stand van zaken
a. Er is een bestuurlijke en ambtelijke projectorganisatie voor de decentralisaties ingericht.
|3
Deelvraag
Normen b. Er is een helder en concreet projectplan (inclusief doelen, resultaten en planning) voor de decentralisaties opgesteld.
3. Informatievoorziening
a. Het college en de gemeenteraad hebben met elkaar afspraken vastgelegd over frequentie en vorm van de informatievoorziening vanuit het college aan de gemeenteraad. b. De gemeenteraad neemt een kritische houding aan ten aanzien van de door het college verstrekte informatie. c. Er worden periodiek voortgangsrapportages opgesteld, waaruit de stand van zaken, risico’s en beheersmaatregelen blijken. d. Door het college zijn aan de gemeenteraad verschillende varianten en/of scenario’s voorgelegd op basis waarvan de gemeenteraad is gevraagd om keuzes te maken.
1.3
| AANPAK: ANALYSES VAN ‘PAPIER’ AANGESCHERPT MET GESPREKKEN
Het onderzoek is gestart met een analyse van landelijke en lokale documenten betreffende de 2 decentralisaties op het sociale domein. Ter aanscherping en nadere invulling van het beeld dat uit deze documentenanalyse is ontstaan zijn in juni 2013 enkele interviews gehouden met 3 sleutelpersonen rondom het thema ‘decentralisaties’. Op basis van deze analyses is een notitie van feitelijke bevindingen opgesteld, welke is voorgelegd voor ambtelijk wederhoor. De Rekenkamercommissie heeft op grond van deze bevindingen haar conclusies en aanbevelingen verwoord. De integrale rapportage is voor bestuurlijk wederhoor voorgelegd aan het college van Veenendaal. De reactie is opgenomen als bijlage E van deze notitie.
2 3
Zie bijlage A voor de geraadpleegde documenten. Zie bijlage B voor de geïnterviewde personen.
|4
2
| DRIE DECENTRALISATIES OP HET SOCIALE DOMEIN: REIKWIJDTE EN IMPACT
Gemeenten krijgen de komende jaren bevoegdheden, taken en middelen toebedeeld op het sociale domein, verpakt in drie decentralisaties: decentralisatie jeugdzorg, decentralisatie begeleiding en persoonlijke verzorging (AWBZ) en de invoering van de Participatiewet. De materie is zeer complex en binnen gemeenten, zo ook binnen de gemeente Veenendaal, bestaat behoefte aan overzicht; wat gaat er wanneer gebeuren en wat betekent dat voor gemeenten en voor haar burgers? In dit hoofdstuk wordt de reikwijdte en impact van de decentralisaties op een compacte wijze gepresenteerd. 2.1
| JEUGDZORG PER 1 JANUARI 2015 VOLLEDIGE GEMEENTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID
De gemeente Veenendaal is thans op grond van de Wmo verantwoordelijk voor ‘preventie gerichte ondersteuning’ van jeugdigen met opgroeiproblemen en voor ouders met problemen met opvoeden. Deze preventie gerichte ondersteuning vindt grotendeels plaats vanuit de Centra voor Jeugd en Gezin. Met de decentralisatie jeugdzorg krijgen gemeenten per 1 januari 2015 de bestuurlijke en financiele verantwoordelijkheid voor vrijwel alle vormen van jeugdzorg. De gemeente Veenendaal wordt daarmee verantwoordelijk voor de provinciale jeugdzorg, jeugdbescherming, jeugdreclassering, jeugdzorgPlus, jeugd geestelijke gezondheidszorg (jeugd-GGZ) en de zorg voor licht verstandelijk beperkten (jeugd-LVB). Hieronder wordt per type jeugdzorg toegelicht waar de verantwoordelijkheden thans zijn belegd en hoe de financiering is georganiseerd. a. Provinciale jeugdzorg Het recht op jeugdzorg voor jongeren tot en met 18 jaar en hun ouders/verzorgers, met ernstige opgroei- en opvoedproblemen die niet kunnen worden geholpen via algemene voorzieningen (bijvoorbeeld onderwijs, JGZ of maatschappelijk werk). De provincie is conform de huidige Wet op de jeugdzorg verantwoordelijk voor de inkoop van voldoende zorg bij aanbieders Jeugd- en Opvoedhulp. Daarnaast is de provincie, door het in stand houden van een Bureau Jeugdzorg, belast met de toegang tot de jeugdzorg (ook wel indicatiestelling genoemd), de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering en het instellen van een advies- en meldpunt kindermishandeling. De provincie ontvangt hiervoor een doeluitkering van het Rijk. - Jeugdbescherming Onvrijwillige hulpverlening op grond van een door de kinderrechter (civielrecht) uitgesproken maatregel, waardoor het ouderlijk gezag wordt beperkt of ontnomen. Dit omdat er sprake is van een ernstige bedreiging voor het kind vanwege mishandeling of verwaarlozing, van een ernstige wetsovertreding door minderjarigen of als het ouderlijk gezag ontbreekt. - Jeugdreclassering Toezicht, begeleiding en hulpverlening aan jeugdigen die verdacht worden van of veroordeeld zijn wegens een strafbaar feit (strafrecht). Dit wordt uitgevoerd door de Bureaus Jeugdzorg in opdracht van de raad voor de kinderbescherming, de officier van justitie of de kinderrechter. - JeugdzorgPlus Gedwongen opname, (gesloten) verblijf en gedwongen behandeling voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen, maar zonder strafrechtelijke veroordeling. JeugdzorgPlus instellingen bieden een intensieve vorm van gespecialiseerde jeugdzorg die start met een rechterlijke machtiging tot plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg.
|5
b. Jeugd-GGZ Gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg voor 0 tot 18 jaar (soms tot 23). De jeugd-ggz biedt hulp aan kinderen en jongeren met ernstige psychische of psychosociale problemen angststoornissen, autismespectrumstoornissen, eetstoornissen, gedragsstoornissen). Indicatiestelling wordt uitgevoerd door Bureaus Jeugdzorg, CIZ (voor jeugd-GGZ langdurig verblijf) en huisarts. Jeugd-GGZ wordt uitgevoerd door Jeugd-GGZ organisaties en wordt betaald via de zorgverzekeringswet. c. Jeugd-LVB Biedt hulp aan kinderen en jeugdigen met een lichte verstandelijke beperking, met blijvende beperkingen op het gebied van de sociale redzaamheid en aan zwakbegaafde jeugdigen (IQ van 70 tot 85) met ernstige en chronische beperkingen in de sociale redzaamheid, leerproblemen en/of gedragsproblemen. Jeugd-LVB betreft AWBZ-zorg en indicatiestelling wordt uitgevoerd door het CIZ. AWBZ-zorg wordt betaald via de AWBZ. Ten aanzien van de decentralisatie van de jeugdzorg zijn nog twee belangrijke aspecten te benoemen: samenwerking en financiën, we gaan daar hieronder nader op in: a. Samenwerking Voor de goede uitvoering van een aantal taken wordt door het Rijk noodzakelijk geacht dat gemeenten op bovenlokaal niveau samenwerken. Zie ook paragraaf 2.4. Het gaat dan om de taken op het terrein van de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en gesloten jeugdhulp en het organiseren van een meldpunt voor de bestrijding van huiselijk geweld en kindermishandeling. De samenwerking voor deze taken is dan ook neergelegd in de concept Jeugdwet. De noodzaak om voor deze taken de bovenlokale samenwerking bij wet te regelen vloeit voort uit het feit dat alleen via bovenlokale samenwerking gewaarborgd kan worden dat er overal en altijd capaciteit voorhanden is om kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en gesloten jeugdhulp te kunnen uitvoeren. Bovendien is bovenlokale samenwerking noodzakelijk om een voldoende geografische dekking van het stelsel van meldpunten te kunnen waarborgen. b. Financiën Op het moment dat de budgetten overgaan, zal er een besparing worden ingeboekt. Het huidige regeerakkoord spreekt over een extra korting van 150 miljoen (met een ingroei in 2015 en 2016), bovenop de door het vorige kabinet aangekondigde korting van 300 miljoen. De totale korting komt daarmee op circa 15% van het totale budget. Op dit moment ontvangen provincies volgens een verdeelsleutel budgetten van het Rijk voor de provinciale jeugdzorg. De provincies financieren hiermee de Bureaus Jeugdzorg (welke belast zijn met de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering) en aanbieders van Jeugd en Opvoedhulp. Het ministerie heeft aan het SCP en onderzoeksbureau Cebeon opdracht gegeven om tot een nieuw verdeelmodel te komen. Voor 2015 wordt de verdeling gebaseerd op het daadwerkelijke historische gebruik in 2011 en 2012. De gegevens over aantallen cliënten per zorgvorm worden ontsloten via de jeugdzorgmonitor/lokale jeugdspiegel van het CBS. Vanaf 2016 is een objectief model mogelijk, waarbij de verdeling is gebaseerd op objectieve factoren van gemeenten. In de meicirculaire is per gemeente het toekomstige jeugdzorgbudget opgenomen. Er is beoogd om een zo getrouw mogelijk beeld weer te geven, maar in de meicirculaire van 2014 wordt het definitieve bedrag per gemeente voor 2015 bekend op basis van de meest recente gegevens en de nog te nemen besluiten. Bij het te verdelen bedrag is in de circulaire voorzichtigheidshalve uitgegaan van het laagste scenario (met de hoogste kortingsbedragen en de laagste groeipercentages). Het budget van Veenendaal is geraamd op € 15.353.562,-
|6
2.2
| DELEN VAN DE AWBZ MET INGANG VAN 2015 HERVORMD ONDER WMO
Met ingang van 2015 zal de AWBZ ingrijpend worden hervormd. Met de decentralisatie van de AWBZ 4 worden extramurale begeleiding en extramurale persoonlijke verzorging geschrapt uit de AWBZ en in een andere vorm bij de Wmo ingevoegd. We lichten beide vormen hieronder kort toe: Extramurale begeleiding valt uiteen in ambulante begeleiding, dagbesteding en kort verblijf. a. Ambulante begeleiding: Het gaat hier om de ondersteuning (praktische hulp, structuur en regie in de persoonlijke levenssfeer) van een diverse groep mensen. Mensen met een verstandelijk, lichamelijke en zintuigelijke handicap, dementerende ouderen en mensen met ggzproblematiek. Doel van deze begeleiding is om zelfredzaamheid te bevorderen en zo opname of verwaarlozing te voorkomen. Voorbeelden van begeleiding zijn: woonbegeleiding, gezinsondersteuning, dagbesteding voor verstandelijk beperkten, logeerhuizen, sport voor verstandelijk beperkten, vakantie activiteiten voor verstandelijk beperkten. b. Dagbesteding: Dit gaat over de activiteiten voor mensen met een ernstige beperking en welke nu vergoed worden via de AWBZ. Dit kan van alles zijn, waaronder het maken van schilderijen, in- en uitpakwerk, werken in een tuinderij, koken, etc. Ook het vervoer, waarmee de cliënt wordt vervoerd naar de dagbestedingslocatie, wordt overgeheveld naar de Wmo. c. Kort verblijf: Het logeren in een instelling, bijvoorbeeld een verpleeghuis of verzorgingstehuis voor maximaal drie etmalen per week. Het verblijf is te karakteriseren als logeren ter aanvulling op het wonen in de thuissituatie en niet als wonen in een instelling voor het grootste deel van de week. Tijdens het kortdurend verblijf kan er geen sprake zijn van behandeling. Bij extramurale persoonlijke verzorging gaat het om het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de algemene dagelijkse levensverrichtingen. Voorbeelden van persoonlijke verzorging zijn hulp bij het wassen of douchen, hulp bij uiterlijke verzorging, hulp bij de toiletgang, hulp bij eten en drinken, hulp bij beweging (wisselligging, verplaatsen), hulp bij medicijngebruik of kathetergebruik, etc. De inzet van de Wmo is om mensen zolang mogelijk actief te laten deelnemen aan de samenleving. Voor diegene die niet ‘mee kunnen doen’ biedt de Wmo maatschappelijke ondersteuning. Kenmerkend voor de Wmo en de ondersteuning die geleverd wordt, is het compensatiebeginsel. Dit beginsel houdt in dat mensen zoveel als mogelijk zelf verantwoordelijk zijn voor het oplossen van knelpunten in het meedoen. Burgers hebben binnen het compensatiebeginsel, in tegenstelling tot in de AWBZ, geen recht op zorg. Gemeenten hebben conform de Wmo de plicht om burgers te compenseren bij beperkingen die zij ervaren om mee te doen. De verwachting is dat de begeleiding en persoonlijke verzorging onder het compensatiebeginsel van de Wmo zullen vallen. Versobering AWBZ en huidige WMO Naast het directe effect dat de decentralisatie op het takenpakket van de gemeente Veenendaal heeft, hebben de versoberingen in de AWBZ en van de huidige Wmo een effect op de (financiële) opgave 5 van de gemeente Veenendaal. Binnen de AWBZ zullen de intramurale zorgzwaartepakketten worden afgebouwd. De verwachting is dat door de afbouw van de intramurale zorgzwaartepakketten een groter beroep op de extramurale zorg zal worden gedaan. Daarnaast wordt er op de huidige Wmo bezui-
4
Op 11 september 2013 is echter duidelijk geworden dat de staatssecretaris van Volksgezondheid overweegt de persoonlijke verzorging per 2015 onder te brengen bij zorgverzekeraars. Dit betekent dat persoonlijke verzorging mogelijk toch niet naar gemeenten wordt overgedragen. 5 Zorg die gedurende een onafgebroken verblijf van meer dan 24 uur geboden wordt in een zorginstelling, zoals een ziekenhuis, verpleeghuis, verzorgingshuis of een instelling voor verstandelijk gehandicapten.
|7
nigd, met name ten aanzien van de huishoudelijke hulp. Huishoudelijke hulp wordt alleen toegankelijk voor mensen met een laag inkomen. De korting bedraagt 40% op het huidige budget. Financiën Er bestaat een aantal factoren dat het voor nu lastig maakt om in te schatten wat de financiële kaders zijn voor gemeenten bij de uitvoering van de decentralisatie AWBZ. Op dit moment werken SCP en Cebeon aan een nieuw verdeelmodel voor de Wmo gelden. Daarnaast is het nog onduidelijk welk moment (peiljaar) het Rijk zal hanteren bij het berekenen van de budgetten voor de nieuwe taken. Tot slot zal de zorgvraag toenemen (zie hierboven). Het is thans onduidelijk wat de financiële consequenties zijn van deze groei in zorgvraag en of gemeenten daarvoor gecompenseerd worden. 2.3
| PARTICIPATIEWET PER 2015 GEMEENTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID
Het kabinet Rutte-Asscher voert een nieuwe Participatiewet in en voegt de Wet werk en Bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en een deel van de Wajong samen. De streefdatum voor inwerkingtreding was 1 januari 2014, maar is met het sluiten van het sociaal akkoord uitgesteld tot 1 januari 2015. Het kabinet wil mensen zo veel mogelijk laten participeren, bij voorkeur via een reguliere baan. Met de invoering van één regeling via de Participatiewet wordt beoogd mensen die nu aan de kant staan meer kansen te bieden. Meer kansen op regulier werk of, als dat (nog) niet kan, meer kansen op andere vormen van participatie. De nieuwe wet houdt in grote lijnen het volgende in. Een Wajong-uitkering is per 1 januari 2015 alleen nog mogelijk voor mensen die helemaal niet meer kunnen werken (‘volledig en duurzaam arbeidsongeschikt’). Wie nog wel kan werken, valt dan onder de Participatiewet. Wie nu al een Wajong-uitkering ontvangt, wordt herkeurd. Als uit de herkeuring blijkt dat de persoon over arbeidsvermogen beschikt, kan hij een beroep doen op de gemeente voor re-integratieondersteuning en/of een uitkering. Daarnaast veranderen per 1 januari 2015 de voorwaarden voor een plaats in de sociale werkvoorziening. Wie nu in een sociale werkplaats werkt, wordt niet herkeurd. Gemeenten kunnen vanaf 1 januari 2015 zelf 30.000 ‘beschutte werkplekken’ (werken onder begeleiding) scheppen. Zij krijgen hiervoor geld van de Rijksoverheid. Op zo’n werkplek kan iemand het wettelijke minimumloon verdienen. Tot slot geldt voor iedereen die straks onder de Participatiewet valt (mensen met bijstand, Wajong, Wsw) het instrument loonkostensubsidie. Bij loonkostensubsidie compenseert de overheid de werkgever, die iemand in dienst neemt met een productiviteit van minder dan 80% van het minimumloon, voor het verschil tussen de loonwaarde en het wettelijk minimumloon. Financiën Met de samenvoeging van de doelgroepen van de Wwb, de Wsw en de Wajong (met arbeidspotentieel) in de nieuwe Participatiewet neemt de gemeentelijke doelgroep in omvang toe. Mensen die momenteel nog klant zouden worden bij het UWV, zullen met de invoering van de Participatiewet immers door de gemeente worden opgepakt. Re-integratie- en begeleidingsbudgetten worden samengevoegd en geleidelijk verminderd. Er wordt een 'efficiencykorting' toegepast op het participatiebudget, waardoor het subsidiebedrag per plek in de SW daalt naar € 22.000,- (dat was € 27.000,- per plek). 2.4
| VOORZIENINGEN GEBRUIK IN VEENENDAAL
Gemeente Veenendaal heeft laten onderzoeken hoeveel burgers er van welke voorzieningen gebruik maken. In de periode van het onderzoek (zomer 2011) waren er in Veenendaal 7.600 unieke gebruikers van voorzieningen van 29 instellingen. Deze personen zijn verdeeld over 5.900 huishoudens. De meeste voorzieningen bevinden zich in de sectoren Wmo (huishoudelijk hulp), Werk en Inkomen (bijstand, participatietraject), welzijn en werkvoorziening (WSW). Gemiddeld maken per huishouden 1,3 personen van één of meer voorzieningen gebruik. Voor personen en huishoudens die van meerdere
|8
voorzieningen gebruik maken, geldt dat de combinatie bijstand en participatietraject veruit de meest 6 voorkomende is. 2.5
| RIJK WENST CONGRUENTE SAMENWERKINGSVERBANDEN OP DRIE DECENTRALISATIES
De decentralisaties stellen forse eisen aan de uitvoeringskracht van gemeenten: bestuurlijke, ambtelijke en financiële slagkracht en de beschikbaarheid van capaciteit en expertise om de taken adequaat uit te voeren en deze integraal aan te bieden. Het kabinet is van oordeel dat de uitvoeringskracht van gemeenten in eerste instantie door middel van samenwerking dient te worden versterkt. De VNG heeft opgeroepen om vóór 31 mei met voorstellen te komen voor vormen van samenwerking op het sociale 7 domein. De VNG toetst de te vormen samenwerkingsverbanden aan de volgende criteria: a. de gekozen samenwerking heeft een schaal die efficiënt is en een samenhangend verzorgingsgebied kent (met het oog op de omvang van het aantal cliënten dan wel het aantal aanbieders); b. de gekozen samenwerking biedt voldoende basis voor goed toezicht op eventuele risico’s; c. het voorkomen van witte vlekken, zodat een gemeente geen toegang zou hebben tot een samenwerkingsverband; d. een goede en stevige regie in de richting van en een goede relatie met grote maatschappelijke- en zorginstellingen; e. voldoende voortgang in de gekozen schaal en samenwerking. Daarnaast is een belangrijk uitgangspunt dat gestreefd wordt naar congruentie. Onder congruentie wordt verstaan dat gemeenten met dezelfde bestuurlijke partners samenwerken om de decentralisaties uit te voeren. Congruentie is onder meer van groot belang voor het leggen van dwarsverbanden tussen de afzonderlijke decentralisaties. Op 21 mei 2013 heeft het college van B&W van Veenendaal besloten om de intentie uit te spreken dat Veenendaal zich zal richten op de samenwerking met de gemeenten Rhenen en Renswoude. Daarnaast zal Veenendaal, afhankelijk van het beleidsterrein of vraagstuk, bezien met welke (andere) gemeenten het beste kan worden samengewerkt, vanuit de optiek dat Veenendaal een ‘scharnierfunctie’ heeft in de regio. Dit kan, vanuit deze scharnierfunctie, ook voor de Gelderse gemeenten in de regio Food Valley gelden. Tot slot, als het gaat om samenwerking, kiest het college voor een netwerkbenadering. De intentie van het college is voorgelegd aan de gemeenteraad en in zijn vergadering van 30 mei 2013 is deze intentie onderschreven. 8
De Food Valley gemeenten hebben per brief (d.d. 22 mei 2013) een gezamenlijke reactie ingediend bij de VNG waarin de stand van zaken met betrekking tot de samenwerking ten aanzien van de decentralisatie jeugdzorg en AWBZ wordt verduidelijkt. De gemeenten hebben een lijst opgesteld van vormen van begeleiding, ondersteuning en zorg, die is ingedeeld naar het niveau van uitvoeren (waar de zorg zal worden verleend). De uitvoering van onder meer de jeugdgezondheidszorg, maatschappelijk werk, intensieve gezinsondersteuning en ambulante jeugdzorg zullen op gemeenteniveau worden belegd. De uitvoering van onder meer de jeugdbescherming, jeugdreclassering, pleegzorg, residentiele zorg en jeugdzorgPlus zullen op regionaal, dan wel bovenregionaal niveau worden belegd. Ten aanzien van de organisatie (waaronder de inkoop), moet nog worden bezien op welk niveau dit zal plaatsvinden. 6
Voorzieningengebruik in Veenendaal. Een verkenning van de overlap en samenhang in gebruik. Panteia, juni 2012. 7 De uitvraag van het VNG had slechts betrekking op de decentralisatie jeugd en AWBZ, omdat de VNG door haar betrokkenheid bij het vormen en functioneren van de 35 arbeidsmarktregio’s reeds over voldoende informatie beschikte om een inventarisatie te maken van de stand van zaken van de samenwerkingsvormen op dat terrein. 8 Barneveld, Ede, Nijkerk, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel, Veenendaal en Wageningen
|9
Ten aanzien van de decentralisatie AWBZ geldt dat beoogd wordt taken waar mogelijk op gemeenteniveau uit te voeren, dan wel te organiseren. De regionale samenwerking (met uitzondering van de gemeente Nijkerk) betreft ambtelijke samenwerking en omvat informatie- en kennisuitwisseling. Daarnaast wordt bekeken of gezamenlijke afspraken met aanbieders van gespecialiseerde vormen van ondersteuning voor kleine cliëntengroepen gewenst zijn (bijvoorbeeld gezamenlijke inkoop).
| 10
3
| KADERSTELLING GEMEENTERAAD VEENENDAAL: DE BEVINDINGEN
Door middel van kaderstelling door de gemeenteraad worden de normen en kaders vastgesteld voor het lokaal beleid en daarmee wordt het speelveld waarbinnen het college zijn bestuursbevoegdheden uitoefent, afgebakend. Onderzocht is of de gemeenteraad van Veenendaal kaders heeft gesteld ten aanzien van de voorbereidingen op de decentralisaties. De bevindingen worden in dit hoofdstuk per norm (paragraaf) gepresenteerd, waarna een toets plaatsvindt in hoeverre aan de norm wordt voldaan. 3.1
| DE GEMEENTERAAD HEEFT KADERS VASTGESTELD VOOR DE DECENTRALISATIES SOCIAAL DOMEIN
Tot juni 2013 zijn er vier stukken ter besluitvorming in de gemeenteraad van Veenendaal ingebracht, die kaders meegeven waarbinnen het college de voorbereidingen op de decentralisaties ter hand moet nemen. Allereerst is er op 20 december 2012 het Model Veenendaal vastgesteld. Model Veenendaal is een inhoudelijk model voor de inrichting van het sociale domein in Veenendaal, waarbinnen de afzonderlijke decentralisaties dienen te worden ingericht. Daarnaast is op 28 februari 2013 het ‘Beleidskader Werk, Inkomen en Participatie 2013: Iedereen actief’ vastgesteld, dat betrekking heeft op de Participatiewet. Ten aanzien van de decentralisatie jeugdzorg zijn op 27 maart 2013 de visienotities Zorg voor jeugd in Veenendaal en Zorg voor jeugd in Food Valley vastgesteld. Tot slot is in het kader van de decentralisatie AWBZ door het college het beleidskader ‘Begeleiding dichtbij’ vastgesteld. Door de val van kabinet Rutte I en het controversieel verklaren van de nieuwe Wmo, is dit beleidskader echter aangehouden en niet voor behandeling aangeboden aan de gemeenteraad. Met het kabinet Rutte II is de decentralisatie van begeleiding en persoonlijke verzorging weer in gang gezet en is er een beleidskader ‘Begeleiding en verzorging dichtbij’ opgesteld, welke in december 2013 voor behandeling aan de gemeenteraad wordt aangeboden. 3.2
| KADERSTELLING OMVAT INHOUDELIJKE, PROCEDURELE EN FINANCIËLE COMPONENT
a. Model Veenendaal In 2011 is een startnotitie Model Veenendaal opgesteld en vastgesteld door het college (8 november 2011). De startnotitie is daarna ter consultatie voorgelegd aan verschillende betrokkenen in Veenendaal, waaronder aanbieders en gebruikers van ondersteuning op de Wmo-beleidsconferentie, de commissie Maatschappelijke Ontwikkeling, het Wmo-forum, cliëntenraad W&I, bewonerscommissies en de diversiteitsraad. De ontvangen reacties zijn verwerkt in het Model Veenendaal Het model is een richtinggevend model voor het sociale domein in Veenendaal, dat beoogt de ondersteuning van inwoners bij hun participatie effectief en financieel beheersbaar te maken en te houden. Het model geeft aan welke uitgangspunten en op welke wijze de gemeente het sociaal domein beoogt in te richten. Het benoemt de gewenste cultuurveranderingen en structuurwijzigingen. Model Veenendaal richt zich op de ondersteuning op de leefgebieden opgroeien en opvoeden, arbeidsparticipatie en inkomen, zelfredzaamheid thuis, en sociale participatie. De beoogde ondersteuning is gebaseerd op 9 de volgende uitgangspunten: a. Iedereen is naar vermogen maatschappelijk actief (van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij). b. We bieden ondersteuning aan inwoners waar nodig: licht en algemeen als mogelijk, complex en gespecialiseerd als het moet. Kortom, we zijn scherp aan de poort. c. Ondersteuning is gericht op het stimuleren van de eigen kracht van inwoners en hun netwerk. Dit vraagt om maatwerk ondersteuning, waarbij de inwoner centraal staat.
9 Deze uitgangspunten zijn niet nieuw, maar al benoemd in de programmaplannen jeugd en wijkzaken, het Wmo beleid 2011-2014, de notitie ‘Iedereen actief’ over invulling van de Wet Werken naar Vermogen, de notitie ‘Begeleiding dichtbij’ over invulling van de decentralisatie begeleiding, en het plan van aanpak ‘Zorg voor Jeugd in FoodValley’ over een regionale aanpak van de transitie van jeugdzorg.
| 11
d. Ondersteuning wordt integraal op alle leefgebieden van de inwoner geboden. e. We voeren regie op de resultaten van ondersteuning. In de cirkel van ondersteuning is weergegeven welke vormen van ondersteuning de gemeente zal bieden en hoe deze toegankelijk zal worden gemaakt voor inwoners met ondersteuningsvragen. In de cirkel van ondersteuning staat de burger met zijn of haar eigen kracht centraal. Naarmate de hulpvraag uitgebreider en gespecialiseerder wordt, kan er achtereenvolgens een beroep worden gedaan op het sociale netwerk, maatschappelijke organisaties, algemene ondersteuning, het gemeentelijk loket en uiteindelijk gespecialiseerde hulp.
Figuur 2: Cirkel van ondersteuning (Model Veenendaal, 2012)
In de bijlage bij het Model Veenendaal worden de procedurele aspecten voor het realiseren van het Model in de praktijk geschetst. Tot slot bevat het raadsvoorstel zelf de financiële aspecten. Voor de realisering van het Model is geen apart uitvoeringsbudget. Uitvoering van de drie decentralisatieprojecten gebeurt vanuit de invoeringsbudgetten die het Rijk hiervoor beschikbaar stelt. b. Beleidskader Werk, Inkomen en Participatie 2013: Iedereen actief Het concept ‘Beleidskader Werk, Inkomen en Participatie 2013: Iedereen actief’ is door het college op 9 februari 2012 vastgesteld en op 23 februari 2012 ter consultatie aan de raadscommissie aangeboden. Na het controversieel verklaren van de wet Werken naar Vermogen en de ontwikkelingen nadien, is het beleidskader aangepast. Op 28 februari 2013 is de herziende versie goedgekeurd door de gemeenteraad. Het beleidskader omvat de strategische visie en ambitie van de gemeente Veenendaal op het gebied van re-integratie, arbeidsmarktbeleid, volwasseneneducatie en inburgering. Het geeft tevens richting aan de activiteiten van de uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen van de afdeling Publieksdiensten. In het beleidskader is de volgende visie geformuleerd: ‘Iedereen werkt, leert of is maatschappelijk actief. De burger toont eerst zijn eigen verantwoordelijkheid voordat hij een overheidsvoorziening aanvraagt. Werk gaat boven een inkomensvoorziening. Tegenover het recht op een uitkering staat de plicht een tegenprestatie naar vermogen te leveren. Samengevat: iedereen actief en mensen die min-
| 12
der kunnen, werken naar vermogen’. Voor de uitwerking van de visie zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: a. Ondersteuning waar nodig (licht en algemeen als mogelijk, complex en gespecialiseerd als het moet). b. Iedereen is naar vermogen actief (van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij). c. We werken binnen de beschikbare financiële ruimte van het Participatiebudget. d. Ondersteuning is gericht op het stimuleren van de eigen kracht van inwoners en hun netwerk. e. Ondersteuning wordt integraal op alle leefgebieden van de inwoner geboden. f. We voeren regie op de resultaten van ondersteuning. g. We gaan zoveel mogelijk gebruik maken van de bestaande infrastructuur van IW4. c. Visienotities Zorg voor jeugd Op 27 maart 2013 heeft de gemeenteraad een lokale- en een regionale visie zorg voor jeugd vastgesteld. - Visienotitie Zorg voor jeugd in Veenendaal (1 februari 2013) In deze notitie is uitgewerkt vanuit welke visie de gemeente Veenendaal de zorg voor haar jeugd vanaf 2015 vorm geeft. De gemeente Veenendaal hanteert in de notitie de volgende visie op jeugdzorg: ‘Kinderen en jongeren waarbij sprake is van tijdelijke of chronische problematiek ontwikkelen zich tot volwassenen die naar hun mogelijkheden maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen en in hun eigen onderhoud kunnen voorzien’. Deze visie is vertaald in de volgende zeven ankerpunten: a. Thuis! De jongeren die gebruiken maken van zorg, moeten zoveel mogelijk thuis blijven wonen. b. Mogelijkheden! In een gezin waar zorg voor jeugd nodig is, wordt gezocht naar de aanwezige of te ontwikkelen eigen krachten die oplossingen bieden voor knelpunten. c. Toegankelijk! Het kind of gezin dat ondersteuning nodig heeft, moet kunnen rekenen op een snelle inzet van die ondersteuning. d. Veilig! In het belang van jeugdigen worden ouders die geen begeleiding willen, gemotiveerd, aangespoord en eventueel gedwongen om mee te werken. e. Samen! Samenwerking voor een goede zorg op jeugd vindt plaats op verschillende niveaus en tussen verschillende betrokkenen. f. Kwaliteit! Daar waar begeleiding, ondersteuning en zorg door professionals geboden wordt, moeten jeugdigen en ouders kunnen rekenen op kwaliteit. g. Financieel beheersbaar! Kosten van de zorg moeten zoveel mogelijk in de hand worden gehouden. Budgettaire kaders dienen van tevoren duidelijk te zijn. In de notitie wordt voorts aandacht besteed aan de vervolgstappen die door de gemeente Veenendaal moeten worden genomen. Deze vervolgstappen zijn verdeeld in fasen. Elke fase wordt afgerond met een product, waarbij is aangegeven wanneer dit product dient te worden vastgesteld door de gemeenteraad. - Visie op zorg voor jeugd in FoodValley De regionale visie is in samenwerking met de overige zeven FoodValley gemeenten opgesteld ten aanzien van de gedeelde visie op de zorg voor jeugd en de verwachtingen met betrekking tot de regionale samenwerking. De regionale visie kan worden beschouwd als een uitwerking van het ankerpunt “Samen!” in de lokale visie. Daarbij wordt, op basis van de tijdens het opstellen van de visie beschikbare informatie, een overzicht gegeven van voorzieningen die de gemeenten lokaal, regionaal of bovenregionaal beogen uit te voeren (zie ook paragraaf 2.5). Als uitgangspunt voor samenwerking geldt dat de regionale samenwerking in dienst staat van de lokale situatie. De beoogde samenwerking kan zowel inhoudelijk, beleidsmatig alsook organisatorisch van aard zijn.
| 13
De gemeenschappelijke visie op de zorg voor jeugd luidt als volgt: ‘Wij gaan de uitdaging aan om de zorg zo vroeg en dichtbij mogelijk, zo efficiënt en effectief mogelijk te organiseren. Daarbij staat het gezin (de opvoedsituatie) centraal. Het is onze ambitie dit als uitgangspunt te nemen en te houden. Met andere woorden: gezinnen zijn verantwoordelijk en worden door ons in staat gesteld deze verantwoordelijkheid te nemen en te dragen.’ 3.3
| NORMEN KADERSTELLING GETOETST AAN DE BEVINDINGEN
Bovenstaande bevindingen worden in onderstaand schema afgezet tegen het normenkader. Wordt aan een norm voldaan, dan is het oordeel een +, wordt gedeeltelijk aan de norm voldaan, dan is het oordeel een +-, en wordt niet aan een norm voldaan, dan is het oordeel een -. In geval van een negatieve score, betekent dit niet dat bepaalde onderwerpen alsnog een plaats (kunnen) krijgen. Normen a. De gemeenteraad heeft kaders vastgesteld ten aanzien van de voorbereiding op de decentralisaties.
Bevindingen Er zijn vier stukken ter besluitvorming ingebracht en vastgesteld door de gemeenteraad van Veenendaal, namelijk Model Veenendaal, Beleidskader Werk, Inkomen en Participatie, en een lokale en regionale visienotitie Zorg voor jeugd. Deze stukken vormen kaders voor het brede sociale domein (Model Veenendaal), alsmede specifieke kaders voor de decentralisatie jeugdzorg en Participatiewet. Voor de decentralisatie AWBZ is (nog) geen stuk ter besluitvorming bij de gemeenteraad ingebracht, in verband met de val van kabinet Rutte I en het controversieel verklaren van de nieuwe Wmo.
Oordeel +-
b. De kaderstelling omvat tenminste een inhoudelijk component (inhoudelijke doelstelling/gewenst maatschappelijk effect), procedureel component (wijze waarop beleidsen besluitvorming moet plaatsvinden) en een financieel component (financiële en personele middelen voor uitwerking beleid).
Met de vaststelling van de nota’s heeft de gemeenteraad richting gegeven aan de gewenste inrichting van het brede sociale domein, de toekomstige zorg aan jeugdigen en visie en ambitie op het gebied van re-integratie, arbeidsmarktbeleid, volwasseneneducatie en inburgering (inhoudelijk component).
+-
Daarnaast wordt in de raadsvoorstellen ook aandacht besteed aan de aanpak/uitvoering. In het raadsvoorstel Model Veenendaal wordt expliciet benoemd dat in het geval met betrekking tot de projecten kaderstellend beleid wordt ontwikkeld, dan wel sprake is van nieuwe budgetten/wijziging van de inzet van bestaande budgetten, de gemeenteraad wordt gevraagd om hierover een besluit te nemen. In het raadsvoorstel visienotitie Zorg voor Jeugd wordt dit in een planning geconcretiseerd door aan te geven wanneer de gemeenteraad gevraagd wordt om een besluit te nemen. In het raadsvoorstel beleidskader Werk, Inkomen en Participatie wordt niet geëxpliciteerd wanneer de gemeenteraad ‘aan zet’ is (procedureel component). In het
| 14
Normen
Bevindingen raadsvoorstel wordt aangegeven dat dit terugkomt wanneer de beleidsvoornemens van het kabinet nader zijn uitgewerkt (inclusief het totale budget).
Oordeel
Tot slot worden de eventuele kosten gemoeid met de uitvoering uiteengezet. Dit is bij het beleidskader Werk, Inkomen en Participatie niet het geval (financieel component).
| 15
4
| STAND VAN ZAKEN DECENTRALISATIES IN VEENENDAAL; DE BEVINDINGEN
Hoewel de juridische, bestuurlijke en financiële kaders voor de decentralisaties nog niet duidelijk zijn bereiden gemeenten zich voor op hun nieuwe taken en verantwoordelijkheden. Onderzocht is wat de stand van zaken is in de voorbereidingen op de decentralisaties. De bevindingen worden in dit hoofdstuk gepresenteerd, waarna een toets plaatsvindt in hoeverre aan de norm wordt voldaan. 4.1
| ER IS EEN BESTUURLIJKE- EN AMBTELIJKE PROJECTORGANISATIE INGERICHT
a. Decentralisatie jeugdzorg De wethouders sociaal domein van de Regio FoodValley hebben besloten de voorbereiding van de decentralisatie jeugdzorg gezamenlijk ter hand te nemen. De samenwerking tussen de gemeente Veenendaal en de andere FoodValley gemeenten is gebaseerd op het principe "lokaal wat lokaal kan, regionaal wat moet". De FoodValley gemeenten hebben met het vaststellen van het Plan van Aanpak 'Zorg voor jeugd in FoodValley' formeel ervoor gekozen om in het proces naar 1 januari 2015 met elkaar samen te werken. De regionale projectorganisatie kan schematisch als volgt worden weergegeven:
De projectstructuur bestaat uit de volgende spelers: - De Bestuurlijke Stuurgroep is de bestuurlijk opdrachtgever van het project. De stuurgroep bestaat uit de portefeuillehouders van de FoodValley gemeenten en bewaakt de bestuurlijke integraliteit van het project en adviseert colleges van de deelnemende gemeenten. De portefeuillehouder van Ede is de coördinerend bestuurlijk opdrachtgever. - De Ambtelijke Regiegroep is de ambtelijk opdrachtgever voor het project. De ambtelijke regiegroep bestaat uit de gemeentesecretarissen van de deelnemende gemeenten. De ambtelijke regiegroep bewaakt de integraliteit van het project binnen de kaders van de opdracht van de deelnemende gemeenten. De gemeentesecretaris van Veenendaal is coördinerend ambtelijk opdrachtgever. - De Projectgroep Transitie Jeugdzorg is verantwoordelijk voor de dagelijkse coördinatie, sturing en uitvoering van de opdracht. De projectleiding en de projectgroep leden zijn aangewezen door de gemeentesecretarissen van de deelnemende gemeenten. De projectleiding wordt verzorgd door de gemeenten Ede en Veenendaal.
| 16
Daarnaast kent de decentralisatie jeugdzorg ook een lokale projectorganisatie. Deze projectorganisatie is op dezelfde wijze vormgegeven als de lokale projectorganisatie van de decentralisatie AWBZ (zie hieronder). Decentralisatie AWBZ Na het controversieel verklaren van de decentralisatie begeleiding is de projectorganisatie ‘on hold’ gezet. Na het bekend worden van de decentralisatieplannen van kabinet Rutte II is het project herstart. De projectopdracht en het projectplan is herzien en vastgesteld door het college van B&W (zie hierna), waarin de volgende lokale projectorganisatie is uitgelijnd:
Daarnaast vindt regionale samenwerking (met uitzondering van de gemeente Nijkerk) plaats rondom de decentralisatie AWBZ. De samenwerking betreft ambtelijke samenwerking en omvat informatie- en kennisuitwisseling. Daarnaast wordt bekeken of gezamenlijke afspraken met aanbieders van gespecialiseerde vormen van ondersteuning voor kleine cliëntengroepen gewenst zijn (bijvoorbeeld gezamenlijke inkoop) (zie ook paragraaf 2.5). Decentralisatie Participatiewet De voorbereidingen op de Participatiewet bereidt de gemeente Veenendaal voor samen met gemeenten Renswoude, Rhenen en Utrechtse Heuvelrug; gemeenschappelijke regeling IW4 en IW4 Beheer NV.
| 17
4.2
De intergemeentelijke stuurgroep fungeert als schakel tussen het bestuurlijke en ambtelijke domein. Dit komt onder andere tot uitdrukking in de samenstelling van de stuurgroep (wethouders, afdelingsmanager, adjunct-directeur, projectleider en directeur gemeenschappelijke regeling IW4). De stuurgroep heeft tot taak om beleidsoverwegingen die de aard en het doel van het project bepalen synchroon en afgestemd plaats te laten vinden. De verbinding tussen de intergemeentelijke stuurgroep en de stuurgroep gemeenschappelijke regeling IW4 wordt gelegd door de wethouders i.c. bestuursleden van de gemeenschappelijke regeling en de algemeen directeur IW4. In fase 1 en 2 (zie paragraaf 4.2, onderdeel c) zal de Intergemeentelijke Stuurgroep meer direct sturing geven aan het proces en de Stuurgroep GR IW4 zal iets meer op afstand opereren. De werkgroepen worden geleid door de projectleider. De projectleider bewaakt het proces (planning), integraliteit en onderlinge samenhang van de op te leveren producten. De werkgroep ontwikkelt, op basis van door de colleges van de deelnemende gemeenten en de stuurgroep vastgestelde visie en uitgangspunten een nieuw beleid als voorbereiding op een nieuwe decentralisatie op sociale zekerheidsgebied. | ER IS EEN HELDER EN CONCREET PROJECTPLAN VOOR DE DECENTRALISATIES INGERICHT
a. Decentralisatie jeugdzorg De FoodValley gemeenten hebben een plan van aanpak Zorg voor jeugd in FoodValley opgesteld. Op 6 mei 2012 hebben de wethouders van de FoodValley gemeenten het plan van aanpak vastgesteld. Het beoogde doel is als volgt omschreven. ‘De transformatie van de zorg voor jeugd heeft finaal als doel om de ondersteuning van jongeren en gezinnen die dit nodig hebben te verbeteren. Daarvoor is het nodig dat het stelsel van voorzieningen voor de zorg voor jeugd beter gaat functioneren.’ Daarnaast wordt als belangrijkste maatschappelijk effect benoemd. ‘De zelfredzaamheid van jongeren en ouders versterken en daarmee de groei van de vraag om (zware) zorg terug te dringen.’ In het stappenplan is opgenomen op welke momenten het college en de gemeenteraad besluiten nemen ten aanzien van bijvoorbeeld de visievorming en de organisatie van de zorg voor jeugd. Daarnaast heeft de gemeente Veenendaal ook een lokaal plan van aanpak voor de decentralisatie jeugdzorg opgesteld. In dit projectplan komen zowel de lokale als de regionale activiteiten terug. In dit plan worden de verschillende fases uiteengezet die worden doorlopen, de beoogde resultaten en een planning. Het lokale plan van aanpak sluit aan bij de fases, beoogde resultaten en planning zoals in
| 18
het Plan van Aanpak Zorg voor Jeugd in FoodValley bepaald is. Op dit moment bevindt gemeente Veenendaal zich in fase 2: ontwerp en voorbereiding op de stelselwijziging. Fase Initiatieffase: formuleren projectopdracht (juli 2012) Fase 1: visievorming op inhoud en samenwerking (juli – december 2012) Fase 2: ontwerp en voorbereiding op stelselwijziging (januari – december 2013) Fase 3: implementatie (januari – december 2014)
Fase 4: realisatiefase (juli 2014 – januari 2015) Afrondingsfase (januari – juni 2015)
Op te leveren producten (resultaten) *Nulbeeld *Plan van aanpak (FoodValley) *Projectopdracht en –plan (Veenendaal) *Regionaal en lokaal visiedocument *Participatie- en communicatieplan *Verkenning/risicoanalyse *Vierjarig beleidskader *Concept organisatie nieuwe stelsel *Implementatieplan *Herontwerp de Twyn *Definitief ontwerp van het nieuwe stelsel *Financiële kaders zijn door de gemeenteraad bepaald *Startdocument subsidierelaties/aanbesteden/contractfinanciering Transformatieplan *Subsidieverordening/aanbestedingsprocedure *Monitorplan *Evaluatierapport *Controle procedures
b. Decentralisatie AWBZ In Veenendaal was het project ‘Begeleiding van AWBZ naar Wmo’ gestart om deze decentralisatie 10 voor te bereiden. Ook was er een beleidskader ‘Begeleiding dichtbij’ vastgesteld door het college. Door het nieuwe kabinet is de decentralisatie uitgebreid met de functie verzorging, is de bezuinigingstaakstelling verzwaard en is de invoeringsdatum verschoven. Hierdoor was aanpassing van de oorspronkelijke projectopdracht en plan van aanpak nodig. Inmiddels is er een nieuwe projectopdracht ‘Begeleiding en verzorging van AWBZ naar Wmo’ en plan van aanpak vastgesteld door het college van B&W (juli 2013) en ter kennisname toegestuurd aan de gemeenteraad. De beoogde doelstellingen zijn als volgt omschreven: 1. Inwoners met matige tot ernstige beperkingen worden per 2015 zodanig bediend vanuit de Wmo dat zij meer participeren in de samenleving. De ingezette ondersteuning is gericht op het stimuleren van de eigen kracht van inwoners en hun sociale omgeving. 2. De groei van de vraag naar begeleiding en verzorging wordt verminderd, doordat eerder en steviger wordt ingezet op het versterken van de eigen kracht van inwoners en hun omgeving. 3. Inwoners met matige tot ernstige beperkingen weten wat zij zelf kunnen doen ter compensatie van hun beperking, maar weten ook de weg naar gemeentelijke ondersteuning te vinden. Daar worden zij goed en efficiënt geholpen. Het project ‘Begeleiding en verzorging van AWBZ naar Wmo’ kent drie fases: een beleidsvormende fase, een implementatiefase en een uitvoerings- en nazorgfase. Per fase zijn de te behalen resultaten en een planning opgenomen. Conform onderstaande planning zou gemeente Veenendaal zich thans in fase 2 bevinden: uitwerking en implementatie, maar door de val van het kabinet Rutte I heeft het
10
Een notitie waarin na overleg met het Wmo-forum en aanbieders een visie is ontwikkeld op de gewenste structuur en aanbod voor ondersteuning van kwetsbare burgers.
| 19
project een half jaar stilgelegen. Zo is toentertijd het beleidskader ondersteuningsaanbod vastgesteld door het college van B&W, maar niet voor besluitvorming ingebracht bij de gemeenteraad.
Fase Fase 1: Beleidsvorming (juni – december 2013)
Fase 2: Uitwerking en implementatie (januari – december 2014)
Fase 3: Uitvoering, nazorg en overdracht (januari – juni 2015)
Op te leveren producten (resultaten) *Geactualiseerde visienotitie ‘Begeleiding dichtbij’ *Beleidskader ondersteuningsaanbod *Keuze gemeenteraad invulling toegangen regiefunctie *Aangepaste Wmo-verordening *Aangepaste Wmo-beleidsregels *Beschikbaar ondersteuningsaanbod voor nieuwe Wmo-cliëntgroep *Georganiseerde toegang- en regiefunctie Implementatieplan *Overdrachtsdocument
c. Decentralisatie Participatiewet Het projectplan Wet werken naar vermogen dateert van 28 februari 2013. Door de ontwikkelingen nadien, waaronder het controversieel verklaren van de Wet werken naar vermogen, is besloten een nieuw beleidskader Werk en Inkomen vaststellen voor één jaar. Dit is gebeurd (zie hoofdstuk 3). In het plan van aanpak sociaal domein (zie onder e) is genoemd dat in het derde kwartaal van 2013 een nieuwe projectopdracht en plan van aanpak worden opgesteld. In de voormalige projectopdracht Invoering Wwnv (19 september 2012) worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
We zijn scherp aan de poort We zetten steviger in op de werkgeversdienstverlening We zetten meer in op de gemeentelijke taken: regie en handhaving Wij gaan zo veel mogelijk uit met de beschikbare gemeentelijke budgetten We zijn selectief bij de inzet van ondersteuningsinstrumenten Wij gaan zo veel mogelijk gebruik maken van de infrastructuur van IW4. Bij de opdrachtformulering gaan we uit van economische voordelige uitvoering van dienstverlening (kosten) en maximaal resultaat (personen daadwerkelijk actief aan het werk) 7. Wij geven vorm aan Social Return in Investment Daarnaast worden in het voormalige projectplan de volgende fases, planning en op te leveren producten uiteengezet: Fase Fase 1: Positioneren IW4 (maart – mei 2013)
Fase 2: Visie en kader (mei – oktober 2013)
Op te leveren producten (resultaten) *Notitie over de kansen en bedreigingen Participatiewet *Advies onder welke voorwaarden IW4 een rol kan spelen voor de Wwbdoelgroep *Beleidskader Participatiewet *Belang en invulling handhaving *Samenhang met voorliggend veld
| 20
Fase 3: Implementatie
*Geformuleerde meetbare doelstellingen en haalbare resultaten *Invulling werkgeversdienstverlening *Invulling quotumregeling *Invulling beschut werken *Eventuele aanpassing van de bestaande gemeentelijke verordeningen en inkoopkader en opstellen van nieuwe uitvoeringsvoorschriften
d. Overige projecten Naast de projecten voor de decentralisatie jeugdzorg, AWBZ en Participatiewet kent de gemeente Veenendaal nog een tweetal afzonderlijke projecten die samenhangen met de decentralisaties op het sociale domein, namelijk het project ‘bestuurlijk aanbesteden algemeen toegankelijk ondersteuningsaanbod’ en het project ‘toewerken naar een integrale toegang tot ondersteuning’. Beide projecten worden hieronder in het kort toegelicht. Project bestuurlijk aanbesteden algemeen toegankelijk ondersteuningsaanbod In het traject bestuurlijk aanbesteden wordt toegewerkt naar een goed pallet aan algemeen toegankelijk ondersteuningsaanbod met een passende samenwerkings- en financieringsvorm met de aanbieders. Belangrijk aspect is ook dat behaalde resultaten beter inzichtelijk kunnen worden gemaakt. In het traject wordt intensief samengewerkt met aanbieders van ondersteuning. Het resultaat is een opdracht met doelen, eisen en wensen die door alle partijen, gemeente en aanbieders wordt onderschreven. Het streven is een constructie met één hoofdaannemer en daaronder 11 onderaannemers. Het traject bestuurlijk aanbesteden loopt van september 2012 tot juli 2013. De nieuwe afspraken gaan in per 1 januari 2014. Project toewerken naar een integrale toegang tot ondersteuning Op 28 januari 2013 zijn de projectopdracht en het projectplan integrale toegang tot ondersteuning aangenomen door het college van Veenendaal. Dit project heeft tot doel het realiseren van een integrale toegang voor inwoners met ondersteuningsvragen op meerdere leefgebieden. Hiermee wordt beoogd om de kwaliteit van ondersteuning te verbeteren en de kosten die hiermee zijn gemoeid terugdringen. De opdracht en het plan zijn ter kennisname naar de gemeenteraad gestuurd. In de termijnkalender is opgenomen dat de gemeenteraad in september een voorstel ontvangt voor invulling en financiering van een integrale toegang in de gemeente Veenendaal. e. Plan van Aanpak Sociaal Domein Tot slot is recent (juni 2013) een plan van aanpak voor het brede sociale domein opgesteld. Dit plan van aanpak is op moment van schrijven nog niet vastgesteld door het college. Dit nieuwe plan van aanpak kent de volgende aanleiding. Na de val van het kabinet Rutte bleek dat in de nieuwe plannen van het kabinet Rutte-Asscher meer taken op de gemeenten afkomen binnen het sociaal domein en dat de korting op de huidige budgetten verder wordt verhoogd. Gelijktijdig werd duidelijk dat in gemeente Veenendaal een volgende bezuinigingsronde volgt via de kadernota 2014-2017. Hierdoor bestond de behoefte de integrale aanpak binnen het sociaal domein te versterken.
11
In mei 2013 hebben de Cliëntenraad Werk en Inkomen en het Wmo-forum Veenendaal een reactie gegeven op het startdocument ‘Algemeen toegankelijke ondersteuning in Veenendaal’. Het beroep op eigen verantwoordelijkheid en burgerparticipatie wordt door de adviesraden vooral beschouwd als een beroep op nieuwe vrijwilligers. Dat vereist stevige regie en coördinatie. Het streven is verdergaande marktwerking via bestuurlijk aanbesteden. De adviesraden hebben echter serieuze twijfels of marktwerking via bestuurlijk aanbesteden een goede keuze is.
| 21
Om deze redenen is het Plan van Aanpak sociaal domein opgesteld. Het plan beschrijft de plannen van het Rijk en de kaders die zij meegeeft met betrekking tot het sociaal domein, gaat in op de gemeentelijke kaders van Veenendaal rondom het sociale domein en beschrijft de op te leveren producten. De op te leveren producten worden beschreven in samenhang met de planning en alle activiteiten die binnen het sociaal domein worden verricht om de integraliteit van keuzes te bevorderen. 4.4
| NORMEN STAND VAN ZAKEN GETOETST AAN DE BEVINDINGEN
Bovenstaande bevindingen worden in onderstaand schema afgezet tegen het normenkader. Wordt aan een norm voldaan, dan is het oordeel een +, wordt gedeeltelijk aan de norm voldaan, dan is het oordeel een +-, en wordt niet aan een norm voldaan, dan is het oordeel een -. In geval van een negatieve score, betekent dit niet dat bepaalde onderwerpen alsnog een plaats (kunnen) krijgen. Normen a. Er is een bestuurlijke en ambtelijke projectorganisatie voor de decentralisaties ingericht.
Bevindingen Voor de decentralisatie jeugdzorg is er een regionale en lokale projectorganisatie ingericht met bestuurlijk- en ambtelijk opdrachtgevers. Voor de decentralisatie AWBZ is de projectorganisatie lokaal ingericht met een bestuurlijk- en ambtelijk opdrachtgever. Voor de Participatiewet is er een regionale projectorganisatie ingericht met bestuurlijk- en ambtelijk opdrachtgevers.
Oordeel +
b. Er is een helder en concreet projectplan (inclusief doelen, resultaten en planning) voor de decentralisaties opgesteld.
Voor de decentralisatie jeugdzorg en decentralisatie AWBZ zijn er heldere en concrete projectplannen opgesteld, waarin doelen, te behalen resultaten en een planning zijn uitgewerkt. Voor de decentralisatie jeugdzorg is er zowel een lokaal- alsook een regionaal projectplan opgesteld.
+-
Voor de Participatiewet dient het oude regionale projectplan ‘Wet werken naar vermogen’ nog te worden herzien.
| 22
5
| INFORMATIEVOORZIENING AAN DE RAAD VAN VEENENDAAL; DE BEVINDINGEN
De wijze waarop het college en ambtenaren de gemeenteraad tegemoet treden en bedienen is van cruciaal belang voor de mate waarin de gemeenteraad de rol kan waarmaken die zij zichzelf heeft toebedacht. Onderzocht is op welke momenten en in welke vorm door het college aan de gemeenteraad informatie is verstrekt en hoe de verstrekte informatie door de gemeenteraad wordt beoordeeld. De bevindingen worden in dit hoofdstuk per norm gepresenteerd, waarna een toets plaatsvindt in hoeverre aan de norm wordt voldaan.
5.1
| AFSPRAKEN OVER FREQUENTIE EN VORM VAN DE INFORMATIEVOORZIENING
De gemeenteraad wordt geïnformeerd conform de afspraken die zijn vastgelegd in de termijnkalender van de gemeenteraad. Daarnaast indien de gelegenheid zich voordoet (actieve informatieplicht). In de praktijk wordt de gemeenteraad in verschillende vormen van informatie over de drie decentralisaties bediend: tijdens raadsinformatieavonden (lokaal en regionaal), de zogenoemde benen op tafel overleggen (BOT) en memo’s. Met name raadsinformatieavonden en presentaties worden regelmatig ingezet. Zo zijn in 2012 onder andere raadsinformatieavonden georganiseerd over de integrale aanpak van de drie decentralisaties (januari 2013) en is er een inhoudelijke presentatie gegeven over de decentralisatie AWBZ (maart en mei 2013). Recent heeft de griffier bij de voorzitters van de fracties geïnformeerd hoe zij betrokken willen worden bij het proces rondom de decentralisaties. Naar aanleiding hiervan is het idee opgevat om een werkgroep met raadsleden te formeren, waarbij tevens het college en ambtenaren kunnen worden uitgenodigd om te participeren, opdat de gemeenteraad proactief kaders mee kan geven voor de decentralisaties. De geïnterviewde gemeenteraadsleden gaven in het interview op 11 juni jl. aan het belangrijk dat te vinden zij zelf ook visie hebben op de kaders die zij mee willen geven, in plaats van een afwachtende houding aan te nemen richting het college. De ervaring van de geïnterviewde gemeenteraadsleden is dat de informatie in ‘kolommen’, dus per decentralisatie wordt gepresenteerd. De gemeenteraadsleden zijn van mening dat de informatievoorziening dient aan te sluiten op de wijze waarop de decentralisaties worden voorbereid, namelijk in samenhang met elkaar. De informatie dient derhalve op zodanige wijze te worden 12 gepresenteerd, dat de samenhang inzichtelijk wordt gemaakt . De decentralisaties komen in een groot tempo op de gemeente af. Wethouders ervaren dat het een uitdaging is om de gemeenteraad aangesloten te houden en op tijd beslissingen te laten nemen. De wens om gemeenteraadsleden goed te informeren is nadrukkelijk aanwezig: idealiter zou er volgens de geïnterviewde wethouders een meerdaagse ‘heisessie’ plaats moeten vinden waarbij de gemeenteraad grondig en volledig wordt geïnformeerd en waarna beslissingen genomen kunnen worden. 5.2
| DE GEMEENTERAAD NEEMT EEN KRITISCHE HOUDING AAN T.A.V. VAN DE VERSTREKTE INFORMATIE
De geïnterviewde wethouders omschreven de gemeenteraadsleden met betrekking tot de decentralisatie Participatiewet als betrokken. Het gegeven dat de gemeenteraad zoveel mogelijk bij elke voorbereidingsstap door het ambtelijk apparaat en college is meegenomen, draagt hier waarschijnlijk aan bij. Over de houding van de gemeenteraad ten aanzien van de decentralisatie AWBZ bestaat een minder duidelijk beeld, omdat de voorbereidingen op deze decentralisatie een 12
bron: interview met raadsleden dd 11 juni 2013.
| 23
periode heeft stil gestaan. De decentralisatie jeugdzorg stond een jaar geleden erg onder de aandacht van de gemeenteraadsleden, maar dit is afgenomen. De betrokken en kritische houding van de gemeenteraadsleden blijkt ook uit de praktijk dat gemeenteraadsvoorstellen niet zonder meer worden aangenomen, zoals bijvoorbeeld gebeurd is bij Model Veenendaal, waarbij raadsleden hebben gevraagd om een nadere concretisering van het Model Veenendaal. Ook ten aanzien van het Beleidskader Werk en Inkomen heeft de gemeenteraad gevraagd om nadere aanpassingen. 5.3
| ER WORDEN PERIODIEK VOORTGANGSRAPPORTAGES OPGESTELD
Er worden geen voortgangsrapportages opgesteld over waaruit de stand van zaken, eventuele risico’s en beheersmaatregelen blijken. De afgelopen periode vond informatieoverdracht met name plaats door middel van memo’s aan de gemeenteraad over de voorgenomen wetsvoorstellen die van rijkswege niet doorgaan c.q. zijn uitgesteld. Daarnaast is voor de gemeenteraad een aantal bijeenkomsten (zowel lokaal als regionaal) georganiseerd met een informerend karakter (zie paragraaf 5.1). 5.4
| DOOR HET COLLEGE ZIJN AAN DE GEMEENTERAAD VARIANTEN EN/OF SCENARIO’S VOORGELEGD
Tot op heden zijn er nog geen raadsvoorstellen met varianten en/of scenario’s aan de gemeenteraad van Veenendaal voorgelegd op basis waarvan hij een gewogen keuze heeft kunnen maken. Tot op heden wordt nog onvoldoende inzichtelijk gemaakt voor raadsleden hoe, wanneer en ten aanzien van welke thema’s de gemeenteraad politiek kan sturen. Door de geïnterviewde raadsleden is de behoefte aan een zogenaamd ‘knoppeninstrument’ geuit. Dit instrument maakt inzichtelijk wat de gevolgen zullen zijn wanneer de gemeenteraad met een bepaalde variant of scenario instemt. 5.5
| NORMEN INFORMATIEVOORZIENING GETOETST AAN BEVINDINGEN
Bovenstaande bevindingen worden in onderstaand schema afgezet tegen het normenkader. Wordt aan een norm voldaan, dan is het oordeel een +, wordt gedeeltelijk aan de norm voldaan, dan is het oordeel een +-, en wordt niet aan een norm voldaan, dan is het oordeel een -. In geval van een negatieve score, betekent dit niet dat bepaalde onderwerpen alsnog een plaats (kunnen) krijgen. Normen a. Het college en de gemeenteraad hebben met elkaar afspraken vastgelegd over frequentie en vorm van de informatievoorziening vanuit het college aan de gemeenteraad.
Bevindingen
b. De gemeenteraad neemt een kritische houding aan ten aanzien van de door het college verstrekte informatie.
De houding van de gemeenteraad kan worden beschouwd als betrokken/kritisch. Raadsvoorstellen worden bediscussieerd en niet zonder meer aangenomen. Ook is het voornemen geuit tot het formeren van een werkgroep met raadsleden om proactief tot kaderstelling richting het college te komen.
De gemeenteraad wordt geïnformeerd conform de afspraken die zijn vastgelegd in de termijnkalender van de gemeenteraad. Daarnaast indien de gelegenheid zich voordoet (actieve informatieplicht). De gemeenteraad zou echter graag zien dat de informatie niet per decentralisatie wordt gepresenteerd, maar in samenhang met elkaar.
Oordeel +-
+
| 24
Normen c. Er worden periodiek voortgangsrapportages opgesteld, waaruit de stand van zaken, eventuele risico’s en beheersmaatregelen blijken.
Bevindingen Er worden geen voortgangsrapportages opgesteld waaruit de stand van zaken, eventuele risico’s en beheersmaatregelen blijken. Eventuele beheersmaatregelen zijn ook niet opgenomen in de planning bij de afzonderlijke projectplannen. Informatieoverdracht vond plaats d.m.v. memo’s en informerende bijeenkomsten.
Oordeel -
d. Door het college zijn aan de gemeenteraad verschillende varianten en/of scenario’s voorgelegd op basis waarvan de gemeenteraad is gevraagd om keuzes te maken.
Tot op heden zijn er geen raadsvoorstellen met varianten en/of scenario’s voorgelegd op basis waarvan de gemeenteraad is gevraagd een keuze te maken. Ook is onvoldoende inzichtelijk gemaakt ten aanzien van welke thema’s de gemeenteraad politiek kan sturen. Er is behoefte aan een zogenaamd ‘knoppeninstrument’.
-
| 25
6
| DE BEVINDINGEN GETOETST AAN DE NORMEN: CONCLUSIES VAN ONDERZOEK
Op basis van voorgaande bevindingen concludeert de Rekenkamercommissie ten aanzien van de decentralisaties op het sociale domein het volgende: 6.1
CONCLUSIES TEN AANZIEN VAN ‘KADERSTELLING’
In een vroeg stadium is de koers van de verandering binnen het sociale domein ontwikkeld. De gemeenteraad heeft in het kader hiervan Model Veenendaal vastgesteld, een inhoudelijk model voor de inrichting van het sociale domein in Veenendaal, waarbinnen de afzonderlijke decentralisaties dienen te worden ingericht. Hiermee heeft de gemeenteraad zich aan de voorkant van het voorbereidingsproces op de decentralisaties uitgesproken over de gewenste inrichting van het sociale domein. Er zijn vier notities ter besluitvorming ingebracht en vastgesteld door de gemeenteraad van Veenendaal, gericht op de Jeugdzorg en Participatiewet. Voor de decentralisatie AWBZ is echter (nog) geen stuk ter besluitvorming bij de gemeenteraad ingebracht, in verband met de val van kabinet Rutte I en het controversieel verklaren van de nieuwe Wmo. Het college heeft aangegeven dat dit wordt verwacht in december 2013. 6.2
CONCLUSIES TEN AANZIEN VAN ‘STAND VAN ZAKEN’
Projectorganisatie Gemeente Veenendaal bereidt de decentralisaties voor samen met de gemeenten in de regio FoodValley. Op regionaal (dit geldt voor de decentralisatie jeugdzorg en Participatiewet) en lokaal niveau zijn er projectstructuren per decentralisatie ingericht met bestuurlijk- en ambtelijk opdrachtgevers. Voor het brede sociale domein bestaat op regionaal niveau geen bestuurlijke samenwerking die formeel is belegd, dit terwijl een deel van het sociaal domein waarschijnlijk wel op bovenlokaal niveau zal worden vormgegeven. Projectplannen De decentralisaties Jeugdzorg en AWBZ zijn vormgegeven in afzonderlijke projectenplannen en er zijn op lokaal niveau plannen van aanpak opgesteld, waarin doelen, resultaten en planning zijn uitgelijnd. Voor de Participatiewet dient het oude regionale projectplan nog te worden herzien. Voor het realiseren van integraliteit tussen de decentralisaties zijn projecten en plannen van aanpak opgesteld; ‘integrale toegang van ondersteuning’ en ‘vernieuwing algemeen toegankelijk ondersteuningsaanbod’. Recent is tevens één plan van aanpak voor het brede sociale domein opgesteld, waarin onder meer de op te leveren producten worden beschreven in samenhang met alle activiteiten die binnen het sociaal domein worden verricht. Dit dient als extra waarborg voor het realiseren van samenhang tussen de decentralisaties. 6.3
CONCLUSIES TEN AANZIEN VAN ‘INFORMATIEVOORZIENING’
Bijeenkomsten en voortgangsrapportages De gemeenteraad wordt door het college geïnformeerd door middel van raadsinformatiebijeenkomsten, BOT-overleggen en memo’s. De leden van de gemeenteraad gaven echter aan dat de informatievoorziening per decentralisatie wordt ingestoken, waardoor de samenhang tussen de decentralisaties (nog) onvoldoende inzichtelijk is gemaakt. De raad heeft behoefte aan een samenhangende informatievoorziening. Daarnaast worden er geen voortgangsrapportages opgesteld waaruit de stand van zaken, risico’s en beheersmaatregelen blijken.
| 26
Scenario’s/varianten De gemeenteraad van Veenendaal is door het college tot op heden nog niet in de positie gebracht om beleidskeuzes te kunnen maken op basis van inhoudelijke varianten en daaraan gerelateerde scenario’s. Ook is het voor de gemeenteraad politiek onvoldoende inzichtelijk ten aanzien van welke thema’s er kan worden gestuurd. Er is behoefte aan een zogenaamd ‘knoppeninstrument’.
| 27
7
| AANBEVELINGEN
De rekenkamercommissie beveelt de gemeenteraad aan om: KADERSTELLING
a. een standpunt in te nemen ten aanzien van de vraagstukken die in het sturingskader uiteen zijn gezet, bijvoorbeeld ten aanzien van de organisatie van de tussenlaag, zelf doen of samenwerken en de beheersing van de financiële risico's. De griffier heeft eerder geopperd een werkgroep te formeren met raadsleden en de griffier om richting te geven aan de opstelling van beleidsinhoudelijke kaders. De rekenkamercommissie ondersteunt dit voorstel. INFORMATIEVOORZIENING b. met het college in gesprek te gaan voor het maken van afspraken als het gaat om frequentie, vorm en inhoud van de informatievoorziening. Dit met als doel een meer structurele en integrale informatievoorziening mogelijk te maken die aansluit bij de behoefte van de gemeenteraad. Gebruik daarbij een tijdlijn die inzichtelijk maakt wanneer en op welke manier de raad aan zet is. VOORTGANG c. het college te verzoeken om te starten met voortgangrapportages, zodat de raad voortgang, ontwikkeling en risico’s gemakkelijker kan monitoren. Overweeg daarnaast om aan de start van de uitvoering van de decentralisaties een 0 –meting uit te voeren, zodat inzichtelijk wordt gemaakt wat de huidige stand van zaken is. Door de uitvoering van een 0-meting wordt het mogelijk om in de toekomst de effectiviteit van beleid te meten. VARIANTEN d. afspraken met het college te maken ten aanzien van raadsvoorstellen waarbij het college de gemeenteraad in de gelegenheid brengt om een inhoudelijke keuze te maken met verschillende varianten, waarbij de financiële en/of maatschappelijke gevolgen (scenario's) van deze keuzes zijn uitgewerkt.
UITWERKING AANBEVELING A - KADERSTELLING Voor de gemeenteraad zijn vooraf gestelde kaders essentieel om de controlerende rol goed te kunnen uitvoeren. Juist nu de risico’s voor de gemeente door de decentralisaties fors toenemen, is het van belang om vooraf goed te weten waarop je als gemeenteraad wil sturen en welke kaders het college meekrijgt om de omvangrijke operatie beheersbaar te houden en tot een goede einde te brengen. Treed daarom met het college in overleg over de inhoudelijke kaders die de gemeenteraad wil meegeven voor de decentralisaties. Hierbij kunnen drie niveaus van sturing en kaderstelling worden onderscheiden: 1. Structureel presteren. Op dit niveau bepaalt de gemeenteraad wanneer de gemeente het ‘goed doet’ in het sociaal domein.
| 28
2. Ontwerp van de nieuwe organisatie van het sociaal domein. Op dit niveau beslist de gemeenteraad mee over de wijze waarop de gemeente de nieuwe organisatie van het sociaal domein denkt in te richten. 3. De transitieoperatie(s). Op dit niveau wordt vooral gestuurd op de overgang van de oude naar de nieuwe situatie en de wijze waarop de gemeente deze transitie uitvoert. Het instellen van een werkgroep, waarin een afvaardiging van de gemeenteraad en de griffier zitting hebben, kan de positie van de gemeenteraad versterken. Eerder heeft de griffier al een voorstel gedaan tot het instellen van een dergelijke werkgroep. Deze rekenkamercommissie onderschrijft dit voorstel. Dit kan behulpzaam zijn om richting te geven aan de opstelling van beleidsinhoudelijke kaders. UITWERKING AANBEVELING B - INFORMATIEVOORZIENING Om als gemeenteraad een goed onderbouwde keuze te kunnen maken, is het van belang inhoudelijk op de hoogte te zijn. Kennis voor deskundigheidsbevordering is daarom belangrijk. Maar ook het bieden van inzicht in hoe, wanneer en ten aanzien van welke thema’s de gemeenteraad politiek kan sturen, is van belang voor de kaderstellende rol van de gemeenteraad. Het beschikbaar stellen van een digitale tijdlijn, die de informatie (verleden) en het (toekomstige) besluitvormingsproces op een compacte wijze presenteert kan hieraan tegemoet komen, zie onderstaande illustratie als voorbeeld. Deze tijdbalk laat zien welke informatie in de toekomst beschikbaar komt en ten aanzien van welke thema’s de gemeenteraad in positie wordt gesteld om zijn mening kenbaar te maken of een richtinggevende keuze te maken.
| 29
Om een idee te krijgen van de landelijke mijlpalen, met als afgeleiden de mijlpalen voor gemeenten en andere samenwerkingspartners (Rijk, VNG, Zorgaanbieders) verwijzen wij naar de planningen van de 13 VNG. UITWERKING AANBEVELING C - VOORTGANG De decentralisaties betreffen complexe materie en geconcludeerd is dat gemeenteraadsleden behoefte hebben aan integrale basisinformatie dat met regelmaat teruggekoppeld wordt, met behulp van eenduidige voortgangsrapportages. Dit geldt niet alleen voor het proces in aanloop naar de invoering van de decentralisaties, maar ook zeker daarna. Deze voortgangsrapportages gaan ook in op de belangrijkste risico’s en de voortgang van de beheersmaatregelen. Monitoring gaat hierin een grote rol spelen. Een 0-meting kan inzicht bieden in de stand van zaken op dit moment. Het gaat dan om een 0-meting ten aanzien van de doelstellingen beschreven in de projectplannen van de decentralisaties Jeugdzorg en AWBZ en het nog te herziene projectplan ‘Wet werken naar vermogen’ voor de Participatiewet. Hiermee wordt de mogelijkheid geboden om in de toekomst de effectiviteit van gemaakte beleidskeuzes te toetsen. UITWERKING AANBEVELING D – VARIANTEN Door aan de gemeenteraad verschillende varianten voor te leggen, wordt de kaderstellende rol van de gemeenteraad versterkt. Wij bevelen daarom de gemeenteraad aan om het college op te dragen voorstellen in te dienen waarin aan de gemeenteraad keuzes worden voorgelegd. Bijvoorbeeld ten aanzien van de transitieoperatie, persoonsgebonden budgetten, het vraagstuk van subsidiëren versus aanbesteden, samenwerking in de regio (wat wordt lokaal, regionaal of bovenregionaal belegd?). Wij bevelen voorts aan het college te vragen inzicht te geven in de financiële en/of maatschappelijke gevolgen van deze keuzes. Er is vaak niet één oplossing, niet één uitleg voor een probleem/vraagstuk.
13
De planningen zijn te vinden op de volgende websites: http://voordejeugd.nl/images/pdf/kamerbrieven/Geactualiseerd_Transitieplan.pdf http://www.invoeringwmo.nl/stappenplan/stappenplan.html
| 30
BIJLAGE A
| OVERZICHT GERAADPLEEGDE DOCUMENTEN
-
Schema projectstructuur Participatiewet, s.d.
-
Memo Projectopdracht 'Begeleiding van AWBZ naar Wmo', 27 oktober 2011
-
Plan van Aanpak Zorg voor Jeugd in FoodValley, 27 maart 2012
-
Research voor Beleid, Voorzieningengebruik in Veenendaal, 13 juni 2012
-
Model Veenendaal, augustus 2012
-
Memo Werk en Inkomen, 19 september 2012
-
Projectopdracht Participatiewet, 19 september 2012
-
Memo Decentralisatie begeleiding en verzorging van AWBZ naar Wmo, 17 januari 2013
-
Projectplan Integrale toegang tot ondersteuning, 28 januari 2013
-
Beleidskader Werk en Inkomen 2013: Iedereen Actief, februari 2013
-
Projectplan Participatiewet, 28 februari 2013
-
Uitvoeringsplan Werk en Inkomen 2013, maart 2013
-
Visienotitie Zorg voor Jeugd Veenendaal, 27 maart 2013
-
B&W voorstel uitspreken intenties ten aanzien van samenwerking, 21 mei 2013
-
Projectopdracht AWBZ conceptversie, 24 juni 2013
-
Plan van Aanpak Sociaal domein, 9 juli 2013
Presentaties -
Presentatie Wwnv, 25 januari 2012
-
Presentatie Decentralisatie Jeugdzorg, juni 2012
-
Presentatie Decentralisatie Jeugdzorg, augustus 2012
-
Presentatie IW4, 6 september 2012
-
Presentatie Wwnv, 6 september 2012
-
Presentatie Model Veenendaal, 4 oktober 2012
-
Presentatie Wwnv, 6 oktober 2012
-
Presentatie Decentralisatie Jeugdzorg, november 2012
-
Presentatie Lokale visie Zorg voor Jeugd, 24 januari 2013
-
Presentatie Werk, Inkomen en Participatie 2013, 7 februari 2013
-
Presentatie Sociaal domein, 15 april 2013
| 31
BIJLAGE B
| OVERZICHT GEÏNTERVIEWDE PERSONEN14
-
Mevrouw Bette, gemeenteraadslid ChristenUnie
-
Meneer Bouwmeester, wethouder Programma Jeugd, Wet Maatschappelijke Ondersteuning, Volksgezondheid, Zorg, Welzijn, Kunst en Cultuur, Maatschappelijke participatie, Maatschappelijke Dienstverlening en MFA
-
Mevrouw Van Dam, projectleider AWBZ/Wmo
-
Meneer Doelwijt, commissielid PvdA
-
Mevrouw Eijkman, programmacoördinator decentralisaties
-
Meneer Glimmerveen, gemeenteraadslid D66
-
Meneer Haasbroek, gemeenteraadslid Lokaal Veenendaal
-
Meneer Janssen, gemeenteraadslid Pro Veenendaal
-
Meneer van Klinken, gemeenteraadslid SGP
-
Meneer Lochtenberg, gemeenteraadslid VVD
-
Mevrouw Overduin, gemeenteraadslid CDA
-
Meneer Parlak, projectleider Participatiewet
-
Meneer Van Soest, Wethouder Programma Wijkzaken, Stadsbeheer, Parkeren, Algemene en bijzondere bijstand, Minimabeleid, Schuldhulpverlening, Participatie (re-integratie), Sociale werkvoorziening, Volkshuisvesting en Sport en Recreatie
-
Meneer Roodbeen, gemeenteraadslid ChristenUnie
-
Meneer Visser, projectleider Jeugdzorg
14
De interviews met gemeenteraadsleden, de portefeuillehouders en de projectleiders/coördinator hebben plaatsgevonden in drie groepsinterviews.
| 32