Een onderzoek in opdracht van de gemeente Amersfoort B3433 drs. P.M. de Klaver Zoetermewer, 3 juni 2008
Monitor Onderkant Arbeidsmarkt Regio Amersfoort (MOARA) Verslag van een vooronderzoek
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Research voor Beleid. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Research voor Beleid. Research voor Beleid aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
2
Voorwoord De gemeente Amersfoort ziet voor zichzelf in het regionaal arbeidsmarktbeleid een signalerende, coördinerende en stimulerende rol weggelegd. Het accent in het regionaal arbeidsmarktbeleid dient volgens de gemeente te liggen op de ‘onderkant van de arbeidsmarkt’. Met het aan het werk helpen van werkzoekenden met slechte kansen op de arbeidsmarkt is zowel een persoonlijk belang van de werkzoekende als een toenemend maatschappelijk belang gemoeid. Werk biedt immers bij uitstek en zeer concreet mogelijkheden voor participatie, integratie en zelfredzaamheid. De primaire keuze voor de onderkant van de arbeidsmarkt betekent overigens niet dat de gemeente geen aandacht heeft voor de werking van de arbeidsmarkt als geheel. Een vitale lokale en regionale arbeidsmarkt met veel baanmobiliteit is in het belang van de mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Omgekeerd draagt het inzetten op de onderkant van de arbeidsmarkt bij aan de vitaliteit van de totale arbeidsmarkt. Ter ondersteuning van (haar regierol in) het regionaal arbeidsmarktbeleid wil de gemeente Amersfoort een arbeidsmarktmonitor ontwikkelen die zich specifiek richt op de onderkant van de arbeidsmarkt. Een dergelijke specifiek op de onderkant van de arbeidsmarkt gerichte regionale arbeidsmarktmonitor is – in ieder geval in Nederland – een noviteit. Gezien het innovatieve karakter heeft de gemeente Amersfoort Research voor Beleid gevraagd in een vooronderzoek de mogelijkheden voor de beoogde monitor te exploreren. In het kader van het vooronderzoek is onder meer een modelmatige schets gemaakt van de werking van de onderkant van de regionale arbeidsmarkt, zijn de verwachtingen, wensen en behoeften van betrokken regionale partijen in kaart gebracht en heeft een inventarisatie plaatsgevonden van beschikbare en bruikbare bronnen voor de beoogde monitor. Het vooronderzoek heeft geresulteerd in een advies over de inhoud en opzet van de Monitor Onderkant Arbeidsmarkt Regio Amersfoort (MOARA). Van de resultaten van het vooronderzoek wordt in dit rapport verslag gedaan. Desgewenst werken we het in het rapport geformuleerde advies uit in een gedetailleerde offerte voor (de verdere ontwikkeling en) de eerste uitvoering van de monitor. Daarbij is het belangrijk aan te tekenen dat door middel van dit vooronderzoek al een groot gedeelte van het denk-, lees- en voorbereidende werk is verricht. Bij een eventuele honorering van de nog op te stellen offerte kunnen de activiteiten ten behoeve van de monitor direct starten en goed aansluiten op het vooronderzoek.
Douwe Grijpstra Directeur Research voor Beleid
3
4
Inhoudsopgave
1
Achtergrond en opzet van het vooronderzoek
9
1.1
Beleidscontext
1.2
Doel- en vraagstelling van het vooronderzoek
13
1.3
Opzet van het vooronderzoek
14
2
Een model voor de werking van de onderkant van de regionale arbeidsmarkt 17
2.1
Het begrip ‘onderkant van de arbeidsmarkt’
17
2.2
Stromenmodel
18
2.3
Discrepantiemodel
19
2.4
Oplossingenmodel
21
3
Verwachtingen, wensen en behoeften van partijen voor de monitor 23
3.1
Wenselijkheid van de monitor
23
3.2
Visie op inhoud en opzet van de monitor
23
3.3
Mogelijke bijdrage aan de monitor
25
4
Beschikbaarheid en bruikbaarheid van gegevensbronnen voor de monitor 27
4.1
Relevante thema’s/onderwerpen voor de monitor
4.2
Inventarisatie bestaande (statistische en secundaire) bronnen voor monitor 28
4.3
Aanvullende dataverzameling voor de monitor
5
Advies over inhoud en opzet van MOARA
5.1
Afbakening van de monitor
35
5.2
Inhoud van de monitor
38
5.3
Globale opzet van de monitor
38
5.4
Primair onderzoek (jaarlijks)
38
5.5
Verdiepend onderzoek (tweejaarlijks)
41
5.6
Vorm van de monitor
44
5.7
Uitvoeringsaspecten van de monitor
45
9
27 31
35
Bijlagen 1
Begrip ‘onderkant arbeidsmarkt’
47
2
Stromenmodel
51
3
Arbeidsmarktcirkel in tabelvorm
55
4
Geïnterviewde experts
57
5
Thema’s/onderwerpen monitor
59
6
Bestaande gegevensbronnen
63
7
Werkgeversenquête
85
5
8
Werknemersbestand SW-bedrijf
101
9
Geraadpleegde literatuur
103
10
Samenvatting
105
6
7
1
Achtergrond en opzet van het vooronderzoek
1.1
Beleidscontext
Naar een nieuw regionaal arbeidsmarktbeleid In het op 4 juni 2007 gesloten bestuursakkoord tussen rijk en gemeenten (Samen aan de Slag) zijn met het oog op het verhogen van de arbeidsparticipatie afspraken gemaakt over het versterken van het regionaal arbeidsmarktbeleid. Aan de gemeenten is in het regionaal arbeidsmarktbeleid de regierol toebedeeld. Amersfoort vervult als voortrekkersgemeente de regiorol in het WGR-samenwerkingsverband Gewest Eemland.1 De gemeente ziet voor zichzelf in het regionaal arbeidsmarktbeleid vooral een signalerende, coördinerende en stimulerende rol weggelegd. In de optiek van de gemeente betekent haar regiorol: − Kennis delen met de partners op de regionale arbeidsmarkt − Verbindingen leggen tussen deze partners − De partners prikkelen/ aanjagen. In het kader van de voorbereiding van een nieuw beleidskader werk & inkomen (Iedereen doet mee) is begin 2008 de notitie Visie op arbeidsmarktbeleid regio Eemland opgesteld. 2 In het kort komt de visie van de gemeente op het regionaal arbeidsmarktbeleid op het volgende neer: − Vertrekpunt is het huidige beleid Werk & Inkomen van de gemeente, dat zich richt op het aan het werk helpen van werkzoekenden met slechte kansen op de arbeidsmarkt. Daarmee is zowel een persoonlijk belang van de werkzoekende als een toenemend maatschappelijk belang gemoeid. Werk biedt immers bij uitstek en zeer concreet mogelijkheden voor participatie, integratie en zelfredzaamheid. De gemeente wil haar verantwoordelijkheid voor de groep minder kansrijke werkzoekenden delen met alle partners op de arbeidsmarkt, in het bijzonder de werkgevers. − Met het oog hierop is de gemeente bezig het beleid Werk & Inkomen te transformeren van primair een re-integratiebeleid vanuit het aanbod (WWB-cliënten) naar een breder en steeds effectiever beleid, met meer oog voor de arbeidsmarkt. Uiteindelijk gaat het erom de match tussen enerzijds de werkzoekende die is aangewezen op de onderkant van de arbeidsmarkt en anderzijds de werkgever die voor dat segment banen heeft kwantitatief én kwalitatief gezien optimaal tot stand te brengen Op dit moment lijkt aan de onderkant van de arbeidsmarkt sprake van een hardnekkige mismatch. − Centraal in de visie van de gemeente op het regionaal arbeidsmarktbeleid staan de volgende vijf uitgangspunten: 1 Verbreding van de doelgroep tot personen aan de onderkant van de arbeidsmarkt 2 Samenwerking in de keten van werk & inkomen (UWV - CWI - gemeente) 3 Gerichtheid op de vraag van de arbeidsmarkt (behoeften van werkgevers)
1
In dit WGR-samenwerkingsverband nemen deel de gemeenten Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Soest en Woudenberg. Gemeente Nijkerk valt formeel niet onder het Gewest Eemland, maar participeert wel in een aantal onderdelen daarvan. In hoofdlijnen wordt op de volgende gebieden samengewerkt: Algemeen Bestuurlijke Zaken; Milieu; Ruimte & Wonen; Verkeer & Vervoer; Werk & Inkomen en Zorg & Welzijn. Zie: www.gewesteemland.nl.
2
SZ Amersfoort (2008). Visie op arbeidsmarktbeleid regio Eemland.
9
4 Zoeken naar effectieve intergemeentelijke afstemming tussen sectoren die een relatie met de arbeidsmarkt hebben (met name economie, onderwijs en sociale zaken) 5 Regierol van de gemeente Amersfoort. Hieronder gaat de aandacht specifiek uit naar het eerste en derde punt: de verbreding van de doelgroep en de vraaggerichte aanpak van het regionaal arbeidsmarktbeleid. Verbreding van de doelgroep Voorheen lag het accent van het beleid Werk & Inkomen van de gemeente Amersfoort vooral op burgers met een WWB-uitkering. Het streven van de gemeente Amersfoort is deze doelgroep te verbreden tot alle Amersfoortse burgers aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Daarbij gaat het om die groepen burgers die – als gevolg van een laag opleidingsniveau, laag competentieniveau, geen of weinig werkervaring en/of persoonlijke belemmeringen – niet of met moeite zelfstandig een plek op de arbeidsmarkt kunnen verwerven. Het betreft onder meer: − Uitkeringsgerechtigde werkzoekenden (WWB, WW, WAO/WIA/WAZ/Wajong) − Voortijdige schoolverlaters (jongeren zonder startkwalificatie) − Werkenden in WSW-verband bij het Regionaal sociaal Werkvoorzieningschap Amersfoort (RWA) − Niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden zonder baan (ook wel aangeduid met nuggers) − Werkenden die door onvoldoende kwalificaties en/of persoonlijke belemmeringen kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt (en in economisch minder voorspoedige tijden grote kans lopen als eersten hun baan te verliezen). De afgelopen jaren heeft de gemeente Amersfoort een breed scala aan instrumenten ontwikkeld voor het aan het werk helpen van mensen met een WWB-uitkering. In combinatie met de gunstige conjunctuur is hierdoor het aantal Amersfoortse burgers met een WWBuitkering sterk gedaald. 1 De gemeente wil deze succesvolle aanpak nu ook gaan inzetten voor de hierboven beschreven bredere doelgroep. Achterliggende gedachte is de preventieve werking die daar van uit gaat. Als de gemeente zich meer richt op de brede doelgroep draagt dit bij aan het voorkomen van instroom in de WWB, waardoor het WWB-volume laag blijft. Aangezien de gemeente de WWB-uitkering zelf betaalt, heeft zij daar ook een financieel belang bij. Voor sommigen (het ‘granieten bestand’) is de kans om een plek op de arbeidsmarkt te verwerven echter niet reëel. Deze groep echt kansarmen verdient echter ook aandacht. Voorkomen moet worden dat deze groep geïsoleerd komt te staan. Het beleid Werk & Inkomen is dan ook gericht op sociale participatie van deze groep (zorg- en activeringstrajecten). Al met al onderscheidt de gemeenten binnen het op de onderkant van de arbeidsmarkt gerichte beleid de volgende zes sporen: 1 Van non-participatie naar participatie (activeren van de echt kansarmen) 2 Van non-participatie naar betaald werk (mobiliseren van nuggers) 3 Van uitkering naar betaald werk 1
Dit zogenaamde ‘re-integratiepalet’ omvat onder meer Morgen Beginnen, Doorstroompool, Pluswerk, Werk Mee, WSW en trajecten op maat. In 2007 heeft de gemeente ruim 300 WWB-ers uitgeplaatst naar regulier werk. Een kwart daarvan had langer dan vijf jaar een uitkering. Zie: Artikel ‘Amersfoort als voorbeeld’, IN: Amersfoortse Courant, 4 april 2008.
10
4 Van school naar betaald werk 5 Van betaald werk naar betaald werk (baanmobiliteit) 6 Van nugger, uitkering of betaald werk naar zelfstandig ondernemerschap.
11
Onderstaande figuur geeft deze sporen schematisch weer. Figuur 1.1
De zes sporen van het op de onderkant van de arbeidsmarkt gerichte beleid van de gemeente Amersfoort
Sporen 1
Van non-participatie naar participatie (activeren van de echt kansarmen)
2
Van non-participatie naar betaald werk (mobiliseren van nuggers)
3
Van uitkering naar betaald werk
4
Van school naar betaald werk
5
Van betaald werk naar betaald werk (baanmobiliteit)
6
Van nugger, uitkering of betaald werk naar zelfstandig ondernemerschap.
Bron: SZ Amersfoort; bewerking Research voor Beleid
De primaire keuze voor de onderkant van de arbeidsmarkt betekent overigens niet dat de gemeente geen aandacht heeft voor de werking van de arbeidsmarkt als geheel. Een vitale lokale en regionale arbeidsmarkt met veel baanmobiliteit is in het belang van de mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Omgekeerd draagt het inzetten op de onderkant van de arbeidsmarkt bij aan de vitaliteit van de totale arbeidsmarkt. Vraaggerichte aanpak Het resultaat van een aanpak gericht op burgers aan de onderkant van de arbeidsmarkt is sterk afhankelijk van de omvang van de werkgelegenheid in betreffend segment van de arbeidsmarkt. In de huidige conjunctuur is sprake van toenemende krapte op de arbeidsmarkt. Dat biedt kansen voor de doelgroep waarop de gemeente zich richt. De gemeente Amersfoort wil de match tussen haar doelgroep en de werkgevers versterken door zich nog nadrukkelijker ook op de vraagzijde te richten. Van belang is het opbouwen (en onderhouden) van relaties met werkgevers gericht op het behouden en scheppen van (soms verborgen) werkgelegenheid voor de gemeentelijke doelgroep. De gemeente beschikt over verschillende instrumenten, waaronder loonkostensubsidies, om een en ander voor werkgevers aantrekkelijk te maken. Inzicht in het functioneren van het bedrijfsleven in de regio en in actuele ontwikkelingen aan de onderkant van de vraagzijde van de arbeidsmarkt helpt daarbij. Een monitor ter ondersteuning van (de regierol in) het regionaal arbeidsmarktbeleid Ter ondersteuning van (haar regierol in) het regionaal arbeidsmarktbeleid wil de gemeente Amersfoort een arbeidsmarktmonitor ontwikkelen die zich vooral richt op de onderkant van de arbeidsmarkt. De monitor moet ‘het ondoorzichtige transparant maken’ en zicht bieden
12
op de knelpunten en kansen voor de gemeentelijke doelgroep. Met de monitor wil men komen tot een zinvolle bijdrage aan de concrete match tussen werkzoekenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt en werkgevers met banen in dat segment. Daartoe moet de monitor naar het oordeel van de gemeente in ieder geval voldoen aan de volgende inhoudelijke eisen: − De monitor moet de nadruk leggen op de onderkant van de arbeidsmarkt − Het moet gaan om een regionale arbeidsmarktmonitor. Een lokale arbeidsmarktmonitor heeft niet veel zin. De arbeidsmarkt houdt immers niet op bij de gemeentegrenzen. − De monitor moet inzicht bieden in zowel de aanbodzijde als de vraagzijde van de onderkant van de arbeidsmarkt. Er moet duidelijkheid komen over enerzijds het aanbod van (niet-werkende) werkzoekenden met een laag opleidingsniveau, een laag competentieniveau, geen of weinig werkervaring en/of persoonlijke belemmeringen en anderzijds waar de banen en vacatures voor deze groep zitten. Daarbij dient de blik ook op de toekomst gericht te zijn − De monitor moet niet alleen cijfers presenteren maar ook en vooral duidelijk maken waar voor de gemeente Amersfoort de knelpunten en kansen aan de onderkant van de arbeidsmarkt zich voordoen. Op basis daarvan moeten de gemeente en haar partners op de regionale arbeidsmarkt (zoals CWI, UWV, onderwijsveld en werkgevers) duidelijke keuzes kunnen maken in hun beleid voor de onderkant van de arbeidsmarkt Een dergelijke specifiek op de onderkant van de arbeidsmarkt gerichte regionale arbeidsmarktmonitor is – in ieder geval in Nederland – een noviteit. Gezien het innovatieve karakter heeft de gemeente Amersfoort Research voor Beleid gevraagd in een vooronderzoek de mogelijkheden voor de beoogde monitor te exploreren. Van dit vooronderzoek doet voorliggend rapport verslag.
1.2
Doel- en vraagstelling van het vooronderzoek
Het doel van het vooronderzoek is tweeledig: − Het verkennen van de mogelijkheden voor een arbeidsmarktmonitor voor de regio Amersfoort, met name gericht op de onderkant van de arbeidsmarkt − Het aan de hand van deze verkenning adviseren over de inhoud en opzet van een dergelijke monitor. Hieruit zijn de volgende concrete onderzoeksvragen afgeleid: Werking van de onderkant van de arbeidsmarkt 1 Op welke wijze is de werking van de onderkant van de arbeidsmarkt in de regio Amersfoort modelmatig weer te geven? Verwachtingen, wensen en behoeften ten aanzien van de arbeidsmarktmonitor 2 Wat zijn de verwachtingen, wensen en behoeften van de betrokken partijen ten aanzien van de te ontwikkelen arbeidsmarktmonitor, met name gericht op de onderkant van de arbeidsmarkt?
13
Inzicht in de beschikbaarheid en bruikbaarheid van gegevens voor de arbeidsmarktmonitor 3 Welke (soort) gegevens zouden op basis van beantwoording van de onderzoeksvragen 1 en 2 een plaats moeten krijgen in de te ontwikkelen arbeidsmarktmonitor? 4 Welke bestaande (statistische en secundaire) gegevensbronnen zijn er om de te ontwikkelen arbeidsmarktmonitor te vullen? 5 Over welke aanvullende gegevens beschikken de bij het regionaal arbeidsmarktbeleid in de regio Amersfoort betrokken partijen voor de vulling van de te ontwikkelen arbeidsmarktmonitor? In hoeverre en onder welke voorwaarden zijn zij bereid deze gegevens beschikbaar te stellen? 6 Welke aanvullende gegevens zijn er verder nog nodig voor de vulling van de te ontwikkelen arbeidsmarktmonitor? In hoeverre en op welke wijze is het mogelijk deze gegevens te verkrijgen? Advies over inhoud en opzet van de arbeidsmarktmonitor 7 Is op basis van de beantwoording van de onderzoeksvragen 1 tot en met 6 een beleidsrelevante arbeidsmarktmonitor voor de regio Amersfoort, met name gericht op de onderkant van de arbeidsmarkt, haalbaar (go/ no go)? 8 Zo ja, wat dient de inhoud en opzet van deze arbeidsmarktmonitor te zijn? − Afbakening (doelgroep, regio, sectoren) − Inhoud (soort gegevens) − Opzet (onderzoeksactiviteiten), vorm en periodiciteit. 9 Hoe dient de uitvoering van de monitor organisatorisch vorm te worden gegeven? Welke eisen zijn te stellen aan de uitvoerder van de arbeidsmarktmonitor (wat kan de afdeling O+S van de gemeente Amersfoort zelf, wat dient O+S uit te besteden)? 10 Tegen welke kosten is de arbeidsmarktmonitor uit te voeren?
1.3
Opzet van het vooronderzoek
Om bovenstaande onderzoeksvragen te beantwoorden zijn de volgende onderzoeksactiviteiten uitgevoerd: 1 Bouw van een model voor de onderkant van de regionale arbeidsmarkt 2 Expertinterviews 3 Inventarisatie van de beschikbare en bruikbare bronnen voor de te ontwikkelen arbeidsmarktmonitor 4 Opstellen van een advies over de inhoud en opzet van de te ontwikkelen arbeidsmarktmonitor. Ad 1. Bouw van model voor onderkant regionale arbeidsmarkt Research voor Beleid heeft voor haar (regionaal en sectoraal) arbeidsmarktonderzoek een arbeidsmarktmodel ontwikkeld bestaande uit drie onderling nauw samenhangende deelmodellen: − Stromenmodel − Discrepantiemodel − Oplossingenmodel. Deze algemeen toepasbare deelmodellen zijn in het vooronderzoek toegespitst op de onderkant van de arbeidsmarkt in de regio Amersfoort. Het toegespitste model wordt gepresenteerd in hoofdstuk 2.
14
Ad 2. Expertinterviews In totaal zijn dertien vertegenwoordigers van bij het arbeidsmarktbeleid in de regio Amersfoort betrokken partijen geïnterviewd. Het doel hiervan was tweeledig: − Inventariseren van de verwachtingen, wensen en behoeften ten aanzien van de te ontwikkelen monitor − Inventariseren van de mogelijke bijdragen die de partijen kunnen leveren aan de monitor (en de voorwaarden waaronder). Het verslag van de expertinterviews staat in hoofdstuk 3. Ad 3. Inventarisatie beschikbare en bruikbare bronnen voor monitor Op basis van beide voorgaande fasen is een overzicht gemaakt van thema’s/ onderwerpen die in de monitor een plaats zouden kunnen krijgen. Onderzocht is vervolgens welke bestaande (statistische en secundaire) gegevensbronnen voor deze thema’s/ onderwerpen beschikbaar en bruikbaar zijn. Deze inventarisatie heeft ook inzicht geboden in welke aanvullende primaire gegevens verzameld dienen te worden. Daarbij gaat het met name om gegevens over SW-ers, nuggers en sociale participatie- en re-integratietrajecten (aanbodzijde) en om gegevens over de behoefte van werkgevers aan laagopgeleide werknemers en hun ervaringen met en houding en gedrag ten opzichte van deze groep (vraagzijde). Voor de verzameling van laatstgenoemde gegevens is een vragenlijst voor een werkgeversenquête opgesteld. De resultaten van de inventarisatie zijn te vinden in hoofdstuk 4. Ad 5. Opstellen advies over inhoud en opzet van monitor Op basis van voornoemde onderzoeksactiviteiten is een advies geformuleerd over de inhoud en opzet van de Monitor Onderkant Arbeidsmarkt Regio Amersfoort (MOARA): een beleidsrelevante arbeidsmarktmonitor voor de regio Amersfoort, met name gericht op de onderkant van de arbeidsmarkt. Het advies is opgenomen in hoofdstuk 5. Aan het eind van het rapport is in bijlage 10 een beknopte samenvatting opgenomen.
15
2
Een model voor de werking van de onderkant van de regionale arbeidsmarkt
In de optiek van Research voor Beleid ligt aan elke – regionale dan wel sectorale – arbeidsmarktmonitor een arbeidsmarktmodel ten grondslag. Een modelmatige aanpak draagt bij aan een gestructureerde en transparante verzameling, verwerking en presentatie van gegevens. Aan een beleidsrelevant arbeidsmarktmodel zijn de volgende eisen te stellen: − Van belang is vooral de stromen (in-, door- en uitstroom) op de arbeidsmarkt in kaart te brengen. − Zowel de vraag- als aanbodkant van de arbeidsmarkt dienen te worden belicht. Het model moet zich daarbij niet alleen richten op het meer statische deel van de arbeidsmarkt (beroepsbevolking en werkgelegenheid) maar ook en vooral op het meer dynamische deel daarvan (werkzoekenden en vacatures). Confrontatie van vraag en aanbod biedt inzicht in mogelijke knelpunten (discrepanties). − Arbeidsmarktbeleid is per definitie toekomstgericht (en daarmee per definitie vaak anticyclisch). Naast het beschrijven van de actuele situatie zijn prognoses van (discrepanties tussen) vraag en aanbod op de middellange termijn belangrijk. − Even belangrijk als een goede duiding van de (huidige en te verwachten) discrepanties is het aangeven van mogelijke oplossingen daarvoor. Research voor Beleid heeft voor haar (regionaal en sectoraal) arbeidsmarktonderzoek daarom een arbeidsmarktmodel ontwikkeld, bestaande uit drie onderling nauw samenhangende deelmodellen: 1 Stromenmodel 2 Discrepantiemodel 3 Oplossingenmodel. De volgende paragrafen beschrijven deze drie deelmodellen, toegespitst op de onderkant van arbeidsmarkt in de regio Amersfoort. Eerst volgt de afbakening van het begrip ‘onderkant van de arbeidsmarkt’.
2.1
Het begrip ‘onderkant van de arbeidsmarkt’
In bijlage 1 wordt – op basis van een korte deskresearch - nader ingegaan op het begrip ‘onderkant van de arbeidsmarkt’. Mede op basis daarvan is tot de volgende ruime definitie van het begrip ‘onderkant van de arbeidsmarkt’ te komen: − De onderkant van de arbeidsmarkt bestaat zowel uit een vraagzijde (banen aan de onderkant) als een aanbodzijde (personen aan de onderkant). − Bij banen aan de onderkant gaat het primair om laaggeschoold werk, laagbetaald werk en/of flexibel werk. − Personen aan de onderkant zijn te definiëren als personen die om wat voor reden dan ook (laag onderwijsniveau, laag competentieniveau, geen of weinig werkervaring en/of persoonlijke belemmeringen) zijn aangewezen op banen aan de onderkant. Daarmee is de definitie van de aanbodzijde van de onderkant van de arbeidsmarkt nadrukkelijk ruimer dan alleen laagopgeleide personen. Aangetekend daarbij dient wel te worden dat in statistieken onderwijsniveau (c.q. beroepsniveau) vaak het enige onderscheidende ele-
17
ment is. Zaken als competenties, werkervaring en persoonlijke belemmeringen zijn minder goed in cijfers te vangen. − Bij personen aan de onderkant kan het zowel gaan om werknemers (regulier of in Wswverband) als niet–werkende werkzoekenden (uitkeringsgerechtigden en nuggers, al dan niet in een zorg-, activerings- of re-integratietraject). Een en ander is schematisch als volgt weer te geven. Schema 2.1
Banen en personen aan de onderkant van de arbeidsmarkt
Bron: Research voor Beleid
2.2
Stromenmodel
Het stromenmodel heeft een primair cijfermatig karakter. Het gaat hierbij om het inzichtelijk maken van de omvang en samenstelling van de stromen (in-, door- en uitstroom) aan de onderkant van de regionale arbeidsmarkt. Als uitgangspunt voor het stromenmodel zijn de zes sporen van het (verder te ontwikkelen) op de onderkant van de arbeidsmarkt gerichte beleid van de gemeente Amersfoort te nemen (zie figuur 1.1 in paragraaf 1.1). Dit ‘sporenmodel’ is in figuur 2.2 nader uitgewerkt in een stromenmodel. Een gedetailleerde beschrijving van (de verschillende stromen in) dit stromenmodel is te vinden in bijlage 2.
18
Figuur 2.2
Stromenmodel: stroombewegingen aan de onderkant van de regionale arbeidsmarkt
Instroom in onderwijs
UITZENDWERK
(Voortijdig) schoolverlaters met uitzendwerk
Tijdelijke inzet
ONDERWIJS BO, VMBO, MBO
(Voortijdig) schoolverlaters zonder werk
(Voortijdig) schoolverlaters met werk
‘JONGE’ NON-PARTICIPATIE Uitkeringsgerechtigden/ Nuggers
(Voortijdig) schoolverlaters met werk
Zij-instroom en zij-uitstroom
BETAALD WERK OF ZELFSTANDIG ONDERNEMERSCHAP IN REGIO AMERSFOORT Sociale werkvoorziening/Regulier betaald werk/ Zelfstandig ondernemerschap
Pendel
BETAALD WERK OF ZELFSTANDIG ONDERNEMERSCHAP BUITEN REGIO AMERSFOORT
Arbeidsmigratie
Definitieve uitstroom
DEFINITIEVE NON-PARTICIPATIE Volledig AO/Pensioen/Overlijden
(Her)instroom (re-integratie)
Uitstroom
NON-PARTICIPATIE Uitkeringsgerechtigden/Nuggers
Sociale activering
SOCIALE PARTICIPATIE Vrijwilligerswerk e.d.
Bron: Research voor Beleid
2.3
Discrepantiemodel
Het discrepantiemodel biedt inzicht in de achtergrond van de cijfers. Het gaat erom wat de factoren zijn die van invloed zijn op (de omvang en samenstelling van) de stromen aan de onderkant van de regionale arbeidsmarkt en in hoeverre (nu en in de toekomst) sprake is van aansluiting tussen vraag en aanbod in dit segment. De regionale arbeidsmarkt is een complex geheel van elkaar beïnvloedende factoren: − De vraag naar arbeid wordt onder meer bepaald door de productie van het bedrijfsleven en de publieke sector, de arbeidsproductiviteit en de arbeidsduur. De vraag naar arbeid vertaalt zich in werkgelegenheid (banen).
19
− Het aanbod is afhankelijk van de omvang van de potentiële beroepsbevolking (de bevolking van 15-64 jaar), het deel hiervan dat actief is op de arbeidsmarkt als werkend of werkzoekend (i.e. de feitelijke beroepsbevolking, waaronder ook de schoolverlaters zijn te rekenen) en de pendel. − Naast het meer statische deel (werkgelegenheid en beroepsbevolking) kent de regionale arbeidsmarkt ook een dynamisch deel (vacatures aan de vraagzijde en werkzoekenden aan de aanbodzijde). Onderstaande figuur geeft (de samenhang tussen) deze factoren schematisch weer. Figuur 2.3
Factoren die een rol spelen op de regionale arbeidsmarkt
Bron: CWI (2007). Arbeidsmarktprognose 2007-2012; bewerking Research voor Beleid
Confrontatie van vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt kan leiden tot het constateren van discrepanties. Er zijn aan de onderkant van de regionale arbeidsmarkt drie soorten discrepanties te onderscheiden: − Van kwantitatieve discrepanties is sprake wanneer aan de onderkant van de arbeidsmarkt in de regio als geheel of in bepaalde deelgebieden of branches te weinig werkzoekenden (in de ruime zin van het woord: [gediplomeerde] schoolverlaters, niet-werkende werkzoekenden en werkende werkzoekenden) dan wel te weinig vacatures zijn. − Kwalitatieve discrepanties treden op wanneer de (technisch-instrumentele en in dit geval met name ook sociaal normatieve) eisen van de werkgevers hoger zijn dan de kwalificaties van werkzoekenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt dan wel wanneer deze werkzoekenden hogere eisen stellen aan arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden dan wat werkgevers met banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt willen/kunnen bieden. − Ten slotte kan sprake zijn van ondoorzichtigheid van de arbeidsmarkt. Dan gaat het om verschillen tussen het wervingsgedrag van werkgevers met banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt en het zoekgedrag van werkzoekenden in dat segment. Ook kunnen werkgevers een negatief beeld hebben van (specifieke groepen) werkzoekenden aan de
20
onderkant van de arbeidsmarkt. Andersom kan het imago van bepaalde individuele werkgevers, branches en/of de regio als geheel dan wel bepaalde deelgebieden onder werkzoekenden in het onderste segment een probleem vormen. Schematisch is een en ander als volgt weer te geven. Figuur 2.4
Discrepantiemodel: mogelijke discrepanties aan de onderkant van de regionale arbeidsmarkt VRAAGZIJDE
VACATURES
Confrontatie
Confrontatie
WERKGELEGENHEID
Kwantitatieve discrepanties Uitbreidings- en vervangingsvraag aan onderkant arbeidsmarkt
Ontwikkeling van arbeidsaanbod aan onderkant arbeidsmarkt
Kwalitatieve discrepanties DYNAMISCHE DEEL ONDERKANT ARBEIDSMARKT REGIO AMERSFOORT
Wat vragen werkgevers aan werkzoekenden aan onderkant arbeidsmarkt?
KORTE TERMIJN
MEER STATISCHE DEEL ONDERKANT ARBEIDSMARKT REGIO AMERSFOORT (MIDDEL)LANGE TERMIJN)
Wat willen werkzoekenden aan onderkant van arbeidsmarkt van werkgevers?
Ondoorzichtigheid arbeidsmarkt Wervingsgedrag van werkgevers Imago van werkzoekenden aan onderkant arbeidsmarkt
Zoekgedrag van werkzoekenden aan onderkant arbeidsmarkt Imago van werkgevers/ branches/ regio
WERKZOEKENDEN EN UITKERINGEN
Confrontatie
Confrontatie
BEROEPSBEVOLKING
AANBODZIJDE
Bron: Research voor Beleid
Dit discrepantiemodel is niet alleen te gebruiken voor huidige maar ook voor toekomstige discrepanties. Door vraag en aanbod aan de onderkant van de regionale arbeidsmarkt op de middellange termijn te prognosticeren en vervolgens met elkaar te confronteren zijn mogelijke toekomstige discrepanties in kaart te brengen.
2.4
Oplossingenmodel
Met het vaststellen van (huidige en toekomstige) discrepanties tussen vraag en aanbod aan de onderkant van de regionale arbeidsmarkt is men er nog niet. Nodig is te traceren waar oplossingen voor de discrepanties liggen, welke oplossingen werken (good practice) en welke niet (bad practice). Dit vraagt om een oplossingenmodel. Gebruik is te maken van de
21
zogenaamde Cirkel van Stimulus ofwel de Arbeidsmarktcirkel. Deze cirkel brengt veel opties en instrumenten bij elkaar die de verschillende actoren voor het wegnemen (of in ieder geval verminderen) van discrepanties op de arbeidsmarkt ter beschikking staan. Daarbij kan het gaan om oplossingen voor regionale maar ook voor sectorale knelpunten. Figuur 2.5
Oplossingenmodel: de Arbeidsmarktcirkel
Oplossingsrichtingen
Oplossingsrichtingen
Probleemeigenaren
Probleemeigenaren
Bron: www.minez.nl; bewerking Research voor Beleid
De Arbeidsmarktcirkel is verdeeld in vier kwadranten: − De reserves op de arbeidsmarkt: hierop richt zich traditioneel het arbeidsmarktbeleid. Het
gaat
om
het
bemiddelen
van
werklozen,
het
toeleiden
van
(tijdelijke
ar-
beids)migranten en het mobiliseren van de stille reserve (met name herintreders). − Het onderwijs: het bevorderen en op de juiste manier richten van instroom in en uitstroom uit het onderwijs en het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Door de toenemende aanbodtekorten mag dit kwadrant zich al geruime tijd verheugen in een groeiende interesse bij de makers van het arbeidsmarktbeleid. − De werkenden: hierbij gaat het zowel om het optimaliseren van de inzet van werknemers, bijvoorbeeld door interne en externe mobiliteit, als om het voorkomen van ongewenste uitstroom van werknemers. Met zowel de AO-maatregelen als beleid gericht op hogere arbeidsparticipatie van ouderen en langer werken door deeltijdwerkers (zie Taskforce Deeltijd Plus) zet het ministerie van SZW in op dit thema. − De bedrijfsvoering: de oplossing van personele knelpunten kan ook gelegen zijn in het optimaliseren van de arbeidsproductiviteit door bijvoorbeeld wijzigingen in de organisatie van werkzaamheden, technologische aanpassingen of verhuizingen van activiteiten. Deze vier kwadranten worden in concentrische cirkels steeds verder uitgewerkt. Bijlage 3 bevat hier een gedetailleerdere beschrijving van (in tabelvorm). De essentie van de Arbeidsmarktcirkel is een integrale aanpak van de arbeidsmarktproblematiek vanuit alle vier onderscheiden invalshoeken. Naast het bepalen van kansrijke oplossing(srichting)en is ook het identificeren (en mobiliseren!) van de bijbehorende probleemeigenaren van belang. Daarbij gaat het om de partijen die (primair) belang hebben bij de aanpak van discrepanties aan de onderkant van de regionale arbeidsmarkt en (kunnen) fungeren als trekkers van het regionaal arbeidsmarktbeleid. Gaat het bij de voorgaande deelmodellen vooral om het delen van kennis tussen betrokken partijen (cijfers over de onderkant van de arbeidsmarkt en de achtergrond van die cijfers) het oplossingenmodel dient vooral om partijen te prikkelen/aan te jagen en te verbinden (formuleren van oplossingsrichtingen en benoemen van probleemeigenaren).
22
3
Verwachtingen, wensen en behoeften van partijen voor de monitor
In het kader van het vooronderzoek hebben expertinterviews plaatsgevonden met vertegenwoordigers van bij het arbeidsmarktbeleid in de regio Amersfoort betrokken partijen. Thema’s in de gesprekken waren wenselijkheid van de monitor (paragraaf 3.1), visie op de inhoud en opzet van de monitor (paragraaf 3.2) en mogelijke bijdrage aan de monitor (paragraaf 3.3). In totaal is gesprokken met dertien experts. Voor een overzicht van de gesprekspartners verwijzen we naar bijlage 4.
3.1
Wenselijkheid van de monitor
De respondenten staan in het algemeen positief tegenover het ontwikkelen en uitvoeren van een monitor die zich met name richt op de onderkant van de arbeidsmarkt. Er is al een heleboel (versnipperde) informatie beschikbaar over met name de aanbodzijde van de onderkant van de regionale arbeidsmarkt. Van belang is het verzamelen van aanvullende gegevens met name over de vraagzijde. De beoogde monitor kan al deze informatie bundelen. Behalve een overzicht van/ inzicht in cijfers is een goede interpretatie/ beleidsmatige vertaling daarvan belangrijk. Een breed opgezette monitor kan ook een belangrijke bijdrage leveren aan het leggen van verbindingen tussen (het beleid) van de verschillende bij het arbeidsmarktbeleid betrokken gemeentelijke afdelingen (Sociale Zaken, Economische Zaken, Onderwijs) en tussen de gemeente en derden (ROC’s, CWI, UWV, werkgeversorganisaties et cetera).
3.2
Visie op inhoud en opzet van de monitor
Afbakening van de regio De meeste respondenten zijn van mening dat de beoogde monitor zich zou moeten richten op het Gewest Eemland, inclusief de daaraan gelieerde gemeente Nijkerk. Voor de vraagzijde zou volgens enkelen ook gekeken moeten worden naar Utrecht (relevante pendelstad) en gemeenten als Zeewolde, Veenendaal en Ede. Laatstgenoemde gemeenten kennen meer (industriële) werkgelegenheid aan de onderkant dan de direct aan Amersfoort grenzende gemeenten. Enkele respondenten achten het wenselijk dat in de monitor (in ieder geval voor Amersfoort) ook op wijkniveau gegevens worden gepresenteerd. Afbakening relevant deel van de arbeidsmarkt De monitor moet zich volgens de respondenten niet alleen richten op werklozen maar ook op werkenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Daarbij kan het gaan om gesubsidieerd werk, werk bij de sociale werkvoorziening, regulier werk in loondienst en zelfstandig
23
ondernemerschap (met name zzp’ers1). Ook stages zijn een relevant thema. Verder zijn verschillende respondenten van mening dat aandacht moet worden besteed aan scholing/ doorstroom van werkenden. Door het scholen van (jongere en oudere) lager opgeleide werknemers ontstaat aan de onderkant weer ruimte voor nieuwe instroom. Andere relevante thema’s die worden genoemd zijn WMO, in de regio werkzame arbeidskrachten uit de MOE-landen en doorstroom binnen het reguliere onderwijs. Afbakening opleidingsniveau Wat opleidingsniveau zou de monitor zich volgens de respondenten niet moeten beperken tot basisonderwijs en vmbo maar in ieder geval ook het mbo-1 niveau in kaart moeten brengen. Verschillende respondenten vinden dat ook mbo-2 (en misschien zelfs mbo-3) meegenomen moet worden. Dit met het oog op (mogelijkheden voor) doorstroom van de onder- naar de bovenkant van de arbeidsmarkt. Enkele respondenten geven expliciet aan dat niet alleen aandacht dient uit te gaan naar opleidingsniveaus maar ook aan competentieniveau. “Bedrijven vinden motivatie en op tijd komen belangrijker dan opleiding”. Afbakening sectoren/doelgroepen Over de sectorale afbakening lopen de meningen uiteen. Een deel van de respondenten wijst erop dat de banen aan de onderkant geconcentreerd zijn in een aantal specifieke sectoren (landbouw, logistiek, horeca, schoonmaak et cetera). De monitor zou zich daarom juist op die sectoren moeten richten. Anderen zijn van mening dat de beoogde monitor aan informatieve waarde wint wanneer aan alle sectoren aandacht wordt besteed. Ook in andere sectoren zijn er aan de onderkant van de arbeidsmarkt mogelijkheden (te creëren). Als relevante speciale doelgroepen worden genoemd: − Wajong-ers − Voortijdig schoolverlaters − Jongere werklozen (onder 27 jaar) − Oudere werklozen (45-plus en met name 55-plus) − Allochtone werklozen − Werklozen in probleemwijken − SW-ers − Nuggers − Werkenden aan de onderkant. Wijze van gegevensverzameling Indien in de monitor gekozen wordt voor het verzamelen van primaire gegevens bij werkgevers dan gaat de voorkeur van de respondenten uit naar een barometerbenadering. Een barometer brengt vooral trends in beeld. “Liever inzicht in trends dan schijnexactheid”. Mogelijk is gebruik te maken van een werkgeverspanel, bijvoorbeeld Regiohartslag (het werkgeverspanel van de Kamer van Koophandel [KvK] Gooi-, Eem- en Flevoland). Nadeel van
1
Enkele respondenten merken in dit verband echter op dat het bij zzp’ers toch vooral om wat hoger opgeleiden gaat. Ook zzp’ers in de bouw zijn vaak vakkrachten.
24
dit panel is het gebrek aan representativiteit. Een andere optie zou zijn aan te sluiten bij de ERBO-enquête van de Kamer van Koophandel. Wat betreft de wijze van benaderen van werkgevers, wordt er op gewezen dat veel werkgevers niet met internet werken. Verder komen e-mails vaak niet aan als ze niet gepersonaliseerd zijn. Een telefonische enquête ligt daarom meer voor de hand. Van belang is ook een vragenlijst in begrijpelijke taal. “Arbeidsmarktmonitor is al een te moeilijke term”. Actualiteit/periodiciteit De meningen van de respondenten over de gewenste actualiteit/periodiciteit lopen uiteen: eens per kwartaal, eens per halfjaar, eens per jaar, eens per twee jaar. De meeste respondenten opteren voor een jaarlijkse monitor. Als optie wordt ook genoemd eens per halfjaar of jaar een tabellenoverzicht in combinatie met eens per jaar of twee jaar een grondig, diepgaand onderzoek. “Het verandert allemaal niet zo snel”. Indien in de monitor ook prognoses worden opgenomen, zouden deze volgens enkele respondenten maximaal twee jaar vooruit moeten kijken. Overigens merkt een van de respondenten op dat ook gebruik is te maken van landelijke prognoses. “Amersfoort is redelijk gemiddeld”. Presentatievorm Van belang is een eenvoudige rapportage op hoofdlijnen (cijfers én analyse) en vooral een goede, korte samenvatting (zowel op papier als digitaal). “De politiek doet niet veel met dikke rapporten”. Een (werk)conferentie kan de verspreiding van de resultaten bevorderen. Een van de respondenten wijst wel op ‘inflatie’ van bijeenkomsten. “Er is iets bijzonders nodig om belangstelling te trekken”.
3.3
Mogelijke bijdrage aan de monitor
Uit de interviews komen de volgende mogelijke bijdragen van betrokken partijen aan de monitor naar voren: − Het Leerwerkloket Eemland kent een registratie van eigen cliënten (400) en zou van dit bestand uitdraaien kunnen maken naar sector. Verder is in 2007 een beperkte werkgeversenquête uitgevoerd naar gevraagde competenties. Dat leverde niet veel op. Vooral betrouwbaarheid en flexibiliteit worden door werkgevers belangrijk gevonden. − De kwartaalrapportages van Regiohartslag van de KvK Gooi-, Eem- en Flevoland bevatten naast conjunctuurgegevens ook steeds een specifiek thema. In het verleden is onder meer aandacht besteed aan thema’s als stages, ouderen en leeftijdsbewust personeelsbeleid. − CWI heeft een nulmeting uitgevoerd met betrekking tot jongeren die niet in beeld waren. Er waren 380 ‘onzichtbare’ jongeren. Het grootste deel is gevonden. Veertig blijven er zoek. Interessant zijn verder de marktbewerkingsplannen van de brancheteams van CWI. De bedoeling is deze zoekactie periodiek te herhalen. − De afdeling SZ van de gemeente beschikt over informatie over de omvang en samenstelling van het WWB-bestand en over sociale activeringstrajecten (er zijn in Amersfoort zo’n 20.000 vrijwilligers) en re-integratietrajecten. SZ maakt maandrapportages over het WWB-bestand. Per kwartaal is er een bredere analyse.
25
− Afdeling O+S heeft de beschikking over het Provinciale Arbeidsplaatsen Register (PAR) en de ERBO. Zij verrijkt deze informatie, hetgeen onder meer resulteert in de Economische Monitor Amersfoort. Verder levert O+S data aan voor de Onderwijsmonitor Amersfoort en heeft de afdeling onder meer onderzoek gedaan naar de WMO (geen database beschikbaar). Ook verzorgt O+S de jaarlijkse Stadspeiling. Deze bestaat uit een vast blok (met onder meer vragen over leeftijd, opleidingsniveau, werk, werkgemeente) en een flexibel blok. − De gemeente en RWA hebben een screening uitgevoerd van de Wajong-groep.
26
4
Beschikbaarheid en bruikbaarheid van gegevensbronnen voor de monitor
Centraal in dit hoofdstuk staan de beschikbaarheid en bruikbaarheid van bronnen om de te ontwikkelen arbeidsmarktmonitor te vullen. Paragraaf 4.1 presenteert op basis van de twee voorgaande hoofdstukken een overzicht van relevante thema’s/onderwerpen voor de monitor. Vervolgens biedt paragraaf 4.2 een overzicht van de belangrijkste beschikbare en bruikbare statistische en secundaire gegevensbronnen voor deze thema’s/onderwerpen. Ten slotte gaat paragraaf 4.3 in op dataverzameling die aanvullend op de bestaande bronnen dient plaats te vinden.
4.1
Relevante thema’s/onderwerpen voor de monitor
Op basis van het in de vorige hoofdstukken beschreven arbeidsmarktmodel en de verwachtingen, wensen en behoeften van bij het regionaal arbeidsmarktbeleid betrokken partijen is het volgende overzicht van relevante thema’s/onderwerpen voor de monitor op te stellen. In dit overzicht hebben de thema’s 1 tot en met 7 een hoofdzakelijk kwantitatief, thema 8 een zowel kwantitatief als kwalitatief en thema 9 een voornamelijk kwalitatief karakter. Een meer gedetailleerd overzicht van thema’s/ onderwerpen is te vinden in bijlage 5. Thema’s/onderwerpen voor de monitor
1 Economie en bedrijfsleven −
De Nederlandse economie en arbeidsmarkt in vogelvlucht
−
Kerngegevens regionale economie
−
Kerngegevens regionaal bedrijfsleven
2 Vraagzijde onderkant arbeidsmarkt: werkgelegenheid en vacatures −
Werkgelegenheid
−
Vacatures
3 Aanbodzijde onderkant arbeidsmarkt: bevolking en beroepsbevolking −
Bevolking
−
Beroepsbevolking
−
Werkenden aan onderkant reguliere arbeidsmarkt
−
SW’ers (naar werkvorm)
−
Flexibele arbeidskrachten/uitzendkrachten
−
Tijdelijke arbeidsmigranten
−
Pendel
4 Aanbodzijde onderkant arbeidsmarkt: (beroeps)onderwijs (met speciale aandacht voor vmbo en mbo) −
Leerlingen
−
Stageplaatsen en leerbanen
−
Voortijdig schoolverlaters (inclusief groenpluk)
−
Geslaagden
5 Aanbodzijde onderkant arbeidsmarkt: werkzoekenden en uitkeringen
27
Niet-werkende werkzoekenden (met speciale aandacht voor laagopgeleide werklozen, jeugd-
−
werklozen en oudere werklozen) −
Uitkeringsgerechtigden (WW, WAO/WIA/WAZ/Wajong, WWB)
−
Nuggers
−
Sociale participatie (zorg- en activeringstrajecten)
−
Re-integratietrajecten
6 Speciaal thema 7 Subregionale kerngegevens onderkant arbeidsmarkt −
Positionering gemeente Amersfoort binnen de grotere Nederlandse gemeenten
−
Kerngegevens onderkant arbeidsmarkt per regiogemeente
−
Kerngegevens onderkant arbeidsmarkt per Amersfoortse wijk
8 Discrepantieanalyse −
Moeilijk vervulbare vacatures
−
Arbeidsmarktperspectieven schoolverlaters
−
Arbeidsmarktperspectieven kortdurende werklozen
−
Werkloosheidspercentage
−
Prognoses van overschotten/tekorten
−
Kwalitatief getinte discrepantieanalyse
9 Beleidsmatige vertaling −
Oplossingsrichtingen
−
Probleemeigenaren
Het bovenstaande overziend, gaat het in de monitor dus om een veelheid/complexiteit aan variabelen. Daar is bij arbeidsmarktonderzoek niet aan te ontkomen. De arbeidsmarkt is nu eenmaal een complex fenomeen; er spelen veel uiteenlopende factoren. Van belang is te starten met het in kaart brengen van de verschillende variabelen (1 t/m 7). De ervaring leert overigens dat dit redelijk snel is te verwezenlijken. Niet alle variabelen hoeven vervolgens in de discrepantieanalyse en beleidsmatige vertaling (8 en 9) te worden betrokken. Relevant zijn vooral die variabelen waar ‘wat mee aan de hand is’ en waarvoor (beleidsmatige) oplossingen dienen te worden gezocht. Verder is door de monitorrapportage als een drietrapsraket (uitgebreid tabellenrapport, analyserapport, beknopt beleidsrapport) vorm te geven de (complexiteit van de) informatie af te stemmen op de verschillende doelgroepen (zie ook paragraaf 5.3).
4.2
Inventarisatie bestaande (statistische en secundaire) bronnen voor monitor
Uit oogpunt van efficiency en beperking van de (administratieve) belasting van (semi)overheidsorganisaties en bedrijfsleven in de regio dient de te ontwikkelen arbeidsmarktmonitor zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande (statistische en secundaire) gegevensbronnen. Onderstaand schema geeft voor de in de vorige paragraaf onderscheiden thema’s/onderwerpen de belangrijkste bestaande gegevensbronnen weer. In het algemeen zijn deze bronnen (redelijk) up to date. Minder actuele bronnen zijn vaak door combinatie
28
met andere bronnen en/of door aanvullende berekeningen te updaten. Voor een uitgebreide beschrijving van (de bruikbaarheid van) de bronnen zij verwezen naar bijlage 6. Schema 4.1
Overzicht van bestaande bronnen
ONDERWERP
RELEVANTE BESTAANDE BRONNEN
1 Economie en bedrijfsleven − −
−
De Nederlandse economie en arbeids-
−
MEV/CEP (CPB)
markt in vogelvlucht
−
Arbeidsmarktprognose (CWI)
Kerngegevens regionale economie
−
ERBO (KvK)
−
Economische Monitor Amersfoort (O+S Amersfoort)
−
Regiohartslag (KvK)
bedrijfsleven
−
(Mutatiebalans van) handelsregister (KvK)
(aantal vestigingen en bedrijvendyna-
−
LISA-vestigingenregister/
Kerngegevens
regionaal
miek)
Provinciaal
Arbeidsplaatsen
Register (LISA/ Provincie Utrecht)
2 Vraagzijde: werkgelegenheid en vacatures −
Werkgelegenheid
−
EBB – Werkzame beroepsbevolking (CBS)
−
Arbeidsrekeningen - Banen (CBS)
−
LISA-vestigingenregister/
Provinciaal
Arbeidsplaatsen
Register (LISA/ Provincie Utrecht) −
Onderzoek
laaggeschoolde
werkgelegenheid
in
regio
Amersfoort (EZ Amersfoort; lopend) −
Vacatures
−
CWI-vacatureregistratie (CWI)
−
PAR Personeelsadvertenties (Nielsen)
−
PAR Webvacatures (Nielsen)
−
Vacature-enquête (CBS)
−
Vacatures in Nederland – Hoofdstuk Vacatureontwikkeling (CWI)
3 Aanbodzijde: bevolking en beroepsbevolking −
Bevolking
−
Bevolkingsstatistiek en –prognose (CBS)
−
Potentiële beroepsbevolking, participa-
−
EBB – (Potentiële) beroepsbevolking (CBS)
tie, beroepsbevolking en werkzame beroepsbevolking − − −
Werkenden
−
EBB – Werkzame beroepsbevolking (CBS)
arbeidsmarkt
−
Arbeidsrekeningen – Banen (CBS)
SW-ers
−
Wsw-statistiek (RvB)
−
POR Wsw (SZW)
−
EBB – Werknemers met flexibele arbeidsrelatie (CBS)
−
Studie flexibele arbeid (TNO)
−
Instroomonderzoek Uitzendbranche (ABU)
−
Vacatures in Nederland - Hoofdstuk Uitzendarbeid (CWI)
−
Studie seizoenarbeid (EIM; lopend)
−
Zomerbanen onderzoek (Randstad)
−
Immigratiecijfers - Motief arbeid (CBS)
−
Vacatures in Nederland - Hoofdstuk Uitzendarbeid (CWI)
−
Studies arbeidsmigratie (divers)
Flexibele
aan
onderkant
arbeidskrachten/
krachten
−
Tijdelijke arbeidsmigranten
reguliere
uitzend-
29
ONDERWERP −
RELEVANTE BESTAANDE BRONNEN
Pendel
−
Hoofdbanen naar woon- en werkregio (CBS)
−
Stadspeiling – Werkgemeente (O+S Amersfoort)
−
CBS-Onderwijsgegevens (CBS)
−
Kubus Mbo inschrijvingen (Colo)
−
Onderwijsmonitor Gemeente Amersfoort (WSO Amers-
4 Aanbodzijde: (beroeps)onderwijs −
Leerlingen
foort) −
Stageplaatsen en leerbanen
−
Register erkende leerbedrijven (Colo)
−
Colo-barometer/www.kansopstage.nl (Colo)
−
Onderzoek stageplaatsen en leerbanen regio Amersfoort (Research voor Beleid)
−
Voortijdig schoolverlaten
−
Effectrapportages VSV (RMC-regio 16 Eem en Vallei)
−
Onderwijsmonitor Gemeente Amersfoort (WSO Amersfoort)
−
Geslaagden
−
CBS-Onderwijsgegevens (CBS)
−
Schoolverlatersonderzoeken (ROA)
−
MBO-kaart (Toppen)
5 Aanbodzijde: werkzoekenden en uitkeringen −
Niet-werkende
(met
−
EBB – Werkloze beroepsbevolking (CBS)
speciale aandacht voor laagopgeleide,
werkzoekenden
−
CWI-werkzoekendenregistratie (CWI)
jeugdwerklozen en oudere werklozen)
−
Landelijke Jeugdmonitor - Jeugdwerkloosheid (CBS)
−
Onderwijsmonitor Gemeente Amersfoort – Jeugdwerkloosheid (WSO Amersfoort)
−
−
Uitkeringsgerechtigden
Nuggers
−
Cliëntenregistratie Leerwerkloket Eemland
−
Zoekactie niet ingeschreven jongeren (CWI Amersfoort)
−
Bijstandsuitkeringenstatistiek (BUS) (CBS)
−
Kernkaart Werk en Bijstand (SZW)
−
CBS-gegevens WW en AO (CBS, obv UWV)
−
Atlas SV (UWV)
−
Studies Wajong (divers)
−
Studie Nuggers (Research voor Beleid)
−
Advies Nuggers (RWI)
−
Bestand Nuggers (CWI Amersfoort)
−
Sociale participatie
−
Geen bestaande bronnen
−
Re-integratie
−
Statistiek re-integratie door gemeenten (SRG) (CBS)
−
Kernkaart Werk en Bijstand (SZW)
−
Studies re-integratie (SEO)
−
Quick scan loonkostensubsidies en werken met behoud van uitkering (Research voor Beleid; lopend)
30
ONDERWERP
RELEVANTE BESTAANDE BRONNEN
6 Speciaal thema −
Thema
−
N.v.t. (afhankelijk van thema)
Positionering gemeente Amersfoort bin-
−
Atlas voor gemeenten (Stichting Atlas voor Gemeenten)
nen de grotere Nederlandse gemeenten
−
Amersfoort in Cijfers (O+S Amersfoort)
Kerngegevens
−
N.v.t. (op basis van analyse andere bronnen)
−
Amersfoort in Cijfers (O+S Amersfoort)
−
Kerncijfers Wijken en Buurten 2003-2007 (CBS)
−
Vacature-enquête (CBS)
−
Vacatures in Nederland - Hoofdstuk Knelpunten (CWI)
−
Krapte-indicator (CWI)
Arbeidsmarktperspectieven schoolverla-
−
Arbeidsmarkt naar opleiding en beroep (ROA)
ters
−
Website kansopwerk.nl (Colo)
−
Vacatures in Nederland – hoofdstuk Vergelijking aan-
7 Subregionale kerngegevens − −
onderkant
arbeidsmarkt
per gemeente binnen regio Amersfoort −
Kerngegevens
onderkant
arbeidsmarkt
per Amersfoortse wijk 8 Discrepantieanalyse −
− −
Moeilijk vervulbare vacatures
Arbeidsmarktperspectieven
niet-
werkende werkzoekenden
genomen personen en nww-bestand (CWI)
−
Werkloosheid
−
EBB - Werkloosheidspercentage
−
Prognoses van overschotten/tekorten
−
N.v.t. (op basis van nadere analyses)
−
Kwalitatief getinte discrepantieanalyse
−
N.v.t. (op basis van analyse andere bronnen)
−
N.v.t. (op basis van analyse andere bronnen)
9 Beleidsmatige vertaling −
Oplossingsrichtingen en probleemeigenaren (aan de hand van de vier kwadranten van de Arbeidsmarktcirkel)
Bron: Research voor Beleid
4.3
Aanvullende dataverzameling voor de monitor
Zoals uit het bovenstaande blijkt, zijn er behoorlijk wat bestaande statistische en secundaire bronnen waarmee de monitor is te vullen. Er zijn echter ook hiaten. Deze dienen door aanvullende dataverzameling te worden opgevuld. Aanvullende dataverzameling aan de vraagzijde Een van de uitgangspunten van het (te ontwikkelen) regionaal arbeidsmarktbeleid van de gemeente Amersfoort is een vraaggerichte aanpak. Van belang is dan ook goed inzicht te hebben in de ontwikkelingen aan de vraagzijde van de onderkant van de regionale arbeidsmarkt. Op basis van de bestaande bronnen is hiervan – onder meer door uitsplitsingen van werkzame personen, banen en vacatures in de regio naar sector en opleidings/beroepsniveau – een eerste beeld te verkrijgen. Voor een daadwerkelijk vraaggerichte aanpak zal dit beeld vermoedelijk onvoldoende specifiek zijn. Het verdient dan ook aanbeveling om bij werkgevers aanvullende data te verzamelen. Een periodieke enquête onder een - naar sector en bedrijfsgrootte gestratificeerde -
31
steekproef van bedrijven en instellingen in de regio Amersfoort is hiervoor de aangewezen methode. Werkgeversenquête Centraal in de werkgeversenquête dienen te staan de (huidige en toekomstige) behoefte van bedrijven en instellingen aan werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt, hun ervaringen met deze groep en hun houding en gedrag ten opzichte van deze groep. Onderstaand tekstvak geeft de mogelijke thema’s van de enquête weer.
Mogelijke thema’s werkgeversenquête −
Kenmerken bedrijf/ instelling: −
Vestigingsplaats
−
Sector
−
Bedrijfsgrootte
−
Ontwikkelingen in totale personeelsbestand
−
Lager opgeleide werknemers (maximaal mbo-1) −
Ontwikkelingen in aandeel lager opgeleide werknemers in totale personeelsbestand
−
(Moeilijk vervulbare) vacatures voor lager opgeleide werknemers
−
Positieve en negatieve ervaringen met lager opgeleide werknemers
−
Bereidheid tot in dienst nemen van (meer) lager opgeleide werknemers en voorwaarden waaronder
−
Verder scholen van werknemers op mbo-1 niveau naar mbo-2 niveau
−
Beschikbaarheid van stageplaatsen en leerbanen voor vmbo- en mbo-1 leerlingen.
−
Werknemers op mbo-2 niveau
−
Uitkeringsgerechtigden (WW, WWB, WAO/WIA/WAZ/Wajong)
−
−
Ontwikkelingen in aandeel werknemers op mbo-2 niveau in totale personeelsbestand
−
Ontwikkeling in in dienst nemen van uitkeringsgerechtigden
−
Positieve en negatieve ervaringen met in dienst genomen uitkeringsgerechtigden
−
Bereidheid tot in dienst nemen van (meer) uitkeringsgerechtigden en voorwaarden waaronder.
Werknemers van de Sociale Werkvoorziening (SW-ers) −
Ontwikkelingen in in detachering nemen van en aanbieden van arbeidsovereenkomsten begeleid werken aan SW-ers
−
Positieve en negatieve ervaringen met SW-ers die men in detachering heeft genomen of een bege-
−
Bereidheid (meer) SW-ers in detachering te nemen of een begeleid werken overeenkomst aan te
leid werken overeenkomst heeft aangeboden bieden en voorwaarden waaronder.
Bovenstaande thema’s zijn uitgewerkt tot een concept vragenlijst (zie bijlage 7). Er zijn twee varianten ontwikkeld: − Een uitgebreide vragenlijst, waarin alle hierboven vermeldde thema’s zijn opgenomen − Een kortere vragenlijst (‘barometerlijst’), die zich beperkt tot cijfermatige ontwikkelingen in de vraag naar lager opgeleiden, ‘mbo-2-ers’, uitkeringsgerechtigden en SW-ers. Voordeel van de tweede variant is dat beantwoording voor werkgevers minder tijd in beslag neemt. Nadeel is dat de informatieve waarde c.q. de beleidsrelevantie beperkter is. In beide varianten is de vraagstelling zo eenvoudig mogelijk gehouden. Zo worden geen exacte aantallen gevraagd, maar ‘barometer-achtige’ vragen gesteld met als antwoordcategorieën
32
‘minder, meer’, ‘afname, toename’ et cetera. Ook wordt vooral gebruik gemaakt van vijfpuntsschalen. Werkgevers zijn eerder bereid/beter in staat dit soort vragen te beantwoorden dan exacte cijfers te leveren. Aanvullende dataverzameling aan de aanbodzijde Ook aan de aanbodzijde zijn enkele hiaten in de beschikbare statistische en secundaire gegevensbronnen die door aanvullende dataverzameling (deels) zijn op te vullen. Algemeen Te overwegen valt naast de werkgeversenquête ook een enquête te houden onder personen aan de onderkant van de regionale arbeidsmarkt. In zo’n enquête zouden zaken als competenties, werkervaring, persoonlijke belemmeringen, ervaringen met sollicitaties en toekomstverwachtingen van personen aan de onderkant van de arbeidsmarkt aan de orde kunnen komen. Een speciaal op deze doelgroep gerichte enquête is echter moeilijk uitvoerbaar en daardoor nogal prijzig. Alternatief zou zijn voor betreffende doelgroep een blok vragen mee te laten lopen met de jaarlijkse Stadspeiling van de gemeente Amersfoort. De vraag is echter of dat – zonder oversampling – veel oplevert. SW-ers De Wsw-statistiek en POR Wsw bevatten – op gemeentelijk niveau – onder meer gegevens over in-, door- en uitstroom en over werkvormen. Informatie over de sectoren waarin de SW-ers werkzaam zijn, ontbreekt echter. Deze informatie is op te vragen bij de Regionale sociale Werkvoorziening Amersfoort (RWA).1 Dat kan aan de hand van een eenvoudig sjabloon dat Research voor Beleid eerder heeft gebruikt in een onderzoek naar de arbeidsmarkt van en voor de sociale werkvoorziening. Dit sjabloon is opgenomen in bijlage 8. Nuggers De bestaande bronnen voorzien niet in gegevens over nuggers op gemeentelijk niveau. Amersfoort kent echter het project Iedereen is nodig. In het kader van dat project benadert CWI Amersfoort sinds zomer 2007 nuggers actief met brieven en na-belacties. Hiervoor zet CWI speciale banenmakelaars in. Het project richt zich op: − Eenieder die de afgelopen drie jaar als werkzoekende zonder uitkering bij CWI ingeschreven heeft gestaan (of momenteel staat) en alle werkzoekenden zonder uitkering en zonder begeleiding/ ondersteuning richting werk uit de gemeente Amersfoort − Alle uitkeringsgerechtigden van UWV waarvan de uitkering afloopt en voor wie een nugsituatie ontstaat − Mensen die vanuit de Wet Inburgering de plicht hebben in te burgeren of mensen die anderszins een taalachterstand hebben − Inwoners/werkzoekenden in de Amersfoort Vernieuwt-wijken (vijf wijken die speciale aandacht hebben in het kader van de landelijke wijkverbetering) − Mensen met een uitkering in het kader van de Algemene nabestaandenwet (Anw).2
1
De RWA werkt samen met de Amfors Groep. De Amfors Groep heeft werkplekken voor mensen die via de RWA aan de slag willen. Men blijft in dienst van de RWA, maar werkt bij een van de Amfors-bedrijven.
2
Artikel: ‘Iedereen is nodig in Amersfoort. Actieve benadering van niet-uitkeringsgerechtigden’, IN: MensenWerk, nummer 3, april 2008
33
Het ten behoeve van het project opgebouwde bestand (2.050 personen) biedt een indicatie van de omvang van de groep nuggers in Amersfoort. Mogelijk is het bestand door CWI ook te onderwerpen aan een nadere analyse. Gemeentelijke zorg-, activerings- en re-integratietrajecten Ten aanzien van de bestaande bronnen over sociale participatie en re-integratie is het volgende op te merken: − Over zorg- en activeringstrajecten bieden de bestaande bronnen in het geheel geen informatie. − De Statistiek Re-integratietrajecten Gemeenten (CBS) en de Kernkaart Werk en Bijstand (SZW) bevatten slechts summiere standgegevens over re-integratietrajecten (in laatstgenoemde bron uitgesplitst naar gesubsidieerde arbeidsplaatsen en trajecten zonder loonkostensubsidie). Bovendien is de informatie tamelijk gedateerd. (Aanvullende) informatie over in-, door- en uitstroom in gemeentelijke sociale participatieen re-integratietrajecten en kenmerken van de deelnemers is te ontlenen aan (maand- en kwartaalrapportages op basis van) het cliëntvolgsysteem van de afdeling SZ van de gemeente Amersfoort. Mede doordat in Amersfoort de re-integratietrajecten niet uitbesteed worden aan re-integratiebureaus maar in handen blijven van trajectbegeleiders, heeft de gemeente goed zicht op de (voortgang) van de trajecten. Verder doet Research voor Beleid momenteel in opdracht van het ministerie van SZW onderzoek naar loonkostensubsidies en werken met behoud van uitkering. Het gaat in deze Quick scan toepassing loonkostensubsidies en werken met behoud van uitkering zowel om het bereik als het resultaat van deze werkgelegenheidsmaatregelen. De gegevens worden verzameld door middel van een internetenquête. De gemeente Amersfoort zit in de steekproef.
34
5
Advies over inhoud en opzet van MOARA
Uit het vooronderzoek blijkt dat bij de bij het arbeidsmarktbeleid in de regio Amersfoort betrokken partijen voldoende draagvlak bestaat voor een monitor die zich met name richt op de onderkant van de arbeidsmarkt. Het vooronderzoek laat ook zien dat een dergelijke regionale arbeidsmarktmonitor haalbaar is. Er is reeds het nodige statistische en secundaire materiaal beschikbaar (hoewel niet alles even uitputtend boven water is te krijgen1). Aanvullende dataverzameling kan hiaten (deels) opvullen. Dit afsluitende hoofdstuk bevat daarom een advies over de inhoud en opzet van de Monitor Onderkant Arbeidsmarkt Regio Amersfoort (MOARA). Desgewenst is dit advies uit te werken in een gedetailleerde offerte voor de verdere ontwikkeling en de eerste uitvoering van de monitor. In onderstaand advies komen achtereenvolgens aan de orde de afbakening (paragraaf 5.1), de inhoud (paragraaf 5.2), de opzet (paragraaf 5.3 tot en met 5.5), de vorm (paragraaf 5.6) en uitvoeringsaspecten van de monitor (paragraaf 5.7).
5.1
Afbakening van de monitor
Op basis van het vooronderzoek is tot onderstaande afbakening van de monitor te komen. Onderkant arbeidsmarkt In paragraaf 2.1 is het begrip ‘onderkant van de arbeidsmarkt’ reeds gedefinieerd. Het gaat zowel om banen (vraagzijde) als om personen (aanbodzijde) aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Bij banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt gaat het om laaggeschoold, laagbetaald en/of flexibel werk. Personen aan de onderkant zijn te definiëren als (werkloze of werkende) personen die om wat voor reden dan ook (laag onderwijsniveau, laag competentieniveau, geen of weinig werkervaring en/of persoonlijke belemmeringen) zijn aangewezen op banen aan de onderkant. Daarmee definiëren we de aanbodzijde van de onderkant van de arbeidsmarkt nadrukkelijk ruimer dan alleen laagopgeleide personen. Hoewel onderwijsniveau (c.q. beroepsniveau) dus niet het enige criterium is, is dit in de statistieken en secundaire bronnen vaak wel het enige onderscheidende element. In de praktijk zullen we bij de verzameling en analyse van gegevens dan ook vaak (min of meer noodgedwongen) van dit criterium gebruik moeten maken. Waar mogelijk zullen in de monitor echter ook de criteria competentieniveau, werkervaring en persoonlijke belemmeringen worden betrokken. Zo is informatie over fysieke en psychische belemmeringen voor een deel te ontlenen aan WIA/WAO/WAZ/Wajong gegevens van UWV. De monitor kan – op basis van gegevens van CWI en de gemeente - ook inzicht bieden in de omvang en samenstelling (achtergrondkenmerken) van de groep niet-laaggeschoolde werklozen.
1
Zo is bijvoorbeeld in statistieken over werk(nemers) vaak wel onderscheid te maken naar opleidingsniveau maar niet naar opleidingsrichting.
35
Wat onderwijsniveau betreft, is als ‘bovengrens van de onderkant’ te hanteren: lager opgeleiden volgens de CBS-definitie. Het betreft hier personen op maximaal mbo-1 niveau. Daarmee vallen onder de definitie van lager opgeleiden (vrijwel) alle personen zonder een startkwalificatie.1 Wat beroepsniveau betreft, gaat de monitor uit van lagere en elementaire beroepen. Dit betekent overigens niet dat in de monitor geen aandacht uitgaat naar de hogere (mbo-)niveaus. Met name mbo niveau 2 is interessant omdat werknemers op mbo niveau 1 zijn ‘door te scholen’ naar mbo niveau 2 (waardoor aan de onderkant weer mogelijkheden ontstaan voor instroom van personen op mbo niveau 1). Lager opgeleiden (SOI) CBS stelt het hoogst behaalde onderwijsniveau vast met behulp van de Standaard Onderwijsindeling (SOI). Lager onderwijs zijn opleidingen op niveau 1, 2 en 3 van de SOI. Dit omvat het gehele basisonderwijs en de eerste fase van het voortgezet onderwijs: lbo/ vbo/ vmbo, mulo/ mavo, de eerste 3 leerjaren van havo/vwo (en hun voorgangers) en het laagste niveau van het beroepsonderwijs, vergelijkbaar met de huidige assistentenopleiding (mbo kwalificatieniveau 1). Middelbaar onderwijs zijn opleidingen op niveau 4 van de SOI, dat wil zeggen de tweede fase van het voortgezet onderwijs (bovenbouw havo/vwo en opleidingen vergelijkbaar met mbo 2, 3 en 4). Hoger onderwijs zijn opleidingen op niveau 5, 6 en 7 van de SOI (hbo- en universitaire opleidingen en oudere en beroepsopleidingen die daarmee vergelijkbaar zijn). Elementaire en lagere beroepen (SBC) De Standaard Beroepenclassificatie (SBC) maakt op basis van het niveau van de benodigde bekwaamheden onderscheid tussen elementaire, lagere, middelbare, hogere en wetenschappelijke beroepen. Criteria zijn benodigd opleidingsniveau, benodigde inwerktijd en vakspecialistische werkervaring. Voor elementaire beroepen volstaat lager onderwijs en een normale inwerkperiode van maximaal een maand. Bij lagere beroepen gaat het om lager onderwijs en een minimale totale vakspecialistische werkervaring van een halfjaar (inclusief een normale inwerkperiode van maximaal een maand) of om voortgezet onderwijs, lagere trap met een normale inwerkperiode tussen één en zes maanden.
Regio Amersfoort Een tweede afbakening die moet worden gemaakt, is die van de regio Amersfoort. Werknemers en werkzoekenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt hebben een naar verhouding beperkte actieradius. Dat blijkt ook uit gegevens over de uitgaande pendel van inwoners van de gemeente Amersfoort. In 2007 werkt van alle inwoners met betaald werk 61 procent in de gemeente Amersfoort of in de regio Eemland (gedefinieerd als WGR-regio Gewest Eemland plus de gemeenten Nijkerk en Hoevelaken). De percentages voor de betaald werkende inwoners met maximaal basisonderwijs respectievelijk vmbo zijn 87 procent en 75 procent.2 Kenmerkend voor het feit dat de onderkant sterk aan de regio is gebonden, is verder dat bij het vertrek van het hoofdkantoor van de KvK van Amersfoort naar Almere
1
Onder startkwalificatie is te verstaan een diploma op minimaal havo/vwo of mbo-2 niveau. Officieel hebben AKA-ers met werk ook een startkwalificatie.
2
Het in de gemeenten Baarn/Soest uitgevoerde onderzoek Naar een vraaggerichte re-integratie wijst in dezelfde richting. De conclusie van dit onderzoek is dat kansen voor laagopgeleide werkzoekenden in eerste instantie gezocht dienen te worden in Baarn/Soest zelf en in de eerste ring van gemeenten daaromheen. Zie: IROKO (2006). Naar een vraaggerichte re-integratie. Deeladvies analyse vraagzijde arbeidsmarkt.
36
er veertig vacatures ontstonden omdat lager geschoold personeel niet wilde verhuizen/ reizen voor werk.1 Het voorstel is dan ook – waar mogelijk - uit te gaan van een Monitorregio Amersfoort bestaande uit de gemeente Amersfoort plus alle daaraan grenzende gemeenten: Baarn, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Nijkerk, Soest en Woudenberg.2 Daarmee komt deze regio overeen met de WGR-regio Gewest Eemland plus de daaraan gelieerde gemeente Nijkerk (zie schema 5.1). Schema 5.1
Vergelijking van de Monitorregio Amersfoort met voormalig RPA Eemland, RMC-subregio Eem en WGR-regio Gewest Eemland Voormalig RPA Eemland
RMC-subregio Eem
Amersfoort
X
X
Baarn
X
X
X
X
Barneveld* Bunschoten
WGR-regio
Monitorregio
Gewest Eemland
Amersfoort
X
X
X
X
X
Eemnes Leusden
X
X
X
X
X
X
X
X
Soest
X
X
X
X
Woudenberg
X
X
X
X
Nijkerk*
X
X
* De gemeente Barneveld heeft gevraagd aan te mogen sluiten bij de subregio Eem. De besluitvorming is nog niet afgerond; ** De gemeente Nijkerk valt formeel niet onder WGR-regio Gewest Eemland, maar participeert wel in een aantal onderdelen daarvan.
Sectoren Een derde te maken keuze is die tussen een sectoraal gezien brede monitor waarin alle sectoren aan bod komen of een monitor die zich toespitst op sectoren met veel banen aan de onderkant. Wij opteren voor de eerste aanpak. Overwegingen hierbij zijn onder meer de volgende: − Hoewel er sectoraal gezien (grote) verschillen zijn, komen banen aan de onderkant in alle sectoren voor. Je weet niet precies waar zich nieuwe ontwikkelingen voordoen. In de loop der tijd kunnen verschuivingen plaatshebben tussen sectoren. Beperking tot een aantal sectoren houdt het gevaar in mogelijk potentieel interessante informatie te missen. − Een toename van het aantal vestigingen en banen in het hogere segment kan ook leiden tot meer werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt. − Ook de gemeente Amersfoort zelf geeft in haar visie op het regionaal arbeidsmarktbeleid aan dat de primaire keuze voor de onderkant niet betekent dat er geen aandacht is voor
1
Dit werd geconstateerd tijdens een van de expertinterviews.
2
Wel zal bij bestudering van bestaande secundaire bronnen/bronnen ook enige aandacht worden besteed aan de gemeente Utrecht. Als laagopgeleiden al buiten de Monitorregio Amersfoort werken, dan is dat vaak in de gemeente Utrecht.
37
de werking van de arbeidsmarkt als geheel. Een vitale regionale arbeidsmarkt met veel baanmobiliteit is in het belang van de mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. In de kosten van dataverzameling maakt het niet zo gek veel uit of de scoop van de monitor een beperkt aantal of alle sectoren betreft. Bovendien hoef je niet alles te presenteren c.q. kun je in de presentatie (tabellen, grafieken, teksten) de nadruk leggen op bepaalde sectoren. Van groot belang voor de laaggeschoolde werkgelegenheid in de regio is de Amfors-groep. Daar zit – naast de sociale werkvoorziening – een groot deel van de gesubsidieerde werkgelegenheid. Met name voor minder kansrijke oudere werklozen zijn hier meer mogelijkheden dan op de reguliere arbeidsmarkt. In de monitor zal de Amfors-groep daarom extra aandacht krijgen.
5.2
Inhoud van de monitor
Voor de mogelijke inhoud van de monitor zij kortheidshalve verwezen naar het overzicht van thema’s/onderwerpen in paragraaf 4.1 en de verdere uitwerking daarvan in bijlage 4. Zoals eerder vermeld, gaat om een veelheid/complexiteit aan variabelen. Van belang is te starten met het in kaart brengen van de verschillende variabelen. Niet alle variabelen hoeven vervolgens in de discrepantieanalyse en beleidsmatige vertaling te worden betrokken. Relevant zijn vooral die variabelen waar ‘wat mee aan de hand is’ en waarvoor (beleidsmatige) oplossingen dienen te worden gezocht. Verder is door de monitorrapportage als een ‘drietrapsraket’ vorm te geven de (complexiteit van de) informatie af te stemmen op de verschillende doelgroepen (zie ook paragraaf 5.3).
5.3
Globale opzet van de monitor
Periodiciteit, dat wil zeggen de herhaling van de monitor met vaste intervallen, is van belang om de monitor inhoudelijke beleidswaarde te geven. Er dient een afweging gemaakt te worden tussen informatieve waarde (actualiteit en beleidsrelevantie) aan de ene kant en praktische mogelijkheden en betaalbaarheid aan de andere kant. Het voorstel is jaarlijks een primair onderzoek uit te voeren (resulterend in een uitgebreid tabellenboek) en eens in de twee jaar een verdiepend onderzoek (een nadere, diepgaandere analyse, die resulteert in een klein, behapbaar en bruikbaar beleidsinstrument). Op die wijze is redelijk actuele, beleidsrelevante informatie te genereren tegen acceptabele inspanningen en kosten. Hieronder is de mogelijke opzet van het jaarlijkse primair onderzoek respectievelijk het tweejaarlijkse verdiepend onderzoek aan de orde.
5.4
Primair onderzoek (jaarlijks)
In het jaarlijkse primair onderzoek zijn de volgende fasen te onderscheiden − Fase 1: Voorbereiding − Fase 2: Dataverzameling en –analyse − Fase 3: Rapportage. Fase 1: Voorbereiding
38
In deze fase gaat het vooral om overleg met de opdrachtgever en de begeleidingscommissie over zaken als onderzoeksopzet, planning, aanlevering van gegevens en dergelijke.
39
Fase 2: Kwantitatieve dataverzameling en –analyse De kwantitatieve dataverzameling en –analyse richt zich op de volgende thema’s: − Economie en bedrijfsleven − Werkgelegenheid en vacatures − Bevolking en beroepsbevolking − (Beroeps)onderwijs − Werkzoekenden en uitkeringen − Subregionale kerngegevens Het gaat hierbij hoofdzakelijk om het verzamelen en analyseren van bestaande statistische en secundaire gegevens over de onderkant van de regionale arbeidsmarkt. Uitgangspunt daarbij vormt het overzicht van bronnen in paragraaf 4.2 en bijlage 6. Daarnaast worden aanvullende primaire data verzameld en geanalyseerd. Daarbij gaat het om verzamelen en analyseren van gegevens over SW-ers (bij RWA), nuggers (bij CWI) en sociale participatieen re-integratietrajecten (bij SZ) (zie paragraaf 4.3). De analyses hebben - waar mogelijk - plaats op het niveau van de regio Amersfoort en de afzonderlijke gemeenten. Daarbij wordt - als het kan - ook vergeleken met Nederland. Op de bestaande data van CWI over vacatures en werkzoekenden zijn - teneinde een betrouwbaarder beeld te krijgen - aanvullende berekeningen uit te voeren: − Vacatures: CWI presenteert op www.werk.nl elke maand een overzicht van het aantal bij haar vestigingen ingediende vacatures. Werkgevers maken selectief gebruik van de dienstverlening van CWI. Zij gebruiken CWI vooral als wervingskanaal voor personeel met maximaal een middelbare opleiding. Voor de hogere opleidingsniveaus gebruiken zij doorgaans andere wervingskanalen. De Personeels Advertentie Registratie (PAR) van Nielsen Media Research bevat cijfers over de in de printmedia gepubliceerde vacatures. Daarin zijn de hogere opleidingsniveaus beter vertegenwoordigd dan in het vacaturebestand van CWI. Beide registraties vullen elkaar dus aan: CWI dekt met name het lagere en middelbare segment van de vraag naar werknemers af, de printmedia het hogere segment. Door de aantallen vacatures bij CWI en in de printmedia vanuit de jaarlijkse CWI vacatureenquête te herwegen en op te hogen naar vacaturetotalen voor de regio is een betrouwbaarder beeld te schetsen van de totale regionale vacaturemarkt.1 − Werkzoekenden: CWI presenteert op www.werk.nl ook elke maand een overzicht van het aantal bij haar vestigingen ingeschreven (niet-werkende) werkzoekenden. Een deel van de bij CWI ingeschreven niet-werkende werkzoekenden blijkt volgens onderzoek niet op zoek naar werk. Een ander deel blijkt inmiddels reeds werk te hebben. Van de bij CWI geregistreerde werkende werkzoekenden is een deel naar eigen zeggen werkloos. Tegelijkertijd is er ook een groep werkende werkzoekenden die niet bij CWI staat ingeschreven. Het aantal werklozen volgens de CBS-definitie is te schatten door de CWI-cijfers te herwegen naar de CBS-definitie van werkloosheid. Daarbij is gebruik te maken van een re1
Een probleem is wel dat PAR Nielsen niet de huis-aan-huisbladen doet. Voor een regio als Amersfoort is daar eventueel zelf afzonderlijk actie op te zetten. Verder is mogelijk ook wat te doen met het uitzendsegment. Voorwaarde is dan wel dat de gemeente het voor elkaar krijgt van de uitzendbureaus waarmee ze zelf zaken doet (c.q. waar CWI mee werkt) overzichten te krijgen van laaggeschoolde vacatures, die dan anoniem in het materiaal worden verwerkt.
40
cente (september 2007) vergelijking tussen de cijfers over bij CWI ingeschreven nietwerkende werkzoekenden en de werkloosheidscijfers (werkloze beroepsbevolking) van het CBS.1 Fase 3: Rapportage De resultaten van de dataverzameling en –analyse worden neergelegd in een uitgebreid tabellenrapport.
5.5
Verdiepend onderzoek (tweejaarlijks)
In het tweejaarlijkse verdiepend onderzoek zijn de volgende fasen te onderscheiden − Fase 1: Voorbereiding − Fase 2: Kwantitatieve dataverzameling en -analyse − Fase 3: Kwalitatieve dataverzameling en -analyse − Fase 4: Discrepantieanalyse − Fase 5: Beleidsmatige vertaling − Fase 6: Rapportage Fase 1: Voorbereiding In deze fase gaat het vooral om overleg met de opdrachtgever en de begeleidingscommissie over zaken als onderzoeksopzet, planning, aanlevering van gegevens en dergelijke. Fase 2: Kwantitatieve dataverzameling en –analyse De kwantitatieve dataverzameling en –analyse in het verdiepend onderzoek bestaat uit: − Uitvoering en verwerking van werkgeversenquête − Prognosticeren van vraag en aanbod − Dataverzameling en –analyse voor themahoofdstuk Uitvoering en verwerking van werkgeversenquête Voor de inhoud van de werkgeversenquête zij verwezen naar paragraaf 4.3. Theoretisch gezien zou voor de uitvoering van de werkgeversenquête zijn aan te sluiten bij Regiohartslag dan wel de ERBO-enquête van de Kamer van Koophandel. Praktisch beschouwd is Regiohartslag geen optie gezien het niet-representatieve karakter van het werkgeverspanel. Koppeling aan de ERBO-enquête zal in de praktijk ook moeilijk zijn. Een enkele vraag zal de KvK wel willen meenemen, maar voor een lange vragenlijst zal men terugschrikken. Vooralsnog gaat de monitor dan ook uit van een aparte enquête. Voor de hand ligt deze telefonisch uit te voeren.2 De ervaring leert dat bij een schriftelijke of internetenquête onder werkgevers de respons vaak (zeer) laag is. Een telefonische enquête levert voor deze doel-
1
Die vergelijking laat onder meer zien dat CWI jongeren onderschat en ouderen sterk overschat. Zie: CBS/CWI (2007). ‘Werklozen versus niet-werkende werkzoekenden; verschillen, overeenkomsten en gebruiksmogelijkheden’, IN: Sociaaleconomische trends, 2007, aflevering 3, p. 46-53; CBS/CWI (2007). Maandelijkse cijfers over de werklozen en werkzoekenden van het CBS en CWI.
2
De uitvoering is in handen te leggen van callcenter van marktonderzoeksbureau Stratus, net als Research voor Beleid onderdeel van Panteia.
41
groep doorgaans een hogere respons op. Bovendien is een telefonische enquête sneller uit te voeren dan een schriftelijke of internetenquête.
42
De bereidheid onder werkgevers tot deelname aan de enquête zal naar verwachting groot zijn. In het door Research voor Beleid in 2007 uitgevoerde onderzoek naar stageplaatsen en leerbanen in de regio Amersfoort is een respons van zo’n 50 procent behaald. Ook EZ meldt onder werkgevers in het algemeen een grote bereidheid tot deelname aan arbeidsmarktrelevant onderzoek te bespeuren. Prognosticeren van vraag en aanbod Aan de hand van prognoses is een doorkijkje te verschaffen naar de toekomst van (de onderkant van) de regionale arbeidsmarkt. Het maken van goede prognoses van vraag en aanbod is geen eenvoudige zaak. Het vraagt om specifieke econometrische kennis en expertise. EIM - een zusterorganisatie van Research voor Beleid – heeft het sectormodel PRISMA ontwikkeld, waarmee de ontwikkeling van de landelijke en regionale werkgelegenheid op de middellange termijn is te voorspellen.1 Deze vraagprognoses zijn vervolgens te confronteren met voorspellingen van het arbeidsaanbod (onder meer op basis van de huidige leeftijdsverdeling van de werkenden en de prognoses van de bevolking en de beroepsbevolking, zoals die zijn gemaakt door CBS en CPB). Door in de prognoses uit te splitsen naar sector respectievelijk onderwijsniveau zijn toekomstige tekorten/overschotten in de verschillende segmenten van de regionale arbeidsmarkt in beeld te brengen. Research voor Beleid en EIM hebben dergelijke exercities regelmatig uitgevoerd. Dataverzameling en –analyse voor themahoofdstuk Een monitor is per definitie globaal van aard. Niet alles kan even diepgaand worden behandeld. Te denken valt daarom aan het opnemen van een themahoofdstuk waarin telkens een ander onderwerp extra wordt belicht. Een mogelijk thema voor de eerste editie van de monitor zijn de Wajong-uitkeringen. In tegenstelling tot de andere uitkeringssoorten laat de Wajong een sterke stijging zien van het aantal uitkeringsgerechtigden. Een ander mogelijk interessant onderwerp zouden ‘de wijken’ zijn. De dataverzameling en -analyse voor het themahoofdstuk richt zich hoofdzakelijk op bestaande statistische en secundaire bronnen over betreffend thema. Fase 3: Kwalitatieve dataverzameling en –analyse Naast ‘harde’ cijfers is voor de monitor ook ‘zachtere’ input van belang. Daarbij gaat het om de intuïtie/ het gevoel van betrokken regionale arbeidsmarktpartijen (gemeente, ketenpartners, werkgevers, onderwijsveld) over de (te verwachten) ontwikkelingen (mogelijkheden en knelpunten) aan de onderkant van de regionale arbeidsmarkt. Te overwegen is daarom door middel van een aantal expertinterviews kwalitatief getinte informatie te verzamelen. Van belang daarbij is een min of meer open vraagstelling te hanteren (“wat zag en wat zie je gebeuren?”).
1
Gedetailleerde informatie over het PRISMA-model van EIM is te vinden op:
http://www.ondernemerschap.nl/index.cfm/1,95,0,0,html/Prisma
43
Fase 4: Discrepantieanalyse De resultaten van het primair onderzoek (zoals neergelegd in het uitgebreide tabellenrapport) en de resultaten van fase 1 tot en met 3 van het verdiepend onderzoek vormen input voor de discrepantieanalyse in fase 4. Aan de hand van het discrepantiemodel uit paragraaf 2.3 brengen we belangrijkste - huidige en te verwachten – discrepanties aan de onderkant van de regionale arbeidsmarkt in beeld. De resultaten van deze discrepantieanalyse krijgen hun weerslag in een beknopte notitie, die input vormt voor de slotconferentie in de volgende fase. Fase 5: Beleidsmatige vertaling In fase 5 vindt een slotconferentie plaats. De bedoeling daarvan is een beleidsmatige vertaling van de resultaten van de discrepantieanalyse. Doelstelling is in samenspraak met de regionale arbeidsmarktpartijen te komen tot kansrijke oplossingsrichtingen voor de gesignaleerde - huidige en te verwachten - discrepanties aan de onderkant van de regionale arbeidsmarkt. Tevens is het de doelstelling probleemeigenaren te benoemen. Als ‘kapstok’ hiervoor is het in paragraaf 2.4 beschreven oplossingenmodel (de ‘Arbeidsmarktcirkel’) te gebruiken. Het ligt voor de hand voor deze slotconferentie aan te sluiten bij het Ketenoverleg Onderwijs Arbeidsmarkt. Van een dergelijke bijeenkomst gaat ook een activerende en verbindende werking uit (prikkelen en aanjagen respectievelijk creëren van consensus en commitment). Fase 6: Rapportage In de laatste fase vindt de rapportage van het verdiepend onderzoek plaats. Input voor deze rapportage vormen: − Tabellenrapport van het primair onderzoek − Resultaten van de kwantitatieve en kwalitatieve dataverzameling en –analyse in het kader van het verdiepend onderzoek − Notitie over discrepantieanalyse − Verslag van de slotconferentie. De rapportage zal bestaan uit een analyserapport en een beknopt beleidsrapport (zie paragraaf 5.6).
5.6
Vorm van de monitor
Uit het bovenstaande blijkt dat het de bedoeling is de monitor vorm te geven als een ‘drietrapsraket’, bestaande uit een beknopt beleidsrapport, een analyserapport en een uitgebreid tabellenrapport. Op deze wijze is (de complexiteit van) de informatie af te stemmen op de verschillende doelgroepen. Beleidsrapport (tweejaarlijks) Het beleidsrapport (‘management summary plus’) is met name bedoeld voor bestuurders en andere ‘relatieve leken’. Het bevat een tabel met regionale kengetallen, een SWOT-analyse, de belangrijkste conclusies en concrete aanbevelingen (in de vorm van oplossingsrichtingen en probleemeigenaren). Dit rapport zal met een omvang van maximaal 5 tot 10 A4 voor bestuurders te behappen blijven.
44
Analyserapport (tweejaarlijks) Het analyserapport (hoofdrapport) is te beschouwen als de ‘barometer’ van de onderkant van de regionale arbeidsmarkt. Het bevat een beschrijving van de belangrijkste huidige en te verwachten ontwikkelingen op het niveau van de regio Amersfoort en doet verslag van de discrepantieanalyse. De rapportage is compact, duidelijk en functioneel en bestaat voornamelijk uit (visueel aantrekkelijk vormgegeven) grafieken en tabellen met begeleidende teksten. Vooralsnog denken we aan een omvang van maximaal 50 A4. Tabellenrapport (jaarlijks) Het tabellenrapport (achtergrondrapport) bevat de gedetailleerde uitkomsten van de monitor, hoofdzakelijk in de vorm van tabellen zonder begeleidende teksten. Waar richt de presentatie zich op de uitkomsten op het niveau van de regio Amersfoort én op het niveau van de afzonderlijke regiogemeenten. Als de gegevens dat toelaten, heeft bovendien vergelijking plaats met landelijke cijfers. Het tabellenrapport volgt zoveel mogelijk de hoofdstukindeling van het analyserapport. Dat vergemakkelijkt het opzoeken van de informatie. Een optie is aan het eind van het tabellenrapport ook een overzicht op te nemen van arbeidsmarktrelevante begrippen en definities. We mikken op een rapport van maximaal 100 A4. Na bespreking van de conceptversie van de monitorrapportage met de opdrachtgever en de begeleidingscommissie en verwerking van hun commentaar vindt oplevering van de definitieve rapportage plaats. Oplevering van beleids-, analyse- en tabellenrapport gebeurt zowel in word- als pdf-formaat. De pdf-bestanden zijn te plaatsen op de site van de gemeente Amersfoort (en eventueel ook op de sites van andere regionale arbeidsmarktpartijen). 1 Te overwegen valt ook een aparte (al dan niet interactieve) site voor de monitor te bouwen. Daar zijn overigens wel de nodige kosten aan verbonden.
5.7
Uitvoeringsaspecten van de monitor
Organisatie van de uitvoering De bedoeling is dat Research voor Beleid de monitor in 2008 verder ‘in de steigers zet’ en het monitoronderzoek (zowel het primair als het verdiepend onderzoek) de eerste keer uitvoert. Daarbij is het belangrijk aan te tekenen dat door middel van dit vooronderzoek al een groot gedeelte van het denk-, lees- en voorbereidende werk is verricht. Bij een eventuele honorering van de nog op te stellen offerte voor de verdere ontwikkeling en eerste uitvoering van de monitor kunnen de activiteiten ten behoeve van de monitor direct starten en goed aansluiten op het vooronderzoek. Na afloop van de eerste uitvoering van de monitor vindt een evaluatie plaats en worden beslissingen genomen over (de uitvoering van) de monitor in de komende jaren. Op voorhand is te denken aan een constructie waarbij O+S jaarlijks het primair onderzoek uitvoert (op punten zoals de aanvullende berekeningen op CWI-gegevens ondersteund door Research voor Beleid) en Research voor Beleid eens in de twee jaar het verdiepend onderzoek voor haar rekening neemt.
1
Bij de productie van de pdf-bestanden letten we naast de kwaliteit ook op een ‘behapbare’ omvang daarvan. Een te groot pdf-bestand nodigt niet uit tot downloaden (met name bij een minder snelle internetverbinding) en kan het (door)zenden via e-mail zelfs onmogelijk maken. Een en ander beperkt de verdere verspreiding van de informatie.
45
Indicatie van de uitvoeringskosten van de monitor De hiernavolgende globale kostenindicatie gaat uit van een jaarlijks uitvoering van het primair onderzoek en een tweejaarlijks verdiepend onderzoek. Een schatting
– op basis van
ervaringen met arbeidsmarktmonitoren in andere regio’s – van de uitvoeringskosten in het eerste jaar (primair en verdiepend onderzoek) bedraagt in totaal tegen de € 65.000,- (exclusief BTW; inclusief opties). De kosten in het tweede jaar (alleen primair onderzoek) komen globaal op zo’n € 20.000 (exclusief BTW; inclusief opties). Daarmee komen de gemiddelde jaarlijkse kosten op om en nabij de € 42.500,- (exclusief BTW; inclusief opties). Indien besloten wordt een of meer opties te laten vallen, zijn de kosten vanzelfsprekend lager. Globale indicatie uitvoeringskosten monitor (exclusief BTW) Primair onderzoek (jaarlijks) −
Kwantitatieve dataverzameling en –analyse
−
Aanvullende berekeningen op CWI gegevens
−
Rapportage (tabellenrapport)
€ 10.000 17
(optie)
€ €
5.000
Totaal inclusief opties
€ 20.000
Totaal exclusief opties
€ 15.000
Verdiepend onderzoek (tweejaarlijks) −
Kwantitatieve dataverzameling en –analyse −
Werkgeversenquête
18
(inclusief veldwerk)
€ 12.000
−
Prognoses van vraag en aanbod
€
7.000
−
Themahoofdstuk (optie)
€
3.000 5.000
−
Expertinterviews (optie)
€
−
Discrepantieanalyse en beleidsmatige vertaling
€ 13.000
−
Rapportage (beleids- en analyserapport)
€
5.000
Totaal inclusief opties
€ 45.000
Totaal exclusief opties
€ 37.000
Gemiddelde jaarlijkse kosten Totaal inclusief opties
€ 42.500
Totaal exclusief opties
€ 33.500
17
Inclusief aankoop vacaturegegevens Nielsen Media Research.
18
Inclusief veldwerk.
46
5.000
Bijlage 1
Begrip ‘onderkant arbeidsmarkt’
De term 'onderkant van de arbeidsmarkt' wordt in de praktijk in uiteenlopende betekenissen gebruikt: laaggeschoolde arbeid, laagbetaald werk, langdurig werklozen enzovoort. ‘Het onderste kwart’ Het SCP-rapport Het onderste kwart19 uit 1996 gaat uit van een brede interpretatie van het begrip ‘onderkant van de arbeidsmarkt’. Het rapport maakt onderscheid tussen de vraagzijde en de aanbodzijde, dat wil zeggen banen aan de onderkant en personen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Banen aan de onderkant − Een baan wordt door het SCP tot de onderkant gerekend indien hij op één of meer aspecten van de kwaliteit van de arbeid laag scoort. Het kan daarbij gaan om: − Arbeidsinhoud (kwalificatieniveau) − Arbeidsvoorwaarden (loon, dienstverband) − Arbeidsomstandigheden (vuil werk, lawaaiig werk, zwaar werk et cetera) − Arbeidsverhoudingen (medezeggenschap, relatie tussen personeel en superieuren). − Laag- en ongeschoolde banen komen verhoudingsgewijs het meest voor in de schoonmaaksector en daarnaast in de handel en horeca, vervoer en communicatie, industrie en bouwnijverheid. − Laagbetaald werk komt het meest voor in de commerciële dienstverlening, met name in de handel, horeca en zakelijke dienstverlening (waaronder schoonmaakbedrijven) en in de kleinste bedrijven (met minder dan tien werknemers). − Flexibel werk wordt veel aangetroffen in de horeca en in de agrarische sector en in wat mindere mate in de detailhandel. − De verschillende kenmerken van werk aan de onderkant - een laag kwalificatieniveau, een lage beloning, een flexibel dienstverband - overlappen elkaar slechts gedeeltelijk. Er bestaat niet één soort werk aan de onderkant dat op alle verschillende aspecten laag scoort. Als een indicator wordt geconstrueerd waarin de verschillende aspecten worden gecombineerd en de 25 procent van de banen die het laagst scoren tot 'de onderkant' wordt gerekend, dan blijken (in 1996) vooral in de landbouw-, nijverheid- en transportsectoren relatief veel banen tot de onderkant te behoren en in het bank- en verzekeringswezen juist relatief weinig. Voorts zijn banen aan de onderkant verhoudingsgewijs het sterkst vertegenwoordigd in de middelgrote bedrijven. Personen aan de onderkant − Personen aan de onderkant definieert het SCP als personen die op werk aan de onderkant zijn aangewezen of, meer concreet, personen die werkzaam zijn in een baan aan de onderkant van de arbeidsmarkt, zonder perspectief om naar een baan in een hoger arbeidsmarktsegment op te klimmen, en werklozen die alleen perspectief hebben om werkloos te blijven of een baan aan de onderkant te vinden. Als aanvullende voorwaarde
19
Paul de Beer (1996). SCP-Cahier 132. Het onderste kwart: werk en werkloosheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt.
47
wordt gehanteerd dat men voor ten minste twaalf uur per week betaald werk verricht of wil verrichten. − De groep personen aan de onderkant van de arbeidsmarkt valt uiteen in de werkenden aan de onderkant en de (langdurig) werklozen. Op ieder aspect van de kwaliteit van de arbeid blijken (in 1996) jongeren, allochtonen en laagopgeleiden sterk oververtegenwoordigd te zijn aan de onderkant. Laagopgeleiden De RWI hanteert een smallere definitie van de onderkant van de arbeidsmarkt: laagopgeleiden. Laagopgeleiden zijn in de RWI-definitie mensen met een vmbo- of basisonderwijsdiploma. Binnen deze groep hebben vooral allochtonen, schoolverlaters en vrouwen een zwakke arbeidsmarktpositie. Het kost hen veel moeite om werk te vinden en in een neergaande conjunctuur zijn zij de eersten die hun baan verliezen. Intussen nemen de eisen aan werknemers rond productiviteit en inzetbaarheid steeds toe.20 De RWI heeft in april 2005 het advies Omdat iedereen nodig is uitgebracht.21 Hierin doet de RWI een aantal voorstellen om de kansen voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt te vergroten. Het advies richt zich primair op de mogelijkheden van gemeenten om uitkeringsgerechtigden perspectief te bieden op een terugkeer naar de arbeidsmarkt. CWI gaat eveneens uit van laagopgeleiden, gedefinieerd als personen met een vmbo- of basisonderwijsdiploma, en kijkt vooral naar de werklozen onder deze groep. In het rapport De arbeidsmarkt voor laagopgeleiden beschrijft CWI de onderkant van de arbeidsmarkt als volgt: − De werkloosheid onder de beroepsbevolking met een vmbo- of basisonderwijsdiploma ligt structureel hoger dan onder hoogopgeleiden. Extra kwetsbaar is de arbeidsmarktpositie van schoolverlaters, vrouwen en allochtonen met een vmbo- of basisonderwijsdiploma. De werkloosheid onder laagopgeleide jongeren, vrouwen en allochtonen ligt structureel hoger dan voor de rest van de beroepsbevolking. − De werkloosheid van laagopgeleiden reageert sterker op de conjunctuur dan de werkloosheid van hoogopgeleiden. − Ook de studierichting blijkt van grote invloed op de arbeidsmarktpositie van laagopgeleiden. De werkloosheid van de beroepsbevolking met een vmbo-diploma in de richting natuur en techniek ligt structureel lager dan voor andere vmbo-studierichtingen en is bovendien minder gevoelig voor de conjunctuur. Met name de werkloosheid voor personen met een vmbo-diploma economie wordt sterk beïnvloed door de conjunctuurcyclus. − De ontwikkeling van de werkgelegenheidsstructuur voor laagopgeleiden naar bedrijfssector wordt in sterke mate bepaald door de tertiairisering ofwel ‘verdienstelijking’ van de Nederlandse economie.22 Een toenemend deel van de laagopgeleiden is werkzaam in de horeca en zakelijke dienstverlening, de handel en reparatie en de quartaire dienstverle-
20
Zie: www.rwi.nl/StdContent.aspx?PGID=EF08F05D-6413-4E7A-A55A-9EED8298C97A
21
RWI (2005). Omdat iedereen nodig is. Voorstellen voor een aanpak van de problematiek aan de onderkant van de arbeidsmarkt.
22
Tertiairisering is de verschuiving van werkgelegenheid van de landbouw en industrie naar de dienstensector.
48
ning, terwijl het werkgelegenheidsaandeel van de landbouw en visserij en de industrie daalt. 1 Onderstaande figuur schetst – op basis van het meest recente Vacatureonderzoek van CWI – de landelijke verdeling van de in 2007 aangenomen personen naar sector en opleidingsniveau.2 Daarmee wordt inzicht geboden in de sectorale arbeidsmarktperspectieven van laagopgeleide (niet-werkende) werkzoekenden. Figuur B1.1
Aangenomen personen in 2007 in Nederland, naar sector en opleidingsniveau Totaal
Overige dienstverlening Overheid Zakelijke dienstverlening Handel en Horeca Bouw Industrie Agrarische sector 0%
10%
20%
30%
Basisonderwijs
40%
VMBO
50%
60%
HAVO, VWO
70% MBO
80%
90% 100%
HBO, WO
Bron: CWI (2008). Vacatureonderzoek 2007 De vacaturemarkt en personeelswerving in beeld.
Naar verhouding neemt vooral de agrarische sector veel laagopgeleiden (maximaal vmbo) aan. Ook in de sectoren handel en horeca, bouw en industrie worden verhoudingsgewijs veel lager opgeleiden aangenomen. Vooral in deze sectoren liggen dus kansen voor (nietwerkende) werkzoekenden met maximaal vmbo. Laagbetaalden Naast het opleidingsniveau is het uurloon een onderscheidend element voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Uit recent onderzoek, uitgevoerd door het Amsterdams Instituut voor ArbeidsStudies (AIAS) van de UvA en STZ advies & onderzoek in Eindhoven, blijkt dat binnen één generatie het aantal laagbetaalde werknemers in ons land meer dan verdubbeld is, van naar schatting bijna 0,6 miljoen in 1979 tot 1,25 miljoen nu. Deze werknemers verdienen minder dan tweederde van het mediane (middelste) uurloon, de internationale maatstaf voor laagbetaalde arbeid. Het betreft vooral (parttime werkende) jongeren, vrouwen en immigranten. Met name in de retailsector en de horeca komen veel laagbetaalde werknemers voor.
1
CWI (2005). De arbeidsmarkt voor laagopgeleiden.
2
CWI (2008). Vacatureonderzoek 2007 De vacaturemarkt en personeelswerving in beeld.
49
De groei van het aantal laagbetaalden is te verklaren door een toegenomen concurrentie aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Meer parttime werkende studenten, scholieren en ‘tweede verdieners' bieden zich aan. Daarnaast is het minimumloon sinds het eind van de jaren zeventig sterk verlaagd. De koopkracht van werknemers met een minimumloon daalde met bijna twintig procent en bleef met vijfenveertig procent achter in vergelijking met werknemers uit de hoogste inkomenscategorie. Ook verslechterden de arbeidsvoorwaarden doordat weinig laagbetaalden lid zijn van een vakbond. De uitkomsten van het onderzoek zijn opmerkelijk, omdat het opleidingsniveau van de Nederlandse beroepsbevolking in dezelfde periode verder is gestegen. Het totaal aantal laagbetaalde uren is sterk toegenomen, terwijl de beschikbaarheid van beter betaalde uren onder druk staat. Het is dus niet vanzelfsprekend dat een betere opleiding tot een hoger loon leidt. 1
1
AIAS en STZ advies & onderzoek (2008). Low-Wage Work in the Netherlands.
50
Bijlage 2 Figuur B2.1
Stromenmodel Stromenmodel: in-, door- en uitstroom aan de onderkant van de regionale arbeidsmarkt
Bron: Research voor Beleid
51
In grote lijnen gaat het in het stromenmodel om de volgende stroombewegingen aan de onderkant van de arbeidsmarkt in de regio Amersfoort: A. Doorstroom van non-participatie naar sociale participatie − Sociale activering van kansarme niet-werkende werkzoekenden (al dan niet uitkeringsgerechtigd), bijvoorbeeld in de vorm van vrijwilligerswerk. B. Instroom in betaald werk of zelfstandig ondernemerschap Onderscheid is te maken tussen instroom in: − Betaald werk in de sociale werkvoorziening − Betaald werk op de reguliere arbeidsmarkt − Zelfstandig ondernemerschap op de reguliere arbeidsmarkt. De volgende stromen zijn te onderscheiden: −
‘Jonge’ instroom vanuit het (beroeps)onderwijs (ongediplomeerde en gediplomeerde schoolverlaters). 1 Hieronder valt ook de ‘doorstroom’ van een leerbaan (bbl) naar een vaste functie binnen hetzelfde bedrijf of instelling
− Instroom van ‘jonge non-participanten’ (bijvoorbeeld Wajongers of niet-werkende voortijdig schoolverlaters) − Tijdelijke inzet van arbeidskrachten (uitzendkrachten; seizoensarbeiders/ vakantiekrachten) − Zij-instroom van werkenden vanuit andere regio’s in Nederland − Inkomende pendelstromen vanuit andere regio’s in Nederland − Inkomende (tijdelijke) arbeidsmigratie vanuit het buitenland − (Her)instroom van uitkeringsgerechtigde niet-werkende werkzoekenden (al dan niet via re-integratie) − (Her)instroom van niet-uitkeringsgerechtigde niet-werkende werkzoekenden (al dan niet via re-integratie). C. Doorstroom binnen betaald werk of zelfstandig ondernemerschap − Stromen binnen sociale werkvoorziening − Doorstroom tussen niveaus, vakgebieden en werkvormen (beschutte werkomgeving; groepsdetachering; individuele detachering) − Stromen op reguliere arbeidsmarkt − Doorstroom tussen niveaus, bedrijven en sectoren − Doorstroom van betaald werk naar zelfstandig ondernemerschap en v.v. − Stromen tussen sociale werkvoorziening en reguliere arbeidsmarkt − Begeleid werken op reguliere arbeidsmarkt − Uitstroom uit sociale werkvoorziening naar reguliere arbeidsmarkt − (Her)instroom in sociale werkvoorziening vanuit reguliere arbeidsmarkt.
1
Vanzelfsprekend zijn ook stromen binnen het (beroeps)onderwijs van belang, zoals doorstroom naar hogere opleidingsniveaus, het switchen tussen sectoren en/of leerwegen, deelname aan stages en leerbanen en voortijdig schoolverlaten.
52
D. Uitstroom uit betaald werk of zelfstandig ondernemerschap − Uitstroom van (ongediplomeerde en gediplomeerde) schoolverlaters meteen na afronden van opleiding naar andere regio’s in Nederland − Uitstroom van ‘jonge non-participanten’ (bijvoorbeeld Wajongers of niet-werkende voortijdig schoolverlaters) naar andere regio’s in Nederland − Zij-uitstroom naar andere regio’s in Nederland − Uitgaande pendelstromen naar andere regio’s in Nederland1 − Uitgaande (tijdelijke) arbeidsmigratie naar het buitenland − Uitstroom uit het arbeidsproces als gevolg van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, zorgtaken, volgen van een opleiding of om een andere reden − Definitieve uitstroom uit het arbeidsproces als gevolg van volledige arbeidsongeschiktheid, (vervroegd) pensioen of overlijden. E. Doorstroom van non-participatie naar definitieve non-participatie − Doorstroom van non-participatie naar definitieve non-participatie als gevolg van volledige arbeidsongeschiktheid, (vervroegd) pensioen of overlijden. De onderkant van de regionale arbeidsmarkt en de stroombewegingen daarop staan niet op zichzelf. Van invloed zijn verschillende omgevingsvariabelen: politiek, economie, maatschappij (inclusief demografie), technologie, wetgeving en milieu (in het Engels wel afgekort met “PESTLE”).
1
Theoretisch zijn ook pendelstromen naar het buitenland mogelijk. Gezien de afstand van de regio tot de landsgrenzen zullen deze in de praktijk niet voorkomen.
53
54
Bijlage 3 Schema B3.1
Arbeidsmarktcirkel in tabelvorm De Arbeidsmarktcirkel in tabelvorm
NIVEAU 1
NIVEAU 2
NIVEAU 3
Kwadrant
Inschakelen bekende
· Werklozen direct inpasbaar (fase 1)
Reserves
reserves
· Werklozen met afstand (fase 2 en 3 en deel- WAO) · Werklozen met veel afstand (fase 4) · Samenwerken bemiddelings- en uitkeringsinstanties
Aantrekken mobiele
· Promotiepakketten
personen
· Buitenlanders · Informeren niet-werkende nieuwkomers regio's · Werven mbo/lbo-ers · Werven hoger opgeleiden
Mobiliseren stille reserves
· Onderscheiden aantrekkelijkheid werk en bedrijf · Voorziening randvoorwaarden · Begeleiden/vasthouden geïnteresseerden · Speur- en wervingsacties
Kwadrant
Bevorderen
in-
en
uit- · Informatie en voorlichting leerlingen basisonderwijs
Onderwijs
stroom
· Informatie en voorlichting leerlingen eerste jaren vo
Verbeteren aansluiting
· Uitwisselen vakkennis onderwijs-bedrijfsleven
onderwijs-arbeidsmarkt
· Optimaliseren outfit/faciliteiten onderwijs
· Voorkomen drop-outs, mn in de eerste jaren vbo en mbo
· Ontwikkelen nieuwe lesprogramma's · Stimuleren aanvullende scholing · Volgen schoolverlaters Kwadrant
Optimaliseren inzet
· Jobgerichte scholing
Werkenden
werknemers
· Verticale en horizontale doorstroming
Voorkomen uitstroom
· Bewust HR-beleid
werknemers
· Bevorderen ontplooiing werknemers
· Aanpassen werktijden
· Bevorderen mogelijkheden ouderen · Randvoorwaarden specifieke groepen · Verbeteren baanzekerheid opvang tijdelijk overschot · Aanpassen voorwaarden · Optimaliseren arbeidsomstandigheden en sfeer Kwadrant
Optimaliseren
Bedrijfsvoering arbeidsproductiviteit
· Samenwerken met derden · Vernieuwen technologie · Moderniseren werkmethoden · Verbeteren functie-inhouden · Verbeteren kennis en vaardigheden werknemers · Verbeteren bedrijfsprocessen
Verhuizen activiteiten
· Verplaatsen activiteiten · Optimaliseren taken in keten · Afstoten niet core-business
Bron: www.ez.nl
55
56
Bijlage 4
Geïnterviewde experts
In het kader van het vooronderzoek zijn de volgende experts geïnterviewd: − Helga Brenninkmeijer (MKB Midden-Nederland) − Marijke Germeraad (Leerwerkloket Eemland) − Maja Guliker (CWI Amersfoort/Soest) − Frank Holtkamp (ROC Midden-Nederland) − Wieteke Koster (Gemeente Amersfoort/EZ) − Erik de Kruik (Gemeente Amersfoort/SZ) − Mohamed Lemaalem (CWI Amersfoort/Soest) − Dymphna Meijneken (Gemeente Amersfoort/O+S) − Silvio Milia (Gewest Eemland) − Nico Opstelten (Gemeente Amersfoort/SZ) − Carole Sombroek (Gemeente Amersfoort/W&O) − Brigitte van Stokkum (Gemeente Amersfoort/EZ) − Jaco Uittenbogaard (Amfors Groep)
57
58
Bijlage 5
Thema’s/onderwerpen monitor
Hieronder werken we het overzicht van mogelijke thema’s/onderwerpen voor de monitor uit paragraaf 4.1 verder uit. Zoals in die paragraaf al vermeld, gaat het om een veelheid/complexiteit aan variabelen. Van belang is te starten met het in kaart brengen van de verschillende variabelen (1 t/m 7). Niet alle variabelen hoeven vervolgens in de discrepantieanalyse en de beleidsmatige vertaling te worden betrokken (8 en 9). Relevant zijn vooral die variabelen waar ‘wat mee aan de hand is’ en waarvoor (beleidsmatige) oplossingen dienen te worden gezocht. 1 Economie en bedrijfsleven − De Nederlandse economie en arbeidsmarkt in vogelvlucht − Schets verwachte economische ontwikkeling lopend en komend jaar − Kerngegevens Nederlandse economie (afgelopen jaren, lopend en komend jaar) − Kerngegevens Nederlandse arbeidsmarkt (afgelopen jaren, lopend en komend jaar) − Economische ontwikkeling op middellange termijn − Kerngegevens regionale economie − Omzet; Export; Investeringen; Werkgelegenheid; Rendement; Ondernemersvertrouwen. − Kerngegevens regionaal bedrijfsleven − Vestigingen naar sector en bedrijfsgrootte − Bedrijvendynamiek (oprichtingen [starters/ nevenoprichtingen], krimp, opheffingen en verplaatsingen) 2 Vraagzijde onderkant arbeidsmarkt: werkgelegenheid en vacatures − Werkgelegenheid − Werkgelegenheidsontwikkeling − Werkgelegenheid naar sector en opleidings-/beroepsniveau − Vacatures − Ontwikkeling aantal nieuw ontstane vacatures − Nieuw ontstane vacatures naar sector en opleidings-/beroepsniveau − Resultaten werkgeversenquête (onderdelen lager opgeleide werknemers [maximaal mbo1 niveau] en werknemers op mbo-2 niveau) 3 Aanbodzijde onderkant arbeidsmarkt: bevolking en beroepsbevolking − Bevolking − Bevolkingsontwikkeling − Bevolking naar leeftijd − Beroepsbevolking − Potentiële beroepsbevolking, participatie, beroepsbevolking − Beroepsbevolking naar opleidings-/beroepsniveau − Beroepsbevolking naar leeftijd − Werkenden aan onderkant reguliere arbeidsmarkt − Werkzame beroepsbevolking naar sector en opleidings-/beroepsniveau − Werkzame beroepsbevolking naar leeftijd
59
− SW’ers − Ontwikkeling aantal SW-ers − SW-ers naar werkvormen − SW-ers naar sector − Resultaten werkgeversenquête (onderdeel SW-ers) − Flexibele arbeidskrachten/uitzendkrachten/tijdelijke arbeidsmigranten − Ontwikkeling aantal werknemers met flexibele arbeidsrelatie naar sector en opleidings-/beroepsniveau − Ontwikkeling aantal uitzendkrachten naar sector en opleidings-/beroepsniveau − Tijdelijke arbeidsmigranten − Ontwikkeling
aantal
tijdelijke
arbeidsmigranten
naar
sector
en
opleidings-
/beroepsniveau − Pendel − Omvang van de pendelstromen (inkomende pendel, uitgaande pendel, pendelsaldo) − Herkomst en bestemming van de pendelstromen 4 Aanbodzijde onderkant arbeidsmarkt: (beroeps)onderwijs (met speciale aandacht voor vmbo en mbo) − Leerlingen − Ontwikkeling leerlingenaantallen vo, mbo en ho − Het vmbo nader belicht − Het mbo nader belicht − Stageplaatsen en leerbanen − Leerbedrijven in de regio − Landelijke en regionale trends op de stage- en leerbanenmarkt − Belangrijkste resultaten onderzoek Stageplaatsen en leerbanen in de regio Amersfoort (2007) − Voortijdig schoolverlaters − Ontwikkeling aantal voortijdig schoolverlaters − Voortijdig schoolverlaters naar achtergrondkenmerken − Herplaatsing van voortijdig schoolverlaters naar bestemming − Geslaagden − Ontwikkeling aantallen geslaagden vo, mbo en ho − Bestemming geslaagden vo, mbo en ho 5 Aanbodzijde onderkant arbeidsmarkt: werkzoekenden en uitkeringen − Niet-werkende werkzoekenden (nww) − Ontwikkeling totaal nww-bestand − Ontwikkeling en achtergrondkenmerken groep lager opgeleide nww − Ontwikkeling en achtergrondkenmerken groep jongere nww (jeugdwerkloosheid) − Ontwikkeling en achtergrondkenmerken groep oudere nww (45-plussers) − Uitkeringen − Ontwikkeling aantal WW-uitkeringen − Ontwikkeling aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (WAO/WIA/WAZ/Wajong) − Ontwikkeling aantal algemene bijstandsuitkeringen − Resultaten werkgeversenquête (onderdeel uitkeringsgerechtigden)
60
− Nuggers − Ontwikkeling aantal nuggers − Achtergrondkenmerken nuggers − Sociale participatietrajecten − Ontwikkeling deelname sociale participatietrajecten − Achtergrondkenmerken deelnemers sociale participatietrajecten − Re-integratietrajecten − Ontwikkeling deelname re-integratietrajecten (gesubsidieerde arbeidsplaatsen en trajecten zonder loonkostensubsidie) − Achtergrondkenmerken deelnemers sociale participatietrajecten (gesubsidieerde arbeidsplaatsen en trajecten zonder loonkostensubsidie) 6 Speciaal thema 7 Subregionale kerngegevens onderkant arbeidsmarkt − Positionering gemeente Amersfoort binnen de grotere Nederlandse gemeenten − ‘Ranking’ binnen de 50 grootste gemeenten op de volgende parameters: − Aantal 65-plussers als % van totale bevolking − Aantal laagopgeleiden als % van beroepsbevolking − Aantal hoogopgeleiden als % van beroepsbevolking − Aantal niet westerse allochtonen als % van bevolking − Aantal banen t.o.v. beroepsbevolking op 1 jan 2006 − Kans op een baan voor laagopgeleiden − Aantal startende ondernemers als % van beroepsbevolking − Aantal langdurig werklozen (>3 jaar) als % van beroepsbevolking − Aantal werkloze jongeren (tot 24 jaar) als % van beroepsbevolking − Armoede (% huishoudens met inkomen <105% van sociaal minimum) − Arbeidsongeschikten als % van beroepsbevolking − Werkzame vrouwen als % van vrouwelijke bevolking − Kerngegevens onderkant arbeidsmarkt per regiogemeente − Kerngegevens onderkant arbeidsmarkt per Amersfoortse wijk 8 Discrepantieanalyse − Moeilijk vervulbare vacatures − Ontwikkeling moeilijk vervulbare vacatures − Moeilijk vervulbare vacatures naar sector en opleidings-/beroepsniveau − Krapte-indicator CWI − Arbeidsmarktperspectieven schoolverlaters − Arbeidsmarktperspectieven schoolverlaters naar onderwijssoort, -sector en -niveau − Arbeidsmarktperspectieven kortdurende werklozen − Vergelijking nww < 6 maanden met aangenomen personen naar opleidingsniveau − Werkloosheid − Ontwikkeling werkloosheidspercentage − Prognoses van overschotten/tekorten − Prognoses vraagzijde naar sector en opleidings-/beroepsniveau − Prognoses aanbodzijde − Confrontatie prognoses vraag- en aanbodzijde
61
− Kwalitatief getinte discrepantieanalyse − SWOT-analyse − Kwantitatieve discrepanties − Kwalitatieve discrepanties − Ondoorzichtigheid van de arbeidsmarkt − Overige discrepanties 9 Beleidsmatige vertaling: oplossingen voor discrepanties tussen vraag en aanbod onderkant arbeidsmarkt − Oplossingsrichtingen − Oplossingsrichtingen kwadrant Reserves − Oplossingsrichtingen kwadrant Onderwijs − Oplossingsrichtingen kwadrant Werkenden − Oplossingsrichtingen kwadrant Bedrijfsvoering − Overige oplossingsrichtingen − Probleemeigenaren
62
Bijlage 6
Bestaande gegevensbronnen
In onderstaand schema presenteren we een overzicht van beschikbare gegevensbronnen voor onderzoek naar (de onderkant van) de arbeidsmarkt in de regio Amersfoort. Bij elke bron geven we aan in hoeverre deze is gebaseerd op periodiek onderzoek (of continue registratie) dan wel eenmalig onderzoek en in hoeverre de gegevens zijn uitgesplitst/uit te splitsen naar (onderwijs)sector en/ of regio. Na het schema volgt een beknopte beschrijving van de bronnen. Schema B6.1 Overzicht van beschikbare en bruikbare bronnen voor (regionaal en sectoraal) arbeidsmarktonderzoek Bron per onderwerp
Periodiek
Sectoraal
uit
Regionaal uit te splitsen
te splitsen
Sectoraal te splitsen
1 Economie en bedrijfsleven Nederlandse economie en arbeidsmarkt −
MEV/CEP (CPB)
Ja
Nee
Nee
Nee
−
Arbeidsmarktprognose (CWI)
Ja
Ja
Ja (naar RPA-cluster)
Nee
Ja
Ja
Ja (naar KvK-regio)
Ja
Ja
Ja,
Ja
Ja
Regionale economie −
ERBO (KvK)
−
Economische
Monitor
Amersfoort
(O+S Amersfoort) −
betreft
gem.
Ja Amers-
Ja
Ja (betreft KvK-regio Gooi-
Ja
foort
Regiohartslag (KvK)
, Eem- en Flevoland) Regionaal bedrijfsleven −
(Mutatiebalans van) handelsregister
Ja
Ja
(KvK) −
Ja
(tot
op
gemeentelijk
Ja
op
gemeentelijk
Ja
op
gemeentelijk
Ja
op
gemeentelijk
Ja
op
gemeentelijk
Ja
niveau)
LISA-vestigingenregister/ Provinciaal
Ja
Ja
Arbeidsplaatsen Register (LISA/ Pro-
Ja
(tot
niveau)
vincie Utrecht) 2 Vraagzijde: werkgelegenheid en vacatures Werkgelegenheid −
EBB – Werkzame beroepsbevolking
Ja
Ja
(CBS) −
Ja
(tot
niveau)
Arbeidsrekeningen - Banen (CBS)
Ja
Ja
Ja
(tot
niveau) −
LISA-vestigingenregister/ Provinciaal
Ja
Ja
Arbeidsplaatsen Register (LISA/ Pro-
Ja
(tot
niveau)
vincie Utrecht) −
Onderzoek laaggeschoolde werkgelegenheid
in
regio
Amersfoort
(EZ
Nee
Ja
en
regionaal uit
Ja,
betreft
regio
Amers-
foort
Amersfoort; lopend)
63
Ja
Bron per onderwerp
Periodiek
Sectoraal
uit
Regionaal uit te splitsen
te splitsen
Sectoraal te splitsen
Vacatures −
CWI-Vacatureregistratie (CWI)
Ja
Ja
Ja
(tot
op
gemeentelijk
Ja
op
gemeentelijk
Ja
op
gemeentelijk
Ja
Ja (tot op RPA- en COROP-
Ja
niveau) −
PAR Personeelsadvertenties (Nielsen
Ja
Ja
Media Research) −
PAR
Webvacatures
−
Ja
(tot
niveau) (Nielsen
Media
Ja
Ja
Research)
Ja
(tot
niveau)
Vacature-enquête (CBS)
Ja
Ja
niveau, ook op niveau G4) −
Vacatures in Nederland - Hoofdstuk
Ja
Ja (grofmazig)
Ja (naar CWI-district)
Ja
Ja
Vacatureontwikkelingen (CWI) 3 Aanbodzijde: bevolking en beroepsbevolking Bevolking −
Bevolkingsstatistiek
en
-prognose
Ja
Nvt
(CBS)
(tot
op
gemeentelijk
Nvt
op
gemeentelijk
Nee
op
gemeentelijk
Ja
op
gemeentelijk
Ja
niveau)
(Potentiële) beroepsbevolking −
EBB – (Potentiële) beroepsbevolking
Ja
Nee
(CBS)
Ja
(tot
niveau)
Werkenden onderkant regionale arbeidsmarkt −
EBB – Werkzame beroepsbevolking
Ja
Ja
(CBS) −
Ja
(tot
niveau)
Arbeidsrekeningen - Banen (CBS)
Ja
Ja
Ja
(tot
niveau) SW-ers − −
Wsw-statistiek (RvB)
Ja
POR Wsw (SZW)
Ja
Nee (wel werk-
Ja (tot op niveau gemeen-
vorm)
te/schap)
Nee (wel werk-
Ja (tot op niveau gemeen-
vorm)
te/schap)
Nee Nee
Flexibele arbeidskrachten/ Uitzendkrachten −
EBB - Werknemers met flexibele ar-
Ja
Ja
beidsrelatie (CBS)
Ja
(tot
op
gemeentelijk
Ja
niveau)
−
Studie flexibele arbeid (TNO)
Nee
Ja
Nee
Nee
−
Instroomonderzoek
Uitzendbranche
Ja
Ja
Nee
Nee
Vacatures in Nederland – Hoofdstuk
Ja
Ja (grofmazig)
Ja (naar CWI-district)
Nee
(ABU) −
Uitzendarbeid (CWI) −
Studie seizoenarbeid (EIM; lopend)
Nee
Niet bekend
Niet bekend
Niet bekend
−
Zomerbanen onderzoek (Randstad)
Ja
Ja
Nee
Nee
64
en
regionaal uit
Bron per onderwerp
Periodiek
Sectoraal
uit
Regionaal uit te splitsen
te splitsen
Sectoraal te splitsen
Tijdelijke arbeidsmigranten − −
Immigratiecijfers
-
Motief
arbeid
Ja (maar ge-
Nee
Nee
Nee
Ja
Ja (grofmazig)
Ja (naar CWI-district)
Nee
Nee
Ja (grofmazig)
Nee
Nee
Hoofdbanen naar woon- en werkregio
Ja (maar ge-
Nee
Ja
(CBS)
dateerd)
Stadspeiling – Werkgemeente (O+S
Ja
(CBS)
dateerd)
Vacatures in Nederland – Hoofdstuk Uitzendarbeid (CWI)
−
Studies arbeidsmigratie (divers)
Pendel − −
(tot
op
gemeentelijk
Nee
Ja (betreft werkgemeente
Nee
niveau) Nee
Amersfoort)
van
inwoners
gemeente
Amersfoort) 4 Aanbodzijde: (beroeps)onderwijs Leerlingen −
CBS-Onderwijsgegevens
leerlingen
Ja
Nee
(CBS) −
Ja
(tot
op
gemeentelijk
Nee
op
gemeentelijk
Ja
gemeente
Ja
gemeentelijk
Ja
niveau)
Kubus Mbo Inschrijvingen (Colo)
Ja
Ja
Ja
(tot
niveau) −
Onderwijsmonitor Gemeente Amers-
Ja
Ja
foort (WSO Amersfoort)
Ja,
betreft
Amersfoort
Stageplaatsen en leerbanen −
Register erkende leerbedrijven (Colo)
Ja
Ja
Ja
(tot
op
niveau) −
Colo-barometer/www.kansopstage.nl
Ja
Ja
Nee
Ja
Ja (naar CWI-district)
Ja
Ja,
Ja
(Colo) −
Onderzoek stageplaatsen en leerbanen regio Amersfoort (Research voor
betreft
regio
Amers-
foort
Beleid) Voortijdig schoolverlaten −
Effectrapportages VSV (RMC-regio 16
Ja
Nee
Eem en Vallei) −
Ja
(op
niveau
regio
en
Nee
subregio’s Eem en Vallei)
Onderwijsmonitor Gemeente Amers-
Ja
Nee
foort (WSO Amersfoort)
Ja,
betreft
gemeente
Nee
gemeentelijk
Nee
Amersfoort
Geslaagden −
CBS-Onderwijsgegevens
geslaagden
Ja
Nee
(CBS)
en
regionaal uit
Ja
(tot
op
niveau)
−
Schoolverlatersonderzoeken (ROA)
Ja
Ja
Nee
Nee
−
MBO-kaart (Toppen)
Ja
Ja
Ja (per ROC)
Ja
65
Bron per onderwerp
Periodiek
Sectoraal
uit
Regionaal uit te splitsen
te splitsen
Sectoraal te splitsen
5 Aanbodzijde: werkzoekenden en uitkeringen Niet-werkende werkzoekenden −
EBB
-
Werkloze
beroepsbevolking
Ja
Nee
Ja
(CBS) − −
(tot
op
gemeentelijk
Nee
op
niveau)
CWI-werkzoekendenregistratie (CWI) Landelijke jeugdmonitor (CBS)
Ja Ja
Nee
(wel
gemeentelijk
Nee
roep)
be-
Ja
niveau)
(tot
Nee
Ja (maar veelal slechts tot
Nee
niveau landsdeel of provincie) −
Onderwijsmonitor Gemeente Amersfoort
–Jeugdwerkloosheid
Ja
Nee
(WSO
Ja,
betreft
gemeente
Nee
Amersfoort
Amersfoort) −
Cliëntenregistratie
Leerwerkloket
Ja
Ja
Eemland −
Ja
(tot
op
gemeentelijk
Ja
niveau)
Zoekactie niet ingeschreven jongeren
Ja
Nee
(CWI Amersfoort)
Ja,
betreft
CWI-regio
Nee
gemeentelijk
Nee
Ja (tot op gemeentelij ni-
Nee
Amersfoort
Uitkeringsgerechtigden −
Bijstandsuitkeringenstatistiek (CBS)
Ja
Nee
Ja
(tot
op
niveau) −
Kernkaart Werk en Bijstand (SZW)
Ja
Nee
veau) −
CBS-gegevens WW en AO (CBS, obv
Ja
Nee
UWV) −
Ja (maar ge-
Nee
dateerd) −
Ja
(tot
op
gemeentelijk
Nee
op
gemeentelijk
Nee
niveau)
Atlas SV (UWV) Studies Wajong (divers)
Ja
(tot
niveau)
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nuggers −
Studie Nuggers (RvB)
Nee
Nee
Nee
−
Advies Nuggers (RWI)
Nee
Nee
Nee
−
Bestand Nuggers (CWI-Amersfoort)
Nee
Nee
Ja,
Nee betreft
CWI-regio
Nee
gemeentelijk
Nee
Ja (tot op gemeentelij ni-
Nee
Amersfoort Sociale participatie −
Geen bestaande bronnen
Re-integratie −
Statistiek
Re-integratie
door
Ge-
Ja
Nee
meenten (CBS) −
Ja
(tot
op
niveau)
Kernkaart Werk en Bijstand (SZW)
Ja
Nee
veau) −
Studies re-integratie (SEO)
−
Quick
scan
loonkostensubsidies
en
werken met behoud van uitkering (Research voor Beleid; lopend) 6 Speciaal thema −
N.v.t. (afhankelijk van thema)
66
en
regionaal uit
Nee
Nee
Nee
Ja
Ja
Ja
Nee (Amersfoort
steekproef)
zit
in
Ja
Bron per onderwerp
Periodiek
Sectoraal
uit
Regionaal uit te splitsen
te splitsen
Sectoraal te splitsen
7 Subregionale kerngegevens onderkant arbeidsmarkt Positionering gemeente Amersfoort −
Atlas voor gemeenten (Stichting At-
Ja
Nee
Ja (50 grootste gemeen-
las voor Gemeenten) −
Nee
ten)
Amersfoort in Cijfers (O+S Amers-
Ja
Nee
Ja,
foort)
betreft
gemeente
Nee
Ja, wijken binnen Amers-
Nee
Amersfoort
Kerngegevens per gemeente −
N.v.t. (op basis van analyse andere bronnen)
Kerngegevens per Amersfoortse wijk −
Amersfoort in Cijfers (O+S Amers-
Ja
Nee
foort) −
foort
Kerncijfers Wijken en Buurten 2003-
Ja
Nee
Ja, wijken en buurten bin-
Nee
nen Amersfoort
2007 (CBS) 8 Discrepantieanalyse Moeilijk vervulbare vacatures −
Vacature-enquête (CBS)
Ja
Ja
Ja (tot op RPA- en COROP-
Ja
niveau, ook op niveau G4) −
Vacatures in Nederland – Hoofdstuk
Ja
Ja (grofmazig)
Ja (naar CWI-district)
Nee
Ja
Nee
Ja (naar RPA)
Nee
knelpunten (CWI) −
Krapte-indicator (CWI)
(wel
be-
roep) Perspectieven schoolverlaters −
Arbeidsmarkt naar opleiding en be-
Ja
Ja
Nee
Nee
Ja
Ja
Ja (naar CWI-district)
Ja
Ja
Ja (grofmazig)
Ja (naar CWI-district)
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
roep (ROA) −
www.kansopwerk.nl (Colo)
Perspectieven niet-werkende werkzoekenden −
Vacatures in Nederland – Hoofdstuk vergelijking
aangenomen
personen
en nww-bestand (CWI) Werkloosheid −
EBB
–
Werkloosheidspercentage
(CBS)
(tot
op
gemeentelijk
niveau)
Prognoses overschotten/tekorten −
N.v.t. (op basis van nadere analyses)
Kwalitatieve discrepantieanalyse −
N.v.t. (op basis van analyse andere bronnen)
8 Beleidsmatige vertaling −
en
regionaal uit
N.v.t. (op basis van analyse andere bronnen)
Bron: Research voor Beleid
67
AD 1
ECONOMIE EN BEDRIJFSLEVEN
Nederlandse economie en arbeidsmarkt: − MEV/CEP (CPB). Op basis van de Macro Economische Verkenning (MEV) 2008 en het Centraal Economisch Plan (CEP) 2008 van het Centraal Planbureau (CPB) is een beeld te schetsen van de (te verwachten) ontwikkeling van de Nederlandse economie en arbeidsmarkt in de afgelopen jaren en op de korte termijn. De Actualisatie Economische Verkenning 2008-2011 van het CPB biedt inzicht in de verwachte economische ontwikkeling van ons land op de middellange termijn. Het beeld dat CPB schetst, is vooral macroeconomisch van aard. − Arbeidsmarktprognose (CWI). In aanvulling hierop geeft de Arbeidsmarktprognose 2007-2012 van CWI een wat specifieker beeld van de verwachtingen voor de arbeidsmarkt. De focus ligt hierbij op de jaren 2007 en 2008. Daarnaast wordt een indicatie gegeven van de ontwikkelingen in de jaren daarna (2009-2012). De prognose bevat ramingen van de belangrijkste grootheden, zoals het aantal banen, de omvang van de beroepsbevolking, het aantal vacatures en het aantal bij CWI ingeschreven niet-werkende werkzoekenden (nww). Voor een deel is hierbij sprake van een regionale of (grofmazige) sectorale verbijzondering. Regionale economie: − ERBO (KvK). Ieder jaar voert de Kamer van Koophandel de Enquête Regionale Bedrijfsontwikkeling (ERBO) uit. De resultaten van deze enquête geven een beeld van de (te verwachten) ontwikkeling van de economie en het bedrijfsleven in de KvK-regio’s. De ERBO levert gegevens over zaken als omzet, export, investeringen, werkgelegenheid en rendement van het bedrijfsleven. Deze gegevens worden regionaal en sectoraal uitgesplitst − Economische Monitor Amersfoort (O+S Amersfoort). De Economische Monitor Amersfoort 2005 (augustus 2006) is onderdeel van de voortgangsrapportage van het gemeentelijk economisch beleid. De
monitor vergelijkt de Amersfoortse economie met
Nederland als geheel dan wel met andere grote steden. Ook wordt ingezoomd op de verschillende werklocaties in Amersfoort. Verder wordt verslag gedaan van Amersfoort volgens (landelijke) onderzoeken en wordt ingegaan op wat ondernemers van Amersfoort vinden. − Regiohartslag (KvK Gooi-, Eem- en Flevoland). Vier keer per jaar houdt de Kamer van Koophandel (KvK) Gooi-, Eem en Flevoland de vinger aan de pols van de regionale economie. Een panel van bijna 2.000 ondernemers vult daarvoor ieder kwartaal een digitale enquête in van ongeveer vijf minuten, beantwoordt vragen over de ontwikkeling van het bedrijf en geeft een mening over een specifiek thema, zoals beroepsonderwijs, innovatie, mobiliteit of veiligheid. Regionaal bedrijfsleven: − (Mutatiebalans van) handelsregister (KvK). Via de Kamer van Koophandel is verder informatie te verkrijgen over het aantal vestigingen en de bedrijvendynamiek in de verschillende regio’s. Deze informatie is vastgelegd in (de mutatiebalans van) het handels-, verenigingen- en stichtingenregister, kortweg handelsregister. Bij bedrijvendynamiek gaat het onder meer om gegevens over starters, nieuwe nevenvestigingen (dochters), opheffingen en verplaatsingen naar en van de regio. Uitsplitsingen naar sector zijn mogelijk.
68
Momenteel ontbreken in het handelsregister eenmanszaken in de landbouw, beoefenaars van vrije beroepen en de publieke sector. De Kamer van Koophandel is bezig het handelsregister te vernieuwen. Het nieuwe handelsregister bevat vanaf juli 2008 ook bovengenoemde groepen en wordt daarmee dé basisregistratie voor ondernemingen en rechtspersonen. De overheid gaat de basisregistraties gebruiken in al haar processen. − LISA-vestigingenregister (LISA). Het LISA-vestigingenregister is een database met gegevens over vestigingen en werkgelegenheid. LISA is primair opgezet voor onderzoek en beleid. Het bevat informatie over ruim 859 duizend vestigingen (inclusief de overheid, het onderwijs, de gezondheidszorg en de vrije beroepsbeoefenaars (bestand 2006). De kerngegevens per vestiging hebben een ruimtelijke component (adresgegevens) en een sociaaleconomische component (werkgelegenheid en economische activiteit). Per vestiging zijn de volgende gegevens beschikbaar: naam vestiging, adresgegevens, activiteitencode (SBI 1993), aantal mannen fulltime, vrouwen fulltime, mannen parttime, vrouwen parttime (incl. uitzendkrachten). Er wordt bij de werkzame personen geen onderscheid gemaakt tussen werknemers en zelfstandigen. Uitsplitsingen naar sector en regio zijn mogelijk. Via de website van LISA is alleen basisinformatie beschikbaar. Aan het verkrijgen van gedetailleerde gegevens zijn kosten verbonden. − Provinciale Arbeidsplaatsen Register (Provincie Utrecht). De meeste provincies beschikken over een provinciaal werkgelegenheidsregister. Deze registers zijn nagenoeg identiek qua definitie en systematiek. De provinciale werkgelegenheidsregisters vormen input voor het LISA-vestigingenregister (zie hierboven). In de provincie Utrecht gaat het om het Provinciale Arbeidsplaatsen Register. Een aantal tabellen is te downloaden van www.provincie-utrecht.nl/par).
AD 2
VRAAGZIJDE: WERKGELEGENHEID EN VACATURES
Werkgelegenheid: − EBB – Werkzame beroepsbevolking (CBS). Doel van de jaarlijkse Enquête Beroepsbevolking (EBB) van CBS is het beschrijven van de arbeidsmarktpositie van de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder. Met de EBB worden arbeidsmarktkenmerken, onderwijsgegevens en demografische kenmerken geïnventariseerd. Onderwerpen zijn onder meer kenmerken en functies van werkenden en de beschikbaarheid van werklozen voor de arbeidsmarkt. De
EBB
verdeelt
de
potentiële
beroepsbevolking
in
beroepsbevolking
en
niet-
beroepsbevolking. De beroepsbevolking wordt weer verdeeld in de werkzame beroepsbevolking en de werkloze beroepsbevolking. Het gaat bij de werkzame beroepsbevolking om personen die meer dan twaalf uur per week werken, personen met kleine banen zijn niet inbegrepen. Van de werkzame beroepsbevolking zijn kenmerken bekend als geslacht, leeftijd, herkomst, opleidingsniveau, arbeidsduur, positie in de werkkring, beroepsniveau, bedrijfsklasse en beroepsklasse. Afgezien van de twee laatstgenoemde variabelen is een verdere
69
uitsplitsing naar regio mogelijk. CBS publiceert resultaten van de EBB op haar online database Statline.1 − Arbeidsrekeningen – Banen (CBS). Werkgelegenheidscijfers zijn tevens te ontlenen aan de Arbeidsrekeningen van CBS. Het betreft hier gegevens over de werkgelegenheid in termen van werkzame personen, banen en arbeidsvolume (banen in fte’s). Het aantal banen is verder uit te splitsen naar voltijd/deeltijd en naar vaste/flexibele arbeidsduur. Bij alle categorieën is een uitsplitsing naar geslacht, sector en regio mogelijk. − LISA-vestigingenregister (LISA). Zie beschrijving hierboven onder Regionaal bedrijfsleven. − Provinciale Arbeidsplaatsen Register (Provincie Utrecht). Zie beschrijving hierboven onder Regionaal bedrijfsleven. − Onderzoek laaggeschoolde werkgelegenheid in regio Amersfoort (EZ Amersfoort; lopend). De onderkant van de arbeidsmarkt is deels conjunctureel bepaald (bij een krappe arbeidsmarkt zijn meer mogelijkheden voor kansarmere werkzoekenden), deels structureel (structureel minder behoefte aan lager opgeleide arbeidskrachten, onder meer door kennisintensiever worden van de economie en verdwijnen van laaggeschoolde arbeid naar lagelonenlanden). De vraag is in hoeverre dit algemene beeld ook geldt voor regio Amersfoort. EZ doet hier momenteel onderzoek naar. Vacatures: − CWI-Vacatureregistratie (CWI). CWI publiceert op werk.nl elke maand een overzicht van het aantal bij haar vestigingen ingediende en aan het eind van de maand openstaande vacatures. Uitsplitsingen zijn mogelijk naar − Regio − Sector (SBI 92) − Beroepsgroep − Arbeidstijd − Contractsoort. De gegevens zijn naar bedrijfstak en beroepsgroep zeer ver uit te splitsen. Nadeel van deze bron is dat lang niet alle vacatures bij de CWI-vestigingen worden gemeld. Vooral vacatures op hbo- en academisch niveau ontbreken. Werkgevers gebruiken hiervoor doorgaans andere wervingskanalen. − PAR – Personeelsadvertenties en Webvacatures (Nielsen Media Research). Een alternatieve bron voor het in kaart brengen van (de ontwikkeling van) de aantallen vacatures zijn cijfers over de in de printmedia gepubliceerde vacatures. Daarvoor is gebruik te maken van de Personeels Advertentie Registratie (PAR) van Nielsen Media Research (voorheen BBC De Media en Reclame Bank). In de PAR registreert Nielsen de gegevens van meer dan 115.000 personeelsadverteerders in ruim 1.000 media, waaronder dagbladen en de belangrijkste vaktijdschriften. Eind 2004 zijn ook de belangrijkste vacaturesites aan de registratie toegevoegd. Van iedere personeelsadvertentie en webvacature legt Nielsen vast welke organisatie personeel zoekt (plus de adresgegeven daarvan) en of hiervoor een werving- en selectiebureau is ingeschakeld. Verder registreert Nielsen een aantal kenmerken van de vacature zoals de branche van de aanbieder en het gevraagde
1
Probleem is dat bij CBS momenteel een aantal tabellen over de beroepsbevolking (op basis van EBB) tijdelijk niet beschikbaar is. Onder meer de volgende tabellen zijn geheel of gedeeltelijk niet beschikbaar: 1) Beroepsbevolking naar bedrijfsklassen, beroepsklassen, geslacht en leeftijd, internationale definitie, regio en gemeenten; 2) Werknemers die meer of minder willen werken; 3) Arbeidspositie 15 - 24 jarigen. Niet duidelijk is hoelang deze situatie voortduurt.
70
type beroep en opleidingsniveau. De vacaturegegevens worden niet gepubliceerd. Wel zijn bij Nielsen Media Research kwartaalcijfers aan te kopen. − Beide registraties vullen elkaar dus aan: CWI dekt met name het lagere en middelbare segment van de vraag naar werknemers af, de printmedia het hogere segment. Door de aantallen vacatures bij CWI en in de printmedia vanuit de jaarlijkse CWI-onderzoek Vacatures in Nederland (zie hieronder) te herwegen en op te hogen naar (sectorale of regionale) vacaturetotalen is een betrouwbaarder beeld te schetsen van de (sectorale regionale) vacaturemarkt. − Vacature-enquête (CBS). CBS verricht elk kwartaal steekproefonderzoek onder 30.000 Nederlandse bedrijven en instellingen met personeel naar openstaande, vervulde en niet-vervulde vacatures. De peildatum is ultimo september. Meest recente cijfers hebben betrekking op 2006. De enquête biedt onder meer inzicht in openstaande vacatures, moeilijk vervulbare vacatures en de vacaturegraad (i.e. het aantal openstaande vacatures per 1.000 werkenden) bij Nederlandse bedrijven en instellingen met personeel. Uitsplitsingen zijn mogelijk naar branche, naar grootteklasse en naar regio. CBS publiceert de resultaten op Statline. − Vacatures in Nederland – Hoofdstuk Vacatureontwikkelingen (CWI). In het verleden liet CWI (c.q. voorganger Arbeidsvoorziening) periodiek het onderzoek Hoe Werven Bedrijven (HWB) uitvoeren. Sinds 2006 wordt jaarlijks een min of meer vergelijkbaar onderzoek uitgevoerd onder de naam Vacatures in Nederland. Dit onderzoek brengt op basis van een steekproefonderzoek de vacaturemarkt en personeelswerving in beeld. Onlangs verscheen het rapport over het jaar 2007. Thema’s daarin zijn: − Vacatureontwikkelingen − Knelpunten (moeilijk vervulbare vacatures) − Wervingskanalen en aannamekanalen − Vergelijking aangenomen personen en het bestand van niet-werkende werkzoekenden − Uitzendarbeid. Daarbij wordt (grofmazig) uitgesplitst naar onder meer regio (CWI-district), sector, functiegroep en opleidingsniveau.
AD 3
AANBODZIJDE: BEVOLKING EN BEROEPSBEVOLKING
Bevolking: − Bevolkingsstatistiek- en prognose (CBS). Regionale bevolkingscijfers (omvang en samenstelling) zijn te ontlenen aan de Bevolkingsstatistiek en de Bevolkingsprognose van CBS. CBS publiceert de bevolkingscijfers op Statline. (Potentiële) beroepsbevolking: − EBB – (Potentiële) beroepsbevolking (CBS). De EBB verdeelt de potentiële beroepsbevolking in beroepsbevolking en niet-beroepsbevolking. De beroepsbevolking wordt weer verdeeld in de werkzame beroepsbevolking (zie hierboven) en de werkloze beroepsbevolking (zie verderop). Van de (potentiële) beroepsbevolking zijn kenmerken bekend zoals geslacht, leeftijd, herkomst en opleidingsniveau. Er is verder uit te splitsen naar regio. Gegevens over de (potentiële) beroepsbevolking en participatie zijn via CBS Statline beschikbaar.1
1
Er dient weer op gewezen te worden dat bij CBS momenteel een aantal tabellen over beroepsbevolking (op basis van EBB) tijdelijk niet beschikbaar is.
71
Werkenden aan onderkant reguliere arbeidsmarkt: − EBB – Werkzame beroepsbevolking (CBS). Zie beschrijving hierboven onder Werkgelegenheid. − Arbeidsrekeningen – Banen (CBS). Zie beschrijving hierboven onder Werkgelegenheid.
72
SW-ers: − Wsw-statistiek (Research voor Beleid). Research voor Beleid is de beheerder en uitvoerder van de Wsw-statistiek. SW-bedrijven leveren per halfjaar aan Research voor Beleid op persoonsniveau gegevens aan over de personenkring in het kader van de Wsw. De Wsw-statistiek voorziet onder meer in gegevens over in-, door- en uitstroom van SWers. Daarbij is onderscheid te maken tussen de verschillende werkvormen (beschutte werkomgeving, detachering, begeleid werken). De gegevens zijn regionaal uit te splitsen. − POR Wsw (SZW). Het Publiek Overzicht Resultaten (POR) Wsw is sinds begin 2004 operationeel en is bedoeld als een soort benchmark. Met het POR Wsw worden de prestaties van gemeenten en SW-bedrijven publiekelijk inzichtelijk gemaakt en met elkaar vergeleken. Een deel van de gegevens in het POR wordt via de Wsw-statistiek aangeleverd door gemeenten. SZW levert de gegevens over taakstelling en gemeentelijke bijdragen. De resultaten zijn te vinden op de (www.resultaten-wsw.szw.nl). Het POR meet – op gemeenteniveau - de volgende kenmerken: − De realisatie van het aantal arbeidsplaatsen ten opzichte van de taakstelling − De omvang van het werknemersbestand binnen SW-bedrijven − De realisatie van begeleid werken ten opzichte van de taakstelling − De omvang en wachtduur van de wachtlijst − Het aantal fte’s naar arbeidshandicap. Flexibele arbeidskrachten/Uitzendkrachten: − EBB – Werknemers met een flexibele arbeidsrelatie (CBS). De EBB onderscheidt binnen de variabele ‘positie in de werkkring’ een categorie ‘werknemers met een flexibele arbeidsrelatie’. Het gaat hierbij om werknemers die een arbeidscontract van beperkte duur hebben en/of die niet voor een vast overeengekomen aantal uren in dienst zijn. Werknemers met een flexibele arbeidsrelatie worden verder onderscheiden naar de aard van het arbeidscontract: − Uitzendkrachten − Oproepkrachten of invalkrachten − Overige flexibelen. Er is te verbijzonderen naar sector en regio. − Studie flexibele arbeid (TNO). In 2007 voerde TNO in opdracht van de brancheorganisatie van uitzendondernemingen ABU het onderzoek De toekomst van flexibele arbeid: een onderzoek naar flexibiliteitstrategieën van Nederlandse bedrijven uit. Dit onderzoek biedt inzicht in de (te verwachten) ontwikkeling van de zogenaamde flexibele schil (het aandeel van tijdelijke-, uitzend- en andere flexibele contracten in het totaal aantal arbeidscontracten) naar sector en bedrijfsgrootte. Het onderzoek maakt geen onderscheid naar regio. − Instroomonderzoek Uitzendbranche (ABU). Inzicht in het aanbod van uitzendkrachten van Nederlandse uitzendondernemingen is te ontlenen aan het tweejaarlijkse onderzoek Instroom Uitzendkrachten van brancheorganisatie ABU. De laatste uitgave dateert van 2007 en bevat gegevens over het jaar 2006. Het onderzoek maakt onderscheid tussen sectoren, maar niet tussen regio’s. − Vacatures in Nederland – Hoofdstuk Uitzendarbeid (CWI). Het CWI-onderzoek Vacatures in Nederland 2007. De vacaturemarkt en personeelswerving in beeld bevat een apart hoofdstuk over uitzendarbeid. Daarbij wordt grofmazig uitgesplitst naar regio (CWI-district), sector en bedrijfsgrootte.
73
− Onderzoek seizoenarbeid (EIM; lopend). EIM voert momenteel onderzoek uit naar de economische meerwaarde van seizoenmigranten. Onbekend is in hoeverre in de uiteindelijke rapportage verbijzonderd zal worden naar sector en regio. − Zomerbanen onderzoek (Randstad). Een relevante bron voor het in kaart brengen van het aanbod van vakantiekrachten vormt het jaarlijkse Zomerbanen onderzoek van uitzendbureau Randstad (meest recente editie 2007). In dit onderzoek wordt onderscheid gemaakt naar sectoren. Daarnaast verrichten vakbonden en de Arbeidsinspectie met enige regelmaat onderzoek naar vakantiewerk. Daarbij ligt de nadruk echter vooral op arbeidsvoorwaarden en –omstandigheden. Tijdelijke arbeidsmigranten: − Immigratiecijfers – Motief arbeid (CBS). Een zekere indicatie voor het aanbod van arbeidsmigranten vormen immigratiecijfers van CBS op Statline. Op landelijk niveau is een selectie te maken op migratiemotief arbeid. Bij deze cijfers gaat het echter alleen om permanente immigratie. De totale arbeidsmigratie (inclusief tijdelijke arbeid) is ongetwijfeld groter. Bovendien bieden de gegevens geen inzicht in de sectoren waar de arbeidsmigranten werkzaam is. Verder is niet naar regio uit te splitsen en zijn de gegevens nogal gedateerd (2004). − Vacatures in Nederland – Hoofdstuk Uitzendarbeid (CWI). Het hoofdstuk ‘Uitzendarbeid’ van het CWI-onderzoek ‘Vacatures in Nederland 2007. De vacaturemarkt en personeelswerving in beeld’ besteedt apart aandacht uitzendkrachten uit Oost-Europa. Daarbij wordt weer grofmazig uitgesplitst naar regio (CWI-district), sector en bedrijfsgrootte. − Studie arbeidsmigratie (Regioplan). Regioplan heeft recentelijk onderzoek verricht naar de naleving van de Wet arbeid en vreemdelingen en een evaluatie uitgevoerd van het flankerend beleid vrij verkeer van werknemers uit de MOE-landen. Het gaat om de onderzoeken: − Regioplan (2007). Naleving van de Wet arbeid vreemdelingen in 2006. − Regioplan (2007). Europese Grenzen Verlegd: (eerste) evaluatie flankerend beleid vrij verkeer van werknemers uit MOE-landen. In deze publicaties wordt onderscheid gemaakt naar sector maar niet naar regio. − Studie arbeidsmigratie door ABU (ABU). Begin 2008 heeft ABU een enquête gehouden onder haar leden over de achtergrondkenmerken, huisvesting en (verwachte) verblijfsduur van arbeidsmigranten uit de MOE-landen. Hierin wordt niet verder verbijzonderd naar sector en regio. − Studie arbeidsmigratie voor ABU (Research voor Beleid; lopend). Binnenkort is op basis van onderzoek van Research voor Beleid voor de ABU nog meer informatie te verwachten over dit thema. Onbekend is nog in hoeverre in de uiteindelijke rapportage van dit onderzoek verbijzonderd zal worden naar sector en regio. Pendel: − Hoofdbanen naar woon- en werkregio (CBS). Informatie over inkomende en uitgaande pendel is te ontlenen aan gegevens op CBS Statline over hoofdbanen van werknemers naar werk- en woonregio. Deze gegevens zijn sectoraal niet verder uit te splitsen. Ook zijn de gegevens nogal gedateerd (september 2004). − Stadspeiling – Werkgemeente (O+S Amersfoort). Jaarlijks voert O+S Amersfoort een enquête onder de inwoners van de gemeente uit, de zogenaamde Stadspeiling. De uitkomsten van de Stadspeiling worden door het gemeentebestuur gebruikt om plannen te maken voor de stad en haar bewoners. De enquête bestaat uit een vast blok (met
74
onder meer vragen over leeftijd, opleidingsniveau, werk en werkgemeente) en een flexibel blok.
AD 4
AANBODZIJDE: (BEROEPS)ONDERWIJS
Leerlingen: − CBS-Onderwijsgegevens leerlingen (CBS). Informatie over aantallen leerlingen is te ontlenen aan CBS Statline. Sinds kort verzamelt CBS cijfers over leerlingen in het bekostigd onderwijs op persoonsniveau.1 Daardoor is informatie beschikbaar over (kenmerken van) leerlingen naar woongemeente. Voorheen was dat naar de locatie van de hoofdvestiging van de onderwijsinstelling. De CBS-cijfers zijn - naast regio - uit te splitsen naar onderwijssoort (vo algemene jaren, vwo, havo, vmbo theoretische en gemengde leerweg, vmbo basis- en kaderberoepsgerichte leerweg, bol, bbl, hbo en wo) en vervolgens naar variabelen als geslacht, leeftijd en herkomst. Uitsplitsing naar onderwijssector is niet mogelijk. − Kubus Mbo Inschrijvingen (Colo). Op basis van een bij Colo beschikbare dataset (Kubus Mbo Inschrijvingen) zijn de leerlingaantallen in het mbo - naast de hierboven genoemde variabelen - nog verder uit te splitsen naar onder meer: − Vooropleiding − Handicap − BRIN-code (BRIN staat voor Basisregistratie instellingen. Elke instelling heeft zijn eigen BRIN-code) − Kbb/ cluster − Sector (Economie, Groen, Techniek, Zorg en Welzijn) − Kwalificatie/CREBO-code (CREBO staat voor Centraal Register Beroepsopleidingen. Elke opleiding heeft zijn eigen CREBO-code) − Niveau (1 tot en met 4) − Type (voltijd versus deeltijd) − Onderwijsmonitor Gemeente Amersfoort (WSO Amersfoort). Periodiek publiceert de Sector WSO van de gemeente Amersfoort de Onderwijsmonitor met daarin kerngegevens over het onderwijs in de gemeente. Thema’s zijn onder meer onderwijsdeelname, voortijdig schoolverlaten en jeugdwerkloosheid. De meest recente monitor stamt van december 2007 en heeft betrekking op het schooljaar 2005/2006. Stageplaatsen en leerbanen: − Register erkende leerbedrijven (Colo). Bij Colo is ook een overzicht van het aantal erkende leerbedrijven in de regio uitgesplitst naar branche op te vragen. − Colo-barometer/www.kansopstage.nl (Colo). Colo publiceert ieder kwartaal een actueel overzicht van de (mis)match tussen vraag en aanbod op de stageplaatsen- en leerbanenmarkt, uitgesplitst naar regio (CWI-district) en branche, de zogenaamde Colobarometer. Meer gedetailleerde informatie (op opleidingsniveau) is te ontlenen aan de website www.kansopstage.nl. − Onderzoek stageplaatsen en leerbanen in de regio Amersfoort (Research voor Beleid). In 2007 verrichtte Research voor Beleid onderzoek naar (knelpunten op) de stageplaatsen- en leerbanenmarkt in de regio Amersfoort.
1
Bronnen zijn de IB-groep, Cfi (cijfers over praktijkonderwijs) en het ministerie van LNV (cijfers over groen onderwijs).
75
Voortijdig schoolverlaten: − Effectrapportages VSV (RMC-regio 16 Eem en Vallei). Voortijdige schoolverlaters zijn jongeren tot 23 jaar die het (beroeps)onderwijs verlaten zonder een startkwalificatie (dat wil zeggen een diploma op minimaal havo/vwo of mbo-2 niveau). Gemeenten hebben een leidende rol in het signaleren en bestrijden van schooluitval. Via de Regionale Meld en Coördinatiepunten (RMC) wordt hieraan invulling gegeven. In de RMC-wet is vastgelegd dat de contactgemeenten van de RMC-regio’s jaarlijks een effectrapportage moeten indienen die inzicht biedt in de kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkelingen in de regio ten aanzien van het bestrijden van schooluitval. Amersfoort is contactgemeente voor de RMC-regio 16 Eem en Vallei. Deze bestaat uit twee subregio’s, te weten Subregio Eem (Amersfoort en omringende gemeenten) en Subregio Vallei. De effectrapportages bevatten onder meer gegevens over de omvang en samenstelling van de groep (oude en nieuwe) voortijdig schoolverlaters en over het aantal herplaatsingen. De meest recente effectrapportages betreffen het schooljaar 2006/2007. hebben betrekking op het schooljaar 2006/2007. Research voor Beleid heeft in opdracht van het ministerie van OCW voor betreffend schooljaar de landelijke rapportage samengesteld.1 − Onderwijsmonitor Gemeente Amersfoort (WSO Amersfoort). De Onderwijsmonitor gaat ook in op voortijdig schoolverlaten. Zie beschrijving hierboven onder Leerlingen. Geslaagden: − CBS-Onderwijsgegevens geslaagden (CBS). Informatie over aantallen geslaagden is te ontlenen aan CBS Statline. Zie verder hierboven onder CBS-Onderwijsgegevens leerlingen. − Schoolverlatersonderzoeken (ROA). ROA voert jaarlijks vier schoolverlatersonderzoeken (de vo-, bve-, hbo- en wo-monitor) uit waarin in totaal sprake is van benadering van ongeveer honderdduizend individuen. Elk van deze vier onderzoeken brengt de overgang van school naar werk (contractvorm; brutoloon; al dan niet werk in eigen richting/op eigen niveau) dan wel het vervolgtraject in het onderwijs in kaart. Ook wordt de tevredenheid over de gevolgde opleiding gemeten. De schoolverlaters worden ongeveer anderhalf jaar na het verlaten van de opleiding ondervraagd. De resultaten belanden in afzonderlijke monitorrapporten en in een overkoepelende rapportage met bijbehorende statistische bijlage (ROA [2007]. Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2006). Er wordt onderscheid gemaakt naar onderwijssector. Naar regio heeft geen verbijzondering plaats. Nadeel van de bve-monitor is dat de bbl buiten beschouwing blijft. Gedetailleerde informatie – op het niveau van de individuele opleidingen - is beschikbaar via het Schoolverlatersinformatiesysteem (SIS, www.roa.unimaas.nl/sis). − MBO-kaart (Toppen). Onderzoeksbureau Toppen doet jaarlijks in opdracht van individuele ROC’s naar onderzoek naar de arbeidsmarktpositie van schoolverlaters van het mbo een half jaar na afronding van hun opleiding. De onderzoeksresultaten van deze MBO-kaart worden per ROC uitgesplitst naar onderwijssector.
1
Landelijke cijfers over voortijdig schoolverlaten zijn ook te verkrijgen uit de Enquête Beroeps Bevolking (EBB) van het CBS en uit het Basisregister Onderwijs (BRON) dat wordt beheerd door de IB-Groep. Sinds de introductie van het onderwijsnummer in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs is BRON een betrouwbare dataset geworden voor het genereren van landelijke cijfers over het aantal voortijdige schoolverlaters.
76
AD 5
AANBODZIJDE: WERKZOEKENDEN EN UITKERINGEN
Niet-werkende werkzoekenden: − EBB – Werkloze beroepsbevolking (CBS). De EBB verdeelt de potentiële beroepsbevolking in beroepsbevolking en niet-beroepsbevolking. De beroepsbevolking wordt weer verdeeld in de werkzame beroepsbevolking (zie hierboven) en de werkloze beroepsbevolking. Van de werkloze beroepsbevolking zijn kenmerken bekend als geslacht, leeftijd, etniciteit en opleidingsniveau. Er is uit te splitsen naar regio. CBS publiceert resultaten van de EBB op haar online database Statline.1 − CWI-Werkzoekendenregistratie (CWI). CWI registreert een aantal gegevens van bij zijn vestigingen ingeschreven (werkende en niet-werkende) werkzoekenden en maakt deze via werk.nl maandelijks openbaar. Het betreft onder meer gegevens over: − Reden inschrijving (niet-werkend werkzoekend, met ontslag bedreigd, positieverbeteraar) − Persoonskenmerken (geslacht, leeftijd, opleidingsniveau) − Gewenst beroep (zeer ver uit te splitsen) en gewenste arbeidstijd − Afstand tot de arbeidsmarkt (werkloosheidsduur, fasering). De gegevens zijn regionaal uit te splitsen. Bij de CWI-cijfers over werkzoekenden passen een paar kanttekeningen. Uit onderzoek blijkt dat een deel van de bij CWI geregistreerde werkende werkzoekenden naar eigen zeggen werkloos is (met ontslag bedreigd of feitelijk werkloos). Tegelijkertijd is er een groep werkende werkzoekenden die niet bij CWI staat ingeschreven. Van de ingeschreven niet-werkende werkzoekenden blijkt uit hetzelfde onderzoek een deel niet op zoek naar werk, terwijl een ander deel reeds werk blijkt te hebben. Het daadwerkelijk aantal werklozen volgens de CBS-definitie is te schatten door de CWIcijfers te herwegen naar de CBS-definitie van werkloosheid. Daarbij is gebruik te maken van een recente (september 20072) vergelijking tussen de cijfers over bij CWI ingeschreven niet-werkende werkzoekenden en de werkloosheidscijfers (werkloze beroepsbevolking) van het CBS. Research voor Beleid heeft een dergelijke exercitie in haar (sectorale en regionale) arbeidsmarktonderzoeken reeds enige malen uitgevoerd. − Landelijke Jeugdmonitor (CBS). De Landelijke Jeugdmonitor is een samenvatting van informatie, op papier en op internet (http://jeugdmonitor.cbs.nl), over de situatie van de jeugd in Nederland. De situatie van de jeugd (van 0-24 jaar) wordt beschreven voor een aantal domeinen: Bevolking; Gezondheid en welzijn; Justitie; Onderwijs; Arbeid. Voor elk domein zijn meerdere indicatoren onderscheiden die een cijfermatig overzicht geven van de situatie van de jeugd en de ontwikkeling daarin. Naast de cijfermatige overzichten van de indicatoren verschijnt elk kwartaal een rapportage. De Kwartaalrapportage 1e kwartaal 2008 gaat specifiek over jeugdwerkloosheid. De gegevens over arbeid zijn veelal slechts tot op het niveau van provincie of landsdeel uit te splitsen. − Onderwijsmonitor Gemeente Amersfoort (WSO Amersfoort). De Onderwijsmonitor schenkt ook enige aandacht aan de ontwikkeling van de jeugdwerkloosheid. Zie beschrijving hierboven onder Leerlingen.
1
Er dient weer op gewezen te worden dat bij CBS momenteel een aantal tabellen over beroepsbevolking (op basis van EBB) tijdelijk niet beschikbaar is.
2
Zie: CBS/CWI (2007). ‘Werklozen versus niet-werkende werkzoekenden; verschillen, overeenkomsten en gebruiksmogelijkheden’, IN: Sociaaleconomische trends, 2007, aflevering 3, p. 46-53; CBS/CWI (2007). Maandelijkse cijfers over de werklozen en werkzoekenden van het CBS en CWI.
77
− Cliëntenregistratie Leerwerkloket Eemland. Het Leerwerkloket Eemland is een onafhankelijk servicepunt voor leren en werken in het gewest Eemland. Het kent een registratie van eigen cliënten (400) en kan van dit bestand uitdraaien maken naar onder meer sector. − Zoekactie niet ingeschreven jongeren (CWI Amersfoort). CWI Amersfoort heeft een ‘zoekactie’ uitgevoerd naar jongeren die niet in beeld waren. Deze actie zal in de toekomst periodiek worden herhaald. Uitkeringsgerechtigden: − Bijstandsuitkeringenstatistiek (CBS). De maandelijkse Bijstandsuitkeringenstatistiek (BUS) van CBS bevat informatie over alle personen die gedurende de maand een WWB-, IOAW-, IOAZ-, of WWIK-uitkering ontvangen en over de personen waarvan de bijstandsuitkering gedurende de maand werd beëindigd. Regionale verbijzondering is mogelijk. De gegevens worden gepubliceerd op Statline. − Kernkaart Werk en Bijstand (SZW). De Kernkaart Werk en Bijstand is een jaarlijks overzicht per gemeente van de belangrijkste resultaten in de uitvoering van de WWB. Deze resultaten worden uitgedrukt in een aantal kerngegevens (indicatoren) die afzonderlijk of in samenhang met elkaar een beeld geven van de uitvoering van de WWB. Het betreft onder meer stroom- en standgegevens over bijstandsuitkeringen en deelname aan arbeidsre-integratie (aantal gesubsidieerde arbeidsplaatsen en aantal trajecten zonder loonkostensubsidie). De indicatoren worden zo gepresenteerd dat in principe een vergelijking met andere gemeenten mogelijk is. Daarnaast is het mogelijk de resultaten van verschillende jaren sinds de invoering van de WWB te vergelijken. De gegevens zijn summier.
Meest
recente
verslagjaar
is
2006.
De
Kernkaart
is
te
vinden
op
www.gemeenteloket.szw.nl/kernkaart. − CBS-gegevens WW en AO (CBS, obv UWV). CBS Statline bevat ook gegevens over WW-uitkeringen en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (WIA/WAO, WAZ, Wajong). Berichtgever is UWV. Regionale verbijzondering van de gegevens is mogelijk. De gegevens worden gepubliceerd op Statline. − Atlas SV (UWV). De website van UWV bevat (statistische) informatie over (instroom in en uitstroom uit) de werknemersverzekeringen (WW en arbeidsongeschiktheid). Nadeel is de gedateerdheid van de regionale informatie. De laatste editie van de UWV Atlas SV met daarin statistische informatie over WW’ers en arbeidsongeschikten naar regio – heeft betrekking op het jaar 2006.1 − Studies Wajong (divers). De Wajong is de arbeidsongeschiktheidsregeling voor jonggehandicapten. Terwijl alle andere uitkeringssoorten een daling van het aantal uitkeringsgerechtigden laten zien, neemt het aantal Wajongers sterk toe. Recentelijk verscheen een aantal (onderzoeks)publicaties over de in- en uitstroom in de Wajong en de kenmerken en arbeidsparticipatie van Wajongers. Te noemen zijn onder meer: − CPB (2007). CPB Document No 156. Verdubbeling van de instroom in de Wajong: − oorzaken en beleidsopties. − IWI (2007). Wajong en werk. − Regioplan (2008). Werk moet lonen. Onderzoek onder Wajong’ers naar de financiële baten van werk.
1
CWI is met haar statistische informatie op werk.nl veel meer up-to-date. UWV en CWI gaan per 1 januari 2009 samen. Dat zal vermoedelijk van positieve invloed zijn op de bruikbaarheid van de regionale (en sectorale) gegevens over WW’ers en arbeidsongeschikten.
78
− SER (2007). Meedoen zonder beperkingen: meer participatiemogelijkheden voor jonggehandicapten. − TNO-rapport (2007). Toename gebruik ondersteuning voor jongeren met een gezondheidsbeperking. − UWV (2007). Kenniscahier 07-01. De groei van de Wajonginstroom. Een onderzoeksrapport in het kader van het dossieronderzoek Wajong 2007 Deze publicaties schetsen een algemeen beeld. Er wordt niet uitgesplitst naar sector of regio. Nuggers: − Studie
Nuggers
(Research
voor
Beleid).
De
term
Nugger
staat
voor
niet-
uitkeringsgerechtigde. In 2007 heeft Research voor Beleid in opdracht van de RWI het onderzoek Aan de slag met Nuggers uitgevoerd. Landelijk zijn er zo’n half miljoen mensen, die geen uitkering hebben, maar wel aan het werk willen. Deze groep nuggers bestaat grotendeels uit relatief jonge vrouwen, met vaak een hoog opleidingsniveau. De publicatie Aan de slag met Nuggers. Onderzoek naar de dienstverlening van CWI en gemeenten aan niet-uitkeringsgerechtigden schetst een algemeen landelijk beeld. Er wordt niet uitgesplitst naar sector of regio. − Advies Nuggers (RWI). Het RWI-advies De drempel over. Advies over het aanboren van onbenut participatiepotentieel (2007) bevat landelijk cijfermatig materiaal over Nuggers. Input voor dit advies vormden bovengenoemde studie van Research voor Beleid, gegevens van het CBS en gegevens van het cliëntstromenbestand van SEO Economisch Onderzoek. − Bestand Nuggers (CWI Amersfoort). Ten behoeve van het project Iedereen is nodig heeft CWI Amersfoort een bestand opgebouwd van ruim 2.000 personen. Sociale participatie: − Geen bestaande bronnen. Re-integratie: − Statistiek Re-integratie door Gemeenten (CBS). De Statistiek Re-integratie door Gemeenten bevat informatie over door gemeenten ingezette re-integratievoorzieningen. Op CBS Statline zijn op basis van deze statistiek (regionale) cijfers te vinden over (instroom in en uitstroom uit) gemeentelijke re-integratietrajecten. − Studies Re-integratie (SEO). SEO heeft recentelijk een aantal studies uitgevoerd naar (de effectiviteit van) re-integratie van uitkeringsgerechtigden. Te noemen zijn: − SEO (2006). Effectiviteit van reïntegratie voor WW’ers. Een literatuurstudie. − SEO (2006). Onderzoek naar de marktwerking op de re-integratiemarkt. − SEO (2007). De lange weg naar werk. Beleid voor langdurig uitkeringsgerechtigden in de WW en de WWB. − SEO (2008). Effect re-integratietrajecten op de uitgaven aan sociale zekerheid. Deze publicaties schetsen een algemeen landelijk beeld. Er wordt niet uitgesplitst naar sector of regio. Alleen in de publicatie De lange weg naar werk zijn specifieke gegevens te vinden voor vier gemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Eindhoven). − Kernkaart Werk en Bijstand (SZW). Zie beschrijving hierboven onder Uitkeringen. − Quick scan toepassing loonkostensubsidies en werken met behoud van uitkering (Research voor Beleid; lopend). Prinsjesdag 2007 heeft het kabinet het actieprogramma Iedereen Doet Mee aan de Tweede Kamer aangeboden. Het ministerie van SZW ontwikkelt samen met andere partijen een monitor om het behalen van de doelstellingen van dit programma te meten. Voor een belangrijk deel zijn de gegevens om deze moni-
79
tor te vullen voorhanden. Research voor Beleid verzamelt in deze quickscan door middel van een internetenquête belangrijke ontbrekende gegevens over loonkostensubsidies en werken met behoud van uitkering. Het gaat zowel om het bereik als het resultaat van deze werkgelegenheidsmaatregelen. De gemeente Amersfoort zit in de steekproef.
AD 6
SPECIAAL THEMA
− N.v.t. (afhankelijk van thema)
AD 7
SUBREGIONALE KERNGEGEVENS
Positionering gemeente Amersfoort binnen de grotere Nederlandse gemeenten: − Atlas voor Gemeenten (Stichting Atlas voor Gemeenten). De Atlas voor Gemeenten geeft elk jaar veel cijfers en vergelijkingsmateriaal over de staat van de Nederlandse steden en maakt bovendien een ‘ranking’ mogelijk. De atlas vergelijkt jaarlijks de 50 grootste gemeenten van Nederland op meer dan 40 punten. Met behulp van de atlas zijn de individuele gemeenten op een groot aantal relevante arbeidsmarktvariabelen te positioneren binnen de 50 grootste gemeenten van Nederland. − Amersfoort in Cijfers (O+S Amersfoort). De jaarlijkse publicatie Amersfoort in Cijfers bevat tal van statistische kerngegevens op uiteenlopende terreinen. Ook wordt Amersfoort op een aantal punten (waaronder percentage banen in de zakelijke diensten, percentage werkzoekenden, inkomen huishouden en gebruik bijstand) vergeleken met de andere 100.000-plus gemeenten in ons land. Kerngegevens onderkant arbeidsmarkt per regiogemeente − N.v.t. (op basis van analyse andere bronnen) Kerngegevens onderkant arbeidsmarkt per Amersfoortse wijk − Amersfoort in Cijfers (O+S Amersfoort). De jaarlijkse publicatie Amersfoort in Cijfers bevat tal van statistische kerngegevens op uiteenlopende terreinen. Een aantal gegevens wordt op wijkniveau gepresenteerd. − Kerncijfers Wijken en Buurten 2003-2007 (CBS). CBS Statline bevat Kerncijfers Wijken en Buurten voor de periode 2003-2007. Het gaat om gegevens op wijk- en buurtniveau over onder meer bevolking, onderwijs, arbeid, inkomen, sociale zekerheid en bedrijven.
AD 8
DISCREPANTIEANALYSE
Indicatoren voor knelpunten op de arbeidsmarkt zijn onder meer de situatie op de stageplaatsen- en leerbanenmarkt (zie hierboven), het aantal moeilijk vervulbare vacatures, de arbeidsmarktperspectieven voor schoolverlaters, de arbeidsmarktperspectieven voor nietwerkende werkzoekenden en de werkloosheidscijfers. Moeilijk vervulbare vacatures: − Vacature-enquête (CBS). CBS Statline bevat informatie over het aantal moeilijk vervulbare vacatures. De peildatum is ultimo september. Meest recente cijfers hebben betrekking op 2006. De gegevens zijn te verbijzonderen naar sector en regio.
80
− Vacatures in Nederland – Hoofdstuk Knelpunten (CWI). Het CWI-onderzoek Vacatures in Nederland 2007. De vacaturemarkt en personeelswerving in beeld schenkt in het hoofdstuk ‘Knelpunten’ aandacht aan (kenmerken van) moeilijk vervulbare vacatures. Daarbij wordt grofmazig uitgesplitst naar regio (CWI-district), sector en bedrijfsgrootte. − Krapte-indicator (CWI). Vanaf januari 2007 publiceert CWI op werk.nl maandelijks de zogenaamde Krapte-indicator. Deze indicator geeft aan hoe gespannen de arbeidsmarkt is. De Krapte-indicator wordt als volgt berekend: 'het aantal bij CWI openstaande vacatures' (V) gedeeld door 'het aantal niet-werkende werkzoekenden dat korter dan zes maanden ingeschreven staat' (A). De som van V + A moet, vanwege de representativiteit, minimaal twintig waarnemingen omvatten. Voor de kraptebepaling (V gedeeld door A) van de arbeidsmarkt worden verder de volgende normen gehanteerd: − Zeer ruim (0 - 0,24) − Ruim (0,25 - 0,39) − Gemiddeld (0,40 - 0,54) − Krap (0,55 - 0,69) − Zeer krap (0,70 en hoger). De Krapte-indicator richt zich op beroepen tot en met het mbo-niveau, omdat zoals vermeld de vacatures voor hoger opgeleiden bij CWI ondervertegenwoordigd zijn. Verder gelden ook weer de eerder genoemde beperkingen van de CWI-cijfers over werkzoekenden. Er is regionaal te verbijzonderen (RPA-niveau). Arbeidsmarktperspectieven voor schoolverlaters: − Arbeidsmarkt naar beroep en opleiding (ROA). Met het rapport De arbeidsmarkt naar beroep en opleiding tot 2012 (2007) biedt het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) inzicht in de huidige en de toekomstige (middellange termijn) arbeidsmarktsituatie naar beroep en opleiding. Het rapport maakt onderscheid tussen 13 bedrijfsklassen, 11 beroepsklassen en 17 opleidingscategorieën. Er wordt daarbij niet regionaal uitgesplitst. ROA hanteert twee indicatoren voor kwantitatieve discrepanties op de arbeidsmarkt, de een vanuit het perspectief van de werkgever en de ander vanuit het perspectief van de werknemer/werkzoekende: − Indicator toekomstige knelpunten in de personeelsvoorziening voor werkgevers naar beroep (ITKB): De ITKB geeft voor de middellange termijn aan in welke mate het voor werkgevers mogelijk is om binnen beroepsgroepen de gewenste personeelssamenstelling naar opleidingsachtergrond te realiseren, rekening houdende met de vraagaanbod-verhoudingen voor de verschillende opleidingstypen. De ITKB heeft een waarde tussen 0 en 1 en naarmate de indicator lager wordt, zijn de knelpunten groter voor de opleidingstypen die voor de betreffende beroepsgroep relevant zijn. − Indicator toekomstige arbeidsmarktperspectieven (ITA): De ITA geeft voor de middellange termijn per opleidingstype de verhouding weer tussen arbeidsaanbod en de daar tegenoverstaande vraag. Als het aanbod kleiner is dan de vraag dan is de ITA kleiner of gelijk aan 1,00 en wordt het arbeidsmarktperspectief van opgeleiden als goed tot zeer goed getypeerd. ROA publiceert het rapport eenmaal per twee jaar. Voorheen ging de rapportage van ROA gepaard met een uitgebreide statistische bijlage. Tegenwoordig is meer gedetailleerde informatie (per bedrijfstak, beroepsklasse en/of opleidingscategorie) slechts tegen betaling te verkrijgen. − www.kansopwerk.nl (Colo). De website www.kansopwerk.nl van Colo biedt in kanstabellen per opleiding (CREBO) informatie over de arbeidsmarktperspectieven van mboleerlingen. Regionaal is uit te splitsen naar CWI-district.
81
82
Arbeidsmarktperspectieven niet-werkende werkzoekenden − Vacatures in Nederland – Hoofdstuk vergelijking aangenomen personen en nww-bestand (CWI). Het CWI-onderzoek Vacatures in Nederland 2007. De vacaturemarkt en personeelswerving in beeld biedt - door vergelijking op een aantal kenmerken van de aangenomen personen met het bestand van niet-werkende werkzoekenden - inzicht in de uitstroomkansen van niet-werkende werkzoekenden. Daarbij wordt (grofmazig) uitgesplitst naar onder meer regio (CWI-district), sector, functiegroep en opleidingsniveau. Werkloosheid: − EBB - Werkloosheidspercentage (CBS). De werkloosheid neemt bij het krapper worden van de arbeidsmarkt af. Op basis van de resultaten van de EBB zijn (regionale) werkloosheidspercentages te genereren (aandeel van de werkloze beroepsbevolking in de totale beroepsbevolking). Prognoses van overschotten/tekorten − N.v.t. (op basis van nadere analyses) Kwalitatief getinte discrepantieanalyse − N.v.t. (op basis van analyse andere bronnen)
AD 9
BELEIDSMATIGE VERTALING
− N.v.t. (op basis van analyse andere bronnen)
83
84
Bijlage 7
Werkgeversenquête
Uitgebreide vragenlijst t.b.v. werkgeversenquête (Conceptversie) RvB/PdK/B3433 MOARA
Introductie De gemeente Amersfoort ziet voor zichzelf in het regionaal arbeidsmarktbeleid een signalerende, coördinerende en stimulerende rol weggelegd. In het regionaal arbeidsmarktbeleid legt de gemeente een extra accent op de ‘onderkant van de arbeidsmarkt’. Met het aan het werk helpen van werkzoekenden met slechte kansen op de arbeidsmarkt is zowel een persoonlijk belang van de werkzoekende als een toenemend maatschappelijk belang gemoeid. De gemeente streeft daarbij een vraaggerichte aanpak na. Ter ondersteuning van dit beleid heeft de gemeente Amersfoort een arbeidsmarktmonitor laten ontwikkelen die zich met name richt op de onderkant van de arbeidsmarkt. De monitor wordt in 2008 voor de eerste keer uitgevoerd. Een belangrijk onderdeel van de monitor is een enquête onder bedrijven en instellingen in de regio Amersfoort. Centraal in deze werkgeversenquête staan de (huidige en toekomstige) behoefte aan, ervaringen met en houding en gedrag ten opzichte van werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Aan de orde in de enquête komen achtereenvolgens: − Kenmerken vestiging bedrijf/instelling − (Ontwikkelingen in) het totale personeelsbestand − (Ontwikkelingen in) het aandeel lager opgeleide werknemers (maximaal mbo-1) − (Ontwikkelingen in) het aandeel werknemers op mbo-2 niveau − (Ontwikkelingen in) het in dienst nemen van uitkeringsgerechtigden − (Ontwikkelingen in) het in detachering nemen van of aanbieden van begeleid werken overeenkomsten aan werknemers van de Sociale Werkvoorziening. De vragen in deze enquête hebben alleen betrekking op de betreffende vestiging van het bedrijf/de instelling.
Vragen Kenmerken vestiging bedrijf/instelling 1 In welke gemeente bevindt de vestiging van uw bedrijf/ instelling zich? Toelichting: Het gaat hier alleen om de betreffende vestiging van uw bedrijf/instelling. 1 Amersfoort 2 Baarn 3 Bunschoten 4 Eemnes 5 Leusden 6 Nijkerk 7 Soest 8 Woudenberg 9 Anders -> naar einde van vragenlijst 85
2
Tot welke sector behoort de vestiging van uw bedrijf/ instelling? 1 Landbouw en visserij (SBI A t/m B) 2 Industrie inclusief delfstoffenwinning en nutsbedrijven (SBI C t/m E) 3 Bouwnijverheid (SBI F) 4 Handel (SBI G) 5 Horeca (SBI H) 6 Vervoer (SBI I) 7 Financiële dienstverlening (SBI J) 8 Zakelijke dienstverlening (SBI K) 9 Overheid (SBI L) 10 Onderwijs (SBI M) 11 Zorg en welzijn (SBI N) 12 Cultuur, recreatie en overige dienstverlening (SBI O) 13 Anders -> ga naar einde van vragenlijst
3
Tot welke grootteklasse behoort de vestiging van uw bedrijf/instelling op dit moment? Toelichting: Het gaat om het totaal aantal werkzame personen in de vestiging (inclusief eigenaren, uitzendkrachten en gedetacheerd personeel) op peildatum @@. 1 minder dan 5 werkzame persoon (kleinbedrijf) 2 5 tot 10 werkzame personen (kleinbedrijf) 3 10 tot 20 werkzame personen (middenbedrijf) 4 20 tot 100 werkzame personen (middenbedrijf) 5 100 of meer werkzame personen (grootbedrijf)
Totaal personeelsbestand 4
Is de omvang van het totale personeelsbestand van de vestiging van uw bedrijf/instelling de laatste twee jaar afgenomen, gelijk gebleven of toegenomen? NB Bij kleinbedrijf geen antwoordcategorieën 1 en 5 1 Sterk afgenomen 2 Afgenomen 3 Gelijk gebleven 4 Toegenomen 5 Sterk toegenomen 6 Weet niet
5
Verwacht u dat de omvang van het totale personeelsbestand van de vestiging van uw bedrijf/instelling de komende twee jaar zal afnemen, gelijk blijven of toenemen? NB Bij kleinbedrijf geen antwoordcategorieën 1 en 5 1 Sterk afnemen 2 Afnemen 3 Gelijk blijven 4 Toenemen 5 Sterk toenemen 6 Weet niet
Lager opgeleide werknemers Toelichting: Onder lager opgeleide werknemers verstaan we personen die maximaal basisonderwijs, vmbo of mbo-1 succesvol hebben afgerond. Binnen het mbo worden vier niveaus onderscheiden. Bij mbo-1 gaat het om de zogenaamde assistentenopleiding voor eenvoudig uitvoerend werk. Werknemers op dit niveau voeren onder leiding eenvoudige werkzaamheden uit die enige vakkennis vereisen.
86
6
Heeft u lager opgeleide werknemers in dienst? 1 Ja 2 Nee -> naar 18 3 Weet niet -> naar 18
7
Wat is (bij benadering) het aandeel lager opgeleide werknemers in het totale personeelsbestand van de vestiging van uw bedrijf/instelling? Aandeel lager opgeleide werknemers: ……………….(in hele procenten)
8
Is het aandeel lager opgeleide werknemers in uw personeelsbestand de laatste twee jaar afgenomen, gelijk gebleven of toegenomen? NB Bij kleinbedrijf geen antwoordcategorieën 1 en 5 1 Sterk afgenomen 2 Afgenomen 3 Gelijk gebleven 4 Toegenomen 5 Sterk toegenomen 6 Weet niet
9
Verwacht u dat het aandeel lager opgeleide werknemers in uw personeelsbestand de komende twee jaar zal afnemen, gelijk blijven of toenemen? NB Bij kleinbedrijf geen antwoordcategorieën 1 en 5 1 Sterk afnemen 2 Afnemen 3 Gelijk blijven 4 Toenemen 5 Sterk toenemen 6 Weet niet
10 Zijn er bij u in het afgelopen halfjaar nieuwe vacatures ontstaan voor lager opgeleide werknemers? 1 Ja 2 Nee 3 Weet niet 11 Heeft u op dit moment vacatures open staan voor lager opgeleide werknemers? 1 Ja 2 Nee -> naar 14 3 Weet niet -> naar 14 12 Heeft u op dit moment moeilijk vervulbare vacatures voor lager opgeleide werknemers? 1 Ja 2 Nee -> naar 14 3 Weet niet -> naar 14
87
13 Om wat voor functies gaat het daarbij? (meer antwoorden mogelijk) 1 Werk in de land- en tuinbouw/groenvoorziening 2 Productiewerk 3 Laaggeschoold werk in de bouw (graafwerkzaamheden en dergelijke) 4 Schoonmaakwerk 5 Huishoudelijk werk (inclusief helpende in de zorg en thuiszorg) 6 Vakken vullen/magazijnwerk/logistiek 7 Hulp in de keuken 8 Conciërge /klusjesman 9 Eenvoudig administratief werk 10 Anders, namelijk…………………………………………………………………………………………………………………… 11 Weet niet 14 Verwacht u dat er het komende halfjaar bij u meer of minder nieuwe vacatures voor lager opgeleide werknemers zullen ontstaan dan in het afgelopen halfjaar? NB Bij kleinbedrijf geen antwoordcategorieën 1 en 5 1 Veel minder 2 Minder 3 Evenveel 4 Meer 5 Veel meer 6 Weet niet 15 Wat zijn uw ervaringen met lager opgeleide werknemers? 1 Zeer negatief 2 Negatief 3 Negatief noch positief 4 Positief 5 Zeer positief 6 Weet niet 16 Wat zijn in de praktijk knelpunten met betrekking tot lager opgeleide werknemers? ………………………………………………………………………………………………………………………..(open vraag) 17 Zijn er ook positieve aspecten te noemen? Zo ja, welke? ………………………………………………………………………………………………………………………..(open vraag) 18 Bent u – onder bepaalde voorwaarden - bereid (meer) lager opgeleide werknemers in dienst te nemen? 1 Ja, zonder meer -> naar 20 2 Ja, ligt er aan/onder bepaalde voorwaarden 3 Nee -> naar 20 4 Weet niet -> naar 20
88
19 Onder welke voorwaarden zou u bereid zijn (meer) lager opgeleide werknemers in dienst te nemen? (meer antwoorden mogelijk) 1 Voldoende werkzaamheden voor lager opgeleiden 2 Voldoende aanbod lager opgeleiden 3 Voldoende vakinhoudelijke kennis lager opgeleiden 4 Voldoende werkervaring lager opgeleiden 5 Voldoende competenties lager opgeleiden 6 Voldoende motivatie/inzet lager opgeleiden 7 Voldoende mogelijkheden voor interne begeleiding lager opgeleiden 8 Voldoende mogelijkheden voor verdere (interne of externe) scholing van lager opgeleiden 9 Lagere (loon)kosten/ hogere subsidies 10 Anders nl………………. 11 Weet niet Indien bij vraag 6 ‘nee’ of ‘weet niet’ is geantwoord> naar vraag 23 20 In hoeverre is er binnen de vestiging van uw bedrijf/instelling sprake van het (intern dan wel extern) verder scholen van lager opgeleide werknemers naar mbo-2 niveau? Toelichting: Bij mbo-2 niveau gaat het om de zogenaamde basisberoepsopleiding voor uitvoerend praktisch werk. Werknemers op dit niveau voeren onder leiding werkzaamheden uit die een behoorlijke vakbekwaamheid vereisen. 1 Nooit 2 Incidenteel 3 Regelmatig 4 Weet niet 21 Hoe groot is voor de vestiging van uw bedrijf/instelling de noodzaak om (groepen) lager opgeleide werknemers (intern dan wel extern) verder te scholen naar mbo-2 niveau? NB Bij kleinbedrijf geen antwoordcategorieën 1 en 5 1 Heel klein 2 Klein 3 Klein noch groot 4 Groot 5 Heel groot 6 Weet niet 22 Hoe groot zijn voor de vestiging van uw bedrijf/instelling de mogelijkheden om (groepen) lager opgeleide werknemers (intern dan wel extern) verder te scholen naar mbo-2 niveau? NB Bij kleinbedrijf geen antwoordcategorieën 1 en 5 1 Heel klein 2 Klein 3 Klein noch groot 4 Groot 5 Heel groot 6 Weet niet
89
23 Heeft u op dit moment stageplaatsen en/of leerbanen voor vmbo- en mbo-1 leerlingen? 1 Nee 2 Ja, alleen voor vmbo-leerlingen 3 Ja, alleen voor mbo-1 leerlingen 4 Ja, zowel voor vmbo- als voor mbo-1 leerlingen 5 Weet niet Werknemers op mbo-2 niveau Toelichting: De volgende vragen hebben betrekking op werknemers met een diploma op mbo-2 niveau. Bij mbo-2 niveau gaat het om de zogenaamde basisberoepsopleiding voor uitvoerend praktisch werk. Werknemers op dit niveau voeren onder leiding werkzaamheden uit die een behoorlijke vakbekwaamheid eisen. 24 Heeft u werknemers op mbo-2 niveau in dienst? 1 Ja 2 Nee -> naar 28 3 Weet niet -> naar 28 25 Wat is (bij benadering) het aandeel werknemers op mbo-2 niveau in het totale personeelsbestand van de vestiging van uw bedrijf/instelling? Aandeel lager opgeleide werknemers: ……………….(in hele procenten) 26 Is het aandeel werknemers op mbo-2 niveau in uw personeelsbestand de laatste twee jaar afgenomen, gelijk gebleven of toegenomen? NB Bij kleinbedrijf geen antwoordcategorieën 1 en 5 1 Sterk afgenomen 2 Afgenomen 3 Gelijk gebleven 4 Toegenomen 5 Sterk toegenomen 6 Weet niet 27 Verwacht u dat het aandeel werknemers op mbo-2 niveau in uw personeelsbestand de komende twee jaar zal afnemen, gelijk blijven of toenemen? NB Bij kleinbedrijf geen antwoordcategorieën 1 en 5 1 Sterk afnemen 2 Afnemen 3 Gelijk blijven 4 Toenemen 5 Sterk toenemen 6 Weet niet
90
Uitkeringsgerechtigden Toelichting: Onder uitkeringsgerechtigden verstaan we personen met een WW-, algemene bijstands- of arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO/WIA/WAZ en Wajong). 28 Heeft u de afgelopen twee jaar personen uit de volgende categorieën uitkeringsgerechtigden in dienst genomen (al dan niet gesubsidieerd)? WW-ers: 1 Ja 2 Nee 3 Weet niet WWB-ers: 1 Ja 2 Nee 3 Weet niet Gedeeltelijk arbeidsongeschikten met een WAO/WIA/WAZ uitkering 1 Ja 2 Nee 3 Weet niet Jonggehandicapten (Wajongers) 1 Ja 2 Nee 3 Weet niet 29 Verwacht u de komende twee jaar (meer of minder) uitkeringsgerechtigden in dienst te nemen (al dan niet gesubsidieerd)? NB Bij kleinbedrijf geen antwoordcategorieën 1 en 5 1 Helemaal geen 2 Minder dan in afgelopen twee jaar 3 Evenveel als in afgelopen twee jaar 4 Meer dan in afgelopen twee jaar 5 Veel meer dan in afgelopen twee jaar 6 Weet niet Indien bij vraag 28 bij alle categorieën: ‘nee’ of ‘weet niet’ -> naar vraag 33 30 Wat zijn in het algemeen uw ervaringen met de uitkeringsgerechtigden die u in dienst heeft genomen? 1 Zeer negatief 2 Negatief 3 Negatief noch positief 4 Positief 5 Zeer positief 6 Weet niet 31 Wat zijn in de praktijk knelpunten met betrekking tot de uitkeringsgerechtigden die u in dienst heeft genomen? …………………………………………………………………………………………………………………………..(open vraag) 32 Zijn er ook positieve aspecten te noemen? Zo ja, welke? …………………………………………………………………………………………………………………………..(open vraag)
91
33 Bent u – onder bepaalde voorwaarden - bereid (meer) uitkeringsgerechtigden in dienst te nemen? 1 Ja, zonder meer -> naar 35 2 Ja, ligt er aan/onder bepaalde voorwaarden 3 Nee -> naar 35 4 Weet niet -> naar 35 34 Onder welke voorwaarden zou u bereid zijn (meer) uitkeringsgerechtigden in dienst te nemen? (meer antwoorden mogelijk) 1 Voldoende werkzaamheden 2 Voldoende aanbod uitkeringsgerechtigden 3 Voldoende vakinhoudelijke kennis uitkeringsgerechtigden 4 Voldoende werkervaring uitkeringsgerechtigden 5 Voldoende competenties uitkeringsgerechtigden 6 Voldoende motivatie/inzet uitkeringsgerechtigden 7 Voldoende begeleiding uitkeringsgerechtigden vanuit uitkeringsinstanties 8 Voldoende mogelijkheden voor interne begeleiding uitkeringsgerechtigden 9 Voldoende mogelijkheden voor verdere (interne of externe) scholing uitkeringsgerechtigden 10 Lagere (loon)kosten/ hogere subsidies 11 Eenvoudigere/kortere procedures (minder administratieve rompslomp) 12 Anders nl………………. 13 Weet niet SW-ers Toelichting: SW-ers zijn werknemers van de sociale werkvoorziening (SW). De SW kent de volgende werkvormen − Beschutte arbeidsplaats: De SW-er verricht werkzaamheden op een werkplek binnen de beschutte werkomgeving van het SW-bedrijf. − Werken op locatie (WOL): De SW-er verricht werkzaamheden ‘op locatie’. De verantwoordelijkheid voor de productie en de aansturing blijft bij het SW-bedrijf. − Detachering: De SW-er wordt in zijn eentje of samen met anderen gedetacheerd bij een reguliere werkgever. Deze is verantwoordelijk voor de productie en de aansturing. De SW-er heeft een arbeidsovereenkomst bij het SW-bedrijf. − Begeleid werken: De SW-er heeft een arbeidsovereenkomst bij een reguliere werkgever en werkt daar onder begeleiding (van het SW-bedrijf of een externe BW-organisatie). De werkgever ontvangt hiervoor Wsw-subsidie. De eerste twee werkvormen blijven hier buiten beschouwing. Het gaat dus alleen om gedetacheerde en begeleid werkende SW-ers. 35 Heeft u de afgelopen twee jaar SW-ers in detachering genomen of een begeleid werken overeenkomst aangeboden? Detachering: 1 Ja 2 Nee 3 Weet niet Begeleid werken: 1 Ja 2 Nee 3 Weet niet
92
36 Verwacht u de komende twee jaar (meer of minder) SW-ers in detachering te nemen of een begeleid werken overeenkomst aan te bieden? NB Bij kleinbedrijf geen antwoordcategorieën 1 en 5 1 Helemaal geen 2 Minder dan in afgelopen twee jaar 3 Evenveel als in afgelopen twee jaar 4 Meer dan in afgelopen twee jaar 5 Veel meer dan in afgelopen twee jaar 6 Weet niet Indien bij vraag 35 bij beide categorieën: ‘nee’ of ‘weet niet’ -> Ga naar vraag 40 37 Wat zijn in het algemeen uw ervaringen met de SW-ers die u in detachering heeft genomen of een begeleid werken overeenkomst heeft aangeboden? 1 Zeer negatief 2 Negatief 3 Negatief noch positief 4 Positief 5 Zeer positief 6 Weet niet 38 Wat zijn in de praktijk de knelpunten met betrekking tot de SW-ers die u in detachering heeft genomen of een begeleid werken overeenkomst heeft aangeboden? …………………………………………………………………………………………………………………………..(open vraag) 39 Zijn er ook positieve aspecten te noemen? Zo ja, welke? …………………………………………………………………………………………………………………………..(open vraag) 40 Bent u – onder bepaalde voorwaarden - bereid (meer) SW-ers in detachering te nemen of een begeleid werken overeenkomst aan te bieden? 1 Ja, zonder meer -> naar vraag 42 2 Ja, ligt er aan/onder bepaalde voorwaarden 3 Nee -> naar vraag 42 4 Weet niet -> naar vraag 42 41 Onder welke voorwaarden zou u bereid zijn (meer) SW-ers in detachering te nemen of een begeleid werken overeenkomst aan te bieden? (meer antwoorden mogelijk) 1 Voldoende werkzaamheden 2 Voldoende aanbod SW-ers 3 Voldoende vakinhoudelijke kennis SW-ers 4 Voldoende werkervaring SW-ers 5 Voldoende competenties SW-ers 6 Voldoende motivatie/inzet SW-ers 7 Voldoende begeleiding SW-ers vanuit SW-bedrijf 8 Voldoende mogelijkheden voor interne begeleiding SW-ers 9 Voldoende mogelijkheden voor verdere (interne of externe) scholing SW-ers 10 Lagere (loon)kosten/ hogere subsidies 11 Eenvoudigere/kortere procedures (minder administratieve rompslomp) 12 Anders nl………………. 13 Weet niet
93
Slot 42 Zou u eventueel bereid zijn deel te nemen aan een rondetafelgesprek over oplossingen voor knelpunten aan de onderkant van de regionale arbeidsmarkt? 1 Ja 2 Nee -> naar einde vragenlijst 3 Weet niet -> naar einde vragenlijst 43 Mogen we met het oog op de organisatie van deze rondetafelgesprekken uw adresgegevens noteren? Naam bedrijf/instelling:……………………………………………………………… Naam contactpersoon:………………………………………………………………… E-mail contactpersoon:……………………………………………………………… Telefoon contactpersoon:…………………………………………………………… Dit waren onze vragen. Hartelijk dank voor uw medewerking!!
94
Beknopte vragenlijst (‘barometerlijst) t.b.v. werkgeversenquête (Conceptversie) RvB/PdK/B3433 MOARA
Introductie De gemeente Amersfoort ziet voor zichzelf in het regionaal arbeidsmarktbeleid een signalerende, coördinerende en stimulerende rol weggelegd. In het regionaal arbeidsmarktbeleid legt de gemeente een extra accent op de ‘onderkant van de arbeidsmarkt’. Met het aan het werk helpen van werkzoekenden met slechte kansen op de arbeidsmarkt is zowel een persoonlijk belang van de werkzoekende als een toenemend maatschappelijk belang gemoeid. De gemeente streeft daarbij een vraaggerichte aanpak na. Ter ondersteuning van dit beleid heeft de gemeente Amersfoort een arbeidsmarktmonitor laten ontwikkelen die zich met name richt op de onderkant van de arbeidsmarkt. De monitor wordt in 2008 voor de eerste keer uitgevoerd. Een belangrijk onderdeel van de monitor is een enquête onder bedrijven en instellingen in de regio Amersfoort. Centraal in deze werkgeversenquête staan de (huidige en toekomstige) behoefte aan werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Aan de orde in de enquête komen achtereenvolgens: − Kenmerken vestiging bedrijf/instelling − (Ontwikkelingen in) het totale personeelsbestand − (Ontwikkelingen in) het aandeel lager opgeleide werknemers (maximaal mbo-1) − (Ontwikkelingen in) het aandeel werknemers op mbo-2 niveau − (Ontwikkelingen in) het in dienst nemen van uitkeringsgerechtigden − (Ontwikkelingen in) het in detachering nemen van of aanbieden van begeleid werken overeenkomsten aan werknemers van de Sociale Werkvoorziening. De vragen in deze enquête hebben alleen betrekking op de betreffende vestiging van het bedrijf/de instelling.
Vragen Kenmerken vestiging bedrijf/instelling 1 In welke gemeente bevindt de vestiging van uw bedrijf/ instelling zich? Toelichting: Het gaat hier alleen om de betreffende vestiging van uw bedrijf/instelling. 1 Amersfoort 2 Baarn 3 Bunschoten 4 Eemnes 5 Leusden 6 Nijkerk 7 Soest 8 Woudenberg 9 Anders -> naar einde van vragenlijst
95
2
Tot welke sector behoort de vestiging van uw bedrijf/ instelling? 1 Landbouw en visserij (SBI A t/m B) 2 Industrie inclusief delfstoffenwinning en nutsbedrijven (SBI C t/m E) 3 Bouwnijverheid (SBI F) 4 Handel (SBI G) 5 Horeca (SBI H) 6 Vervoer (SBI I) 7 Financiële dienstverlening (SBI J) 8 Zakelijke dienstverlening (SBI K) 9 Overheid (SBI L) 10 Onderwijs (SBI M) 11 Zorg en welzijn (SBI N) 12 Cultuur, recreatie en overige dienstverlening (SBI O) 13 Anders -> ga naar einde van vragenlijst
3
Tot welke grootteklasse behoort de vestiging van uw bedrijf/instelling op dit moment? Toelichting: Het gaat om het totaal aantal werkzame personen in betreffende vestiging van uw bedrijf/instelling (inclusief eigenaren, uitzendkrachten en gedetacheerd personeel) op peildatum @@. 1 minder dan 5 werkzame persoon (kleinbedrijf) 2 5 tot 10 werkzame personen (kleinbedrijf) 3 10 tot 20 werkzame personen (middenbedrijf) 4 20 tot 100 werkzame personen (middenbedrijf) 5 100 of meer werkzame personen (grootbedrijf)
Totaal personeelsbestand 4
Is de omvang van het totale personeelsbestand van de vestiging van uw bedrijf/instelling de laatste twee jaar afgenomen, gelijk gebleven of toegenomen? NB Bij kleinbedrijf geen antwoordcategorieën 1 en 5 1 Sterk afgenomen 2 Afgenomen 3 Gelijk gebleven 4 Toegenomen 5 Sterk toegenomen 6 Weet niet
5
Verwacht u dat de omvang van het totale personeelsbestand van de vestiging van uw bedrijf/instelling de komende twee jaar zal afnemen, gelijk blijven of toenemen? NB Bij kleinbedrijf geen antwoordcategorieën 1 en 5 1 Sterk afnemen 2 Afnemen 3 Gelijk blijven 4 Toenemen 5 Sterk toenemen 6 Weet niet
96
Lager opgeleide werknemers Toelichting: Onder lager opgeleide werknemers verstaan we personen die maximaal basisonderwijs, vmbo of mbo-1 succesvol hebben afgerond. Binnen het mbo worden vier niveaus onderscheiden. Bij mbo-1 gaat het om de zogenaamde assistentenopleiding voor eenvoudig uitvoerend werk. Werknemers op dit niveau voeren onder leiding eenvoudige werkzaamheden uit die enige vakkennis vereisen. 6
Heeft u lager opgeleide werknemers in dienst? 1 Ja 2 Nee -> naar 10 3 Weet niet -> naar 10
7
Wat is (bij benadering) het aandeel lager opgeleide werknemers in het totale personeelsbestand van de vestiging van uw bedrijf/instelling? Aandeel lager opgeleide werknemers: ……………….(in hele procenten)
8
Is het aandeel lager opgeleide werknemers in uw personeelsbestand de laatste twee jaar afgenomen, gelijk gebleven of toegenomen? NB Bij kleinbedrijf geen antwoordcategorieën 1 en 5 1 Sterk afgenomen 2 Afgenomen 3 Gelijk gebleven 4 Toegenomen 5 Sterk toegenomen 6 Weet niet
9
Verwacht u dat het aandeel lager opgeleide werknemers in uw personeelsbestand de komende twee jaar zal afnemen, gelijk blijven of toenemen? NB Bij kleinbedrijf geen antwoordcategorieën 1 en 5 1 Sterk afnemen 2 Afnemen 3 Gelijk blijven 4 Toenemen 5 Sterk toenemen 6 Weet niet
Werknemers op mbo-2 niveau Toelichting: De volgende vragen hebben betrekking op werknemers met een diploma op mbo-2 niveau. Bij mbo-2 niveau gaat het om de zogenaamde basisberoepsopleiding voor uitvoerend praktisch werk). Werknemers op dit niveau voeren onder leiding werkzaamheden uit die een behoorlijke vakbekwaamheid eisen. 10 Heeft u werknemers op mbo-2 niveau in dienst? 1 Ja 2 Nee -> naar 14 3 Weet niet -> naar 14 11 Wat is (bij benadering) het aandeel werknemers op mbo-2 niveau in het totale personeelsbestand van de vestiging van uw bedrijf/instelling? Aandeel lager opgeleide werknemers: ……………….(in hele procenten)
97
12 Is het aandeel werknemers op mbo-2 niveau in uw personeelsbestand de laatste twee jaar afgenomen, gelijk gebleven of toegenomen? NB Bij kleinbedrijf geen antwoordcategorieën 1 en 5 1 Sterk afgenomen 2 Afgenomen 3 Gelijk gebleven 4 Toegenomen 5 Sterk toegenomen 6 Weet niet 13 Verwacht u dat het aandeel werknemers op mbo-2 niveau in uw personeelsbestand de komende twee jaar zal afnemen, gelijk blijven of toenemen? NB Bij kleinbedrijf geen antwoordcategorieën 1 en 5 1 Sterk afnemen 2 Afnemen 3 Gelijk blijven 4 Toenemen 5 Sterk toenemen 6 Weet niet
Uitkeringsgerechtigden Toelichting: Onder uitkeringsgerechtigden verstaan we personen met een WW-, algemene bijstands- of arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO/WIA/WAZ en Wajong). 14 Heeft u de afgelopen twee jaar uitkeringsgerechtigden in dienst genomen (al dan niet gesubsidieerd)? 1 Ja 2 Nee -> naar 16 3 Weet niet -> naar 16 15 Verwacht u de komende twee jaar meer of minder uitkeringsgerechtigden in dienst te nemen (al dan niet gesubsidieerd)? NB Bij kleinbedrijf geen antwoordcategorieën 1 en 5 1 Veel minder 2 Minder 3 Evenveel 4 Meer 5 Veel meer 6 Weet niet
98
SW-ers Toelichting: SW-ers zijn werknemers van de sociale werkvoorziening (SW). De SW kent de volgende werkvormen − Beschutte arbeidsplaats: De SW-er verricht werkzaamheden op een werkplek binnen de beschutte werkomgeving van het SW-bedrijf. − Werken op locatie (WOL): De SW-er verricht werkzaamheden ‘op locatie’. De verantwoordelijkheid voor de productie en de aansturing blijft bij het SW-bedrijf. − Detachering: De SW-er wordt in zijn eentje of samen met anderen gedetacheerd bij een reguliere werkgever. Deze is verantwoordelijk voor de productie en de aansturing. De SW-er heeft een arbeidsovereenkomst bij het SW-bedrijf. − Begeleid werken: De SW-er heeft een arbeidsovereenkomst bij een reguliere werkgever en werkt daar onder begeleiding (van het SW-bedrijf of een externe BW-organisatie). De werkgever ontvangt hiervoor Wsw-subsidie. De eerste twee werkvormen blijven hier buiten beschouwing. Het gaat dus alleen om gedetacheerde en begeleid werkende SW-ers. 16 Heeft u de afgelopen twee jaar SW-ers in detachering genomen of een begeleid werken overeenkomst aangeboden? 1 Ja 2 Nee -> naar 18 3 Weet niet -> naar 18 17 Verwacht u de komende twee jaar (meer of minder) SW-ers in detachering te nemen of een begeleid werken overeenkomst aan te bieden? NB Bij kleinbedrijf geen antwoordcategorieën 1 en 5 1 Veel minder 2 Minder 3 Evenveel 4 Meer 5 Veel meer 6 Weet niet
Slot 18 Zou u eventueel bereid zijn deel te nemen aan een rondetafelgesprek over oplossingen voor knelpunten aan de onderkant van de regionale arbeidsmarkt? 1 Ja 2 Nee -> naar einde vragenlijst 3 Weet niet -> naar einde vragenlijst 19 Mogen we met het oog op de organisatie van deze rondetafelgesprekken uw adresgegevens noteren? Naam bedrijf/instelling:……………………………………………………………… Naam contactpersoon:………………………………………………………………… E-mail contactpersoon:……………………………………………………………… Telefoon contactpersoon:…………………………………………………………… Dit waren onze vragen. Hartelijk dank voor uw medewerking!!
99
100
Bijlage 8
Werknemersbestand SW-bedrijf
Sjabloon werknemersbestand SW-bedrijf RvB/PdK/B3433 MOARA Toelichting De gemeente Amersfoort ziet voor zichzelf in het regionaal arbeidsmarktbeleid een signalerende, coördinerende en stimulerende rol weggelegd. Het accent in het regionaal arbeidsmarktbeleid dient volgens de gemeente te liggen op de ‘onderkant van de arbeidsmarkt’. De gemeente streeft daarbij een vraaggerichte aanpak na. Ter ondersteuning van (haar regierol in) het regionaal arbeidsmarktbeleid heeft de gemeente Amersfoort een arbeidsmarktmonitor laten ontwikkelen die zich met name richt op de onderkant van de arbeidsmarkt. De monitor wordt in 2008 voor de eerste keer uitgevoerd. Een onderdeel van de monitor is het in kaart brengen van het werknemersbestand van de sociale werkvoorziening in de regio Amersfoort. Dit werknemersbestand bestaat uit personen die intern geplaatst zijn, personen die gedetacheerd zijn (individueel of in groepsverband) en personen met een arbeidsovereenkomst begeleid werken. Personen die werken op locatie (WOL) vallen in de eerste categorie (interne plaatsing). Sjabloon werknemersbestand SW-bedrijf naar werkvorm en sector Hoeveel personen zijn momenteel werkzaam in de verschillende werkvormen en sectoren? Werkvorm
Interne plaat-
Sector
Detachering
Begeleid werken
Totaal
sing
Groenvoorziening Houtbewerking Metaalbewerking Elektrotechniek Grafimediabranche * Montage en Assemblage Verpakken Logistiek Horeca (incl. catering) Schoonmaakbranche Postbezorging Facilitaire dienstverlening ** Anders, nl: Anders, nl: Anders, nl: Totaal * Druk/print/mail; ** Beveiliging / parkeertoezicht / beheer speeltuinen, speel-o-theken etc.
Hartelijk dank voor uw medewerking!!
101
102
Bijlage 9
Geraadpleegde literatuur
AIAS en STZ advies & onderzoek (2008). Low-Wage Work in the Netherlands. Artikel: ‘Amersfoort als voorbeeld’, IN: Amersfoortse Courant, 4 april 2008. Artikel:
‘Iedereen
is
nodig
in
Amersfoort.
Actieve
benadering
van
niet-
uitkeringsgerechtigden’, IN: MensenWerk, nummer 3, april 2008. Artikel: ‘Jonge gehandicapte uit bijstand gehaald’, IN: De Volkskrant, 29 augustus 2007. Beer, P. de (1996). SCP-Cahier 132. Het onderste kwart: werk en werkloosheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt. CBS/CWI (2007). ‘Werklozen versus niet-werkende werkzoekenden; verschillen, overeenkomsten en gebruiksmogelijkheden’, IN: Sociaaleconomische trends, 2007, aflevering 3, p. 46-53. CBS/CWI (2007). Maandelijkse cijfers over de werklozen en werkzoekenden van het CBS en CWI. CWI (2005). De arbeidsmarkt voor laagopgeleiden. CWI (2007). Arbeidsmarktprognose 2007-2012. CWI (2008). Vacatureonderzoek 2007 De vacaturemarkt en personeelswerving in beeld. Gemeente Amersfoort, afdeling O+S. Stadspeiling 2007. Gemeente Amersfoort, Afdeling SZ (2008). Visie op arbeidsmarktbeleid regio Eemland. Interview met Hans Kamps, lid van de SER, in het televisieprogramma NOVA (15 maart 2008). IROKO (2006). Naar een vraaggerichte re-integratie. Deeladvies analyse vraagzijde arbeidsmarkt. Regioplan (2008). Werk moet lonen. RWI (2005). Omdat iedereen nodig is. Voorstellen voor een aanpak van de problematiek aan de onderkant van de arbeidsmarkt. SER (2007). Meedoen zonder beperkingen: meer participatiemogelijkheden voor jonggehandicapten. UWV (2008). Jaarverslag 2007.
103
104
Bijlage 10
Samenvatting
Achtergrond en opzet van het vooronderzoek De gemeente Amersfoort ziet voor zichzelf in het regionaal arbeidsmarktbeleid een signalerende, coördinerende en stimulerende rol weggelegd. Het accent in het regionaal arbeidsmarktbeleid dient volgens de gemeente te liggen op de ‘onderkant van de arbeidsmarkt’. Met het aan het werk helpen van werkzoekenden met slechte kansen op de arbeidsmarkt is zowel een persoonlijk belang van de werkzoekende als een toenemend maatschappelijk belang gemoeid. Werk biedt immers bij uitstek en zeer concreet mogelijkheden voor participatie, integratie en zelfredzaamheid. De primaire keuze voor de onderkant van de arbeidsmarkt betekent overigens niet dat de gemeente geen aandacht heeft voor de werking van de arbeidsmarkt als geheel. Een vitale lokale en regionale arbeidsmarkt met veel baanmobiliteit is in het belang van de mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Omgekeerd draagt het inzetten op de onderkant van de arbeidsmarkt bij aan de vitaliteit van de totale arbeidsmarkt. Van belang bij dit alles is een vraaggerichte benadering. Ter ondersteuning van (haar regierol in) het regionaal arbeidsmarktbeleid wil de gemeente Amersfoort een arbeidsmarktmonitor ontwikkelen die zich specifiek richt op de onderkant van de arbeidsmarkt. Een dergelijke specifiek op de onderkant van de arbeidsmarkt gerichte regionale arbeidsmarktmonitor is – in ieder geval in Nederland – een noviteit. Gezien het innovatieve karakter heeft de gemeente Amersfoort Research voor Beleid gevraagd in een vooronderzoek de mogelijkheden voor de beoogde monitor te exploreren. In het kader van het vooronderzoek is onder meer een modelmatige schets gemaakt van de werking van de onderkant van de regionale arbeidsmarkt, zijn de verwachtingen, wensen en behoeften van betrokken regionale partijen in kaart gebracht en heeft een inventarisatie plaatsgevonden van beschikbare en bruikbare bronnen voor de beoogde monitor. Wenselijkheid en haalbaarheid van de monitor Uit het vooronderzoek blijkt dat bij de bij de regionale arbeidsmarktpartijen voldoende draagvlak bestaat voor een monitor die zich met name richt op de onderkant van de arbeidsmarkt in de regio Amersfoort. Het vooronderzoek laat ook zien dat een dergelijke regionale arbeidsmarktmonitor haalbaar is. Er is reeds het nodige statistische en secundaire materiaal beschikbaar, hoewel niet alles even uitputtend boven water is te krijgen. Zo is bijvoorbeeld in statistieken over werk(nemers) vaak wel onderscheid te maken naar opleidingsniveau maar niet naar opleidingsrichting. Aanvullende dataverzameling kan hiaten (deels) opvullen. Het vooronderzoek heeft geresulteerd in onderstaand advies over de inhoud en opzet van de Monitor Onderkant Arbeidsmarkt Regio Amersfoort (MOARA). Advies over inhoud en opzet van de monitor Afbakening van het begrip ‘onderkant van de arbeidsmarkt’ Het begrip ‘onderkant van de arbeidsmarkt’ heeft zowel betrekking op banen (vraagzijde) als op personen (aanbodzijde) aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Bij banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt gaat het om laaggeschoold, laagbetaald en/of flexibel werk. Personen aan de onderkant zijn te definiëren als (werkloze of werkende) personen die om wat voor reden dan ook (laag onderwijsniveau, laag competentieniveau, geen of weinig
105
werkervaring en/of persoonlijke belemmeringen) zijn aangewezen op banen aan de onderkant. Daarmee definiëren we de aanbodzijde van de onderkant van de arbeidsmarkt nadrukkelijk ruimer dan alleen laagopgeleide personen. Waar mogelijk zal in de monitor dan ook aandacht worden besteed aan competentieniveau, werkervaring en persoonlijke belemmeringen. In statistiek en secundaire bronnen is onderwijsniveau (c.q. beroepsniveau) echter vaak het enige onderscheidende element. Wat onderwijsniveau betreft, hanteren we als ‘bovengrens van de onderkant’ lager opgeleiden volgens de CBS-definitie (maximaal mbo-1 niveau). Wat beroepsniveau betreft, gaan we uit van lagere en elementaire beroepen. Deze afbakening betekent overigens niet dat in de monitor geen aandacht wordt besteed aan de hogere niveaus. Vooral mbo-2 niveau is interessant met het oog op mogelijke doorscholing van lager opgeleide werknemers. Regionale en sectorale afbakening van de monitor Werknemers en werkzoekenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt hebben een relatief beperkte actieradius. Het voorstel is daarom uit te gaan van een Monitorregio Amersfoort bestaande uit de gemeente Amersfoort en alle direct daaraan grenzende gemeenten: Baarn, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Nijkerk, Soest en Woudenberg. Het advies is verder de monitor niet te beperken tot sectoren met naar verhouding veel banen aan de onderkant maar alle sectoren te belichten. Banen aan de onderkant komen – in meer of mindere mate – in alle sectoren voor. Bovendien zijn in de loop der tijd verschuivingen tussen sectoren waarneembaar. Verder leidt een toename van werkgelegenheid in het hogere segment vaak ook tot meer werkgelegenheid in het lagere segment. Als je je beperkt tot een aantal sectoren loop je dus mogelijk potentieel interessante informatie mis. Inhoud van de monitor Aan een beleidsrelevante arbeidsmarktmonitor zijn de volgende inhoudelijke eisen te stellen: − Van belang is vooral de stromen (in-, door- en uitstroom) op de arbeidsmarkt in kaart te brengen. − Zowel de vraag- als aanbodkant van de arbeidsmarkt dienen te worden belicht. Het model moet zich daarbij niet alleen richten op het meer statische deel van de arbeidsmarkt (beroepsbevolking en werkgelegenheid) maar ook en vooral op het meer dynamische deel daarvan (werkzoekenden en vacatures). Confrontatie van vraag en aanbod biedt inzicht in mogelijke knelpunten (discrepanties). − Arbeidsmarktbeleid is per definitie toekomstgericht (en bij voorkeur anticyclisch). Naast het beschrijven van de actuele situatie zijn prognoses van (discrepanties tussen) vraag en aanbod op de middellange termijn belangrijk. − Even belangrijk als een goede duiding van de (huidige en te verwachten) discrepanties is het aangeven van mogelijke oplossingen daarvoor.
106
Mede op basis van het bovenstaande komen we tot de volgende relevante thema’s/ onderwerpen voor de monitor van de monitor: Thema’s/onderwerpen voor de monitor
1 Economie en bedrijfsleven −
De Nederlandse economie en arbeidsmarkt in vogelvlucht
−
Kerngegevens regionale economie
−
Kerngegevens regionaal bedrijfsleven
2 Vraagzijde onderkant arbeidsmarkt: werkgelegenheid en vacatures −
Werkgelegenheid
−
Vacatures
3 Aanbodzijde onderkant arbeidsmarkt: bevolking en beroepsbevolking −
Bevolking
−
Beroepsbevolking
−
Werkenden aan onderkant reguliere arbeidsmarkt
−
SW’ers (naar werkvorm)
−
Flexibele arbeidskrachten/uitzendkrachten
−
Tijdelijke arbeidsmigranten
−
Pendel
4 Aanbodzijde onderkant arbeidsmarkt: (beroeps)onderwijs (met speciale aandacht voor vmbo en mbo) −
Leerlingen
−
Stageplaatsen en leerbanen
−
Voortijdig schoolverlaters (inclusief groenpluk)
−
Geslaagden
5 Aanbodzijde onderkant arbeidsmarkt: werkzoekenden en uitkeringen −
Niet-werkende werkzoekenden (met speciale aandacht voor laagopgeleide werklozen, jeugdwerklozen
−
Uitkeringsgerechtigden (WW, WAO/WIA/WAZ/Wajong, WWB)
en oudere werklozen) −
Nuggers
−
Sociale participatie (zorg- en activeringstrajecten)
−
Re-integratietrajecten
6 Speciaal thema 7 Subregionale kerngegevens onderkant arbeidsmarkt −
Positionering gemeente Amersfoort binnen de grotere Nederlandse gemeenten
−
Kerngegevens onderkant arbeidsmarkt per regiogemeente
−
Kerngegevens onderkant arbeidsmarkt per Amersfoortse wijk
8 Discrepantieanalyse −
Moeilijk vervulbare vacatures
−
Arbeidsmarktperspectieven schoolverlaters
−
Arbeidsmarktperspectieven kortdurende werklozen
−
Werkloosheidspercentage
−
Prognoses van overschotten/tekorten
−
Kwalitatief getinte discrepantieanalyse
9 Beleidsmatige vertaling −
Oplossingsrichtingen
−
Probleemeigenaren
107
Het bovenstaande overziend, gaat het in de monitor dus om een veelheid/complexiteit aan variabelen. Daar is bij arbeidsmarktonderzoek niet aan te ontkomen. De arbeidsmarkt is nu eenmaal een complex fenomeen; er spelen veel uiteenlopende factoren. Van belang is te starten met het in kaart brengen van de verschillende variabelen (1 t/m 7). Niet alle variabelen hoeven vervolgens in de discrepantieanalyse en beleidsmatige vertaling (8 en 9) te worden betrokken. Relevant zijn vooral die variabelen waar ‘wat mee aan de hand is’ en waarvoor (beleidsmatige) oplossingen dienen te worden gezocht. Globale opzet van de monitor Er dient een afweging gemaakt te worden tussen informatieve waarde (actualiteit en beleidsrelevantie) aan de ene kant en praktische mogelijkheden en betaalbaarheid aan de andere kant. Het voorstel is jaarlijks een primair onderzoek uit te voeren (resulterend in een uitgebreid tabellenboek) en eens in de twee jaar een verdiepend onderzoek (een nadere, diepgaandere analyse, die resulteert in een klein, behapbaar en bruikbaar beleidsinstrument). Op die wijze is redelijk actuele, beleidsrelevante informatie te genereren tegen acceptabele inspanningen en kosten. Primair onderzoek (jaarlijks) Het primair onderzoek richt zich op de thema’s 1 t/m 5 en 7 uit bovenstaand overzicht. Uit oogpunt van efficiency en beperking van de (administratieve) belasting van (semi-) overheidsorganisaties en bedrijfsleven in de regio dient bij de dataverzameling en -analyse waar mogelijk gebruik te worden gemaakt van bestaande (statistische en secundaire) gegevensbronnen. Door het uitvoeren van aanvullende berekeningen op bestaande CWIgegevens over vacatures en werkzoekenden is een betrouwbaarder beeld te schetsen van de aantallen vacatures en werkzoekenden. De resultaten van het primair onderzoek vinden hun neerslag in een uitgebreid tabellenrapport. Verdiepend onderzoek (tweejaarlijks) In het tweejaarlijks verdiepend onderzoek worden allereerst een werkgeversenquête uitgevoerd, een themahoofdstuk samengesteld en vraag en aanbod geprognosticeerd. Verder is het de bedoeling ‘zachtere’ input te genereren door in interviews met de regionale arbeidsmarktpartijen hun intuïtie/gevoel te peilen over ontwikkelingen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Kern van het verdiepend onderzoek vormen een discrepantieanalyse en de beleidsmatige vertaling van de resultaten daarvan. Aan de hand van een discrepantiemodel brengen we de belangrijkste – huidige en te verwachten – discrepanties aan de onderkant van de regionale arbeidsmarkt in beeld. Vervolgens formuleren we in samenspraak met de regionale arbeidsmarktpartijen aan de hand van een oplossingenmodel (de ‘Arbeidsmarktcirkel’) kansrijke oplossingsrichtingen voor deze discrepanties en benoemen we probleemeigenaren. Daartoe organiseren we een slotconferentie. Van een dergelijke bijeenkomst gaat naar onze mening een activerende en verbindende werking uit. De resultaten van het verdiepend onderzoek worden neergelegd in een analyserapport en een beknopt beleidsrapport.
108
Vorm van de monitor Door de monitorrapportage vorm te geven als een ‘drietrapsraket’ is de (complexiteit van) de informatie aan te passen aan (de behoefte van) verschillende doelgroepen: − Het tweejaarlijks beleidsrapport (‘management summary plus’) is vooral bedoeld voor bestuurders en andere ‘relatieve leken’ en bevat een tabel met regionale kengetallen, een SWOT-analyse, de belangrijkste conclusies en concrete aanbevelingen (in de vorm van oplossingsrichtingen en probleemeigenaren). − Het eveneens tweejaarlijkse analyserapport is te beschouwen als de ‘barometer’ van de onderkant van de regionale arbeidsmarkt. Het bevat een beschrijving van de belangrijkste huidige en te verwachten ontwikkelingen op het niveau van de regio Amersfoort en doet verslag van de discrepantieanalyse. Dit rapport bestaat voornamelijk uit (visueel aantrekkelijk vormgegeven) grafieken en tabellen met begeleidende teksten. − Het jaarlijkse tabellenrapport bevat de gedetailleerde uitkomsten van de monitor op het niveau van de regio Amersfoort en de afzonderlijke regiogemeenten, voornamelijk in de vorm van tabellen zonder begeleidende teksten. Te overwegen valt voor de monitor een aparte (al dat niet interactieve) site te bouwen. Uitvoeringsaspecten De bedoeling is dat Research voor Beleid de monitor in 2008 verder ‘in de steigers zet’ en het monitoronderzoek (zowel het primair als het verdiepend onderzoek) de eerste keer uitvoert. Na afloop van de eerste uitvoering van het monitoronderzoek vindt een evaluatie plaats en worden beslissingen genomen over (de uitvoering van) de monitor in de komende jaren. Op voorhand is te denken aan een constructie waarbij O+S jaarlijks het primair onderzoek uitvoert en Research voor Beleid eens in de twee jaar het verdiepend onderzoek voor haar rekening neemt. Uitgaande van een jaarlijks primair en een tweejaarlijks verdiepend onderzoek worden de gemiddelde jaarlijkse kosten geschat op om en nabij de € 42.500,- (exclusief BTW; inclusief opties). Indien besloten wordt een of meer opties te laten vallen, zijn de kosten vanzelfsprekend lager.
109
110
Research voor Beleid Bredewater 26 Postbus 602 2700 MG Zoetermeer tel: 079 322 22 22 fax: 079 322 22 12 e-mail:
[email protected] www.research.nl
111