Oefening 2 IPR: “Conflictenrecht”
Hey 1ste master rechten, Net zoals de eerste bundel werd deze bundel in elkaar gestoken omdat er verschillende opgaven waren van deze PO van IPR en omdat de oplossingen niet op Minerva komen. Met de hulp van een aantal van jullie medestudenten zijn we erin geslaagd een oplossing van elke opgave te bemachtigen. Ik wil de mensen nog eens bedanken die mij hun notities hebben gegeven, zodat ik deze bundel kon samenstellen. Bedankt! Ik hoop dat deze bundel jullie helpt. Als er nog vragen of (
[email protected])
opmerkingen
zijn,
hoor
ik
die
graag.
Carte Blanche wenst jullie veel ‘plezier’ met deze bundel en veel succes tijdens de PO op punten! Doreen Schouterden Studie - Jaarbestuur Carte Blanche
Algemeen: Bij het oplossen van de casussen zowel op de PO op punten als op het examen, is het belangrijk volgende richtlijnen te volgen: * Voor een volledig antwoord op de vragen moet u telkens vermelden welke rechtsbron u hanteert (daarbij het toepassingsgebied goed nagaan) (M.a.w. geen het relevante artikel en de wet, verordening,...), wat de uiteindelijke oplossing is (antwoord concreet op de vraag: Ja/Nee; een land, een rechter,...) en hoe u daartoe komt (je redenering). * Waar nodig mag/moet u hypotheses maken (indien u bijvoorbeeld op grond van de vraag bepaalde feitelijke aanknopingspunten niet met zekerheid kan situeren).
Werk duidelijk en gestructureerd Vergeet de relevante artikelen niet! Schrijf altijd je redenering op, bv. wanneer je een bepaalde wet/verordening niet van toepassing vindt. Zo kunnen de assistenten zien hoe je redeneerde
Toepassingsgebied!!! En vooral werk nauwkeurig
Er zal niet al te veel tijd zijn om de PO op punten op te lossen, dus bereid deze oefening goed voor(bekijk je wetboek) en werk door tijdens de PO.
GROEPEN 1-2 1. OPGAVE Casus 1 Een Franse vrouw huwt op 10 januari 2007 met een Belgische man in Italië waarna ze zich in Spanje vestigen. Op 20 juli 2007 wordt een kind geboren. Er ontstaan echtelijke moeilijkheden en de vrouw keert in september 2007 terug naar Frankrijk. De man keert terug naar België met het kind. a) De man leidt een vordering in tot echtscheiding bij de Belgische rechter. Welk recht zal bepalen of de echtscheiding toelaatbaar is? b) Welk recht is van toepassing op de ontbinding, vereffening en verdeling van het huwelijksvermogensstelsel? c) Stel: het huwelijk vond plaats op 10 januari 2003. In welke zin veranderen uw antwoorden op de voorgaande vragen? d) Het kind wenst een onderhoudsvordering te krijgen van zijn moeder. Welk recht is op deze vordering van toepassing?
Casus 2 Op 10 januari 2007 doet zich een verkeersongeval voor in Amsterdam. Een Engelse vrouw, met een wagen ingeschreven in Engeland, gaat uit de bocht en rijdt in op een wagen, ingeschreven in België. In de wagen bevinden zich een Belgische bestuurder en diens Nederlandse vriendin die gewoonlijk bij haar vriend in België verblijft. Beiden geraken gewond en wensen schadevergoeding te verkrijgen. a) Welk recht zou een Belgische rechter, in de veronderstelling dat deze bevoegd is, toepassen op de vordering van de bestuurder en de passagier tegen de Engelse vrouw? Welk recht bepaalt of de bestuurder en de passagier een rechtstreekse vordering kunnen instellen tegen de verzekeraar van de Engelse vrouw? b) Stel: de Engelse vrouw rijdt niet voor eigen rekening, doch voor rekening van haar Engelse werkgever. Welk recht zou een Belgische rechter toepassen op de vordering van de bestuurder en de passagier tegen de werkgever? c) Stel: de wagen waarmee de Engelse vrouw reed is ingeschreven in België. Welk recht zou een Belgische rechter toepassen op de vordering van de passagier tegen de Engelse vrouw?
d) Tijdens een deskundigenonderzoek blijkt dat het ongeval zou kunnen te wijten zijn aan een fabricagefout in de wagen. De bestuurder en passagier wensen de Chinese fabrikant aan te spreken. Welk recht zou een Belgische rechter toepassen op de aansprakelijkheid van de fabrikant?
Casus 3 Op 10 januari 2007 bestelt het Belgische renovatiebedrijf Facelift, met maatschappelijke zetel gevestigd aan de Graslei te Gent, marmeren beelden bij een Duitse vennootschap Karppa met maatschappelijke zetel en hoofdvestiging in Keulen. Karppa is gehouden de beelden af te leveren in Gent en vertrouwt het vervoer (per binnenschip) door aan een Nederlandse vervoerder Rijn & Zonen. Tijdens het vervoer gaan de beelden schuiven waardoor ze beschadigd worden. Facelift weigert de levering en wenst schadevergoeding te verkrijgen. a) Welk recht beheerst de vordering van Facelift tegen Karppa wegens niet-conforme levering? b) Stel: de overeenkomst tot levering van de beelden was gesloten met een Japanse dochtervennootschap van Karppa en niet met Karppa zelf. In welke zin verandert uw antwoord op de vorige vraag? c) Stel: een werknemer van Facelift die in Kortrijk woont, bestelt beelden ter versiering van zijn huis bij een vertegenwoordiger van Karppa op een beurs in Brussel. Welk recht is van toepassing op de vordering van de werknemer tegen Karppa wegens niet-conforme levering?
Casus 4
Een Italiaan met woonplaats in Antwerpen wordt op 10 januari 2004 als werknemer aangenomen door het Belgisch filiaal van een Chinees bedrijf. Hij voert zijn werk uit in België doch moet op 10 augustus 2007 voor twee maanden naar Duitsland ter voorbereiding van de vestiging van een nieuw filiaal. Tijdens zijn verblijf in Duitsland wordt de werknemer ontslagen om dringende reden. De werknemer beweert dat het ontslag onregelmatig is en eist een opzeggingsvergoeding. a) Welk recht is van toepassing op de vordering van de werknemer tegen zijn werkgever? b) Stel: er is rechtskeuze gedaan voor Pools recht. Kan deze rechtskeuze uitwerking krijgen?
2. OPLOSSING (Met dank aan Jennifer Callebaut!) Vraag 1: a) De vordering werd ingeleid na 1 oktober 2004. Artikel 55 § 1 WbIPR: verwijzingsladder: 4de sport: Belgisch recht ofwel beperkte rechtskeuze: gemeenschappelijk nationaal recht of Belgisch recht(art. 55 § 2 WbIPR) Artikel 56: toepassingsgebied punt 1: toelaatbaarheid STB Niet ES zelf: reden: er wordt niet verwezen naar een recht dat ES niet toepasselijk verklaard. b) Recht dat van toepassing is op die specifieke instelling •
Art. 49 WbIPR: rechtskeuze die gedaan is voor het huwelijk: o Gemeenschappelijk verblijfplaats o Één van hun gewone verblijfplaats o Één van hun nationaliteit Voorwaarden (art. 50): o voor of tijdens huwelijk o keuze overeenkomstig art. 49 WbIPR o hele vermogen o slechts gevolgen voor de toekomst o rechten van derden niet schaden
•
gebrek aan rechtskeuze; art. 51 WbIPR: verwijzingsladder: 1ste trap: 1ste gemeenschappelijke verblijfplaats: Spaans recht toepassingsgebied huwelijksvermogensstelsel: art 53 §1, 6e WbIPR Randnummer 371: 1. Gemeenschappelijke nationale wet (NIET) 2. Nationale wet van de man=Belgisch recht => discriminerend dus a. gemeenschappelijk nationale wet op ogenblik van de huwelijkssluiting b. verschillende nationaliteit: 1ste echtelijke verblijflpaats=Spaans Recht
c) personele gevolgen: artikel 48-> onmiddelijke toepasselijkheid op personele gevolgen vermogensrechtelijke gevolgen: pas op huwelijk gesloten na 1/oktober 2004 voor 1 oktober 2004: gemeen recht: p. 357 en volgende Altijd opsplitsen: zien of er een rechtskeuze is gemaakt: art. 127 §4: als rechtskeuze is gemaakt, blijft deze keuze geldig als deze is gebeurd overeenkomstig de bepalingen van WbIPR.
d) onderhoudsvordering: eigen recht 1 specifieke instelling verdrag van den Haag van 24 oktober 1956. Artikel 1: de gewone verblijfplaats van het kind=>Belgisch recht Artikel 6: wet van de verdragsluitende staat: enkel van toepassing als er verwezen wordt naar het recht van een verdragsluitende staat. Enkel ongehuwde kinderen+ kleiner of gelijk aan 21 jaar. Verandering van gewone verblijfplaats: nieuwe verblijfplaats In bronnenboek: steeds nagaan welke landen geratificeerd hebben Artikel 74/76 WbIPr als kind getrouwd, ouder dan 21 of man -><-vrouw Altijd opsplitsen: zien of er een rechtskeuze is gemaakt: art. 127 §4: als rechtskeuze is gemaakt, blijft deze keuze geldig als deze is gebeurd overeenkomstig de bepalingen van WbIPR. Vraag 2: a) recht van toepassing op vordering tegen Engelse vrouw. Verdrag van Den Haag van 4 mei 1971: geen verdragswederkerigheid vereist basisregel: art. 3 lex loci delicti maar: twee voertuigen die in een ander land zijn ingeschreven => lex loci delicti= nederlands recht Artikel 1->artikel 3 (art. 99 § 2 verdrag van toepassing: eigenlijk overbodig, want artikel 2 IPR) Verdrag van Den Haag is van toepassing op alle verkeersongevallen, ook als geen lid. artikel 2 geen productaansprakelijkheid vordering tegen verzekeraar: art. 9 alternatieve verwijzing a. recht dat van toepassing is door de verwijzingsregels kent hem dat toe. er is een rechtstreekse vordering overeenkomstig de artikel 3/4/5 toepasselijke wet b. zoniet(bv. Als recht van inschrijving bv van toepassing is): als lex loci delicti hem dat toekent c. zoniet: als wet die de verzekeringsovereenkomst dat toestaat algemeen: art. 99 verwijzingsregel art. 100 accessoire aanknoping b) eveneens lex loci delicti: artikel 8 ook aansprakelijkheid van de principaal voor handelingen gesteld door diegene die voor hem optreedt, wordt door dat recht beheerst. art. 1(toepassingsgebied)->art. 2,3->art. 8,7->art. 3->art. 4 artikel 3 bepaalt het recht dat van toepassing is (=princiepsregel) artikel 4: specifieke afwijking niet van toepassing
c) Artikel 4,b(verwijst naar artikel 4,a, 2de streepje): meer dan 1 voertuig+ingeschreven in zelfde land => land van inschrijving, dus Belgisch recht =>VOLLEDIG: Artikel 1->art. 3->art 4,b->art 4,a, 2de streepje d) Productaansprakelijkheid: artikel 99,§2,4e WbIPR: staat waar de benadeelde persoon gewoonlijk verblijfplaats heeft op ogenblik dat schade zich voordoet=> belgisch recht Verdrag van den Haag: art. 2, 1e NIET Aansprakelijkheid van de fabrikant vr bestuurder en passagier. art. 99, §2, 4e WbIPR Vraag 3: a) EVO: toepassingsgebied: ruimtelijk:bovenaan verdrag vermeld->rechtstreeks toepasselijk art. 3.1 overeenkomsten-> om goederen te leveren Als 1 niet verdragsluitende staat: EVO Algemene regel bij contracten: 1. Rechtskeuze art. 4, lid 1 EVO (artikel 3 = aanvullend recht) 2. Nauwste band artikel 4, lid 2 Artikel 4, lid 4 EVO: specifiek vermoeden als verweerder zijn gewone verblijfplaats heeft in land van levering (weerlegbaar) hier niet: algemeen vermoeden: overeenkomst wordt beheerst door land waar vervoerder gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip van de overeenkomst=>duits recht art 10 lex contractus beheerst gevolgen van de tekortkoming koop-verkoop CISG: handelskoop: 2 ondernemingen; kijken naar verdragsluitende staten. Slechts enkele vragen. Diegen die niet behandeld worden=> EVO = aanvullend recht maar CISG: niet conforme levering Stel: welk contractueel recht is van toepassing: zowel CISG als EVO CISG *rechtstreeks toepasselijk als het gaat om 2 verdragssluitende staten *tussen 2 ondernemingen *onrechtstreeks als gewone IPR van toepassing is, zou EVO kunnen verwijzen naar recht van een land waar CISG van toepassing is *niet van toepassing op consumentenkoop niet artikel 98 § 1 WbIPR: alle overeenkomsten worden onder EVO gebracht.
Reden: onmiddelijke toepassing CISG art. 21 voorrang op collisieregels van algemene verdragen (=EVO) b) EVO is van toepassing onrechtstreeks artikel 3: niet artikel 4,2:meest kenmerkende prestatie, Japanse dochter, Japans recht
c) WN= consument: art 5 EVO *rechtskeuze: kan niet leiden tot verlies minimumbescherming uit land gewone verblijfplaats want (tweede streepje) vertegenwoordiger heeft bestelling in land van de consument ontvangen. *gebrek aan rechtskeuze:recht van het land van gewone verblijfplaats van de consument, want gesloten binnen omstandigheid lid 2 (2de streepje) Maar: dit artikel is niet van toepassing want een vervoerovereenkomst Dus zie vraag a: land van de gewone verblijfplaats vervoerder duits recht CISG NIET: consumentenkoop art. 2,a (tenzij verkoper niet wist dat zaken privé werden gebruikt)=> EVO geen rechtskeuze: art. 4 maar art. 5 specifiek artikel artikel 5,3 recht van de gewone verblijfplaats+ omstandigheden 5,2, 2de streepje vervuld Vraag 4: a) 10 januari 2004=> voor inwerkingstreding WbIPR vrije rechtskeuze wordt beperkt door artikel 6: minimumbescherming van objectieve recht op hem toepasselijk blijft behouden. art; 6 lid 2,a EVO: land waar arbeid gewoonlijk wordt verricht; artikel 6, lid 2,b-> indien werknemer niet altijd in zelfde land zou gebeuren+nagaan of er geen nauwer verbonden recht is. Belgisch recht arbeidsovereenkomst:specifiek artikel in EVO art. 6,2 opsplitsing: -maar: rechtskeuze nog: mag niet leiden tot verlies -dwingende minimumbepalingen art. 7: bijzondere toepassingsgeval indien nauw verbonden met dat land, dan dwingende objectieve recht=>duits recht b) Enkel indien geen afbreuk aan minimumbescherming artikel 6,1 EVO =>dwingende bepalingen=>belgisch recht blijft van toepassing
+art. 7: dwingende duitse bepalingen mogelijk +art. 3 EVO: gekozen recht Stel duits recht van toepassing art 1b CISG dwingende bepalingen arbeidsrecht bv. Opzeg, loon
GROEPEN 3-4/9-10/11-12 1. OPGAVE 1. Een Nederlandse vennootschap (met statutaire zetel en werkelijke uitbating in Nederland) levert afsluitdoppen voor drankflessen aan een Belgische vennootschap (met statutaire zetel en werkelijke uitbating in België). Verschillende leveringen vinden plaats in het voorjaar van 2006. Met een van de leveringen doen zich problemen voor; nadat de doppen op de flessen zijn aangebracht en door de Belgische vennootschap zijn doorverkocht, scheuren de doppen. De Belgische vennootschap wordt door haar afnemers aangesproken in de betaling van schadevergoeding en wendt zich op haar beurt tot de Nederlandse vennootschap, die haar aansprakelijkheid betwist. Intussen raakt de Belgische vennootschap in financiële problemen en in juni 2006 wordt zij door een Belgische rechtbank van koophandel failliet verklaard. Op dat ogenblik staat nog een aantal facturen van de Nederlandse vennootschap open en is ook het geschil omtrent de gescheurde doppen nog niet beslecht.
a. De Nederlandse vennootschap wenst aangifte van schuldvordering te doen in het faillissement. Welk recht zal de voorwaarden, modaliteiten en termijnen van de indiening van haar vordering beheersen? b. De Nederlandse vennootschap wenst bovendien aanspraak te maken op het in haar algemene voorwaarden bedongen eigendomsvoorbehoud, nu enkele goederen zich nog in natura in de failliete boedel bevinden. Aan de hand van welk recht zal de curator bepalen of gevolg kan worden gegeven aan een vordering tot revindicatie van deze goederen? c. De curator stelt de Nederlandse vennootschap in gebreke en maant haar aan tot de betaling van schadevergoeding n.a.v. het voorval met de gescheurde doppen. Welk recht bepaalt of de Nederlandse vennootschap schadeplichtig is? d. Voorzover de Nederlandse vennootschap schadeplichtig zou zijn, wenst zij haar schuld aan de boedel te compenseren met haar vordering in de boedel. Welk recht bepaalt of dergelijke compensatie mogelijk is? 2. Een Belgische vrouw (met woonplaats in België) en een Marokkaanse man (met woonplaats in België) die beiden ongehuwd waren, kregen in 1990 samen een zoontje. Enige tijd na de geboorte van het kind verhuist de Marokkaanse man naar Marokko en huwt daar met een Marokkaanse vrouw, met wie hij zich in Marokko vestigt. Na enkele jaren voelt de Marokkaanse man de behoefte opnieuw contact te onderhouden met zijn zoon in België. De contacten verlopen goed en de Marokkaanse man zou de jongen graag als zijn zoon erkennen. De jongen is inmiddels 16 jaar, heeft de Belgische nationaliteit, woont bij zijn moeder in België en zijn afstamming langs vaderszijde staat juridisch niet vast.
a. Welk recht beheerst (naar Belgische opvattingen) de eventuele erkenning?
b. Is er een mogelijkheid om de toepassing van het normaal toepasselijke recht te ontlopen indien de erkenning door dit recht niet wordt toegestaan? c. Zou de situatie dezelfde zijn geweest indien de jongen pas 10 jaar oud was?
3. Op 1 januari 2007 reed een Nederlandse wagen, waarin zich behalve de Nederlandse bestuurder (met woonplaats in Nederland) ook een Duitse passagier (met woonplaats in Duitsland) bevond, een voetganger aan die op het zebrapad de straat overstak. Het ziet ernaar uit dat de Nederlandse bestuurder een rood licht negeerde. Het ongeval deed zich voor in België. Beide inzittenden van de Nederlandse wagen en de voetganger liepen verwondingen op. Er wordt een strafprocedure voor een Belgische politierechtbank gevoerd, waarin ook de slachtoffers zich burgerlijke partij stellen en schadevergoeding eisen.
a. Welk recht beheerst de vordering tot schadevergoeding die de Duitse passagier tegen de Nederlandse bestuurder instelt? b. Welk recht beheerst de vordering tot schadevergoeding die de voetganger tegen de Nederlandse bestuurder instelt? Maak zo nodig verschillende hypotheses en leg uit. c. De bestuurder betwist zijn aansprakelijkheid en beweert dat de remmen het plots lieten afweten, wat hij aan een fabricagefout wijt. Hij wenst op zijn beurt zijn schade te verhalen op de fabrikant van de wagen. Welk recht beheerst deze vordering?
2. OPLOSSING (met dank aan Cinthia Van Huffel) Vraag 1: Koop-verkoop van een lichamelijk roerend goed-faillissement a)Insolventieverordening (Kijk naar de bijlagen per land, soms verschillen!) 3-luik: -internationale bevoegdheid -toepasselijk recht -exequatur
Art. 1,1 Insolentie-Vo Art. 4 Territoriaal Aanknopingspunt art. 3: centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar.->is niet gedefinieerd Lid 2:wel vermoeden voor vennootschappen Internationaal faillissement: er is een buitenlandse schuldeiser =>Belgisch recht zal van toepassing zijn:Artikel 4 Failissmentswet!!!!! “Lex fori” Artikel 4,2h b) eigendomsvoorbehoud VO is van toepassing, maar de voorwaarden uit artikel 7.1 zijn niet voldaan! 2vragen: - is het beding geldig?(interne geldigheid) -is het beding tegenwerpelijk aan de andere schuldeisers (externe geldigheid) Interne gedigheid Lex contractus EVO (Weense koopconventie heeft een beperkt toepassing) Artikel 3 EVO:rechtskeuze: hier niet vermeld Artikel 4 EVO: “nauwst verbonden”->meest kenmerkend prestatie:verweerder Hier levering is meest kenmerkend prestatie =>Nederlands recht!
Tegenwerpelijk aan de massa van de schuldeiser? Lex contractus Art. 4.2 m/b/f =>Belgisch recht Artikel 7 niet van toepassing: faillissementsprocedure is gestart in Belgie+goederen in Belgie “andere”
c) gescheurde doppen: verplichting verkoper =>Weense koopconventie CISG Hoofdstuk II verplichtingen verkoper Art 1.1.a(directe toepassing) en art. 1.1.b.(indirecte toepassig) toepassing verwijzingsregel Artikel 2 sluit consumentenkoop uit! maw CISG voor handelaars(CISG bevat materiele rechtsregels) Indien niet CISG dan EVO: Ned. Recht (lex contractus) d)insolventieverordening lex concursus
art.4.2.d Belgische faill W
art. 6.1=2 kansen om recht toe te passen - lex concursus -lex contractus vordering heeft niet altijd een contractuele vordering te zijn
Vraag 2: Personen en familierecht a) Wetboek IPR art 62 par1 =>geen verdragdrechtelijke regels tussen B&M =>marok r van toepassing:vrijwillige handeling:nationaal recht op het ogenblik van erkenning(erkenning=vrijwillige handeling) art. 63 toepassingsgebied =>Marok r laat zoiets niet gemakkelijk toe(vooral islamitische landen) b) Art. 21 exceptie van internationale OO in Belgie heeft elk kind recht om zijn afstamming vast te leggen internationale OO=beperkter dan BOO =>aanknopingspunten zoeken in andere rechtsorden Art21 “verbondenheid” kind is hier geboren+moeder is Belg=veel aanknopingspunten
->Belgisch recht van toepassing +gevolgend: erfrecht, ouderlijk gezag c) Kijk naar WbIPR en zijn toepassingsgebied 2001!!!!!!(strikvraag) WbIPR was nog niet van toepassing altijd kijken naar de oude verwijzingsregels!(niet het toepassingsgebied van zelfsprekend nemen!) Jurisprudentiele verwijzingsregels leidt tot toepassing van het Belgisch recht (nationaal recht van het kind)-> NU: nationaliteit en recht van de erkenner Vroeger: art3,3 BW kind Vraag 3: a) Verdrag van Den Haag art. 3 (basisregel) lex loci delicti communi art 4 uitz daarop a. lex vehiculi:staat van inschrijving hier art 4.a, 2de streepje ongeval belgie, wagen ingeschreven in NL
b) Verblijf slachtoffer is van belang(“een voetganger”) ->is slachtoffer nederlander of andere nationaliteit (staat van de inschrijving)dan art 4,a, 3de streepje ->indien Belg dan artikel 3 plaats van het ongeval
c) Art 2.1. verdrag Den Haag NIET van toepassing WBIPR is het enige dat nog overblijft want Rome IIVo nog niet in werking en verdrag productaansprakelijheid is nog niet geratificeerd door Belgie Art99 punt 2:toepasselijk recht 4° productaanspraklijkheid =>Nederlandse recht
Stel Nederland en Ned producent =puur nederlandse casus (kon ook)
GROEPEN 5-6-7-8 1.UITLEG Ex: -Welke Rechter is bevoegd?->PO1(dus bv. Brussel IIbis gebruiken voor de bevoegde RECHTER te vinden, NIET voor het toepasselijke recht!) -Welk Recht moet die rechter toepassen?->PO2 ALTIJD TOEPASSINGSGEBIED NAGAAN!!!!! Welke wetteksten zouden van toepassing kunnen zijn 1. Verdrag van Rome (EVO): (Lex specialis gaat voor op deze algemene wet art. 20-21 EVO) Toepassingsgebied a. Ruimtelijk: Lidstaten uit de EG/EU b. Materieel: Verbintenissen uit overeenkomst c. Temporeel: Sinds 01/04/1991 in België van toepassing Lex specialis gaat voor op deze algemene wet (art. 20-21 EVO), dus eerst naar CISG gaan kijken. 2. Weens Koopverdrag (CISG): Toepassingsgebied a. Ruimtelijk: tussen verdragssluitende partijen b. Materieel: roerende lichamelijke zaken c. Temporeel: Sinds 01/11/1997 in België van toepassing Rechtstreeks toepassing: 2 rechtspersonen in minstens 2 verschillende lidstaten Indien 1 van de betrokken landen geen lid is van CISG, nagaan of misschien CISG wel onrechtstreeks van toepassing is. Onrechtstreeks toepassing: onrechtsreeks toepasselijk als op basis van de verwijzings/collissieregels(NAMELIJK EVO) men uitkomt op een recht van een bepaald land en dat land is lid van CISG.
2. OPGAVE Vraag 1 Tussen de Portugese vennootschap, met zetel te Lissabon, en een Belgische vennootschap met zetel te Luik, wordt een overeenkomst gesloten m.b.t. het leveren van een machine voor de productie van “light”-koekjes. Niettegenstaande de levering van deze machine diende te gebeuren voor 15 november 2007, wordt deze pas geleverd op 30 november 2007. Na de levering blijkt dat deze niet conform de specificaties van de overeenkomst is en dat de machine tal van gebreken vertoont. De Belgische vennootschap wil een vordering instellen tegen de Portugese vennootschap inzake de niet-conforme levering. 1. Welk recht beheerst de vordering van de Belgische vennootschap tegen de Portugese vennootschap inzake de niet conforme levering? 2. Stel: de Belgische vennootschap kan uiteindelijk toch de productie opstarten en levert 250 dozen light producten aan een Japanse vennootschap met zetel te Tokio. Deze betaalt echter de factuur niet waardoor de Belgische vennootschap zich genoodzaakt ziet om een vordering tegen de Japanse vennootschap in te stellen. Welk recht beheerst de vordering tot betaling van de Belgische vennootschap tegen de Japanse vennootschap?
Vraag 2 De Amerikaanse vennootschap Systems sluit via haar Londens filiaal een arbeidsovereenkomst met een Poolse werknemer met woonplaats te Antwerpen. De Poolse werknemer dient goederen te transporteren doorheen Europa, die door het Londens filiaal worden aangekocht en verdeeld in diverse Europese landen. Na twee jaar in dienst te zijn geweest, wordt de Poolse werknemer op staande voet onrechtmatig ontslagen. Zijn vakantiegeld wordt ingehouden en ook zijn loon van de voorbije maand wordt niet betaald. De werknemer wenst een vordering in te stellen tegen zijn werkgever. 1. Welk recht beheerst de vordering van de werknemer tegen de werkgever? 2. Stel: in de arbeidsovereenkomst werd rechtskeuze gedaan ten behoeve van het Duits recht. Kan deze rechtskeuze uitwerking krijgen? Vraag 3 Een Engelse vennootschap met zetel in Londen richt een Belgische dochtervennootschap op in Oostende voor de verkoop van elektronische toetstellen. Voor de uitbating van deze vennootschap wordt een handelshuurovereenkomst afgesloten met een Zweedse vennootschap, eigenaar van het pand in Oostende. Na een tijdje kan de Belgische dochter de huurgelden niet meer betalen en de Zweedse vennootschap wenst een vordering tot betaling van de achterstallige huurgelden in te stellen tegen de Belgische dochtervennootschap.
1. Welk recht beheerst de vordering van de Zweedse vennootschap tot betaling van de achterstallige huurgelden ten aanzien van de Belgische dochtervennootschap? Verklaar. 2. Stel: de Belgische dochtervennootschap wenst een kredietovereenkomst aan te gaan bij een Italiaanse bank ten belope van 50.000,- euro. De Italiaanse bank, met zetel in Milaan wil dit toestaan op voorwaarde dat de Engelse bestuurder ( met woonplaats in Italië) van de Belgische dochtervennootschap zich persoonlijk borg stelt. De Engelse bestuurder gaat daarmee akkoord, doch na een tijdje slaagt de Belgische dochtervennootschap er niet langer in om het krediet af te betalen. De Bank wenst zich te verhalen op de Engelse bestuurder. Welk recht beheerst de vordering van de bank jegens de Engelse bestuurder? Verklaar.
Vraag 4 Begin 2006 verkocht een Gentse wijnhandelaar op een degustatie te Brussel een mooi aantal kistjes wijn aan Nederlandse toeristen. De toeristen betaalden 25% voorschot. De degustatie maakte deel uit van een tweedaagse gastronomische reis die door het Belgische bedrijf was georganiseerd met vertrek per bus in Amsterdam en waarvoor promotie werd gevoerd in Nederlandse tijdschriften bij de klanten. Bij het verlaten van de parking van het Hotel in Brussel, rijdt de bus (in Nederland ingeschreven) een Belgische voetganger aan. 1. Welk recht is van toepassing op de vordering van de voetganger ten aanzien van de busmaatschappij? Verklaar. 2 .Een maand na de thuiskomst, krijgen de Nederlanders een factuur toegestuurd, maar werd de wijn nog niet geleverd. Welk recht is van toepassing op de vordering van de Nederlandse kopers tot nakoming van de leveringsverplichting? Verklaar.
Vraag 5 In 2004 huwde een Engelse man met een Thaise vrouw voor de ambtenaar van de burgerlijke stand te Nederland. De echtgenoten vestigden zich in Nederland en kregen in 2006 een dochtertje, waarna het koppel besloot om in Antwerpen te komen wonen. Begin dit jaar ontstonden grote echtelijke moeilijkheden waardoor de Thaise vrouw terug naar Thailand vertrok. De man wenst een echtscheidingsvordering alsook een vordering tot het bekomen van onderhoudsgeld (voor zijn dochter) in te stellen voor de Belgisch rechter. 1. Welk recht beheerst de vordering tot echtscheiding van de man jegens zijn echtgenote? 2. Welk recht beheerst de vordering van de man jegens zijn echtgenote tot het bekomen van onderhoudsgeld voor zijn minderjarig kind?
3. OPLOSSING (Met samenwerking tussen Ignace Laplaese en Doreen Schouterden) Vraag 1:
DEEL 1 A. Wat voor overeenkomst? Altijd eerst kwalificeren!!! KOOP-VERKOOP overeenkomst (Handelskoop, Geen consumentenkoop) B. Welke wetteksten? -Verdrag van Rome EVO (verwijzingsrecht) -> Indien specifiekere bepalingen dan Rome, dan die van toepassing. In casu CISG -Verdrag van Wenen CISG (materieel recht): Toepassingsgebied 1. Ruimtelijk: tussen verdragssluitende partijen a. Portugal geen lid!; Belgie wel 2. Materieel: roerende lichamelijke zaken 3. Temporeel: Sinds 01/11/1997 in België van toepassing Aangezien Portugal geen lid is, is CISG niet rechtstreeks toepasselijk; dus nagaan of eventueel onrechtstreeks toepasselijk VIA EVO!!! Dan ALTIJD je de vraag stellen is er RECHTSKEUZE JA: dan zal die rechtskeuze altijd primeren, in casu neen NEEN: Artikel 4,1 EVO: “nauwste band” (=Algemene regel) Artikel 4,2 EVO: (VERMOEDEN) namelijk: “de meest karakteristieke prestant”: De Verkoper biedt de meest kenmerkende prestatie. Wie de meest karakteristieke prestatie levert is een feitenkwestie. Dus niet altijd de verkoper. Bij koop-verkoop: verkoper Bij dienstenovereenkomst: de dienstverlener Bij borgstelling: de borg In casu de verkoper, namelijk de Portugese vennootschap die de meest karakteristieke prestatie levert. Maar Portugal is geen lid van CISG, past CISG dus niet toe. Dus onrechtsreeks is CISG ook niet van toepassing Dan gaan kijken naar -Verdrag van Rome EVO Toepassingsgebied Ruimtelijk: Lidstaten uit de EG/EU Materieel: Verbintenissen uit overeenkomst, namelijk betaling en levering Temporeel: Sinds 01/04/1991 in België van toepassing
Dan ALTIJD je de vraag stellen is er RECHTSKEUZE JA: dan zal die rechtskeuze altijd primeren, in casu neen NEEN: Artikel 4,1 EVO: “nauwste band” (=Algemene regel) Artikel 4,2 EVO: (VERMOEDEN) namelijk: “de meest karakteristieke prestant”: De Verkoper biedt de meest kenmerkende prestatie, dus de Portugese vennootschap.
-----------------------------------------------------------------
DEEL 2 A. Wat voor overeenkomst? Altijd eerst kwalificeren!!! KOOP-VERKOOP overeenkomst (Handelskoop, Geen consumentenkoop) B. Welke wetteksten? -Verdrag van Rome EVO (verwijzingsrecht) -> Indien specifiekere bepalingen dan Rome, dan die van toepassing. In casu CISG -Verdrag van Wenen CISG (materieel recht): Toepassingsgebied Ruimtelijk: tussen verdragssluitende partijen Japan geen lid! Materieel: roerende lichamelijke zaken Temporeel: Sinds 01/11/1997 in België van toepassing Aangezien Japan geen lid is, is CISG niet rechtstreeks toepasselijk; dus nagaan of eventueel onrechtstreeks toepasselijk VIA EVO!!! Dan ALTIJD je de vraag stellen is er RECHTSKEUZE JA: dan zal die rechtskeuze altijd primeren, in casu neen NEEN: Artikel 4,1 EVO: “nauwste band” (=Algemene regel) Artikel 4,2 EVO: (VERMOEDEN) namelijk: “de meest karakteristieke prestant”: De Verkoper biedt de meest kenmerkende prestatie. In casu de verkoper, namelijk Belgie die de meest karakteristieke prestatie levert. Belgie is lid van CISG, past CISG dus toe. Dus onrechtsreeks is CISG wel van toepassing Verschil tussen CISG en EVO: CISG: materieel recht. Dit recht gaan toepassen, naar niets anders gaan kijken EVO: verwijzingsregels!
Vraag 2:
DEEL 1 A. Wat voor overeenkomst? Altijd eerst kwalificeren!!! Arbeidsovereenkomst B. Welke wetteksten? Geen, WbIPR want Verdrag staat boven wet!!!! -Verdrag van Wenen CISG: NEEN -Verdrag van Rome EVO: Toepassingsgebied Ruimtelijk: Lidstaten uit de EG/EU; UK is lid Materieel: Verbintenissen uit overeenkomst; Pool gaat verbintenis aan om werk te leveren; Werkgever gaat betalen Temporeel: Sinds 01/04/1991 in België van toepassing LET OP: onderscheid moeten maken tussen filiaal en vestiging/bijkantoor! Filiaal(=dochtervennootschap): heeft rechtspersoonlijkheid Vestiging of bijkantoor heeft Geen rechtspersoonlijkheid->teruggrijpen naar de hoofdvennootschap Dan ALTIJD je de vraag stellen is er RECHTSKEUZE JA: dan zal die rechtskeuze altijd primeren, in casu neen NEEN: Artikel 4,1 EVO: “nauwste band” (=Algemene regel) Artikel 4,2 EVO: (VERMOEDEN) Maar meer specifieke bepaling namelijk artikel 6,2,b EVO-> recht van UK Maar als artikel 6, 2, laatste lid: tenzij nauwere band met een ander land dan gelden artikel 4,1 en vermoeden uit 4,2 weer. -----------------------------------------------------------------
DEEL 2 Artikel 6, lid 1 EVO Als bv. de rechter in de UK moet gaan oordelen: En hij ziet op basis van rechtskeuze land X. En het heeft betrekking op een bepaling van dwingend Engels recht, dan moet hij de dwingende Engelse bepalingen toepassen en moet hij voorbijgaan aan de rechtskeuze van de partijen.
Vraag 3:
DEEL 1 A. Wat voor overeenkomst? Altijd eerst kwalificeren!!! handelshuurovereenkomst B. Welke wetteksten?
-Verdrag van Wenen CISG: NEEN -Verdrag van Rome EVO Toepassingsgebied Ruimtelijk: Lidstaten uit de EG/EU Materieel: Verbintenissen uit overeenkomst Temporeel: Sinds 01/04/1991 in België van toepassing Dan ALTIJD je de vraag stellen is er RECHTSKEUZE JA: dan zal die rechtskeuze altijd primeren, in casu neen NEEN: Artikel 4,1 EVO: “nauwste band” (=Algemene regel) Artikel 4,2 EVO: (VERMOEDEN) Maar meer specifieke bepaling in artikel 4,3: namelijk ligging onroerend goed -> Belgisch recht -----------------------------------------------------------------
DEEL 2 A. Wat voor overeenkomst? Altijd eerst kwalificeren!!! borgtocht B. Welke wetteksten? -Verdrag van Wenen CISG: NEEN -Verdrag van Rome EVO Toepassingsgebied Ruimtelijk: Lidstaten uit de EG/EU: Belgie en UK lid Materieel: Verbintenissen uit overeenkomst: borgstelling;borg gaat besten als er niet wordt betaald. Temporeel: Sinds 01/04/1991 in België van toepassing Dan ALTIJD je de vraag stellen is er RECHTSKEUZE JA: dan zal die rechtskeuze altijd primeren, in casu neen NEEN: Artikel 4,1 EVO: “nauwste band” (=Algemene regel) Artikel 4,2 EVO: (VERMOEDEN) namelijk: “de meest karakteristieke prestant”: De borgsteller doet de meest kenmerkende prestatie.
In casu de borgsteller, namelijk Italie die de meest karakteristieke prestatie levert. ->Italiaans recht van toepassing
Vraag 4:
DEEL 1 A. Wat voor overeenkomst? Altijd eerst kwalificeren!!! Onrechtmatige daad B. Welke wetteksten? Verdrag van den Haag 4 mei 1971 (p. 78 in het wetboek) Toepassingsgebied Ruimtelijk: universele werking Materieel: verkeersongevallen op de weg Temporeel: van toepassing vanaf 3 juni 1975 Artikel 3:Principe: LEX LOCI ECHTER: ARTIKEL 4,a !! Maar daar aantal voorwaarden(streepjes)-> niet aan voldaan Dus artikel 4 Geldt. -----------------------------------------------------------------
DEEL 2 A. Wat voor overeenkomst? Altijd eerst kwalificeren!!! Dit is een Koop-verkoop; meer specifiek: consumentenovereenkomst HINT: net zoals bij arbeider, wordt de consument altijd speciaal beschermd!!!!(let dus op voor specifieke bepalingen
B. Welke wetteksten? -Verdrag van Rome EVO Toepassingsgebied Ruimtelijk: Lidstaten uit de EG/EU Materieel: Verbintenissen uit overeenkomst: levering Temporeel: Sinds 01/04/1991 in België van toepassing Dan ALTIJD je de vraag stellen is er RECHTSKEUZE JA: dan zal die rechtskeuze altijd primeren, in casu neen NEEN: Artikel 4,1 EVO: “nauwste band” (=Algemene regel) Artikel 4,2 EVO: (VERMOEDEN)
Maar specifieke regel namelijk artikel 5 i.v.m. consumentenovereenkomst Artikel 5,3 recht van het land waar de consument gewone verblijfplaats heeft In casu Nederland Vraag 5: P&F recht
DEEL 1 Wat is dit? Echtscheiding Welke wetteksten? uitgesloten van Verdrag van Rome EVO op basis van artikel 1,2!!! WbIPR: Art. 55§1°2 WbIPR: Er is geen gemeenschappelijke verblijfplaats dus dan maar de laatste gemeenschappelijke verblijfplaats: België
DEEL 2 Verdrag van den Haag van 1956 (p. 34 wetboek): art 1: gewone verblijfplaats KIND-> Belgisch recht
DEEL 3 STEL: Kind is mee naar Thailand? THAILAND HEEFT NIET GERATIFICEERD: dus art 74 WbIPR van toepassing!