Observatie
Voor een ecologische tuin moet het nieuwe landschap: * weinig input van buiten nodig hebben, vooral wanneer deze tot wasdom gekomen is * de biodiversiteit verhogen * habitat creëren voor wilde dieren en planten * kwaliteit van lucht, water en bodem verbeteren * resulteren in minder ipv meer werk De plek en zijn bewoners moeten dus beter worden van het ontwerp. Wat observeren? Checklist voor de ontwerper (uit Gaia’s Garden) * Geschiedenis van het stuk land, kennis buren, bib, gemeente, historisch genootschap, kaarten, foto’s, archeologie achtertuin * Vereniging van huiseigenaren en overheidsactiviteiten: overeenkomsten, erfdienstbaarheden, ophaling groenafval, recyclage, herbicidegebruik, waterverdeling, zonering en bouwbeperkingen * Nabije aanplantingen die gevolgen hebben voor de plek (nu of als ze uitgegroeid zijn) * Activiteiten van buren die gevolgen hebben voor het ontwerp: lawaai, kinderen, huisdieren, bezoeken, scholen, industrie etc * Hulpbronnen in de buurt: bronnen van organisch materiaal, grond, bouwmaterialen, bv van houtzagerijen, voedselproductie, winkels, containerparken, kwekerijen, buren * Voorzieningen: elektriciteit, telefoon, riolering, waterzuivering, gasleidingen * Zon- en schaduwplekken en hoe deze tijdens het jaar veranderen * Windrichting, intensiteit en verandering tijdens de seizoenen * Gemiddelde en uiterste temperaturen, dat van eerste en laatste vorst * Hoeveelheid regen en de seizoenen, sneeuw, hagel * Punten van zonsopgang en zonsondergang en hun verandering tijdens de seizoenen * Topografie (plaatsbeschrijving: nauwkeurige opsomming van de natuurlijke en kunstmatige kenmerken), helling, ligging * Rock outcrops (dagzomende aardlaag), zwerfkeien, grind * Microklimaten: koel, heet, nat, droog, schaduw, en open plekken * Bodem: drainage, zwaar of licht, zand of klei, rijk of arm, stabiel of ingezakt, compactheid * Water: stroomgebieden, drainagepatronen, kreken, greppels, waterbewegingen als het regent * Uitzicht: goed, slecht en potentie * Locatie van structuren op het terrein zelf of dichtbij, zoals huizen, garages, omheiningen, muren en hun effecten op de omgeving: schaduw, aflopen, windvang etc * Vegetatie: aanwezige soorten, opportunistische of schadelijke planten, zeldzame soorten en hun gezondheidstoestand * Dieren: huisdieren, inheemse en uitheemse dieren, plagen, “enge” dieren (slangen, spinnen) * Verkeer en frequentie ervan, zware of lichte voertuigen, wandelaars, fietsers * Toegankelijkheid: gemak om materiaal aan te voeren, locatie kranen, trappen, deuren, garage, opslag, etc. * Wat wil de bewoonster van dit landschap? Wat kan het landschap bieden? Bijvoorbeeld voedsel, kruiden, wildlife habitat, snijbloemen, privacy, inspiratie, rust, inkomen, speelterrein, of dit allemaal? Onderzoek wat er is met in je achterhoofd dat dit alleen maar de droomfase is. * Wat hebben het landschap en de regio nodig? Heeft vroeger slecht beheer een probleem veroorzaakt dat door een goed ontwerp gecorrigeerd kan worden? Heeft de bodem
verbetering nodig? Zijn er bomen die sterven, planten die het moeilijk hebben? Zou meer water of meer wildlife goed zijn voor het land? Groeien hier zeldzame inheemse planten die zorg behoeven? Zou het ontwerp een beschadigd landschap weer kunnen herstellen en een overlevingskans bieden aan bedreigde soorten? * Hoe zou het nieuwe landschap aan moeten voelen? Als een bos, een Tuin van Eden, een weide, een wildreservaat? * Wat zou je daar doen? * Welk soort voedsel, kruiden, medicinale planten, brandhout, geriefhout of andere producten zou je graag hebben? Welke van deze producten kan het land op een duurzame manier leveren op lange termijn? * Moet de plek een centraal thema of een hoofdfunctie hebben, zoals onderwijs, wildreservaat, demonstratieplek, zelfvoorziening of productie voor de markt?
We zijn allemaal ontwerpers: visioning Nu je het terrein geobserveerd hebt, allerlei informatie daarover gekregen hebt, en de eerste wensen van de bewoonster gehoord hebt, gaan we een visualisatie-oefening doen rond ontwerpen. - ga gemakkelijk zitten, met rechte rug, voeten op de grond, armen en benen niet gekruist - sluit je ogen en richt je aandacht naar binnen. Let op je ademhaling, en wees je bewust van je inademing en je uitademing, rustig in en uit. Luister nu een paar momenten naar de geluiden om je heen, zet ze vervolgens weer van je af en keer weer terug naar je ademhaling, rustig in en uit. - neem je voor om bewust aanwezig te blijven tijdens de hele oefening Stel je voor dat we aan het einde van de permacultuurcursus zijn, die je helemaal afgemaakt hebt… Je voelt je geïnspireerd, sterk, enthousiast en vol ideeën en informatie… Een van de cursisten heeft je gevraagd je eerste echte ontwerp te maken voor haar nieuwe woonplek. Je bent nu op deze plek en gaat in je fantasie nog eens de tuin in waarin je zojuist hebt rondgelopen… je hebt een kaartje bij je waarop je alles wat je nodig hebt kunt opschrijven, zodat je je later alles nog goed herinnert… Je stapt nu door de tuin… * ga nog eens ergens op een hoge plek zitten… wat ruik je?... welke geluiden hoor je?...hoe voelt de plek aan?...; wandel rond, wat gebeurt er op deze plek? * Wat kan dit landschap bieden? Bijvoorbeeld voedsel, kruiden, wildlife habitat, snijbloemen, privacy, inspiratie, rust, inkomen, speelterrein, of dit allemaal? Onderzoek wat er is met in je achterhoofd dat dit alleen maar de droomfase is. * Wat hebben dit landschap en deze regio nodig? Kijk dus ook naar de ruimere omgeving. Heeft vroeger slecht beheer een probleem veroorzaakt dat door een goed ontwerp gecorrigeerd kan worden? Heeft de bodem verbetering nodig? Zijn er bomen die sterven, planten die het moeilijk hebben? Zou meer water of meer wildlife goed zijn voor het land? Groeien hier zeldzame inheemse planten die zorg behoeven? Zou het ontwerp een beschadigd landschap weer kunnen herstellen en een overlevingskans bieden aan bedreigde soorten? * Hoe zou het nieuwe landschap aan moeten voelen volgens jou? Als een bos, als een lusthof, een weide, een wildreservaat? * Wat zou jij daar effectief doen? * Welke wensen van de bewoonster kunnen hier gerealiseerd worden? * Wat moet je weten om hier dingen te kunnen planten? * Welk soort voedsel, kruiden, medicinale planten, brandhout, geriefhout of andere producten zou je in deze tuin voorzien? Welke van deze producten kan het land op een duurzame manier leveren op lange termijn? * Wat zie je nog als kansen, mogelijkheden in deze tuin? Zie je al plekken die heel geschikt zijn voor een bepaalde invulling? Zie je al een bepaalde structuur? * wat moet je nog weten om voor deze plek een ontwerp te kunnen maken? Verlaat nu langzaam de plek, en kom met je bewustzijn terug in deze kamer… open langzaam je ogen als je zover bent… Schrijf nog wat punten uit deze oefening die je niet wilt vergeten op je kaartje voor de ontwerpoefening straks. (Oefening uit Gaia’s Garden)
Patronen Patronen zijn vormen die de meeste mensen begrijpen en onthouden. Patronen zijn overal rondom ons: golven, zandduinen, vulkanische landschappen, bomen, gebouwen, dierengedrag, liedjes,... Spiralen: curve van de aarde die rond haar as draait of rond de zon is een spiraalvorm. Het zonnestelsel zelf maakt deel uit van een spiraalstelsel en draait in spiraalvorm,... Bomen: Patronen en vormen van een boom zijn terug te vinden in veel natuurlijke structuren: een explosie, erosie, een idee, ontkieming, breuk aan een rand,... Cirkels: Leven van een mens is een cirkel (van kind tot kind), tipi’s, nesten,... Als we een basisbegrip krijgen van de onderliggende patronen van natuurlijke fenomenen hebben we een krachtig middel voor het ontwerpen. In tegenstelling tot rechtlijnige architectuur en technologieën, niets in natuur is perfect rond of plat. Zelfs wij zijn onperfecte observeerders. Nuttige taken: 1. Patronen meer algmeen begrijpen: zowel natuurlijke fenomen zien, als om patronen te vormen 2. Geldt ook voor geografie, muziek, kunst, astronomie,... 3. Gids voor het toepassen van patronen: toegepaste patronen als uit het hoofd leren, lineair denken,... hebben ons geen duurzame oplossingen gebracht. Door harmonische patronen te begrijpen en toe te passen begrijpen we beter de betekenis van de natuur en het leven. Patronen begrijpen en toepassen We zijn allemaal experten in het herkennen van patronen door gebruik te maken van al onze zintuigen en maken dat we overleven. We moeten vrienden van vijanden kunnen herkennen, voedsel van vergif,... De patronen die we rondom ons zien zijn gewoon de vormen van de grenzen tussen verschillende media. Leven is gebaseerd op co-operatieve relaties (vb. onze lichamen), door het oppervlaktegebied te verhogen tussen systemen wordt een efficiëntere onderlinge uitwisseling mogelijk. In de natuur zijn grondstoffen en energie altijd op weg. Leven is altijd iets nuttig aan het doen, dus er is geen haast om ergens te geraken. Natuur leeft in het ‘nu’ en dit komt door haar cyclische processen, in tegenstelling tot ons menselijk lineair (A naar B) denken. Bepaalde vormen verschijnen op vele plaatsen op verschillende schalen (dit is wat hen tot patronen maakt). We zien ze zo vaak omdat ze de meest efficiënte manier voor het Leven blijken om bepaalde (vaak uitwisseling gerelateerde) functies te bekomen. Patronen hebben schoonheid, maar ook functie. Wanneer dingen uit mekaar vallen (vb. verwering) wordt er meer oppervlakte (randen)
gecreëerd, wat op zich meer schuilplaatsen creëert. Entropie hoeft dus niet gevreesd te worden maar creëert net meer kansen voor leven! Door de meest effectieve patronen van de natuur te herkennen, kunnen we menselijke systemen creëeren door gebruik te maken van 3.5 biljoen jaren van onderzoek en ontwikkkeling van de natuur. Patronen doen zich voor in tijd en ruimte, maar we kunnen wat we leren van de natuur toepassen in beide rijken. Helaas is dat niet altijd gebeurd, vb. het 9 tot 5 werkmodel, waar we aan vasthouden het jaar rond, terwijl de rest van leven zich aanpast aan de veranderende seizoenen. De principes van ecologie waar we zo vertrouwd mee zijn in permacultuur zijn eenvoudigweg toegepaste patronen, zoals meer specifieke technieken als voedselbossen. De kracht van een web komt gedeeltelijk van z’n vele ankerpunten. Transitie gebruikt dit patroon door grondstoffen in kaart te brengen en lokale veerkracht op te bouwen. Wanneer we zaadjes zaaien gebaseerd op het advies op de achterkant van het pakje, maken we gebruiken van beproefde patronen. Rioolwatersystemen maken gebruik van de overvoedige randen in grindbedden (waar effectieve bacteriën leven) om de beschikbare vruchtbaarheid en schoon water te gebruiken. Tribaal gebruik van patronen Stammen gebruiken een enorme variëteit aan patronen. Waarmee ze wapens, huizen, huid, gewoven textiel of manden decoreren. Veel patronen hebben een gesofisticeerde betekenis en bijna allemaal hebben ze een serie van liedjes die ermee geassocieerd zijn. We kunnen hen ongeletterd noemen enkel door hun patronen, liedjes en dansen niet als een waardige literatuur en een nauwkeurig opnamesysteem te beschouwen. Wij leren niet meer over patronen en leren hen niet op te nemen. We zijn geëvolueerd naar numerieke en alfabetische symbolen. Maar eenvoudige patronen linken naar zo veel fenomenen dat het leren van zelfs maar één betekenisvol patroon, veel te vergelijken is als het onderliggende principe leren, wat altijd toepasbaar is op specifieke gegevens en situaties. De maori van Nieuw-Zeeland gebruiken tattoo’s en gesneden patronen om genealogische verhalen en informatie op te nemen en te herinneren. Polynesiërs gebruiken patroonkaarten die schaal, cartografische details,... ontbraken, maar slaagden er wel in om 200 tot 2000 eilandenvlekken te vinden in de onmetelijkheid van de Stille Oceaan. Die kaarten zijn gelinkt aan sterrenstelsels en zeestromingen en geven golfstoringen aan. Ze zijn gemaakt van stokken, gebogen strips, schelpen en liederencycli. Dansen en liederen kunnen nauwkeurige lange termijn gegevens dragen, saga details en plantenkennis. Nootka indianen van Brits Colombia: hebben een liedje om naar China te gaan, één om naar Japan te gaan, een liedje om naar het grote eiland te gaan en één om naar het kleinere eiland te gaan. Alles wat de zeevaarder moet weten was een liedje en ze wist waar ze was. De navigatieliedjes nemen de stromen en inhammen van de zee op , de zeestromingen, landtongen en baaien, sterrenbeelden en ceremonies van extatische openbaringen. Van Californië tot de Aleutians, de zeestromingen waren zo goed als constant zowel in snelheid als richting en begeleidden de cano. De stuursvrouw gebruikt het (zeer nauwkeurige) ritme van de duur van het lied om zowel de stroomsnelheid als de snelheid van de boot te timen. Stroomsnelheid wordt waarschijnlijk getimed tussen landtongen, en bootsnelheid tegen een
logbook of vloot in het water. De duur van het liedje is een nauwkeurig timing mechanisme, zoals dat ook kan zijn voor ons vandaag. Liedjes zijn erg nauwkeurige timers, nauwkeurig over een lange periode van tijd en natuurlijk reproduceerbaar eender wanneer. De inhoud van het liedje was een opname van de observaties van vroegere reizigers, en geen onzekerheid werd opgenomen. Patronen in de tuin Hoe kunnen patronen onze tuinen functioneler, ecologischer en mooier maken? Iedereen die tijd besteed aan de natuur te observeren ziet dat bepaalde patronen – spiralen, golven, takken, cirkels overal aanwezig blijken te zijn en zich herhalen op vele schalen. Vb. een takkenpatroon is terug te vinden in het samenstromen van rivieren, in een boom en zijn wortels, Vb. spiralen zijn terug te vinden in sterrenstelsels, het hoofd van een madeliefje,... Vb. golven aan de kust, zand,... In al deze gevallen worden materie en energie in een efficiënte vorm samengebracht om te doen wat nodig is. Takkenpatronen zijn ideaal voor het verzamelen en verspreiden van energie en materialen vb. bomen gebruiken hen om zonlicht op te vangen en om water en voedingsstoffen op te nemen Golven en rimpelingen maken het mogelijk voor twee stromende lichamen om mekaar te passeren met minimale turbulentie Telkens wanneer we zo’n patroon zien, is het een manier van de natuur om een ontwerpvraagstuk op te lossen – van beweging, verzamelen, oogsten of verpreiden van materie en energie op een geweldig eenvoudige en effectieve manier. Dit is exact wat we proberen te doen in een ecologisch landschap. Dus het is geschikt om enkele van deze patronen te bestuderen en te zien wat ze ons kunnen leren. Ook mensen gebruiken patronen maar als de voluptueuze rondingen en complexe fractalen van de natuur voorkomen in ons werk, worden ze ingezet om esthetische redenen en niet om functionele redenen. Rechte rijen, schaakbordstraten, glas- en betonrasterwerk,... zijn voor ons vertrouwde patronen. Soms zijn dit de juiste patronen voor de klus, maar in landschappen zijn zulke patronen zeldzaam. Natuurlijke vormen zijn zelden rechtlijnig en daar is een goede reden voor. De juiste vormen en patronen in en landschap kiezen en toepassen, naast het creëren van schoonheid, kan ruimte besparen, werk verminderen, het leefgebied van wilde dieren verhogen, en helpen om de planten, insecten en andere dieren, inclusief de tuinier in beter evenwicht te brengen. Voorbeelden hoe vormen en patronen ons werk en ruimte kunnen besparen en daarna enkele rijkere en uitgebreidere ideeën, geleerd van de natuur. Sleutelgatbedden Door het patroon van tuinbedden te wijzigen kan je de oppervlakte nodig voor paden minimaliseren. Dit kan door bijvoorbeeld pas om de 3 à 4 rijen paden te integreren.
Een stap verder: een steutelgadbed, waar minder dan ¼ vd oppervlakte aan paden wordt besteed. Met uitzondering van vallende appels en andere zwaartekrachtgedreven fenomenen, neemt de natuur nooit de kortste afstand tussen twee punten. Natuur meandert, gaat in sierlijke maar efficiënte golvingen van hier naar daar. Het zijn mensen die verliefd geworden zijn op onwankelbare, directe weg. Maar in onze tuinen, ontmoeten we de natuur min of meer volgens haar eigen voorwaarden. Curves en cirkels bengen verrassing en eigenaardigheid in de tuin én zijn nog efficiënter ook. Nog meer voordelen van sleutelgatbedden: als we het centrale pad naar het zuiden richten en grote planten zoals zonnebloemen achteraan plaatsen, of in de noordelijke hoek, wordt een U-vormige zonnekom gecreëerd die warmte opvangt. Het microklimaat binnenin is een goede plaats voor weke of warmtelievende planten. Ze zijn makkelijk te begieten ook: één enkele minisproeier in het midden zal met een cirkelvormig sproeipatroon het hele bed kunnen begieten. Hoe kan je dit praktisch doen: Gaia’s Garden, p. 40 en 41 Kruidenspiraal Driedimensionale spiraal: bespaart veel plaats en werk, maar ook: door z’n heuvelvorm heeft de kruidenspiraal hellingen die naar alle richtingen wijzen. Hierdoor hebben we een kruidentuin gecreëerd met vershillende microklimaten. Spiralen zijn vaak het resultaat van groei of expansie. (cf. vorming door Hilde, Kristien en Karel) Andere natuurlijke patronen in de tuin Takken Takkenpatronen worden in de natuur gebruikt voor het verzamelen en verspreiden van voedingsstoffen, energie en water. Vb. bladeren: Kijk naar de vertakkende aderen. Ze gebruiken de minst mogelijke ruimte om sap van de groene cellen, de fotosynthetische cellen, naar de rest van de plant te brengen. De centrale ader van het blad is het dikst, de hoofdvertakkingen hiervan zijn half zo groot en van daaruit zijn er kleine aders die voedingsstoffen en sap naar elke cluster van cellen vervoeren. De aders zelf vangen niet veel licht op, dus het is in het voordeel van de plant om hen te minimaliseren. Waarom ontwerpen we tuinontwerpen niet op die manier? Je maakt een groot centraal pad voor je kruiwagen en smallere vertakkende paden om de bedden te voet te bereiken en kleine padjes voor occassioneel gebruik. Je bespaart veel plaats en hebt een natuurlijk vloeiend patroon. Takkenpatronen zijn een efficiënte manier om alle punten in een groot gebied te bereiken, en tegelijk over de kleinst mogelijke afstand te gaan. Netten Het net- of maaspatroon vind je in de natuur in spinnenwebben, vogelnesten, honinggraten en de scheurvorming in gedroogde modder. Netten zijn patronen van expansie, contractie en zelfs distributie. Tuiniers creëren vaak een nettenpatroon door zaadjes in een verhoogd bed te zaaien: de zaadjes worden in een patroon van driehoeken gezaaid om gelijke afstanden te creëren tussen elk zaadje. In droge gebieden worden bomen in een nettenpatroon geplant om regen te verzamelen en af te voeren. Natuur gebruikt netpatronen om bodem te vormen en zware omstandigheden te verbeteren.
Vb. verschuivende zandduinen die gestabiliseerd worden door een netpatroon van planten. Windloze, beschaduwde plekken worden gecreëerd. Dit nettenpatroon kunnen we gebruiken in onze tuinen. Als de grond arm is en er zijn weinig planten is het klassieke antwoord vaak om een arbeids- en geldintensieve interventie door bovengrond toe te voegen en de plaats in één keer te bedekken met planten. Een strategie die meestal resulteert in overweldigend veel werk en veel dode planten. Wat je ook kan doen: vb. beginnen met een net van enkele kleine fruitbomen verdeeld over de toekomstige boomgaard. Rond elk jonge boom mest en houtmulch toevoegen, bodembedekkers planten en doorlevende planten en zo een netwerk van gemulchte cirkels creëren. Elke boom wordt een kleine zone van gezonde bodem en mild microklimaat. Tussen de cirkels is gras dat wordt gemaaid en het maaisel wordt geharkt en rond de voet van de boom gelegd om er vruchtbaarheid te concentreren. Het maaien, harken van bladeren, er een ring van mest bovenop gooien in de herfst. Elk jaar meer mulch en planten toevoegen. Uiteindelijk zullen enkele cirkels van vruchtbaarheid en leven elkaar beginnen te raken en wordt de boomgaard bijeen gehouden met een rijke bodem en weelderige vegetatie. Randen Randen zijn een sleutelbegrip in de ecologie. In randen gebeuren de dingen. Waar het bos overgaat in de grasvlakte, waar rivieren in de zee stromen... Alle soorten die leven in elk van de twee gebieden zijn hier aanwezig, plus nieuwe soorten die in de transitiezone leven. De rand is rijker dan wat er is aan elke zijde. In onze tuin hebben we er dus alle voordeel bij het aantal randen te verhogen. Wel randen optimaliseren, niet maximaliseren. Vb bij kruidenspiraal of sleutelgatbed niet van toepassing, hier is dit enkel ruimteverlies en meer werk. Vb • • • • • •
huis/tuin randen Bestrating/bodemranden Hek/tuinranden Plant/bodem rand Plant/lucht randen Water/bodemranden
Oefening patronen Elke persoon neem een blad papier (liefst A3) en tekent een eenvoudige vorm van de natuur in het midden van het blad (niet te groot). Dan bepalen ze 3 regels waarmee ze de vorm zullen herhalen. Vb: - rotatie: vb. elke vorm moet op 30° zijn van de vorige - grootte: vb. allemaal dezelfde grootte of één twee maal zo groot en één half zo groot - overlapping: vb geen overlapping, raken op bepaalde punten, 20 % overlapping,...) - oriëntatie - ... De groep herhaal nu zijn vorm volgens hun regeltjes. Na een tijdje vraag je hen om één regel één keer te verbreken. En blijf dan verder tekenen. Wanneer de meeste bladen volgeraken vraag hen te stoppen en hun blad te aanschouwen. Stel voor om na te denken over de positieve vormen die zich voordoen, of de negatieve ruimtes, of kijk naar de stroom tussen en rond de vormen, of d verbindingen tussen de vormmen. Vraag hen om hun tekening te bestuderen en te kijken of het een betekenis heeft
voor hen of hen aan iets doet denken – laat hen toe om nu extra lijnen, kleuren of dingen toe te voegen, om nieuwe correcties te markeren. Wanneer iedereen gelukkig is met z’n product, vraag hen om hun tekening te tonen aan de groep, en uitleg of interepretaties mee te geven als ze dat willen. Hang elke tekening aan de muur. Vaak verbazende kwaliteit van de tekeninge en de inzichten die mensen krijgen over patronen en vormen door dit proces. Dit proces kan leiden tot een discussie over patronen in de natuur, chaos theorie, enz. Het is ook een interessante ontwerpoefening. Mensen ontwerpen vaak in hun tekeningen, tuinen, aquacultuursystemen, boomgaarden, sociale sytemen,...
Planning van de tuin Gaia’s garden pp. 53-71 Met in ons achterhoofd de observatie en de visioning ivm de concrete tuin waar wij voor staan, denken wij aan het volgende. 4 delen hierbij nl het concept, de layout, de ontwikkeling van de tuin en de concrete aanpak. A. CONCEPT Dit is het totaalbeeld van de tuin in ons hoofd en met de observatie en visioning in ons achterhoofd. David Holmgren suggereeert om te vertrekken van patronen om dan verder te gaan naar de details. Het kan zo: - zien of er een overheersend patroon is dat de meeste van onze doelen kan dragen bvb spiraal of vertakking of netwerk of…Dit kan een overheersend idee zijn dat overal kan doorgetrokken worden en alles verbindt en telkens gebruikt wordt wanneer er een concreet probleem moet aangepakt worden bvb spiralen maar niet omdat je van spiralen houdt maar omdat het de beste oplossing is in dialoog met je tuin bvb voor een kleine vierkante tuin een spiraal die de ganse tuin inneemt - kijken of er een patroon of strategie is die kan beantwoorden aan voor een bepaalde functie of design bvb de organische vorm van de tuin van Riet die haar kleine stadstuin vergroot en haar gemakkelijke toegang geeft tot een zeer gediversifieerde opbrengst- en genots-tuin (diversiteit is wellicht de functie die ze beoogt). Ander vb is de hartentuin van het Gouden Gehucht die wellicht een energetische uitstraling van hartenergie beoogt. Ander vb is de moestuin van Jo die qua design (een driehoek) en zonneoriëntatie moest parallel lopen met de lijnen van het huis. Andere functies en/of doelen kunnen zijn: Irrigatie Circulatie Productie van verschillende soorten voedsel, bloemen enz Vermijden van schaduw en/of maximaal gebruik van de zon Plaats voor dieren en mensen Privacy Meditatiemogelijkheden Zitplaatsen in de zon Enz enz - dan kunnen wij kijken welke materiële stukken, materialen, soorten planten enz die wij nodig hebben om die functies te concretiseren. En dan komt de layout van die dingen... B.LAYOUT Nu gaan wij kijken wat waar komt. Daarvoor moeten wij kijken wat elk element uit ons vooropgesteld design en doel nodig heeft : een lijstje maken dus en dan groeperingen maken en verbanden leggen in alle creativiteit… bvb een kippen tractor die de opkuis doet van de moestuin op een gegeven moment en daarna eventjes alleen eieren produceert bvb een waterplas aan de zonnige kant van de serre die de zon laat reflecteren in het water en zo warmte afgeeft bvb leiplanten laten groeien op een zonverwarmde muur bvb als de buurman perebomen heeft hoef je er zelf niet zoveel om bevruchting te krijgen of zelfs als de buurmanvrijgevig is hoef je je eigen tuin niet te verkleinen met frote fruitbomen bvb indien je geen vijver hebt kan je water van het dak opvangen in een ton Verder is de zone en sector methode een goede benadering Deze helpt om te bepalen welk element waar komt zodat deze elementen het meest efficiënt werken voor elkaar en voor de mens. De zones zijn niet steeds mooi waaiervormig terug te
vinden rond het huis maar wel daar waar ze moeten/kunnen staan ifv bestaande begroeiing, zon, circulatie, noden van de bewoner enz. De zones helpen ons om (onze) energie optimaal te gebruiken. Ze moeten gevormd worden ifv onze eigen noden, ons eigen leven. Zone O en zone 1: meest intensief gebruik en verzorging. Begint aan de achterdeur, wat gebruik je het vaakst en wat heeft er het vaakst onze zorg nodig en moet dus in het dagelijkse zicht blijven bvb verse kruiden voor elke maaltijd en verhard pad ernaartoe, zonneterras dat snel droogt zodat wij van de minste zon in onze streken kunnen genieten, met of zonder schaduw ifv de seizoen(planken met daaronder kiezel die ook nog warmte opvangt en afgeeft), kleine (huis)dieren die onze aandacht nodig hebben, (eenjarige)snijbloemen enz Zone 2: half-intensieve culturen bvb groenten en bessen kweken, woonplaats voor kleine wilde dieren (vogels, insecten), doorlevende planten, konijnen en kippen enz Zone 3: weinig intensieve methodes voor occasioneel gebruik of werk bvb brandhout maken, grasveld voor dieren, grote fruitbomen, grotere huisdieren: geiten, varkens, paarden, vrijlopend gevogelte Zone 4: minimale zorg en begrazing voor grazende dieren/half wilde zone (enkel bij grote eigendom) Zone 5: echt wilde zone/bos (enkel bij zeer grote eigendom of bij de buren of in de buurt) observatie- en leer-zone voor de rest van de tuin: wat groeit er spontaan en in welke omstandigheden (gildes?) Bekijk zelf welke zones je in je tuin wil en/of nodig hebt. Pas ze aan aan je behoeften en stijl van leven nu en later bvb zonneterras op het westen voor de fulltime werkende mens die enkel ’s avonds van zijn tuin kan genieten bvb zon in het oosten als je opstaat is in elke levensfase goed voor je humeur en energie enz DUS: - zones ifv onze behoeften en de behoefte van de elementen die wij in onze tuin willen - maar ook ifv externe factoren: ligging, reliëf, wind, zon, water… Zon -
hoogte en standplaats varieert ifv de seizoenen bvb mijn moestuin aan de rand van het bos heeft geen zon in de herfst vanwege de lage stand van de zon en de bladeren aan de bomen terwijl dit in de lente en de zomer geen probleem meer is meest interessante bezonning voor onze huizen hier(licht, warmte, passieve energie) is de zuid-west oriëntatie onze moestuinen kunnen best genieten van zoveel mogelijk zon uit het oosten, zuiden en westen in alle seizoenen plant een (catalpa?) boom naast je zuid gerichte terras die laat bladeren krijgt (lentezon), je goed beschut in de zomer en vlug zijn bladeren verliest (herfstzon). Dit is de beste parasol!
Wind - Meeste wind komt bij ons uit het westen en brengt regen mee - Noorden brengt koude wind mee - Zuiden brengt warme landwind mee - Beschutting voor de moestuin en de terrassen tegen de noord-west wind is wenselijk Uitzicht - mooi uitzicht moet vrij blijven tenzij het in strijd is met andere belangrijke elementen bvb de westen wind in Jeannekes tuin - lelijk uitzicht mag verdwijnen achter een begroeid en permanent groene schutting bvb schuur in Hildes tuin met klimhortensia of klimop of wingerd die mooi verkleurt - diepte creëren in de tuin door openingen te laten en eventueel kamers te creëren geeft perspectief en doet de tuin groter ogen
Wildlife - zorg voor een eigen stukje wildlife in eigen tuin of reken op dat van de buurman of de buurt want het is nodig om leven in je tuin te brengen en je tuin te laten aansluiten met de natuurlijk biotoop waar je kan observeren en leren (=groene long van onze tuin) - water kan best gehaald worden daar waar het komt bvb drassig stuk tuin of dak of diep graven voor grondwater. Andere oplossingen nl kraantjeswater is duur en niet zo “levend”( cfr latere bijeenkomst over water) Schutting: - kan diverse functies dekken bvb tegen wind, kanaliseren en opvangen van zon, maken van schaduw, verschuilen lelijk uitzicht. - Best openingen laten zodat er toch wat wind door kan zonder er helemaal over te moeten (gevlochten, openingen tussen de planken, haag ipv metselwerk of glas of ijzeren poort enz) C. ONTWIKKELING VAN DE TUIN Schets nu ruwweg op je plan: - zones - bomen groente en/of bloemenbedden - schuttingen - paden (zo weinig mogelijk, al dan niet verhard voor droge voeten) - terrassen - patio’s - doorgangen Maak dan verschillende plannen die genoemde elementen verschillend combineert, neem tijd, wik en weeg en kies/beslis! Nu is het de moment om te denken aan de diversiteit en/of combinatie van kleuren en vorm van gebladerte en planten in je tuin bvb wil je het rustig houden of hou je van explosie van kleur en vorm? 4.CONCRETE AANPAK VAN DE TUINAANLEG -
Wat heb ik persoonlijk nodig? Wat heeft de omgeving/natuur nodig? Welk technisch werk moet er gebeuren en door wie? In welk seizoen pakken wij wat aan? Hoeveel geld kunnen wij eraan besteden? Begin aan je achter- of voor- of zij-deur maw waar je leeft!
Eventuele vragen ter ondersteuning bij ontwerp
CONCEPTUEEL ONTWERP PATRONEN 1. Welke patronen ga je inzetten in je ontwerp en licht toe. FUNCTIES EN DOELEN 2. Bepaal wat voor systemen je aan wilt leggen en waar ze komen te liggen. Een warm terras, een afscherming tegen de wind voor energiebesparing en extra warmte in je huis, een speelplek voor de kleinkinderen,... 3. Welke functies wil je in het ontwerp: voedselvoorziening, bouwmaterialen, brandstof, medicinale werking, andere,...?
LAYOUT RELATIES 4. Bepaal voor enkele planten die je in het ontwerp wil opnemen of al aanwezig zijn welke functies deze hebben. Stel hierbij volgende vragen: - wat is het? - wat doet het, wat heeft het voor eigenschappen? - welke eigenschappen van dit organisme kan je nuttig gebruiken? Toelichting: Je probeert elke organisme, zowel planten als dieren, minimaal 3 functies te geven, je zet in op drie functies omdat je zo constant creatief denkt en een efficiënt systeem krijgt. Voedsel, productie, windkering, houtproductie en slakkenbestrijding zijn een aantal voorbeelden van functies die een plant of dier kan vervullen. Om te leren hoe je drie functies per organisme kunt toewijzen leren we eerst goed te kijken naar een organisme. 5. Vervult elke plant meerdere functies en wordt elke functie door verschillende planten ondersteund? Geef enkele voorbeelden. ZONERING 6. Pas zonering toe. Geef met rode lijnen de verschillende zones op de plattegrond aan. Dit hoeven geen precieze cirkels te zijn maar het moeten wel duidelijk te onderscheiden zones zijn. Toelichting: zones zijn gebaseerd op de hoeveelheid tijd die je in een zone spendeert. Deze zones lopen vanuit het huis waar je vaak bent tot ver van het huis af. −
Zone 0: het huis
−
Zone 1: direct rond het huis, hier groeien planten die vaak worden gebruikt en veel aandacht nodig hebben zoals groenten en kruiden.
−
Zone 2: iets verder weg, hier liggen grotere groentebedden, planten die je minder vaak gebruikt en ook minder aandacht nodig hebben, een kippentractor, kassen en wateropvanginstallaties zitten ook in deze zone.
−
Zone 3: is de landbouwzone, hier worden aardappelen, granen en knollen verbouwd en liggen de meeste heggen en windkeringen die voor het huisklimaat van belang zijn waardoor veel energie bespaard kan worden. (zonnecirkels en windcirkels) Ook een fruitboomgaard hoort tot deze zone.
−
Zone 4: is de zone van weinig beheer, grootvee dat graast, houtplantages en verder kan er wild fruit groeien. Hier gebeurt weinig behalve licht beheren en oogsten. In de praktijk wordt deze zone zelden ontwikkeld.
−
Zone 5: is de zone waar mensen niets meer doen behalve er zijn. Dit is de natuur zoals deze zich zonder actief ingrijpen van de mens laat zien. Door deze zone bouwen we een natuurlijk bestand van bacteriën, schimmels en insecten op die ons in de zones eronder van dienst kunnen zijn.
SECTOREN ZON 7. Om de zonne-instraling zo goed mogelijk in kaart te brengen is het van belang dat je het punt aangeeft waar de zon op zijn hoogste punt staat. Geef naast he zuiden ook de plaats aan waar de zon opkomt en waar die onder gaat. Geef dit aan door op de plattegrond zuid in de rand van de plattegrond te zetten, doe dit ook voor oost en west. Toelichting: Zonsopkomst moet in het oosten getekend zijn. Het hoogste punt in het Zuiden. Zonsondergang in het westen. WATER 8. Breng in kaart hoe de waterafvoer is geregeld vanaf de daken, wordt het water opgevangen in een ton waaruit je het kunt gebruiken of wordt het direct afgevoerd? Geef de afvoerleidingen aan op de plattegrond. Geef eventuele sloten en vijvers op het gebied ook aan. Teken deze punten met blauw in je plattegrond in. WIND 9. Geef op je plattegrond aan wat de overheersende windrichting is. Geef daarnaast aan waar gemiddeld gezien de koudste wind vandaan komt, beredeneer dit. Geef de overheersende windrichting aan met een pijl met de richting in de rand van de plattegrond zet hier een 0 bij van overheersend. Zet ook een pijl in de rand voor de koudste wind, zet bij deze pijl de letter K van koudste. Toelichting: Gemiddeld zal de koudste wnd uit het oosten komen in de winter. In België komt de wind overwegend uit het ZW (bron KMI). Echter als een huis zich in een stad bevindt is deze factor te verwaarlozen. Ook kunnen er op het platteland lokale verschillen optreden. Over het algemen is het van belang de westenwind, de noordenwind en de oostenwind te blokkeren of af te leiden. Zuidelijke en zuidwestelijke winden zijn vaak behoorlijk zacht en vaker opwarmend dan afkoelend.