3553
Grote retrospectieve
OCTAVE LANDUYT RICORSO van 6 mei tot 26 augustus in Kunsthal Sint-Pietersabdij Gent en in het
Museum van Deinze en de Leiestreek, Deinze
van 6 mei tot 24 juni in het Caermersklooster Gent Samen met de kunstenaar zelf organiseren de Stad Gent en de Provincie Oost-Vlaanderen een bijzondere hommage aan Octave Landuyt die dit jaar 85 wordt. Het opzet is uitzonderlijk, omdat er drie musea aan meewerken. In Kunsthal Sint-Pietersabdij, Caermersklooster en Museum van Deinze en de Leiestreek zullen er in totaal meer dan duizend kunstwerken van Octave Landuyt worden tentoongesteld. Octave Landuyt presenteert een zeer persoonlijke kijk op zijn lange en veelzijdige loopbaan. Tegelijk verschijnt een prachtig boek, een waar naslagwerk over zijn veelzijdig en complex œuvre. Als beeld van de tentoonstelling koos Octave Landuyt zijn allernieuwste werk en koos "RICORSO" als titel voor deze retrospectieve.
RICORSO is opgebouwd over drie sites, drie musea. Octave Landuyt (1922) studeerde onder andere aan de academie van Kortrijk en stond in 1954 mee aan de wieg van de afdeling plastische kunsten van de Rijksnormaalschool in Gent. Als leraar plastische opvoeding heeft hij vele kunstenaars en kunstkenners onder zijn hoede gehad. Als kunstenaar kan hij terecht beschouwd worden als een artistieke duizendpoot. Landuyt is zowel schilder, beeldhouwer, juweelontwerper als ontwerper van design en toegepaste kunst.
3554 De tentoonstellingstrilogie zal dan ook die bijzondere verscheidenheid van zijn oeuvre belichten. Museum van Deinze en de Leiestreek: "Oldies en Design" Vroeg en zeer vroeg nooit eerder tentoongesteld werk (vanaf 1934), de “gladde” en de organische periode en design voor metaalindustrie, textielindustrie, theater, affiches, de reclamewereld. Octave Landuyt werd in de sixties in de States geïntroduceerd door Harry Torczyner, nadat hij dit eerder ook had gedaan met René Magritte. Ooit werd dit werk er gepresenteerd als “essentialisme” of als “possibilities” wat aangeeft dat de afgebeelde organische vormen in feite geen reële weergave zijn van de werkelijkheid, maar slechts "mogelijke" expressievormen ervan. Een deel van dit plastisch œuvre zal nu hier voor het eerst in Vlaanderen worden tentoongesteld. Bovendien zullen de geëxposeerde werken worden toegelicht door geschriften, projecten en aantekeningen van de kunstenaar zelf. Aansluitend wordt er een selectie van werken uit de jaren 1950 tot 1970 geëxposeerd, gevolgd door vroeg en zeer vroeg nooit eerder getoond werk dat teruggaat tot kort voor de tweede wereldoorlog. De bovenverdieping van het museum is gewijd aan design voor metaal-, meubel- en textielindustrie, ontwerpen voor theaterdecors en –kostuums, publiciteit en affiches. Hier wordt meteen een ongezien en minder bekend aspect belicht van de kunstenaar als creatieve duizendpoot. Voor dit deel van de tentoonstelling kon een beroep worden gedaan op de steun en de medewerking van de groep Van Marcke - Mewaf, omdat Landuyt ook de ontwerper is van het logo met het zeepaardje en een aantal van hun eerste succesproducten. Museum van Deinze en de Leiestreek L. Matthyslaan 3 - 5 9800 Deinze tel. 09 381 96 70 www.museumdeinze.be Open dinsdag - vrijdag: 10.00 - 12.30 u / 13.30 - 17.00 uur zaterdag - zondag: 10.00 - 12.00 u / 14.00 - 17.00 uur Tijdens de tentoonstelling ‘Ricorso’ is de permanente collectie niet te bezichtigen. Verschillende dagarrangementen en combinaties met de andere 2 locaties zijn mogelijk. Er is een catalogus beschikbaar. Op 6 juli en 10 augustus wordt een creatief kinderatelier voorzien, geïnspireerd op het werk van Octave Landuyt.
Kunsthal Sint-Pietersabdij: "Highlights" Een selectie van de hoogtepunten uit zijn later werk en ook uitzonderlijk zijn unieke sieraden en goudsculpturen. Voor Octave Landuyt moet ieder object, elk beeld of beeltenis “sterk” zijn en gerealiseerd worden in een doeltreffende beeldentaal. Deze beeldentaal beantwoordt dan weer aan wetmatigheden, zoals die ook in andere talen en uitdrukkingsmiddelen ontstaan en aanwezig zijn en de expressie zijn van de cultuur van een volk of gemeenschap. Octave Landuyt wil ieder plastisch probleem in essentie aanpakken. Dit leidde hem in de loop der jaren naar zeer verschillende disciplines: olieverf op doek of paneel, litho- en zeefdruk, keramiek, aluchromie, lichtexperimenten, krijt, tekeningen, mixed media, realisaties in brons, zilver en goud. De “Highlights” die in Kunsthal Sint-Pietersabdij worden tentoongesteld zijn dan ook een representatieve keuze van hoogtepunten uit die enorme verscheidenheid. Goudobjecten en
3555 juwelen uit privébezit zijn hier uitzonderlijk te bewonderen. Voor Octave Landuyt moet ieder object, elke realisatie, optimaal in de omgeving worden geïntegreerd, rekening houdende met de esthetische waarde en het functioneren ervan in de gegeven ruimte. De “mise en espace”, de “mise en fonction” en de “mise en valeur” zijn dan ook medebepalend voor het realiseren van een tentoonstelling van zijn œuvre. In 1973 werd door de Stad Gent en het toenmalige Ministerie van Nederlandse Cultuur, een grote tentoonstelling van zijn werk georganiseerd in de Sint-Pietersabdij. Het werd een buitengewoon en massaal succes. Nu in 2007 organiseert Kunsthal Sint-Pietersabdij, het tentoonstellingsgebouw van de Stad Gent, opnieuw een grote retrospectieve als hulde aan de Gentenaar Octave Landuyt, die kan terugblikken op een lange en veelzijdige loopbaan. Zijn laatste imposante werken worden dan ook speciaal voor Kunsthal Sint-Pietersabdij gerealiseerd en door de organisatoren in samenspraak met de kunstenaar met grote zorg gepresenteerd en geïntegreerd in wat in al die jaren tot een prachtige tentoonstellingssite werd uitgebouwd. Kunsthal Sint-Pietersabdij Sint-Pietersplein 9 9000 Gent tel. 09 243 97 30 www.gent.be/spa Open dinsdag - zondag: 10.00 tot 18.00 uur
Provinciaal Centrum voor Kunst en Cultuur Caermersklooster: "Goetic" Dialoog van een totaalkunstenaar met de eigenheid van een gotische architectonische ruimte. Landuyt verwijst met de term ‘goetic’ naar de echte oorsprong van het woord dat in feite niets te maken zou hebben gehad met de Goten, maar afgeleid zou zijn van het Griekse goetic dat voor magie staat. Het belangrijkste visuele aspect van de gotische bouwkunst is het puntige ogief, dat voor het eerst verscheen toen de Tempeliers van hun kruistocht naar het Heilige Land waren teruggekeerd. De Tempeliers, en hun cisterciënzer bondgenoten onder leiding van Bernardus van Clervaux waren verantwoordelijk voor de introductie en ontwikkeling van de gotische bouwkunst. Octave Landuyt ontdekte al vroeg het prelogisch denken dat hem tot het magische bracht. Voeg daarbij zijn contacten met de naoorlogse Italiaanse filmkunst en zijn relaties met de Vlaamse letterkundige vertegenwoordigers van het magisch realisme en men kan begrijpen dat men hem dikwijls onder die vlag heeft laten varen. In de Gentse Opera was hij als kind al een bewonderaar van “Hoffmann’s Vertellingen”. Magisch realisme uit de 18de eeuw! De term “goetic” is voor de kunstenaar Octave Landuyt bijzonder toepasselijk op zijn werken over de wonderbaarlijke “Cathedral in the Desert” in de Colorado Canyon, omdat alle magische, onweerstaanbare bekoringen voor hem samenkomen in dat onwaarschijnlijke oord, met zijn betoverende afmetingen en zijn angstaanjagend gigantisme. In Griekse oercycli over de aardgoden werd de verheffing of de elevatie “doikumena” genoemd, of “het feest van de getoonde dingen”. Dat geldt ook voor deze uitzonderlijke tentoonstelling. Voor het Caermersklooster concipieerde Octave Landuyt een gelegenheidsproject, aansluitend op en in relatie tot de bijzondere vormgeving van de gotische kapel, met gotisch blauw en speciaal ontworpen bronzen beelden. Prov. Centrum voor Kunst en Cultuur Caermersklooster Vrouwebroersstraat 6 9000 Gent tel. 09 269 29 10 www.caermersklooster.be Open
3556 van 6 mei tot en met 24 juni dinsdag - zondag: 10.00 tot 17.00 uur
RICORSO De naam RICORSO verwijst naar de Italiaanse filosofie en de leerstellingen van Vico, waarin na tijden van chaos en verwarring alles opnieuw begint, maar wel op een steeds andere manier, in een herbronning, in een vernieuwde originaliteit. Vanuit dit opnieuw ontspringen zal de stroom een nieuwe corso zoeken, misschien zelfs een andere bedding als een gevolg van de oorzakelijke machten uit de natuur en het leven zelf. Die stroom staat voor geen geschiedenis, geen evolutie, maar is een principe van het leven zelf. In een wereld van -ismen en mediahypes is dat precies de boodschap die de oude meester wil meegeven. Ricorso werd daarom de titel voor de grote retrospectieve van 2007.
De diversiteit van Landuyt die dikwijls als uiterst barok wordt ervaren, vindt haar oorsprong in het feit dat hij plastische problemen ook stelt in andere vakgebieden en op die zoektocht oplossingen vindt die zich tot een vollediger inzicht laten verweven. Voor hem is dit inzicht trouwens belangrijker dan het gemaakte object. Bovendien is bij Landuyt esthetica gebaseerd op ethiek. Vakmanschap en inhoud heeft hij nooit verloochend, ze hebben hem gebracht tot een ongeëvenaard meesterschap! Een echte "Vlaamse reus". Toegangsprijs 6 euro voor 3 of 2 locaties tot 24 juni 5 euro voor 2 locaties na 24 juni 4 euro voor 1 locatie groepen vanaf 15 personen 4 euro voor 3 of 2 locaties 3 euro voor 1 locatie Arrangementen voor groepen Gent Watertoerist tel.: + 32 (0)9 269 08 69 - fax: + 32 (0)9 266 05 23 e-mail:
[email protected] www.gent-watertoerist.be Geleide bezoeken voor groepen Prijs: 75 euro per groep van max. 20 personen, toegangsticketten niet inbegrepen. Reservatie en info: tel.: +32 (0)9 269 60 02. fax: +32 (0)9 225 18 14, e-mail:
[email protected]. Nocturnes en special venues Reservatie en info: Beatrice Deboel, tel. +32 (0) 477 77 14 39, e-mail
[email protected] © Mudel en Stad Gent
KGK nodigt u uit voor een begeleide nocturne in ons
Museum van Deinze en de Leiestreek voor de tentoonstelling Octave Landuyt “Ricorso”
3557
“Oldies en design” op donderdagavond 21 juni 2007 om 19.30u. 2103. Paul HUYS (nr. 482) : Adreskaartjes van Deinse bedrijven: een collector’s item? In de ingangshal van het Deinse stadhuis, vlak bij de grote trap naar de raadzaal, staat een sierlijke open vitrinekast met een zestigtal reclamekaartjes van Deinse bedrijven; belangstellenden kunnen zich naar believen van deze informatieve kaartjes bedienen. Het eerste kaartje is dat van het Stadsbestuur zelf, het laatste kaartje dat van de firma die deze “display” (Engels voor informatieve uitstalling) heeft ontworpen en uitgevoerd, m.n. de MSB (Marketing Services Belgium uit Antwerpen). Dat bedrijven uit de nijverheids- en de dienstensectoren zich door middel van reclame aan de aandacht van hun potentiële klanten pogen voor te stellen, is niets nieuws… Het doet ons denken aan een ouder gelijkaardig initiatief, van ongeveer anderhalve eeuw geleden. Omstreeks 1845 immers maakten handelaars en bedrijven voor hun zaak reclame door middel van de zgn. porseleinenkaarten, prachtig kleurig drukwerk op geglansd karton, waarmee drukkers, brouwers en jeneverstokers, fabrikanten en winkeliers, smeden en schrijnwerkers, kleermakers en modistes enz. … de eigen activiteit aanprezen. Wat Deinze betreft zijn (niet meer dan!) zowat een half dozijn van dergelijke porseleinkaarten bekend. Dit succesvol drukwerk verdween omstreeks 1865 alweer uit de markt wegens de daarin verwerkte giftige grondstof, schadelijk voor de drukkers die ermee werkten… Sindsdien werden deze – na 1865 verboden product geworden – zeer fraaie, en nu relatief zeldzaam geworden stukken luxe-drukwerk echte verzamelobjecten1 Anderhalve eeuw later, anno 2006, bestaat (opnieuw) een alternatief systeem van dergelijke reclamekaartjes, ons het best bekend uit de horecasector: op elke restauranttafel kan tegenwoordig de klant een dergelijk kaartje aantreffen en meenemen… Dit drukwerk is nu meestal gerealiseerd op licht karton, via de bekende druktechnieken. De in het Deinse stadhuis gepresenteerde reclamekaartjes vormen een soort kunststofpasjes, alle op hetzelfde rechthoekig formaat (54 x 85 mm), afgerond aan de hoeken. We vragen ons af of er iemand is die op dit ogenblik een volledige set van deze 60 kaartjes bezit, om ze voor de toekomst te bewaren? Een opdracht voor KGK, wegens hun (toekomstig) belang voor de (economische) stadsgeschiedenis…? Over – zeg maar – tien jaar zullen hier en daar nog wel enkele geïsoleerde kaartjes te vinden zijn, over een halve eeuw zal iemand die over “Deinse reclamekaartjes” informatie zoekt, daar niets meer van terugvinden. Tenzij ook deze bescheiden ogende kaartjes, zoals hun “porseleinen” voorgangers, intussen zelf ook uiterst zeldzame collector’s items zouden geworden zijn.
Als er ooit – b.v. over 50 of 100 jaar – nog eens opnieuw een “Geschiedenis van Deinze” zal geschreven en gepubliceerd worden, zullen de samenstellers ervan voor de illustratie van de
3558 hoofdstukken “handel en economische activiteit” misschien maar al te graag van dit dan nauwelijks nog vindbaar materiaal gebruik willen maken. Tenminste…, als ze op dat moment nog van het bestaan ervan weet hebben. Daarom dan dit korte Contactblad-artikel, met signaalwaarde voor attente lezersverzamelaars! Eventuele (actuele of latere) verzamelaars van dit soort “vliegend of “vluchtig” materiaal zullen beslist baat kunnen hebben bij de publicatie van een overzichtelijk lijstje van de volledige (huidige, want allicht voor wijzigingen vatbare) set van deze reclamekaartjes. We zouden ze alfabetisch kunnen ordenen (op familie- of bedrijfsnaam), maar opteren liever voor een ordening per bedrijfstak, om op die manier de diversiteit van de adverterenden te benadrukken. Ziehier de (actuele) adverteerders, min of meer per soort gegroepeerd. Het overwicht van de “bouwsector” (in de brede betekenis genomen) is het meest in het oog springend. De dienstensector anderzijds – in al zijn diversiteit – vormt de tweede hoofdbrok. In ruim 95% van de gevallen gaat het om bedrijven van (Groot-)Deinze. Eén bedrijf uit het nabije Olsene is er ook bij, benevens een kapsalon uit Deurne (sic!!), men vraagt zich wel af wààrom… Van de vzw. Lango (taallessen) wordt geen adres, alleen een gsm-telefoonnr. Meegedeeld. Maar nu het lijstje zelf dan. Achitectuur- & Interieurontwerp Askotec, Architectuur, Engineering, Veiligheid (G. Gezellelaan 104A) Boulez & Degrande, architecten (Markt 86) Torck Decor, Raambekleding & totaaldecoratie (Kortrijkstraat 32) Piet Van Cauwenberghe, architect-stedebouwkunde (pvc.ad.abscis.be) Van den Abeele & Co (Studiebureau gce – Henau & Co) Bouwsector, Electriciteit & Sanitair Brapo, Keukens-badkamers (Kortrijksesteenweg 276j) Kristof Carton, Verwarming & Sanitair (Kortrijkstraat 48) Paul Corijn, Bouwwerken (Diepestraat 3, Meigem) Marc De Clerq, Plafonneerwerken (Schave 301) De Graeve, Bouwbedrijf (Industriezone 5 “De Tonne”) Dazilo bvba, Algemene dakwerken (Kruisbulckstraat 1b, Vinkt) Diaform, Bad-, keuken- en interieurmeubelen (Centrumstraat, Olsene) Antoine Hoste, Algemene electriciteit (Ongarijstraat 3, Gottem) Houthandel Dany-Wood (Vaart Linkeroever 7) Eric Janssens, Sanitair, verwarming (Lotenhullestraat 9, Vinkt) Mady bvba, Algemene dakwerken (Kouterlosstraat 61) Dick Peck, Binnenschrijnwerk (Kortrijksesteenweg 276) SK, bvba Koen Schelstraete, Verwarming & Sanitair (Kouter 133) Gebr. Torfs, gevelbepleistering (Schoolstraat 19, Vinkt) Filip Vandersteene, schilderwerken (Kasteellaan 6) Daniël Verbeke, Sanitair & VC, bedaking (Oude Heirbaan 79) D&D Vercamer, Algemene bouwonderneming (Deinzestraat 45, Vinkt) Vermaco, Algemene dakwerken (Schipdonkstraat 14) Communicatie Proximus Business Center (G. Gezellelaan 16) Drukkerij, print- en copieerwerk CARPA, Print- en kopiecenter (Stationsplein) Drukk. Careel (Kouterlosstraat 71) Drukk. Van Daele (Industriezone 1, E3-laan 68-70), EMF Textieldruk (Gentsesteenweg 204) Fiscaliteit WM Consulting (Wim Meesseman, Leernsesteenweg 212) Fintro/Zakenkantoor Feys (Kastanjelaan 4a)
3559 Landbouwkrediet (Markt 102) Lieve Van Cauwenberghe, Accountant (G. Martensstraat 36) Garages Garage Bettens – Ford (Leernsesteenweg 131) Garage Reheul – Renault (Kapellestraat 61-63, Astene) Dierengeneeskunde Aminos, Dr. Ine Van Hove, kleine dieren (Oude Brugsepoort 104) Dierenartsenpraktijk Jeroen Siebelink – Anja Muylaert (Volhardingslaan 29) Kleine huisdierenpraktijk dr. Anne Boone (K. Picquélaan 158) Leen Vandewalle, dierenarts (Sint-Hubertstraat 194) Haarkapsel, schoonheidszorg en fitness The Fitness House (Gaversesteenweg 76) Hairclub bvba, Kapsalon (Bisschoppenhoflaan 579, Deurne/Antw. – sic!) Heavenly Nails, Vingerverzorging (Hallepoort, Markt 60) Stephanotis, Coiffure (Markt 98) Horeca Restaurant Den Artiest (Dentergemstraat 38, Wontergem) Restaurant De Notelaer (Leernsesteenweg 87) Restaurant De Sterre (Ooidonkdreef 16, Leerne) Ristorante Il Ricordo (Markt 104) Tearoom-Restaurant Caprice (Kortrijkstraat 14) Onderwijs Lango vzw, Naschoolse lessen, taalkampen (www.lango.be) Ontspanning, sport A. Vandecasteele, zeilmakerij, tentenverhuring (Lotenhullestraat 44, Vinkt) Fietsen Cyclo-Gino (Kortrijkstraat 30) Tuinieren Nollet-Vande Weghe, planten- en dieren speciaalzaak (Nazarethsesteenweg 50, Astene) Varia – Dienstverlening Denise De Boever, Onderhoudsproducten (Oostmeersdreef 1) Fedisa, Schoonmaakbedrijf (Kaleshoek 70) Tavati Security, Beveiliging-detectie (Molenpark 16) Vervoer (personen, goederen) P.E.A.S./Pan European Airport Service (Poelstraat 65) 1. Een paar mooie collecties van porseleinkaarten bevinden zich o.m. in de Centrale Bibliotheek van de Gentse Universiteit en in het Gentse Design Museum (voormalig Museum van Sierkunsten, Jan Breidelstraat).
2104. Willy De Smet : De Graaf van Zeveren 1. In het Contactblad nr.1 van 20071 heeft Gilbert Van Steenkiste het over “ Een grafkelder van 1787 in Zeveren “, die “ gebouwd ( werd) door de graaf van Zeveren voor hemzelf, zijn familie en nakomelingen “. De persoon die op 19 januari 1787 in de kelder bijgezet werd, was “de zeer voorname en weledele heer Franciscus Johannes Bernardus de Heems “. Hij “ was de oudste broer van onze graaf “. Deze (in verkorte vorm weergegeven) mededeling vergt enige verduidelijking, zowel wat “Zeveren” als de bedoelde adellijke personen betreft.
3560 2. In publicaties van de K.O.K.-Deinze werd reeds gewezen op het feit dat Zeveren ooit behoorde tot twee kasselrijen. De westkant van Zeveren behoorde tot de kasselrij Kortrijk, de oostkant tot de kasselrij Oudburg van Gent. De scheidingslijn was bepaald door de voetweg van het dorp van Zeveren noordwaarts naar Vinkt 2. In het jaar 1577 werd de heerlijkheid “Zeveren”, die tot het vorstelijk domein behoorde, en verenigd werd met de op het grondgebied Zeveren gelegen heerlijkheid “Ter Meersch” of “Ter Vaelt” 3 door koning Filips II van Spanje verkocht aan Pieter de Bevere, ‘raedt van staeten’. Dat samengevoegd gebied werd gehouden van de Oudburg van Gent. Later kwam Zeveren in het bezit van de adellijke familie de Beer uit Meulebeke, die de heerlijkheid op 26 april 1773 verkocht aan Philippe-Jean-Maurice de Heems 4. 3. De familie (de) Heems5 is afkomstig uit Ieper. Jean-Baptiste Heems werd op 12 juli 1712 tot secretaris van de Raad van State in de Nederlanden benoemd. In 1733 verkreeg hij de titel van baron van het Heilig Rijk. Hij overleed in 1734. Uit zijn eerste huwelijk, op 4 oktober 1704, met Marie-Anne van de Vijvere, werd JeanBaptiste-François de Heems geboren. Hij werd heer van Luchteren6, van den Buysere7 en onderbaljuw van Gent. Laatst genoemde was tweemaal getrouwd. Uit zijn eerste huwelijk te Gent, op 17 augustus 1732, met Marie-Elisabeth-Adrienne de Stappens8 , werden acht kinderen geboren. Vier van hen dienen in het bijzonder vermeld te worden, hetzij omdat zij als het ware rechtstreeks bij onderhavige bijdrage betrokken zijn, hetzij omdat zij verbonden zijn met families die te Deinze en in de Leiestreek geen onbekenden zijn. 4. François–Joseph–Bernard de Heems In de bijdrage van Gilbert Van Steenkiste wordt hij geciteerd als “ weledele heer Franciscus Johannes Bernardus Baron de Heems ……..oudste broer van onze graaf “. Hij werd geboren te Gent op 3 juni 1734 en trad op 25 januari 1771 in Sint-Goedele te Brussel in het huwelijk met Marie–Anne–Louise–Augustine de Robiano, de weduwe van Jean – Charles Hellin, burggraaf van Angest. Ze werd geboren te Brussel op 19 september 1731en overleed er op 27 januari 1810. François werd kapitein in het Oostenrijks leger en overleed te Gent op 18 januari 1787. ‘s Anderendaags werd hij bijgezet in de door zijn jongere broer, de graaf van Zeveren, gebouwde grafkelder. Hij liet een tweeling na, Charlotte en Alexandrine, geboren te Brussel op 13 januari 1772. Beiden huwden met een legerkapitein. 5. Marie–Françoise de Heems Ze werd geboren te Gent op 17 november 1736, er gedoopt in de Sint-Jacobskerk op 18 november 1736, en overleed te Gent op 11 april 1793. In de Sint–Michielskerk te Gent trad zij op 11 april 1763 in het huwelijk met Emmanuel– Jean–Baudouin de Kerchove, geboren te Gent op 16 juni 1739 en er overleden op 5 januari 1815. Hij was heer van Oeselgem, Gottem, Wallebeke (te Gottem) enz.. Uit zijn eerste huwelijk met Constance–Antoinette de la Tour–Taxis, overleden op 14 februari 1762, is één zoon geboren op 24 december 1761, die overleed op 17 februari 1762. Het gezin de Kerchove–de Heems woonde te Gent in de Drapstraat, nr. 12, en kreeg 14 kinderen. Onder hen was Emmanuel–Philippe–Marie–Colette, geboren op 4 februari 1767 en op 10 augustus 1854 overleden in het door hem te Uitbergen9 gekochte kasteel. Hij trouwde te Gent op 9 februari 1800 met Marie–Angéline–Désirée Piers de Raveschoot, geboren te Gent op 23 januari 1778 en er overleden op 24 maart 1855. Te noteren valt dat Emmanuel–Jean–Baudouin te Gottem achter het koor van de parochiekerk een grafkelder liet bouwen waarin zijn eerste echtgenote en andere familieleden werden bijgezet. Tot deze tak van de familie de Kerchove d’Ousselghem10 behoort de laatste adellijke bewoner van het Meire-kasteel te Vosselare. Tussen dit kasteel en Deinze bestaat een meervoudig verband, dat het voorwerp zal uitmaken van een afzonderlijk opstel.
3561
6. Jeanne–Marie–Philippine de Heems Geboren te Gent op 25 december, overleed ze er op 12 november 1813. Ze trad er op 2 mei 1762 in het huwelijk met Leopold–Joseph de Patyn ( of Patin ), zoon van Charles – Philippe en van Thérèse – Waudru Dubois. De leden van de familie Patyn waren in de 17de eeuw in West-Vlaanderen gevestigd, nl. te Geluwe, Menen, Dadizele en Ieper11. De voornoemde Charles–Philippe de Patyn werd in april 1687 te Ieper geboren. Als licentiaat in de rechten van de universiteit te Leuven bouwde hij een schitterende carrière op. Dit heeft er toe geleid dat hij op 5 december 1735 te Wenen tot burggraaf werd verheven wegens zijn “bijzonder diensten”. Zijn nakomelingen mochten de titel van ridder dragen. Het door Maria-Theresia op 25 oktober 1779 ondertekend decreet bepaalt dat al zijn nakomelingen terzelfdertijd de titel van burggraaf of burggravin en deze van ridder zullen dragen. Leopold–Joseph de Patyn werd kapitein in het regiment van Wolfenbuttel, en was later ‘major-adjoint’ van de stad Brugge. Hij overleed te Gent op 2 april 181212. Uit zijn huwelijk met Jeanne–Marie de Heems werd Reine–Anne–Marie–Colette–Félicité geboren, burggravin de Patin, gravin van Zeveren. Ze trouwde met een op rust gestelde Engelse kapitein13. 7. Philippe–Jean–Maurice de Heems Hij werd geboren te Gent op 3 mei 1740, huwde te Deurle op 31 mei 1772 met Marie– Justine–Caroline Papejans de Morchoven, gezegd van der Strepen, overleed te Gent op 24 december 179814 en is begraven te Zeveren. Hij was heer van de parochie van Zeveren, onderbaljuw van Gent en verkreeg op 17 juli 1772 de titel van graaf die hij verbond met de heerlijkheid Zeveren. Aldus spreekt men over de graaf van Zeveren . In 1787 is hij te Deurle eigenaar geworden van het kasteel ‘Ter Laecke’, later ‘Ter Leie’ genoemd, een leen gehouden van de heer van Nevele. Te Deurle had hij nog een buitenverblijf, een huis van plaisance, dat vermoedelijk het kasteel van Roothuyse was15. Zijn gezin is kinderloos gebleven. 8. In de “ Graf en Gedenkschriften der Provincie Oost-Vlaanderen “ 16 wordt het wapenschild van de familie de Heems weergegeven zoals het voorkomt op een wit marmeren steen in de Predikherenkerk te Gent
1. Blz. 3537, nr.2092.
3562 2. Frans De Potter-Jan Broeckaert, Geschiedenis der provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Gent, deel 8, Zeveren, blz.5. 3. Raf Walgraeve en Geert Van Doorne, Enkele beschouwingen over de heerlijkheden van Ter Vaalt en Zeveren, in: Bijdragen tot de Geschiedenis van Deinze en de Leiestreek, 1974, blz. 40. 4. Ook geschreven d’Heems. 5. De vier Heemskinderen te Dendermonde, Ritsaert, Writsaert, Adelaert en Reinout zijn de zonen van ridder Aymon, een vazal van Karel de Grote. Er bestaat geen enkel verband met de familie (de)Heems. 6. De heerlijkheid Luchteren hing af van de heerlijkheid Drongen en werd later afhankelijk van de Oudburg van Gent. Bij notariële akte van 31 december 1760 kocht Jean–Baptiste–François die Heerlijkheid.. 7. Te Sint-Kruiswinkel. 8. Deze familie is afkomstig van Sint-Winoksbergen en vestigde zich in de 17de eeuw te Brugge. Jean-Baptiste Stappens huwde er op 31 januari 1655 met Marie van Caloen, weduwe van Gerard van Volden, schepen van Brugge. 9. In de huidige gemeente Berlare. 10. De uitgebreide en geïllustreerde genealogie “ de Kerchove “ is uitgegeven door de “ Kerchove Vereniging “. 11. Roger Coussé en Martin Boudry, De familie Pattyn of de Patin, in : Iepers Kwartier, december 1984, blz.100. 12. Annuaire de la Noblesse de Belgique, 1866. 13. Sophie Moeykens, Luc Goeminne, René De Clercq, Bevolking en grondbezit te Zeveren in de 19de eeuw, blz. 60, 97. 14. Annuaire de la Noblesse de Belgique, 1888, blz.267. 15. Urbain Van Den Heede, Geschiedenis van Deurle, blz.277. 16. Tweede Reeks, Deel 1, blz.68.
2105. Paul HUYS (nr. 483) : De Deinse Schilder Gustaaf Hertoge exposeert in Gent (1925) Op zoek naar totaal iets anders1 vonden we toevallig in “De Standaard” van woensdag 21 oktober 1925 (jrg. VII, nr. 288), blz. 5 een bespreking van een tentoonstelling van de jonggestorven Deinse kunstschilder Gustaaf Hertoge (1898-1929)2 in de “Kunstgalerij” (Brabantdam 3) in Gent. De toen 27-jarige kunstenaar, oud-student van de Gentse Academie (1921-1923), toonde er een 30-tal werken. De kunstrecensent J. Cr. (= Jef Crick) schreef er het volgende over: “Gustaaf Hertoge, van Deynze, die op heden in het kunstzaaltje van de Brabantdam enkele werkjes exposeert, is een nog jong schilder die zich, althans in verscheidene zijner doekjes, bezwaarlijk losmaken kan van een zekere hardheid in het koloriet, en een stroefheid in de compositie welke ons doen vermoeden dat zijne visie nog grootendeels gevangen zit in een akademisch raam. Maar dat neemt niet weg dat wij, dwars door het Akademische heen, in zijn werk de kern raden van een echt kunstenaarschap. Aldus heeft nr. 4, “De Leie” schoon openluchtig geschilderd, in een warmen goudtoon, ons werkelijk bekoord. In het werkje “Dorpstraat”, een huizengroepje onder regenachtig zwerk, steekt handigheid en fraaiheid van faktuur (= compositie), terwijl de “Avondimpressie” (nr. 26), vooral in het behandelen van het maan- en wolkeffect, een mooie doezeligheid van delikaat gestreken penseelvegen bezit. Elders, in zijn knap geborstelde “Lindenlaan”, in zijn “Novemberzichtje”, in zijn “Oogststudie” (nr. 15) en niet het minst in zijn vlug en habiel getoetst kleurstukje “Aan ’t strand”, bewijst Hertoge dat hij pikturale kwaliteiten bezit die, mits hardnekkig arbeiden, gedijen zullen. Ook in zijn pochades (= losse kleurschetsen) schemert de handigheid door van iemand die gemakkelijker, en soms raak, te noteeren weet. Bij dit alles zouden wij echter, zooals wij hierboven schreven, zijn kunst nog heel wat verfijnder wenschen. Deze verfijning en bezinking zullen de komende jaren allicht brengen. (J.Cr.)”
Van Gustaaf Hertoge, die al in 1921 in Deinze zelf debuteerde in een kleine groepstentoonstelling (met ook S. De Gryze, Abel Claerhout e.a.), bezit het Museum van
3563 Deinze en de Leiestreek een zevental schilderijen, waarvan twee uit het jaar 1925: een “Boer” (gift van Leon De Clercq, 1942) en “Boomgaard” (legaat Luc Matthys, 1978). Een van Hertoges beste werken, ook in het Museum van Deinze (maar zelden of nooit getoond), is een gezicht op de “Markt te Deinze” (z.d.), dat vermoedelijk uit de vroege jaren ’20 dateert, want de toren van de O.-L.-Vrouwekerk heeft nog het platte nooddak (na de vernieling van de torenspits in 1918). 1. Het bij toeval vinden van een ongezocht gegeven bij het opzoeken van iets totaal anders wordt serendipiteit (uit. Eng. Serendipidity) genoemd. Die nogal vreemd klinkende term verwijst naar de titel van een verhaal van de Engelse schrijver Horace Walpole (1717-1797), “The Three Princes of Serendib” (Serendib = Ceylon, nu Sri Lanka). Als wetenschappelijke term voor een toevalsvondst werd de term voor het eerst gebruikt in 1968 door de Amerikaanse socioloog Robert K. Merton (“Social Theory and Social Structure). Horace Walpole werd vooral bekend door zijn roman “The Castle of Otranto” (1764), waarmee hij de grondlegger werd van de zgn. “gothic novel” (= een sinistere griezelroman). 2. Over Gustaaf Hertoge zie onze vroegere bijdrage in KGK-Contactblad, XVII, 6 (december 1997), nr. 1615, blz. 2333-2335.
Maessprokkels Jules Comijn Op 22 maart 1852 werd te Deinze Jules (Julianus) Comijn begraven. Dat deelde op 25-031852 De Broedermin mee. Hij was op 19 maart gestorven en was amper 26 jaar oud (geboren te Gent). Hij was vijf jaar lang onderwijzer in de kostschool van WittebolleHulstaert. Hij leed toen al twee jaar aan een longziekte. Zijn leerlingen en zijn vrienden begeleidden hem op de uitvaart. Een leerling, Hendrik Desprez van Roubaix sprak een lijkrede uit. Nationaliteit van een Deinzenaar anno 1780 Een Deinzenaar, geboren 1780, had nog juist Maria-Theresia van Habsburg als vorstin en daarna Jozef II en was dus eigenlijk Oostenrijks onderdaan. Maar in 1789 was er de Brabantse revolutie die al een tijdje broedde en werden onze gewesten eventjes onafhankelijk als het Belgieke Nederland. Maar in 1790 waren de Oostenrijkers hier weer. In 1792 werden we bezet door de Fransen. Maar in 1793 waren de Oostenrijkers hier weer. In 1794 werden ze andermaal verdreven en waren we weer bezet door de Fransen. In 1795 werden we bij Frankrijk ingelijfd. Tot 1814. In 1814 werden we Nederlanders tot 1830. In 1830 pas werden we Belgen. Maar alle leed was nog niet geleden want nu begon men, ons te verfransen – of hernam men de verfransingsdrift van 1794-1814 (Ook in 1678, 1701 en 1708 werden we door de Fransen even bezet en van 1745 tot 1749 ook nog eens) De Deinzenaars uit de jaren 1780, die in 1830 vijftig jaar oud waren (min of meer) hebben dus heel wat nationaliteitsveranderingen ondergaan. Nationaliteitsgevoel was ziek. De strijd voor het behoud van de moedertaal was opnieuw begonnen in en na 1830. Toneel en letterbewegingen, dichtgenootschappen en rederijkers zetten toen de Vlaamse beweging in gang. En dreef veel mensen in het activisme van WO I en de collaboratie van WO II, in het extremistisch Vlaams kamp, in de strijd tegen het franskiljonisme, zelfs in de strijd voor federalisme reeds met de frontbeweging tijdens WO I en de eerste fronters in het parlement na WO I. In 2005 vierde men 175 jaar België en 25 jaar Federalisme. Ontkerstening 1794-1813
3564 In onze KGK-bijdrage in het jaarboek 2007, over de familie Minnens, schreven we even over de ontkerstening en de bekering toen de familie Minnens als “joods” vernoemd werd in de toenmalige kranten. Minnens liet zich dopen toen hij trouwde en op huwelijksreis ging naar Rome. Die ontkerstening was een gevolg van de strijd van de Franse revolutie tegen alle vormen van christianisme. Het concordaat van Napoleon-Paus van 1802 genas heel wat en de onbeëdigde priesters mochten weer hun ambt uitoefenen en de kerken mochten weer open. Maar geleidelijk hernam de strijd tussen Napoleon en de Kerk. De Gentse seminaristen die de Napoleonrichtlijnen weigerden te volgen werden bestraft: ze werden in het leger ingelijfd in Wezel (Duitsland) en velen kwamen om (1813). Die situatie van de Kerk en Napoleon wordt beschreven in het artikel van Louis PRENEEL (+) : De Kerk in revolutietijd (pp. 142-176), in H. Van de Voorde, P. Delsaerdt, L. Preneel, K. Veraghtert en M. D’Hoker, Bastille, Boerenkrijg en Tricolore. De Franse Revolutie in de Zuidelijke Nederlanden, uitg. Davidsfonds, Leuven 1989, 288pp. Het bisdom Gent omvatte toen zowat Oodt- en West-Vlaanderen. Pas in 1834 ontstond het bisdom Brugge. Napoleon was baas. Hij lijfde zelfs de Pauselijke Staat in en deporteerde de paus. Er bestond toen een “Catéchisme à l’usage de toutes les églises de l’Empire Français (uitg. Parijs 1806). Dollar/Mark in 1923 Hoeveel was een dollar waard in het Duitsland van 1923? Het financieel dieptepunt van de mark lag in 1923 toen Frankrijk en België het Ruhrgebied bezet hielden. Vele Belgische soldaten (geboren in 1903) verbrachten hun soldatentijd (4 februari 1923 tot 18 augustus 1924) als bezetter van het Ruhr = Roergebied. Ze kwamen als miljonairs terug…van gedevalueerde Duitse marken. 1 dollar was ooit 4,21 biljoen mark waard. Het was voor de Belgische soldaten van toen de moeite niet waard hun Duits geld om te wisselen. Een oom gaf me ooit enkele miljarden mark die hij in 1923 uit het Roergebied had meegebracht. Om inkopen te doen moesten de Duitsers manden geld meedragen. Briefjes van een miljoen mark kregen een overdruk: een miljard mark. In 1921 werd de Duitse oorlogsschuld bepaald op 226 miljard goudfranken. (cfr. Jan Kershaw – Hitler, dl. I, p. 228) Voor WO I 1 dollar = 4,20 mark In 1923 januari 1 dollar = 17.972 mark augustus 4.620.453 september 98.860.000 oktober 25.260.280.000 november 4.200.000 miljoen mark 1 kilo boter kostte toen 168 miljoen mark (cfr. Jan Kershaw – Hitler, dl. I, p. 268)
2106. Paul HUYS (nr. 484) : Over kunstenaarsbroers… [De Cock, De Smet, Van de Woestijne, d’Haese] Gezien, in de voorbije zomer (juni-sept. 2006), de tentoonstelling Family Affairs in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten. Deze tentoonstelling (met een honderdtal geëxposeerde kunstwerken van een veertigtal kunstenaars) was het resultaat van een – heel wat ruimer! – onderzoeksproject, dat zich uitstrekte over zowat 1500 (!) kunstenaars. Opzet was: een onderzoek naar de onderlinge artistieke beïnvloeding van broers/zusters in de wersterse kunst, van de gebroeders van Limburg en de gebroeders Van Eyck tot de Ukkelse tweeling Frank en Koen Theys en enkele van hun hedendaagse tijdgenoten. Het
3565 onderzoeksthema is bijzonder boeiend en in de waardevolle catalogus1 staan twee zeer verhelderende essays, van voortreffelijk gehalte, die de resultaten van het gedane onderzoek bij de kijker/lezer introduceren. In het eigenlijke catalogusgedeelte krijgen geselecteerde kunstenaarsparen (ruim veertig…) elk een aparte presentatie: een dubbele pagina, met afbeelding(en) en commentaartekst. Alles bijeen wordt een belangwekkend “familiealbum” gepresenteerd, vol schilderijen, tekeningen, sculpturen, designproducten, films en videobeelden. Er zijn klinkende namen bij, zoals de Bruegels, de Bosschaerts, de Wouwermans, de Koekkoeks, de Duchamps en de Giacometti’s. Jammer dat in deze Brusselse, en dus “Belgische”, tentoonstelling toch een paar interessante broederparen van bij ons ontbreken. Ik denk b.v. aan de 19e eeuwse landschapsschilders XAVIER & CESAR DE COCK2, of –eventjes later in de tijd – de schilderende gebroeders GUST & LEON DE SMET, alle vier Gentenaars, toch met naam en faam in hun kunstdomein, of nog het kunstenaarsgezin van de D’HAESE’s (de beeldhouwers Roel en Reinhout, hun zus Begga). Ook het Gentse broederpaar VAN DE WOESTIJNE – de literator Karel en de schilder Gustave – zouden uitstekend in dit onderzoeks- (en tentoonstelling)project hun plaats kunnen gevonden hebben. Een (gedeeltelijk) gemiste kans dus… Maar twee tegengestelde oude Vlaamse spreuken stonden hier blijkbaar in concurrentie:l “Het hemd is nader dan de rok” en “Geen sant in eigen land”. 1. Interessante tentoonstellingscataloog, Bozar Brussel 2006, 183 pp., ill.; € 30; ISBN 90-6153-6448. 2. Bij Lannoo/Tielt verscheen in 2004 een uitvoerige Cesar De Cock-monografie (auteurs: Richard Comyn & Paul Huys): “De schoonheid van de stilte”, 159pp., ill.; € 40; ISBN 90-209-5902-6.
2107. Signalement : Nieuw boek van Marc Gevaert Marc Gevaert is geboren te Astene en is oudleerling van o.a. onze erevoorzitter Herman Maes aan het Koninklijk Atheneum in Deinze. Tot 1998 was hij verbonden aan de BRT als radiojournalist, secretaris van de administrateur general en bestuursdirecteur informatie. Sinds hij “op rust” is ontpopt hij zich als een vlot schrijvend auteur. Wellicht las u reeds een van zijn werken: De dagen van het millennium (2000), Van Boudewijn tot Boudewijn (2002), De Vlaamse poort naar Utopia (2004) of Misdaad en Boete (2005). Recent verscheen bij Roularta Books zijn jongste boek: Slagveld van Europa. Duizend jaar oorlog in de Zuidelijke Nederlanden. Geprangd als ze lagen tussen Frankrijk, Engeland, Duitsland en de verenigde Provinciën, waren de Zuidelijke Nederlanden eeuwenlang het uitverkoren slagveld van de Europese geschiedenis. In de eerste slag van Cassel, bijna tien eeuwen geleden, stonden ampere en paar honderd krijgers tegenover elkaar. In de tijd van Ramillies, Fontenoy en Waterloo waren het er al om en bij de 150.000. Tijdens de grote oorlogen van de twintigste eeuw warden ettelijke honderdduizenden manschappen ingezet; de omvang van de verwoestingen en het menselmijk leed was navenant. In zijn nieuwe boek Slagveld van Europa begeleidt Marc Gevaert de lezer langs de talloze slagvelden van de Zuidelijke Nederlanden. Sommige daarvan, zoals Ieper en Waterloo, worden nog dagelijks bezocht; vele andere zijn complete vergeten. Dit is het verhaal van honderden veldslagen en belegeringen, van Cassel tot Bastenaken (het Ardennenoffensief in de Tweede Wereldoorlog). Een historisch verslag van duizend jaar oorlog in het huidige België en in de gebieden die op het ogenblik van de slag deel uitmaakten van de Zuidelijke Nederlanden: Luxemburg, Nederlands Limburg, Noord-Brabant, Zeeuws Vlaanderen en Frans Vlaanderen. (© Roularta Books)
3566
2108. Paul HUYS (nr. 485) : Een Molenschildrij (1906) van ene François Picqué Op een recente veiling, in de nv. DVC, Burgstraat 20-22, Gent, op 20 en 21 juni 2006, werd een schilderij geveild, gesigneerd en gedateerd: François Picqué, 1906, met als uitgebeeld motief een houten windmolen. Het schilderij (op het oog geschat ± 70 x 50 cm?) was niet onaardig van compositie en van tekening, maar zat nogal “zwaar” in de kleuren. De artistieke kwaliteit ervan zouden we kunnen omschrijven als van het werk van een “betere amateur”. Het was , tot onze verrassing, voor de allereerste keer dat we met die schildersnaam werden geconfronteerd. In geen enkele schildersencyclopedie hebben we de naam François Picqué ooit eerder aangetroffen, evenmin als in enige andere informatiebron met veilingsresultaten. Rijst natuurlijk de vraag: wie was die (amateur-)schilder? Naar we mogen vermoeden, behoorde hij tot de directe familie van de Deinse kunstschilder Charles-Louis (“Karel”) Picqué en was hij meer bepaald een kleinzoon van Picqués oudste neef, Fredericus Picqué. Hun onderlinge familieverwantschap blijkt het duidelijkst uit het onderstaande stukje stamboom, dat ook te vinden is in onze eerste Picqué-monografie, in 1993 uitgegeven door de K.O.K. (genealogische bijlage-A).
Franciscus Jacobus Picqué (1744-1816) X Maria Francisca Lievevrouw (°1733)
Philippus Jacobus P. (1768-1834) X Maria Judoca Cras (1779-1836) Charles Louis PICQUé (Deinze 1799 – Brussel 1869) x 1833 met Marie Lubin
Carolus P. (°1771) xx Isabella Rosa Claus neven
Fredericus P. (1811-1857) x Amelia Joanna Dubois Jacobus Bernardus P. (1850-1938) x Eugenie De Buck Franciscus P. (Gent 1879-1956) x Gent 1905 met Maria Van Damme
“François Picqué”, de maker van het molenschilderijtje van 1906, moet wel deze in 1879 geboren Franciscus Picqué geweest zijn. Hij huwde in 1905 en het schilderijtje werd dus het jaar nadien geschilderd; hij was toen 27 jaar oud. Of hij ooit academie heeft gelopen, zoals
3567 destijds zijn beroemd geworden overgrootoom, Karel Picqué, weten we niet, maar we nemen ons voor het t.g.t. eens op te sporen. Nog dit. Franciscus (“François”) Picqué had drie kinderen, nl. twee zonen (Freddy en Sylvain) en één dochter Paula. Paula Picqué (met wie ik een tiental jaren nog heb gecorrespondeerd) was gehuwd met professor R. D’Hulst, bekend Jordaens-specialist, die vanaf de jaren ’60 hoogleraar (geschiedenis van de beeldende kunsten) was aan het Hoger Instituut voor Kunstgeschiedenis van de RUG. Het bij DCV geveilde molenschilderijtje komt mogelijk uit haar nalatenschap – of die van een van haar broers…
Maessprokkels Desertie en muiterij in WO I Tijdens WO I werden 306 Britse militairen wegens muiterij of desertie door het leger gefusilleerd. Dat werd officieel bekend sedert 1990 toen de militaire archieven daarover open gingen. Op aandringen van de betrokken families zijn deze daden nu gerehabiliteerd, bij wet, ondanks het verzet van oudstrijdersverenigingen, van sommige kranten en zelfs van de koninklijke familie. In Frankrijk werden 2.300 soldaten ter dood veroordeeld wegens muiterij of desertie. 500 ervan werden terechtgesteld. Ook in Frankrijk werd reeds aangedrongen op een pardonneren, maar die vraag geraakte er nog niet op regeringsniveau (Historia 2006 okt p. 18) Rijksweg 43 Ooit was de rijksweg 14 : Antwerpen, Sint-Niklaas, Lokeren, Gent, Deinze en dan naar Kortrijk (of naar Tielt). Toen ik nog een kleine jongen was (° 1926) liep die weg nog door de stad en door de dorpen. Er waren toen geen ringwegen om de stad heen. Er waren toen nog niet veel auto’s. Zowat honderdduizend in heel het land? De omleiding om het centrum van Sint-Niklaas te vermijden begon juist vóór WO II, dus vóór 10 mei 1940. Er stonden geen huizen langs die nieuwe weg, voor zover hij al bruikbaar was. Van aan de Sterre tot Belsele liep hij door de velden. Aan de Sterre reden de aouto’s die van Antwerpen kwamen, via de Antwerpsesteenweg naar de Mercatorstraat (waar wij toen woonden) het stationsplein en de stationsstraat, over de grote markt naar Belsele. De ringslang werd pas na WO II een weg voor autoverkeer. De weg van de Gentse Sterre naar Deinze werd gekasseid in 1770 (Oostenrijkse Tijd) en einde 1946-1948 gebetonneerd. Aan die werkzaamheden verongelukte in 1947 de Deinzenaar Victor Torck. Aan die weg verongelukte in 1852 Casimir Karel Minnens. Aan die weg verongelukten in de jaren 1960-1970 tientallen mensen. Een voetganger of een fietser moest zijn leven riskeren om de weg over te steken. Oorspronkelijk was het een zandwegel van dorp naar dorp, te voet of te paard, per koets. In 1770 aangelegd en met bomen afgeboord, zoals men ter hoogte van de Halifax te Astene nog kan zien: een bewaard stuk oude weg. Later heeft de E 3 –nu E17—veel van dat verkeer opgenomen. Maar nu rijden in België meer dan vijf miljoen wagens. Gent-Deinze was destijds een mooie weg, “een prachtig voorbeeld van natuurvriendelijkheid”, afgeboord met een dubbele rij aloude eiken. In 1932 heeft de toenmalige bewoner van het huis Xavier De Cock eens geteld hoeveel auto’s er op een dag voorbijkwamen. Hij telde ze op verzoek van de veldwachter. Het waren er zeven ! (cfr., jaarboek 2005, p. 8) De naam “Maes” in Deinze In de lijst van de volkstelling 1796 (uitg. VVF-Deinze, door Guido Demuynck) staan 1858 personen uit Deinze vermeld en 632 uit Petegem
3568 Samen 2490 personen, waarvan slechts één “Maes”, nl. Marie-Jeanette Maes, 77 jaar oud. Zij was de moeder van Jean-Baptist Van de Genagte (33 jaar), een meubelmaker diue in Deinze geboren werd en gehuwd was met Fernandine De Smet, 28 jaar, die pas in 1795 in Deinze kwam wonen. Ze woonden langs de weg naar Tielt en moeder Van de Genagte – Maes woonde bij haar zoon. Zij hadden twee knechten, Joseph Waepenaere, 37 jaar, in Deinze sedert 1789 en Joseph Van de Bossche, 20 jaar, in Deinze sedert 1794. Ze hadden ook een dienstmeisje, 20 jaar oud, Jeanette Drommaert. Die woonden in bij de meubelmaker in 1796. Was J.B. Van de Genagte in 1795 gehuwd met F. De Smet die door dat huwelijk naar Deinze kwam wonen? In 1796 één Maes in Deinze en Petegem In 1991 waren er 75 in de kiezerslijst van de 11 gemeenten In 2006 staan er 40 in het telefoonboek onder Deinze. Dit zijn hoofdzakelijk mannen, hoeveel vrouwen met de naam Maes staan er niet in? In Gottem woonde in 1830 Angelina Maes, een 71-jarige spinster, geboren te Oeselgem, gehuwd met Jean Baptist Lievrouw en moeder van Pierre-Jean (° 7-04-1793). Ze had nog een zoon, Leonard Lievrouw (°5-12-1790). Cfr. VVF-Deinze, Claude Gekiere. In Vinkt woonde in 1830 Anna Maria Maes, 51 jaar, geboren te Aarsele, spinster, samen met Francisca Persijn, 24 jaar, ook spinster en geboren te Vinkt, haar dochter. In Vinkt 1830 was een 15 jarige Melanie Maes dienstmeisje en een Regina Maes, 68 jaar, geboren te Aarsele, spinster. In 1835 waren er in Vinkt diverse naamdragers : - de geboren Vinktenaar Albert Maes, werkman, 47 jaar, met drie kinderen: Charles (12j.), Jean-Baptist (9j.) en Rosalia (6j.) - een Leo Maes, 6 jaar - een Sophie Maes, 19 jaar, spinster - een in Wakken geboren Albert Maes, 38 jaar, en zijn 38 jarige vrouw Isabelle Mestdagh, spinster, met hun kinderen Fredericus Maes (13j., werkman), Leo (11j.), Karel (7j.), JeanBaptist (5j.), Amelia (10j.) en Rosalia (pas geboren) - Andries Maes, 43 jaar, schoenmaker, geboren in Aarsele en zijn echtgenote Seraphina Vermeersch, 35j. geboren in Vinkt, spinster met hun kinderen: Ivo (8j.), Eduard (5j.) en Melanie (pas geboren). - Anne Marie Maes, 62 jaar, en geboren te Aarsele. In België na 2000 wonen er 25.000 personen met de naam Maes. Maes is de derde naam in de frequentielijst na Janssens en Peters. Woordenboek en spelling Het grootste wetenschappelijk taalwoordenboek is het “Woordenboek der Nederlandse Taal”. Het is eindelijk af geraakt. Ten minste toch over al de Nederlandse woorden gebruikt tussen 1500 en 1976: 43 banden van groot formaat. Men begon er aan in 1862 en in 2002 was het klaar: 150 jaar werd er op wetenschappelijk niveau gewerkt te Leiden door een Hollandse en Vlaamse ploeg. Matthijs De Vries en Lammert Te Winkel begonnen er aan, en meteen ook aan een ontwerp voor de spelling. We schrijven eigenlijk nog altijd de spelling De Vries en Te Winkel. Die spelling werd in1864 officieel in België. Tevoren was er de spelling Desroches en die van Siegenbeek, beide bruikbaar maar niet officieel. In Nederland werd De Vries en Te Winkel pas in 1883 officieel. De Deinzenaar Desiré Delcroix, toen hoofd van het «Bureau
3569 Flamand» (tevens het enige personeelslid van die dienst, later aangevuld met Van Droogenbroeck) heeft voor de invoering van die spelling sterk gewerkt. In 1934 werd er aan die spelling wat geprutst met de zogenaamde spelling Marchand en Kollewijn. In 1946 werd er andermaal aan die spelling gewerkt door een spellingscommissie van Vlamingen en Nederlanders, o.a. door de Gentse professoren Blanquaert en Couvreur, de Leuvense prof Pauwels e.a. Die bewerking leverde ons een voorkeursspelling op en een toegelaten spelling, vooral wegens de te conservatieve instelling van de Nederlanders. De “-sch” viel weg (mensch werd mens), de buigings-n viel weg en ook de dubbele “ee” en “oo” (in kolen/koolen, in benen/beenen). In 1995 werd er nog eens aan die spelling geputst. Maar de spelling is in essentie nog altijd De Vries en Te Winkel. En het woordenboek is dus afgewerkt: 43 banden. Het Duitse woordenboek heeft 32 banden en het Engelse heeft 20 delen. Maar jaarlijks komen er nieuwe woorden bij, want komen er ook nieuwe dingen en nieuwe begrippen. Een taal leeft immers en wijzigt voortdurend. Het oudste Nederlands dat we kennen luidt: “Hebban olla vogala nestas hagunan hinase ic anda thu. Wat ubidab wi nu.” Er zijn wel nog andere en zelfs oudere flarden bekend. Voor het Nederlands van vóór 1500 hebben we het Middelnederlands Woordenboek van Verdam, waarvan ook een handwoordenboek-uitgave bestaat. Van het grote woordenboek bestaat nu ook een kleinschaligere uitgave. En voor het gewone taalgebruik is er ook de Dikke Van Dale, of de versie van Koenen, of voor ruimer gebruik het encyclopedische taalwoordenboek van pater Verschueren. Maar eigenlijk is zo een woordenboek nooit af, moet altijd «bijgehouden» worden en begeleid worden door andere werken, zoals een dialectwoordenboek, een geoniemenwoordenboek, een eponiemenwoordenboek, een etymologisch woordenboek en puzzelwoordenboeken en woordenboeken voor bepaalde vakgebieden. En dan de uitspraakwoordenboeken, etc. En dan hebben we het nog niet over vertaalwoordenboeken. 2109. Paul HUYS (nr. 486) : Landschapsschilder Octave Malfait (1857-1932), oom van Hubert Kunstschilder Hubert Malfait (Astene 1898 - Latem 1971) had een schilderende oom, Octave, die trouwens een van de twee getuigen was die de geboorteakte van zijn neefje ondertekenden1; dat was dus in 1898. Octave was – blijkens die akte – toen 41 jaar oud2; zijn beroep: bediende bij het Provinciaal Bestuur3. Blijkens de “Wegwyzer van Gent”4 had hij – althans naar het einde van zijn carrière toe – de graad van bureauchef (“bureelhoofd”); maar in diezelfde periode staat hij ook een aantal jaren als (zelfstandig?) landmeter vermeld. Volgens Paul Haesaerts, auteur van het bekende boek over de Latemse kunstenaars, was hij ook secretaris van de Provinciale Commissie van Monumenten en Landschappen5, maar dat zal wel een gevolg geweest zijn van zijn hoofdambt bij de Provincie. In zijn monografie over Hubert Malfait noemt Marcel Duchateau deze oom Octaaf een “amateur”, die in zijn vrije uren schilderde. Toch was deze amateur opgeleid – althans volgens de recente schildersencyclopedie van Paul Piron6 – aan de Gentse Academie. In de inschrijvingsregisters der Acadmie7 hebben we hem echter niet teruggevonden. Puur amateur of niet, had Octaaf Malfait echt wel ambitie, want we vonden hem niet minder dan vijf keer als exposant op de toch belangrijke officiële Vierjaarlijkse Belgische Salons, kort voor en ook nog na de Eerste Wereldoorlog. Hij “debuteerde” dus vrij laat, in 1912, op 55jarige leeftijd. Zijn dertig jaar jongere neef Hubert debuteerde tien jaar later, op het Gents Salon van 1922. Hierbij een overzichtje van de “Salon”-deelnames van Octaaf: 1912- Salon Luik cat. nrs. 324 (« Matinée de septembre », pastel) en 325 (« La Mare », pastel). 1913- Salon Gent (Wereldtentoonstelling!) cat. nr. 333 (“Septembre, matin ») : vermoedelijk dus hetzelfde werk als in Luik! Volgens Isid. Van Beugem (zie verder) was dit een triptiek (“drie fijne poëmen, die
3570 alle drie in blauwig-dauwige tonaliteiten een zomermorgen zacht-emotioneel bezingen”). 1914- Salon Brussel cat. nr. 325 (« Septembre, matin ») idem als hierboven! 1921- Salon Luik cat. nrs. 296 (« Petite ferme en Flandre, matin ») en 297 (« Petite ferme en Flandre, midi ») 1925- Salon Gent cat. nr. 337 (« Hoevetuin »). Na 1925 vonden we hem op die officiële Belgische Salons niet meer vertegenwoordigd. Wel nam hij, op uitnodiging van het Ministerie van Kunsten en Wetenschappen, deel aan de tentoonstelling van oude en moderne kunst te Bern (Zwits.) in 19268; hij exposeerde er een schilderij “Vestiges d’un manoir en Flandre” (volgens Van Beugem voorstellend het “Riddershof te Oostakker”). Blijkens de Belgische saloncatalogi (1913-1925) woonde hij al die tijd in Gent, in de “Rue aux Boeufs” of de Ossenstraat nr. 90 (gelegen nabij het middeleeuwse Sint-Baafsdorp in de Macharius-wijk). Hij woonde daar sedert medio februari 1891, kort na zijn huwelijk – te Gent op 13.09.1890 – met Marie Coleta Voet (°Nokere, 15.05.1864). Het echtpaar kreeg vijf kinderen9, geboren tussen 1891 en 1899: drie zonen (Karel Antoon, Hendrik Prosper en Louis Jozef) en twee dochters (Maria Magdalena en Helena Mathilda). In december 1925 verhuisde het gezin – zonder de oudste twee zonen die intussen gehuwd waren – naar de (deftiger) Voskenslaan, nr. 208, achter het Sint-Pietersstation, waar Octave in 1932 overleed. Of hij ook na 1926 (hij was toen 69 jaar oud) nog geschilderd en/of geëxposeerd heeft, is ons niet bekend. Als schilder is hij nauwelijks nog bekend onder de kunstliefhebbers. Toch komt zijn naam nog voor in enkele van de meer bekende referentiewerken10. Het Museum van Deinze en de Leiestreek bezit echter geen werk van hem en evenmin het Museum Dhont-Dhaenens (Deurle), noch ook het Gemeentebestuur van Sint-Martens-Latem. Inzake veilingsresultaten vermeldt een recente uitgave van het bekende naslagwerk van E. Bénézit, dl. 9 (Gründ 1999), blz. 102 een veiling bij De Vuyst in Lokeren op 10.10.1992 : van Oct. Malfait werd daar een pastel geveild (25x33cm), getiteld “Les rives de la Leie” (sic), voor een bod van 26.000 Bef. Een mooi bedrag toch, voor een kleinformaat-werkje van een “amateur”… Aan de persoon en het werk van Octaaf Malfait werd in het interbellum door de eigentijdse kunstkritiek nauwelijks enige aandacht besteed. Met één enkele uitzondering, nl. de uitvoerige en vrij lovende bijdrage die Isidoor van Beugem (zelf een van de eerste Saverysbiografen!) in de allereerste jaargang (1930) van André Vynckes tijdschrift “Kunst”11 over O. Malfait schreef. Volgens van Buegem was Octaaf Malfait reeds vroeg aan ’t schilderen gegaan, toen hij nog op ’t geboortedorp woonde (tot in 1890). En hij was een goede vriend van Claus (slechts acht jaar ouder dan hij!), met wie hij ’s zondags, na de hoogmis, al eens het traditioneel toertje deed in het dorp. De bewoner van “Zonneschijn” – aldus nog Van Beugem – “liet niet na hem van tijd-tot-tijd te bezoeken en hem aan te sporen” (tot schilderen). Enige beïnvloeding door Claus zal dus niet zo ver weg geweest zijn. Uit van Beugems bijdrage kunnen we zelfs een keurig lijstje samenstellen van “allicht) de voornaamste werken uit zijn oeuvre: Wondelgemkerk (1902), Septemberochtend (1913), De Hermitage te Gentbrugge (1913), Het kasteel van Cyriel Buysse in Afsnee (1921), Het Riddershof te Oostakker (1921), Boerenhof met knotkanada’s (Triënnale Luik 1921) en twee pastels getiteld Boerenhuis (1922). En voorts, onder de niet-gedateerde werken, ook nog Gentse onderwerpen als Het Oud-Begijnhof bij avond en Het Alynshospitaal, Het Ryvisschekasteel te Zwijnaarde, benevens titels als Boerenhof na regen, Dendergezicht met tragel te Dendermonde en
3571 Duingezicht. De drie bij Van Beugem afgebeelde schilderijen dragen de titels ’t Riddershof bij zomertijd, resp. Wolk, en Boerenhof (Aprilzon). Dat hieronder vooral “pittoreske” oude bouwsels en/of landschappen als onderwerpen opduiken, heeft allicht (mede) te maken met Malfaits opdracht als secretaris van de Provinciale Monumentencommissie, die wel vaker een “plaatsbezoek” aflegde. Alles bijeen kennen we aldus toch – zij het alleen bij titel – een zestiental werken, die ons alleszins nieuwsgierig maken om ze (ooit eens?) weer bijeen te zien… We moeten eerlijk toegeven dat de omvang (en – blijkens de afbeeldingen in “Kunst” – ook de kwaliteit) van dit bescheiden, onbekend en onderschat oeuvre ons in aangename zin verrast heeft! Waarvan we hier dan ook graag getuigenis afleggen. 1. Zie Marcel Duchateau, “Hubert Malfait » (Tielt, Lannoo, 1979), p. 8 en 9. 2. Octave Malfait is geboren te Astene, op 7 december 1857, als zoon van Charles Louis Malfait (oud 49 jaar, tapper, Plaets 49, Astene) en van Paulina Mestdach (34 jaar oud); getuigen waren Francies Joseph Rousseaux (45 jaar, veldwachter) en Jan Baptist Provost (60 jaar, gemeentesecretaris). 3. O. Malfait trad in dienst bij het Provinciebestuur in 1882; bij besluit van 28.12.1910 werd hij bevorderd tot bureauchef (in opvolging van dhr. De Wever, overleden); met ingang van 1 januari 1924 werd hij, in de graad van afdelingshoofd, gepensioneerd, alsdan 66 jaar oud. (Bron: Provinciaal Archief, Pelikaanstraat, Gent, nr. 1/6184, dossierstukken dd° 11.01.1911 en ??.01.1924). 4. In de “Wegwyzer van Gent” ontbreekt zijn naam tot 1891; in 1892-1893 (hij is dan 35 jaar) wordt hij er vermeld als “bediende” (Kasteellaan, 65); van 1901 tot 1912 wordt hij vermeld als “landmeter (Ossenstraat 92) en van 1917 tot 1928 (sic!) als “bureelhoofd/chef de bureau” (Ossenstraat 90), en dit ofschoon hij al vanaf 1924 gepensioneerd was. 5. Paul Haesaerts, “Sint-Martens-Latem. Gezegend oord van de Vlaamse kunst” (Brussel, Arcade, 1965), blz. 56 en 401-402. Wat het secretariaat van het Provinciaal Comité van de Kon. Commissie voor Monumenten Landschappen betreft vinden we O. Malfait vermeld in de verslagen van de zittingen van maart 1914 tot oktober 1928, aanvankelijk – d.w.z. 1914-1925 als “toegevoegd secretaris” (naast kanunnik Van den Gheyn, die toen lid-secretaris was) en vanaf 23.02.1925 als volwaardig lid-secretaris, nadat kan. Van den Gheyn intussen ondervoorzitter geworden was en de meeste vergaderingen leidde, namens de provinciegouverneur die ambtshalve voorzitter, maar zeer zelden aanwezig was). (Bronnen: Prov. Archief, nrs. 0/160/1 en 0/161/2, Verslagen der zittingen, 1914-1920, resp. 1921-1928; na 1928 ontbreken de verdere verslagen, uitgezonderd die van 1931.) 6. Paul Piron, “De Belgische beeldende kunstenaars uit de 19de en 20ste eeuw” (Brussel, Art in Belgium, 1999), blz. 903. Over Octave Malfait schrijft hij het volgende: “Schilder, en vooral pastellist. Was de oom van Hubert Malfait. Opleiding aan de Academie te Gent. Luministisch landschapschilder, in het spoor van zijn vriend E. Claus. Werkte meestal op klein formaat, met een voorkeur voor poëtische Gentse hoekjes, kastelen, oude gebouwen, hoevetjes, woningen in de buurt van bomen en vijvers. Sobere en krachtige vormgeving, gevoelig kleurenpalet.” 7. SAG, Archief ASK, nrs. 144-160 (inschrijvingsregisters jaren 1869-1895) en nrs. 184-187 (19091913). 8. Bern, Kunstmuseum und Kunsthalle. Ausstellung alter und neuer belgischer Kunst, 17.0307.06.1926 (D./Fr.cat., 102 pp., 560 tentoongestelde werken). Ook Permeke en andere tenoren waren op die (prestige-)tentoonstelling vertegenwoordigd. 9. De vijf kinderen van het echtpaar Octaaf en Marie Coleta Malfait-Voet: - Karel Antoon (Gent 13.09.1891); werd bouwkundige; gehuwd te Hamme-Mille (Brab.) op 16.12.1922 met Amanda Boonen; in 1923 verhuisd naar Dendermonde; - Maria Magdalena (Gent 07.12.1892) ; werd regentes; gehuwd te Gent op 17.10.1930 met Armand Van den Bos en verhuisd naar de Lousbergkaai; - Hendrik Prosper (Gent 17.06.1894); in 1914 soldaat bij het 5e Jagers te Voet; gehuwd te Gent op 13.08.1924 met Marie Louise Folle; - Helena Mathilde (Gent 23.09.1895); vermoedelijk ongehuwd gebleven; - Louis Jozef (Gent 10.04.1899) ; werd ingenieur; gehuwd te Gent op 22.06.1926 met Diana Gradde en verhuisd naar Ch. De Kerkchovelaan 31. 10. Gerald Schurr & Pierre Cabane, “Dictionnaire des petits maîtres de la peinture, 1820-1920 » (Paris, Les Editions de l’Amateur, 2003), blz. 716 : « Octave Malfait, Astène 1857 – Gand 1932. Artiste belge, il travaille à Woldelgem (sic), non loin de Gand. Purement autodidacte, ce
3572 fonctionnaire provincial signe des pastels raffinés aux relations de tons d’une délicatesse rare, qui, dans leurs accents brillants et les clairs effets de soleil, rapellent quelquefois la manière d’Emile Claus ». – E. Bénézit, « Dictionnaire des peintres » (Grund, 1999), dl. 9, blz. 102 : « Octave Malfait, oncle de Hubert. Peintre des paysages, pastelliste. Elève de l’Académie des Beaux-Arts de Gand, où il prit ensuite part à des Salons triennaux. On cite un certain raffinement proche de l’impressionnisme et de Emile Claus et Georges Buysse, surtout dans des pastels de petit format. » - Ook vermeld in « Arto. Geïllustreerd biografisch woordenboek » (Brussel, 1991). 11. . Isidoor van Beugem, “Oktaaf Malfait”, in Kunst, jrg. I, nr. 7 (juli 1930), blz. 158-160, met 3 afb.
2110. Stefaan DE GROOTE : Deinzenaar Raoul De Keyser in galerij grote Vlaamse kunstenaars Op 5 februari jl. kreeg een zichtbaar ontroerde Raoul De Keyser in het gebouw van de Vlaamse opera in Gent, uit de handen van minister van Cultuur, de prijs voor zijn hele oeuvre (life achievement award). Hij volgt hiermee Gerard Mortier en Hugo Claus op. Hoewel Raoul De Keyser introverter is dan zijn buur Roger Raveel, is hij uitgegroeid tot een internationaal zeer gewaardeerde kunstenaar. Vooral in de Verenigde Staten wordt hij nu al enkele jaren op handen gedragen. De Europese (hoofd)steden had hij al eerder veroverd. Zijn vele succesvolle tentoonstellingen in New York en Chicago en de inspanningen van zijn galeriehouder David Zwirner in New York hebben daar zeker mee te maken. Begin jaren zestig volgde hij korte tijd les bij Roger Raveel, aan de Academie van Deinze. Door dat jaar bij Raveel is De Keyser vooral op dreef gekomen, maar ging snel een eigen unieke beeldtaal ontwikkelen. Hij stelde voor het eerst tentoon in 1965.
Nieuwe visie In de jaren 60 werd Raoul De Keyser beschouwd nog als een vertegenwoordiger van de Nieuwe Visie. Deze stroming had net als Pop Art belangstelling voor herkenbare motieven en populaire beeldtaal. Zijn allereerste schilderijen, uit de jaren 1964-'65, zijn een soort close-ups van uiteenlopende voorwerpen als een deurklink, een tuinslang, een sok aan een waslijn. Toch ging het hem toen al, in deze herkenbare beelden, vooral om de lijnen, de grote lijnen van de kleine dingen - om vormen en kleuren die zonder bijkomende trucjes het schilderij waar moesten maken. Hij wilde de essentie overhouden, zonder de poëzie aan te tasten. Bovendien was hij zich zichtbaar bewuster dan de anderen van het elementaire gegeven dat hij met doek en verf bezig was. Dat zijn ook dagelijkse dingen, maar het zijn materialen die het immateriële in zich dragen. Die filosofie is gebleven maar zijn schilderijen worden gaandeweg abstacter en teruggebracht tot vormen die ontleend lijken aan landschappelijke vlakverdelingen. In de jaren zeventig schildert hij een groot aantal werken waarbij hij het lijnenpatroon van een voetbalveld als uitgangspunt neemt. Uiteindelijk worden de strakke contourlijnen steeds vrijere bewegingen van kwast en verf. Vlakken en lijnen tekenen zich als zelfstandige vormen af in vrije en kleurrijke composities. In latere jaren boort De Keyser nieuwe terreinen van onderzoek aan: zijn aandacht richt zich nu op zaken als kleur, perspectief, textuur en andere materiële aspecten van verf en drager. Uiteindelijk werden de strakke contourlijnen van het vroege werk steeds vrijere bewegingen van verf en kwast. Zijn werk kreeg in de loop der jaren een verstild en poëtisch karakter. ‘One of Europe’s leading painters’ (New York Times)
3573 De Keyser is in eigen land en streek wat minder bekend dan Roger Raveel die al beschikt over een eigen museum, maar overklast zijn vroegere leraar veruit op het internationale vlak. In de Verenigde Staten wordt hij in de kwaliteitspers omschreven “one of Europe’s leading painters” en sommigen noemen hem de vader van de hedendaagse schilderkunst in België. Zijn eerste internationale stappen zette hij in Nederland met exposities in het Groninger Museum (1970) en het Van Abbemuseum (1974), maar zijn eerste grote doorbraak kwam er via de groepstentoonstelling in Documenta Kassel (1992). Er volgden nog heel wat belangrijke tentoonstellingen in Europa, vooral in Duitsland en Zwitserland, maar ook in eigen land. Hij werkt hierbij al jarenlang samen met de bekende Antwerpse Zeno x Gallery van Frank Demaegd Een extra stimulans was de belangstelling van het Nederlandse museum voor hedendaagse kunst De Pont Foundation (Tilburg), die op een bepaald ogenblik de collectie in handen kreeg van Wijnand Sengers uit Rotterdam, die tientallen schilderijen had verzameld van De Keyser. Via De Pont ging het werk van De Keyser in 2004 rond in vijf belangrijke Europese musea: the Whitechapel Art Gallery (Londen), the Musée de Rochechouart (Rochechouart, Frankrijk), De Pont Museum for Contemporary Art (Tilburg), het Fundãçao Serralves, Museu de Arte Contemporãnea (Porto) en het Zwitserse Kunstverein St. Gallen Kunstmuseum. Anthony Spira, conservator van de Whithe Chapel Gallery, noemde het schilderen van Raoul De Keyser een proces van ‘hardop denken', ongecensureerd en onvoorspelbaar. Geboren en getogen in Deinze Raoul (°1930) is inderdaad geboren en getogen in Deinze. Hij werkte eerst als ambtenaar en werd begin jaren vijftig correspondent voor Volksgazet, de verre voorloper van het dagblad De Morgen. De Keyser schreef vooral over kunst en sport, zowel over Roger Raveel als over boksen. Het is dan ook niet toevallig dat veel van zijn werk te maken heeft met de omgeving, zoals bijvoorbeeld het verdwenen voetbalveld van SK Deinze in Petegem. Maar Raoul is ondanks de internationale weerklank in Deinze blijven wonen en was altijd aanspreekbaar voor een interessant project. Zo ontwierp hij in de jaren negentig een artistieke affiche voor de Prijs Filip Decock, een stichting uit Deinze die om de twee jaar een persprijs organiseert rond de Derde Wereld. Zijn werk wordt meer en meer onbereikbaar voor de Vlaamse musea. En dat is jammer voor de mensen die de kunstwerken willen verankeren in Vlaanderen of in zijn eigen streek. Maar misschien kan het topstukkendecreet van de Vlaamse Gemeenschap soelaas bieden. Via dit topstukkendecreet kunnen musea in Vlaanderen werken aankopen die hun budget overstijgen.
Willy JONCKHEERE : Tentoonstelling van werk van
Raoul De Keyser in het Mudel
3574
22 september-25 november Schilder Raoul De Keyser werd in 1930 geboren in Deinze, waar hij nog steeds woont en werkt. Tijdens zijn studie aan de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten (SASK) van Deinze was hij sterk beïnvloed door Roger Raveel. Hij werd ook beschouwd als één van de voornaamste vertegenwoordigers van de Nieuwe Visie in de jaren ’60. Sinds 1965 echter zoekt hij als schilder zijn eigen artistieke richting. De Keyser is tegelijk op zoek naar de essentie van de zichtbare realiteit en naar de essentie van de schilderkunst zelf. Beeldfragmenten worden uit de realiteit gefilterd en meer en meer geabstraheerd tot op het doek nog enkel vlakken en lijnen resten. Enkele motieven, zoals de krijtlijn, keren steeds terug en worden telkens opnieuw onderzocht. Daarnaast spelen textuur en materie een belangrijke rol in het werk. Het onderzoek naar wat grenzen en begrenzen betekent, voor de realiteit en binnen zijn eigen werk, vormt een rode draad in het oeuvre van Raoul De Keyser. De tentoonstelling is opzettelijk heel kleinschalig opgevat. Het is de bedoeling een familiale, intieme sfeer te creëren. Op 10 oktober wordt een creatief kinderatelier voorzien, geïnspireerd op het werk van Raoul De Keyser. [tekst © Mudel]
KGK nodigt u uit voor een begeleide nocturne in ons
Museum van Deinze en de Leiestreek voor de tentoonstelling Raoul De Keyser op donderdagavond 11 oktober 2007 om 19.30u. Maessprokkels De grootste – de mooiste? We leven in televisieland. De TV zegt ons wat we moeten doen om “in” te zijn, om politiek correct te zijn. Wie is de grootste Belg? – Nederlander? – Brit? – Duitser? – Fransman? En de TV laat het publiek meespelen?
3575 Maar dat publiek wordt beïnvloed. In de vroegere DDR-regio’s werd campagne gemaakt om Karl Marx tot de grootste Duitser uit te roepen. In Nederland werd het Fortuyn (in extremis toch nog geklopt door Willem van Oranje.) Tijdgenoten zijn natuurlijk beter gekend dan grootheden van voor een paar honderd jaar (Erasmus – Goethe – Shakespeare e.a. tegenover Adenauer – Churchill – Janssen) Dat men in Tremelo campagne voerde voor pater Damiaan lijkt vanzelfsprekend. Maar zo’n campagne maakt van de “grootste” een lokale held. In Nederland deed men onlangs een andere proef: wat is het mooiste schilderij in Nederland? Nu is het begrip “mooi” ook al relatief, zoals “de grootste” ook relatief is. Als mooiste schilderij werd “Het meisje met de parel” van Johannes Vermeer gekozen, die ook tweede de prijs kreeg met “Het Gezicht op Delft”. Derde prijs: “Joodse bruidje” van Rembrandt, die met zijn wereldvermaard werk “De Nachtwacht” niet eens bij de tien mooiste kwam, maar dat eenvoudig joods meisje werd wel derde. Nummer vier: “Korenveld met kraaien” van Vincent Van Gogh. Nummer vijf: “Toren van Babel” van Bruegel de Oude, en dan: H.W. Mesdag, Piet Mondriaan, Willem de Kooning, Reinhart Dozy en Robert Zandvliet. Wat zou het mooiste werk in Vlaanderen zijn? Veel Bruegels en veel Rubens zijn in het buitenland (veel in Wenen, München, het Louvre , de Hermitage, het Prado etc. Maar dat is allemaal buitenland.) (cf. ANPbericht in De Standaard 20-5-2006 – Cultuur p.26) Koning Albert I en generaal Foch In het tijdschrift van het “Museum Dynasticum” 2003 nr.2 las ik een interessant artikel van Luc Vandeweyer. Hij vertelt eerst over de mentaliteit van de Franse pers en van de Franse historici die absoluut willen doen geloven dat het Belgisch verzet een “den IJzer" te danken is aan generaal Foch, die zodanig op de legeroverheid der Belgen inpraatte dat het Belgisch leger, onder het opperbevel van koning Albert, bleef standhouden. Ook Louis Madelin, de hagiograaf van Napoleon I, schreef alle verdiensten voor het standhouden aan de IJzer toe aan enkel en alleen maar generaal Foch. Foch stelde ooit voor het Belgisch leger onder zijn bevel te plaatsen, wat er a.h.w. op neer zou komen het Belgisch leger in het Franse leger te integreren. Koning Albert weigerde dat absoluut o.a. omdat hij vreesde dat dan zijn Belgisch leger onder gevaarlijk en niets ontziend mensverslindend bevel zou komen en opgeofferd zou worden in zinloze veldslagen zoals te Sedan en dan de Marne die duizenden doden eisten voor amper één meter grond. Volgens de Franse pers was Foch de man die het IJzerfront had “uitgevonden”. Alle verdienste was Frans. Alle fouten lagen bij de anderen. Dus zoals Napoleon ooit deed in zijn persmededelingen: alle successen dankte men hem; alle fouten werden niet door hem, maar door de anderen gemaakt. Napoleon was vredestichter. De anderen drongen hem de oorlog op. Dus ging Napoleon de oorlog aan, maar buiten Frankrijk, om de Franse citoyens te ontzien! …en duizenden te laten sneuvelen of verminken. De oorlog is te belangrijk om hem alleen in handen van generaals te laten! Het donkere Europa, een Hel! Een van mijn kleinzoons, mijn petekind, gaf me met Nieuwjaar 2004 een cadeau: een boek (al had ik er al een!) gebaseerd op soldatenbrieven. Hij kende mijn belangstelling voor soldatenbrieven, maar dan wel van Napoleonsoldaten. Zijn cadeauboek was gebaseerd op USA- en Canada-soldatenbrieven uit WOII (en op dagboeken). En dan hoeft men er rekening mee te houden dat West-Europa (voor ons de kern van de wereld) klimatologisch (Frankrijk – België – Nederland – Duitsland) boven 50° noorderbreedte ligt, d.w.z. op dezelfde noorderbreedte als New-Foundland en de noordelijke helft van Canada. De hele USA ligt dus, in onze optiek, in het zuiden, d.w.z Côte d’Azur en Spanje, en Noord Afrika! Daardoor beleefden die soldaten een donker en verduisterd Europa, een nat en koud, modderig West-Europa, stoffig in de zomer, modder in een groot deel van de winter. En
3576 vooral altijd nat en doorregend. Daarop was hun kledij niet voorzien bij de landing in 1944. Ze kwamen nat uit de zee en geraakten niet meer droog. Vandaar veel reumaplagen en aanverwante kwalen; zowel in de zomer als in de winter. Daarover schreven ze in hun brieven naar huis. Van het mooie, cultuurrijke Europa zagen ze niets want de vechtende troepen zaten in de bossen en de schuttersputjes. En de pantsersoldaten zaten in gloeiende ijzeren koffers die zich in stof of in de modder vastreden. Dat was een aspect van de Hel die Europa heette! Wij, de inwoners van West-Europa, zagen van die Hel niets! We waren (en zijn) ermee vergroeid sedert eeuwen! Het Italiaanse leger was eerder een farce dan een strijdmacht. Het Duitse leger eindigde met kinderen en ouden van dagen in versleten uniformen. In de ogen van de Amerikanen was de hoofdrol van de Europese militaire macht uitgespeeld. * * * “De Hel die Europa heet” van Pieter Schrijvers heeft nu nog een paar honderd bladzijden over de Burgers in WOII in Europa. Meer dan 1,5 miljoen Amerikanen waren in GrootBrittannië in juni 1944 vóór de invasie van 6-6-1944. Die verspreidden zich over heel WestEuropa en er kwamen er nog honderdduizenden bij. Ze vormden hun oordeel over dit deel van de Oude Wereld – in – Verval. Hun oordeel over de Belgische bevolking is zeer gunstig en vleiend – o.a. over de netheid van de woningen – gunstiger dan over de Fransen en de Italianen: lui en arrogant. Ook de Nederlanders maakten indruk op de Amerikanen omwille van hun vlijt en hun “properiteit”. Een hoofdstukje behandelt de Amerikanen en de vele Europese talen en dialecten in een tijd toen nagenoeg niemand hier Engels kende. Het was de tijd (1944-45) toen men hier vertelde dat, om “Engels te spreken men een hete patat in de mond moest hebben”. De tijd waarin een Engelse soldaat met een Belgisch meisje naar de cinema ging, hij zijn arm om haar legde en zei: “Sweetheart” – en zij antwoordde “Neen, ik zweet niet hard”. Een Amerikaanse Belg vertelde dat zijn vrouw dood was: “I lost my wife” – en de duivenmelker verstond dat hij zijn duivin loste! Na wat over het klimaat geschreven werd bespreekt de auteur wat Amerikaanse soldaten naar huis schreven over de Britten en het leger, over de Fransen en de misdaden van de Franse koloniale troepen. Daarna komt een hoofdstuk over de Vijand: over de Italianen en over de Duitse soldateska. Het oordeel over de Fransen is niet vleiend. Over de Italianen is het nog minder vleiend: operettesoldaten die wel bereid zijn een paar minuten te doen alsof ze gaan vechten. Over de Duitsers is de behandeling zeer uitvoerig in de brieven. De kledij en uitrustingswapens en etensmiddelenbakjes van de Duitsers vonden de Amerikaanse soldaten stuk voor stuk beter dan de Amerikaanse. De wapenuitrusting van de Duitsers vonden de Amerikanen “begerenswaardig”. Op alle gebieden erkenden de Amerikanen de “Deutsche Gründlichkeit”. Ze erkenden ook de moed van de Duitse vijand als soldaat. En ze liepen hoog op met generaal Rommel, de enige generaal die elke Amerikaan kende. Over de wederzijdse behandeling van krijgsgevangenen oordelen de Amerikaanse soldaten in hun brieven nefast. En Duitse gewelddaden komen ook ter sprake (o.a. te Malmedy e.a.) al blijken ook in het kamp der geallieerden sommige optredens niet correct. De Amerikanen nemen de Duitsers vooral het gebruik van mijnen en boobytraps kwalijk. Geleidelijk aan veranderden de krachtverhoudingen en de menselijkheid in beide kampen. De moedige Duitse soldaten werden sukkelaars en opgejaagd wild. Ook nog heel wat andere thema’s komen aan bod: Roken en tabak – eten en rantsoenen – vrouwen – verkrachtingen en geslachtsziekten – talen – alcoholverbruik … het krijgt allemaal zijn commentaar in dit boek dat de verwerking is van een doctoraal proefschrift voor geschiedenis. Het is geschreven voor een Amerikaanse Universiteit, maar door een Limburger uit Peer (°1963), samengevat in 380 bladzijden.
3577 2111. Willy JONCKHEERE : Boddaert, een familie met een hart voor de tuinbouw. Een paar jaar terug kreeg ik van de heer Luc D’haeze uit Aalter de vraag of ik iets meer wist over ene Louis Boddaert, die in de Gazette van Gent in 1856 vermeld werd als “hovenier” in Deinze. Dank zij de onvolprezen indices op ons Contactblad, die Guido Demuynck maakte, kon ik hem algauw verwijzen naar twee artikels: nl. KOKK (Kontaktblad K.O.K), 8e jg., nr.5, juli 1988, nr. 1004, p. 1004-1006, s.a., en 9e jg., nr.7, nov. 1989, nr. 1129, p. 1181-1184, van de hand van Piet Cassiman. Recent bezorgde de heer D’haeze ons meer nieuws over de betrokken familie en corrigeerde hij eveneens enkele gegevens uit ons Contactblad. Petrus-Judocus Boddaert (Gent, 10.01.1752 – Drongen, 30.06.1835) ∞ 08.09.1785 met Dorothea Jacoba Stockman (°Drongen, 07.11.1759-†Drongen, 22.04.1845). Hij was chirurgijn, heelmeester. Zij hadden 8 kinderen: Sofia (°1786), Leonardus-Maria (°1787) Petrus-Josephus (°1789-†1865) Paulus Dominicus (°1790) Josephus Livinus (°1793) Livinus Gregorius (°1795 -†1798) Maria-Josepha (°1796-†1806) Bruno (°1803-†1880) Bruno (°Drongen, 14.06.1803-†Drongen, 14.07.1880) ∞ met Charlotte Michiels (°08.10.1795). Na het overlijden van zijn vader in 1835 was hij als jongste zoon, rentenier-bloemist. In KOKK, 1989, p. 1183 staat vermeld : “Hij was rentenier-bloemist, (vandaar dat Lodewijk Karel te Deinze van beroep bloemist was ?)”. Dit laatste is dan niet correct, gezien het gaat om de zoon van zijn broer. Petrus-Josephus Boddaert ‘Pieter’ (°Drongen, 12.02.1789 –†Deinze, 24.12.1865) ∞ 01.02.1816 Isabel Haegens (†08.05.1856). Zij woonden op de markt (nr.383) te Deinze. Hij studeerde zoals zijn vader voor chirurgijn, heelmeester. Zij hadden 8 kinderen: Melanie (°1816-†1892) August (°1818-†1847) Pieter (°1820-†1891) Joseph (°1821-†1895) Mathilde (°1824-†1844) Lodewijk-Karel (°1827-†1894) Marie (°1830-†1894) Honorine (°1839-†1861) Gedurende vele jaren, was de tulp voor de Dr. Pieter Boddaert uit Deinze, de uitgelezen bloem, hij bezat toen een van de mooiste collecties in Vlaanderen. Lodewijk-Karel (Louis) ° Deinze 26.11.1827 – † Deinze 13.05.1894. Huwt in 1865 met Stephanie Filliers.(°Bachte-Maria-Leerne 10.01.1843-†…) Woonplaats: Oude Gentstraat 61 te Deinze.
3578
Zij hadden 7 kinderen, allemaal dochters1: Malvina-Maria-Isabella (° Deinze 20-05-1866) Valentina-Maria (° Deinze 25-08-1867) Zélie-Marie (° Deinze 20-12-1869) Bertha-Marie (° Deinze 15-04-1872) Esther-Marie (° Deinze 04-06-1875) Marie-Hélène-Victoire (° Deinze 30-05-1878) Gabrielle-Marie-Clemence (° Deinze 08-05-1882). Louis, de jongste zoon van Petrus-Josephus vestigde zich als tuinbouwer te Deinze. Zoals zijn vader had hij een voorliefde voor tulpen en bezat hiervan een rijke collectie, zowat 1100 variëteiten. Deels had hij die bekomen door eigen kruisingen, anderzijds schafte hij zich de nieuwe variëteiten aan die op de markt aangeboden werden. Zo heeft hij in 1843 de camellia ‘Mont Blanc’ voortkomende uit een zaailing, door hem bekomen, op de markt gebracht toen de camelliamanie nog volop in gang was. Het bekende werk van Alexandre Dumas (fils) “La dame aux camélias” verscheen in 1848. In België leek dit naderhand een ‘verloren’ plant die herontdekt werd en terug in de handel verkrijgbaar is. Louis, die lid was van ‘Academie d’Horticulture’ (Gent), werd door Joseph Baumann aangesteld, om als jurylid te fungeren op de Parijse tuinbouwtentoonstelling van 1856. Vrij regelmatig liet ‘Louis Boddaert, boomkweker’ kleine annonces opnemen in de lokale pers : zo in Gazette van Deynze, 17-06-1988 en 6-03-1892
1. In KOKK (Kontaktblad K.O.K), 8e jg., nr.5, juli 1988, nr. 1004, p. 1004-1006, s.a., staat op pagina 1005 dat Karel Lodewijk, bloemist 58 jaar ….. op 9 juli 1885 het overlijden liet noteren van zijn dochter Alice Marie …. die op 23.12.43 geboren werd uit Stephanie Filliers. Hier is alleszins een vergissing in het spel, vermits Stephanie Filliers .(°Bachte-Maria-Leerne 10.01.1843) zelf toen amper 11 maanden oud was.
2112. Paul HUYS (nr. 487) : Een gewelddadige afrekening in Grammene (1786) : moordpoging door Augustinus Cabie op Jacobus van den Berghe Daags na Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart, op 16 augustus 1786, “wesende den dagh van de feeste te Deijnse”, omstreeks 9 uur ’s avonds, zitten in een herberg in Grammene –genaamd “Den Engel” alias “Het (H)Auwmes”1, gelegen langs de nieuwe steenweg van Deinze naar
3579 Tielt en bewoond door Pieter Vermeulen – enkele jonge kerels te drinken, m.n. Jacobus van den Berghe, zoon van Pieter, Augustinus Cabie fs. Pieter, de gebroeders Livinus en Daniël van Coppernolle, zonen van Pieter, en Francies d’Huyvetter, zoon van Jan. Even later komen nog een paar andere herbergklanten binnen, de gebroeders Carolus en Pieter Josephus de Donckere, zonen van Jacobus, woonachtig in Oeselgem. Het is een zomerse dag geweest, maar de avondschemering begint stilaan in te vallen. Niets lijkt te wijzen op enige conflictueuze situatie… De herbergbaas zou naderhand verklaren dat zijn klanten “peijs waeren drinckende”; zij hadden dus iets bij te leggen, een of ander geschil allicht, wat met een verzoeningsdronk bekrachtigd moest worden. Maar nadat zijn klanten de herberg hadden verlaten, had Vermeulen aan zijn vrouw gezegd: “Die ‘vriendschap’ en zal niet duren, men zal er morgen wel van horen!” Maar laten we eerst de voornaamste feiten in de juiste volgorde vertellen. Omstreeks halftien verlaat Jacobus van den Berghe de herberg, in het gezelschap van de twee broers uit Oeselgem, die samen met hem vertrekken. Ze worden op korte afstand gevolgd door drie van de vier mannen, met wie ze in “Den Engel/ Het (H)Auwmes” hebben zitten drinken: Augustinus (of Stientjen) Cabie, Livinus van Coppernolle en Francies d’Huyvetter. Een heel eind verder – in de nabijheid van de voormalige (en eertijds nogal dubieuze) herberg “Den Snack”2 – willen de twee Oeselgemnaars afscheid nemen van Jacobus van den Berghe, die hen tevergeefs vraagt dat ze hem tot aan zijn huis zouden willen vergezellen, hetgeen zij echter afwijzen,zodat hij alleen zijn weg moet voortzetten. Dat is het moment waarop zijn drie achtervolgers gewacht hebben om in actie te komen. Ze “agresseren en attaqueren hem”; terwijl hun slachtoffer – op de grond liggend “met zijn aensicht omleeghe” – vastgehouden wordt door Van Coppernolle en d’Huyvetter, worden hem door Cabie “toegebracht menigvuldige stootten, stampen ende slaggen, mitsgaders met een mes ofte scherp instrument ook toegebracht dieveersche wonden ofte quetsuren, soo in sijn seijde, rugge ende necke, als andere deelen van zijn lichame, tot den loopenden bloede”. Jacobus van den Berghe, in doodsnood, begint om hulp te schreeuwen. De Oeselgemnaars, ofschoon al een eindweegs verwijderd, horen zijn hulpkreten en keren op hun stappen terug om hem ter hulp te komen. Geholpen door nog enkele andere mlannen die ter plaatse komen toegesneld, kunnen ze het slachtoffer ontzetten en de drieste aanvallers verdrijven. Jacobus van den Berghe wordt, behoorlijk toegetakeld en bloedend, in “Den Snack” binnen gebracht. Hij blijft er de hele nacht en wordt ’s anderendaags in de late voormiddag, omstreeks elf uur, door zijn broer afgehaald met paard en kar en naar het huis van zijn vader gebracht, waar hij – eindelijk – de nodige verzorging krijgt vanwege de “gezworen chirurgijn Pieter Livinus de Coster uit Machelen, die daarvoor van “over Leie” komt. Hij herstelt langzaam, maar een vijftal weken later – m.n. “ten daghe van het slijten van den vlasschaert” van boer Van Cabbeke – wordt Jacobus van den Berghe door Cabie andermaal “geattaqueert ende toegebracht dieveersche vehemente slagen met een stok”. Cabie zou daarbij (alweer) hebben “gedreight (hem) te vermoorden”. Op 12september 1786 wordt – op basis van het gerechtelijk vooronderzoek – een lijst van de “pointen ende articulen” opgesteld, die moet helpen om de verdachten degelijk en systematisch aan de tand te voelen. Op 26 september wordt de hoofdverdachte, Augustinus Cabie, verhoord3. Hij is geboortig van Huise, als zoon van ene Pieter Cabie, maar de naam van zijn eigen moeder blijkt hij niet eens te kennen. Hij is handwerker van stiel en, op het( ogenblik van de feiten, “werckende bij Frans de Clercq” in Grammene. Cabie blijkt niet erg mededeelzaam te zijn en in feite loochent hij boudweg alle ten laste gelegde feiten. Dat het tussen hem en zijn slachtoffer, Jacobus van den Berghe, al lang niet boterde, is wel duidelijk, maar het eigenlijke motief van hun onderlinge vete komt hier nog niet aan de oppervakte. Wél beweert Cabie dat hijzelf en Van den Berghe elkaar – tijdens het peijs-drincken in het “(H)Auwmes” – beloofd zouden hebben “noyijt meer te smijten (= vechten) ende dat den eersten die den anderen moveerde, moeste eene croone aenden aermen geven”.
3580 Er is daarnaast ook, in een ander dossierbundel4, een protocol bewaard van het verhoor van een van Cabies mededaders, Frans d’Huyvetter, zoon van Joannes d’Huyvetter en van Apolonia d’Harte, geboortig van Zeveren, maar ook inwonend bij de voornoemde Frans de Clercq, in Grammene, als “peirdebouver”. Ook hij ontkent grotendeels alle “poincten ende articulen” van de aanklacht. Een protocol van de ondervraging van de derde (mede-)dader, Livinus van Coppernolle, hebben we nergens aangetroffen. Enkele weken na de feiten wordt en reeks getuigen ondervraagd: de eerste vijf op 28 oktober, de volgende drie op 7 november, en tenslotte nog eens twee kroongetuigen (nl. de broers uit Oeselgem) op 21 november. Ziehier het defilé van de getuigen, waardoor we met enkele dorpsbewoners van Grammene nader kunnen kennis maken. Eerste getuigenverhoor, op 28 oktober 1786 : - Joannes Blondeel fs. Livinus, ca. 55 jaar, handwerker van stiel, geboren en wonende in Grammene, in de gewezen herberg “Den Snack”; hij is ongeletterd en signeert met een kruisje; - Joanna Catharina de Smet fa. Judocus, ca. 55 jaar, geboren en wonende in Grammene, gehuwd mert de vorige getuige; ook zij is ongeletterd; - Anna Judoca Vandewalle fa. Tobias, ca. 40 jaar, huisvrouw van Carel Damman, geboren in Grammene en er wonende “in een deel van de gewezen herberg ‘Den Snack’, spinnen ende andere handwerck doende”, eveneens ongeletterd. De verklaringen van deze drie Snack-bewoners hebben uiteraard betrekking op wat gebeurde vlak nà de aanslag, nl. het binnenbrengen aldaar en het verzorgen van het bebloede slachtoffer, evenals het terugvinden, ’s anderendaags, van de afgebroken punt van het mes waarmede de steken waren toegediend. - Isabella Rose van Speybrouck fa. Lieven, jonge dochter, ca. 22 jaar, geboren en wonende te Grammene bij haar vader, ongeletterd. Zij was aanwezig geweest bij het “vlasch slijten ten huize van Van Cabbeke” en had die avond, omstreeks 12 uur ’s nachts, Jacobus van den Berghe vergezeld op zijn tocht huiswaarts; zij had toen gehoord hoe Van den Berghe was aangevallen (met stokslagen) door Cabie en ze had de laatstgenoemde horen zeggen : “Gij moet dogh door mijn handen passeren… [Ik zal u wel vinden], bij daeghe of bij nachte”. - Frans d’Hondt fs. Gillis, ca. 30 jaar, vlaskoopman, geboren in Kruishoutem maar in Grammene woonachtig; hij signeert het ondervragingsprotocol. Zijn get(uigenis-inbreng is minimaal. Voortgezet verhoor, 7 november 1786 : - Joseph Kint fs. Dominicus, ca. 28 jaar, geboren te Zulte en woonachtig in Grammene; hij signeert als “tKient” (sic). Ook hij heeft (met Cabie en Van den Berghe) deelgenomen aan de hogervermelde vlasslijting bij Van Cabbeke, hij bevestigt het handgemeen dat toen had plaatsgehad en hij had vermanend tot Cabie gezegd: “ Steintje, wat peijsde gij – meent gij niet dat gij in een land van rechte staet?”, waarop Cabie hem zou geantwoord hebben: “Men jaeght mij van de boerenhoven ende ick kiese de straete voor mijn bedde – ick moet ievers vaeren ende niemant moet mij stooren”. - Joannes Baptista Peers fs. Frans, ca. 52 jaar, herbergier5, geboren te Gottem en woonachtig te Grammene; hij signeert. Zijn getuigenis is belangrijk, omdat hij de (verre) oorsprong van de animositeit van Cabie ten opzichte van Jacobus van den Berghe weet te onthullen. Van Peers vernemen we immers “dat hij nu ledent (=geleden) de drie jaeren heeft gehoort ende verstaen ten differenten stonden (= herhaaldelijk) uijt den mond van Augustinus Cabie dat hij (=Cabie) hem (J. van den Berghe) soude hebben vermoort ende dat hij altijt onder sijne handen moeste blijven, tgonne hij wel naementlijck heeft gehoort op eenen keer dat den selven Cabie met den voornoemden Van den Berghe in dispuut hadde gheweest, zonder den praecisen dagh te connen declareren”.
3581 Op een dag, acht à tien weken voor het eerste gerechtelijk vooronderzoek, zou Peers gehoord hebben uit de mond van Cabie, dat “de dochter van Pieter van den Berghe (= Jacobus’ zuster) van Deijnse gecommen was, dat hij (=Cabie) daerbij gheweest hadde ende dat hiji hoorde dat Jacobus van den Berghe daer van niet content en was – segghende hij (= Cabie) dat hij het hem (= Jacobus) wel wijs soude hebben ghemaeckt”, d.w.z. dat hij met hem wel zou afrekenen… - Pieter Vermeulen fs. Joseph, ca. 29 jaar, geboren te Wontergem en wonende in Grammene, herbergier in “Het (H)Auwmes; hij signeert. In zijn herberg had het “peijsdrincken” plaats gehad en hij was het die aan zijn vrouw had gezegd dat die “vriendschap” niet lang zou duren. Hij had dus juist gezien. Derde verhoor, 21 november 1786 : - Carolus de Donckere fs. Jacobus, jongman, ca. 26 jaar, geboren en wonende in Oeselgem; hij signeert. - Josephus de Donckere fs. Jacobus, jongman, ca. 22 jaar, wonend in Oeselgem bij zijn stiefvader Frans Langeraert; ongeletterd. Het aandeel van deze broers in de feiten is in de bovenstaande uiteenzetting voldoende duidelijk gebleken. Uit de bewaard gebleven stukken betreffende het gerechtelijk onderzoek krijgen we behoorlijk kijk op de reële achtergrond van de feiten. Een ordinaire herbergruzie was het dus geenszins; alles wijst veeleer op een doelbewuste, vooraf beraamde afrekening, met als hoofddader een uit een verderaf gelegen parochie afkomstige, in zijn eer gekrenkte arme drommel (die de straat voor zijn bedde had gekozen), die van de boerenhoven werd weggejaagd en aan wie de omgang met een boerendochter – vér boven zijn stand dus – erg kwalijk werd genomen. Hoe de Grammense gemeenschap – bij monde van haar vierschaar – deze feiten heeft beoordeeld en veroordeeld, weten we niet. We hebben immers geen archiefstukken gevonden betreffende een vonnis van de vierschaar. Zijn de daders veroordeeld? En tot welke straf? Bij de straf zal ook wel – zoals toen gebruikelijk – de betaling van de proceskosten hebben behoord. Aan dit laatste aspect wordt, gewoonlijk, door de onderzoekers van de oude processtukken niet de minste aandacht besteed. Toch is het wel een veaag waard: wat kostte een dergelijk proces aan de gemeenschap? Méér dan we zouden kunnen denken… In het onderhavige geval immers worden we goed gediend door het toeval, dat – alweer in een ander archiefdossier6 – een kostenstaat bewaard bleef, gedateerd 7 oktober 1788. Daarin geeft de baljuw van het Leenhof van Grammene, m.n. Jan Frans van Damme, eiser causa officii7 in de zaak tegen Cabie en consoorten, een uitvoerige en minutieuze opsomming van al de “costen ende misen van justitie”, voor een totaal bedrag van 72 ponden 19 schellingen en één groot. Een bedrag van bijna 73 (grote of Vlaamse) ponden was inderdaad geen peulschil toen. Tot afsluiting nog dit. In de bevolkingstelling betreffende Grammene in het Jaar IV van de Franse Republiek of 17968 – tien jaar later dus dan de hier verhaalde feiten – vinden wij geen enkele van de drie daders, Augustinus Cabie, Livinus van Coppernolle en Francies d’Huyvetter, vermeld als inwoners van Grammene. Ze zijn alle drie uit het dorp verdwenen… Wél is er nog het gezin van boer Pieter van den Berghe (dan 89 j. oud)9 en zijn twintig jaar jongere vrouw Annette Janssens (70 j.); zij bewonen er hun hofstede, gelegen “Achter het schip”, samen met hun zoon Jacobus (39 j. in 1796) en hun dochter Marie Annette (35 j. ), beiden nog ongehuwd; er is ook een meid, Marie Vivez (21 j. ) en een knechtje, Amand Calvijn (13 j. ). Van de Grammense getuigen uit 1786 vinden we er in de telling van 1796 ook nog enkele terug:
3582 Jean Baptiste Peers, herbergier, 62 j. , woont “op de Plaetse”, samen met zijn vrouw Marie van Speybrouck, 41 j. Joseph Kints, charpentier (= timmerman), 43 j. oud, bewoont met zijn vrouw, Marie Sonneville, 47 j. oud, een huis aan de “Panne Cnock”. François d’Hondt, “marchand”, 39 j. oud, woont (sinds 1786, komende uit Kruishoutem) met zijn vrouw, Livine Carron, 45 j. oud, aan de “Achterwart”. Daniël van Coppernolle (broer van mededader Livinus), intussen 31 j. oud, woont (in 1796) nog altijd in Grammene, “Aen den Snack”, samen met zijn moeder-weduwe, Marie Meirre 56 j. oud, “cabaretière” (zij was in 1778 in Grammene komen wonen). Deze telling levert ons bovendien nog enkele lokale toponiemen op, die we bij gelegenheid eens zullen toelichten10. 1. De herberg “Den Engel” (alias het (H)Auwmes) wordt in de bekende herbergenlijst van 1779 (Rijksarchief Kortrijk, Bruine Pakken, nr. 6529; zie P. Huys, “De herbergen te Deinze en omliggende in het jaar 1779”, K.O.K.-Jaarboek 1979, blz. 166-168), als volgt beschreven: “Dherberghe alwaer voor teecken uytsteekt den Engel, bewoont by Joannes de Staute, staende ten noortcant langst den nieuwen steenwegh van Deynse op Thielt ontrent dry quaert urs van het voorseyde Deynse ende een groot quartier urs ten noorden vande kercke deser prochie, tsedert seven jaeren errewaerts (= in 1772) geërigeert (= opgericht) by mondelinge permissie vanden heer Grave Vandermeiren als heere deser prochie. Onder de aliasnaam “Het (H)Auwmes” (= hak- of kapmes) is de Grammense herberg “Den Engel” nergens gerepertorieerd, ook niet bij N. Kerckhaert, “Oude Oost-vlaamse herbergnamen”, Gent, Federatie Toerisme, 1976, en evenmin in zijn “Oude Oostvlaamse huisnamen”, dl. 2 (G-J), Gent, Provinciebestuur/Cultuurdienst, 1981. 2. In 1779 bestond de herberg “Den Snack” al ongeveer vijftig jaar. Het was een “genever huys ofte brandewynkot, van outs genaemt den Snack, bewoont bij Joannes Blondeel, staende tusschen de waerande ende driesch ten uytcante van de prochie langst den dorpswegh comende van den geseyden driesch naer Grammene plaetse”, ende dengonen loopende van de waerande naer Gottem, omtrent een quartier urs noortwaerts vande kercke” (zie P. Huys, in : K.O.K.-Jaarboek, 1979, blz. 167; ook bij N. Kerckaert, Oude Ovl. Huisnamen, dl. 5 (S-V), 1991, blz. 95). Kort na 1779 moet “Den Snack” als drankgelegenheid de activiteit gestopt hebben, aangezien er in het onderhavige procesdossier tegen Cabie (1786) sprake is van een “gewezen herberg”; en de voormalige herbergbaas Joannes Blondeel wordt in 1786 als “handwerker van stiel” vermeld. 3. Rijksarchief Gent, Oud archief Grammene-Machelen (invent. 97), bundel nr. 47 (Enkwesten en sententies 1673-1795), proces c. Aug. Cabie c.s., 1786. De ondervraging van Cabie, op 26.09.1786, gebeurde door “Sieur Philippus Erardus van Wonterghem en Charel de Smul (een 50-jarige landbouwer), leenmannen als commissarissen, hiertoe genomineert ter adjunctie van Judocus Delbecque, ook leenman, in de absentie vanden griffier”. 4. Rijksarchief Gent, Oud archief Grammene-Machelen, bundel nr. 49 (Processen 17e -18e eeuw), dossier Cabie/d’Huyvetter, 1786. 5. Joannes Baptiste Peers was in 1779 waard in de Grammense herberg “De Roose”, gelegen aan “de Plaetse” aldaar. Zie P. Huys, K.O.K.-Jaarboek 1979, blz. 167. 6. Rijksarchief Gent, Oud archief Machelen - Grammene, bundel nr. 51 (Processen 17e -18e eeuw), kostenstaat baljuw J.F. van Damme, dd° 7.10.1788. 7. Ambtshalve (“causa officii”) vervolger in criminele zaken. 8. Rijksarchief Gent, Scheldedepartement, nr. 6086 (Bevolkingstelling Kanton Deinze, Jaar IV, gemeente Grammene), resp. nrs. 88-93 (gezin Van den Berghe), 52-53 (Peers), 272-273 (Kints), 316-317 (d’Hont) en 224-225 (Van Coppernolle). 9. Pieter van den Berghe stierf het jaar nadien, in Grammene, op 30 ventôse Jaar V of 20 maart 1797; aangifte door zijn zoon Jacobus, 31 j., landbouwer. 10. Een interessante bron daartoe is (o.m) een tot nog toe nooit bestudeerd “Landboek van Grammene”, met vijf mooie kaarten!, uit 1800 (Rijksarchief Gent, Modern Archief Grammene, nr. 14).
2113. Stefaan DE GROOTE : Heemkundige Kring verwerft één van de grootste fotoarchieven van Oost-Vlaanderen
3583 De laatste helft van de vorige eeuw moet hij zowat iedereen in Deinze en omgeving hebben gefotografeerd. Hij was door zijn gestalte bovendien een zeer opvallend figuur, die opdook op ongeveer alle belangrijke familiefeesten, sportmanifestaties, bij jubilerende verenigingen… We hebben het inderdaad over René Van de Walle (77 jaar), die in Landegem woont. Hij werkte in de drukkerij Het Volk. Maar haast iedere dag was hij op stap met het onafscheidelijke fototoestel in de aanslag. In een nog niet digitale wereld leverde hij onder de schuilnaam ‘Rewalle’ de illustraties voor de regionale pagina’s van de krant Het Volk. De heemkundige kring Het Land van Nevele heeft vandaag alle 20.000 fotonegatieven gekregen. Het hadden er nog meer kunnen geweest zijn, maar in 1971 werd een deel van zijn collectie verwoest door een b rand. Een zeer mooi gebaar van René. Het ligt in de bedoeling van de heemkring om dit uitgebreide archief te digitaliseren en te ontsluiten zodat andere verenigingen in de streek over dit beeldmateriaal zouden kunnen beschikken. Een enorme taak, maar het gaat dan ook om belangrijk erfgoed.
2114. Willy JONCKHEERE : Deinzenaar Koen Van Bockstal, nieuwe gedelegeerd bestuurder voor Oxfam-Wereldwinkels vzw en Oxfam Fairtrade cvba Zaterdag 27 januari 2007 stelden Oxfam-Wereldwinkels vzw en Oxfam Fairtrade cvba hun nieuwe gedelegeerd bestuurder voor aan de wereldwinkelbeweging die zich verzamelde naar aanleiding van een discussieforum over het thema “Waar willen we als Oxfam-Wereldwinkels staan in 2015?” Koen Van Bockstal zal de komende jaren de twee organisaties mee sturen. Zijn voornaamste opdracht is het bewaken van het gemeenschappelijk beleidskader. Samen met de Raad van Bestuur zal hij de strategische meerjarenplanning vorm geven. In de eerste periode zal hij zich ook concentreren op de leiding en versterking van de beweging en het wereldwinkelnetwerk. Hoewel hij nog weinig vertrouwd is met de Noord-Zuidbeweging en fair trade, geloven de organisaties dat het de juiste man op de juiste plaats is om de komende jaren de beweging Oxfam-Wereldwinkels en haar bedrijf Oxfam Fairtrade alle kansen te geven die ze verdienen. Hij heeft heel wat ervaring in het leiden van een organisatie en Koen heeft erg veel zin om er voor 200% voor te gaan. "Oxfam is een prachtige organisatie. Ze drijft op de kracht en het geloof van vrijwilligers in een betere en rechtvaardiger wereld. Via de Wereldwinkelbeweging en Oxfam Fairtrade wordt dat engagement op een unieke wijze in concrete acties en resultaten vertaald. Ik kijk er naar uit om - samen met alle 7500 vrijwilligers én medewerkers van het nationale secreatariaat hieraan een bijdrage te mogen leveren." Koen start op donderdag 1 februari 2007 en wil zich op korte tijd volledig inwerken om de missie van beide organisaties een stukje dichter bij de realiteit te brengen. Koen is oudleerling en oudleraar van het Sint-Hendrikscollege waar ook zijn broer Piet , nu een befaamd hoboïst, school liep. Vader Anton Van Bockstal was secretaris in het VTI en was gedurende decennia de penningmeester van Davidsfonds-Deinze. Na zijn humaniora behaalde Koen aan de RUG de licentie Geschiedenis. Zijn loopbaan als leraar was van vrij korte duur. Gedurende 15 jaar was hij actief in diverse managementfuncties binnen de muziekindustrie, ondermeer bij MCA, Sony Music en recent SONY BMG.
3584 Toen K.O.K. naar aanleiding van zijn 60-jarig bestaan een prijsvraag uitschreef over “Zin en/of Onzin van de (plaatselijke) geschiedenis”, werd Koen laureaat van de wedstrijd met zijn artikel “De ‘wordende’ zin van de geschiedenis”, verschenen in ons jaarboek 1989, pp. 7-25.
Willy JONCKHEERE : Tweedehandsexemplaren van de jaarboeken KOK-KGK Nu en dan bezorgen mensen ons een aantal jaarboeken die ze uit een erfenis gekregen hebben of als lid verzameld hebben, maar door plaatsgebrek van de hand willen doen. De Kring aanvaard dergelijke schenkingen dankbaar en het komt wel eens voor dat een lid zo geholpen kan worden aan één of ander exemplaar dat in zijn collectie ontbreekt. De Kring vraagt hiervoor dan een bescheiden tussenkomst. Wie zijn collectie wil aanvullen met een vroeger jaarboek neemt hiervoor best contact met voorzitter W. Jonckheere of secretaris T. Galle. Soms gebeurt het ook dat mensen die in bezit zijn van een stel jaargangen die ook te gelde willen maken. De Kring koopt uiteraard geen jaarboeken terug. De heer Robert Van Kerckvoorde, Oostmoer 69 te 9950 Waarschoot (tel. 09 3775254) heeft momenteel een 20tal jaarboeken, tussen 1939 en 1972, te koop.
ARCHIEFKRONIEK Het stadsarchief zkt m/v Het stadsarchief van Deinze zoekt vrijwilligers voor het herverpakken van de archiefdozen. Archiefstukken bewaren immers veel beter in een zuurvrije omgeving. Er werd zuurvrij materiaal aangekocht en dus kan de herverpakkingsprocedure beginnen. Er moet geselecteerd worden, aan de hand van lijsten van het Rijksarchief, wat we effectief gaan bewaren. Het is immers niet nodig om alles voor eeuwig en 3 dagen op te sparen. Nadien moeten de dossiers geschoond worden (metalen voorwerpjes, dubbels en blanco’s worden verwijderd) en van een nieuw zuurvrij omslagblad voorzien. De herverpakte dossiers krijgen een nieuwe stek in een zuurvrije doos. Later wordt de inventaris op PC aangepast en wordt zoeken in de dozen makkelijker! U ziet het, een arbeidsintensieve job maar broodnodig! Zin om te helpen? Neem dan gerust contact op met Eva Devooght, Archiefbeheerder.
[email protected] of 09/381.91.66 Van harte bedankt!
Vermist!
Vraag naar Vlieg, aan de balie van het Museum van Deinze en de Leiestreek!
Vlieg Deinze
is
Vermist! is een zomeractie van Cultuurweb.be waar het Museum van en de Leiestreek graag aan meewerkt. In verschillende cultuurhuizen in Vlaanderen kunnen
3585 kinderen tijdens de zomervakantie een zoektocht doen, waarbij ze op zoek gaan naar Vlieg, of iets wat met Vlieg te maken heeft. Zo verzamelen ze kansen om een prijs te winnen. In het Museum van Deinze is Vlieg verdwaald in de afdeling Volkskunde. Nieuwsgierigheid is zijn tweede natuur en als vlieg kan hij gemakkelijk in en tussen de museumvoorwerpen neuzen die je in de volkskundezaal allemaal vindt. Vlieg ontdekte al heel wat over de tijd van toen, door hier rond te snorren. Bij zijn laatste tochtje is hij echter ergens vastgeraakt, niemand weet waar hij uithangt. Als jij alle opdrachten oplost, zal je ontdekken waar hij zich bevindt! Als je alle opdrachten hebt opgelost, krijg je aan de balie een Vliegbiljet. Daarmee kan je op www.vliegjemee.be dingen naar één van de prijzen!
Kinderatelier Naast de zomerzoektocht van Vlieg, organiseert het Museum van Deinze en de Leiestreek ook een zomeratelier voor kinderen. Op vrijdag 6 juli zijn kinderen van harte welkom om van 13.30u tot 16.30u de vreemde kunstkronkels van Octave Landuyt te ontdekken en daar nadien zelf mee aan de slag te gaan! Enkel inschrijvingen op voorhand, max. 15 deelnemers! Praktische informatie: Museum van Deinze en de Leiestreek, L. Matthyslaan 3-5, 9800 Deinze Tel.: 0032 (0) 9 381 96 70 Fax.: 0032 (0) 9 381 96 79 e-mail:
[email protected] www.museumdeinze.be
MUSEUMKRONIEK
6 mei –26 augustus Octave Landuyt “RICORSO” Oldies en design in het Museum van Deinze en de Leiestreek Zie elders in dit blad 22 september-25 november “Raoul De Keyser (°1930)” Zie elders in dit blad Najaar Explo 360°
3586 In het najaar 2007 wordt de bezoeker in het Museum van Deinze en de Leiestreek uitgedaagd werkelijk in dialoog te treden met het kunstwerk. Enkele kunstwerken uit de vaste presentatie worden op een vernieuwende manier in de kijker gezet. De bezoeker betreedt een cabine die als een soort kijkdoos voor het werk is geplaatst. Daardoor wordt de kijkervaring beïnvloed en uitgebreid. De confrontatie met de tijdsgeest en de context van het werk, en het prikkelen van andere zintuigen als reuk, tasten luisterzin maken de kijkervaring tot een heuse beleving. Met het oog op de educatieve en onderzoekende functie van het museum, vormt dit een experimenteel en prikkelend tentoonstellingsconcept. Het is een mooie gelegenheid om uit te pakken met een verfrissende presentatie van de gekende, vaste collectie. Museumnocturnes Nocturnes op donderdagavond 11 oktober, 25 oktober en 22 november, in samenwerking met diverse instanties. Er zal indien mogelijk, voor een speciale randactiviteit gekozen worden. Het museum is doorlopend open tot 21.00u December – Januari 2008 Wintertentoonstelling met een presentatie van tekeningen, schetsen en voorstudies uit eigen collectie.