Oeganda juli 2004
Patrick Hustinx
1
2
Grensperikelen “No, you do not need a visa”, is het antwoord op mijn vraag bij de busmaatschappij. Ik sta in Nairobi bij Akamba bus company. Op mijn opmerking dat het wellicht scheelt dat ik 'mzungu' (blanke) ben en de rest van de reizigers locals betreft wordt onverschillig gereageerd. Nou, dan moeten ze het zelf maar weten, denk ik en ik boek de nachtbusreis die morgenavond vertrekt. Ik heb toch geen zin om nu ook nog een visa te gaan regelen en ik verwacht dat ik bij de grens wel een visum kan krijgen. Desnoods moet de bus wachten op mij... De volgende avond blijkt mijn verwachting te kloppen: ik ben de enige mzungu in de bus. Tot mijn verrassing voel ik me voor het vertrek van de bus bij schemer in hartje Nairobi toch niet helemaal op m'n gemak. Geen idee wat ik kan verwachten van Oeganda en het is toch weer even geleden dat ik alleen richting onbekend reisde. Maar eenmaal in de bus maak ik kennis met een paar Indiërs die tijdelijk in Afrika wonen en voor ik het weet zijn we lekker onderweg. Met muziek van Blof op m'n oren bekruipt me langzaam een heerlijk gevoel. Daar gaan we weer. Acht weken op reis en geen idee wat er gaat komen. Geweldig, wat een avontuur, wat een leven! De Indiërs zijn ondertussen grote vrienden geworden, noemen me voor het gemak gewoon 'friend' en bieden me koekjes aan. Bovendien mag ik ook met hun allen mee uit de fles water lurken. Het eerste aanbod neem ik met plezier aan, maar het water probeer ik zo beleefd mogelijk af te slaan. Tijdens de pauze halverwege de nacht vergeet ik even dat ik alleen reis en zelf op moet letten. Bij terugkomst van de plasplek ontdek ik dat er 3 bussen gereed staan om te vertrekken, allen identiek. Gelukkig helpt de aanwezigheid van de 4 Indiërs bij een bus. We hobbelen lekker door en ik weet ook nog enkele uren te slapen. De bus is overigens beter dan verwacht. Dit geldt ook voor de wegen. De hobbels zijn beperkt en worden goed opgevangen door ruime en zachte busstoelen. Om 04.30 uur is het zover. We moeten allemaal de bus uit. Hier zullen we zien hoe ik over de grens kom. Ik kijk nog even naar het nummerbord van de bus, zodat ik 'm voorbij de grens dit keer wel kan herkennen. Dat mag ook wel, want er staan zeker 8 bussen bij de grens in de rij. Eenmaal uit de bus zie ik een gigantische rij in het halfdonker. Ik schat zo'n 200 mensen. Onwillekeurig kijk ik rond of ik nog een medeblanke zie. De Holy (Lonely) Planet heeft gelijk: Oeganda is nog nauwelijks toeristisch. Tussen de horden mensen is geen blanke te bekennen. Ik sluit achteraan in de rij. Er worden papiertjes uitgedeeld die ingevuld moeten 3
worden om Kenia te mogen verlaten. Voor me staat een jonge Keniaan gebogen om het schemerlicht van de lantaarns te vangen om het papier in te vullen. Aangezien ik mijn mobiele telefoon in m'n broekzak bij de hand heb, licht ik hem bij met het blauwe schijnsel van mijn telefoon. De jongen - rode pet, gouden tand - maakt er dankbaar gebruik van en helpt het meisje dat voor hem staat ook met het invullen. Ze blijkt analfabeet. Alleen het vakje voor een handtekening vult hij niet voor haar in, tot wanhoop van het meisje. Zij weet niet hoe ze haar handtekening moet zetten. Een paspoort heeft ze niet, ze heeft slechts een ingewikkeld formulier met allerlei stempels en haar pasfoto. De jongen weigert echter een handtekening voor haar te zetten. Het meisje doet een poging tot een handtekening en daar laten we het bij. Daarmee hebben we ons eerste gespreksonderwerp. Het gesprek gaat al gauw verder naar wat ons ieder hier bij de grens brengt. De jongen heet Johnson en hij gaat naar Oeganda om kleren in te kopen voor verkoop in Kenia. "Trousers are so much cheaper in Uganda" licht hij toe. Johnson blijkt genoeg gesprekstof te hebben. Hij woont in Nyahururu, vlak bij Thomson falls, waar ik over een dikke twee weken als reisleider met mijn groep voorbij zal komen. Zijn vader heeft een weeshuis, hij heeft 4 broers en 3 zussen, en, oh ja, zijn vader is bisschop en Johnson zelf is muzikant in spé. Op zijn computer maakt hij mixen. Nog maar een paar nummers en hij kan zijn eerste CD lanceren. Hij wil het dan ook meteen goed doen. Niet zoals mijn favoriet in Tanzania (TID) die beetje bij beetje beroemd is geworden. Johnson gaat voor de grote klap, vertrouwt hij me toe: hij lanceert in één keer een goede CD. Wat er allemaal klopt van zijn verhalen moet ik nog zien, maar dat hij hulpvaardig is, heeft hij vóór onze kennismaking al getoond. We wisselen onze nummers uit. Als ik tijd heb tijdens de reis als reisleider wil ik 'm wel bij z'n vader ontmoeten in Nyaharuru. We zullen zien. De reis verloopt verder prima en vroeg in de ochtend arriveer ik in Kampala. Half wakker laat ik me overhalen om per taxi naar mijn budget hotel te gaan. Eigenlijk ook wel lekker om luxe de taxi te nemen in plaats van een of ander local busje. Backpacker´s is de naam van het hotel dat ik op basis van de informatie in de Lonely Planet East Africa heb uitgekozen. Nadat de taxichauffeur zijn commissie heeft gehad van het meisje achter de balie, constateer ik tot mijn tevredenheid dat de naam van het hotel de lading dekt. Dit is een backpacker´s place. Kampala
4
De hoofdstad van Oeganda is gelegen op 7 heuvels. Dit geeft het plaatsje een luchtig en open karakter en maakt het makkelijk oriënteren in de stad. Het eerste wat opvalt is de drukte in het centrum. In de meeste straten is het zo druk dat je je op koninginnedag op de Dam in Amsterdam waant. Met één subtiel verschil: afgezien van de etalagepop met slechts één oor, ben ik de enige blanke op straat. Desondanks krijg je nauwelijks aandacht. Integendeel, soms lijkt het alsof ze contact proberen te mijden. De inwoners van Kampala zijn weliswaar gewend aan het zien van blanken, maar weten soms toch niet helemaal wat ze er mee moeten. Dit geldt vooral voor de enkeling op straat die geen Engels spreekt. Net als in Kenia en Tanzania is Engels haast de standaard taal van communicatie. Manoeuvrerend door de menigte is er nog iets anders dat opvalt: de stad wordt gedomineerd door mobiele telefoons. Het hele centrum bestaat vrijwel volledig uit elektronica winkels én schoenenwinkels. Het geeft de relatieve welvaart van de stad aan. Voor de bewoners die géén beschikking hebben over deze mobiele levensbehoefte, is er op werkelijk elke straathoek een 'pay phone' te vinden. Achter een tafeltje met daarop een 'gewone' telefoon staat de beginnende ondernemer die telefoongesprekken per minuut verkoopt. De verbinding komt via meterslange telefoonsnoeren uit de gekste plekken. De winkels die anders eventueel aan je aandacht zouden ontsnappen, worden aangeprezen door werknemers of, meer waarschijnlijk, familie die met 2 slippers in de hand klappen voor aandacht en luidkeels de ingang van de winkel aanprijzen. Het vermoeden van makkelijke oriëntatie in de stad valt toch wat tegen. Zeker omdat ik de gebruiksaanwijzing van het locale transport nog niet helemaal in de smiezen heb, kom ik op andere plekken terecht dan de bedoeling was. Eenmaal op de verkeerde heuvel van de stad is het moeilijk zoeken naar die ene heuvel die feitelijk het centrum vormt. Gelukkig is er dan nog de Boda-Boda. Dit zijn brommertjes met een zitje achterop die bestuurd worden door de grootste waaghalzen van de stad. Eenmaal achterop kun je niet veel anders doen dan je ogen dicht en bidden. En je knieën bij elkaar houden! De brommers scheuren namelijk zo rakelijks tussen auto´s, bussen en vrachtwagens door dat een uitstekende knie wel eens fataal zou kunnen zijn. Voor de weg naar en van mijn hostel is een ander vervoermiddel gereserveerd: de Matatu. Dit zijn kleine, propvolle 14 persoonbusjes die, als het even kan, 18 personen vervoeren.Vanuit mijn hostel gaat het bergaf richting stad. Dat is handig, want dat spaart benzine. De prijs voor de rit terug naar het hostel is daarom dan ook anderhalf keer zo hoog.
5
Reis van Kampala naar Bwindi National Park Er zijn nog maar zo'n 600 berggorillas op de wereld. Stel je voor: voor elke 10 miljoen mensen is er een gorilla. De helft van dit aantal leeft in Bwindi national park. Tegen een torenhoge betaling kun je als toerist deze gorilla's in hun eigen omgeving 'bezoeken'. Voor vele reizigers hier is dit dé reden om naar Oeganda te komen. Hier ga ik dus naar toe. Vanwege de aantrekkingskracht van deze locatie moet de reis hiernaartoe goed te doen zijn, zou je zeggen. Nou, nee. Oeganda is nog niet erg ingesteld op toeristen en zelfs voor deze unieke plek zijn nog nauwelijks voorzieningen. Er gaat publiek transport de goede richting in, maar de bus stopt dan wel zo'n 20 km vóór het park. Vanaf daar moet je het zelf maar regelen: liften, meegaan met een pick up of een auto huren. Nou, ik zie wel, denk ik. Er gaan immers vaker mensen deze kant op. Nadat ik de avond ervoor heb uitgezocht welke bus ik moet nemen ('Travelers Choice' heet ie, hoe ironisch) sta ik 's ochtends om 6.15 u in het donker in het buspark. Ze hebben een verrassing voor me. De bus stopt namelijk op maandag niet in Buhoma (20 km van het park) maar ergens eerder in Rukungiri. Nou fijn is dat, maar een keus heb ik niet, dus ik stap maar in. Even m'n Holy Planet erbij…. Rukungiri staat NIET op de kaart! Nu is dat voor sommige tv-spelletjes misschien gunstig, maar voor de alleenreizende backpacker is dit nogal wat minder geruststellend. Maar gelukkig lijkt de bus redelijk. De bekleding is nog zo goed als nieuw. Dat is ook niet zo gek eigenlijk, want alle stoelen zijn 10 jaar geleden voorzien van een plastic hoes. En dat is makkelijk, want daardoor trekt het zweet in je kleren en niet in de bekleding. Dat ze daar in Nederland niet aan gedacht hebben! En zweten, dat doe je geheid. Met vijf stoelen op een rij, zit je namelijk nooit alleen. Er drukt altijd wel iemand gezellig tegen je aan. Maar, niet getreurd: gelukkig wordt de bus niet overladen, denk ik. Slechts één passagier per stoel en we zullen vast wel zo vertrekken en lekker vlot doorrijden naar bestemming. Ja hoor, daar gaan we al! Oh nee, toch niet. De bus rijdt gedurende het eerste uur na instappen af en toe een meter vooruit. Ondertussen is er een hoop drukte in en om de bus. Verkopers van drank, eten en horloges lopen in en uit. Bagage in de bus, bagage uit de bus. En allerlei mensen die druk doen. De chauffeur geeft af en toe gas en toetert af en toe om te benadrukken dat we nu toch écht weggaan. Of, nee, toch maar niet. Als we dan na een uur toch echt gaan rijden, rennen er allerlei mensen achter de bus aan, alsof ze nu pas realiseren dat er hier een bus vertrekt! Vooruit, de bus stopt nog een keer. Een hoop geroep. En er gaan weer mensen in en uit. Je snapt er werkelijk niets van! Nog een keer honderd meter en dan gaan we naar… een benzine station. Neeee! We moeten 6
eerst nog tanken. Da's waar ook. Dit is zo'n gekke gewoonte hier. Pas als er klanten zijn gaat de taxi naar het benzine station. Tijd is in Africa immers geen bepalende factor. Nou, op zich kan ik dit hebben. Pole Pole zeggen ze in het Swahili; laten we vooral rustig doen. Maar wat hier gebeurd is psychologisch terrorisme; niet een uur gewoon wachten, maar een uur lang schijnbewegingen maken alsof we vertrekken. Geloof me, dit is slopend! Nou daar gaan we dan eindelijk. Het eerste uur verloopt prima. De chauffeur is duidelijk ooit formule 1 coureur geweest (of heeft in ieder geval die ambitie gehad) dus we bevinden ons in prima handen. Tijdens de rit wordt af en toe zelfs een politiecontrole uitgevoerd of er niet teveel mensen in de bus zitten. Als ze iets doen in dit land dan doen ze het goed: binnen een half uur hebben we wel 3 politiecontroles gehad. En, eerlijk is eerlijk: ook bij derde controle is er slechts één passagier te veel. Maar dan wordt alles anders. De controles beperken zich kennelijk tot een bepaald gebied, want de bus stopt vaker en vaker onderweg. Iedere keer is er hetzelfde vertrekritueel als bij de start van de reis en langzaamaan wordt de bus voller en voller. Terwijl het aantal mensen om me heen gestaag stijgt, voel ik me meer en meer alleen. Nergens is er een mzungu te verkennen in de omgeving. No way dat ik de bus nog even uitkan om te plassen of zo. Bovendien: al zou dit kunnen; ik verwacht niet dat de bus even op me wacht. Ik besluit m'n waterconsumptie te rantsoeneren. Plassen is geen optie. De discipline valt me mee: ik kan toch nauwelijks bij m'n rugzak met mijn voorraden voor onderweg. Met toenemende stress tel ik de uren. Ik verwacht dat we rond 1500 wel op een eindpunt aankomen. Maar op het middaguur, juist op het moment dat je het niet verwacht - we zitten ergens in een totaal nietszeggend gehucht - stopt de bus en stapt iedereen uit. Aha. Dit is kennelijk de metropool die op maandag de eindbestemming vormt voor Travelers Choice. We zijn zo'n 120 km verwijderd van mijn doelbestemming. Daar sta ik dan. Als Mzungu genoeg bekijks in ieder geval. Er komt iemand op me af die me vertelt dat ik vandaag toch echt ontzettend geluk heb (yeah right). Hij staat met zijn pick up net op het punt om naar Bwindi te gaan, en hij wijst naar een pick up volgeladen met frisdrank. Aha, wat een buitenkans denk ik. Er gaat bevoorrading naar Bwindi en ik kan mooi meeliften. Enthousiast leg ik mijn rugzak in de pick-up. Ho stop. "First I need to deliver this. The pick up will be right back. You can wait in the cafe". Nou dat heb ik er wel voor over! Wat een opluchting. Na de stress bus, nu een private ride naar bestemming! Half uurtje wachten. Denk ik. Uurtje wachten dan. Dacht ik. Ja hoor, daar gaan we weer. “African time” is what they call it... Ik loop wat rond, want de stemming in het 'café' is me wat té berustend. Men spreekt beperkt engels en is niet 7
erg in de stemming voor een praatje. Tjongejonge. Verveeld kijken is hier uitgevonden! Na 3 uur wachten is er dan een pick up. Tot m'n verbazing is de achterbak geheel leeg. Het zal toch niet... en ja hoor, niks geen private ride. Dit is het openbaar vervoer van de regio. Voor ik het weet zitten we met z'n vieren op rij in de cabine met een baby op schoot. Moeders met nog 10 anderen zit in de achterbak en ik zit met een been links van de aandrijfas en een been rechts onder de benen van de chauffeur. Het is best gezellig in de car en al gauw leer ik de taal van de Oegandezen kennen. “Eeeh?” betekent zoiets als 'wat zeg je?"; “heeee” of “mmmm” betekent "ja, wat je zegt". Dit is toch wel veelvuldig gebruikt, zodat de conversatie in de truck gaat als: blablabl - Eeeh? blabla - heeee - blabla eeeh? mmmmm. Echt waar! Daarnaast spreken we natuurlijk ook wat Engels, met name over waarom ik in godsnaam alleenreis en waarom ik deze weg gekozen heb? En natuurlijk: waarom ik niet getrouwd ben. Al met al is de reis een leuke ervaring. We vliegen met 80 km/u over de dustroads en het schiet lekker niet op. Dit komt vooral omdat de zelfde stop-en-rij techniek wordt gebuikt als bij de local bus. Alleen nog net wat erger. Het vervoer heeft immers ook een sociale functie. Dat geldt vooral voor de beeldschone 19 jarige naast mij, die deze route vaker aflegt. Terwijl ik voorin mag zitten omdat ik mzungu ben (en het vijfvoudige betaal waarschijnlijk) zit zij voorin en reist ze gratis (waarschijnlijk omdat ik toch al het vijfvoudige betaal). Ze is een bekende op de route en bij menige stop komt er een bronstige jongeman even dag zeggen naar haar. Bij het invallen van de duisternis komen we aan op bestemming. Ik heb inderdaad geluk gehad. Ik heb de enige pick up naar Bwindi weten te pakken. Ik kijk om me heen en spontaan vergeet ik de vermoeienissen van de reis. Dit is paradijs! Hier blijf ik wel enkele dagen. Queen Elisabeth Park Toen Queen Elisabeth in 1954 het park bezocht is dit wild en natuurpark naar haar vernoemd. Sindsdien is er nogal wat gebeurt. Niet alleen is het drie keer van naam veranderd door de verschillende dictators, ook is in de periode van de heerschappij van Idi Amin door veel soldaten het wildschieten als tijdversdrijf uitgevonden. Zodoende is er op dit moment lang niet meer zo veel wild als in het begin van de vorige eeuw. En dat is jammer. Hoewel de aantallen weer aan het groeien zijn, is het park wat betreft safari nog niet te vergelijken met parken als Serengetti en Ngorongoro (spreek dat maar eens hardop uit, met klemtoon op de tweede o!). Hoewel dit park voor mij dus een potentiële tegenvaller was, 8
ben ik, toen ik de kans kreeg, toch gegaan. En maar goed ook! Ik heb hier toch een aantal zeer bijzondere ervaringen opgedaan. Zoals ondertussen wellicht bekend is het reizen in Oeganda niet bepaald gemakkelijk. Aangezien ik toch slechts beperkte tijd heb én het hier graag op m´n `polle polle` (swahili voor gemakkie, of rustig aan) doe, had ik besloten om vanuit Bwindi park terug te gaan naar Kampala. Ik wil immers ook nog naar Jinja voor het wereldberoemde raften op de bronnen van de Nijl. Een reis van Bwindi naar Queen Elisabeth, hoewel maar 300 km, zou zeker twee dagen duren, met een groot risico dat ik een ´private hire´, dwz een auto met chauffeur, moet nemen. Edoch, niet alleen het zonnetje maar ook het geluk lacht me toe. Op de campsite heb ik een Amerikaanse familie met auto en chauffeur leren kennen. Gekke jongens, die Amerikanen trouwens, maar daar kom ik later nog op terug. Hoe dan ook, op het laatste nippertje laat ik mijn pick up truck zonder mij vertrekken en stap ik de volgende ochtend in de auto van de familie Hamilton, Portland Oregon, US of A. In een voor mijn begrippen ondertussen extreem beschaafd gangetje rijden we rustig over de dustroads richting een nieuwe ervaring. Vlak voor het park, kom ik een bekend stel tegen. Ja hoor, zij hebben weer een typische Oeganda ervaring. Het transport richting een toeristische topbestemming stopt gewoon een flinke afstand te vroeg. Voor hen zit er niets anders op dan een dure private hire te regelen. Vanuit het comfort van mijn luxe stoel in de minivan betuig ik mijn medeleven en pak nog een koekje uit m´n knapzak. Eenmaal in het park gaan de Hamiltons snel verder met hun drukke programma en kijk ik zelf wat rond op de compound. De compound bestaat uit enkele research gebouwen, een klein dorpje waar allerlei personeel woont, een luxe lodge met een ge-wel-dig terras-met-uitzicht, een hostel (barak met 12 kamers) en een campsite. Een aardig terrein met relatieve beschutting tegen het wild in dit park. Een aantal dieren trekt ondertussen echter niet zoveel aan van het feit dat hier mensen wonen. Over de gehele compound lopen warthogs (knobbelzwijnen, je weet wel, het scheetvriendje van Simba, de Lion King) die als varkentjes op een biologische boerderij lekker rondscharrelen, overigens zonder het risico te worden verkocht aan een al even biologische slager. Warthoggs zijn kennelijk beschermd. Of niet lekker natuurlijk. Daarnaast veel Waterboks, een grote antilope-soort. Minder lekkere beesten zijn de Maraboes, familie van juffrouw ooievaar, maar dan wel het zwarte schaap uit de familie, want getver, wat zijn dat vieze beesten. Volgens mij doen ze het erom. Ze worden dan ook met name aangetrokken door afval. Later in mijn verblijf ontdek ik nog enkele andere vrienden van het park. 9
Zoals Mary: de compound olifant. Een tiener die op de een of andere manier de kudde heeft verlaten en zich nu amuseert met toeristje pesten. En uit eigen ervaring kan ik ook nog melden dat er ´s nachts ook nog eens hippo´s rondscharrelen op het kamp. Met name op plekken waar je net langs moet om bij je tent te komen... Maar goed, om de chronologie niet al te veel los te laten: die middag ga ik naar het visitor center. Mooi man. Wat is het hier toch allemaal goed geregeld. Ik meld me aan voor een boottocht. Dat kan! En voor een gamedrive. Dat kan! Euh… niet dus. Ik kan morgenochtend m´n gids ophalen, ik hoef alleen maar het kenteken van m´n auto op te geven, zegt de dame achter de balie vriendelijk. Ja hoor daar gaan we weer. Wat naïef van me dat ik nog überhaupt dacht dat er ook iets georganiseerd wordt voor reizigers zonder auto. But what can I do? Nee laat maar, het antwoord ken ik al: een auto huren voor 50 dollar met chauffeur en gids. Dat doen we dus mooi niet. Gelukkig raak ik kort daarna in gesprek met Moses. Moses is student en werkt in het piekseizoen als gids. Hij weet misschien wel wat. Een reiziger uit de lodge (mét auto) slaapt morgen uit. Dit geeft kansen! De auto en chauffeur staan dan immers nutteloos stil te staan. En dat is toch wel erg zonde. En eigenlijk toch wel héél erg zonde als ík er 15 dollar voor over heb. Mooi. Da´s dus geregeld. Van 6.30 tot 10.00 heb ik een privé landcruiser! En ´s middag een safaritrip met de boot! M´n kamer ziet er netjes uit. Ik heb zelfs een eigen sink! Mooi. De middag gebruik ik om mijn baard van bijna 2 weken zorgvuldig weg te epileren. Vervolgens ga ik met een gezicht van ik-ben-welliswaar-wat stoffig-en-ongewassen-maar ik-logeer-toch-echt-wel-in-deze-dure-lodge naar de lodge. Ik kijk namelijk uit naar een echte flushing toilet zonder vliegen! Succes verzekerd. Wat een luxe na al die dagen van verplichte en zogeheten ”longdrops” in het Bwindi park. De lodge is prachtig en ik wacht hier op mijn Amerikaanse vrienden om bij zonsondergang een intensief en emotioneel afscheid te nemen van mijn partners in adventure. De volgende dag ruim ik mijn grootste vriend de rugzak weer in. Ik moet het hostel namelijk verlaten. Ik krijg de helft van mijn betaalde bedrag voor 2 nachten terug met de vriendelijke mededeling dat het hotel de volgende nacht fully booked is. Alle 30 toeristen die in Oeganda rondlopen komen vandaag namelijk in Queen Elisabeth aan. Joseph, mijn privé chauffeur voor de safari blijkt een erg sympathieke gozer. Na een overigens weinig spectaculaire gamedrive, biedt hij me aan dat ik ook met hem en zijn klant meekan naar Kampala. Ik mis dan wel de boottocht. Het alternatief is dat ik een tent huur voor de komende 10
nacht en op de campsite ga slapen. Ik twijfel. Ik zie er wel wat tegenop om weer vervoer te regelen naar Kampala. Tot nu toe heb ik geluk gehad, maar ja... Omdat ik de beeldschone Britse en alleenreizende klant van Joseph op dat moment nog niet heb gezien, besluit ik een tent te huren. Pas bij het afscheid van Joseph vervloek ik mijn neiging om alsmaar voor de moeilijke weg te kiezen. De klant van Joseph is toch wel een erg leuke klant. Waarom heeft hij dat nu niet van te voren verteld? Ik geef Joseph een verbale schop onder de kont en ik krijg als dank zijn telefoonnummer. Hij nodigt mij uit om bij hem te logeren, zodra ik weer in Kampala ben. Met spijt neem ik afscheid van Joseph en zijn passagier. Deze spijt wordt de volgende middag en ochtend gelukkig weer snel goed gemaakt: die middag beleef ik namelijk een van de mooiste safari´s van mijn reizen. In een bootje varen we over de Kazinga Channel, een kanaal tussen Lake Edward en Lake George. Hoewel aan twee kanten omgeven door steile hellingen is dit voor de beestenboel van Elisabeth de beste en eigenlijk ook enige plek om water te halen. Dankzij dit gegeven is het aan beide kanten van het water een gezellige drukte. Veel beesten zorgen hier voor prachtige plaatjes. Omdat we op het water zitten kunnen we erg dichtbij komen. We tuffen lekker over water en genieten van het uitzicht. Dan zien we in de verte olifanten. Hoewel de olifanten in vrijwel alle parken goed te zien zijn, blijven deze massale langneuzen bijzonder. Als we dichterbij komen zien we wat zich afspeelt: de hele kudde is zojuist begonnen aan de steile weg omhoog. Terwijl zich een rij vormt van zo´n 25 olifanten, ziet een puberende tienerolifant kans om nog even een kudde buffels op te jagen. Gewoon recht op de kudde af rennen, tot ze uit elkaar stuiven en dan weer lekker aansluiten bij big mama en papa. Dat gedrag krijg je waarschijnlijk als je puber bent en realiseert dat er eigenlijk geen natuurlijke vijanden voor je bestaan in je eigen pretpark. Als in een groot theater kijkt de gehele boot naar een fantastisch schouwspel van olifanten, die hun baby´s vooruitduwend de steile helling op klimmen. Totdat het leidende mannetje bovenaan plots stilstaat en de weg voor de volgende olifanten verspert. Hij draait zich om. Dit is kennelijk niet de goede route. De hele kudde moet zich nu omdraaien. We kijken ademloos hoe de hele kudde de zigzagweg terug naar beneden neemt en vervolgens een ander pad omhoog kiest. Dit is een fantastisch schouwspel. Zo heb ik dat niet eerder gezien. Ik slaap vannacht waarschijnlijk in een oud, kapot tentje, maar het is nu al de moeite waard, zeg ik tegen mijzelf. Hier kan geen Britse tegenop. Het boottochtje staat verder ook nog garant voor een leuke avond blijkt later. Tussen mijn medepassagiers ontmoet ik namelijk een Nederlands stel; ze vragen me of ik vanavond mee-eet.
11
De rest van de middag gebruik ik om m´n tentje op te zetten en een nieuwe kennis te maken. Op weg van de campeerplek naar het restaurant krijg ik een lift van Lesco. Lesco is hip. Hij heeft zijn kroeshaar in stekeltjes gevlochten en zijn jeep in rastakleuren geverfd. Hij is dus relax-ed. In het korte ritje komen we al snel tot de conclusie dat hij gasten rondrijdt en ik naar Kampala terugmoet. Hier moet dus iets te regelen zijn. Waarschijnlijk kan ik morgen meerijden richting Kampala. Hoe laat precies en waar dat is nog niet duidelijk, maar we komen elkaar vast nog wel tegen. Alles zit dus mee en ik vermaak me prima die avond met m´n Nederlandse vrienden voor die avond. Helaas slapen zij in het barakhotel en moet ik m’n eigen weg naar huis zien te vinden. Lesco is niet toevallig op dezelfde weg onderweg als ik, dus ik loop na een heerlijk etentje in het donker met m´n zaklampje richting tentenkamp. Niet in de bosjes schijnen, denk ik. De beesten die hier rondhangen zijn niet echt gevaarlijk, maar warthogs moet je met hun enorme slachttanden nou ook weer niet onnodig nerveus maken lijkt me. Halverwege het pad hoor ik wat geritsel. Mmmm, denk ik, de waterbokken slapen en warthogs horen op dit uur in hun hol te stinken. Ik vertrouw het niet helemaal. Voorzichtig schijn ik m´n zaklamp wat omhoog zodat ik verder het pad op kijk. Shit! Een olifant! Kut... Ik sta stil en denk na. Wat nu? Het is geen grote olifant; hij staat met zijn kont op het pad en zijn neus is druk bezig met een boompje. Ik hier. M´n tent daar. Even denk ik erover om er voorzichtig achter langs te lopen. Het is immers geen paard die achteruit trapt. Maar aan de andere kant: het blijft een olifant. En als die beesten boos worden ben je nergens… Althans, dat zou je willen op zo´n moment, want feitelijk ben je absoluut ergens en dat is: te dicht bij een olifant. Ik besluit terug te lopen. Ben ik nu een schijtluis? Of gewoon verstandig? Even later, terwijl ik een stuk terug ben gelopen en stil sta te bedenken wat nu te doen, hoor ik het antwoord. Uit richting olifant komt een landrover. De chauffeur stopt en waarschuwt me dat er verderop een olifant en een hippo staan. Oh. Die laatste had ik nog niet eens gezien en die is misschien nog wel gevaarlijker. Genoeg reden om blij te zijn dat ik niet ben gaan lopen… Gelukkig biedt de chauffeur me aan om me even bij m´n tent af te zetten, voorbij de grijze gevaarten van Oeganda. De volgende ochtend ben ik getuige van mijn grappigste ervaring met wilde beesten. Na twee dagen in Queen Elisabeth, ben ik bekend met vaste campinggast Mary. Mary is berucht vanwege haar voorliefde voor rugzakken. Terwijl ik die ochtend ´thuis´ kom van mijn ontbijt zie ik dat er twee nieuwe gasten zijn gearriveerd op de camping ground. Ze hebben hun rugzakken nietsvermoedend in het midden van het veld gelegd en zijn 12
rustig aan het kijken waar ze hun tent kunnen opzetten. Wat ze ondertussen niet zien is de olifant die doelgericht op de rugzakken afsjokt. De twee Britten reageren enthousiast als ze de olifant dicht bij hen ontdekken. Eén zo´n olifantje overdag; het ziet er zo onschuldig uit. Nou, eventjes kunnen ze deze naïeve gedachte koesteren, maar dan merken ze dat Mary gericht op de rugzakken afgaat. Het gevolg is een kolderiek tafereel waarbij de backpackers hun backpack wegpakken en wegzetten, waarbij Mary niet opgeeft en opnieuw een greep doet naar de rugzakken. Terwijl de ene Brit de grijze dikkerd probeert weg te duwen, is de andere reiziger al in een hand-slurf-gemeen terecht gekomen. Op het hoogtepunt van de strijd staat de olifant links op mijn foto en de backpacker rechts. De rugzak hangt tussen beiden in en ik sta met een grote grijns achter mijn camera. Het resultaat laat zich raden: de olifant wint. Zorgvuldig opent zij de rugzak en proeft alles wat er in de rugzak zit, om dit vervolgens weer uit te spugen. Helaas, geen sinasappels, zie je haar denken. Dat is immers voor olifanten het grootste snoepgoed. Nee, de olifant moet het doen met de medicijndoos, want voor de rest blijkt er weinig lekkers in te zitten. Nauwelijks bekomen van de schrik (de Britten) en de lol (ikzelf) stapt de olifant naar het waterkraantje, draait de kraan open met haar slurf en drinkt op het gemak haar water. Net op tijd voordat Mary even later een greep doet naar míjn rugzak nee, nu is het niet leuk meer! – gooi ik mijn spullen in de rastabak van Lesco en spring ik in de auto. Want het is tijd om te vertrekken. De gasten van Lesco zijn namelijk bijna klaar van hun excursie en dan kunnen we vertrekken naar Kampala! … Toch? “Well, ehm, no”, zegt Lesco, “change of plans...”. Zijn Duits-Britse klanten hebben toch andere plannen. Maar gelukkig kan ik meerijden tot een plaatsje waar ik op een local bus kan stoppen. Ook prima, denk ik, dan maar het laatste stukje met de Traveler´s Stress bus. I´ll survive. Voor de gasten echter terugkomen van de excursie zijn we een dik uur verder. In al die tijd zit Lesco zich af te vragen of hij nu wel of niet de mensen bij het bootje (300 meter verderop) zal ophalen. Als de Duitse Engelsen er zijn, wachten we vervolgens nog een half uur omdat ze nog moeten inpakken. Ach ja, ik klets wat met Lesco en het wachten is de moeite waard. Hoe zou ik anders uit dit park weer wegkomen? En dan komt de grap van de dag. Ná al dit wachten, als de Engelse Duitsers klaar staan om te vertrekken, besluit Lesco dat hij nog moet tanken en zijn hotelrekening moet betalen. Ik zie de grap er wel van in, maar het strookt helaas niet geheel met de humor van de Deutsche Gründligkeit. Lichtelijk geïrriteerd blijven zij achter terwijl Lesco en ik naar het barak rijden om Lesco zijn rekeningen te laten betalen. Geloof het of niet, maar Lesco voelt aan dat er een culture clash dreigt. "Now I have to be quick-quick13
quick" zegt hij tegen mij. De grijns op mijn gezicht wordt groter, terwijl ik bekijk hoe hij vervolgens op z’n pole pole langzaam sloft naar de receptie om zijn rekeningen te betalen. Tegen de middag vertrekken we. Als we op tijd aankomen bij mijn opstapplaats voor de bus, ben ik nog voor het donker in Kampala. En inderdaad, ´s avonds arriveer ik voldaan terug in ‘mijn’ backpacker’s place. Een stel van mijn ‘oude’ vrienden zijn er zelfs nog.
14
Raften in Jinja Vandaag ga ik naar Jinja. Jinja is wereldwijd bekend als dé plek voor rafting en dus een nieuw hoogtepunt in mijn reis. Veel van de reizigers die ik sprak en al eerder rafting hebben gedaan, vertelden me dat eerdere ervaringen niets waren vergeleken met de bootje varen op de bronnen van de Nijl. Het water komt uit Victoria Lake en gaat met een ongelofelijke hoeveelheid door Bujungali Falls. Op dit traject van de Nijl zijn er diverse 'rapids', watervallen dus. De zwaarte van de rapids gaat tot en met klasse 5. Dit is de zwaarste rapid die commercieel bevaard mag worden. Het is dan ook regel en geen uitzondering dat de raft enkele malen geheel omgaat. Flipping noemen ze dat. Naast de enthousiaste verhalen, hoor je af en toe ook enkele horror verhalen. Het water is zeer sterk en dit kan tot onplezierig verblijf onder water leiden. Mijn tijd raakt op omdat ik snel weer in Nairobi moet zijn om mijn groep op te halen. Ik heb daarom geen tijd om eerst naar Jinja te gaan en er daar een rustig verder te kijken wat ik doe. Met kleine aarzeling boek ik de tocht bij mijn hotel, niet wetende dat het verwachte hoogtepunt van mij een letterlijk dieptepunt zou worden. Vroeg in de ochtend worden we opgehaald door Adrift, een van de drie grote rafting organisaties in Jinja. Onderweg worden we gevraagd of we even het formulier willen tekenen en akkoord willen gaan met de voorwaarden. Adrift gebruikt een niet zo nette 'truc' constateer ik. Ze profileren zich als bemiddelaar tussen deelnemers en Oegandese rafting bedrijfjes. Op deze manier kunnen ze namelijk moeilijk aansprakelijk gesteld worden. Ik overweeg nog om om deze reden een ander rafting organisatie te kiezen, maar morgen vertrekt m'n bus naar Nairobi, dus ik heb geen andere mogelijkheid. Het is meer een principieel punt, dan een praktisch punt, want ik verwacht niet dat er iets fout kan gaan. Na een aardige rit arriveren we bij de startplaats. We krijgen een korte briefing met instructies, gelardeerd met de standaard macho grapjes die je bij zoveel internationale adventure companies en duikscholen te horen krijgt. En we krijgen het advies om juwelen af te doen, want die willen wel eens afvallen. Mijn horloge doe ik af. Ik twijfel bij mijn zegelring. Die doe ik nooit af, ook niet met duiken, zwemmen of wat dan ook. Ik heb daarmee een soort bijgeloof ontwikkeld dat ie bij me hoort en dat ie geluk brengt in mijn fortunate leventje. Juist dat die ring alles met mij heeft meegemaakt doet me besluiten hem aan te houden. Ik check nog even of m'n knokerige vingers nog knokig genoeg zijn. Ja hoor. Die ring krijg je niet af. 15
Eenmaal in de raft doen we oefeningen. Achterin de boot zit de ervaren stuurman van Adrift die de commando’s schreeuwt. All forward! Harder! Left back - right forward! Relax! Down! Forward! Geweldig is dit! Dit wordt hartstikke leuk, watersport is echt mijn ding constateer ik wederom. We oefenen ook een 'flip' en het terug aan boord klimmen. Rafting bestaat uit stukken rustig, maar snelstromend water gevolgd door rapids van verschillende klassen. Aangezien er vandaag extra hoog water staat slaan we de eerste zwaardere waterval over. Stukje 'klunen' op land dus. Dan maken we ons op voor onze eerste echte rapid: een 3+. Daar gaan we. Met een stoot adrenaline en harde, snel afwisselende commando's van de stuurman, geven Sjoerd en ik als voorste roeiers het tempo aan. Enorme golven komen op ons af. De rapid blijkt te bestaan uit min of meer 'staande' golven. We roeien de berg op. All forward! Harder! Down, down down! En met een gigantische klap springen we tegen de volgende golf aan. Dit is heftig, maar geweldig. Wat een ervaring. En vervolgens relaxen op een rustige stroom. We worden gevolgd door kajaks. De rafting specialisten die hier in zitten nemen schijnbaar moeiteloos elke waterval. Hun functie is om roeispanen en mensen die overboord zijn geslagen op te pikken. Je pakt de neus van de kajak met je handen beet en vouwt je benen om de kajak heen. Zo wordt je door de krachtige stroming naar rustig water geloosd. Ongelooflijk knap hoe ze dat doen. Een nog grotere held is Geoffrey. In zijn eentje bestuurt hij met 2 gigantische roeispanen de 'safeboat' door de rapids heen. Deze boot is een maatje groter en vooral zwaarder, zodat die minder snel omslaat. Geoffrey brengt de voorraden en de 'afhakers' met zich mee. Dan gaan we stil liggen. In een gewoonte pak ik mijn rechter ringvinger vast. Tot mijn schrik constateer ik dat ie er niet meer is! M'n ring! Hoe kan dit? Zo heftig was het tot nu toe nog niet? Wat vreselijk. Mijn zegelring is zowat de enige materie waar ik aan gehecht ben. Het staat symbool voor mijn familie, mijn achtergrond en alles wat ik heb meegemaakt. Veel tijd heb ik om hier bij stil te staan heb ik echter niet. Onze stuurman geeft zoals gebruikelijk aanwijzingen voor de volgende rapid. Dit is een echte 5: de maximale zwaarte die bevaard mag worden. We kunnen twee kanten op. De linker kant is de meest spectaculaire. De G-spot wordt hij genoemd. Dit is namelijk niet een 'stilstaande' golf, maar eentje die op en neer springt. Het is de kunst om op het juiste moment op deze golf te komen. Je wordt dan min of meer gelanceerd. Eén seconde te vroeg of te laat betekent ongetwijfeld een 'flip'. We gaan dan met de hele boot over de kop. Nog onder de indruk van het verlies van mijn ring en met het
16
idee dat we toch sowieso ergens zullen flippen kijk ik gelaten terwijl de boot kiest voor de ultieme ervaring: de G spot. Daar gaan we. All forward... Relax... de stroming trekt ons langzaam naar de startpositie. Dan maken we een laatste bocht voor de versnelling. Het schuimende en springende water lacht ons tegemoet. Right only... Daar gaan we... All forward! Harder! Harder!. We schieten de eerste golf naar beneden en daar komt ie: de G Spot. We gaan omhoog, omhoog en dan staan we een fractie van een seconde stil. We redden het niet, is het enige wat ik nog kan denken. En ja hoor: de punt van de boot schiet voorbij het verticale punt. Tijd voor angst is er überhaupt niet en voor ik het weet liggen we in het water. Adem happen - Golf! – Adem - Golf! Dit is best relaxed eigenlijk. Bovendien is daar al een kajak; anderhalve meter boven me zie ik de kajak dansen op schuimende en springende golven. Sjoerd ligt vlak naast me in het water en ik laat hem als eerste de kajak grijpen. Ik amuseer me eigenlijk best goed zo en mijn kajak komt nog wel. Proestend na de volgende golf haal ik weer adem. - Ik ga onder - Maar anders dan de vorige keer wordt ik dit keer niet door dezelfde golf weer uitgespuugd. - Ik voel dat een stroming onder de oppervlakte me vastpakt. Ik word wild door elkaar geschud. - Dit is niet lekker. Ik laat m'n roeispaan los en probeer met enkele beenslagen naar boven te komen. - Ik realiseer dat niet gaat lukken en dat ik rustig moet afwachten. - Mijn adem is op. Geeft niet. Van freediving weet ik dat de ademprikkel slechts een prikkel is, maar dat dit niet betekent dat je het niet nog langer kunt volhouden. - Ik grijp m'n neus dicht en probeer te tellen. Eenentwintig tweeëntwintig... - Mijn oren doen pijn. Ik herken dit van duiken onder de 2 meter zonder je oren te klaren. - Gek genoeg voel ik al die tijd niet een drang meer tot inhaleren. Mijn mond blijft goed dicht en volgens mij krijg ik geen water binnen. Wel constateer ik dat ik geen lucht in of uit m'n wangen krijg. - De stroom trekt me verder en er is nog geen gevoel dat ik uit het water gespuugd wordt. - Even later voel ik mijn oren fluiten, ik ga omhoog! Maar dan stopt het. Mijn oren doen weer pijn. Ik kom niet boven.
17
- Dit duurt te lang. Ook de tijd na een ademprikkel heeft z'n grenzen vind ik. Ondanks dat ik geen inhaleerprikkel krijg merk ik dat mijn zuurstof op is. Het zal niet waar zijn, denk ik. Er gebeuren nooit ongelukken, maar juist ík moet in die ene levensgevaarlijke stroming terecht komen. - Op dat moment raak ik in een draai, met grote snelheid tol ik door het water. Ik red het niet langer. Ik ga dood. Hoe moet het thuis verder? Waar vinden ze me? Dat is het enige wat ik nog kan denken. Ik voel geen angst, geen paniek, geen boosheid. Slechts gelatenheid alsof ik heb geaccepteerd dat dit onherroepelijk mijn einde is. - Op dat moment verslapt mijn lichaam. Met beide armen en benen loshangend, lijkt mijn draai te vertragen. Als in een slow motion beweeg ik verder. - Dan weet ik niks meer... - Ik kan me vervolgens alleen herinneren dat ik met mijn hoofd boven rustig water kijk naar de stuurman die bovenop de geflipte boot staat. - Ik spuug en merk dat het water rood wordt. Bloed in m'n slijm. - Nadat de stuurman naar me roept realiseer ik me dat ik iets moet doen en begin ik te zwemmen naar een kajak. Eenmaal aan boord doet mijn rechteroor verschrikkelijk pijn. Ik vrees dat mijn trommelvlies gesprongen is. Maar ik wordt door de stuurman gerustgesteld. Het bloed is waarschijnlijk van een neusbloeding. De oorpijn komt waarschijnlijk van de enorme waterdruk die in of achter mijn oor geperst is. Die pijn moet weer wegtrekken. Gelukkig is er zo een stop aan de oever om te lunchen. Als na een uur de pijn er nog is besluit ik naar de dokter te gaan. De organisatie zet me af bij de plaatselijke dokter. Gelukkig blijkt er niks aan de hand. Niks blijvends in ieder geval, vertelt de dokter mij. Ik heb een flinke klap van het koude water gehad en mijn lichaam heeft tijd nodig om te herstellen. De dagen daarna heb ik opeenvolgend verschrikkelijke oorpijn, zeer zware hoofdpijn en een flinke verkoudheid te pakken. Ook mijn longen hebben een flinke opdoffer gehad. Tijd om bij te komen heb ik niet. De ochtend na mijn hachelijke avontuur, moet ik de bus nemen van Jinja naar Nairobi. De dag daarna moet ik immers als reisleider mijn groep verwelkomen op het vliegveld.
18
Eenmaal in Nairobi laat ik me nog eens goed nakijken door een echt ziekenhuis. Met wachttijd en onderzoeken ben ik een halve dag zoet. Mijn planning en mijn voorbereiding van mijn groepsreis staat dus meteen al op achterstand, en met deze conditie is het niet bepaald een lekkere start. Maar in ieder geval heb ik de zekerheid dat er lichamelijk niets structureel fout zit. Die avond arriveert mijn groep. De volgende reis kan beginnen.
19
20
Momentopnames Wat maakt reizen nou zo bijzonder? Het is een aaneenschakeling van bijzondere momenten. Momenten dat een gelukzalig gevoel, een lach, een zucht, of een grijns door je heen gaat. Momenten dat je denkt: wat maak ik nu weer mee, wat prachtig hier, wat een grap, wat een ervaring. Een moment… ... als je chauffeur eerst een half uur op je wacht en als je dan eindelijk kunt vertrekken dat hij met jou in de auto eerst nog gaat tanken en dan weer terug gaat naar je vertrekpunt om nog iemand anders op te halen. ... als je tafel in het café zorgvuldig wordt gepoetst en de afval vervolgens achteloos over de heg bij de buren wordt gegooid. ... als je in het café de piloot van je gecharterde vliegtuig tegenkomt die je groep die middag heeft weggebracht (wat een klein wereldje). ... als een olifant de rugzak van een reiziger afpakt, om te kijken of er iets lekkers in zit. ... als je je groep uitzwaait en eindelijk tijd voor jezelf hebt. ... als je een Tanzaniaan spreekt die Koos blijkt te heten (je spelt het anders, maar het klinkt zeer Hollands). ... als je op het bed gaat zitten en ontdekt dat de gewoonte om verpakkingsplastic op stoelen te laten zitten, ook van toepassen is op het matras (dat ademt lekker...). ... als je weer eens een warme douche (met straal) hebt. ... als ze weer eens de koude en warme kraankoppen verkeerd hebben gemonteerd en de helft van de groep dus onnodig koud heeft gedoucht. ... als je in een restaurant zit met fel blauwe plastic stoelen en roze tafelkleedjes (barby style). ... als je op een krot van zes vierkante meter het uithangbord ziet "safari lodge deluxe, the best place in town".
21
... als je bij de security check van je bagage, het personeel alleen geïnteresseerd is in de doos met snoepjes en deze ook echt op inhoud gecheckt wordt (en geproefd). ... als kindertjes aan je huid voelen om te kijken of het wel echt is. ... als je ‘s nachts naar de hemel kijkt en ontdekt dat er veel meer sterren zijn, dan dat je ooit in Nederland kunt zien. ... als het schrijven van een factuur letterlijk 20 minuten kost, omdat alles wat er tussendoor komt ook gedaan moet worden. En als vervolgens de factuur opnieuw gemaakt wordt omdat ie naar zijn mening niet netjes genoeg was. ... als je met een collega reisleider de reis- en groepervaringen bespreekt. ... als je ‘s morgens wakker wordt en een opslagtent aan stukken gescheurd ziet door Hyena's; als je je daarbij voorstelt hoe de reizigers in de tent daarnaast ‘s nachts rechtop in bed hebben gezeten toen zij dit (wel) hoorden. ... als een reiziger 's avonds bij je komt om te vertellen dat hij niet meer kan plassen omdat hij zojuist in het licht van z'n zaklamp 4 ogen naar hem zag kijken. ... als je kok voor het eerst van z'n leven in de disco komt als hij met de groep mee uitgaat. En als je samen met hem de locale hit in de disco kunt meezingen. ... als je realiseert dat je een heleboel van de zaken als hierboven eigenlijk al gewoon begint te vinden.
22
.
23