Oefenen op basis van Risico’s
Afstudeerscriptie Opdrachtgever: Brandweer Emmen Auteur: H.K.J. Heijnen Versie: 1.0 Definitief
Saxion Hogescholen Academie Bestuur en Recht (ABR) Integrale Veiligheidskunde deeltijd M.H. Tromplaan 28 7513 AR ENSCHEDE Postbus 70.000 7500 KB ENSCHEDE Tel 053 - 487 11 11 Fax 053 - 431 22 33 Email
[email protected]
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
0
Autorisatie Opsteller: Jaqueline Heijnen
Gezien: 18 september 2009
B.J. Rinsampessy
05 november 2009
B.J. Rinsampessy
04 januari 2010
B.J. Rinsampessy B.J. Rinsampessy D.J. de Boer B.J. Rinsampessy D.J. de Boer
08 januari 2010 18 januari 2010 Versiegegevens Versie Datum September 0.1 2009 November 0.1.1 2009 0.2 4-01-2010
Omschrijving
Pre- conceptuele fase
0.3
8-01-2010
Definitief Concept
1.0
18-01-2010
Eind Rapport
Opstart scriptie Verder uitgewerkte versie
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
1
Samenvatting Een goede inzet, kan niet zonder goede basiskennis. Voor je mensen helpt dient men te weten hoe men een ander kan helpen. Brandweer Emmen is van mening dat onveiligheid het beste aan de voorkant kan worden bestreden. Om dit te kunnen doen dient men te weten waar deze risico’s zich bevinden. Om deze reden is gevraagd een prioriteringsmodel op te stellen. In dit model worden verschillende objecten in het verzorgingsgebied van brandweer Emmen met elkaar vergeleken. Zodra bekend is waar de grootste risico’s liggen, krijgen deze objecten een verhoogde prioriteit. Voor een goed voorbereid en veilig optreden van de brandweer aldaar dienen de objecten met een hoge prioriteit benaderd te worden voor een oefening. Opdat de systematiek voor een dergelijke inzet geoefend kan worden. Het model wordt als het ware een leidraad voor het oefenen bij objecten. Het prioriteringsmodel is in feite een vorm van een Multi criteria analyse. Met behulp van dit model worden verschillende objecten aan de hand van voorafgestelde criteria en wegingen met elkaar vergeleken. Het zogenoemde ‘appels en peren’ met elkaar vergelijken. Deze vergelijking word zoals gezegd uitgevoerd aan de hand van criteria. De opgestelde criteria zijn weg te zetten onder de volgende categorieën: gevaar voor personen, gevaarlijke stoffen, staat bouwwerk en preparatie. Onder deze hoofdcategorieën vallen 17 verschillende criteria. De scores op deze criteria zijn gestandaardiseerd. Niet alle verschillende criteria wegen even zwaar mee. Op basis van de mening van brandweer Emmen zijn de punten verdeeld over de verschillende criteria. De medewerkers van brandweer Emmen hebben tijdens interviews aangegeven wat zij het zwaarst vinden wegen bij de bepaling van het risico van een object. Deze risico’s hebben zij vervolgens onderverdeeld in vier hoofdcategorieën. Daarin kwam naar voren dat het gevaar voor personen het zwaarst mee moet wegen bij de bepaling van het risico. Om deze reden is er zodra de punten voor een hoofdcategorie bekend waren een factor ingevoerd. De totale punten wat een object behaald heeft op het onderdeel gevaar voor personen wordt in dit geval vermenigvuldigd met 1,53. De score op de gevaarlijke stoffen met 1,24. Het totaal van de punten behaald op de hoofdcategorieën na uitvoering van de factor is de totaalscore van het object. Bij de objecten met de hoogste score, ligt de hoogste prioriteit. Nu de systematiek ontwikkeld is, voor welke objecten ga je dan de prioriteit berekenen? In dit onderzoek is er voor gekozen te gaan werken met de objecten die voorkomen op de risicokaart. Dit zijn risicovolle objecten, kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. In het verzorgingsgebied van brandweer Emmen leid dit uiteindelijk tot een lijst met 704 objecten. De prioriteit is berekend, maar waar is nu de koppeling met het oefenen? In het model is een speciale koppeling gemaakt tussen het oefenen, de mogelijke inzet van communicatieve middelen en de prioritering van objecten. Per object kan worden aangegeven of er een communicatieve meerwaarde te behalen is. Nog belangrijker is de koppeling tussen de objecten en de AUI procedures. Als de brandweer gaat oefenen, oefenen zij verschillende procedures. Deze procedures worden AUI procedures genoemd. Achter elk object kan de oefencoördinator aangeven welke procedures geschikt zijn om daar te beoefenen. Dit kan met de kleur groen aangegeven worden, rood wanneer de procedure niet uit te voeren is bij dit object. Het model blijkt de verwachting qua prioritering van risico’s in hoofdlijnen waar te maken. Ook de koppeling met AUI procedures maakt snel duidelijk waar de risico’s liggen en op welke wijze de brandweer zich middels oefeningen hier op voor kan bereiden. Zij kunnen door middel van het model zien waar de risico’s in het verzorgingsgebied liggen en hier op oefenen, om zo nog adequater incidenten bij de verschillende objecten te bestrijden.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
2
Voorwoord Brandveiligheid is een term waar vrijwel iedereen bekend mee is. Alleen wordt hier door veel bewoners en gebruikers van gebouwen niet bij stil gestaan. Veel mensen staan niet stil bij de mogelijkheid van een brand en wat de consequenties van hun handelen in het geval van brand kunnen hebben. Voor mijn afstudeeropdracht heb ik contact opgenomen met brandweer Emmen. Na overleg met dhr. R. Kleine van brandweer Emmen zijn we tot de conclusie gekomen dat er een mogelijkheid tot een afstudeeropdracht voor mij lag bij zijn organisatie. In het concept meerjarenbeleidsplan hulpverlening en brandveiligheid 2010 –2013 kijkt de brandweer vooruit naar de komende jaren. In dit beleidsplan zijn er een aantal ambities uiteengezet. In het kader van het veiligheidsbewustzijn werd de ambitie uitgesproken om een prioriteringsmodel op te stellen waarbij risico’s de basis vormen voor keuzes en acties betreffende pro-actie/preventie en voorbereiden op repressief optreden (oefenen). Deze ambitie is in het kader van mijn afstudeeropdracht mijn persoonlijke queste geworden. Langs deze weg wil ik mijn begeleiders, Robert Kleine en Bruce Rinsampessy bedanken voor de goede begeleiding. Ook de medewerkers van brandweer Emmen worden langs deze weg bedankt, voor hun medewerking aan de totstandkoming van deze scriptie. Klazienaveen, 4 januari 2010
Jaqueline Heijnen
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
3
Inhoudsopgave SAMENVATTING................................................................................................................................................ 2 VOORWOORD..................................................................................................................................................... 3 INHOUDSOPGAVE............................................................................................................................................. 4 HOOFDSTUK 1. INLEIDING EN ONDERZOEKSOPZET ........................................................................... 6 1.1. AANLEIDING ................................................................................................................................................ 6 1.2. DOELSTELLING ............................................................................................................................................ 7 1.3. PROBLEEMSTELLING .................................................................................................................................... 7 1.4. ONDERZOEKSVRAGEN .................................................................................................................................. 8 1.4.1. uitwerking onderzoeksvragen .............................................................................................................. 9 1.5. HET VERZORGINGSGEBIED BRANDWEER EMMEN ....................................................................................... 10 1.6. METHODOLOGISCHE VERANTWOORDING ................................................................................................... 10 1.6.1. Onderzoeksopzet................................................................................................................................ 11 1.6.2. Interviews .......................................................................................................................................... 11 1.6.3. Validiteit en betrouwbaarheid ........................................................................................................... 13 1.7. VOORUITBLIK ............................................................................................................................................ 13 HOOFDSTUK 2 BEGRIPPEN KADER........................................................................................................... 15 2.1. BEGRIPPEN UIT DE BRANDWEERWERELD .................................................................................................... 15 2.2. ALGEMENE BEGRIPPEN............................................................................................................................... 16 HOOFDSTUK 3 PRIORITERINGSMODEL.................................................................................................. 20 3.1. PRIORITERINGSMODEL IN THEORIE ............................................................................................................. 20 3.2. PRIORITERINGSMODELLEN BIJ DE BRANDWEER .......................................................................................... 21 3.3. HET PRIORITERINGSMODEL ........................................................................................................................ 22 HOOFDSTUK 4 CRITERIA PRIORITERINGSMODEL ............................................................................. 24 4.1. BEPALEN CRITERIA .................................................................................................................................... 24 4.2. GEKOZEN CRITERIA .................................................................................................................................... 26 4.3. HOOFDGROEPEN EN UITLEG CRITERIA ........................................................................................................ 27 HOOFDSTUK 5 WEGING CRITERIA ........................................................................................................... 32 5.1. RESULTATEN INTERVIEWS ......................................................................................................................... 32 5.2.WAARDE BEPALING EN WEGING .................................................................................................................. 35 5.3. FACTOR ...................................................................................................................................................... 36 HOOFDSTUK 6 OBJECTEN IN HET VERZORGINGSGEBIED............................................................... 37 6.1. AFWEGING ................................................................................................................................................. 37 6.2. SOORT OBJECTEN ....................................................................................................................................... 37 6.3. DE OBJECTEN VOOR HET PRIORITERINGSMODEL......................................................................................... 39 HOOFDSTUK 7 PRIORITERINGSMODEL BIJ OEFENEN....................................................................... 41 7.1. OEFENEN.................................................................................................................................................... 41 7.2. AUI PROCEDURES ...................................................................................................................................... 43 7.3. OEFENEN EN HET PRIORITERINGSMODEL .................................................................................................... 43 HOOFDSTUK 8 VOORLICHTING EN COMMUNICATIE ........................................................................ 46 8.1. MEERWAARDE KOPPELING COMMUNICATIE EN HET MODEL. ...................................................................... 46 8.2. VOORLICHTING EN COMMUNICATIE IN HET MODEL. ................................................................................... 47 HOOFDSTUK 9 HET MODEL......................................................................................................................... 48 9.1. UITWERKING PRIORITERING ....................................................................................................................... 48 9.2. COMMUNICATIE EN AUI IN HET MODEL ..................................................................................................... 49 9.3. MODEL EN VERWACHTINGEN ..................................................................................................................... 50
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
4
HOOFDSTUK 10 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN........................................................................... 52 10.1. CONCLUSIES............................................................................................................................................. 52 10.2. AANBEVELINGEN ..................................................................................................................................... 54 HOOFDSTUK 11 BRONVERMELDING........................................................................................................ 56 BIJLAGE 1 VERKLARING GEBRUIKTE HULPMIDDELEN................................................................... 58 BIJLAGE 2 VERZORGINGSGEBIED............................................................................................................ 59 BIJLAGE 3 LIJST RESPONDENTEN EXTERNE INTERVIEWS ............................................................ 53 BIJLAGE 4 DATAMATRIX ............................................................................................................................. 55 BIJLAGE 5 PRIORITERINSMODEL COMMUNICATIE EN OEFENEN ................................................ 56 BIJLAGE 6 BEREKENINGEN 10 OEFENOBJECTEN................................................................................ 57 BIJLAGE 7 WAARDERINGSFORMULIER.................................................................................................. 59 BIJLAGE 8 BEROEPSPRODUCT/ HANDLEIDING MODEL .................................................................... 60
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
5
Hoofdstuk 1. Inleiding en onderzoeksopzet Voor de beeldvorming is het van groot belang om niet alleen naar het product te kijken maar ook naar de totstandkoming van een dergelijk product. De opdracht is ergens ontstaan, de aanleiding voor deze opdracht wordt in paragraaf 1.1. weergegeven. Paragraaf 1.2. geeft de achterliggende doelstelling weer. Het uiteindelijke product zal worden gebruikt ten behoeve van het oefenen. De probleemstelling vind u in paragraaf 1.3.. In paragraaf 1.4. staan de onderzoeksvragen. Het onderzoek is afgebakend tot het verzorgingsgebied van brandweer Emmen. Hoe het verzorgingsgebied er precies uit ziet, staat beschreven in paragraaf 1.5. In paragraaf 1.6. staat de methodologische verantwoording van deze scriptie. Afsluitend geeft paragraaf 1.7. een vooruitblik op de scriptie. 1.1. Aanleiding Een goede inzet, kan niet zonder goede basiskennis. Voor je mensen helpt dient men te weten hoe men een ander kan helpen. Brandweer Emmen is van mening dat onveiligheid het beste aan de voorkant kan worden bestreden. Met andere woorden onveiligheid dient te worden bestreden voordat er iets plaatsvindt. De brandweer dient daarom een actieve rol te spelen bij het voorkomen van branden en het minimaliseren van de gevolgen daarvan. Dit vergt kennis van het verzorgingsgebied en de voorkomende risico’s. Ook de burger speelt in het kader van het voorkomen een belangrijke rol in zijn eigen brandveiligheid. In het kader van het veiligheidsbewustzijn bij de burgers kan nog het een en ander verbeterd worden. De brandweerkorpsen in Zuid Oost Drenthe hebben daarom samen de rapportage Meer Rood op straat opgesteld. In deze rapportage komen een aantal punten naar voren die later verwerkt zijn in het meerjarenplan hulpverlening en brandveiligheid 2010-2013. In grote mate wordt de (brand)veiligheid in gebouwen bepaald door de gebruiker. Een aantal van deze gebruikers/ eigenaars zijn verplicht zorg te dragen voor een basis (brand) veiligheid. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken, maar ook scholen en zorginstellingen. De brandweer is van mening dat er een belangrijke winst te behalen valt wanneer er een oefenplanning bij locaties is op basis van het risico bij deze locatie. De beoordeling van het risico wordt afgestemd op vooraf bepaalde criteria. Wanneer men alle instellingen en bedrijven in Emmen langs wil gaan voor een oefening, zal blijken dat dit voor de brandweer verre van haalbaar is. Er moeten daarom keuzes worden gemaakt. Door middel van een prioriteringsmodel wil de brandweer Emmen inzichtelijk krijgen welke bedrijven/ instellingen een verhoogt risico hebben. Bij deze bedrijven/ instellingen zal dan de voorkeur liggen om een oefening te gaan houden. Dankzij dit model moet niet alleen snel inzichtelijk zijn welke bedrijven/ instellingen de prioriteit hebben, maar ook waarom. Op deze wijze kan de brandweer eenvoudig naar de inwoners van Emmen verantwoorden waarom bij het ene pand wel geoefend wordt en het andere pand niet. Het model zal niet alleen duidelijkheid brengen aan de burger, maar ook aan bestuurders. Door middel van het model kan brandweer Emmen aantonen waar de risico’s zich bevinden. Dit model kan dan bruikbaar zijn bij de argumentatie naar het bestuur toe wanneer men additionele maatregelen bij een object wil treffen. Daarnaast is het ook van belang vanuit de Arbeidsomstandighedenwet (ARBO wet) dat personeelsleden goed voorbereid zijn op de risico’s waar ze tegen aanlopen. Door dit model wordt beargumenteerd op welke risico’s ons personeel wordt voorbereid.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
6
1.2. Doelstelling De brandweer vervult de rol van de lerende organisatie. Brandweer Emmen hecht een grote waarde aan het oefenen. Voor de repressieve dienst is het oefenen op basis van de verschillende risico’s binnen het verzorgingsgebied van groot belang. De doelstelling van deze afstudeeropdracht is te komen tot een prioriteringsmodel voor brandweer Emmen. Op basis van dat model zal brandweer Emmen gemotiveerd keuzes kunnen maken in het kader van acties betreffende pro-actie/ preventie en voorbereiden op repressief optreden (oefenen). Als de risicovolle objecten in het verzorgingsgebied in kaart zijn gebracht, moet men kijken op welke wijze het repressieve personeel hier op voorbereid kan worden. Opdat zij voorbereid zijn op een mogelijke inzet bij een dergelijk object. Op deze wijze kunnen zij veiliger werken, doordat zij vooraf zijn getraind op de mogelijk benodigde procedures. Het doel van deze afstudeer opdracht komt op het volgende neer: Het doel is: het middels een prioriteringsmodel in kaart brengen van de risico’s, zodat men daar bij het opleiden en oefenen van de manschappen rekening mee kan houden. De ontwikkelde methodiek zal in de toekomst tevens door de korpsen Coevorden en BorgerOdoorn worden toegepast. Indien men het model in de andere gemeenten wenst te gebruiken dient men in acht te nemen dat het model op maat is gemaakt voor brandweer Emmen. De gebruikte methodieken zijn wel bruikbaar in andere gemeenten maar dienen te worden aangepast aan de specifieke objecten en wensen binnen het verzorgingsgebied van het desbetreffende korps. Zij dienen dan zelf een inventarisatie van de bedrijven/instelling in hun verzorgingsgebied maken. De gestelde criteria zijn wel over te nemen. Door het houden van 42 landelijke interview en het houden van een brainstormsessie is er een repressieve steekproef onder het brandweerpersoneel gehouden. Er mag daarom gezegd worden dat de criteria generaliseerbaar zijn naar andere korpsen. De wegingsfactor die er aan wordt gegeven dient een ander korps wel zelf vast te stellen. De wegingsfactoren in het model zijn opgesteld op basis van de interviews en gesprekken binnen brandweer Emmen. Deze meningen hoeven daarom niet even belangrijk gevonden worden bij ander korpsen. Om deze reden is het van belang dat een ander korps eerst kijkt naar wat er bij hen in het verzorgingsgebied speelt en wat voor het korps belangrijk is. Zij kunnen dan de wegingsfactor die zij aan de gestelde criteria gaan geven eventueel nog aanpassen. Om zo volgens de in Emmen gebruikte methodiek een eigen prioriteringsmodel op te stellen. 1.3. Probleemstelling De informatiebehoefte heeft tot de volgende probleemstelling geleid: Op welke wijze kan brandweer Emmen een prioriteringsmodel ontwikkelen en toepassen op haar verzorgingsgebied, om zo gemotiveerd keuzes te kunnen maken voor het oefenen op basis van risico’s?
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
7
Omdat een aantal begrippen uit de hierboven genoemde probleemstelling vragen kunnen oproepen wordt een toelichting gegeven op de belangrijkste onderdelen uit de probleemstelling. Prioriteringsmodel Het prioriteringsmodel als bedoeld in de probleemstelling is een nog te ontwikkelen model. In dit model worden de verschillende objecten binnen de gemeente Emmen tegen elkaar weggezet. Deze verschillende objecten worden vervolgens op basis van een aantal verschillende criteria met elkaar vergeleken. Om op deze wijze de objecten die in het kader van het oefenen het belangrijkst zijn te kunnen distilleren van de rest van de objecten. Verzorgingsgebied Het verzorgingsgebied van brandweer Emmen wordt in bijlage 2 duidelijk uiteen gezet. In het kort is het verzorgingsgebied van brandweer Emmen gelijk aan de gemeente grenzen van gemeente Emmen. De verschillende bedrijven, woningen en landerijen welke binnen dit grondgebied vallen behoren tot het verzorgingsgebied. Gemotiveerd In het kader van dit onderzoek wordt met gemotiveerd het volgende bedoeld: het weloverwogen met redenen omkleed maken van keuzes. Brandweer Emmen wil weloverwogen keuzes maken in het al dan niet oefenen bij een bepaald object. Door middel van het prioriteringsmodel wil men eenvoudig duidelijk kunnen maken waarom voor bepaalde objecten nu wel of juist niet is gekozen. Zij willen dus wel afgewogen keuzes maken. Risico’s Met risico’s kan in het kader van dit onderzoek worden gedacht aan de verschillende gevaarselementen die een gevaar kunnen opleveren voor het brandweerpersoneel, de ingezetenen of de omgeving van een object. Zo zijn er bijvoorbeeld objecten met een grote complexiteit, of met een grote oppervlakte. De aantallen aanwezige personen kunnen van belang zijn of de aanwezige stoffen. De risico’s worden tijdens het onderzoek verder uitgewerkt en weergegeven in gewichten. 1.4. Onderzoeksvragen Na het opstellen van de probleemstelling, wordt deze verder uitgewerkt in onderzoeksvragen. Naar aanleiding van de probleemstelling als weergegeven in paragraaf 1.5. zijn de onderstaande onderzoeksvragen opgesteld. Onderzoeksvragen 1) Hoe ziet een prioriteringsmodel er uit? - Hoe ziet een prioriteringsmodel er volgens de theorie uit? - Zijn er andere korpsen die gebruik maken van een dergelijk model? 2) Welke criteria maken onderdeel uit van het model 3) Welk gewicht dient er aan de verschillende criteria worden gegeven? 4) Welke objecten zijn er in Emmen die voldoen aan de basiscriteria? 5) Op welke wijze is het model te gebruiken bij het maken van een oefenschema? De voorlichting en communicatie die essentieel is in de ondersteuning van het gezamenlijk oefenen op basis van het model, wordt meegenomen in de conclusies en aanbevelingen.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
8
De verschillende onderzoeksvragen worden in de scriptie beantwoord. Om duidelijk te kunnen maken op welke wijze een bepaalde onderzoeksvraag is beantwoord wordt in de bijlagen van de scriptie een datamatrix opgenomen. In deze matrix wordt per onderzoeksvraag schematisch weergegeven door middel van welke informatie het antwoord op deze onderzoeksvraag tot stand is gekomen. 1.4.1. uitwerking onderzoeksvragen In deze subparagraaf wordt per onderzoeksvraag kort weergegeven wat de achterliggende gedachte van de onderzoeksvraag is. Onderzoeksvraag 1: Met deze onderzoeksvraag wil de onderzoeker in kaart brengen hoe een prioriteringsmodel er uit dient te zien. Met behulp van deze onderzoeksvraag wil men kijken of er in de theorie iets beschreven wordt over het onderwerp prioriteringsmodel. Maar ook wordt er naar de praktijk gekeken. Zijn er andere korpsen die oefenen op basis van risico’s en zo ja, prioriteren zij dit dan ook met behulp van een dergelijk model. Onderzoeksvraag 2: Om een Multi Criteria Analyse uit te kunnen voeren dienen de verschillende objecten aan verschillende criteria te worden getoetst. Deze criteria zijn geen vastliggende punten. Deze moeten door middel van overleg worden ontwikkeld. Het doel van deze onderzoeksvraag is daarom ook het ontwikkelen/ opstellen van verschillende criteria, om op een later tijdstip de verschillende objecten te toetsen aan de hand van deze criteria. Onderzoeksvraag 3: Om onderscheid tussen de verschillende objecten te kunnen maken dient elk van de criteria een weging te hebben. Hierbij komt de moeilijke vraag: wat weegt zwaarder? Nog belangrijker hoe ga je weging aan de criteria geven? De doelstelling van deze onderzoeksvraag is het bepalen van de weging voor/van de verschillende criteria. Onderzoeksvraag 4: Niet alle objecten worden zonder meer meegenomen in het onderzoek. De objecten die wel worden meegenomen in het onderzoek worden tevens niet allen gebruikt bij oefeningen. Er dient daarom gekozen te worden tussen deze objecten. Dit wordt gedaan aan de hand van de verschillende criteria en de weging die er aan gehangen is. De objecten die aan de meeste criteria en aan de zwaardere weging voldoen, zullen worden aanbevolen voor het oefenen op basis van risico’s. Onderzoeksvraag 5: Het prioriteringsmodel zal uiteindelijk worden gebruikt voor het oefenen van de brandweer. Het model geeft de hoogte van het risico weer. Om het model te kunnen gebruiken bij het oefenen, dient er nog een koppeling gemaakt te worden tussen het model en het oefenen. Onderzoeksvraag vijf legt het verband tussen enerzijds het model en anderzijds het oefenen. Door middel van onderzoeksvraag vijf moet het model toepasbaar worden voor het doel “oefenen op basis van de risico’s”.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
9
1.5. Het verzorgingsgebied brandweer Emmen Gemeente Emmen is de grootste gemeente in Drenthe, en de op een na grootste gemeente van Noord-Nederland. Gemeente Emmen telt per1 januari 2009 109.439 inwoners. Gemeente Emmen heeft een gemeentegrens van 200 kilometer waarvan 80 kilometer de landsgrens is. Totale oppervlakte van de gemeente is 34.624 ha. Van deze bijna 35.000ha oppervlakte bestaat 1.690 ha uit bos en bij 20.000 ha uit natuurgebied. Qua oppervlakte behoort Emmen tot de grootste gemeenten van Nederland. Binnen de gemeente Emmen ligt ruim 1200 kilometer verharde weg. Hieronder valt tevens de autosnelweg A37. Deze autosnelweg heeft een directe aansluiting op de A31 (Ruhrgebied-Bremen) in Duitsland. 1 2 In tabel 1 staat een overzicht van dorpen en inwonertallen welke binnen de gemeente en dus binnen het verzorgingsgebied vallen. De inwoner aantallen zijn van 01-01-09. Brandweer Emmen heeft de gehele gemeente als haar verzorgingsgebied. Daarnaast werkt zij nauw samen met de verschillende omliggende korpsen. Tevens wordt er aan de koude kant veel gedaan voor heel zuid oost Drenthe. Voor het onderzoek wordt alleen rekening gehouden met het verzorgingsgebied van brandweer Emmen binnen de gemeente grenzen van Gemeente Emmen. Zoals op de volgende pagina in een kaart in bijlage 2 wordt weergegeven. In dit verzorgingsgebied bevinden zich de volgende brandweerposten: Emmen, Van Schaikweg 8. 7811 KJ (beroeps) Klazienaveen, Derksweg 267, 7891 PR (vrijwillig) Schoonebeek, De Pienhoek 16, 7761 CB (vrijwillig) Emmer-Compascuüm, Kijlweg 1, 7881 JD (vrijwillig) Dorp Emmen Klazienaveen Nieuw-Amsterdam/ Veenoord Zwartemeer Barger-Compascuum Nieuw-Dordrecht Roswinkel Schoonebeek Nieuw-Schoonebeek Weiteveen Erica Emmer-Compascuum
Inwonertal 57.374 12.022 7.166 3.090 1.968 2.092 834 5.142 1.328 1.754 4.864 8.120
Tabel 1: overzicht dorpen binnen het verzorgingsgebied gekoppeld aan het inwonertal.
1.6. Methodologische verantwoording Tijdens de uitvoering van het onderzoek is er gebruik gemaakt van verschillende onderzoeksmethoden. Het te ontwikkelen model is een vrij nieuw concept in de brandweerwereld. Om deze reden zijn er niet veel bestaande bronnen over het onderwerp. 1 2
www.emmen.nl datum raadpleging 25-09-09 Gemeente Emmen, Emmen in cijfers, Statistische Informatie uitgave 2009.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
10
Wel zijn er verschillende bestaande onderzoeksmethoden, welke van toepassing zijn bij het ontwikkelen van dit model. De gebruikte methoden worden in de onderstaande subparagrafen weergegeven. 1.6.1. Onderzoeksopzet Het prioriteringsmodel waar de risico’s van objecten binnen een verzorgingsgebied in kaart worden gebracht is een vrij nieuw concept. Het onderzoek is een exploratief en kwalitatief onderzoek. Exploratief onderzoek heeft als doel onbekend terrein te ontginnen. Voor een dergelijk onderzoek lenen de volgende methoden van dataverzameling zich goed: literatuuronderzoek, groepsgesprek, focusgroep, diepte-interview, expertraadpleging en dossier onderzoek. 3 Daarnaast is het onderzoek in te verdelen als zijnde kwalitatief onderzoek. Kwalitatief onderzoek is gericht op het beschrijven van bevindingen. Bij het uitvoeren van kwalitatief onderzoek wordt getracht om de aard en de betekenis van verschijnselen te achterhalen, hierbij wordt veelal interpreterend te werk gegaan. Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden, kunnen verschillende methoden worden gebruikt. Er wordt in dit onderzoek onder ander gebruik gemaakt van deskresearch. Voor een overzicht van gebruikte bronnen ter beantwoording van de onderzoeksvragen wordt u verwezen naar bijlage 4. Deskresearch is een combinatie van verschillende activiteiten waarbij gebruik gemaakt wordt van secundaire bronnen: dit zijn bronnen die gegevens of informatie uit reeds uitgevoerde onderzoeken bevatten. 4 5 6 De verschillende activiteiten zijn: literatuurstudie, in- en externe secundaire gegevens en interviews. De betrouwbaarheid van dit onderzoek wordt bevorderd door de zogeheten triangulatieaanpak.7 Er worden in dit onderzoek verschillende methodes voor dataverzameling gebruikt. Hierdoor wordt de betrouwbaarheid van het onderzoek verhoogd. Door op verschillende manieren naar het probleem te kijken, en er overeenstemming te vinden is in verschillende (data) bronnen.8 In dit onderzoek is er daarom sprake van triangulatie tussen de theorie, bestaande (beleids) stukken en interviews. De uitwerking van de interviews wordt in de onderstaande subparagraaf weergegeven. 1.6.2. Interviews De gehouden interviews en brainstormsessie bij brandweer Emmen vallen onder het zogeheten expertinterview.9 ( Berkers, 76/77) De medewerkers van brandweer Emmen worden beschouwd als zijnde experts in de brandweerzorg in hun verzorgingsgebied. Ook de interviews gehouden bij andere brandweerkorpsen vallen onder de zogeheten expertinterviews. De verdere uitwerking van de verschillende interviews worden onderstaand weergegeven.
3
Losse, M. Cursus methoden en technieken, Kenniscentrum Leefomgeving. Saxion Schreuder Peters, R.P.I.J. (2004). Methoden en technieken van onderzoek, principes en praktijk,2e druk, Den Haag, Sdu Uitgevers b.v. 5 Brinkman, J., (2008), Beroep op onderzoek. Van doelgerichte onderzoeksopzet tot toepasbare conclusie,1e druk, Groningen/ Houten, Wolters-Noordhoff . 6 Brinkman, J. (januari 2006), Cijfers spreken Statistiek en methodologie voor het hoger onderwijs, 4e druk, Groningen, Wolters Noordhoff 7 Baarda, D.B, Goede, de M.P.M., Teunissen, J. (1997) (pag. 96/97) Basisboek Kwalitatief onderzoek, praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Eerste druk, vierde oplage, Stenfert Kroese 8 Hart, H. ‘t, Boeije, H., Hox, J. ( 2006) ( pag 286/287)Onderzoeksmethoden. Boom onderwijs, 2e druk Amsterdam 9 Berkers, W. ( 1998) (pag. 76/ 77) Praktijkgericht onderzoek en methodiek-ontwikkeling, Houten/Diegem, Bohn Safleu van Loghum 4
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
11
Interviews extern Om inzicht te krijgen in het probleem en de verschillende aspecten van het probleem zijn er landelijk verschillende interviews gehouden. Voor de keuze van de respondenten is er voor gekozen om uit de 25 veiligheidsregio’s 2 korpsen te selecteren. Gezien de nauwe samenwerkingsverbanden binnen Drenthe is er voor gekozen om geen van de andere korpsen in de veiligheidsregio te benaderen. Bij de keuze voor verschillende korpsen is er gekeken naar de grootste korpsen binnen die regio, dit of op basis van de oppervlakte van het verzorgingsgebied of op basis van het aantal ( beroeps)brandweermensen er bij dat korps werkzaam zijn. Dit zou in het totaal kunnen resulteren in 48 respondenten. Tijdens het benaderen van de verschillende korpsen bleken een aantal korpsen in regionaal verband over te zijn gegaan. Bij deze korpsen is getracht de regionaal oefencoördinator te bereiken. De verschillende korpsen zijn telefonisch benaderd of zij mee wensen te werken. Zo ja, dan zijn er telefonisch een aantal vragen aan hen gesteld. Het voordeel van deze methode is dat er ruimte is voor uitleg en doorvragen, waardoor de validiteit verhoogt. Een nadeel is dat het houden van al deze interviews zeer tijdrovend is. In onderstaande staat hoe hier mee is omgegaan. Indien de respondent aan heeft gegeven de vragen liever via de email te beantwoorden is de vragenlijst via de e-mail naar de respondent gestuurd. In een later stadion is er voor gekozen om de personen die niet bereikt konden worden, via de email persoonlijk te benaderen. Dit in verband met de beperkte gebudgetteerde tijd. In het totaal zijn er 42 vragenlijsten/interviews afgenomen. Bij deze 42 respondenten dient de volgende kanttekening te worden gemaakt. Toen korps Eindhoven werd benaderd, kwam de vraag terecht bij de korpscoördinator brandweer/ plaatsvervangend Commandant. Hij is recentelijk afgestudeerd voor een HBO opleiding. Hij wist daarom van het belang van respondenten af. Om deze reden heeft hij al de oefencoördinatoren binnen zijn regio verzocht om de vragen in te vullen. Dit leverde zes additionele respondenten op. Zonder deze zes respondenten, hebben er van de 48 benaderde korpsen 36 mee gewerkt aan het onderzoek. Dit leidt tot een respons van 75% en een non-respons van 25%. Totale lijst respondenten vind u in bijlage 3. Brainstorm Om te kijken welke criteria dienen te worden opgesteld, is er een brainstormsessie bij brandweer Emmen gehouden. Voor deze sessie zijn verschillende personen binnen de brandweer uitgenodigd. Hierbij valt te denken aan mensen uit de repressieve dienst, maar ook mensen van de 'koude kant'. Het voordeel van de brainstormsessie is dat er nieuwe inzichten verworven kunnen worden. Daarnaast kunnen op deze manier meerdere mensen op dezelfde tijd worden bereikt. Daarnaast is er ruimte voor een discussie, wat bevorderlijk is voor het vaststellen van de verschillende criteria. Zo kan men samen tot een eenduidige lijst komen. Het nadeel is wel dat misschien niet iedereen zijn/haar mening goed wordt gehoord. Deze personen kunnen zich in een groep makkelijker onthouden van een mening. Van deze brainstormsessie is een verslag opgemaakt, deze is niet opgenomen in de bijlage. Desgewenst kan deze bij de onderzoeker worden opgevraagd. Interviews intern Intern zijn er een aantal verschillende interviews en vragengesprekken gehouden. Een aantal van deze gesprekken zijn onofficieel gehouden, hiervan heeft geen registratie plaatsgevonden. Andere officiële vraaggesprekken zijn geregistreerd en indien wenselijk inzichtelijk. Om de weging van de criteria te kunnen bepalen, moet duidelijk worden gemaakt wat brandweer Emmen bepalend vind voor het risico bij een object. Om dit in kaart te brengen zijn de criteria in een lijst verwerkt.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
12
Daarna zijn de respondenten persoonlijk benaderd met de vraag of zij kunnen aangeven wat het meest bepalend is voor het risico bij een object. De scores zijn anoniem verwerkt in een Excel bestand. Door de interviews face-to-face te houden kan er veel besproken worden. Het is op deze manier mogelijk om op bepaalde punten nadere uitleg te geven. De richting en inhoud van het interview dient daarom goed te worden bewaakt. Het nadeel van deze onderzoeksmethode is dat deze tijdrovend is. 1.6.3. Validiteit en betrouwbaarheid Tijdens een onderzoek moet de betrouwbaarheid en validiteit bewaakt worden. Betrouwbaarheid heeft te maken met de wisselvalligheid van meetwaarden. Idealiter zou een meting altijd hetzelfde op moeten leveren. Hoe vaker iets wordt gemeten hoe betrouwbader de meting zou moeten zijn. 10 Voor het bepalen van de criteria is er gebruik gemaakt van datatriangulatie. De betrouwbaarheid van informatie hoger, wanneer er overeenkomstige informatie uit verschillende bronnen binnen de datatriangulatie naar voren komt. Betrouwbaarheid is een voorwaarde voor validiteit, maar andersom is dit niet het geval. 11 Om de weging van de criteria dan zo betrouwbaar mogelijk te maken, zijn er een groot aantal respondenten benaderd. Zijn er veel metingen met hetzelfde waarde, hoe groter de betrouwbaarheid.12 Met de validiteit wordt ook wel de geldigheid van het onderzoek genoemd. Hierbij gaat het om dat men daadwerkelijk meet wat men wilde meten. Dat er dus geen verschil zit in de variabele –zoals –bedoeld en de variabele – zoals- gemeten. 13 De validiteit heeft betrekking of er wordt gemeten wat er moet worden gemeten. De validiteit valt uiteen in interne en externe validiteit. Om de interne validiteit te kunnen waarborgen zijn een groot deel van de interviews en vragengesprekken face-to-face gehouden. Hierbij kan er beter voor worden gezorgd dat men begrijpt waar het onderwerp over gaat en wat er met de vragen wordt bedoeld. Zodat er zo min mogelijk onjuiste informatie wordt verschaft over het gekozen onderwerp, wat de resultaten kan vertekenen. De externe validiteit verwijst naar de geldigheid van de resultaten onder andere omstandigheden, andere tijden, op andere plaatsen en bij andere onderzoekseenheden. ( ’t Hart,163) 14 Gezien dit een onderzoek betreft welke alleen betrekking heeft op het verzorgingsgebied van brandweer Emmen, kan deze niet worden gegeneraliseerd naar verzorgingsgebieden van andere brandweerkorpsen. Ten behoeve van de leesbaarheid worden verschillende begrippen in het volgende hoofdstuk uitgelegd. 1.7. Vooruitblik In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek waarin de vraag centraal stond op welke wijze brandweer Emmen een prioriteringsmodel kan ontwikkelen welke kan helpen bij het oefenen van de repressieve manschappen. Deze vraagstelling is verder toegelicht in hoofdstuk 1. Daarnaast staan ook de achtergronden en doelstelling in dit hoofdstuk.
10 Brinkman, J. ( 2008) pag. 51 Beroep op onderzoek Van doelgerichte onderzoeksopzet tot toepasbare conclusie. Eerste druk, Wolters-Noordhoff Groningen/Houten 11 Brinkman, J. ( 2008) pag. 53 Beroep op onderzoek Van doelgerichte onderzoeksopzet tot toepasbare conclusie. Eerste druk, Wolters-Noordhoff Groningen/Houten 12 Brinkman, J. ( 2008) pag. 190 Beroep op onderzoek Van doelgerichte onderzoeksopzet tot toepasbare conclusie. Eerste druk, Wolters-Noordhoff Groningen/Houten 13 Joep Brinkman, (2008), Beroep op onderzoek. Van doelgerichte onderzoeksopzet tot toepasbare conclusie, WoltersNoordhoff Groningen/ Houten. eerste druk 14 ’t Hart, H. Boeije, H. en Hox, J. ( 2006) pag. 281) Onderzoeksmethoden, zevende druk, Amsterdam Boom onderwijs.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
13
Alvorens men het onderzoeksrapport kan lezen dient men kennis te nemen van een aantal begrippen welke in dit onderzoeksrapport van belang zijn. Hoofdstuk 2 is daarom een overzicht van verschillende begrippen. Een deel van deze begrippen zijn brandweer gerelateerd. De overige begrippen zijn bekende begrippen uit de veiligheidswereld. Een begrip wat nog niet in dit hoofdstuk naar voren is gekomen is het prioriteringsmodel. Hoofdstuk 3 gaat in op onderzoeksvraag 1. Wat is nu een prioriteringsmodel? Bestaat een dergelijk model al bij de brandweer of is het iets nieuws? Zijn er andere vakgebieden waar men met een dergelijk model werkt? En hoe heeft men dit dan vormgegeven? Ook bestaande literaire bronnen komen in dit hoofdstuk aan bod. Uit de verschillende bronnen blijkt dat er bij het ontwikkelen van een dergelijk model criteria worden opgesteld. Maar wat gebruik je als criteria? Om deze vraag te beantwoorden is er gekeken naar de theorie, er zijn interviews gehouden en er is een brainstormsessie gehouden. De uitkomsten van deze onderzoeksmethoden vind u in hoofdstuk 4. De opgestelde criteria dienen op een bepaalde manier mee te wegen in de berekening. Er dient daarom een weging aan gegeven te worden. Hoofdstuk 5 gaat nader in op deze weging. Hoe zwaar een criteria gaat wegen, en welke factor nog wordt toegepast op welke categorie. De criteria zijn bepaald, de weging van deze criteria is ook bepaald, maar nu de vraag welke objecten neem je wel of niet mee in het onderzoek. Waar ga je wel de prioritering voor berekenen? En welke objecten zijn op voorhand niet relevant om de berekeningen voor uit te voeren. De gekozen objecten worden in hoofdstuk 6 weergegeven. Het prioriteringsmodel wordt opgesteld om in een later stadion gewogen keuze te kunnen maken met betrekking tot het oefenbeleid. Waar liggen de risico’s? En welke procedures passen hier bij? En dan de koppeling, welke objecten zouden geschikt zijn voor de oefening van deze procedures? Hoe de koppeling tussen het model en het oefenen er uit ziet wordt in hoofdstuk 7 weergegeven. Er is naast de koppeling met het oefenen ook een meerwaarde te vinden in de koppeling tussen het model en communicatie middelen. Niet ieder object is geschikt voor een oefening, of wil aan een dergelijke oefening meewerken. Bij sommige van deze objecten zijn de omstandigheden ideaal om in samenwerking met een oefening of gewoon los een het instrument communicatie in te zetten. Het object heeft dan een bepaald risico, en doormiddel van communicatie kan het veiligheidsbewustzijn van de gebruikers van het bouwwerk verhogen. Dit zou kunnen leiden tot beperking van het risico bij een inzet aldaar. De kans op een incident aldaar zou kunnen afnemen, maar ook het ontvluchten van het object zou kunnen worden verbeterd. Waardoor de inzet van de brandweer niet meer zozeer gericht hoeft te zijn op het ontruimen en redden van de aanwezigen. De koppeling met de communicatie wordt in hoofdstuk 8 gemaakt. Na het uitvoeren van al de verschillende stappen ter ontwikkeling van het prioriteringsmodel heeft het model de test ondergaan. Is het model wat er van verwacht wordt? En zo ja waar komt het overeen, of waar moet nog aan gesleuteld worden. Dit alles vind u in hoofdstuk 9. Het model is ontwikkeld, de koppeling met het oefenen is gemaakt en het model is getest, daaruit voortvloeiend kunnen een aantal conclusies worden getrokken. Tijdens het ontwikkelen van het model zijn er een aantal punten naar voren gekomen, welke als aanbeveling bij het gebruik van het model horen. Zowel de conclusies alsmede de aanbevelingen zijn beschreven in hoofdstuk 10. Hoewel het ontwikkelde model en de koppeling tot het oefenen een nieuw product is, welke nog ongekend is in de brandweerwereld, is er tijdens de ontwikkeling gebruik gemaakt van verschillende bestaande bronnen. Deze bronnen vind u in hoofdstuk 11, de bronvermelding. Na de bronvermelding vind u de bijlagen. Hierin kunt u verschillende stukken vinden, welke voor deze scriptie van ondersteunende waarde zijn.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
14
Hoofdstuk 2 Begrippen kader In dit hoofdstuk wordt het begrippen kader weergegeven. Het begrippen kader gaat in op verschillende definities en andere begrippen die tijdens het uitvoeren van het onderzoek van belang zijn geweest. In paragraaf 2.1. wordt ingegaan op specifieke brandweer begrippen. Paragraaf 2.2. gaat in op verschillende andere begrippen die voor de uitvoering van het onderzoek van belang zijn geweest. 2.1. Begrippen uit de brandweerwereld In deze paragraaf worden verschillende definities uit eengezet. Deze begrippen worden veelal alleen gebruikt in de brandweerwereld, en daaruit voortvloeiende van belang voor dit onderzoek. Preparatie/preventie: Onder preparatie wordt verstaan; de daadwerkelijke voorbereiding op de bestrijding van mogelijke aantastingen van veiligheid. Te danken aan het ontwikkelen en vastleggen van afspraken en procedures, het opleiden en oefenen van het brandweer personeel. Ook het opstellen van bereikbaarheidskaarten, aanvalsplannen, rampenbestrijdingsplannen en de bluswatervoorziening. Naast de proactieve en preventieve maatregelen kan goede preparatie leiden tot een beperktere repressieve inzet. 15 Proactie: De eerste stap in de veiligheidsketen is het voorkomen van risicovolle situaties ( pro-actie). Bij de proactie gaat het om het bewaken van veiligheid in het vroegste stadium van mogelijk risicovolle situaties. Zo geeft de brandweer bij grote projecten adviezen. Bij de proactie gaat het om veiligheid als onderdeel van de besluitvorming. Zo is er sprake van actieve betrokkenheid van de brandweer bij alle plannen op het terrein van bouwen en infrastructuur. Deze plannen worden voor de uitvoering getoetst op fysieke- en brandveiligheid. Repressie: De taken van deze afdeling is te splitsen in de wettelijke taken en de dagelijkse werkzaamheden. De wettelijke taken zijn de hulpverlening, de brandbestrijding en het optreden bij grote calamiteiten en rampen. De beroepsploeg van Emmen moet daarnaast ook nog een aantal specialismen beheersen. Dit zijn bestrijden ongevallen met gevaarlijke stoffen en waterongevallen. Tot de dagelijkse werkzaamheden wordt bedoeld het oefenen, het onderhoud van de gebouwen, het onderhoud aan de voertuigen en ook het doen van de bestellingen horen bij de dagelijkse werkzaamheden. Bruggenhoofd: Een bruggenhoofd wordt onder andere ingezet bij complexe gebouwen. Deze staat dan tussen de brand en de opstelplaatsen buiten het pand. Het bruggenhoofd ligt op een veilige plaats in een gebouw, bijvoorbeeld achter brandwerende scheidingen. Bij de keuze van de bruggenhoofd(en) moet(en) ook de uitbreidingskansen van de brand worden beschouwd. Per bruggenhoofd dient er altijd een officier van dienst of bevelvoerder aanwezig te zijn. Deze fungeert als de inzetleider van het betreffende bruggenhoofd. Ook worden hier de ademluchten materiaaldepot ingericht. 15
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ( 18 augustus 2006) Leidraad Repressieve Basisbrandweerzorg, Het organiseren van eenduidige basisbrandweerzorg passen op het risicoprofiel van het verzorgingsgebied, Den Haag
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
15
Bereikbaarheidskaarten: Een bereikbaarheidskaart wordt door de brandweer opgesteld om een snellere en betere inzet door de brandweer te garanderen. Het bedrijf dient hierbij op verzoek van de brandweer basisgegevens aan te leveren. Het doel van de bereikbaarheidskaart is het veilig en doelmatig kunnen optreden van de repressieve dienst bij een brand en/of andere calamiteit. De bereikbaarheidskaart is bedoeld voor de bevelvoerder en voorziet in de eerste informatie behoefte. De bereikbaarheidskaart ondersteunt het risico denken van de bevelvoerder. Het volgende staat onder andere op de bereikbaarheidskaart: objectgegevens ( naam, adres, functie gebouw en toeganginformatie) Plattegrond begane grond, bluswatervoorzieningen, beschrijving gevaarlijke stoffen, afsluiters en schakelaars. Maar ook de bijzonderheden en een foto van de toegangs- en sleutelkluis. 16 Aanvalsplan: Een aanvalsplan bevat een gestructureerd aantal gegevens van een object. Deze gegevens stellen het brandweerpersoneel in staat zich vertrouwd te maken met de totale situatie van een object. De informatie is veel uitgebreider en gedetailleerder dan de bereikbaarheidskaart, en voorziet in de eerste behoefte op uitvoerend en tactisch niveau. (Rozeboom, 6) Het aanvalsplan moet zijn voorzien van elementaire tekeningen van alle bouwlagen van het gebouw. Op deze tekeningen dienen alle voor de brandweer van direct belang zijnde gegevens te worden vermeld.17 Er wordt een beschrijving gegeven van de typische eigenschappen van de desbetreffende locatie/ object. Dit document is op het moment van een uitruk beschikbaar en geeft de repressieve dienst vooraf enige informatie over de eigenschappen en de te verwachten risico’s. Het volgende kan bijvoorbeeld aangegeven zijn op de aanvalskaart: de aanrijroute, de opstelplaatsen, de plaats van brandkranen en hoofdafsluiters. Maar ook eventueel aanwezige gevaarsobjecten of eventueel te gebruiken specifieke procedure. 18 2.2. Algemene begrippen Naast een aantal begrippen die voornamelijk in de brandweerwereld worden gebruikt, zijn er ook nog een aantal andere begrippen welke ten behoeve van de leesbaarheid van deze scriptie uiteen dienen te worden gezet. Deze zijn: Arbowet: Arbo staat voor arbeidsomstandigheden. De Arbeidsomstandighedenwet (Arbo-wet) is een kaderwet. Er staan in deze wet dus geen regels maar alleen algemene bepalingen over het arbeidsomstandighedenbeleid in bedrijven. Deze wet geldt zowel voor werknemers en werkgevers. Het doel van deze wet is het voorkomen van ongevallen en ziekten, veroorzaakt door het werk. De arbeidsomstandigheden dienen daardoor bij alle werkgevers in Nederland gelijkwaardig en veilig te zijn. De werkgever wordt door deze kaderwet primair verantwoordelijk gesteld voor de arbeidsomstandigheden binnen hun bedrijf. De arbeidsinspectie is belast met de handhaving op de naleving van deze wet. 19
16
Rozeboom, J. Project Bereikbaarheidskaart en Aanvalsplan, Brandweer Zuid Oost Drenthe, 08-07-2008 Nibra, inzetprocedure complexe gebouwen. 18 Rozeboom, J. Project Bereikbaarheidskaart en Aanvalsplan, Brandweer Zuid Oost Drenthe, 08-07-2008 19 www.arbeidsinspectie.nl datum raadpleging 25 november 2009 17
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
16
Veiligheidsbewustzijn: Veiligheidsbewustzijn kan men uitsplitsen in bewustzijn en veiligheid. Veiligheid is het bewust nemen van aanvaardbare risico’s. Maar wat is dan het veiligheidsbewustzijn? Om dit te beantwoorden dient het bewustzijn te worden uitgelegd. Lode Frederix schrijft in zijn boek dat: ‘het bewustzijn is soepel, associeert ritmisch op de maat van zich innerlijk en uiterlijk opdringende blikwendingen, gevoeligheden, belangstellingen, herinneringen anticipaties, appreciaties of afkeuringen. Soms wordt een nieuw perspectief slechts gedurende een fractie van een ogenblik vastgehouden, dan weer wordt het bewustzijn erdoor gegrepen en houdt het vast.’ 20 Het bewustzijn reageert op zijn omgeving, maar niet op alles wat er speelt. Indien iets vaker terugkomt, is de kans dat dit door het bewustzijn wordt opgemerkt groter. Ook wordt de mens zich vaak van iets bewust, indien iets bijzonder is. Bijvoorbeeld wordt brandveiligheid belangrijker geacht in de eerste periode na een brand. Men is zich dan ook beter bewust van de mogelijke gevolgen van een brand. Het veiligheidsbewustzijn sluit hierop aan. Het heeft te maken met mensen en hun overtuigingen. Deze overtuigingen kunnen bewust en onbewust zijn. Sigmund Freud ontdekte tijdens zijn onderzoek naar het droomleven van mensen dat er ook nog veel leeft in de mens waar wij ons niet van bewust zijn, het onbewuste.21 Het bewustzijn heeft te maken met de aandacht bij dingen hebben. Onbewuste overtuigingen zijn overtuigingen (of uitvoeringen van handelingen) waarbij men er wel ‘bij’ is, maar niet actief waarneemt wat hij/zij doet. In het kader van veiligheid handelt men wel maar weet men soms niet wat de gevolgen van hun handelen zijn. Zij zijn zich dan onbewust van de mogelijke consequenties van hun handelen. Bij onbewuste overtuigingen staat de overtuigingen buiten de persoon. Het handelen, komt voort uit wensen uit de omgeving van de persoon. De persoon handelt naar zijn overtuigingen zonder er zelf over nagedacht te hebben of zonder deze overtuigingen te delen. Daarnaast bestaan de bewuste overtuigingen. Hierbij weet men wat men doet en ook waarom zij dit doen. Hoe kan men het veiligheidsbewustzijn veranderen? Dit kan op verschillende manieren. In dit onderzoek gaat men er vanuit dat het veiligheidsbewustzijn kan worden veranderd door middel van het inzichtelijk maken van de mogelijke gevolgen. Zolang iemand niet inziet wat de gevolgen van zijn handelen kunnen zijn, zal hij niet snel geneigd zijn om zijn gedrag aan te passen. Hij zal zijn gedrag pas veranderen als hij inziet dat deze overtuiging grote gevolgen kan hebben voor zichzelf en anderen. Alleen dan zal hij zijn overtuiging veranderen. Het zogenoemde veiligheidsbewustzijn van deze persoon is dan anders, wat zijn weerspiegeling zal vinden in zijn handelen. ADR Klassen: Er zijn veel verschillende stoffen die door hun eigenschappen onder de noemer gevaarlijke stoffen vallen. Deze stoffen zijn aan de hand van hun specifieke eigenschappen ingedeeld in gevarenklassen. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen via de weg zijn de gevaarlijke stoffen ingedeeld volgens het ADR. Deze ADR geldt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in heel Europa. ADR staat voor: Accord européen relatif au transport international des marchandises Dangereuses par Route. In de volgende tabel vindt u de ADR- klassen van gevaarlijke stoffen met daarbij hun omschrijving. In de derde kolom van de tabel vindt u voorbeelden van stoffen welke onder de genoemde klasse vallen.
20
Frederix, L. (2005) (pag. 13) Wereld, over objectivisme, subjectivisme en naiviteit.Antwerpen-Apeldoorn, Garant uitgevers n.v. 21 Willemse, J. (2006) (pag. 25) Anders kijken een breder zicht op menselijk gedrag, Houten, Bohn Stafleu van Loghum.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
17
Tabel: ADR-klassen van gevaarlijke stoffen ADRklasse
Omschrijving
Voorbeelden
1
ontplofbare stoffen en voorwerpen
zwart buskruit, springstoffen, ontstekers, vuurwerk
2
Gassen
propaan, zuurstof, stikstof, argon, kooldioxide, acetyleen, aerosolen (spuitbussen)
3
brandbare vloeistoffen
bepaalde oplosmiddelen, inkten, harsoplossingen, aardolieproducten
4.1
brandbare vaste stoffen, zelfontledende wrijvingslucifers, zwavel, metaalpoeders vaste stoffen en vaste ontplofbare stoffen in niet explosieve toestand
4.2
voor zelfontbranding vatbare stoffen
fosfor (wit of geel), diethylzink
4.3
stoffen die in contact met water brandbare gassen ontwikkelen
magnesiumpoeder, natrium, calciumcarbide
5.1
oxiderende stoffen
kaliumpermanganaat, natriumchloraat
5.2
organische peroxiden
dicumyl peroxide, di-propionyl peroxide
6.1
Giftige stoffen
chloroform, arseen, kaliumcyanide, pesticiden
6.2
Infectueuze stoffen (besmettelijke stoffen)
bacteriën, virussen, parasieten, schimmels, ziekenhuisafval
7
Radioactieve stoffen
uranium-238, kobalt-60
8
bijtende stoffen
natriumhydroxide, zwavelzuur, zoutzuur
9
diverse gevaarlijke stoffen en voorwerpen
lithiumbatterijen, genetisch gemodificeerde organismen
Bron: PGS 15
PGS: De PGS ( Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen) is een handreiking voor bedrijven die gevaarlijke stoffen produceren, transporteren, opslaan of gebruiken en voor overheden die zijn belast met de vergunning- verlening en het toezicht op deze bedrijven. Deze handreiking is de opvolger van de CPR- richtlijnen, welke in 2005 zijn vervangen door de PGS. Het vertaalt het gevaarlijke stoffen beleid van de Nederlandse overheid naar praktische publicaties welke de eerder genoemde bedrijven in staat stelt dit beleid te implementeren en toe te passen. De CPR is vanaf 2005 verder gegaan onder de naam PGS. In de PGS wordt zoveel mogelijk op integrale wijze aandacht besteed aan arbeidsveiligheid, milieuveiligheid, de transportveiligheid en de brandveiligheid. Voor de toepassing van de PGS geldt het gelijkwaardigheidbeginsel. Door dit beginsel kan het bedrijf voor andere maatregelen kiezen dan in de richtlijnen zijn opgenomen. Het bedrijf moet dan wel aan het bevoegd gezag aantonen dat minimaal een gelijkwaardige bescherming van het milieu, arbeidsbescherming of brandveiligheid kan worden bereikt.22 Bevi: Het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) moet groepen en individuele burgers een basisbeschermingsniveau garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het besluit verplicht gemeenten en provincies rekening te houden met de externe veiligheid als ze een bestemmingsplan opstellen of een milieuvergunning verlenen. Het besluit bevat veiligheidsnormen voor bedrijven met gevaarlijke stoffen die een risico vormen voor personen die zich buiten het bedrijfsterrein bevinden.
22
http://www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl/ datum raadpleging 23-10-2009
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
18
Onder andere te denken aan chemische fabrieken, LPG-tankstations maar ook voor spoorwegemplacementen waar treinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Wanneer degelijke bedrijven zich in de buurt bevinden van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (b.v. winkels, huizen, ziekenhuizen, scholen) kan dit gevaar opleveren voor de mensen die hier aanwezig zijn. Het Bevi moet deze risico’s beperken. Het besluit regelt hoe gemeenten en provincies om moeten gaan met risico’s voor mensen die buiten een bedrijf met gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. 23 BRZO: De Europese Commissie heeft in 1987 de Sevesorichtlijn uitgebracht. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in een aantal wetten en regelingen. Ook het BRZO vloeit hier uit voort. Het BRZO, Besluit Risico’s Zware Ongevallen 1999, is voor de externe veiligheid van belang. Het BRZO integreert wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsveiligheid, externe veiligheid en rampbestrijding in één juridisch kader. Het besteedt aandacht aan de samenhang tussen de verschillende wet- en regelgeving en zet uiteen wie het bevoegde toezichthoudende en handhavende gezag is, welke vergunningen belangrijk zijn, welke regels gelden, welke maatregelen BRZO-bedrijven moeten treffen en wanneer er sancties plaatsvinden. Het besluit verplicht bedrijven uit de hoogste risicocategorie een veiligheidsrapport op te stellen als het bedrijf de hoge drempelwaarden voor gevaarlijke stoffen uit de Sevesorichtlijn overschrijdt. Dit rapport dient ingediend te worden bij het bevoegd gezag. Alle bedrijven die onder het BRZO vallen, zijn daarnaast verplicht bevoegde gezag in kennis te stellen indien er een wijziging in de risico’s van het bedrijf plaatsvindt. Ook dienen alle bedrijven die onder het BRZO vallen een preventie beleid zware ongevallen uit te voeren en een veiligheidsbeheerssysteem te hebben om het eerder genoemde beleid uit te voeren. 24΄25 Daarnaast zijn er nog begrippen als bijvoorbeeld het prioriteringsmodel, kwetsbare objecten, beperkt kwetsbare objecten en risicovolle objecten. Deze begrippen worden in de opkomende hoofdstukken gedefinieerd. Om deze reden worden deze begrippen in niet in dit hoofdstuk behandeld. Het prioriteringsmodel wordt in het volgende hoofdstuk, hoofdstuk drie behandeld.
23
www.vrom.nl datum raadpleging 23-10-2009 www.brzo99.nl datum raadpleging 26-10-2009 25 ministerie van VROM, Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Brzo 99, november 2007 24
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
19
Hoofdstuk 3 Prioriteringsmodel In dit hoofdstuk staat de beantwoording van onderzoeksvraag 1 centraal. Deze luidde: Hoe ziet een prioriteringsmodel er uit? Met daaronder de subvragen: Hoe ziet een prioriteringsmodel er volgens de theorie uit? En: zijn er andere korpsen die gebruik maken van een dergelijk model? In paragraaf 3.1. wordt de theoretische kant van een prioriteringsmodel bekeken. Landelijk is gekeken of er nog andere korpsen zijn die gebruik maken van een prioriteringsmodel, dit wordt uit geschreven in paragraaf 3.2. Paragraaf 3.3. geeft antwoord op de onderzoeksvraag met daarin de koppeling naar hoe het ontwikkelde prioriteringsmodel er uit gaat zien. 3.1. prioriteringsmodel in theorie Alvorens het onderzoek te starten, dient men in kaart te brengen wat een prioriteringsmodel is. Hoe kan men anders iets ontwikkelen wanneer men niet weet wat het is. Het onderzoek naar wat een prioriteringsmodel in houdt is begonnen in de theorie. ‘Het’ prioriteringsmodel bestaat niet, dat wil zeggen er is geen uitsluitende theorie over. Het model is in feite een Multi Criteria Analyse. Over deze onderzoeksmethodologie is in de theorie veel te vinden. Voor de uitleg wordt eerst het woord prioritering uitgelegd. Prioritering is het rangschikken op volgorde van belangrijkheid. Voor het prioriteren zijn er verschillende methoden die gebruikt worden. Zoals overzichtstabellen en scorekaarten en vervolgens allerlei vormen van kosten-batenanalyses, kosteneffectiviteitanalyses, multicriteriamethoden of combinaties van deze methoden. In dit onderzoek wil men de criteria in duidelijke cijfers uitdrukken, en als men wel verschillende objecten met elkaar wil kunnen vergelijken is de muliticriteria-analyse het beste instrument om te kunnen prioriteren. Bij een multicriteria analyse gaat het vooral om hulp bij het nemen van beslissingen. Op deze wijze maakt men duidelijk inzichtelijk waar de prioriteit zou moeten liggen. Een multicriteria analyse schrijft niet voor hoe beslissingen gemaakt moeten worden. Het gaat hierbij meer om de focus op de kwaliteit van het besluitvormingsproces dan dat het gaat om de kwaliteit van uiteindelijke beslissing.26 Het voordeel van deze methode is dat men wordt gestimuleerd om gewichten toe te kennen aan de criteria.27 Kenmerken van multicriteriamethoden zijn dat er uitgegaan wordt van verschillende criteria waarbij het ene criteria bij de beoordeling zwaarder mee kan tellen dan de andere. 28 In een multicriteria methode worden op basis van meerdere criteria en gewichten van de criteria verschillende alternatieven met elkaar beschreven en geprioriteerd. In dit onderzoek zijn de alternatieven de verschillende objecten. De criteria voor de beoordeling van de panden dienen zorgvuldig te worden gekozen. Deze keuze bepaalt op welke punten de objecten worden onderzocht. De beoordelingscriteria kunnen onder meer worden ontleend aan de probleemanalyse. Door landelijk en bij brandweer Emmen interviews te houden, gericht op hetgeen wat bepalend is voor risico’s bij objecten, zijn de criteria voor het prioriteringsmodel opgesteld.
26
Janssen, R. en M van Herwijnen (1999) Beslissingsondersteuning voor complexe keuzevraagstukken BOSDA voor Windows.Beleidsanalyse nr. 4 SDU Uitgevers, Den Haag. 27 Dijken, J.A. van, Stroeker, N.E. ( Mei 2006) Gebiedsgerichte samenwerking: projecten kiezen en finacieren,Den Haag. 28 Week 1 Evaluatie ex ante & Scenario-analyse, document uitgereikt tijdens lessen onderzoeksvaardigheden, geen schrijver bij mij bekend. Uitgever in dit geval Saxion.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
20
Er zijn verschillende methodes om een multicriteria analyse uit te voeren. Elke methode heeft zo zijn sterke en zwakke punten. Zo kan er per ‘probleem’ de best passende methode worden gekozen. Om het prioriteringsmodel voor brandweer Emmen op te stellen is er gekozen voor de gewogen sommering. Bij deze methode worden de criteriumscores gestandaardiseerd. Vervolgens worden de gewichten bepaald en aan de criteria toegekend. De gestandaardiseerde scores worden vermenigvuldigd met de bijbehorende gewichten en vervolgens per alternatief opgeteld (gesommeerd). Op basis van de totaalscores kan dan de prioriteit worden bepaald. 29 De criteria worden weggezet in criteriumscores. Deze criteriumscores kunnen in verschillende soorten eenheden worden gemeten, ook wel meetschalen genoemd. Te noemen de binaire schaal, de ordinale schaal, de plussen en minnen schaal, de intervalschaal en de ratioschaal. Voor het prioriteringsmodel voor brandweer Emmen wordt er gebruik gemaakt van de binaire schaal. Bij deze schaal worden de eigenschappen van de objecten ingedeeld in categorieën (gradaties). Aan de te onderscheiden categorieën worden cijfers toegekend. Bijvoorbeeld zijn er 0 tot 50 personen aanwezig krijgt het object een 0, zijn er tussen de 50 en 200 personen aanwezig krijgt het een 1. Of is er een aanvalskaart dan 1, is er geen aanvalskaart een 0. De criteria worden dan ook kwantitatieve criteria genoemd. Kwantitatieve scores kunnen altijd vertaald worden naar een lager informatieniveau. Kosten die gemeten zijn in aantallen personen, kunnen omgezet worden naar een kwalitatieve score, bijvoorbeeld 1,2 en 3, waarbij het getal 1 gegeven wordt aan de beste score, het getal 2 aan de score daarna en 3 aan de slechtste score. Nadeel van het omzetten is dat er een deel van de informatie verloren gaat.30 Na het rangschikken van de verschillende alternatieven ( lees: objecten) en het opstellen van de criteria, dienen er wegingsfactoren worden opgesteld. Deze wegingsfactoren dienen voor het uitvoeren van de multicriteria analyse te worden opgesteld, deze representeren de voorkeuren van de uitvoerder ( lees: brandweer Emmen). De verschillende criteria zijn op zich niet vergelijkbaar met elkaar. Ze dienen eerst te worden weergegeven op een vergelijkbare schaal. Het overzetten van de criteria naar een vergelijkbare schaal wordt ook wel standaardisatie genoemd. Dit is nodig om de verschillende criteria met elkaar te kunnen vergelijken. De gestandaardiseerde score zegt dan alleen wat over de score van het object op dat criteria. Of het object goed of slecht scoort hangt af van het totaal van scores op de verschillende criteria. Hoe dit alles in het prioriteringsmodel verwerkt is staat in de komende hoofdstukken. In de komende paragraaf wordt eerst gekeken of er bij andere brandweerkorpsen in Nederland gebruik wordt gemaakt van een dergelijk model. 3.2. Prioriteringsmodellen bij de brandweer Uit de vorige paragraaf is gebleken dat er verschillende methodes zijn te gebruiken bij het opstellen van een prioriteringsmodel. Om deze reden is er tevens landelijk gekeken of er bij andere brandweerkorpsen al iets dergelijks is uitgevoerd. Gezien de gebudgetteerde tijd was het niet mogelijk om alle brandweerkorpsen in Nederland te benaderen. Om deze reden is ervoor gekozen om uit iedere veiligheidsregio twee korpsen te benaderen. Gezien de nauwe samenwerking tussen de verschillende korpsen in Drenthe, zijn er geen korpsen uit deze regio benaderd. In het totaal zijn er 48 respondenten geselecteerd om mee te werken aan het onderzoek. Helaas zijn niet alle korpsen bereikt, van de 48 geselecteerde korpsen hebben 36 meegewerkt aan het onderzoek. Daarnaast zijn er zes extra respons terug gekomen uit de regio Eindhoven. Op deze manier zijn er 42 respondenten. 29
E.A. Reinshagen (Augustus 2007) Formalisering van toekenning van gewichten binnen een Multi Criteria Analyse, Een toepassing op de bypass bij Kampen, Universiteit Twente (UT) 30 Hellendoorn, J.C. (2001) Evaluatiemethoden Ex Ante, een introductie. SDU Uitgevers, Den Haag
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
21
Aan de respondenten zijn negen vragen gesteld. Deze vragen gingen over het oefenbeleid, het al dan niet oefenen bij objecten, wat er nu bepalend is voor het risico bij een object. Maar ook aan welke criteria moeten in die regio de objecten voldoen om tijdens een oefening gebruikt te kunnen worden. Vragen 6, 7, en 8 gingen over een prioriteringsmodel. Bij aanvang van het interview is duidelijk uitgelegd wat het prioriteringsmodel inhoudt, en wat brandweer Emmen met het model wil. Daarnaast is er nog informatie gegeven over de verschillende punten welke waarschijnlijk in het model aan bod zouden kunnen komen. In vraag zes is gevraagd of de respondenten wel eens hebben gehoord van een prioriteringsmodel in een dergelijke context. 36 van de 42 respondenten heeft nog niet eerder van een prioriteringsmodel gehoord, en zeker niet in relatie tot het beoordelen van de risico’s bij objecten. Bij 3 korpsen is er wel eens over gesproken om een dergelijk iets uit te voeren, alwaar het bij is gebleven. Twee respondenten hebben wel eens van een dergelijk model gehoord, maar wisten zo niet waar en hoe het verder ingevuld is. 1 respondent heeft wel eerder van een dergelijk model gehoord, maar dan anders toegepast. De volgende vraag die aan de respondenten is gesteld luidde als volgt: Maakt uw korps gebruik van een model waarin de risico’s bij verschillende objecten worden geprioriteerd? Indien ja, hoe heeft u dit dan aangepakt? 23 van de 42 respondenten gebruikte geen model of een enige andere vorm van een lijst waarin de risico’s bij objecten staan. Daarnaast gebruikten deze korpsen ook geen lijst of model waarin de risico’s van de objecten in hun verzorgingsgebied staan. Bij zes van de respondenten maakte het korps gebruik van de aanvals- en bereikbaarheidskaarten. Aan de hand van deze kaarten kozen deze korpsen de objecten om eventueel een oefening of andere maatregelen te nemen. Vier van de respondenten gaven aan dat hun korps dit deed aan de hand van de warme RIE. Andere manieren die genoemd zijn waren een lijst met vergunde vergunningen, de risicokaart, de WRZO lijst, oefenjaarplannen en een lijst met reeds beoefende panden. De laatste vraag die over het model op zich is gesteld is of men de lijst of het model dat zij hanteren toe konden zenden. In 95% van de gevallen kon er niets worden gezonden. De overige twee respondenten verwezen naar de risicokaart of stuurde het oefenjaarplan van het korps op. Bij de verschillende korpsen in Nederland is er dus geen prioriteringsmodel voor de objecten in het verzorgingsgebied te vinden. Wel zijn er bij Rijkswaterstaat en gemeenten prioriteringsmodellen te vinden. Hoewel deze niet een gelijkwaardig onderwerp hadden, vormden deze een goed voorbeeld van een mogelijke indeling voor het prioriteringsmodel. In de volgende paragraaf wordt verder ingegaan op het ontwikkelde prioriteringsmodel. 3.3. Het prioriteringsmodel In de vorige paragrafen is gekeken of er prioriteringsmodellen bestaan over dit onderwerp, en hoe het prioriteringsmodel in het algemeen vorm wordt gegeven. In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvraag: Hoe ziet een prioriteringsmodel er uit? En daarnaast wordt in het kort uit gelegd hoe het prioriteringsmodel voor brandweer Emmen er uit gaat zien. Te beginnen met een waarschuwing. Hoewel het prioriteringsmodel met cijfers werkt is de uitkomst niet objectief maar subjectief. Dit is het gevolg van een keuze. In samenwerking met de mensen werkzaam bij brandweer Emmen is er een keuze gemaakt voor bepaalde criteria. Daarnaast heeft iedereen zijn keuze gemaakt wat volgens hen het belangrijkste is. Deze keuzes zijn momentopnames van wat er op dat moment bij brandweer Emmen speelde. In een ander tijdsbestek kan het zijn dat er andere keuzes worden gemaakt.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
22
Hetgeen wat de criteria en weging daarvan zou kunnen doen veranderen. Het model en ook de uitkomsten zouden er dan ook anders uit kunnen komen te zien. Het model zal evenmin vertellen waar men dient te gaan oefenen: het is niet gezegd dat een object met een lage prioriteit buiten beschouwing kan worden gelaten. Het kan zijn dat dit object wel uitermate geschikt is voor een voorlichtingscampagne of een oefening, dit hangt geheel af van de wensen binnen de brandweer op dat moment. Het prioriteringsmodel zelf is in feite een grote excel-tabel, zoals in beknopte vorm weergegeven in bijlage 6. Het model is opgebouwd uit een lijst met de ‘verkozen’ bedrijven. In het bovenste kader staan de criteria. Aan deze criteria worden aan de objecten in achtereenvolgende kolommen puntenscores toegekend die uiteindelijk leiden tot een eindscore waaruit de prioriteit bij een bepaald object kan worden afgelezen. In de daarop volgende kolommen wordt nog een koppeling naar de communicatie en het oefenen gemaakt. De wijze waarop het er uit gaat zien ziet u in de bijlage en een nadere uitleg van deze extra kolommen volgt in de volgende hoofdstukken. In het prioriteringsmodel is gekozen voor een bepaalde systematiek. Voor het prioriteringsmodel voor brandweer Emmen wordt er gebruik gemaakt van de multicriteria analyse. In het model worden een groot aantal objecten binnen het verzorgingsgebied van brandweer Emmen niet meegenomen. Hier wordt in hoofdstuk zes verder op ingegaan. Om de verschillende objecten met elkaar te kunnen vergelijken dienen ze te worden getoetst aan verschillende criteria. De criteria voor de beoordeling van de panden dienen zorgvuldig te worden gekozen. Deze keuze bepaalt op welke punten de objecten worden onderzocht. Voor dit prioriteringsmodel zijn er 17 verschillende criteria en 4 hoofdcategorieën opgesteld. Om het prioriteringsmodel voor brandweer Emmen op te stellen is er gekozen voor de gewogen sommering. Bij deze methode worden de criteriumscores gestandaardiseerd. Vervolgens worden de gewichten bepaald en aan de criteria toegekend. De gestandaardiseerde scores worden vermenigvuldigd met de bijbehorende gewichten en vervolgens per alternatief opgeteld (gesommeerd). Op basis van de totaalscores kan dan de prioriteit worden bepaald. Naast de bepaling van de prioriteit zijn er nog een tweetal punten aan het model toegevoegd. Allereerst is er een aparte Excel kolom gecreëerd. In deze kolom wordt er gekeken of er een communicatieve meerwaarde is bij het object. Op deze wijze kan men snel zien of het instrument communicatie ingezet kan worden om zo het risico bij een object te doen afnemen. Het tweede toegevoegde waarde aan het model voor brandweer Emmen, is de koppeling naar het oefenen. Niet ieder object is geschikt voor een oefening. De objecten welke wel geschikt zijn voor een oefening zijn niet geschikt voor alle typen oefeningen. Om dit voor de oefenleiding van brandweer Emmen inzichtelijk te maken, is ervoor gekozen om in het model een koppeling te maken met de AUI –procedures. Door in het model aan te geven welke procedures kunnen worden uitgevoerd bij welk object, wordt snel duidelijk welke oefening bij welk object plaats kan vinden. Hier wordt in hoofdstuk zeven verder ingegaan. In het komende hoofdstuk komen eerst de verschillende criteria voor het model aan bod.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
23
Hoofdstuk 4 Criteria Prioriteringsmodel Nadat in het vorige hoofdstuk de theorie en beschikbaarheid van een prioriteringsmodel zijn behandeld, wordt er in dit hoofdstuk gekeken naar de criteria welke in het prioriteringsmodel op dienen te worden genomen. Dit is tevens de beantwoording van onderzoeksvraag 2: Welke criteria maken onderdeel uit van het model. In paragraaf 4.1. worden de methodes tot bepaling van criteria weergegeven. Paragraaf 4.2. worden de verkozen criteria weergegeven. Deze criteria zijn in gedeeld onder vier hoofdgroepen. De criteria en onder welke groep ze behoren wordt weergegeven in paragraaf 4.3. 4.1. Bepalen criteria In het prioriteringsmodel dienen verschillende objecten te worden getoetst aan een aantal verschillende criteria. Het bepalen van de verschillende criteria dient goed overwogen te worden. Ed Ooms noemt in zijn onderzoek ( En steekende de spuitpyp door de deur) een goede risicoperceptie en inschatting van bevelvoerders van groot belang voor de arbeidsveiligheid van het personeel. Deze risico-inschatting is afhankelijk van de waarneming en ervaringen van de bevelvoerder.31 Men dient daarom niet alleen over voldoende ervaring te beschikken, maar dient ook veel over het verzorgingsgebied te weten. Waar liggen de risico’s? Dit hoopt brandweer Emmen door middel van het prioriteringsmodel beter in kaart te brengen. Als dit in kaart is kan men met het aanbieden van een realistisch oefenprogramma, gebaseerd op een gevareninventarisatie van het verzorgingsgebied de risicoperceptie verbeteren. Theorie Maar welke criteria zijn hierbij van belang? Het NIFV heeft dat onderzocht en beschrijft de volgende 'Top 10" van bijna- ongevallen tijdens incidentbestrijding: 1. Explosie van gasfles of drukvat 2. Explosie van gasfles of spuitbussen 3. Plotselinge branduitbreiding 4. Vrijkomen van gevaarlijke stoffen 5. Explosies van gassen en dampen 6. Plotselinge instorting 7. Onverklaarbare handelingen van collega's 8. Verkeersongeval onderweg naar het incident 9. Naar beneden vallen 10. Stofexplosie32 Er doen er zich dus blijkbaar verschillende arbeidsrisico’s voor bij het uitvoeren van de repressieve taak. Voorbeelden hiervan zijn: een vlamoverslag, backdraft, gevaarlijke stoffen, werken op hoogte, instortingsgevaar, mechanisch geweld en daarnaast zijn er nog een aantal gezondheids-, welzijns- en veiligheidsrisico’s waar het repressieve personeel mee te maken krijgt. 33 Ook bepalend voor het risico is het persoonlijk risico en het risico voor derden. Wanneer er sprake is van een hoog persoonlijk risico of risico voor derden moet de brandweer sneller te plaatse zijn, ook is een grotere inzet wenselijk. 31
Ooms, E. ( December 1998) En steekende de spuitpyp door de deur, een onderzoek naar een instrument voor risicoinventarisatie en risico-evaluatie van repressief optreden door de brandweer, Brandweer Amsterdam 32 Ooms, E. ( December 1998) En steekende de spuitpyp door de deur, een onderzoek naar een instrument voor risicoinventarisatie en risico-evaluatie van repressief optreden door de brandweer, Brandweer Amsterdam 33 Amersfoort, C, van,( februari 2003) De risico’s van het brandweervak, Meten = weten,Regionale Brandweer Zaanstreek – Waterland/ Brandweer Zaanstad.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
24
Dit risico wordt veelal bepaald door de snelheid waarmee een brand zich voortplant, het uitbreidingsgebied van een brand, de mogelijkheden voor ontvluchting en de mate waarop de rook wordt verspreidt. 34 Daarnaast wordt bij verschillende bronnen duidelijk dat grotere bouwwerken een groter risico vormen dan normale bouwwerken.35 Er is bijvoorbeeld een hogere valrisico, maar ook het werken met het eigen materieel neemt bij deze bouwwerken grotere risico’s met zich mee. 36 Interviews Ten behoeve van dit onderzoek zijn er landelijk 42 interviews afgenomen. Een van de vragen aan de respondenten luidde: Stelt u criteria aan objecten alvorens u daar een oefening gaat houden? Zo ja welke zijn dit? Zes korpsen stellen geen criteria, deze oefenen niet veel, of het wordt bepaald door de regio of zij zijn al blij als ze bij een object mogen oefenen. Een belangrijk criteria welke wel genoemd werd was het aansluiten bij de gestelde oefendoelen, dit is maar liefst 20 keer genoemd. Brandweer Emmen gaat dit door middel van de verwerking van AUI procedures in het model meenemen (hier wordt in hoofdstuk 7 verder op ingegaan). De complexiteit van bouwwerken en de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen zijn beide 11 keer genoemd als een criteria waar een object aan moet voldoen wil men daar gaan oefenen. De andere vaker genoemde criteria om al dan niet bij een object te oefenen zijn de volgende: aanwezigheid van niet zelfredzame personen, het beschikken over een aanvalskaart, aanwezigheid van bijzondere gevaren, realistisch kunnen oefenen en panden waar een groot gevaar voor het eigen personeel is ten tijde van een uitruk. De volgende vraag die aan de respondenten is gesteld luidde: Wat zijn volgens u de belangrijkste risico’s bij objecten waarop zou moeten worden geoefend? De 42 respondenten konden en mochten hierop meerdere antwoorden geven. De antwoorden van de respondenten zijn als volgt: Belangrijkste risico’s Aantal keer geantwoord Complexiteit bouwwerken 26 Aanwezigheid gevaarlijke stoffen 26 Verminderd/niet zelfredzame personen aanwezig 15 Veel aanwezige personen 7 Risico’s eigen personeel 6 Afwezigheid of slechte preventieve voorzieningen 6 Lange/hoge aanvalswegen 5 Afwijkende aanvalsprocedures 5 Processen 4 Kans op uitbreiding/verhoogd brandrisico 4 Valrisico’s 3 Groot effectgebied 2 Oude panden 2 Valse voorkennis 1 Logies 1
34
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ( 18 augustus 2006) Leidraad Repressieve Basisbrandweerzorg, Het organiseren van eenduidige basisbrandweerzorg passen op het risicoprofiel van het verzorgingsgebied, Den Haag 35 http://www.ofm.gov.on.ca/english/FireProtection/model/FireRisk.asp#4.0__Assessing_Fire_Risk_Scenarios datum raadpleging 01-10-09 36 Amersfoort, C, van,( februari 2003) De risico’s van het brandweervak, Meten = weten,Regionale Brandweer Zaanstreek – Waterland/ Brandweer Zaanstad.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
25
Deze genoemde risico’s zijn voorbeelden van criteria welke in het model kunnen worden verwerkt. De gekozen criteria worden in de volgende paragraaf weergegeven. 4.2. Gekozen criteria Dankzij de uitgevoerde interviews en de brainstormsessie zijn er een aantal criteria bepaald welke het meest bepalend zijn voor de risicobepaling bij een object. Ter illustratie van de landelijke criteria is er uit de interviews een lijst opgesteld welke tijdens de brainstormsessie inzichtelijk was voor de deelnemers. Hieruit vond men inspiratie, maar ook punten waar de deelnemers zich totaal niet in konden vinden. Na het bespreken van verschillende mogelijke criteria, is de lijst met benoemde criteria nog een keer doorgenomen. Deze keer met de vraag, welk van deze criteria moeten we gaan gebruiken voor het model? Onderstaand de lijst met criteria welke hier uit voortgevloeid zijn: De lijst met criteria is als volgt: Kans op slachtoffers • Bewoners • Publiek Aanrij tijden Eigen veiligheid personeel • Aanwezigheid dieren • Val en insluitingrisico’s Aanwezigheid preventieve voorzieningen Milieuvergunning • Aanwezige stofcategorieën • Processen binnen het bedrijf • Wm vergunning (lichte/ zware vergunning/ melding) Waterwinning Aanwezigheid BHV/ bedrijfsbrandweer Staat bouwwerk • Leeftijd bouwwerk ( met het oog op houten constructie ) • Inzet diepte • Inzet hoogte • Interne complexiteit Aanwezigheid van een afwijkende uitrukprocedure Bluswatervoorziening Aantal opstelplaatsen Bereikbaarheid van het object Bijzondere toegangsverschaffing Binnenhuisdekking Vuurbelasting ( als bedoeld vanuit oogpunt repressie) • Aanwezige producten die voor snelle branduitbreiding kunnen zorgen Kans op een groot effectgebied Deze benoemde criteria moeten nog worden verdeeld onder deelgebieden. Zo zijn er een aantal criteria welke onder de kop preparatie zijn weg te zetten. Dit werd ook door de groep aanbevolen om te gaan doen. Tevens zijn er hier en daar criteria welke een deel uitmaken van een ander criteria. Deze criteria zijn later nog verwerkt tot een eenduidig criteria. De uiteindelijke criteria worden in de volgende paragraaf weergegeven.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
26
4.3. Hoofdgroepen en uitleg criteria De gekozen criteria zijn onderverdeeld in een aantal hoofdgroepen. De noemer van een dergelijke hoofdgroep is in feite een verzamelnaam voor de verschillende criteria welke hier onder vallen. Te beginnen met het gevaar voor personen: Gevaar personen (burgers/ eigen personeel) Aantal aanwezigen Hoe meer personen aanwezig zijn hoe hoger het risico. Hierbij wordt er van de vergunde aantallen personen uit gegaan. Buitengewone situaties zoals partijen waar men meer personen dan vergund toe wenst te laten worden hierin niet meegenomen, hiervoor dient een ontheffing worden aangevraagd. Het aantal personen is vastgelegd in de bouwvergunning middels de bezettingsgraadklasse, dan wel in de gebruiksvergunning (gebruiksmelding). Gradaties: 0- 50 personen aanwezig, geen additionele punten 50-250 personen 250-500 personen 500 en meer Zelfredzaamheid In dit criteria wordt er gekeken of er in een normale situatie grote aantallen verminderd of niet zelfredzame personen aanwezig zijn. Gradaties: Geen of weinig (minder dan 10 personen)verminderd zelfredzame personen aanwezig Vanaf 10 verminderd zelfredzame ( kunnen niet binnen de gewone tijdspan het pand ontvluchten, maar kunnen er wel uit komen) of vanaf 5 niet zelfredzame personen (kunnen zelfstandig het pand niet verlaten. B.v. ingesloten/ bedlegerige personen) aanwezig. Of panden met zonder logiesfunctie met een aanwezigheid van 20 niet/ verminderd zelfredzame personen. Veel niet zelfredzame personen aanwezig (ingesloten personen vallen hier tevens onder) Meer dan 20 verminderd zelfredzame personen aanwezig, en vanaf 10 niet zelfredzame personen aanwezig. Of panden met zonder logiesfunctie met een aanwezigheid van meer dan 20 niet/ verminderd zelfredzame personen. Verpleeghuizen en ziekenhuizen met een bewoner/ bedden aantal boven de 20 scoren de maximale aantal punten, dit rekeninghoudende met de nachtsituatie. In deze tijden is er niet voldoende personeel aanwezig om de mensen uit het pand te krijgen. Aanwezigheid dieren Indien er dieren aanwezig zijn scoort het object hoger. Er is dan sprake van een verhoogd risico voor de medewerkers van de repressieve dienst. Hierbij wordt er wel een onderscheid gemaakt: Geen van onder genoemde hoeveelheden aanwezig (geen score) Grote hoeveelheden vee ( + 50 groot vee=> koeien/paarden) Ingesloten wilde dieren
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
27
Val- en insluitingrisico’s Hierin wordt er gekeken of er voor het repressieve brandweer personeel grote kans is om ten tijde van een uitruk ingesloten te worden of te komen te vallen. Met vallen wordt bedoeld dat de repressieve dienst kans maakt om binnen het pand dieptes van 1,5 meter en meer te vallen. Dit criteria wordt beoordeeld door de objectkennis van de bevelvoerder eventueel in overleg met de afdeling preventie/preparatie. Geen of kleine val/ insluitingrisico’s Redelijke kans op vallen of ingesloten te worden Grote kans op vallen of ingesloten te worden. Processen binnen het bedrijf ( mechanisch en infectueus) Bij dit criteria wordt bekeken welke processen binnen een object spelen. Hierbij wordt er gekeken naar de processen die een gevaar voor het repressieve personeel op kunnen leveren. Te denken valt aan grote bewegende mechanische onderdelen, losschietende onderdelen, vrijkomen van hete stoffen ( b.v. stoom/ vloeistoffen), vrijkomen van beperkte hoeveelheden gevaarlijke stoffen en andere bedrijfsspecifieke processen die een gevaar kunnen opleveren voor personen die onbekend zijn met dergelijke processen. Gradatie: Geen voor het repressieve personeel gevaarlijke processen. Een enkel proces of onbeheerde processen. Meerdere beheerde processen. Het gehele object staat vol met dergelijke beheerde processen. Gevaarlijke stoffen Aanwezigheid gevaarlijke stoffen Indien er gevaarlijke stoffen aanwezig zijn is er sprake van een verhoogd risico bij een object. De stoffen die hier in mee worden genomen zijn de stoffen die in de vergunning vallen onder ADR klassen 1 t/m 9 met uitzondering van klasse 4.1. (voor een omschrijving van de verschillende klassen wordt u verwezen naar paragraaf 2.2.) Geen stoffen. Klassen 3, 4.2, en klasse 9. Klassen 5.1. en 5.2., 7 en 8, 2. Klassen 1, en 4.3, 6.1. en 6.2. Hoeveelheid gevaarlijke stoffen Indien er gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in het object dient er gekeken te worden om welke hoeveelheden het gaat. Heeft het bedrijf een kleine hoeveelheid wat geen groot gevaar oplevert dient deze natuurlijk anders te scoren dan wanneer een bedrijf grote hoeveelheden stoffen op heeft geslagen. Gradaties: Niet behorende onder de onderstaande criteria. Onder de PGS vallende maar niet onder het BEVI. BEVI en vuurwerk boven de 10 ton. BRZO
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
28
Verwerking/ opslag stoffen Worden deze stoffen alleen opgeslagen en niet verwerkt is het risico lager dan wanneer de verschillende stoffen worden verwerkt. Geen stoffen of opslag/ verwerking van de aanwezige stoffen. Opslag Opslag en bewerking Het mogelijke effectgebied In dit criteria wordt gekeken of er een mogelijkheid is op een groot effect gebied. En in het bijzonder het gevaar dat de stoffen die zich in dat bedrijf bevinden een gevaar op kunnen leveren voor de omgeving van het bedrijf. Geen effect gebied of effect gebied binnen inrichtingsgrenzen of klein effect gebied Effect gebied met letale gevolgen voor omgeving. Tot 200 meter in een dunbevolkt gebied Effectgebied, tot 200 meter en een dichtbevolkt gebied, of boven de 200 meter in een dunbevolkt gebied. Effectgebied groter dan 200 meter in een dichtbevolkt gebied. Staat bouwwerk Inzet diepte/hoogte Hoe hoger de aanvalswegen en hoe dieper de aanvalsdiepte hoe hoger het risico bij een bepaald object. Normale inzet hoogte/diepte Aanvalswegen langer dan 60 of hoger dan 20 meter Aanvalswegen langer dan 100 of hoger dan 40 meter Aanvalswegen langer dan 160 of hoger dan 60 meter Interne complexiteit De interne complexiteit houdt rekening met het al dan niet complex zijn van het bouwwerk. In complexe gebouwen is het ontruimen een stuk moeilijker, bij de redding kunnen personen slechter worden gevonden. Daarnaast kan het repressieve personeel sneller verdwalen of ingesloten worden in het bouwwerk. Niet complex basiskennis manschappen afdoende Complex maar enige object kennis is wel nodig. Tot 1000m2 waarbij meerdere functies verweven zijn binnen het bouwwerk, of het bouwwerk onoverzichtelijk is ( geen duidelijke structuur/indeling bevat) Zeer complex inzet niet mogelijk zonder bruggenhoofd. Groter dan 1000m2 waarbij meerdere functies verweven zijn binnen het bouwwerk, of het bouwwerk heeft een onoverzichtelijke structuur ( afwezigheid van een eenduidige structuur/ indeling) Constructie In de constructie wordt bekeken op welk soort constructie het bouwwerk rust. Dit in verband met de inzet duur en de stabiliteit van het bouwwerk gedurende die tijdslijn. Beton / stenenconstructie Hout Staal (of gelijkwaardig) Combinatie verschillende constructies/ onduidelijk welke constructie aanwezig is.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
29
Aanwezigheid preventieve voorzieningen Er wordt gekeken of er sprake is van preventieve voorzieningen als zijnde compartimentering, een rook warmteafvoer, een brand meldcentrale of een BHV / bedrijfsbrandweer. De aanwezigheid van deze voorzieningen moet in evenredigheid zijn met de omvang en gebruik van het object. Dit criteria komt in werking bij objecten gebouwd voor het bouwbesluit 1992, waarbij er door de wijze van gebruik van dit object wel sprake zou moeten zijn van enige voorzieningen. Of deze voorzieningen al dan niet (goed) functioneren wordt hierbij buiten beschouwing gelaten. Ja alles voldoet Nee, toepassing van preventieve voorzieningen is wenselijk Vuurbelasting Met vuurbelasting wordt bedoeld of er redenen in het object aan te duiden zijn waardoor er een redelijk vermoeden is dat indien er brand bij het object is, de brand zich sneller uit zal gaan breiden dan in een normale situatie. Bijvoorbeeld bij een kartonopslag. Gradaties: Normale vuurbelasting geen punten Vuurbelasting >120 kg per m2 ( te bepalen volgens de NEN6090 en methode beheersbaarheid van brand. ) Vuurbelasting >120 kg per m2 of objecten waarbij er een redelijk vermoeden bestaat dat de aanwezige stoffen zorgen voor een zeer snelle branduitbreiding. Preparatie Opkomsttijden Hoe hoger de opkomsttijden, hoe verder de brand ontwikkeld is. Het risico bij een dergelijk object is dan hoger, zeker als er ook mensen moeten worden gered. Dan een object waar men in het beginstadion van de brand aanwezig is. Onder de opkomsttijd wordt verstaan de verwerkingstijd van de Alarmcentrale Drenthe, aangevuld met de uitruktijd van de brandweer en de rijtijd welke nodig is om de eerste tankautospuit op de plek van het incident te krijgen. De volgende gradaties worden dan aangebracht: Binnen gestelde tijd leidraad repressieve basisbrandweerzorg, geen punten. Tussen de tijd gesteld in de leidraad repressieve basisbrandweerzorg en de Drentse norm Boven de in Drenthe gestelde norm Aanwezigheid van een afwijkende uitrukprocedure Zijn er bijzondere aanrijdt/ meldprocedures/ toetredingsprocedures van kracht bij dit object. Indien er afwijkende uitrukprocedures voor het object bestaan dient dit object zwaarder te wegen. Hierbij wordt daarnaast ook gekeken of er meerdere ingangen aanwezig zijn. Geen aanvalskaarten of bereikbaarheidskaarten: geen punten Alleen een bereikbaarheidskaart halve punten Zowel bereikbaarheidskaart als een aanvalskaart en/ of scenariokaart volledige punten
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
30
Bluswatervoorziening De bluswatervoorziening is tevens bepalend voor het risico bij een object. Wanneer er niet voldoende bluswater beschikbaar is, is het moeilijker om de brand te blussen. Het redden van personen is in grote lijnen afhankelijk van de beheersbaarheid van de brand. Is de brand niet onder controle te krijgen, is het gevaar groter. In de richtlijn ‘bereikbaarheid en bluswatervoorziening’ wordt geëist dat er binnen 40 meter van de hoofdingang van een gebouw een bluswatervoorziening gerealiseerd is. Maar in de praktijk is dit niet altijd het geval. Daarnaast kan het voorkomen dat de bluswatervoorziening ontoereikend is. Het criteria bluswatervoorziening beoordeeld wat de bluswater voorziening is. Is er voldoende water te vinden om de branden te blussen? De volgende gradaties worden dan aangebracht: Goede bluswatervoorziening. Er is een goede primaire ( binnen 3 min voorziening voor de eerste TS), goede secundaire bluswatervoorziening en eventueel open water. Wel een goede Primaire bluswatervoorziening aanwezig maar geen secundaire bluswatervoorziening of open water. Slecht, er is sprake een ontoereikende primaire en secundaire bluswatervoorziening.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
31
Hoofdstuk 5 Weging criteria In het vorige hoofdstuk zijn de verschillende criteria voor het model beschreven. Dit hoofdstuk beantwoord onderzoeksvraag 3: Welk gewicht dient er aan de verschillende criteria te worden gegeven. Ter beantwoording van deze vraag zijn er onder andere 42 interviews gehouden bij de medewerkers van brandweer Emmen. De resultaten van deze interviews zijn verwerkt in paragraaf 5.1. Met alleen de resultaten van de interviews is men nog niet klaar. Er moet een waarde aan deze uitspraken worden gegeven. Deze waarde zal bepalen hoe zwaar een criteria in het model mee gaat wegen, dit wordt in paragraaf 5.2. weergegeven. De uiteindelijke weging en factor van de criteria worden weergegeven in paragraaf 5.3. 5.1. Resultaten interviews In het vorige hoofdstuk staan de verschillende criteria welke met behulp van landelijke interviews, theorie en een brainstormsessie zijn vastgesteld. Om hier een weging aan te kunnen geven, dient er te worden gekeken wat er speelt bij brandweer Emmen. Om deze reden zijn er 42 interviews gehouden met verschillende medewerkers van Brandweer Emmen. Dit zijn medewerkers geweest van de afdelingen repressie, preventie en preparatie. De medewerkers hebben de lijst met criteria voor zich gekregen, zie hiervoor bijlage 7. Aan hen is gevraagd om in de rechterkolom cijfers te geven aan het risico. De cijfers moesten de medewerkers geven per categorie. Aan de respondenten is anonimiteit beloofd. Dit houdt in dat bij de verwerking van de afgenomen interviews zij aangeduid worden met hun ploeg en een nummer. De naam van de respondenten wordt hierbij niet vermeld. Voor de controleerbaarheid, zijn de ingevulde interviewformulieren bewaard. Op deze formulieren staat nog wel de naam van de respondent vermeld. Deze formulieren zijn in overleg opvraagbaar bij de onderzoeker. De waardering van de respondenten is, zoals reeds vermeld, uitgedrukt in cijfers. De verkregen data wordt onderstaand behandeld. Te beginnen met het gevaar voor personen. Gevaar voor personen Aan de medewerkers is gevraagd om cijfers te geven. Het hoogste cijfer, dat gegeven kan worden is een 5, dat men kan geven aan het criteria wat men het meest bepalend vind voor het risico. En vervolgens af te tellen naar 1, waarbij de 1 wordt gegeven aan het criteria waarvan de respondent van mening is, dat dit criteria het minst bepalend is voor het risico. De door de respondenten gegeven cijfers zijn opgeteld, en later gedeeld door 42 (het aantal respondenten) om zo tot een gemiddeld cijfer te komen. In de onderstaande tabel ziet u de totale scores per criteria en het gemiddelde cijfer per criteria. Aanwezigheid Veel personen
Aanwezigheid Niet/beperkt Aanwezigheid Zelfredzame Van dieren personen
val/insluit risico’s
Processen binnen het bedrijf
Totaal score
139
150
64
146,5
130,5
Gemiddeld cijfer
3,31
3,57
1,52
3,49
3,11
Uit deze cijfers word duidelijk dat de aanwezigheid van niet of beperkt zelfredzame personen bij het personeel van brandweer Emmen het zwaarst telt. Gemiddeld is hiervoor een 3,57 gegeven. Het minst bepalend voor het risico vind men de aanwezigheid van dieren. Op dit criteria na, zit er qua punten niet veel verschil tussen de verschillende criteria. Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
32
Gevaarlijke stoffen De volgende categorie criteria waar de respondenten hun cijfers aan mochten geven waren de criteria vallende onder de noemer “gevaarlijke stoffen”. Bij deze categorie horen de criteria: aanwezigheid van gevaarlijke stoffen, de hoeveelheid gevaarlijke stoffen, of de stoffen al dan niet in bewerking zijn en het effectgebied van deze gevaarlijke stoffen. Gezien er onder deze categorie maar vier criteria vallen, kon men maximaal 4 punten geven. De vier punten staan dan voor hetgeen wat volgens de respondent het meest bepalend is voor het risico. De punten dienden dan weer afgebouwd te worden tot 1 punt voor het criteria wat het minst bepalend is voor het risico van een object. In de onderstaande tabel staan de totaalscores per criteria en het gemiddelde cijfer dat aan de verschillende criteria is gegeven. Aanwezigheid Verwerking Hoeveelheid of opslag van Gev. stoffen Gev. stoffen Gev. stoffen
Effect Gebied
Totaal score
90
109
102
119
Gemiddeld cijfer
2,14
2,6
2,43
2,83
Uit deze tabel valt af te lezen dat de respondenten het mogelijke effectgebied van de aanwezige stoffen het meest bepalend vinden voor het risico bij een object. De totaalscore van dit criteria is 119 punten, wat leid tot een gemiddeld cijfer van 2.83. Het minst bepalend vind men of er al dan niet gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. De totaal score van 90 punten, leid tot een gemiddeld cijfer van 2,14. Tevens valt uit deze tabel af te leiden dat er tussen al de verschillende criteria geen groot verschil zit. Hier zal bij de weging en toekenning van punten aan de criteria rekening mee moeten worden gehouden. Staat bouwwerk Onder de categorie “staat bouwwerk” vallen de volgende criteria: inzetdiepte/hoogte, complexiteit van het bouwwerk, de constructie, de al dan niet afwezigheid van preventieve voorzieningen, en de vuurbelasting. In deze categorie is het maximaal te vergeven aantal punten: 5. Wederom de 5 punten voor het criteria wat volgens de respondent het meest bepalend is voor het risico. De punten aflopend tot 1, voor het criteria wat volgens de respondent het minst bepalend is voor het risico. Inzetdiepte/ Complexiteit preventieve constructie vuurbelasting Inzethoogte bouwwerk Voorzieningen Totaal score
100
157
117
100
156
Gemiddeld cijfer
2,38
3,74
2,79
2,38
3,71
Uit de tabel valt af te lezen dat zowel de complexiteit van het object als de vuurbelasting bij het object volgens de respondenten het meest bepalend is voor het risico. In de totale punten zit er maar 1 punt verschil tussen de beide criteria. De complexiteit wordt met 157 punten wat leid tot een gemiddelde van 3,74 punt, het meest bepalend voor het risico geacht. De vuurbelasting scoorde 156 punten, wat uit komt op 3,71 punt gemiddeld. De constructie van het object ligt qua score tussen de hoogst en de laagst scorende criteria. De inzetdiepte/hoogte en de aan/afwezigheid van preventieve voorzieningen hebben het laagst gescoord.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
33
Hun scores zijn identiek. Beide hebben 100 punten in totaal gekregen, wat leid tot een gemiddelde score van 2,38. Preparatie In deze categorie komen de opkomsttijden, de uitrukprocedures en de bluswatervoorziening aan bod. Dit houdt in hoe lang doet de brandweer er over om in geval van een incident bij het desbetreffende object te komen? Maar ook hoe zit het met de bluswatervoorziening aldaar? En zijn er bijzondere procedures bij een dergelijk object van kracht? In deze categorie zijn in het totaal drie criteria ondergebracht, om deze reden mochten de respondenten punten geven op een schaal van 1 tot 3. 3 aan het criteria welke het meest bepalend is voor het risico bij een object, 1 voor het criteria wat het minst bepalend is voor het risico bij een object. De totale score en het gemiddelde cijfer wat de respondenten aan deze criteria hebben gegeven vind u in de onderstaande tabel. opkomsttijden Uitrukprocedures
Bluswatervoorziening
Totaal score
84
86
82
Gemiddeld cijfer
2
2,05
1,95
Uit deze tabel blijkt dat de scores van de verschillende criteria in deze categorie niet ver uit elkaar liggen. De totaalscores zijn respectievelijk 84 punten voor de opkomsttijden, 86 voor de uitrukprocedures en 82 voor de bluswatervoorziening. De weging voor de verschillende criteria hoeft in dit geval niet ver uit elkaar te liggen. Nu al de afzonderlijke scores zijn gegeven, werd er van de respondenten gevraagd om de hoofdcategorieën te beoordelen. Hoofdcategorieën Naast de criteria is aan de respondenten gevraagd om de verschillende categorieën te beoordelen. Er zijn vier categorieën om deze reden mocht men 4 punten geven aan de categorie welke volgens de respondent het zwaarst moet wegen. Dit wederom aflopend tot 1, voor de categorie welke volgens de respondent het minst zwaar hoefde te wegen. In de onderstaande tabel vind u de scores en gemiddelde cijfers voor de verschillende categorieën. Gevaar Gevaarlijke Staat Preparatie personen stoffen bouwwerk Totaal score
157
108,5
96,5
58
Gemiddeld cijfer
3,74
2,58
2,3
1,37
Uit de tabel blijkt dat het gevaar voor personen met stip boven aanstaat het heeft maar liefst 157 punten gekregen. Wat resulteerde in een gemiddeld cijfer van 3,74. De gevaarlijke stoffen worden daarna beoordeeld als de categorie welke het zwaarst dient te wegen. Dit met een gemiddeld cijfer van 2,58. Daarna komt de staat van het bouwwerk en afsluitend de preparatie. Wanneer er per categorie een verzwaring dient te komen, dient de weging op deze cijfers worden afgestemd. Nu in deze paragraaf de waardering van het brandweerpersoneel van brandweer Emmen is weergegeven, wordt in de volgende paragraaf ingegaan op de waarde bepaling.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
34
5.2.Waarde bepaling en weging Het risico is weergegeven in een getal. De vraag is natuurlijk hoe het getal tot stand komt. Hier komt de relatie eigenschappen van het object in samenwerking met de waarde die er aangehangen is. Voor de standaardisatie zijn alle criteria beoordeeld door middel van kwantitatieve indicatorscores. Om een eerlijke verdeling van de waardes te krijgen is er voor dit model gekozen om per criteria onder een hoofdcategorie 2 punten te geven. Zou er zijn gekozen voor een standaard 10 punten voor categorie zou er sprake zijn van een vertekening van de waardes. Zo staan er onder de categorie preparatie 3 criteria, met een puntenschaal van 10 kunnen er per criteria meer punten worden vergeven. Waardoor dat criteria al snel zwaarder zal gaan wegen dan een criteria uit een van de hoofdcategorieën met 5 criteria hieronder. De 2 punten per criteria leid tot de volgende maximale totaal scores per hoofdcategorie: gevaar personen en staat bouwwerk kunnen beide maximaal 10 punten opleveren. Onder de hoofdcategorie gevaarlijke stoffen vallen 4 criteria, dit leid tot maximaal 8 punten wat op deze categorie kan worden behaald. De hoofdcategorie preparatie bevat 3 criteria, op deze hoofdcategorie kan er daarom maximaal 6 punten worden behaald. Verdeling punten Niet ieder criteria weegt bij brandweer Emmen even zwaar. Als al deze criteria 2 punten gaan opleveren, wordt geen gehoor gegeven aan de mening van brandweer Emmen. Om deze reden is er een verdeling gemaakt tussen de te vergeven punten. Het criteria wat volgens de medewerkers van brandweer Emmen het zwaarst moet wegen, zal hierbij de meeste punten krijgen. De volgende punten zijn er per criteria te behalen: Criteria
Maximaal aantal punten Gevaar voor personen 2 Aanwezigheid personen 3 Aanwezigheid niet/ beperkt zelfredzame personen 0,8 Aanwezigheid van dieren 2,5 Val en insluitingsrisico’s 1,7 Processen binnen het bedrijf Gevaarlijke stoffen 1,7 Aanwezigheid gevaarlijke stoffen 2,1 Hoeveelheid gevaarlijke stoffen 1,9 Opslag en/of verwerking 2,3 Effectgebied Staat bouwwerk 1,8 Inzetdiepte/hoogte 2,3 Complexiteit bouwwerk 2,1 Constructie 1,8 Preventieve voorzieningen 2 Vuurbelasting Preparatie 2 Opkomsttijden 2,05 Uitrukprocedures 1,95 bluswatervoorziening
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
35
De maximaal aantal punten zijn tevens evenredig verdeeld onder het aantal gradaties. Bijvoorbeeld is de bluswater voorziening onderverdeeld in de volgende gradaties: Goede bluswatervoorziening. Er is een goede primaire ( binnen 3 min voorziening voor de eerste TS), goede secundaire bluswatervoorziening en eventueel open water. Geen score op dit criteria Wel een goede primaire bluswatervoorziening aanwezig maar geen secundaire bluswatervoorziening of open water. Helft van de punten Slecht, er is een ontoereikende primaire en secundaire bluswatervoorziening. Volledige punten Voor dit criteria is er maximaal 1,95 punten te behalen. Voor de eerste gradatie staan daarom 0 punten. Voor de tweede gradatie staan de helft van 1,95 punten dat zijn 0, 975 punten. De zwaarste gradatie krijgt de volledige punten: 1,95 punten. De objecten dienen te voldoen aan het opgestelde criteria en de daaronder vallende gradatie. Valt het onder een zware gradatie, krijgt het veel punten. De kans dat een er iets mis gaat bij een dergelijk object wordt hierbij niet meegenomen. Er wordt bij de beoordeling van de scores alleen gekeken naar de specifieke kenmerken van het object. Aan het totaal van de scores op de hoofdcategorieën wordt nog een factor toegekend. Hier wordt op in de volgende paragraaf verder op in gegaan. 5.3. Factor Uit gesprekken binnen de brandweer is naar voren gekomen dat de verschillende hoofdcategorieën niet even zwaar wegen. Wanneer men stopt bij de punten verdeling zoals deze in de vorige paragraaf is beschreven, dan wegen de verschillende hoofdcategorieën allen even zwaar. Om deze reden is er een factor toegepast bij de formule voor het bepalen van de criteria. De hoofdcategorieën zijn gewaardeerd door de medewerkers van brandweer Emmen. Deze waardering heeft geleid tot een totale score en een gemiddelde score. Op basis van deze scores zijn de volgende factoren ingebouwd. Gevaar Gevaarlijke Staat Preparatie stoffen bouwwerk personen Totaal score
157
108,5
96,5
58
Gemiddeld cijfer
3,74
2,58
2,3
1,37
Factor
1, 53
1,24
1,16
1,07
De keuze voor deze factoren is afgeleid uit de waarderingsscores van brandweer Emmen in samenhang met een aantal proefsommen, waarbij er genoeg aandacht en verdeling aan de verschillende categorieën is gegeven. Het leidt tot de volgende formules: De totaal score voor gevaarpersonen X 1,53= Totaal score Gevaarlijke stoffen X 1,24= Totaal score staat bouwwerk X 1,16= Totaal score preparatie X 1,07= Totaal van de scores maal de factoren
=
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
Het prioriteitscijfer
36
Hoofdstuk 6 Objecten in het verzorgingsgebied In de afgelopen hoofdstukken is een inleiding gegeven, vervolgens is er beschreven wat een prioriteringsmodel nu in dient te houden. Daarna zijn de verschillende criteria benoemd en het gewicht dat er aan dient te worden gegeven. In dit hoofdstuk wordt onderzoeksvraag 4 beantwoord: Welke objecten zijn er in Emmen die voldoen aan de basiscriteria? Waar wordt de grens gelegd welke objecten wel of niet binnen het model gaan vallen. In paragraaf 6.1. wordt deze afweging gemaakt. Paragraaf 6.2. gaat in op het soort objecten welke binnen dit model gaan vallen. Paragraaf 6.3. geeft een korte uitleg over de objecten en het aantal objecten welke uiteindelijk onder het model gaan vallen. 6.1. Afweging Binnen het verzorgingsgebied van brandweer Emmen bevinden zich honderden objecten. De vraag is dan, voor welke objecten is het wenselijk om mee te worden genomen in het prioriteringsmodel? En natuurlijk, waar leg je de grens? Ook speelt de informatiebehoefte een belangrijke rol in het geheel. Immers dienen de verschillende objecten getoetst te worden aan de verschillende criteria. Gezien deze informatiebehoefte is er in goed overleg met de opdrachtgever voor gekozen om de objecten te gebruiken welke op de risicokaart van Gemeente Emmen staan. Op deze risicokaart staan niet alleen de risicovolle objecten maar ook de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Van deze objecten zijn veel gegevens bekend. Zo zijn zij bijvoorbeeld onderhevig aan een milieuvergunning of een gebruiksvergunning. Om in aanmerking te kunnen komen voor een zo’n vergunning dient de beheerder van een dergelijk object informatie aan de gemeente te leveren. Deze gegevens kunnen van groot belang zijn bij het objectief beoordelen van het risico bij deze objecten. Uit de landelijke interviews zijn deze objecten ook het meest naar voren gekomen. De respondenten is gevraagd bij welke objecten het risico dermate groot is, waardoor het belangrijk is om bij dergelijke objecten een oefening te houden. Objecten welke onder de categorie risicovol vallen zijn in het totaal 33 keer benoemd. Kwetsbare objecten 64 keer, en beperkt kwetsbare objecten 23 keer. Dit bevestigd de keuze van brandweer Emmen voor de risicovolle, kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Door de eerder genoemde redenen is ervoor gekozen met deze objecten verder te gaan. Eventueel kan deze lijst in een later stadium uitgebreid worden met andere bijzondere objecten. In de volgende paragraaf wordt weergegeven wat wordt bedoeld met risicovolle, kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. 6.2. Soort objecten In de vorige paragraaf is reeds vermeld dat de keuze is gemaakt om de risicokaart te hanteren bij de keuze voor objecten. In deze paragraaf is de uitleg volgens het Bevi wat nu dan deze objecten zijn vermeld. Allereerst de bedrijven welke onder het RRGS vallen. Dit is het gedeelte van de risicokaart waar de risicovolle objecten onder vallen. Het RRGS (Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen) is een centraal landelijk register met gegevens over risicosituaties rond gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze gegevens worden beheerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM )en via internet op een risicokaart gepresenteerd. Daarnaast worden deze gegevens gebruikt in plaatselijke risicokaarten die ook andere risicosituaties tonen.37
37
Bron: www.risicokaart.nl datum raadpleging 10-11-2009
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
37
RRGS (risicovolle inrichtingen) In het RRGS zijn inrichtingen met gevaarlijke stoffen onderverdeeld in categorieën A tot en met O. Deze categorieën zijn: a. BRZO-bedrijven; b. LPG-tankstations; c. CPR-inrichtingen; d. (Inrichtingen met) Ammoniakkoel- en vriesinstallaties; e. Emplacementen (bestemd voor het rangeren van wagons met gevaarlijke stoffen); f. Vervoersgebonden inrichtingen; g. Vuurwerkinrichtingen; h. Kerninrichtingen (waarvoor artikel 15b, van de Kernenergiewet geldt); i. Mijnbouwinrichtingen; j. AVR-inrichtingen k. Propaanopslagen l. Inrichtingen met ontplofbare stoffen; m. Inrichtingen anders dan bedoeld onder a tot en met l, waarvan het plaatsgebonden risico op de grens van de inrichting hoger is dan 10-6 per jaar; n. Andere inrichtingen dan bedoeld onder a tot en met m, die het bevoegd gezag wil opnemen in het register. De redenen daarvan kunnen zijn: omdat er buiten de inrichting dodelijke slachtoffers kunnen vallen; er dusdanige schade aan de lichamelijke gezondheid kan optreden dat binnen 24 uur een ziekenhuisopname nodig is voor behandeling of observatie; of omdat het groepsrisico hoger is dan de oriënterende waarde voor inrichtingen. Daarnaast kent het RRGS: Defensie-inrichtingen; routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen (over weg, spoor en water); buisleidingen die gevaarlijke stoffen transporteren. AVR-inrichtingen zijn bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen. Conform de Arbo-wet zijn zij verplicht een ArbeidsVeiligheidsRapport (AVR) op te stellen. Een AVR beschrijft de veiligheidsaspecten voor de werknemers en bezoekers van het bedrijf. AVR-bedrijven staan op de risicokaart, omdat de gevaarlijke stoffen soms ook buiten het bedrijf een risico opleveren. Tot zover de risicovolle objecten. De volgende objecten worden in het BEVI als beperkt kwetsbaar en kwetsbaar aangemerkt: Beperkt kwetsbaar object a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare; dienst- en bedrijfswoningen van derden; b. Kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van minder of gelijk aan 1500 m2 per object; c. Restaurants, voor zover hierin geen grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn; d. Winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van minder of gelijk aan 2000 m2, voor zover zij geen onderdeel uitmaken van een complex waarin meer dan vijf winkels zijn gevestigd, waarvan het gezamenlijk bruto oppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en waarin een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; e. Sporthallen, zwembaden en speeltuinen; f. Sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet bestemd zijn voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen; Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
38
g. Bedrijfsgebouwen, voor zover het geen gebouwen zijn waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn zoals: a. kantoorgebouwen en hotels met een bruto oppervlak van meer dan 1500 m2 per object; b. complexen, waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt, en winkels met een totaal oppervlak van meer dan 2000 m2 per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; h. Objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn; i. Objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval. Kwetsbaar object a. Woningen, niet zijnde verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare of dienst- en bedrijfswoningen van derden; b. Gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: a. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; b. scholen; c. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen; c. Gebouwen waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn, zoals: a. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object; b. complexen, waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt, en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; d. Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen van het jaar. 6.3. De objecten voor het prioriteringsmodel Nu bepaald is welke objecten dienen te worden opgenomen in het prioriteringsmodel, dient het verzorgingsgebied van brandweer Emmen te worden beschouwd. Met behulp van de beheerders van risicokaart Drenthe en medewerkers van de hulpverleningsdienst is de actuele (november) lijst van de risicokaart van Emmen verkregen. Op deze lijst bevinden zich 52 risicovolle objecten. Onder deze objecten bevinden zich LPG tankstations, een aantal BRZO bedrijven en andere chemische bedrijven. Daarnaast staan er tevens een aantal NAM installaties op de lijst.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
39
Naast de risicovolle objecten staan er 654 kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op de risicokaart. Tussen deze objecten staan onder andere: • Scholen • Verzorgingstehuizen • Ziekenhuis • Kerken • Sportkantines en sporthallen • Horecagelegenheden • Winkels • Bibliotheken • Zwembaden • ECT. In het totaal staan er nu 704 objecten in het prioriteringsmodel. Het aantal objecten kan in de toekomst nog gewijzigd worden. Na verloop van tijd kunnen er nieuwe objecten bij komen, oude verdwijnen. Daarnaast kan brandweer Emmen er voor kiezen in de toekomst objecten aan het model toe te voegen welke niet op de risicokaart voorkomen. In de lijst staan een aantal objecten waarvan het direct inzichtelijk is dat bij het object geen meerwaarde te behalen is. Alvorens al de berekeningen te starten is het aan te raden de lijst nog een keer te filteren, om dergelijke objecten uit de lijst te halen. Nu de verschillende aspecten van het prioriteringsmodel aan bod zijn gekomen, wordt er in het volgende hoofdstuk in gegaan op het prioriteringsmodel en de koppeling met het oefenen.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
40
Hoofdstuk 7 Prioriteringsmodel bij oefenen In de afgelopen hoofdstukken is het model behandeld. Het te ontwikkelen model zal in de toekomst gebruikt worden om panden te selecteren waarbij oefeningen kunnen worden gehouden. De koppeling tussen het prioriteringsmodel en het oefenen wordt in dit hoofdstuk gemaakt. Dit beantwoord onderzoeksvraag 5: Op welke wijze is het model te gebruiken bij het maken van een oefenschema? Paragraaf 7.1. gaat in op het oefenen bij de brandweer. Na overleg bij brandweer Emmen is er voor gekozen om de koppeling met het model te maken volgens de AUI – procedures. Paragraaf 7.2. gaat in op de AUI procedures. Hoe de koppeling tussen het model en het oefenen er in het model er uit gaat zien wordt behandeld in paragraaf 7.3. 7.1. Oefenen Veel van de situaties waar de brandweer voor kan worden gealarmeerd komen in de dagelijkse praktijk niet heel vaak voor. Voor de veiligheid is het van groot belang dat het brandweerpersoneel zich goed voor kan bereiden op allerlei voorkomende incidenten. De verantwoordelijkheid voor het getraind zijn van het brandweerpersoneel ligt bij het gemeentebestuur. Zij is verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van voldoende financiële middelen. Door het beschikbaar stellen hiervan schept zij voorwaarden om de aangeleerde vaardigheden te behouden, nieuwe kennis op te bouwen, bestaande kennis uit te breiden en zorgen voor een deel teambuilding binnen de repressieploegen. Oefenen dient een viertal doelen: Oefenen maakt een onderdeel uit van het aanleren van nieuwe vaardigheden Oefenen onderhoudt vaardigheden en kennis Oefenen vergroot de ervaringskennis Oefenen versterkt teambuilding38 Het oefenen is een voortdurend proces dat in directe relatie staat tot de opleidingen van het brandweerpersoneel. Voor de kennis en vaardigheden van brandweerpersoneel bij de brandbestrijding zijn twee wetten van belang. Te noemen de Brandweerwet 1985 ( wordt vervangen door de wet op de veiligheidsregio) en de Arbeidsomstandighedenwet van 1988.39 Brandweerwet 1985 Op grond van artikel 14, lid 1 van de Brandweerwet 1985 kunnen er bij Algemene Maatregel van Bestuur voor onder andere het personeel van de gemeentelijke en regionale brandweer regels worden gegeven ten aanzien van: a de eisen van aanstelling en bevordering; b de rangen; c de eisen met betrekking tot de keuring en de controle op lichamelijke en geestelijke geschiktheid; d de kleding en de uitrusting. Deze Algemene Maatregel van Bestuur, het Besluit brandweerpersoneel, is op 13 juni 1991 in werking getreden. Het Besluit brandweerpersoneel koppelt de opleiding en het daarbij behorende diploma aan de brandweerrang die iemand heeft. Het Besluit brandweerpersoneel stelt geen opleidings- en diploma-eisen aan de functie die iemand verricht. In meer algemene zin doet de Arbeidsomstandighedenwet 1988 dit echter wel.
38
Beleidsplan 2004-2009 Opleiding en Oefening, Gemeentelijke brandweer Grave Inspectie Openbare Orde en Veiligheid( IOOV) ( juni 204) Vakbekwaamheid Brandweer, KENNIS EN VAARDIGHEID VAN BEVELVOERDERS EN OFFICIEREN VAN DIENST, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. 39
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
41
Arbeidsomstandighedenwet 1988 In de Arbeidsomstandighedenwet 1988 zijn regels opgenomen over de noodzakelijk te achten eisen aan de kennis en vaardigheden die werknemers behoren te bezitten. De Arbeidsomstandighedenwet 1988 geeft regels omtrent de arbeidsomstandigheden (arbo) in het algemeen en de veiligheid, de gezondheid en het welzijn in het bijzonder. In het Arbeidsomstandighedenbesluit zijn de eisen van de Arbeidsomstandighedenwet 1988 nader uitgewerkt. De overheid wil met deze Arbo-regelgeving geen volledig uitgewerkt stelsel van eisen met een verplichte naleving geven. De overheid geeft de wijze aan waarop de arbozorg moet worden aangepakt, legt een aantal minimumvoorwaarden vast, geeft via beleidsregels oplossingsrichtingen aan, vervult randvoorwaarden zoals de certificering van arbodiensten en heeft een Arbeidsinspectie die de Arbo-regelgeving handhaaft. Bij de uitvoering van de arboregelgeving wordt een actieve opstelling van de werkgever verwacht. De relevante bepalingen in de Arbeidsomstandighedenwet 1988 met betrekking tot opleiding, bijscholing, deskundigheid en ervaring zijn vastgelegd in artikel 8: ‘De werkgever moet de werknemers doeltreffend (laten) inlichten en onderrichten over: • de werkzaamheden en de daaraan verbonden gevaren; • de maatregelen om die gevaren te voorkomen en te beperken; • doel, werkwijze en gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en overige beveiligingen.’ Het ‘leren’ moet telkens worden herhaald wanneer de opgedane ervaringen daar aanleiding toe geven. Ook moeten de opleidingen en bijscholingen worden aangepast wanneer wijzigingen in de werkomstandigheden of nieuwe werkmethodes daar aanleiding toe geven. 40 Volgens Ed Oomes, in zijn notitie Arbeids Veiligheids Systeem, is er een tegenstelling te bespeuren tussen de Arbo- wet en de brandweerwet. Het heeft een tijd geduurd voordat de brandweerwereld besefte dat wat de arbowetgeving verbood, bij de brandweer vaak niet als een risico werd gezien. Van oudsher vond men dat risico’s bij het werk hoorden. Maar de Arbo-wet is ook van toepassing op de brandweer. Het grote verschil zit in de doelen van de verschillende wetten. De brandweerwet is een doelwet. Hierin worden de taak en de doelstelling van de brandweer, maar ook de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de betrokken bestuursorganen. De Arbo-wet is daarentegen meer een wet die zich op de middelen richt. Ongeacht wat er geproduceerd wordt, men wordt geacht daarbij de arbeidsveiligheid, gezondheid en welzijn voldoende in het oog te houden. Het probleem komt hem dan wanneer de brandweer bijvoorbeeld een redding op hoogte wil uitvoeren. Volgens het arbobesluit moet men wanneer men op hoogtes boven de 2,5 meter werkt, maatregelen treffen voor de eigen veiligheid. Te denken aan het aantrekken van valbescherming. Maar de brandweer heeft tot doel het redden van mens en dier. Als men alvorens die inzet op hoogte nog een tal van maatregelen dient te nemen, kan het zijn dat ten tijde dat men klaar is er niets meer te redden valt. 41 Dit is ook een lastig punt aangaande het oefenen. De brandweer wil het liefst zo realistisch mogelijk oefenen. Hetgeen wat beter voor de beeldvorming en dan ook de trainingen van het personeel is. Maar realistisch oefenen en Arbo-wetgeving gaan maar moeilijk samen. Want hoe kan men oefenen op risico’s binnen het verzorgingsgebied, als de werkgever moet zorgen voor een veilige werkplek? Dit is een punt waar men rekening mee dient te houden tijdens de oefeningen bij de objecten, welke in het prioriteringsmodel naar voren komen. In het prioriteringsmodel wordt er een koppeling gemaakt met AUI procedures. De volgende paragraaf gaat hier verder op in.
40 41
Bommel, A. van, ( april 2005) Arbeidsveiligheid, academie Bestuur en Recht. Saxion Hogescholen Enschede. Oomes, E. (Augustus 2000) (§ 4.2.) Arbeids Veiligheid Systeem, Maatregelen voor risicobeheersing bij repressie.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
42
7.2. AUI procedures Voor het geordend verlopen van het optreden bij incidenten zijn door de brandweer alarmering-, uitruk en inzetprocedures opgesteld, gebundeld in een boek operationele procedures. AUI Procedures (Alarmering-, uitruk- en inzetprocedures) zijn beschreven en vastgestelde ( regionale) procedures. De vaststelling geschiedt door de commandant van de brandweer. De AUI procedures zijn procedures die zijn gemaakt naar aanleiding van een inzet met een bijzonder gevaar. Met deze procedures wordt bereikt dat er op uniforme wijze uitvoering kan worden gegeven aan de opgedragen taken. Deze procedures bevorderen tevens de kwaliteit van het brandweeroptreden. Er kan hierbij ook worden verwezen naar landelijke procedures en richtlijnen. In de procedures staan een aantal aandachtspunten bij een dergelijke procedure. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld de eigenschappen van een bepaalde stof, maar ook specifieke eigenschappen die bij een bepaald soort bouwwerk voorkomen. En wat die eigenschappen voor de inzet betekenen. Zoals dat portofoons slecht ( kunnen ) werken in ondergrondse parkeergarages. De volgende kop die men in een AUI procedure kan vinden is het kopje tactiek. Hierin worden de mogelijke verschillende scenario’s behandeld. Met daarin waar men aan moet denken bij de bestrijding van het incident. Welke blusmiddelen bijvoorbeeld wel of niet ingezet kunnen worden, welke beschermingsmiddelen dienen te worden gebruikt. Maar ook de basisregels met betrekking tot veiligheid en gevaarlijke stoffen, kans op een backdraft en de benodigde inzet bij een bepaald object. Additioneel kunnen de AUI procedures nog aangevuld zijn met achtergrondinformatie en een situatieschets. Bij de achtergrondinformatie kan men denken aan wat algemene kenmerken van een dergelijke incident/brandbestrijding. Bijvoorbeeld de verandering van het letselbeeld, de rookontwikkeling en bijvoorbeeld de vuurbelasting. Maar ook bijvoorbeeld bij de procedure Kerkbrand: dat er vaak late brandmeldingen binnenkomen, snelle branduitbreiding. En ook dat er maar zelden bezoekers in de kerk zijn ten tijde van een brand. De situatieschets kan een schematische indeling van het werkterrein inhouden. Met voorbeelden van mogelijke opstelplaatsen om een brand beheersbaar te houden. Zo staat er bij de procedure voor de kerken ook welke afstand tot het gebouw dient te worden gehanteerd. Een les geleerd uit de brand bij de Koningskerk. Nu in deze paragraaf is uitgelegd wat de AUI procedures inhouden, wordt het tijd om de koppeling te maken tussen deze procedures en het prioriteringsmodel. De volgende paragraaf zal daarom ingaan op het oefenen aan de hand van de AUI procedures en hoe deze zijn verwerkt in het prioriteringsmodel. 7.3. Oefenen en het prioriteringsmodel In het prioriteringsmodel wordt een koppeling gemaakt tussen de AUI procedures en de objecten in het model. De AUI procedures van brandweer Emmen zijn in een index genummerd en verwerkt. In het prioriteringsmodel staan de nummers van de relevante AUI procedures. Achter de objecten kan er met kleur worden aangegeven of het object geschikt is voor de oefening van deze specifieke AUI procedure. Indien het object niet geschikt is voor een oefening met de desbetreffende procedure, wordt de kolom onder deze procedure bij dit object rood gekleurd. Indien dit object geschikt is voor de desbetreffende procedure, wordt het vak groen gekleurd. Onderstaand de lijst met verschillende AUI procedures welke Brandweer Emmen hanteert, en bruikbaar zijn voor het prioriteringsmodel.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
43
Overzicht AUI procedures voor het prioriteringsmodel Nummer Omschrijving 002 Aardgaslekkage/ gaslekkage 003 Acetyleen / gasflessen 004 Asbest 005 Biohazard / laboratoria 006 Biologische agentia 007 Blow out 011 Cellen en Celgebouwen 013 Chemicaliënbranden 014 Chemische en petrochemische bedrijven 015 Complexe gebouwen 016 Discotheken 017 Flat/galerijflat 018 Inzet van gaspakken 019 Gevaarlijke stoffen, procedure 020 Hennep, illegale kwekerijen 021 Hoge gebouwen 022 Brand in hoogspanningsruimte 023 Kerkbranden 030 Molenbrand 031 MRI-installatie 033 Munitie/ brand met ontplofbare stoffen 034 Ontsmettingsprocedure 035 (Ondergrondse) Parkeergarages 036 Incidenten met PCB’s 037 Radioactiviteit 038 Refinder 039 Boerderijbrand ( rietgedekte daken) 041 Schuiminzet 043 Stofexplosie 046 Zwembad 047 Oleum 049 Vuurwerk/ carbid *** Woongebouwen met niet-zelfredzame personen In het model gaat het er als volgt uit zien: AUI 007
AUI 006
AUI 005
AUI 004
AUI 003
AUI 002
Communicatie
NAAM OBJECT Object X Object X Object X
Nee
Nee
Ja
Ja
Nee
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
44
Voor een uitgebreide versie van dit voorbeeld wordt u verwezen naar bijlage 5. Binnen het verzorgingsgebied zijn verschillende vergelijkbare objecten. Bij deze objecten zijn veelal dezelfde AUI procedures te beoefenen. Voor de oefening volstaat het om een van deze objecten er uit te kiezen voor de benadering voor een oefening. Indien een object niet voor 3 oefendagen beschikbaar is kan men er, in het geval van gelijksoortige objecten met gelijksoortige procedures, voor kiezen een gelijksoortig object te benaderen voor een oefening. Dit gezien er op dezelfde manier kan worden geoefend. Men oefent dan niet op de objectkennis maar op de procedures.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
45
Hoofdstuk 8 Voorlichting en communicatie Al de onderzoeksvragen zijn in de afgelopen hoofdstukken behandeld. Op verzoek van brandweer Emmen wordt er in dit hoofdstuk nog een koppeling gemaakt tussen het model en de mogelijkheid om het model te gebruiken voor voorlichting en communicatie. Paragraaf 8.1. gaat in op de meerwaarde die de koppeling tussen het instrument communicatie en het prioriteringsmodel kan hebben. Vervolgens wordt er in paragraaf 8.2. ingegaan hoe dit in het prioriteringsmodel vorm zal krijgen. 8.1. Meerwaarde koppeling communicatie en het model. Brandweer Emmen wil graag een koppeling tussen communicatie en het prioriteringsmodel. Door antwoord op deze vraag te geven worden tevens twee andere ambities uit het beleidsdocument van brandweer Emmen deels uitgewerkt. Deze twee ambities zijn: 1. Veiligheidsbewustzijn vergroten van jeugdigen. 2. Gerichte voorlichtingsacties naar burgers/bedrijven binnen een week na brand. Veiligheidsbewustzijn, is net als het bewustzijn van verschillende andere dingen, iets wat na een voorval weer meer leeft bij de mensen, waardoor het weer onder de aandacht is gebracht. Dus na een brand is men ontvankelijker voor informatie over brandveiligheid dan in een periode zonder een brand. Volgens de psychologische benadering, het behaviorisme, is de mens een lerend wezen. Volgens deze stroming is al het menselijke gedrag aangeleerd.42Als deze beredenering klopt kan de mens van alles worden aangeleerd. Een manier om mensen wat aan te leren is door middel van verschillende vormen van communicatie. Leert men meer over (on)veiligheid, dan is men ook meer bewust van veiligheid. Dus door middel van communicatie kan het veiligheidsbewustzijn bij de doelgroepen groeien. Maar waar ligt dan de koppeling met het model en bovenal waarin is dan de meerwaarde te behalen? Zowel vanuit de oefenstaf als de preventieafdeling is er een verzoek of er ‘na- communicatie’ kan zijn. Hierbij gaat het met name om de combinatie: voorlichting, oefening en daarna een gesprek met de mensen over wat nu heeft geleerd. Wat is nu de meerwaarde? De mensen worden zich meer en meer bewust van de veiligheidsrisico’s die zij lopen. Hoe meer zij bewust zijn, hoe beter ze op de veiligheid gaan letten. Waardoor het restrisico, ook beperkter wordt. Daarnaast is het niet mogelijk om alle objecten waarbij een hoog risico is geconstateerd binnen een jaar allemaal bij langs te gaan met het verzoek om een oefening. Om toch iets met de objecten waar niet de eerste keuze bij ligt te kunnen gaan doen, kan men kijken of daar een communicatieve meerwaarde te behalen is. Men kan er dan voor kiezen om juist bij deze objecten, de objecten waarbij niet de eerste prioriteit ligt, door middel van communicatie toch wat te doen aan het risico bij het object. Dit sluit ook aan bij het community safety (wat tegenwoordig ook wel brandveilig leven wordt genoemd). Community safety is een zaak van (overheids)brandweer, hulpdiensten en burgers, en maatregelen die zelfredzaamheid verhogen en die burgers in staat stellen in een vroegtijdig stadium onheil af te wenden. In het community safety wordt er gezocht naar mogelijkheden waarover de bevolking zelf beschikt, om de eigen veiligheid en de veiligheid van anderen te verhogen. 43
42
Willemse, J. (2006) (pag. 26) Anders kijken een breder zicht op menselijk gedrag, Houten, Bohn Stafleu van Loghum. Overbeeke, A. Community Safety of Fictie? Is in Nederland een optimum bereikt of kan het met community safety nog beter?, Brandweer Den Haag,
43
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
46
Hoe bewuster de burger is van zijn/ haar veiligheid, de meer men bezig gaat met het verbeteren van de veiligheid. Ook zal de medewerking aan projecten in het kader van community safety verhogen. Nu in deze paragraaf de meerwaarde van de communicatie bij dit model is weergegeven, wordt in de volgende paragraaf ingegaan hoe dit vorm gaat krijgen in het prioriteringsmodel. 8.2. Voorlichting en communicatie in het model. In het model is een aparte kolom opgenomen voor de communicatieve meerwaarde. In deze kolom achter de objecten kan men met kleur aangeven of het object al dan niet geschikt is om communicatieve middelen in te gaan zetten. Indien het object geschikt is, er dus een meerwaarde te behalen is door de inzet van communicatiemiddelen, dient de kolom groen ingekleurd te worden. Is er geen meerwaarde te behalen bij dit object dient de kolom rood te worden gekleurd. Vergroting van het veiligheidsbewustzijn door middel van communicatieve middelen is niet bij alle objecten mogelijk. Om deze reden is er bepaald dat alleen bij een aantal objecten welke vallen onder de voorafgestelde categorieën de kleur groen aangegeven. Voor een voorbeeld zie bijlage 5. De objecten welke vallen onder de volgende categorieën zijn geschikt om het instrument communicatie in te zetten: Scholen met leerlingen vanaf basisschoolleeftijd Verzorgingstehuizen/ ziekenhuizen Waar een BHV organisatie aanwezig is, en veel personen aanwezig zijn. (vanaf 100 personen) Waar een BHV organisatie aanwezig is, en veel personen aanwezig zijn. (vanaf 50 personen bij objecten met gevaarlijke stoffen vallende onder wetgeving)
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
47
Hoofdstuk 9 Het model Dit hoofdstuk staat in het teken van het model. In paragraaf 9.1. is uitwerking aan het model gegeven. Hoe worden de sommen uitgevoerd? En hoe ziet het er uit? En welke prioritering komt hieruit naar voren. Paragraaf 9.2. kijkt naar de uitwerking van communicatie en AUI procedures in het model. Afsluitend wordt in paragraaf 9.3. gekeken of het model overeen komt met de verwachtingen van brandweer Emmen. 9.1. Uitwerking prioritering Ter controle van het ontwikkelde model zijn er tien objecten geselecteerd om een test mee te draaien. In het model zijn de 10 objecten gezet. De objecten zijn zuiver beoordeeld op de mogelijke (vergunde) aanwezigen, en de fysische aspecten en andere eigenschappen van het object. Het kans (x effect) gedeelte wordt niet meegenomen in de bepaling van de scores. Onderstaand de totalen per hoofdcategorie en de totalen na de factor. In bijlage 6 vind u de totale berekening. De afkortingen zijn als volgt: pers: totaal hoofdcategorie gevaar voor personen. Gev. : totaalscore voor de hoofdcategorie gevaarlijke stoffen, Bouw: totaalscore voor hoofdcategorie staat bouwwerk en prep.: totaalscore voor hoofdcategorie preparatie. Totaal scores per criteria Object 1 Object 2 Object 3 Object 4 Object 5 Object 6 Object 7 Object 8 Object 9 Object 10
pers. 0,66 0 1,33 0,66 6.82 0 1.13 1,82 0 3,66
Gev. 0 2.6 0,57 0 2,08 5,01 8 5,2 0 1,13
Totaal na invoering Factor
pers. Gev. Bouw prep.
Factor Object 1 Object 2 Object 3 Object 4 Object 5 Object 6 Object 7 Object 8 Object 9 Object 10
1,53 1,01 0 2,03 1,01 10,43 0 1,73 2,78 0 5,6
1,24 0 3.22 0,71 0 2,58 6,21 9,92 6,45 0 1,4
Bouw 0 0 1,15 0,7 3,5 0 4,75 3,15 0 1,75
1,16 0 0 1.33 0,81 4,06 0 5,51 3,65 0 2,03
prep. 1,98 0,98 3 3 3,03 3 1,03 2 0,98 3,03
1,07 2,12 0 3,21 3,21 3,24 3,21 2,19 2,14 1,05 3,24
Totaal 3,13 3.22 7.29 5,03 20,31 9,42 19,35 15,03 1,05 12,27
Of de berekeningen overeenkomen met de verwachtingen van brandweer Emmen wordt in paragraaf 9.3. vergeleken. Nu worden de koppelingen met AUI en communicatie in de volgende paragraaf gekoppeld aan de uitkomsten.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
48
9.2. Communicatie en AUI in het model Uit de berekeningen komen objecten 5, 7, 8 en 10 naar voren als de objecten met de hoogste prioriteit. Als er wordt gekeken naar dit object in koppeling met de communicatie ziet men het volgende in het model: Communicatie
NAAM OBJECT Object 5 Object 7 Object 8 Object 10
Ja Nee Nee Ja
Hieruit valt af te lezen dat objecten 5 en 10 wel geschikt zijn voor de inzet van communicatieve instrumenten. Er kan daar veel gedaan worden in het kader van het veiligheidsbewustzijn. Objecten 7 en 8 blijken volgens de criteria niet geschikt te zijn voor de communicatieve instrumenten. Nu de koppeling met de AUI Procedures. Onderstaand een overzicht uit het model. Hierbij zijn een aantal AUI procedures uitgekozen, welke bepaalde scores hebben bij de 4 topscorende objecten. AUI 021
AUI 020
AUI 015
AUI 013
AUI 005
AUI 003
AUI 002
NAAM OBJECT Object 5 Object 7 Object 8 Object 10
Nee
Nee
Ja
Ja
Ja
Nee
Ja
Nee Nee
Ja Nee
Nee Nee
Ja Ja
Ja Ja
Nee Nee
Ja Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Nee
Ja
Uit dit overzicht valt af te leiden dat AUI procedures 002 en 020 bij geen van de top 4 uit de 10 gekozen objecten uit te voeren/ te beoefenen is. Procedure 003 is alleen uitvoerbaar bij object 7, 005 bij object 5. Procedure 015 is bij al de vier objecten te beoefenen. Zo valt voor de oefenleiding te lezen dat deze objecten een hoog risico hebben, en het dus goed is om daar een keer een oefening te gaan houden. Ze kunnen daarnaast zien op welke procedures zij daar kunnen oefenen. De brandweer werkt in oefenblokken, wanneer er in het oefenblok beschreven staat dat er moet worden geoefend op chemicaliënbranden bij hoge en complexe gebouwen, dan valt uit het model af te lezen dat voor deze procedures objecten 5 en 7 geschikt zijn. Nu in deze paragraaf uitgelegd is hoe het model voor de communicatie en het oefenen werkt wordt in de volgende paragraaf in gegaan op de verwachtingen bij brandweer Emmen in vergelijking tot de uitkomsten van het prioriteringsmodel.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
49
9.3. Model en verwachtingen Om het model te kunnen valideren is er een test uitgevoerd. Voor deze test zijn 10 objecten geselecteerd waar de prioritering op toegepast is. Dit zijn dezelfde objecten welke ook zijn gebruikt voor de koppeling met de AUI procedures en de communicatie. De keuze voor de verschillende objecten is deels selectief geweest. Er is gekozen voor een paar objecten waarvan men alvorens zeker weet dat deze objecten hoog zouden moeten scoren bij de prioritering. Dit zijn twee objecten met gevaarlijke stoffen die een behoorlijk effectgebied kunnen hebben en twee kwetsbare objecten waarvan men zeker weet dat deze ook hoog tot redelijk hoog moeten scoren. Daarnaast is er gekozen voor een paar objecten waarvan men vermoedt dat er niet hoog gescoord mag worden door deze objecten. De overige objecten zijn gekozen omdat zij door hun locatie of andere bijzondere kenmerken kunnen scoren op een ander criteria. Op twee objecten na zijn de overige objecten met een sterke willekeur gekozen. Er zijn binnen het verzorgingsgebied meerdere vergelijkbare objecten. Waardering brandweer Emmen Om te kijken of de verwachtingen bij brandweer Emmen enigszins overeen komen met de bij brandweer Emmen verwachte uitkomsten zijn deze objecten in een lijstje verwerkt. Op de afdeling is aan de aanwezige collega’s gevraagd om op basis van hun parate kennis de objecten te waarderen. De waardering diende te geschieden door een 1 te geven aan het object waarvan men dacht dat dit object boven aan moest komen na het uitvoeren van de formules. De 10 diende te worden gegeven aan het object wat volgens de ondervraagden als laagste prioriteit uit het model diende te komen. De namen van de objecten zijn in verband met de eventueel gevoelige gegevens vervangen door objectnummers. De namen zijn indien wenselijk op te vragen. De groep waardeerde als volgt: Naam object Object 1 Object 2 Object 3 Object 4 Object 5 Object 6 Object 7 Object 8 Object 9 Object 10
Gegeven cijfer 6 9 4 7 1 8 2 5 10 3
Hieruit blijkt dat de medewerkers van brandweer Emmen uit de losse pols zeggen dat object 5 op de eerste plaats zou moeten komen. Vervolgens zou object 7 op de tweede plaats moeten komen. Als het laatste zou object 9 moeten komen.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
50
Berekende waarding van de gekozen objecten Voor de verkozen objecten is de prioritering berekend. De uitkomsten staan in een toegevoegde kolom naast de cijfers van de brandweer in de onderstaande tabel. Naam object
Gegeven cijfer
Object 1 Object 2 Object 3 Object 4 Object 5 Object 6 Object 7 Object 8 Object 9 Object 10
6 9 4 7 1 8 2 5 10 3
Daadwerkelijke cijfer 9 8 6 7 1 5 2 3 10 4
Hieruit komt naar voren dat de nummer 1, 2, 7 en 10 uit de verwachtingen en de berekeningen op dezelfde plaats komen. De afwijkingen van de rest van de cijfers komt grotendeels voort uit het gebrek aan kennis van de verschillende objecten. Hierdoor is het daadwerkelijke risico moeilijk in te schatten. In het model komen verschillende eigenschappen van de objecten aan bod. Wanneer men gewoon een naam met een kleine omschrijving van een object hoort, is het moeilijk om al deze aspecten mee te nemen in de beoordeling.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
51
Hoofdstuk 10 Conclusies en Aanbevelingen Na het ontwikkelen van het model kunnen er een aantal conclusies en aanbevelingen worden gegeven. Deze staan centraal in dit hoofdstuk. In paragraaf 10.1. staan de conclusies die kunnen worden getrokken na afloop van het onderzoek. Paragraaf 10.2. staat in het teken van de aanbevelingen. 10.1. Conclusies Op basis van de voorkeur van brandweer Emmen met betrekking tot het prioriteringsmodel kunnen keuzes worden gemaakt bij welke objecten maatregelen of andere acties met voorrang moeten worden gerealiseerd. Om deze keuzes zo goed mogelijk te kunnen maken, is het prioriteringsmodel ontworpen. Het prioriteringsmodel geeft handvatten voor de besluitvorming. De uitkomsten van de prioritering moeten gezien worden als een richtinggevend advies aan de politiek en het bestuur van brandweer Emmen. Het model geeft een beoordeling van objecten op basis van een aantal criteria. Deze zijn van te voren vastgelegd. Na afloop van het onderzoek kunnen er een aantal conclusies en aanbevelingen worden gedaan. De volgende conclusies kunnen worden getrokken naar aanleiding van het onderzoek. De probleemstelling luidde als volgt: Op welke wijze kan brandweer Emmen een prioriteringsmodel ontwikkelen en toepassen op haar verzorgingsgebied, om zo gemotiveerd keuzes te kunnen maken voor het oefenen op basis van risico’s? Om antwoord te kunnen geven op de probleemstelling zijn er een aantal onderzoeksvragen opgesteld. Het antwoord op de probleemstelling ligt verscholen in de antwoorden op de onderzoeksvragen. De onderzoeksvragen en de antwoorden hierop worden onderstaand behandeld. Hoe ziet een prioriteringsmodel er uit? Met de subvragen: ‘Hoe ziet een prioriteringsmodel er volgens de theorie uit?’ en ‘Zijn er andere korpsen die gebruik maken van een dergelijk model?’ Na landelijk 42 interviews bij verschillende brandweer korpsen in verschillende regio’s te hebben gehouden, kan er geconcludeerd worden dat er bij de brandweer in Nederland nog geen prioriteringsmodel als bedoeld in deze afstudeeropdracht bestaat. In de theorie wordt geen uitsluitsel gegeven over hoe een dergelijk model er uit moet zien. Uit de theorie komt naar voren dat het in feite een multicriteria analyse is. Het model ziet er uit als een lijst met te toetsen dingen ( objecten) en een aantal criteria waar zij aan getoetst worden. Welke criteria maken onderdeel uit van het model? Na de landelijke interviews en de brainstormsessie zijn de volgende criteria opgesteld. De volgende criteria maken deel uit van het model: -aanwezigheid van personen -aanwezigheid niet/beperkt zelfredzame personen -aanwezigheid dieren -val en insluitingsrisico’s -processen binnen het bedrijf -aanwezigheid gevaarlijke stoffen -hoeveelheid gevaarlijke stoffen -opslag en of verwerking gevaarlijke stoffen. -effectgebied -inzet diepte/ hoogte -complexiteit bouwwerk -constructie -preventieve voorzieningen -vuurbelasting -opkomsttijden -uitrukprocedures -bluswatervoorziening
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
52
Welk gewicht dient er aan de verschillende criteria worden gegeven? Na de uitvoering van 42 interviews binnen brandweer Emmen, is duidelijk geworden welk van de criteria het zwaarst moet wegen. Dat geeft de volgende punten voor de criteria. Daarnaast is er aan de hoofdcategorieën nog een factor gegeven. Met deze factor worden de totale punten van deze hoofdcategorie vermenigvuldigd. In onderstaande tabel vind u het antwoord op bovenstaande onderzoeksvraag. Criteria Maximaal aantal punten Gevaar voor personen factor 1,53 2 Aanwezigheid personen 3 Aanwezigheid niet/ beperkt zelfredzame personen 0,8 Aanwezigheid van dieren 2,5 Val en insluitingsrisico’s 1,7 Processen binnen het bedrijf Gevaarlijke stoffen factor 1,24 1,7 Aanwezigheid gevaarlijke stoffen 2,1 Hoeveelheid gevaarlijke stoffen 1,9 Opslag en/of verwerking 2,3 Effectgebied Staat bouwwerk factor 1,16 1,8 Inzetdiepte/hoogte 2,3 Complexiteit bouwwerk 2,1 Constructie 1,8 Preventieve voorzieningen 2 Vuurbelasting Preparatie factor 1,07 2 Opkomsttijden 2,05 Uitrukprocedures 1,95 bluswatervoorziening Welke objecten zijn er in Emmen die voldoen aan de basiscriteria? Binnen het verzorgingsgebied zijn er 704 objecten die voldoen aan de gestelde eis: het voorkomen op de risicokaart. Dan wel als zijnde een risicovol object, dan wel als een kwetsbaar beperkt kwetsbaar object. Op welke wijze is het model te gebruiken bij het maken van een oefenschema? Het model is bruikbaar bij het oefenschema op twee manieren. De eerste manier is: de oefenleiding kan snel aflezen uit het model welke objecten de hoogste risico hebben. En daarom het belangrijkst zijn om een keer wat mee te gaan doen. Daarnaast kan men uit het model aflezen welke oefeningen kunnen worden gehouden bij deze objecten. Nu de vraag is het ontwikkelde model geschikt voor het oefenen? Volgens de oefenleider, ja. Hij kan nu duidelijk zien welke bedrijven een hoge prioriteit hebben en welke procedures bij dit object uit te voeren zijn. Naast een aantal conclusies, zijn er tijdens het onderzoek een aantal punten naar voren gekomen welke van belang kunnen zijn bij het uitvoeren van het oefenbeleid op basis van het prioriteringsmodel. Deze aanbevelingen vind u in paragraaf 10.2.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
53
10.2. Aanbevelingen Naast de reeds gegeven conclusies zijn er een aantal aanbevelingen. Deze aanbevelingen hebben tot doel het gebruik van het model te bevorderen, en tevens zorg te dragen dat de kwaliteit van het model in stand wordt gehouden. In de aanbevelingen is een onderverdeling aangebracht tussen aanbevelingen ter actualisatie van het model, aanbevelingen ten aanzien van het oefenen en het model en overige aanbevelingen. De volgende aanbevelingen worden gedaan ten behoeve van het prioriteringsmodel. Aanbevelingen actualisatie model: Het verdient de aanbeveling het model jaarlijks aan te passen aan de actuele gegevens. Hierbij valt te denken aan nieuwe bouwwerken, of panden die gesloopt zijn. Daarnaast zijn er veranderingen in het verzorgingsgebied te bedenken waardoor een object beter of slechter kan scoren op een criteria dan het voorheen heeft gedaan. Bijvoorbeeld wanneer er een grote verandering in de infrastructuur plaats heeft gevonden. De criteria dienen periodiek reviewed te worden. Wellicht zijn er nieuwe criteria of is er een verschuiving in de weging van bepaalde criteria. Men is nu bezig met de ontwikkeling van scenariokaarten. Deze zullen een aantal van de ‘oude’ aanvalskaarten op den duur vervangen. Het verdient de aanbeveling dat het criteria ‘aanwezigheid afwijkende uitrukprocedure’ op den duur wordt aangepast. Men dient te controleren of er veranderingen waar te nemen zijn. Indien er voor het object een verandering in het aantal kaarten plaatsvindt, verdient het de aanbeveling dat men deze veranderingen doorgeeft aan de persoon wie het prioriteringsmodel onder zijn/haar beheer krijgt. Op deze wijze kan actualisatie continu plaats vinden. Het wordt aangeraden om de verdere uitwerking van het model te laten doen, door de experts binnen brandweer Emmen. De koppeling met het oefenen kan het beste worden neergelegd bij de afdeling Opleiden en Oefenen. Zo zijn er ook verschillende experts te benoemen voor de verschillende hoofdcategorieën. Deze kunnen het beste worden ingevuld door de personen binnen de organisatie die het meeste afweten van dit gebied. Alvorens te starten met de prioriteitsberekeningen, verdient het de aanbeveling om de lijst met objecten nog een keer te filteren op relevantie. Volgens de vraag of het een meerwaarde heeft om voor dit object de prioriteit te gaan berekenen. Aanbevelingen oefenen: Indien een object hoog op de lijst is geplaatst, benader dit object dan actief voor een oefening. Indien deze niet wenst mee te werken, kijk dan op welke manier er wel een mogelijkheid is tot voorbereiding van de manschappen op een dergelijk object. Indien er nieuwe AUI procedures ontwikkeld worden, dienen deze tevens in het prioriteringsmodel te worden verwerkt. Voor al de in het prioriteringsmodel opgenomen objecten, dient er vervolgens te worden bepaald of het object geschikt is voor een oefening op deze AUI procedure. Tevens zijn er nog een aantal ‘nieuwe’ procedures welke nog geen indexnummer hebben gekregen. Deze moeten ter zijne tijd nog in het model worden verwerkt.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
54
Overige aanbevelingen: Er zijn een aantal panden die in het prioriteringsmodel naar voren komen als zijnde objecten met een groot effectgebied. Met de objecten zelf kan al het een en ander worden gedaan om het risico te beperken, of te zorgen dat het restrisico laag blijft. Met de omgeving wordt verder niets gedaan. Aanbevolen wordt om een communicatieplan op te stellen voor dergelijke gebieden. Om zo te kijken hoe men de bewoners van deze wijk kan voorlichten over de mogelijke gevolgen van een incident bij het object. Dit kan in het kader van de ambitie: Gerichte voorlichtingsacties naar burgers/bedrijven binnen een week na brand. De aandacht van de omgeving is dan al gevestigd op het object en de gevaren. Zij zullen dan veel ontvankelijker zijn voor de informatie die de brandweer verstrekt. Het zal de veiligheidsbewustzijn bij de omwonenden doen vergroten. Wanneer er keuzes worden gemaakt welke objecten al dan niet benaderd worden voor een oefening, geniet het de aanbeveling om preventie medewerkers hierin te betrekken. Zo kunnen zij kijken of er bij panden waarbij wordt geoefend communicatieve meerwaarde te behalen is. Het personeel van brandweer Emmen (tevens is het ook landelijk gesuggereerd) vroeg of er een koppeling kon komen tussen het houden van een oefening en communicatie/voorlichting. Deze koppeling zou ook goed gemaakt kunnen worden met objecten welke in bepaalde tijden van het jaar een verhoogd risico hebben. Zoals de terrassen van de horeca in de zomer, of de objecten met veel kerstversiering rond de feestdagen. Om zo de veiligheidsbewustzijn bij de medewerkers en bezoekers van het object te vergroten.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
55
Hoofdstuk 11 Bronvermelding Bij de totstandkoming van deze scriptie zijn de volgende bronnen gebruikt. Bronnenlijst:
Amersfoort, C, van,( februari 2003) De risico’s van het brandweervak, Meten = weten, Regionale Brandweer Zaanstreek – Waterland/ Brandweer Zaanstad. Beleidsplan 2004-2009 Opleiding en Oefening, Gemeentelijke brandweer Grave Bommel, A. van, ( april 2005) Arbeidsveiligheid, academie Bestuur en Recht. Saxion Hogescholen Enschede Dijken, J.A. van, Stroeker, N.E. ( Mei 2006) Gebiedsgerichte samenwerking: projecten kiezen en financieren, Den Haag. Gemeente Emmen, Emmen in cijfers, Statistische Informatie uitgave 2009. Inspectie Openbare Orde en Veiligheid( IOOV) ( juni 204) Vakbekwaamheid Brandweer, KENNIS EN VAARDIGHEID VAN BEVELVOERDERS EN OFFICIEREN VAN DIENST, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Losse, M. Cursus methoden en technieken, Kenniscentrum Leefomgeving. Saxion Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ( 18 augustus 2006) Leidraad Repressieve Basisbrandweerzorg, Het organiseren van eenduidige basisbrandweerzorg passen op het risicoprofiel van het verzorgingsgebied, Den Haag Ministerie van VROM, (november 2007), Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Brzo 99), Nibra, inzetprocedure complexe gebouwen Ooms, E. ( December 1998) En steekende de spuitpyp door de deur, een onderzoek naar een instrument voor risico-inventarisatie en risico-evaluatie van repressief optreden door de brandweer, Brandweer Amsterdam Overbeeke, A. Community Safety of Fictie? Is in Nederland een optimum bereikt of kan het met community safety nog beter?, Brandweer Den Haag, Reinshagen, E.A. (Augustus 2007) Formalisering van toekenning van gewichten binnen een Multi Criteria Analyse, Een toepassing op de bypass bij Kampen, Universiteit Twente (UT) Rozeboom, J. (08-07-2008) Project Bereikbaarheidskaart en Aanvalsplan, Brandweer Zuid Oost Drenthe, Week 1 Evaluatie ex ante & Scenario-analyse, document uitgereikt tijdens lessen onderzoeksvaardigheden, geen schrijver bij mij bekend. Uitgever in dit geval Saxion.
Bibliografie:
Baarda, D.B, Goede, de M.P.M., Teunissen, J. (1997) (pag. 96/97) Basisboek Kwalitatief onderzoek, praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Eerste druk, vierde oplage, Stenfert Kroese Berghuis, J.D. Helsloot I. en Muller. E.R., (2007), Brandweer Studies over organisatie, functioneren en omgeving, Deventer, Kluwer. Berkers, W. ( 1998) (pag. 76/ 77) Praktijkgericht onderzoek en methodiek-ontwikkeling, Houten/Diegem, Bohn Safleu van Loghum Brinkman, J. (januari 2006), Cijfers spreken Statistiek en methodologie voor het hoger onderwijs, 4e druk, Groningen, Wolters Noordhoff Brinkman, J. ( 2008) Beroep op onderzoek Van doelgerichte onderzoeksopzet tot toepasbare conclusie. Eerste druk, Wolters-Noordhoff Groningen/Houten
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
56
Frederix, L. (2005) (pag. 13) Wereld, over objectivisme, subjectivisme en naiviteit.Antwerpen-Apeldoorn, Garant uitgevers n.v. Hart, H. ‘t, Boeije, H., Hox, J. ( 2006)Onderzoeksmethoden. Boom onderwijs, 2e druk Amsterdam ’t Hart, H. Boeije, H. en Hox, J. ( 2006) Onderzoeksmethoden, zevende druk, Amsterdam Boom onderwijs Hellendoorn, J.C. (2001) Evaluatiemethoden Ex Ante, een introductie. SDU Uitgevers, Den Haag Janssen, R. en M van Herwijnen (1999) Beslissingsondersteuning voor complexe keuzevraagstukken BOSDA voor Windows. Beleidsanalyse nr. 4 SDU Uitgevers, Den Haag Steehouwer, M.(2006) Leren communiceren, 5e druk, Noordhoff Uitgevers B.V., Groningen Schreuder Peters, R.P.I.J. (2004). Methoden en technieken van onderzoek, principes en praktijk,2e druk, Den Haag, Sdu Uitgevers b.v. Willemse, J. (2006) Anders kijken een breder zicht op menselijk gedrag, Houten, Bohn Stafleu van Loghum.
Webpagina’s : Een bron die ik hiervoor heb gebruikt is: Brandweer almanak 2009, Den Haag, Sdu Uitgevers BV. Daarnaast de website van de Nederlandse Vereniging van Belangstellenden in het brandweerwezen en de websites van de verschillende korpsen. Hieronder vindt u de verschillende regio’s en de geselecteerde korpsen. Per korps vindt u informatie over het korps. www.arbeidsinspectie.nl datum raadpleging 25 november 2009 www.brzo99.nl datum raadpleging 26-10-2009 www.emmen.nl datum raadpleging 25 september 2009 http://www.ofm.gov.on.ca/english/FireProtection/model/FireRisk.asp#4.0__Assessing_Fire_ Risk_Scenarios datum raadpleging 01-10-09 www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl datum raadpleging 23-10-2009 www.risicokaart.nl datum raadpleging 10-11-2009 www.vrom.nl datum raadpleging 23-10-2009
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
57
Bijlage 1 verklaring gebruikte hulpmiddelen
Hierbij verklaar ik dat ik het voor u liggende werkstuk/project zelfstandig en zonder gebruik van andere dan de aangegeven hulpmiddelen hebben geschreven. De uit andere bronnen direct of indirect overgenomen teksten zijn op enigerlei wijze in de door mij geschreven tekst expliciet met bronvermelding verantwoord. Het werkstuk werd tot nu toe nog niet in dezelfde of in vergelijkbare vorm aan een examinator of examencommissie voorgelegd. Ook is het werkstuk niet eerder in het openbaar verschenen.
Naam auteur
Datum ondertekening
Handtekening
H.K.J. Heijnen
--------------------------
--------------------------------
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
58
Bijlage 2 Verzorgingsgebied Kaart van de gemeente
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
59
Gemeente Emmen is de grootste gemeente in Drenthe, en de op een na grootste gemeente van het Noord-Nederland. Gemeente Emmen telt per1 januari 2009 109.439 inwoners. Gemeente Emmen heeft een gemeentegrens van 200 kilometer waarvan 80 kilometer ook nog de landsgrens is. Totale oppervlakte van de gemeente is 34.624 ha. Van deze bij 35.000ha oppervlakte bestaat 1.690 ha uit bos en bij 20.000 ha uit natuurgebied. Qua oppervlakte behoort Emmen tot de grootste gemeenten van Nederland. Binnen de gemeente Emmen ligt ruim 1200 kilometer verharde weg. Hieronder valt tevens de autosnelweg A37. Deze autosnelweg heeft een directe aansluiting op de A31 (Ruhrgebied-Bremen) in Duitsland. 44 45 Onderstaand een overzicht van dorpen en inwonertallen welke binnen de gemeente en dus binnen het verzorgingsgebied vallen. De inwoner aantallen zijn van 01-01-09. Dorp Emmen Klazienaveen Nieuw-Amsterdam/ Veenoord Zwartemeer Barger-Compascuum Nieuw-Dordrecht Roswinkel Schoonebeek Nieuw-Schoonebeek Weiteveen Erica Emmer-Compascuum
Inwonertal 57.374 12.022 7.166 3.090 1.968 2.092 834 5.142 1.328 1.754 4.864 8.120
Brandweer Emmen heeft de gehele gemeente als haar verzorgingsgebied. Daarnaast werk zij nauw samen met de verschillende omliggende korpsen. Tevens wordt er aan de koude kant veel gedaan voor heel zuid oost Drenthe. Voor het onderzoek wordt alleen rekening gehouden met het verzorgingsgebied van brandweer Emmen binnen de gemeente grenzen van Gemeente Emmen. Zoals op de volgende pagina in een kaart in bijlage 2 wordt weergegeven. In dit verzorgingsgebied bevinden zich de volgende brandweerposten: Emmen, Van Schaikweg 8. 7811 KJ (beroeps) Klazienaveen, Derksweg 267, 7891 PR (vrijwillig) Schoonebeek, De Pienhoek 16, 7761 CB (vrijwillig) Emmer-Compascuüm, Kijlweg 1, 7881 JD (vrijwillig)
44 45
www.emmen.nl datum raadpleging 25-09-09 Gemeente Emmen, Emmen in cijfers, Statistische Informatie uitgave 2009.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
60
Bijlage 3 Lijst respondenten externe interviews In deze lijst staan de korpsen die hun medewerking hebben verleend aan de landelijke interviews. De namen van de respondenten zijn in verband met privicy redenen weggelaten. De namen van de respondenten zijn indien gewenst opvraagbaar bij de onderzoeker. Daarnaast vind u in deze tabel de data en tijden wanneer de interviews zijn afgenomen.
6 7 8 9 10 11
Korps Alkmaar Zutphen Den Helder Hilversum (post) VlissingenMiddelburg Boxmeer Lexmond Zaanstad ‘s Hertogenbosch Helmond Heerenveen
12 13 14 15 16 17 18
Arnhem Nijmegen Bommelerwaard Leeuwarden Delfzijl Delft Rijswijk Leiden
19 20 21 22 23 24 25
Hardenberg Zwolle Purmerend Amersfoort Weert Den Haag Amstelveen / Amsterdam Goes District Waterweg District Rijnmond Oost
1 2 3 4 5
26 27 28
29 30 31 32 33 34
Maastricht Enschede Haarlemmermeer Dordrecht Asten Gemert-Bakel
Functie Medewerker oefenen Coördinator oefenen en opleiden Specialist opleiden en oefenen Medewerker oefenen en opleiden. Coördinator Opleiden en Oefenen
Datum/tijd 16-10-2009 13:10 16-10-2009 13:35 22-10-2009 08:38 22-10-2009 09:08 22-10-2009 11:00
Coördinator oefenen en opleiden preventist Afdelingshoofd preparatie Officier opleiden en oefenen Coördinator oefenen en opleiden Plaatvervangend officier opleiden en oefenen Medewerker opleiden en oefenen Adviseur opleiden en oefenen Oefen coördinator Teamleider opleiden en oefenen Oefencoördinator Coördinator Opleidingen Beleidsmedewerker repressieve dienst/oefencoördinator. Coördinator opl/oef Coördinator opleiden & oefenen Oefencoördinator Coördinator opleiden en oefenen Coördinator opleiden en oefenen Oefencoördinator Manager BOCAS, HOVD
22-10-2009 11:55 22-10-2009 14:15 22-10-2009 15:20 22-10-2009 16:00 22-10-2009 29-10-2009 13:15
Coördinator Opleiden en Oefenen Teamchef Opleiding en Oefening Voormalig Hoofd O&O. Nu Postcommandant Bosland en Metaalhof tevens portefeuillehouder Operationele Informatievoorziening en Planvorming Oefencoördinator Teamleider Operationele Voorbereiding Oefencoördinator Coördinator Opleiden en Oefenen Korpscoördinator/plv. commandant Oefencoördinator
6-11-2009 09-11-2009 09-11-2009
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
29-10-2009 29-10-2009 29-10-2009 30-10-2009 30-10-2009 30-10-2009 30-10-2009
13:50 15:15 16:00 11:35 12:50 13:35 15:53
02-11-2009 15:00 02-11-2009 02-11-2009 05-11-2009 14:20 05-11-2009 15:40 05-11-2009 05-11-2009
10-11-2009 11-11-2009 16-11-2009 18-11-2009 26-11-2009 08:50 26-11-2009
53
35 36 37 38 39 40 41 42
Gesproken Heeze-Leende Eindhoven Valkenswaard Bladel Bergeijk Breda Son & Breugel Nijkerk
Functie Oefencoördinator Oefencoördinator Oefencoördinator Oefencoördinator Coördinator Preparatie Oefencoördinator Cluster Breda Oefencoördinator Oefencoördinator
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
Datum/tijd 26-11-2009 26-11-2009 26-11-2009 26-11-2009 26-11-2009 27-11-2009 30-11-2009 08.30 01-12-2009
54
Bijlage 4 Datamatrix Voor de uitvoering van het onderzoek is er een probleemstelling opgesteld. Om de probleemstelling te kunnen beantwoorden zijn er een aantal onderzoeksvragen opgesteld. Voor de beantwoording van deze onderzoeksvragen zijn verschillende bronnen geraadpleegt. In deze bijlage vind u een overzicht met de onderzoeksvragen, en welke bronnen gebruikt zijn ter beantwoording van deze onderzoeksvraag. Probleemstelling: ‘Op welke wijze kan brandweer Emmen een prioriteringsmodel ontwikkelen en toepassen op haar verzorgingsgebied, om zo gemotiveerd keuzes te kunnen maken voor het oefenen op basis van risico’s?’ Onderzoeksvragen 1. Hoe ziet een prioriteringsmodel er uit? • Hoe ziet een prioriteringsmodel er volgens de theorie uit? • Zijn er andere korpsen die gebruik maken van een dergelijk model? 2. Welke criteria maken onderdeel uit van het model? 3. Welke gewicht dient er aan de verschillende criteria worden gegeven? 4. Welke objecten zijn er in Emmen die voldoen aan de basiscriteria? 5. Op welke wijze is het model te gebruiken bij het maken van een oefenschema? Onderstaand het de datamatrix waarbij de verschillende vragen uit het interview afzonderlijk worden gekoppeld aan de onderzoeksvragen. Daarnaast zit u in deze matrix van welke bronnen gebruik is gemaakt bij het antwoorden van de onderzoeksvragen. 1 2 Onderzoeksvraag Interview andere X X korpsen Vraag 1, 2, 3, 4, 5 en 9 6, 7, 8 en 9 Interview intern X X Deskreseach X X Brainstormsessie X X Beleidsstukken X X Riscokaart Bibliografie X X Wordt beantwoord 3, 9 en 10 4 en 10 in hoofdstuk
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
3
4
5
X
X X X
X X
X
X X X 5 en 10
6 en 10
X 7, 9 en 10
55
Bijlage 5 prioriterinsmodel communicatie en oefenen Onderstaand een voorbeeld hoe de communicatieve meerwaarde en het oefenen zijn opgenomen in het prioriteringsmodel. In de tweede kolom vind u de kop communicatie. Indien er een meerwaarde te behalen is bij het betreffende object is het de kolom achter het object groen gemaakt. Heeft het geen meerwaarde om bij dat object communicatie in te zetten, dan is de kolom rood. Voor het oefenen staan de verschillende AUI procedures in de bovenste rij. Indien het object geschikt is om een dergelijk AUI procedure te houden dan is het vakje groen gekleurd en staat er een ja in. Is het object niet geschikt voor een oefening met een dergelijke AUI procedure dan is het vakje rood met het woord nee erin. De namen van de test objecten zijn vervangen door nummers. Dit gezien de bedrijfsgevoeligegegevens welke door het model worden weergegeven. De gegevens zijn opvraagbaar bij de onderzoeker. AUI 007
AUI 006
AUI 005
AUI 004
AUI 003
AUI 002
Communicatie
NAAM OBJECT Object 1 Object 2 Object 3 Object 4 Object 5 Object 6 Object 7 Object 8 Object 9 Object 10
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Nee
Nee
Nee
Ja
Ja
Nee
Nee
Ja
Ja
Nee
Nee
Nee
Ja
Nee
Nee
Ja
Nee
Nee
Nee
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
56
Bijlage 6 berekeningen 10 oefenobjecten
NAAM OBJECT Totale score!
Aantal aanwezigen
Zelfredzaamheid
Aanwezigheid dieren
Val- en insluitingrisico’s
Processen binnen het bedrijf
Object 1 Object 2 Object 3 Object 4 Object 5 Object 6 Object 7 Object 8 Object 9 Object 10
Gevaar personen
3,12 3,22 7,29 5,03 20,31 9,42 19,35 15,03 1,04 12,27
2 1 3 2 4 1 1 1 1 2
1 1 1 1 4 1 1 1 1 4
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 2 1 1 2 1 1
1 1 1 1 2 1 3 2 1 1
1 0,66 0,00 1,33 0,66 2,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,66
2 0,00 0,00 0,00 0,00 3,00 0,00 0,00 0,00 0,00 3,00
3 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
4 0,00 0,00 0,00 0,00 1,25 0,00 0,00 1,25 0,00 0,00
5 som 0,00 0,66 0,00 0,00 0,00 1,33 0,00 0,66 0,57 6,82 0,00 0,00 1,13 1,13 0,57 1,82 0,00 0,00 0,00 3,66
Verwerking/ opslag stoffen
1 2 1 1 1 3 4 3 1 1
1 1 1 1 2 2 3 3 1 1
effectgebied
Hoeveelheid gevaarlijke stoffen
1 3 2 1 3 3 4 3 1 3
Het mogelijke
Aanwezigheid gevaarlijke stoffen
Gevaarlijke stoffen
1 2 1 1 1 3 4 2 1 1
1 0,00 1,13 0,57 0,00 1,13 1,13 1,70 1,13 0,00 1,13
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
2 0,00 0,70 0,00 0,00 0,00 1,40 2,10 1,40 0,00 0,00
3 0,00 0,00 0,00 0,00 0,95 0,95 1,90 1,90 0,00 0,00
4 0,00 0,77 0,00 0,00 0,00 1,53 2,30 0,77 0,00 0,00
som 0,00 2,60 0,57 0,00 2,08 5,01 8,00 5,20 0,00 1,13
57
1 1 2 1 3 1 2 2 1 2
1 1 1 2 1 1 3 3 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 1 2 1 1 1
2 0,00 0,00 1,15 0,00 2,30 0,00 1,15 1,15 0,00 1,15
3 0,00 0,00 0,00 0,70 0,00 0,00 1,40 1,40 0,00 0,00
4 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
5 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 1,00 0,00 0,00 0,00
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
som 0,00 0,00 1,15 0,70 3,50 0,00 4,75 3,15 0,00 1,75
2 1 2 2 1 2 1 1 1 1
1 1 2 2 3 2 3 2 1 3
Bluswatervoorziening
Opkomsttijden tijden.
1 0,00 0,00 0,00 0,00 1,20 0,00 1,20 0,60 0,00 0,60
Aanwezigheid van een afwijkende uitrukprocedure
Preparatie
Vuurbelasting
Aanwezigheid preventieve voorzieningen
Constructie
Interne complexiteit
Inzet diepte/hoogte
1 1 1 1 3 1 3 2 1 2
Staat bouwwerk
2 2 2 2 2 2 1 1 2 2
1 1,00 0,00 1,00 1,00 0,00 1,00 0,00 0,00 0,00 0,00
2 0,00 0,00 1,03 1,03 2,05 1,03 2,05 1,03 0,00 2,05
3 0,98 0,98 0,98 0,98 0,98 0,98 0,00 0,00 0,98 0,98
58
som 1,98 0,98 3,00 3,00 3,03 3,00 2,05 1,03 0,98 3,03
Bijlage 7 waarderingsformulier Onderstaand een voorbeeld van de door het personeel van brandweer Emmen formulier. Per hoofdcategorie is hen gevraagd punten te geven. 4 punten voor de categorie die het zwaarst mee dient te wegen, 1 punt voor de categorie die het minst zwaar mee hoeft te wegen.
Naam: Datum: Gevaar personen Kans op slachtoffers • Aantal aanwezigen • Zelfredzaamheid Eigen veiligheid personeel • Aanwezigheid dieren • Val- en insluitingsrisico’s • Processen binnen het bedrijf ( mechanisch en infectues) Gevaarlijke stoffen • aanwezigheid gevaarlijke stoffen • Hoeveelheid gevaarlijke stoffen • Verwerking/ opslag stoffen • Effectgebied Staat bouwwerk • Inzet hoogte/ diepte • Interne complexiteit • Constructie ( beton/hout/staal) • Aanwezigheid preventieve voorzieningen • Vuurbelasting ( oogpunt repressie, aanwezige producten die voor een snelle branduitbreiding kunnen zorgen) Preparatie • Aanrijd
tijden
• Aanwezigheid
van een afwijkende uitrukprocedure
• Bluswatervoorziening
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
59
Bijlage 8 Beroepsproduct/ handleiding model
Beroepsproduct Brandweer Emmen
‘Oefenen op basis van risico’s’
Handleiding prioriteringsmodel.
Door: Datum: Opdrachtgever: Begeleider:
Jaqueline Heijnen 15 januari 2010 Brandweer Emmen Robert Kleine
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
60
Inhoudsopgave 1. HET PRIORITERINGSMODEL................................................................................................... 62 2. DE PUNTEN VAN DE CRITERIA................................................................................................ 63 3. INVULLEN OBJECTGEGEVENS................................................................................................ 64 3 COMMUNICATIE ........................................................................................................................... 69 4. INVULLEN AUI PROCEDURES .................................................................................................. 70
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
61
1. Het prioriteringsmodel Deze handleiding is geschreven voor het prioriteringsmodel van Brandweer Emmen. Te beginnen met een waarschuwing. Hoewel het prioriteringsmodel met cijfers werkt is de uitkomst niet objectief maar subjectief. Dit is het gevolg van een keuze. In samenwerking met de mensen werkzaam bij brandweer Emmen is er een keuze gemaakt voor bepaalde criteria. Het model zal niet vertellen waar men dient te gaan oefenen: het is niet gezegd dat een object met een lage prioriteit buiten beschouwing kan worden gelaten. Het kan zijn dat dit object wel uitermate geschikt is voor een voorlichtingscampagne of een oefening, dit hangt geheel af van de wensen binnen de brandweer op dat moment. Het prioriteringsmodel zelf is in feite een grote excel-tabel. Het model is opgebouwd uit een lijst met de ‘verkozen’ bedrijven. Deze vind u in kolom A. Indien er nieuwe objecten wilt toevoegen aan de lijst kunt u dit in deze kolom doen. In het bovenste kader staan de criteria. Aan deze criteria worden aan de objecten in achtereenvolgende kolommen puntenscores toegekend die uiteindelijk leiden tot een eindscore. U geeft aan of het object onder een bepaald cijfer valt. Dit doet u in de gele kolom onder het criteria. In de rode kolom ziet u dan de punten op dat criteria verschijnen. De laatste rode kolom onder de hoofdcategorie geeft de totaal behaalde score aan. Deze scores worden nog vermenigvuldigd met een factor. Hier hoeft u zelf niets voor te doen. Het systeem rekent dit voor u uit. Het totaal van al de totalen op de categorieën maal de daarvoor staande factor vind u in de eerste en laatste kolom. Boven deze eerste kolom staat daarom totaal score. Hoe hoger de totaal score, hoe hoger het object op de prioriteitenlijst komt te staan. Naast de bepaling van de prioriteit zijn er nog een tweetal punten aan het model toegevoegd. Allereerst is er een aparte Excel tabblad gecreëerd. In dit tabblad wordt in de eerste kolom naast de objecten gekeken of er een communicatieve meerwaarde is bij het object. Op deze wijze kan men snel zien of het instrument communicatie ingezet kan worden om zo het risico bij een object te doen afnemen. Het tweede toegevoegde waarde aan het model voor brandweer Emmen, is de koppeling naar het oefenen. Niet ieder object is geschikt voor een oefening. De objecten welke wel geschikt zijn voor een oefening zijn niet geschikt voor alle typen oefeningen. Er is gekozen om in het model een koppeling te maken met de AUI – procedures. Door in het model aan te geven welke procedures kunnen worden uitgevoerd bij welk object, wordt snel duidelijk welke oefening bij welk object plaats kan vinden. Hier wordt in hoofdstuk zeven verder ingegaan. In het hoofdstukken 3 en 4 wordt deze systematiek verder uitgewerkt.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
62
2. De punten van de criteria Het risico is in dit model weergegeven in een getal. De vraag is natuurlijk hoe het getal tot stand komt. Hier komt de relatie eigenschappen van het object in samenwerking met de waarde die er aangehangen is. Voor de standaardisatie zijn alle criteria beoordeeld door middel van kwantitatieve indicatorscores. Om een eerlijke verdeling van de waardes te krijgen is er voor dit model gekozen om per criteria onder een hoofdcategorie 2 punten te geven. Verdeling punten Niet ieder criteria weegt bij brandweer Emmen even zwaar. Als al deze criteria 2 punten gaan opleveren wordt geen gehoor gegeven aan de mening van brandweer Emmen. Om deze reden is er een verdeling gemaakt tussen de te vergeven punten. Het criteria wat volgens de medewerkers van brandweer Emmen het zwaarst moet wegen, zal hierbij de meeste punten krijgen. De volgende punten zijn er per criteria te behalen: Criteria
Maximaal aantal punten Gevaar voor personen 2 Aanwezigheid personen 3 Aanwezigheid niet/ beperkt zelfredzame personen 0,8 Aanwezigheid van dieren 2,5 Val en insluitingsrisico’s 1,7 Processen binnen het bedrijf Gevaarlijke stoffen 1,7 Aanwezigheid gevaarlijke stoffen 2,1 Hoeveelheid gevaarlijke stoffen 1,9 Opslag en/of verwerking 2,3 Effectgebied Staat bouwwerk 1,8 Inzetdiepte/hoogte 2,3 Complexiteit bouwwerk 2,1 Constructie 1,8 Preventieve voorzieningen 2 Vuurbelasting Preparatie 2 Opkomsttijden 2,05 Uitrukprocedures 1,95 bluswatervoorziening
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
63
3. Invullen objectgegevens Wanneer u de objecten toetst, vallen de objecten in een van de gradaties. Indien het object niet voldoet aan de criteria, geeft u een 1. Onderstaand vind u de gradaties en het getal dat u in de gele kolommen onder het criteria in dient te vullen.
Gevaar personen (burgers/ eigen personeel) Aantal aanwezigen Hoe meer personen aanwezig zijn hoe hoger het risico. Hierbij wordt er van de vergunde aantallen personen uit gegaan. Buitengewone situaties zoals partijen waar men meer personen dan vergund toe wenst te laten worden hierin niet meegenomen, hiervoor dient een ontheffing worden aangevraagd. Het aantal personen is vastgelegd in de bouwvergunning middels de bezettingsgraadklasse, dan wel in de gebruiksvergunning (gebruiksmelding). Gradaties: 1 0- 50 personen aanwezig 2 50-250 personen 3 250-500 personen 4 500 en meer Zelfredzaamheid In dit criteria wordt er gekeken of er in een normale situatie grote aantallen verminderd of niet zelfredzame personen aanwezig zijn. Gradaties: 1 Geen of weinig (minder dan 10 personen)verminderd zelfredzame personen aanwezig 2 Vanaf 10 verminderd zelfredzame (kunnen niet binnen de gewone tijdspan het pand ontvluchten, maar kunnen er wel uit komen) of vanaf 5 niet zelfredzame personen (kunnen zelfstandig het pand niet verlaten. B.v. ingesloten/ bedlegerige personen) aanwezig. Of panden met zonder logiesfunctie met een aanwezigheid van 20 niet/ verminderd zelfredzame personen. 3 Veel niet zelfredzame personen aanwezig (ingesloten personen vallen hier tevens onder) Meer dan 20 verminderd zelfredzame personen aanwezig, en vanaf 10 niet zelfredzame personen aanwezig. Of panden met zonder logiesfunctie met een aanwezigheid van meer dan 20 niet/ verminderd zelfredzame personen. 4 Verpleeghuizen en ziekenhuizen met een bewoner/ bedden aantal boven de 20 scoren de maximale aantal punten, dit rekeninghoudende met de nachtsituatie. In deze tijden is er niet voldoende personeel aanwezig om de mensen uit het pand te krijgen.
Aanwezigheid dieren Indien er dieren aanwezig zijn scoort het object hoger. Er is dan sprake van een verhoogd risico voor de medewerkers van de repressieve dienst. Hierbij wordt er wel een onderscheid gemaakt: 1 Geen van onder genoemde hoeveelheden aanwezig (geen score) 2 Grote hoeveelheden vee ( + 50 groot vee=> koeien/paarden) 3 Ingesloten wilde dieren
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
64
Val- en insluitingrisico’s Hierin wordt er gekeken of er voor het repressieve brandweer personeel grote kans bestaat om ten tijde van een uitruk ingesloten te worden of te komen te vallen. Met vallen wordt bedoeld dat de repressieve dienst kans maakt om binnen het pand dieptes van 1,5 meter en meer te vallen. Dit criteria wordt beoordeeld door de objectkennis van de bevelvoerder eventueel in overleg met de afdeling preventie/preparatie. 1 Geen of kleine val/ insluitingrisico’s 2 Redelijke kans op vallen of ingesloten te worden 3 Grote kans op vallen of ingesloten te worden. Processen binnen het bedrijf ( mechanisch en infectueus) Bij dit criteria wordt bekeken welke processen binnen een object spelen. Hierbij wordt er gekeken naar de processen die een gevaar voor het repressieve personeel op kunnen leveren. Te denken valt aan grote bewegende mechanische onderdelen, losschietende onderdelen, vrijkomen van hete stoffen (b.v. stoom/ vloeistoffen), vrijkomen van beperkte hoeveelheden gevaarlijke stoffen en andere bedrijfsspecifieke processen die een gevaar kunnen opleveren voor personen die onbekend zijn met dergelijke processen. Gradatie: 1 Geen voor het repressieve personeel gevaarlijke processen. 2 Een enkel proces of onbeheerde processen. 3 Meerdere beheerde processen 4 Het gehele object staat vol met dergelijke beheerde processen. Gevaarlijke stoffen Aanwezigheid gevaarlijke stoffen Indien er gevaarlijke stoffen aanwezig zijn is er sprake van een verhoogd risico bij een object. De stoffen die hier in mee worden genomen zijn de stoffen die in de vergunning vallen onder ADR klassen 1 t/m 9 met uitzondering van klasse 4.1. (voor een omschrijving van de verschillende klassen wordt u verwezen naar paragraaf 2.2.) 1 Geen gevaarlijke stoffen. 2 Klassen 3, 4.2, en klasse 9 3 Klassen 5.1. en 5.2., 7 en 8, 2 4 Klassen 1, en 4.3, 6.1. en 6.2 Hoeveelheid gevaarlijke stoffen Indien er gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in het object dient er gekeken te worden om welke hoeveelheden het gaat. Heeft het bedrijf een kleine hoeveelheid wat geen groot gevaar oplevert dient deze natuurlijk anders te scoren dan wanneer een bedrijf grote hoeveelheden stoffen op heeft geslagen. Gradaties: 1 Niet behorende onder de onderstaande criteria 2 Onder de PGS vallende maar niet onder het BEVI 3 BEVI en vuurwerk boven de 10 ton 4 BRZO
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
65
Verwerking/ opslag stoffen Worden deze stoffen alleen opgeslagen en niet verwerkt is het risico lager dan wanneer de verschillende stoffen worden verwerkt. 1 Geen stoffen of alleen doorvoering waarbij geen opslag plaatsvind 2 Opslag 3 Opslag en bewerking Het mogelijke effectgebied In dit criteria wordt gekeken of er een mogelijkheid is op een groot effect gebied. En in het bijzonder het gevaar dat de stoffen die zich in dat bedrijf bevinden een gevaar op kunnen leveren voor de omgeving van het bedrijf. 1 Geen effect gebied of effect gebied binnen inrichtingsgrenzen of klein effect gebied (geen score) 2 Effect gebied met letale gevolgen voor omgeving. Tot 200 meter in een dunbevolkt gebied 3 Effectgebied, tot 200 meter en een dichtbevolkt gebied, of boven de 200 meter in een dunbevolkt gebied. 4 Effectgebied groter dan 200 meter in een dichtbevolkt gebied. Staat bouwwerk Inzet diepte/hoogte Hoe hoger de aanvalswegen en hoe dieper de aanvalsdiepte hoe hoger het risico bij een bepaald object. 1 Normale inzet hoogte/diepte 2 Aanvalswegen langer dan 60 of hoger dan 20 meter 3 Aanvalswegen langer dan 100 of hoger dan 40 meter 4 Aanvalswegen langer dan 160 of hoger dan 60 meter Interne complexiteit De interne complexiteit houdt rekening met het al dan niet complex zijn van het bouwwerk. In complexe gebouwen is het ontruimen een stuk moeilijker, bij de redding kunnen personen slechter worden gevonden. Daarnaast kan het repressieve personeel sneller verdwalen en/ of ingesloten worden in het bouwwerk. 1 Niet complex basiskennis manschappen afdoende 2 Complex maar enige object kennis is wel nodig. Tot 1000m2 waarbij meerdere functies verweven zijn binnen het bouwwerk, of het bouwwerk onoverzichtelijk is (geen duidelijke structuur/indeling bevat) 3 Zeer complex inzet niet mogelijk zonder bruggenhoofd. Groter dan 1000m2 waarbij meerdere functies verweven zijn binnen het bouwwerk, of het bouwwerk heeft een onoverzichtelijke structuur (afwezigheid van een eenduidige structuur/ indeling) Constructie In de constructie wordt bekeken op welk soort constructie het bouwwerk rust. Dit in verband met de inzet duur en de stabiliteit van het bouwwerk gedurende die tijdslijn. 1 Beton / stenenconstructie 2 Hout 3 Staal ( of gelijkwaardig) 4 Combinatie verschillende constructies/ onduidelijk welke constructie aanwezig is.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
66
Aanwezigheid preventieve voorzieningen Er wordt gekeken of er sprake is van preventieve voorzieningen als zijnde compartimentering, een rook en warmteafvoer, een brand meldcentrale of een BHV / bedrijfsbrandweer. De aanwezigheid van deze voorzieningen moet in evenredigheid zijn met de omvang en gebruik van het object. Dit criteria komt in werking bij objecten gebouwd voor het bouwbesluit 1992, waarbij er door de wijze van gebruik van dit object wel sprake zou moeten zijn van enige voorzieningen. Of deze voorzieningen al dan niet (goed) functioneren wordt hierbij buiten beschouwing gelaten. 1 Ja alles voldoet 2 Nee, toepassing van preventieve voorzieningen is wenselijk Vuurbelasting Met vuurbelasting wordt bedoeld of er redenen in het object aan te duiden zijn waardoor er een redelijk vermoeden is dat indien er brand bij het object is, de brand zich sneller uit zal gaan breiden dan in een normale situatie. Bijvoorbeeld bij een kartonopslag. Gradaties: 1 Normale vuurbelasting 2 Vuurbelasting >120 kg per m2 ( te bepalen volgens de NEN6090 en methode beheersbaarheid van brand. ) 3 Vuurbelasting >120 kg per m2 of objecten waarbij er een redelijk vermoeden bestaat dat de aanwezige stoffen zorgen voor een zeer snelle branduitbreiding. Preparatie Opkomsttijden Hoe hoger de opkomsttijden, hoe verder de brand ontwikkeld is. Het risico bij een dergelijk object is dan hoger, zeker als er ook mensen moeten worden gered. Dan een object waar men in het beginstadion van de brand aanwezig is. Onder de opkomsttijd wordt verstaan de verwerkingstijd van de Alarmcentrale Drenthe, aangevuld met de uitruktijd van de brandweer en de rijtijd welke nodig is om de eerste tankautospuit op de plek van het incident te krijgen. De volgende gradaties worden dan aangebracht: 1 Binnen gestelde tijd leidraad repressieve basisbrandweerzorg. 2 Tussen de tijd gesteld in de leidraad repressieve basisbrandweerzorg en de Drentse norm 3 Boven de in Drenthe gestelde norm Aanwezigheid van een afwijkende uitrukprocedure Zijn er bijzondere aanrijdt/ meldprocedures/ toetredingsprocedures van kracht bij dit object. Indien er afwijkende uitrukprocedures voor het object bestaan dient dit object zwaarder te wegen. Hierbij wordt daarnaast ook gekeken of er meerdere ingangen aanwezig zijn. 1 Geen aanvalskaarten of bereikbaarheidskaarten 2 Alleen een bereikbaarheidskaart 3 Zowel bereikbaarheidskaart als een aanvalskaart en/ of scenariokaart
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
67
Bluswatervoorziening De bluswatervoorziening is tevens bepalend voor het risico bij een object. Wanneer er niet voldoende bluswater beschikbaar is, is het moeilijker om de brand te blussen. Het redden van personen is in grote lijnen afhankelijk van de beheersbaarheid van de brand. Is de brand niet onder controle te krijgen, is het gevaar groter. In de richtlijn ‘bereikbaarheid en bluswatervoorziening’ wordt geëist dat er binnen 40 meter van de hoofdingang van een gebouw een bluswatervoorziening gerealiseerd is. Maar in de praktijk is dit niet altijd het geval. Daarnaast kan het voorkomen dat de bluswatervoorziening ontoereikend is. Het criteria bluswatervoorziening beoordeeld wat de bluswater voorziening is. Is er voldoende water te vinden om de branden te blussen? De volgende gradaties worden dan aangebracht: 1 goede bluswatervoorziening. Er is een goede primaire (binnen 3 min voorziening voor de eerste TS), goede secundaire bluswatervoorziening en eventueel open water. geen score op dit criteria 2 Wel een goede Primaire bluswatervoorziening aanwezig maar geen secundaire bluswatervoorziening of open water. Helft van de punten 3 slecht, er is sprake een ontoereikende primaire en secundaire bluswatervoorziening. Volledige punten
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
68
3 Communicatie Binnen het verzorgingsgebied zijn een aantal objecten waarbij een communicatieve meerwaarde te behalen is. In het model is daarom een aparte kolom opgenomen voor de communicatieve meerwaarde. Deze vind u op het tabblad communicatie en AUI. In deze kolom, achter de objectnamen kan men met kleur aangeven of het object al dan niet geschikt is om communicatieve middelen in te gaan zetten. Indien er een meerwaarde door middel van communicatieve middelen te behalen is bij het opject, dient de kolom groen ingekleurd te worden. Is er geen meerwaarde te behalen bij dit object dient de kolom rood te worden gekleurd. Dit kan eventueel worden aangevuld met de woorden Ja en Nee. Zie onderstaand: Communicatie
NAAM OBJECT babt. Kerk - /verenigingsgebouw Gasregelstation Tweede Bokslootweg Hotel emmen B.V. (Van Der Valk) R.K.B. Gerardus Majella School Scheper Ziekenhuis tankstation vugteveen Teijin Aramid BV Vleems Food Voetbalvereniging D.Z.O.H. Woon- en Zorgcentrum Zuidermarke
Nee Nee Ja Ja Ja Nee Nee Nee Nee Ja
Wanneer Ja in te vullen: De objecten welke vallen onder de volgende categorieën zijn geschikt om het instrument communicatie in te zetten: Scholen met leerlingen vanaf basisschoolleeftijd Verzorgingstehuizen/ ziekenhuizen Waar een BHV organisatie aanwezig is, en veel personen aanwezig zijn. (vanaf 100 personen) Waar een BHV organisatie aanwezig is, en veel personen aanwezig zijn. (vanaf 50 personen bij objecten met gevaarlijke stoffen vallende onder wetgeving) Valt het object waarvoor u de gegevens invult onder een van deze categorieen, kunt u het vakje achter het object groen maken. Zo niet dan dient het rood te worden gemaakt.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
69
4. Invullen AUI procedures In het prioriteringsmodel is een koppeling gemaakt tussen de AUI procedures en de objecten in het model. De AUI-procedures zijn in een index genummerd en verwerkt. In het prioriteringsmodel staan de nummers van de relevante AUI procedures. Deze kunnen in de toekomst nog worden uitgebreid met andere procedures. Achter de objecten kan er met kleur worden aangegeven of het object geschikt is voor de oefening van deze specifieke AUI procedure. Indien het object niet geschikt is voor een oefening met de desbetreffende procedure, wordt de kolom onder deze procedure bij dit object rood gekleurd. Indien dit object geschikt is voor de desbetreffende procedure, wordt het vak groen gekleurd. De onderstaande AUI procedures staan in het model prioriteringsmodel. Overzicht AUI procedures voor het prioriteringsmodel Nummer Omschrijving 002 Aardgaslekkage/ gaslekkage 003 Acetyleen / gasflessen 004 Asbest 005 Biohazard / laboratoria 006 Biologische agentia 007 Blow out 011 Cellen en Celgebouwen 013 Chemicaliënbranden 014 Chemische en petrochemische bedrijven 015 Complexe gebouwen 016 Discotheken 017 Flat/ galerijflat 018 Inzet van gaspakken 019 Gevaarlijke stoffen, procedure 020 Hennep, illegale kwekerijen 021 Hoge gebouwen 022 Brand in hoogspanningsruimte 023 Kerkbranden 030 Molenbrand 031 MRI-installatie 033 Munitie/ brand met ontplofbare stoffen 034 Ontsmettingsprocedure 035 (Ondergrondse) Parkeergarages 036 Incidenten met PCB’s 037 Radioactiviteit 038 Refinder 039 Boerderijbrand ( rietgedekte daken) 041 Schuiminzet 043 Stofexplosie 046 Zwembad 047 Oleum 049 Vuurwerk/ carbid *** Woongebouwen met niet-zelfredzame personen
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
70
Indien het object waarvoor u de gegevens invult geschikt is om een bepaalde procedure uit te voeren geeft maakt u dit vlakje groen. Is dit niet het geval dan maakt u het vlakje rood. In het model gaat het er als volgt uit zien: AUI 007
AUI 006
AUI 005
AUI 004
AUI 003
AUI 002
Communicatie
NAAM OBJECT Object 1 Object 2 Object 3
Nee
Nee
Ja
Ja
Nee
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
U kunt in dit voorbeeld zien dat bij object 3 geen van de genoemde procedures te beoefenen zijn. Object 2 is geschikt voor een oefening op AUI procedure 002.
Afstudeerscriptie: Oefenen op basis van risico’s
71