SPELLENCIRCUIT ‘Klaar voor de start!’
INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD
pagina 3
SPELLEN GROEP 1 & 2
pagina 4
SPELLEN GROEP 3, 4 & 5
pagina 21
SPELLEN GROEP 6, 7 & 8
pagina 53
GROTERE SPELEN
pagina 82
2
VOORWOORD Beste lezer, Voor u ligt het draaiboek voor het spellencircuit ‘Klaar voor de start!’ dat gebruikt kan worden tijdens de Kinderboekenweek 2013. Op woensdag 2 oktober start de Kinderboekenweek. Dit jaar is het thema ‘Klaar voor de start’. De combinatiefunctionarissen van Sportservice Heerhugowaard en Bibliotheek Kennemerwaard locatie Heerhugowaard hebben samen speciaal voor de Kinderboekenweek een opdrachtencircuit ontworpen. De thema’s lezen en bewegen spelen in alle opdrachten een grote rol. Opzet De opdrachten die zijn beschreven: zijn gedifferentieerd naar onder- (groep 1&2), midden- (groep 3 t/m 5) en bovenbouw (groep 6 t/m 8) zijn allemaal in 10 minuten te doen zijn bedacht voor een groepje van 4 tot 8 kinderen kunnen zowel binnen als buiten uitgevoerd worden De opdrachten kunnen in een circuit uitgezet worden waarbij groepjes kinderen langs de spellen rouleren. Voor alle spellen is een spelleider (ouders, leerkrachten, groep 8) noodzakelijk.
Wij wensen u veel plezier met het spellencircuit! Bibliotheek Kennemerwaard, locatie Heerhugowaard Sportservice Heerhugowaard
3
4
Groep 1 & 2 Naam spel Materiaal
Doe maar na
Uitleg spel
Boeken (aantal gelijk aan de groepsgrootte + 1 voor spelleider) Evt. stoelen de kinderen en spelleider zitten in een kring en houden ieder een boek vast de spelleider doet bewegingen met het boek die de kinderen na moeten doen Vervolgens worden de kinderen eigenwijs: zij doen precies het tegenovergestelde van wat de spelleider doet. Wanneer hij/zij het boek dicht doet, doen de kinderen het open. Wanneer hij/zij het boek in de linkerhand houdt, houden de kinderen het in de rechterhand etc. Welk kind lukt het om 5 keer achter elkaar het tegenovergestelde te doen? Dit kind wordt de nieuwe spelleider
Tekening
Tijd
10 minuten
5
Groep 1 & 2 Naam spel Materiaal
Klaar voor de start….
Uitleg spel
4 pylonnen voor start- en finishlijn (of stoepkrijt om een lijn te tekenen) stopwatch Eén van de kinderen gaat klaarstaan achter de startlijn Op het teken van de spelleider rent hij/zij naar de finish Hoe snel ben je? Variatie: 2 of meerdere kinderen rennen tegen elkaar
Tekening
Tijd
10 minuten
6
Groep 1 & 2 Naam spel
Kranten Estafette
Materiaal
2 pylonnen (of begin- en eindpunt aangeven met krijt) Krant Stopwatch
Uitleg spel
De leerlingen staan in een rij achter de pylon. Leerling 1 heeft een krant vast voor de borst . Leerling 1 begint met rennen en moet de krant loslaten (de krant mag niet vallen. Valt de krant toch, dan weer opnieuw starten). Aangekomen bij het keerpunt mag de krant even vastgehouden worden. Daarna rent de leerling terug naar de groep en geeft de krant door aan de volgende loper. Hoe snel is het groepje? Variatie: Bij het keerpunt mag de krant ook niet vastgehouden worden Aangekomen bij je groepje, om je groepje heen lopen en daarna de krant overgeven aan de volgende loper. De hele groep moet zitten als iedereen heeft gelopen. Achteruit lopen met de krant op je rug, lukt dat?
Tekening
Tijd
10 minuten
7
Groep 1 & 2 Naam spel
Letter lopen
Materiaal
Stoepkrijt om letters te tekenen
Uitleg spel
Op het schoolplein worden grote letters getekend De kinderen gaan achter elkaar staan en maken zo een treintje. Het voorste kind is de machinist. De machinist volgt met de trein de vorm van de letter Variatie: Letters individueel of in kleinere groepjes lopen Letters springend, hinkelend of huppelend volgen ‘Wie weet er een woord met de letter die we gelopen hebben’ Een woord lopen
Tekening
Tijd
10 minuten
8
Groep 1 & 2 Naam spel
Spelen met kranten
Materiaal
Kranten (evt.) Muziek 4 pylonnen om een vak te maken (of stoepkrijt om een vak te tekenen)
Uitleg spel
De kinderen rennen in het vak. Zij hebben allemaal een krant. Op teken van de spelleider verstop je je voeten onder een krant (of krant op je hoofd, liggen en krant op je buik) Rennen met een krant op je buik (wedstrijdje met 2 teams tegen elkaar of 2 kinderen tegen elkaar) “stoelendans” op teken van de spelleider op een krant gaan zitten/ staan/ liggen. Er wordt steeds een krant weggehaald. Dit kan met en zonder muziek.
Tekening
Tijd
10 minuten
9
Groep 1 & 2 Naam spel Materiaal Uitleg spel
Sport uitbeelden
Opdrachtkaartjes de spelleider geeft elk kind een kaartje met een afbeelding van een sport. (De spelleider denkt er aan dat elk kaartje twee keer wordt uitgedeeld. Bij een oneven aantal doet de spelleider ook mee.) De kinderen beelden de sport uit die op hun kaartje staat en zoeken naar een ander kind die dezelfde sport uitbeeldt. Als elk kind zijn maatje heeft gevonden is het spel afgelopen en kan het opnieuw gespeeld worden. Variatie: Eén kind trekt een kaartje en beeldt de sport uit. De andere kinderen raden om welke sport het gaat.
Tekening
Tijd
10 minuten
10
11
12
Groep 1 & 2 Naam spel
Wat wordt er gevraagd?
Materiaal
Opdrachtkaartjes
Uitleg spel
de kinderen en spelleider staan in een kring. de spelleider noemt steeds een opdracht. Een belangrijk woord uit de opdracht zegt hij niet in zijn geheel maar in stukjes (Trek uit je sch/oe/n). De kinderen voeren de opdrachtjes uit. (De spelleider laat de kinderen eerst hardop het woord plakken als dat nodig is.)
Tekening
Tijd
10 minuten
13
Wat wordt er gevraagd?
Wijs naar je /n/ eu/ s/ . Roep /f/ ee/ s/ t/. Trek uit je /sch/ oe/ n/. Wijs je /v/oe/t/ aan. Trek uit je /s/o/k/. Wijs aan je /t/ee/n/. Trek je sok /m/aa/r/ aan. Trek je schoen /aa/ n/. Ga /s/ t/ aa/ n/. Stamp /o/p/ de grond. Spring in de /l/u/ch/t/ Wijs je /b/ee/n/ aan. Zing samen een /l/ie/d/. /k/l/a/p/ in je handen.
Hokus pokus, pilatus rakker, de prins kust sneeuwwitje (wakker) Rie ra raap, de wachters vallen in (slaap) Oki, doki, hapje, ik verander je in (roodkapje) Rie, ra rin, ik verander je in een (koningin) Hokus pokus pilatus erg, ik verander je in een kleine (dwerg) Rie, ra, ruis, ik word opeens een (muis) Di, da, dolf in het bos zit de grote, boze (wolf) Pig, pag, piegel, de koningin ziet sneeuwwitje in haar (spiegel)
14
Groep 1 & 2 Naam spel Materiaal Uitleg spel
Zing maar mee!
Opdrachtkaartjes
de kinderen en spelleider staan in een kring. de spelleider laat een kind blind een kaartje kiezen uit de kaartjes met zang- en dansliedjes. De kinderen zingen gezamenlijk het gekozen lied en voeren de daarbij horende opdrachten/ bewegingen uit.
Tekening
Tijd
10 minuten
15
Schipper mag ik overvaren Het liedje kan worden gebruikt bij het spelletje overlopertje. Eén kind is de "schipper". De kinderen moeten aan een bepaalde voorwaarde voldoen alvorens ze mogen oversteken. Kinderen die niet aan deze voorwaarde voldoen mogen ook oversteken, maar zullen door de schipper achtervolgd worden tot ze door hem getikt worden. Ook is mogelijk: als het liedje is gezongen (vaak twee maal) dan roept de schipper 'Ja!'. De groep kinderen vraagt: 'Hoe?'. De schipper laat na deze vraag zien op welke manier de kinderen moeten oversteken (bijvoorbeeld huppelend). Degene die het eerst getikt wordt, is de volgende schipper.
16
De wielen van de bus De wielen van de bus gaan rond en rond, rond en rond, rond en rond! De wielen van de bus gaan rond en rond, als de bus gaat rijden! 2e couplet: de deuren van de bus gaan open en dicht 3e couplet: de lampen van de bus gaan aan en uit 4e couplet: de toeter van de bus zegt toet, toet, toet! 5e couplet: de mensen in de bus gaan heen en weer. 6e couplet: de mama’s in de bus die kletsen maar. 7e couplet: de papa’s in de bus die lezen de krant.
Bewegingen De wielen van de bus gaan rond en rond - Maak met je draai je armen om elkaar heen De deuren van de bus gaan open en dicht - Doe je handen plat tegen elkaar en haal ze dan van elkaar af De wissers van de bus gaan heen en weer - Steek twee vingers in de lucht en laat die van links naar rechts een terug gaan De lichten van de bus gaan aan en uit - Vouw je handen samen en doe met je handen net alsof ze knipperlichten zijn De toeter van de bus - Druk op het puntje van je neus De mensen in de bus gaan heen en weer - Ga met je lichaam van voor naar achter en terug De mama's in de bus die kletsen maar - Vouw je handen dubbel en maak hiermee praat bewegingen naar elkaar.
De papa’s in de bus die lezen de krant – Vouw je handen open en dicht.
17
Zagen, zagen, wiedewiedewagen Zagen, zagen, wiedewiedewagen Jan kwam thuis om een boterham te vragen Vader was niet thuis, moeder was niet thuis Piep, zei de muis in het voorhuis
Bewegingen De kinderen staan tegenover elkaar en pakken kruislings elkaars handen vast. Daarna zingen ze het lied terwijl ze een zagende beweging met de armen maken. Bij een oneven aantal doet de spelleider ook mee.
Ketting Rijgen ‘k zou zo graag een ketting rijgen. Maar ik kon de draad niet krijgen. Ha, ha victoria. Ha, ha victoria. Nu de ketting is gebroken, Heb ik hem in mijn zak gestoken. Ha, ha victoria. Ha, ha victoria. Bewegingen De kinderen gaan in een rij naast elkaar staan en pakken elkaars hand vast. De laatste in de rij loopt (met de handen vast) door het poortje van de eerste twee kinderen. Daarna gaat de laatste in de rij (nog steeds met de handen vast) door het poortje van het tweede en het derde kind. Dit gaat net zolang door tot de hele ketting in de knoop zit. Het eerste couplet wordt hierbij herhaald gezongen. Als de gehele ketting in de knoop zit “breekt” hij terwijl het tweede couplet gezongen wordt.
18
Jan Huigen Jan Huigen in de ton, met een hoepeltje erom, Jan Huigen, Jan Huigen En de ton begon te buigen, te buigen, te buigen. En de ton die viel in duigen, in duigen, in duigen. Bewegingen De kinderen staan in een kring met de handen vast. De kinderen lopen rond terwijl het liedje wordt gezongen. Als de ton gaat buigen, bewegen de kinderen van voren naar achteren (met de handen vast). Als de ton in duigen valt laten de kinderen elkaars handen los en vallen (zachtjes) op de grond.
Zo gaat de molen Zo gaat de molen, de molen, de molen. Zo gaat de molen, de molen. Zo gaan de wieken, de wieken, de wieken. Zo gaan de wieken, de wieken. Bewegingen De kinderen staan in een kring met de handen vast. Het liedje wordt gezongen en de kring draait rechtsom in wandelpas. Bij de wieken gaat de kring de andere kant op in huppelpas.
19
20
Groep 3, 4 & 5 Naam spel
Kruiswoordpuzzel lichaam
Materiaal
Bal (of een ander voorwerp om meer over te gooien) Pen of stift Puzzel op A4 of A3 Harde ondergrond om op te schrijven
Uitleg spel
De groep gaat in een kring staan, één speler heeft de bal. De bal wordt over gegooid in de kring De spelleider heeft de vragen die bij de kruiswoordpuzzel horen op papier staan Het aantal rondjes dat de groep met de bal gooit correspondeert met het nummer van de vraag ( 5 rondjes = spelleider stelt vraag 5) Het antwoord op de vraag wordt in de puzzel op papier geschreven Horizontaal = van links naar rechts Verticaal = van boven naar beneden TIP: http://www.onderwijsmaakjesamen.nl/kruiswoordpuzzel/
Tekening
Tijd
10 minuten
21
Vragen en antwoorden bij de kruiswoordpuzzel over het lichaam
Horizontaal 1. Daar sta je op. (VOETEN) 3. Daar lik je mee. (TONG) 4. Daar kijk je mee. (OOG) 5. Daar hoor je mee. (OOR) 8. Daar loop je mee. (BENEN) Verticaal 1. Daar wijs je mee. (VINGER) 2. Daar kauw je mee. (GEBIT) 6. Daar ruik je mee. (NEUS) 7. Daar pak je mee. (HANDEN) 9. Daar eet je mee. (MOND)
22
23
Groep 3, 4 & 5 Naam spel
Letter Hinkelen
Materiaal
Stoepkrijt om grote letters op het plein en een hinkelbaan met letters te tekenen
Uitleg spel
Op het schoolplein worden grote letters getekend De kinderen hinkelen de vorm van de letter. Variatie: Letters in kleine groepjes hinkelen Achteruit hinkelen De spelleider vormt een woord met de letters op het plein. De kinderen hinkelen dit woord
Op het schoolplein wordt een hinkelbaan met letters getekend Gooi een steentje/takje op de A. Heb je raak gegooid? Dan moet je de A overslaan met hinkelen, naar de laatste letter en weer terug. Op de terugweg blijf je in vakje B staan om het steentje in vakje A te pakken. Sla vakje A over. Gooi het steentje/ takje op de B, etc. Het zal steeds lastiger worden om het steentje/ takje op de juiste letter te gooien. Variatie: De spelleider maakt een woord met de letters in de hinkelbaan. De kinderen hinkelen het woord zonder de andere letters aan te raken Op je ‘verkeerde been’ hinkelen
Tekening
Tijd
10 minuten 24
Groep 3, 4 & 5 Naam spel
Letter Memorie
Materiaal
Uitleg spel
Geplastificeerde kaartjes met letters (van iedere letter 2 kaartjes) Dobbelsteen Leg de kaartjes ondersteboven Verdeel de groep in 2 teams Beide teams proberen zoveel mogelijk letters te verzamelen met elkaar Persoon 1 van team A draait twee kaartjes om. Zijn dit dezelfde letters dan mag deze persoon deze letters houden voor zijn/haar team en is persoon 2 van team A aan de beurt. Zijn het verschillende letters dan, worden de letters weer omgedraaid. De speler moet met de dobbelsteen gooien. Het aantal ogen dat gegooid wordt is het aantal rondjes dat de speler moet rennen voor hij/zij weer aan het spel mag meedoen. Het andere team is nu aan de beurt. Alle letters op? Dan gaan we kijken welk team de meeste woorden maakt Per woord krijgt het team 5 punten, per letter in het woord krijgt het team 1 punt Bijv.: SPORT + BAL = 18 punten (2 woorden = 10 punten + 8 letters = 8 punten)
Tekening
Tijd
10 minuten
25
A A B B C C D D
E
E
F
F
26
G G
H
H
I
I
J
J
K
K
L
L 27
M M N N O O P
P Q
Q R R 28
S
S
T
U U
V
V W
W X
T
X 29
Y
Y
Z
Z
30
Groep 3, 4 & 5 Naam spel Materiaal
Letter Twister
Uitleg spel
Twister draaischijf waarbij de kleuren zijn vervangen door letters Twisterzeil waarbij de kleuren zijn vervangen door letters (of een veld getekend op de straattegels) De spelers staan klaar om het Twisterzeil/-veld De spelleider draait de pijl en geeft aan wat de spelers moeten doen (‘rechtervoet op A’) Je bent af wanneer je omvalt Welke speler blijft over?
Tekening
A B K L
A
B
K
L
L
K
B
A
A
B K
L L
Tijd
B
A
K
10 minuten
31
Groep 3, 4 & 5 Naam spel Materiaal
Maak een verhaal
Uitleg spel
Zinnen van een verhaal, op geplastificeerde kaartjes 8 hoepels Pittenzak (of steentje of balletje) 2 pylonnen om werplijn aan te geven (of stoepkrijt om een lijn te tekenen) Stopwatch of zandloper Leg de hoepels verspreid neer en leg in iedere hoepel een kaartje De leerlingen staan bij de werplijn. Leerling 1 probeert de pittenzak in een hoepel te gooien. Lukt dit, dan mag hij/zij het kaartje uit deze hoepel pakken. Daarna is nummer 2 aan de beurt. Als alle kaartjes gepakt zijn gaat de groep met de zinnen op de kaart een verhaal maken Variatie: Het gooien in de hoepels moeilijker maken: met je rug naar de werplijn staan en dan gooien Meerdere kaartjes in een hoepel, zodat de makkelijkere hoepels vaker geraakt kunnen worden De werplijn dichterbij of verder weg Een bepaalde tijd gooien. Wanneer de tijd om is mag je geen kaartjes meer pakken
Tekening
Tijd
10 minuten
32
Rafaël is met zijn klas in een zwemparadijs. Hij gaat gelijk met Josha in de buizenglijbanen. Wie het eerst beneden is. Rafaël gaat keihard! Hij slaat bijna over de kop. Nog één bocht en dan … Pok! Beng! Au! Rafaël is geland. Maar niet in het water … Uit ‘Het geheim van het zwemparadijs’ van Anneke Scholtens, Zwijsen 2012 33
Sebastiaan heeft een nieuw judopak nodig. Met zijn moeder gaat hij naar het winkeltje van Nora. Ze verkoopt tweedehands spullen. Het is daar vreemd, het is zo ... geheimzinnig. Nora laat een oud judopak zien. Sebastiaan vindt het niks. De zoon van Nora komt met een ander pak. Het is van hemzelf geweest en het ziet er nog prachtig uit. 34
Blij pakt Sebastiaan het aan. Maar wat er dan allemaal gebeurt ... Uit ‘Dat pak trek ik niet aan’ van Anneke Scholtens, Zwijsen 2001
Over twee dagen speelt Fortissimo tegen Bonafida. De supporters van Fortissimo zijn niet bang. Zij hebben de beste keeper. Hun Manelli laat nooit een bal door. Maar dan is Manelli opeens verdwenen.
35
‘Hij durft niet,’ zegt Bonafida. Maar dat gelooft niemand. Fritzi gaat op onderzoek uit. Uit ‘Fritzi en de verdwenen keeper’ van Anneke Scholtens, Zwijsen 2008
Pam heeft zwemles. Ze zwemt twee baantjes. Zonder kurkjes en zonder plankje! Dat moet ze tegen Floor zeggen!
36
Pam holt naar Floor toe. Maar dan valt ze op haar kin. Het bloed stroomt eruit! Raakt haar bloed nu op? Uit ‘Bloed!’ van Anneke Scholtens, Zwijsen 2007
37
Complete verhalen: Het geheim van het zwemparadijs Rafaël is met zijn klas in een zwemparadijs. Hij gaat gelijk met Josha in de buizenglijbanen. Wie het eerst beneden is. Rafaël gaat keihard! Hij slaat bijna over de kop. Nog één bocht en dan … Pok! Beng! Au! Rafaël is geland. Maar niet in het water … illustrator: Nicole Rutten Zwijsen, 2012 Dat pak trek ik niet aan! Sebastiaan heeft een nieuw judopak nodig. Met zijn moeder gaat hij naar het winkeltje van Nora. Ze verkoopt tweedehands spullen. Het is daar vreemd, het is zo ... geheimzinnig. Nora laat een oud judopak zien. Sebastiaan vindt het niks. De zoon van Nora komt met een ander pak. Het is van hemzelf geweest en het ziet er nog prachtig uit. Blij pakt Sebastiaan het aan. Maar wat er dan allemaal gebeurt ... illustrator: Annette Fienieg AVI 7, Zwijsen 2001 Fritzi en de verdwenen keeper Over twee dagen speelt Fortissimo tegen Bonafida. De supporters van Fortissimo zijn niet bang. Zij hebben de beste keeper. Hun Manelli laat nooit een bal door. Maar dan is Manelli opeens verdwenen. ‘Hij durft niet,’ zegt Bonafida. Maar dat gelooft niemand. Fritzi gaat op onderzoek uit. Avi M5 Zoeklichtserie Zwijsen 2008 Bloed! Pam heeft zwemles. Ze zwemt twee baantjes. Zonder kurkjes en zonder plankje! Dat moet ze tegen Floor zeggen! Pam holt naar Floor toe. Maar dan valt ze op haar kin. Het bloed stroomt eruit! Raakt haar bloed nu op? illustrator: Marijke van Veldhoven AVI 3, Zwijsen 2007
38
Groep 3, 4 & 5 Naam spel Materiaal Uitleg spel
Lichaamstaal
Opdrachtkaartjes
De spelleider laat de kinderen een (hoofd)letter zien. De kinderen beelden de letter als goed zo goed mogelijk uit met hun lichaam (liggend op de grond). Als de spelleider het uitbeelden goedkeurt laat hij/zij een andere letter (opdrachtkaartje) aan de kinderen zien om uit te beelden.
Tekening
Tijd
10 minuten
39
C R K Z
V O X M
J P S D 40
Groep 3, 4 & 5 Naam spel Materiaal Uitleg spel
Moppen en raadsels
Opdrachtkaartjes De kinderen zitten in een kring. Ieder kind mag om de beurt een mop/raadsel vertellen. Als een kind geen mop/raadsel weet mag hij/zij blind een mop/raadsel kiezen uit de losse opdrachtkaartjes van de spelleider.
Tekening
Tijd
10 minuten
41
Wie reist door alle landen, zonder voeten en zonder handen?
Weet jij het verschil tussen een theepot en een wc-pot?
Een brief
Nee? Dan kom ik bij jou geen thee drinken!
Welke plant is heel eng?
Waarom neemt een oen een ladder mee naar de winkel?
Bam-boe! Om naar alle hoge prijzen te kunnen kijken?
Pim lust geen gatenkaas. ´Nou,´ zegt zijn moeder. ‘Eet dan gewoon de kaas. En laat de gaten maar op je bord liggen.’
Waarom vliegen vogels naar het zuiden?
In welke pan kun je niet koken?
Welke bal serveer je vaak, maar eet je nooit?
Omdat lopen te ver is.
In een dakpan Een tennisbal
Wat is aan het begin van het jaar heel dik en aan het einde van het jaar heel dun?
Waarom vliegt een vliegtuig door de lucht? Omdat een vliegtuig niet kan varen!
Een scheurkalender!
Rara, waarom draag je sokken? Om je voeten!
Henk komt thuis en zegt tegen zijn vader: ‘Ik heb strafwerk gekregen.´ Vader: ‘Waarom dan?’ Henk: ‘Omdat ik niet wist waar de Ardennen lagen!’ Vader: ‘Ruim je spullen dan ook wat beter op!’ 42
Twee oenen rijden op een tandem. Als ze een helling af gaan roept de achterste oen opeens: ‘Ring! Ring! Ik ga je inhalen!’
Er komt een oen bij de dokter en hij krijgt medicijnen mee. Op de verpakking staat: ‘Bij kamertemperatuur bewaren’. Dan zegt de oen tegen de dokter: ‘Hoe moet dat nou? Ik bewaar mijn medicijnen altijd in de keuken!’
Het is geel en draagt een rokje. Ra, ra, wat is dat?
Een man koopt postzegels. Als hij betaalt, vraagt hij aan de verkoper: ‘Wilt u het prijsje er even afhalen? Het is een cadeautje!’
Een kanariegrietje
Een vader neemt zijn zoontje voor het eerst mee naar een vioolconcert. In de pauze vraagt het zoontje: ‘Papa, als die man dat kistje doorgezaagd heeft, mogen we dan naar huis?’
Waar zit je op, slaap je in en poets je je tanden mee?
Waarom eten ijsberen geen pinguïns?
Simon zit te huilen op de brug. Een mevrouw vraagt: ‘Wat is er?’ Simon: ‘Saar heeft mijn boterhammen in het water gegooid.’ De vrouw: ‘Met opzet?’ Simon antwoordt: ‘Nee, met kaas!’
Omdat ijsberen op de Noordpool leven en pinguïns op de zuidpool!
Op een stoel, in bed en met een tandenborstel!
Een mop komt het restaurant binnen. Hij vraagt: ‘Mag ik wat zout? Ik ben nogal flauw.”
Waarom zijn vissen zo slim?
Welke bomen groeien niet?
Wat is de warmste dag van de week?
Spoorbomen!
Ze zwemmen in een school.
zondag
43
Groep 3, 4 & 5 Naam spel Materiaal Uitleg spel
Sport uitbeelden
Opdrachtkaartjes de spelleider geeft elk kind een kaartje met een afbeelding van een sport. (De spelleider denkt er aan dat elk kaartje twee keer wordt uitgedeeld. Bij een oneven aantal doet de spelleider ook mee.) De kinderen beelden de sport uit die op hun kaartje staat en zoeken naar een ander kind die dezelfde sport uitbeeldt. Als elk kind zijn maatje heeft gevonden is het spel afgelopen en kan het opnieuw gespeeld worden. Variatie: Eén kind trekt een kaartje en beeldt de sport uit. De andere kinderen raden om welke sport het gaat.
Tekening
Tijd
10 minuten
44
45
46
Groep 3, 4 & 5 Naam spel Materiaal Uitleg spel
Zing maar mee!
Opdrachtkaartjes
de kinderen en spelleider staan in een kring. de spelleider laat een kind blind een kaartje kiezen uit de kaartjes met zang- en dansliedjes. De kinderen zingen gezamenlijk het gekozen lied en voeren de daarbij horende opdrachten/ bewegingen uit.
Tekening
Tijd
10 minuten
47
Schipper mag ik overvaren Het liedje kan worden gebruikt bij het spelletje overlopertje. Eén kind is de "schipper". De kinderen moeten aan een bepaalde voorwaarde voldoen alvorens ze mogen oversteken. Kinderen die niet aan deze voorwaarde voldoen mogen ook oversteken, maar zullen door de schipper achtervolgd worden tot ze door hem getikt worden. Ook is mogelijk: als het liedje is gezongen (vaak twee maal) dan roept de schipper 'Ja!'. De groep kinderen vraagt: 'Hoe?'. De schipper laat na deze vraag zien op welke manier de kinderen moeten oversteken (bijvoorbeeld huppelend). Degene die het eerst getikt wordt, is de volgende schipper.
48
De wielen van de bus De wielen van de bus gaan rond en rond, rond en rond, rond en rond! De wielen van de bus gaan rond en rond, als de bus gaat rijden! 2e couplet: de deuren van de bus gaan open en dicht 3e couplet: de lampen van de bus gaan aan en uit 4e couplet: de toeter van de bus zegt toet, toet, toet! 5e couplet: de mensen in de bus gaan heen en weer. 6e couplet: de mama’s in de bus die kletsen maar. 7e couplet: de papa’s in de bus die lezen de krant.
Bewegingen De wielen van de bus gaan rond en rond - Maak met je draai je armen om elkaar heen De deuren van de bus gaan open en dicht - Doe je handen plat tegen elkaar en haal ze dan van elkaar af De wissers van de bus gaan heen en weer - Steek twee vingers in de lucht en laat die van links naar rechts een terug gaan De lichten van de bus gaan aan en uit - Vouw je handen samen en doe met je handen net alsof ze knipperlichten zijn De toeter van de bus - Druk op het puntje van je neus De mensen in de bus gaan heen en weer - Ga met je lichaam van voor naar achter en terug De mama's in de bus die kletsen maar - Vouw je handen dubbel en maak hiermee praat bewegingen naar elkaar.
De papa’s in de bus die lezen de krant – Vouw je handen open en dicht.
49
Zagen, zagen, wiedewiedewagen Zagen, zagen, wiedewiedewagen Jan kwam thuis om een boterham te vragen Vader was niet thuis, moeder was niet thuis Piep, zei de muis in het voorhuis
Bewegingen De kinderen staan tegenover elkaar en pakken kruislings elkaars handen vast. Daarna zingen ze het lied terwijl ze een zagende beweging met de armen maken. Bij een oneven aantal doet de spelleider ook mee.
Ketting Rijgen ‘k zou zo graag een ketting rijgen. Maar ik kon de draad niet krijgen. Ha, ha victoria. Ha, ha victoria. Nu de ketting is gebroken, Heb ik hem in mijn zak gestoken. Ha, ha victoria. Ha, ha victoria. Bewegingen De kinderen gaan in een rij naast elkaar staan en pakken elkaars hand vast. De laatste in de rij loopt (met de handen vast) door het poortje van de eerste twee kinderen. Daarna gaat de laatste in de rij (nog steeds met de handen vast) door het poortje van het tweede en het derde kind. Dit gaat net zolang door tot de hele ketting in de knoop zit. Het eerste couplet wordt hierbij herhaald gezongen. Als de gehele ketting in de knoop zit “breekt” hij terwijl het tweede couplet gezongen wordt.
50
Jan Huigen Jan Huigen in de ton, met een hoepeltje erom, Jan Huigen, Jan Huigen En de ton begon te buigen, te buigen, te buigen. En de ton die viel in duigen, in duigen, in duigen. Bewegingen De kinderen staan in een kring met de handen vast. De kinderen lopen rond terwijl het liedje wordt gezongen. Als de ton gaat buigen, bewegen de kinderen van voren naar achteren (met de handen vast). Als de ton in duigen valt laten de kinderen elkaars handen los en vallen (zachtjes) op de grond.
Zo gaat de molen Zo gaat de molen, de molen, de molen. Zo gaat de molen, de molen. Zo gaan de wieken, de wieken, de wieken. Zo gaan de wieken, de wieken. Bewegingen De kinderen staan in een kring met de handen vast. Het liedje wordt gezongen en de kring draait rechtsom in wandelpas. Bij de wieken gaat de kring de andere kant op in huppelpas.
51
52
Groep 6, 7 & 8 Naam spel Materiaal Uitleg spel
Geen Aaaaa’s!
Bal Stopwatch of zandloper de kinderen staan in een kring één speler heeft een bal hij/zij gooit deze naar een andere speler terwijl hij/zij zegt: “de buschauffeur heeft een hekel aan Aaaa’s, waar rijdt hij naar toe?” de andere speler moet binnen een afgesproken tijd de naam van een plaats noemen waar de letter ‘a’ niet in voorkomt. Lukt dit dan gooit de speler de bal naar iemand anders. Lukt het niet, dan is de speler af. Variatie: Letter veranderen Naar iets anders zoeken: ‘mijn buurman heeft een hekel aan Bbbb’s, welk beroep oefent hij uit?”
Tekening Hoorn
Tijd
10 minuten
53
Groep 6, 7 & 8 Naam spel
Kruiswoordpuzzel school
Materiaal
Bal (of een ander voorwerp om meer over te gooien) Pen of stift Puzzel op A4 of A3 Harde ondergrond om op te schrijven
Uitleg spel
De groep gaat in een kring staan, één speler heeft de bal. De bal wordt over gegooid in de kring De spelleider heeft de vragen die bij de kruiswoordpuzzel horen op papier staan Het aantal rondjes dat de groep met de bal gooit correspondeert met het nummer van de vraag ( 5 rondjes = spelleider stelt vraag 5) Het antwoord op de vraag wordt in de puzzel op papier geschreven Horizontaal = van links naar rechts Verticaal = van boven naar beneden TIP: http://www.onderwijsmaakjesamen.nl/kruiswoordpuzzel/
Tekening
Tijd
10 minuten
54
Vragen en antwoorden bij de kruiswoordpuzzel over school
Horizontaal 1. Een man die les geeft. 5. Opdrachten die je thuis moet maken. 6. Verhaal waarin je vertelt wat je gedaan hebt. 7. Het vak waar je leert hoe je iets moet schrijven. 11. Een leuk uitje met je groep. Verticaal 2. Hiermee kun je potloodstrepen weghalen. 3. Een ander woord voor erbij. 4. Lijst met opdrachten die je in een week moet afmaken. 8. Vrouw die lesgeeft. 9. Het vak waar je veel moet bewegen. 10. Hier schrijf je de antwoorden in.
55
56
Groep 6, 7 & 8 Naam spel Materiaal Uitleg spel
Letter Estafette 2.0
Geplastificeerde letters op A4 Stopwatch of zandloper 2 Pylonen De groep staat bij elkaar Voor elke speler is er een letter De spelleider roept een woord en dat woord moet door de groep, met de spelers die deze letters hebben, gevormd worden. De spelers met de betreffende letters stellen zich tussen 2 pylonnen op met het gezicht naar de groep gekeerd, zodat het woord zichtbaar is Hoe snel worden de woorden gevormd? Begin met woorden van 2 of 3 letters en bouw het langzaam uit Variatie: 2 teams spelen tegen elkaar (dan wel het dubbele aantal letters nodig) Een doordenkertje geven: het woord EZEL, terwijl er geen Z in het spel is. De letter N moet dan een slag gedraaid worden Het woord dat gevormd moet worden is het antwoord op een vraag (‘niet oneven, maar…..’)
Tekening
Tijd
10 minuten
57
N 58
E 59
V 60
E 61
L
62
S 63
Groep 6, 7 & 8 Naam spel
Letter Loop
Materiaal
Uitleg spel
Eén leerling van de groep krijgt een woord (kan ook per tweetal). De leerling rent het woord in het vak, van pylon naar pylon. Bijvoorbeeld; bij de letter O rent de leerling 1 ronde om de pylonen. De letter B is lastiger, het is mogelijk dat de leerling meerdere keren tussen dezelfde pylon loopt. Gebruik hoofdletters. Geef bijvoorbeeld het woord ‘SPRINT’ De leerling is klaar wanneer het hele woord “geschreven” is. (steek aan het einde van de letter je hand omhoog zodat de groep weet wanneer er een volgende letter “geschreven” gaat worden). Begint er een letter op een ander punt, wandel daar dan naartoe. Variatie: Het is ook goed mogelijk om nummers te lopen. Bijvoorbeeld; datum, jaar, 112 of een andere combinatie van nummers. Je zou dit spel ook met twee teams tegen elkaar kunnen laten spelen. Welk team heeft als eerste het woord “geschreven”? Er moeten dan wel twee veldjes uitgezet worden. Een team kan ook zelf een woord verzinnen en lopen, het andere team moet het woord raden.
Tekening
Zet met behulp van pylonnen (of met krijt) een rechthoekig veld uit, zodat het mogelijk is om letters te maken.
9 pylonnen (of geef met stoepkrijt de punten aan)
Letter B:
Tijd
10 minuten
64
Groep 6, 7 & 8 Naam spel Materiaal
Uitleg spel
Letter Rooster
Geplastificeerde letters Letterrooster op A3 Stopwatch of zandloper Pion De kinderen staan bij hun letterrooster Om beurten rennen de kinderen richting de pion. Hier liggen kaartjes met letters erop (ondersteboven) De loper pakt een kaartje en neemt deze mee naar de groep. Samen leggen de kinderen de letter ergens in hun rooster. De bedoeling is op die manier zoveel mogelijk woorden te vormen, zowel verticaal als horizontaal. De groep moet dus goed nadenken waar zij de letters neerzetten Als het rooster helemaal vol is, wordt de score bepaald. Elke letter van een woord is goed voor 1 punt. Variatie: De letters liggen zichtbaar, zodat de loper kan kiezen welke letter hij/zij meeneemt Bij 2 groepjes: eerst haalt een speler van team A een letter, die beide groepen moeten gebruiken. Daarna loopt een speler van team B, etc.
Tekening
Tijd
10 minuten
65
66
A A D E E
A B D E E
A B D E E
A C D E E
A C D E E 67
E E G I J
E E G I K
E E G I K
E F H I K
E F H J L 68
L N N O O
L N N O P
M N N O P
M N N O Q
M N N O R 69
R S T U W
R S T U X
R S T V Y
R S S T T U VW IJ IJ 70
JOKER
JOKER
JOKER
Z Z
JOKER
71
Groep 6, 7 & 8 Naam spel Materiaal Uitleg spel
Letter Springen
Springtouw (groot) Springtouwtjes (klein) Er worden 2 draaiers aangegeven De springer geeft aan welk woord hij/zij gaat springen. De springer maakt zoveel sprongen als het woord letters heeft. Daarna stopt de springer of springt uit het touw Variatie: De opdracht wordt in kleine touwtjes uitgevoerd De springer zegt het woord. De draaiers noemen het alfabet op terwijl de springer springt. Voor iedere letter van het woord wordt opnieuw gestart met het alfabet De hele groep verzint samen een woord. Op het systeem ‘in spin de bocht gaat in’ wordt het woord gesprongen. Hoe langer het woord, des te lastiger het wordt!
Tekening
Tijd
10 minuten
72
Groep 6, 7 & 8 Naam spel Materiaal Uitleg spel
Lichaamstaal
Opdrachtkaartjes
De spelleider laat de kinderen een letter (opdrachtkaartje) zien. De kinderen beelden de letter als groep zo goed mogelijk uit met hun lichaam (liggend op de grond). Als de spelleider het uitbeelden goedkeurt laat hij/zij een andere letter (opdrachtkaartje) zien aan de kinderen om uit te beelden.
Tekening
Tijd
10 minuten
73
C V J R O P K X S Z M D 74
Groep 6, 7 & 8 Naam spel Materiaal Uitleg spel
Moppen en raadsels
Opdrachtkaartjes De kinderen zitten in een kring. Ieder kind mag om de beurt een mop/raadsel vertellen. Als een kind geen mop/raadsel weet mag hij/zij blind een mop/raadsel kiezen uit de losse opdrachtkaartjes van de spelleider.
Tekening
Tijd
10 minuten
75
Wie reist door alle landen, zonder voeten en zonder handen?
Weet jij het verschil tussen een theepot en een wc-pot?
Een brief
Nee? Dan kom ik bij jou geen thee drinken!
Welke plant is heel eng?
Waarom neemt een oen een ladder mee naar de winkel?
Bam-boe! Om naar alle hoge prijzen te kunnen kijken?
Pim lust geen gatenkaas. ´Nou,´ zegt zijn moeder. ‘Eet dan gewoon de kaas. En laat de gaten maar op je bord liggen.’
Waarom vliegen vogels naar het zuiden?
In welke pan kun je niet koken?
Welke bal serveer je vaak, maar eet je nooit?
Omdat lopen te ver is.
In een dakpan Een tennisbal
Wat is aan het begin van het jaar heel dik en aan het einde van het jaar heel dun?
Waarom vliegt een vliegtuig door de lucht? Omdat een vliegtuig niet kan varen!
Een scheurkalender!
Rara, waarom draag je sokken? Om je voeten!
Henk komt thuis en zegt tegen zijn vader: ‘Ik heb strafwerk gekregen.´ Vader: ‘Waarom dan?’ Henk: ‘Omdat ik niet wist waar de Ardennen lagen!’ Vader: ‘Ruim je spullen dan ook wat beter op!’
76
Twee oenen rijden op een tandem. Als ze een helling af gaan roept de achterste oen opeens: ‘Ring! Ring! Ik ga je inhalen!’
Er komt een oen bij de dokter en hij krijgt medicijnen mee. Op de verpakking staat: ‘Bij kamertemperatuur bewaren’. Dan zegt de oen tegen de dokter: ‘Hoe moet dat nou? Ik bewaar mijn medicijnen altijd in de keuken!’
Het is geel en draagt een rokje. Ra, ra, wat is dat?
Een man koopt postzegels. Als hij betaalt, vraagt hij aan de verkoper: ‘Wilt u het prijsje er even afhalen? Het is een cadeautje!’
Een kanariegrietje
Een vader neemt zijn zoontje voor het eerst mee naar een vioolconcert. In de pauze vraagt het zoontje: ‘Papa, als die man dat kistje doorgezaagd heeft, mogen we dan naar huis?’
Waar zit je op, slaap je in en poets je je tanden mee?
Waarom eten ijsberen geen pinguïns?
Simon zit te huilen op de brug. Een mevrouw vraagt: ‘Wat is er?’ Simon: ‘Saar heeft mijn boterhammen in het water gegooid.’ De vrouw: ‘Met opzet?’ Simon antwoordt: ‘Nee, met kaas!’
Omdat ijsberen op de Noordpool leven en pinguïns op de zuidpool!
Op een stoel, in bed en met een tandenborstel!
Een mop komt het restaurant binnen. Hij vraagt: ‘Mag ik wat zout? Ik ben nogal flauw.”
Waarom zijn vissen zo slim?
Welke bomen groeien niet?
Wat is de warmste dag van de week?
Spoorbomen!
Ze zwemmen in een school.
zondag
77
Groep 6, 7 & 8 Naam spel Materiaal Uitleg spel
Sport uitbeelden
Opdrachtkaartjes de spelleider geeft elk kind een kaartje met een afbeelding van een sport. (De spelleider denkt er aan dat elk kaartje twee keer wordt uitgedeeld. Bij een oneven aantal doet de spelleider ook mee.) De kinderen beelden de sport uit die op hun kaartje staat en zoeken naar een ander kind die dezelfde sport uitbeeldt. Als elk kind zijn maatje heeft gevonden is het spel afgelopen en kan het opnieuw gespeeld worden. Variatie: Eén kind trekt een kaartje en beeldt de sport uit. De andere kinderen raden om welke sport het gaat.
Tekening
Tijd
10 minuten
78
79
80
81
Groep 4 t/m 8 Naam spel Materiaal
Levend Lingo
Uitleg spel
Materiaal voor opdrachten: - Springtouwtjes - Ballen - Pionnen - Stelten/klossen - Tennisrackets Geplastificeerde A4-tjes met letters en opdrachten erop Voor spelleider lijst met 3-, 4- en 5-letter woorden Voor kinderen papier om woorden op in te vullen Ieder groepje krijgt een woord, zij weten dit woord niet. Het woord staat bij de spelleider op papier. De groep bedenkt welk woord het kan zijn en noteert dit op hun papier. Iedere letter van het woord correspondeert met een beweegopdracht. De groep voert deze opdrachten uit Wanneer de opdrachten zijn volbracht laat de groep het woord controleren door de spelleider De spelleider vertelt welke letters op de goede plek staan en welke niet. De groep past het woord aan, doet de beweegopdrachten en laat weer controleren, etc. Variatie: I.p.v. opdrachten er een renspel van maken door letterbordjes neer te zetten waar omheen gelopen moet worden in de volgorde van het woord. Woorden met meer of minder letters gebruiken De beginletter al aangeven
Tekening A G
B H
MZ
N T
spelleider
C O U
E K QW
Tijd
D J
I Y
F R
P V
Z
X IJ
20 minuten + 5 min uitleg 82
WOORD VAN 3 LETTERS
WOORD VAN 3 LETTERS
1
1
2
2
3
3
4
4
5
5
6
6
WOORD VAN 3 LETTERS
WOORD VAN 3 LETTERS
1
1
2
2
3
3
4
4
5
5
6
6
83
WOORD VAN 4 LETTERS
WOORD VAN 4 LETTERS
1
1
2
2
3
3
4
4
5
5
6
6
WOORD VAN 4 LETTERS
WOORD VAN 4 LETTERS
1
1
2
2
3
3
4
4
5
5
6
6
84
WOORD VAN 5 LETTERS
WOORD VAN 5 LETTERS
1
1
2
2
3
3
4
4
5
5
6
6
WOORD VAN 5 LETTERS
WOORD VAN 5 LETTERS
1
1
2
2
3
3
4
4
5
5
6
6
85
WOORD VAN 6 LETTERS
WOORD VAN 6 LETTERS
1
1
2
2
3
3
4
4
5
5
6
6
WOORD VAN 6 LETTERS
WOORD VAN 6 LETTERS
1
1
2
2
3
3
4
4
5
5
6
6
86
3 - LETTER WOORD woord
gegeven aan groep
woord
gegeven aan groep
gegeven aan groep
woord
gegeven aan groep
gegeven aan groep
woord
gegeven aan groep
gegeven aan groep
woord
gegeven aan groep
4 - LETTER WOORD woord
5 - LETTER WOORD woord
6 - LETTER WOORD woord
87
Groep 3, 4 & 5 Naam spel
Zweeds Loopspel
Materiaal
21 genummerde pylonnen Kaartjes met vragen
Uitleg spel
Maak een tweetal De tweetallen krijgen één antwoordformulier en één pen In het veld staan 21 pionnen verspreid, elke pion is genummerd en ze staan niet op volgorde Deelnemer 1 blijft met het antwoordformulier + pen in de thuisbasis Deelnemer 2 rent naar één van de pionnen en leest de vraag. Weet hij/zij het antwoord, onthoud dan de letter van het goede antwoord dat bij het vraagnummer hoort. Zo niet dan moet de vraag en het antwoord overlegd worden in de thuisbasis of de deelnemer moet een gokje wagen (antwoord blad blijft altijd liggen op de plek). Is het antwoord bekend, schrijf deze dan op het antwoordformulier Deelnemer 2 is aan de beurt en rent naar de volgende pion etc. Het is niet de bedoeling dat je antwoorden pakt van andere tweetallen. Uiteindelijk heb je alle letters verzameld en ontstaat er een zin.
Tekening
Tijd
20 minuten + 5 min uitleg
88
VRAGEN EN ANTWOORDEN ZWEEDSLOOPSPEL
1 S) H) F)
3+5=? 7 8 9
2 P) A) E)
Hoeveel letters heeft het woord ‘KINDERBOEKENWEEK’ 17 15 16
3 O) N) T)
Zij gaan volgend schooljaar naar de middelbare school… groep 9 groep 7 groep 8
4 R) E) i)
Welke letter komt het meest voor in de volgende zin: ‘sporten is goed voor de gezondheid’… Letter E Letter O Letter O en E
5 T) S) M)
20-6=? 15 14 13
6 D) K) M)
Wat voor kleuren heeft de Nederlandse vlag? Rood-Wit Rood-Wit-Blauw Blauw-Wit-Groen
7 i) E) A)
Welk antwoord is fout? 3x4=16 1+1=2 12-3=9
8) N) F) S)
Hoeveel letters telt Heerhugowaard? 13 12 14
89
9 F) A) D)
Een lichaamsdeel waarmee je ruikt… mond oor neus
10 E) O) A)
Een lichaamsdeel waar je op loopt… Voeten Benen Armen
11 R) S) T)
Een mevrouw die bij jou in de klas lesgeeft is een… Juf Meester Directeur
12 V) B) G)
Als je appels fijnmaakt wordt het… Sinasappelsap Appelmoes Perensap
13 A) i) O)
Het water van de zee smaakt naar… Melk Aardbeien Zout
14 A) O) E)
Bij deze sport heb je handschoenen nodig… Roeien Karate Boksen
15 K) L) M)
Bij deze sport speel je 11 tegen 11… Voetbal Korfbal Basketbal
16 E) A) O)
Bij deze sport speel je altijd gemengd… Korfbal Tennis Judo
17 K) N) T)
Dit is een individuele sport… Waterpolo Karate Tafeltennis
90
18 D) S) W)
Welke kleur krijg je wanneer je rood en geel mengt? Groen Paars Oranje
19 D) E) L)
Bij welke balsport is de bal niet rond? Tennis Rugby Basketbal
20 I) E) A)
Een citroen smaakt bitter zuur zoet
21 J) K) L)
Hoeveel klontjes suiker zitten er in een blikje cola? 0 7 2
antwoord:
HET IS KINDERBOEKENWEEK
91
Antwoordformulier 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) 14) 15) 16) 17) 18) 19) 20) 21)
….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. …..
De zin is: ………………………………………………………….. ………………………………………………………….. 92
1 3+5=? S) 7 H) 8 F) 9
93
2 Hoeveel letters heeft het woord ‘KINDERBOEKENWEEK’? P) 17 A) 15 E) 16
94
3 Zij gaan volgend jaar naar de middelbare school…. O) groep 9 N) groep 7 T) groep 8
95
4 Welke letter komt het meest voor in de volgende zin: ‘sporten is goed voor de gezondheid’…. R) letter E E) letter O i) letter O en E
96
5 20 – 6 = ? T) 15 S) 14 M) 13
97
6 Welke kleuren heeft de Nederlandse vlag? D) rood - wit K) rood – wit - blauw M) blauw – wit - groen
98
7 Welk antwoord is fout? i) 3 x 4 = 16 E) 1 + 1 = 2 A) 12 – 3 = 9
99
8 Hoeveel letters telt ‘HEERHUGOWAARD’? N) 13 F) 12 S) 14
100
9 Het lichaamsdeel waarmee je ruikt…. F) mond A) oor D) neus
101
10 Het lichaamsdeel waar je op loopt…. E) voeten O) benen A) armen
102
11 Een mevrouw die bij jou in de klas lesgeeft is een…. R) juf S) meester T) directeur
103
12 Als je appels fijn maakt wordt het… V) sinaasappelsap B) appelmoes G) perensap
104
13 Het water in de zee smaakt naar… A) melk i) aardbeien O) zout
105
14 Bij deze sport heb je handschoenen nodig….. A) roeien O) karate E) boksen
106
15 Bij deze sport speel je 11 tegen 11… K) voetbal L) korfbal M) basketbal
107
16 Bij deze sport speel je altijd gemengd… E) korfbal A) tennis O) judo
108
17 Dit is een individuele sport…. K) waterpolo N) karate T) tafeltennis
109
18 Welke kleur krijg je als je rood en geel mengt? D) groen S) paars W) oranje
110
19 Bij welke sport is de bal niet rond? D) tennis E) rugby L) basketbal
111
20 Een citroen smaakt… L) bitter E) zuur A) zoet
112
21 Hoeveel klontjes suiker zitten er in een blikje cola? J) 0 K) 7 L) 2
113