De
orthopedagoog
als
ontwerper
Florentien
Pletinckx,
Lien
Van
Breda,
Matthijs
van
Trigt,
Suzanne
Verkuijl,
Katrien
De
Munck,
Lieven
De
Couvreur,
Olivier
Dewolf
en
Geert
Van
Hove
2
INHOUDSTAFEL
INHOUDSTAFEL ....................................................................................................................................... 3
INLEIDING ............................................................................................................................................... 4
De
weg
naar
het
onderwerp… ............................................................................................................ 4
Het
doorlopen
proces ......................................................................................................................... 5
Inhoud
van
de
paper........................................................................................................................... 6
WAT
ORTHOPEDAGOGIEK
VOOR
ONS
BETEKENT................................................................................... 7
Openingen
binnen
de
orthopedagogiek ............................................................................................. 7
Luisteren
naar
de
stem ....................................................................................................................... 8
Empowerment .................................................................................................................................... 9
Zoeken
naar
mogelijkheden ............................................................................................................. 11
Besluit ............................................................................................................................................... 11
PLANMATIG
HANDELEN
IN
DE
ORTHOPEDAGOGIEK
EN
IN
HET
INDUSTRIEEL
PRODUCT
ONTWERPEN .............................................................................................................................................................. 13
Planmatig
handelen
in
het
Industrieel
Product
Ontwerpen ............................................................. 13
Planmatig
handelen
in
de
orthopedagogiek..................................................................................... 13
Een
eerste
vergelijking...................................................................................................................... 14
MEERWAARDE
DESIGN‐KADER
VOOR
ORTHOPEDAGOGIEK ................................................................ 14
ORTHOPEDAGOGISCH
HANDELEN
IN
HET
BUITENLAND ...................................................................... 23
Dialogisch
handelen.......................................................................................................................... 23
Ontwikkeling
en
transitie.................................................................................................................. 24
Zoeken
naar
mierensporen............................................................................................................... 25
BESLUIT ................................................................................................................................................. 26
BRONNEN.............................................................................................................................................. 29
3
INLEIDING
De
weg
naar
het
onderwerp…
Ieder
van
ons
kwam
op
zijn
weg
doorheen
de
opleiding
in
contact
met
design
en
kreeg
zo
de
mogelijkheid
om
met
ontwerpen
aan
de
slag
te
gaan
binnen
de
orthopedagogiek.
Elk
op
onze
eigen
manier
deden
we
hierin
ervaring
op.
Florentien
raakte
geïnspireerd
door
het
gastcollege
van
Lieven
De
Couvreur
en
Oliver
de
Wolf
over
de
projecten
Design
for
Impact
en
Design
for
Everyone
van
het
Industrial
Design
Centre.
Samen
met
Katrien
De
Munck
zocht
Florentien
naar
mogelijkheden
om
orthopedagogische
stages
binnen
het
project
Design
for
Impact
te
organiseren.
Ze
dachten
na
over
de
mogelijkheid
om
alle
studenten
die
in
het
buitenland
een
stage
lopen,
te
stimuleren
om
een
concrete
ontwerpvraag
te
formuleren.
Voor
deze
ontwerpvragen
zou
het
Industrial
Design
Centre
producten
kunnen
ontwikkelen.
Hiertoe
werd
een
website
(www.orhtopedagogues‐abroad.com)
ontwikkeld
waar
de
studenten
om
de
twee
weken
een
verslag
postten
en
zo
evolueerden
tot
het
formuleren
van
een
ontwerpvraag.
Zelf
trachtte
Florentien
op
haar
stageplaats
in
Cradock,
Zuid‐Afrika
producten
te
ontwerpen
die
een
boost
zouden
kunnen
geven
aan
de
voorziening.
Dit
deed
zij
volgens
het
INNOWIZ‐stappenplan
en
via
co‐creatie,
namelijk
in
samenwerking
met
alle
betrokkenen.
Door
in
een
ontwikkelingscontext
deze
manier
van
werken
uit
te
proberen
en
te
reflecteren
over
deze
andere
manier
van
handelen,
ondervond
ze
in
levende
lijve
welke
elementen
van
INNOWIZ‐stappenplan
een
meerwaarde
zouden
kunnen
vormen
voor
het
planmatig
handelen
in
de
orthopedagogiek.
Florentien
was
positief
verrast
over
de
reacties
van
alle
betrokkenen
omtrent
de
werkwijze
in
het
project.
De
betrokkenen
voelden
zich
uitgedaagd
om
eens
op
een
andere
manier
na
te
denken
en
aan
de
slag
te
gaan
en
voelden
zich
allen
betrokken
in
het
proces.
Florentien
heeft
het
gevoel
dat
zij
samen
met
deze
mensen
iets
verwezenlijkt
heeft
dat
duurzaam
is
en
tegemoet
kwam
aan
de
noden
van
de
organisatie.
Net
als
Florentien
begon
ook
het
ontwerpverhaal
van
Lien
en
Suzanne
bij
de
workshop
van
de
Design
Hogeschool
Kortrijk,
als
voorbereiding
op
een
buitenlandse
stage
in
Belize.
Het
hoge
gehalte
aan
creativiteit
en
duurzaamheid
bleef
Lien
en
Suzanne
sterk
bij.
In
Belize
pasten
zij
de
inzichten
uit
het
project
toe
op
een
concrete
ontwerpvraag,
waar
zij
verder
mee
aan
de
slag
gingen.
Dit
kreeg
een
vervolg
toen
zij
na
de
buitenlandse
stage
samen
met
Florentien
nadachten
over
een
aantal
prototypes
aan
de
hand
van
het
INNOWIZ‐stappenplan.
Zo
kregen
Lien
en
Suzanne
de
mogelijkheid
om
tijdens
en
na
de
stage
te
ervaren
wat
de
meerwaarde
is
van
de
creatieve
aanpak
die
in
het
ontwerpen
gehanteerd
wordt.
Matthijs
kwam
in
contact
met
ontwerp
toen
hij
vorig
jaar
een
portret
maakte
van
een
van
de
pioniers
van
Design
for
Impact
en
Design
for
Everyone.
Dankzij
het
levensverhaal
van
deze
pionier
leerde
hij
de
designwereld
kennen.
Daarnaast
volgde
Matthijs
dit
jaar
stage
bij
het
Steunpunt
Inclusief
Hoger
Onderwijs
(SIHO).
Het
team,
waarbinnen
hij
werkte,
maakte
gebruik
van
creatieve
technieken
uit
de
designwereld
om
oplossingen
te
zoeken
en
nieuwe
mogelijkheden
te
ontdekken.
Zo
werd
bijvoorbeeld
de
INNOWIZ
gebruikt
om
te
brainstormen
op
teamvergaderingen.
Ook
werden
er
creatieve
technieken
gebruikt
in
workshops
die
het
SIHO
aanbied
omtrent
vernieuwende
4
onderwijstechnieken.
De
participanten
werden
op
die
manier
aangezet
om
actief
de
grenzen
van
hun
eigen
onderwijskader
te
doorbreken.
Matthijs
ontdekte
dat
het
heel
belangrijk
is
om
‘out
of
the
box’
te
denken
en
open
te
staan
voor
het
nieuwe.
We
kunnen
veel
leren
uit
de
designwereld
dat
deze
houding
kan
ondersteunen.
Deze
ervaringen
met
ontwerpen
binnen
de
orthopedagogiek
brachten
ons
bij
elkaar
voor
het
vak
Orthopedagogische
Synthese.
Het
idee
ontstond
om
dieper
na
te
denken
over
welke
aspecten
uit
het
ontwerpen
een
meerwaarde
kunnen
zijn
voor
de
orthopedagogiek.
Het
werd
een
proces
waarin
we
onze
eigen
ervaringen
en
sterktes
konden
bundelen
om
te
komen
tot
een
eerste
invulling
van
wat
ontwerp
kan
betekenen
binnen
de
orthopedagogiek.
Ontwerpen
is
een
brede
discipline.
We
kiezen
binnen
deze
paper
voor
een
focus
op
Industrieel
Product
Ontwerpen
en
hoe
dit
wordt
vormgegegeven
binnen
het
Industrial
Design
Center
van
de
Howest.
Met
dit
centrum
heeft
de
UGent
een
samenwerkingsverband
en
uit
deze
samenwerking
groeide
het
idee
‘orthopedagoog
als
ontwerper’.
“Industrial
design
is
the
profession
that
determines
the
form
of
a
manufactured
product,
shaping
it
to
fit
the
people
who
use
it
and
the
industrial
processes
that
produce
it”
(IDSA,
2004).
Door
de
positieve
ervaringen
van
alle
groepsleden
met
ontwerp
binnen
de
orthopedagogiek,
besloten
we
om
ook
andere
studenten
te
laten
kennismaken
met
ontwerpen
en
de
meerwaarde
ervan
voor
het
orthopedagogisch
handelen.
Met
deze
paper
willen
we
studenten,
die
volgend
jaar
op
buitenlandse
stage
gaan,
inspireren.
Daarnaast
willen
we
met
hen
aan
de
slag
gaan
in
een
workshop.
Tot
slot
zal
alle
informatie
omtrent
de
orthopedagoog
als
ontwerper
verzameld
worden
op
een
blog
(http://orthopedagoogalsontwerper.wordpress.com).
Het
doorlopen
proces
Het
nadenken
over
ontwerpen
binnen
de
orthopedagogiek
was
een
intensief,
steeds
veranderend
rhizomatisch
proces
met
vele
lines
of
flight
(Deleuze
&
Guattari,
1980/1987).
Het
proces
was
met
andere
woorden
niet
rechtlijnig
maar
eerder
complex,
met
meerdere
ingangen,
uitwegen,
connecties
en
nieuwe
mogelijkheden.
We
hebben
niet
alleen
nagedacht
over
wat
orthopedagogiek
voor
ons
betekent
maar
ook
over
hoe
ontwerpen
hierin
een
plaats
zou
kunnen
krijgen.
We
zien
orthopedagogiek
als
een
steeds
veranderende
assemblage
(De
Schauwer,
2011).
Het
is
een
lappendeken
van
invloeden,
bestaande
uit
meerdere
lagen
die
steeds
over
en
door
elkaar
vloeien
(Broekaert
et
al,
2004).
Deze
invloeden
worden
in
de
assemblage
voortdurend
anders,
in
relatie
met
elkaar.
In
dit
proces
kunnen
de
disciplines
leren
van
en
met
elkaar.
Ontwerp
is
een
nieuwe
discipline
die
we
kunnen
inpluggen
aan
de
verschillende
lagen
(Deleuze
&
Guattari,
1980/1987).
We
zijn
ervan
overtuigd
dat
concepten
en
ideeën
vanuit
design
op
verschillende
vlakken
een
meerwaarde
kunnen
zijn
en,
afhankelijk
van
de
context,
deel
kunnen
zijn
van
het
orthopedagogisch
handelen.
Tijdens
onze
verdieping
in
het
kader
van
de
orthopedagogiek
en
van
ontwerp
doorliepen
we
geen
rechtlijnig,
maar
een
rhizomatisch
proces.
Het
denkproces
achter
deze
paper
kan
bekeken
worden
als
een
kluwen
waaruit
verschillende
ideeën
kunnen
vertakken.
Deze
paper
is
dan
ook
het
resultaat
van
een
wisselwerking
tussen
beide
kaders.
Belangrijke
concepten
uit
de
orthopedagogiek
zorgden
enerzijds
dat
het
gedachtegoed
vanuit
ontwerp
een
aansluiting
kon
vinden
en
een
mogelijke
bron
tot
verrijking
vormden.
Anderzijds
bracht
het
verkennen
van
het
gedachtegoed
van
ontwerp
ons
tot
5
ideeën
die
binnen
de
orthopedagogiek
minder
aan
bod
komen,
maar
die
we
belangrijk
achten.
Uiteindelijk
zochten
we
naar
de
meerwaarde
van
ontwerp
voor
het
orthopedagogisch
handelen
in
een
buitenlandse
context.
Deze
vraag
hebben
we
behandeld
als
een
ontwerpvraag,
waarbij
we
de
INNOWIZ‐technieken
en
het
stappenplan
van
Industrieel
Productdesign
gebruikten
om
deze
paper
en
de
workshop
vorm
te
geven.
Dit
proces
is
niet
af,
maar
moet
eerder
gezien
worden
als
een
aftoetsing
van
een
prototype
dat
kan
worden
besproken
met
alle
betrokkenen
(vakgroep
orthopedagogiek,
studenten
orthopedagogiek,
het
Industrial
Design
Centre,
enzovoort)
en
waar
in
de
toekomst
nog
aan
kan
worden
gesleuteld.
Inhoud
van
de
paper
Navolgend
starten
we
met
een
beschrijving
van
een
aantal
belangrijke
concepten
uit
de
orthopedagogiek.
Het
gaat
om
die
concepten
die
wij
waardevol
achten
en
die
samen
een
beeld
schetsen
van
wat
orthopedagogiek
voor
ons
betekent.
Vervolgens
bespreken
we
wat
planmatig
handelen
inhoudt
in
de
orthopedagogiek
en
in
de
ontwerpwetenschap.
Nadien
bespreken
we
de
meerwaarde
die
het
gedachtegoed
van
ontwerp
kan
hebben
voor
de
orthopedagogiek.
Tot
slot
behandelen
we
het
orthopedagogisch
handelen
in
een
buitenlandse
context.
6
WAT
ORTHOPEDAGOGIEK
VOOR
ONS
BETEKENT
Op
stage
wordt
ons
als
studenten
orthopedagogiek
vaak
de
vraag
gesteld
wat
we
nu
net
studeren.
Wat
houdt
het
in
om
orthopedagoog
te
zijn,
en
wat
doe
je
dan
juist?
Vanuit
onze
ervaring
is
dat
een
vraag
waar
moeilijk
kort
en
bondig
een
antwoord
op
geformuleerd
kan
worden.
Orthopedagogiek
is
een
breed
wetenschappelijk
en
praktijkveld,
van
waaruit
in
een
verscheidenheid
van
richtingen
gedacht
en
gehandeld
kan
worden.
In
wat
volgt
weiden
we
kort
uit
over
concepten
uit
de
orthopedagogiek
die
wij
graag
meenemen
in
ons
denken
en
handelen.
Dit
zijn
ook
de
concepten
die
we
vanuit
ons
pedagogisch
kader
meedragen
doorheen
onze
zoektocht
naar
constructieve
hanteerwijzen
van
het
design‐kader
binnen
de
orthopedagogiek.
Openingen
binnen
de
orthopedagogiek
We
leven
in
postmoderne
tijden,
de
grand
narratives
worden
in
vraag
gesteld
(Lyotard,
1979).
“All‐ embracing
theories
do
not
exist,
but
insights
taken
from
different
theories
can
help
us”
(Broeckaert
et
al.,
2004,
p.213).
Dat
geldt
ook
voor
de
orthopedagogiek.
Orthopedagogiek
kunnen
we
zien
als
een
kader
dat
het
zinvol
en
doelgericht
handelen
vorm
en
inhoud
geeft.
Het
is
echter
geen
vast
omlijnd
kader.
Het
is
een
kader
dat
steeds
in
beweging
is,
zoekend
naar
nieuwe
lines
of
flight
(Deleuze
&
Guattari,
1980/1987).
De
orthopedagogische
traditie
in
Nederland
en
Vlaanderen
werd
vanaf
het
begin
beïnvloed
door
verschillende
academische
tradities
(Schoorl,
1997).
In
het
begin
werd
orthopedagogiek
vooral
beïnvloed
vanuit
een
combinatie
van
pedagogische,
psychiatrische
en
ontwikkelingspsychologische
kennis
(Schoorl
et
al.,
2000).
Vanuit
de
postmoderne
visie
op
Disability
Studies
werd
het
orthopedagogische
discours
ook
gevoed
door
kennis
uit
de
antropologie,
filosofie,
sociologie,
geschiedkunde
en
technologie
(Johnstone,
1998).
Broeckaert
et
al.
(2004)
zoeken
naar
een
integratie
tussen
de
verschillende
invloeden
in
de
orthopedagogiek.
In
dit
geïntegreerd
model
bestaan
de
delen
en
het
geheel
samen.
“In
a
sense
the
parts
compose
the
totality,
and
the
totality
the
parts”
(Broeckaert
et
al.,
2004,
p.213).
Voor
ons
staat
echter
de
zoektocht
naar
het
samengaan
van
kaders
centraal,
niet
de
integratie
ervan.
Deze
zoektocht
is
een
voortdurend
becoming
different
(Deleuze
&
Guattari,
1980/1987).
“Becoming
is
the
movement
trough
a
unique
event
that
produces
experimentation
and
change.
Becoming
is
a
state
of
being‐in‐between”
(Jackson
&Mazzei,
2012).
Een
belangrijk
concept
in
deze
becoming
is
open‐ mindness:
“A
willingness
to
construe
knowledge
from
a
variety
of
perspectives
without
loss
of
commitment
to
one’s
own
values”
(Bruner,
1990,
p.30,
geciteerd
in
Broeckaert
et
al.,
2004).
7
In
het
proces
van
becoming
is
het
belangrijk
om
toch
enkele
houvasten
te
hebben,
enkele
belangrijke
concepten
om
op
terug
te
vallen
(Davies,
2009).
In
dit
hoofdstuk
zullen
we
enkele
van
de
concepten
bespreken,
die
voor
ons
centraal
staan
in
de
orthopedagogiek.
Luisteren
naar
de
stem
Vanuit
maatschappijkritische
en
postmoderne
denkkaders
is
de
constructie
van
het
gegeven
beperking
sinds
de
jaren
’80
in
vraag
gesteld.
Beperkingen
zijn
geen
individuele
eigenschappen,
maar
worden
geproduceerd
in
de
interactie
met
de
sociale
en
fysieke
omgeving
en
in
de
communicatie
tussen
mensen.
Disability
Studies‐academici
problematiseren
vanuit
dit
idee
de
betekenisconstructie
en
kennisproductie
rond
personen
met
een
beperking.
Deze
acties
dragen
namelijk
bij
tot
de
onderdrukking
van
personen
met
een
beperking.
In
de
betekenisconstructie
en
kennisproductie
werden
de
stemmen
van
de
personen
met
een
beperking
lange
tijd
niet
gehoord
(Bogdan
&
Taylor,
1976).
In
de
Disability
Studies
is
er
daarentegen
een
sterke
tendens
om
in
het
onderzoek
en
in
de
interactie
tussen
mensen
nadruk
te
leggen
op
de
(politieke)
stem
van
de
betrokkenen.
Vanuit
dit
kader
kan
er
aandacht
zijn
voor
het
waarderen
van
ieders
verhaal.
Het
Disability
Studies‐ kader
biedt
ons
inspiratie
om
meer
onbevooroordeeld
naar
personen
te
kijken
en
hen
via
ontmoetingen
als
persoon
te
leren
kennen.
Openstaan
voor
het
verhaal
van
mensen
creëert
ruimte
voor
iemands
volledige
identiteit,
zelfs
wanneer
delen
daarvan
in
spanning
met
elkaar
staan.
Openstaan
voor
individuele
verhalen
creëert
ook
ruimte
voor
een
diversiteit
aan
verhalen
van
mensen.
Niet
slechts
één
bepaalde
manier
van
in
het
leven
staan
is
van
waarde.
Elke
manier
waarop
mensen
in
het
leven
staan
is
waardevol
en
kan
ons
nieuwe
dingen
leren.
Complexiteit
en
ambivalentie
worden
de
norm.
De
gelaagde
verhalen
van
mensen
kunnen
zo
een
bron
worden
van
inspiratie
en
leren.
Binnen
de
orthopedagogiek
zijn
er
heel
wat
(vaak
op
het
eerste
zicht
onzichtbare)
mogelijkheden
om
te
leren
van
anderen
door
met
deze
anderen
in
relatie
te
gaan.
Een
voorbeeld
dat
dit
goed
illustreert
is
StreetwiZe.
StreetwiZe
ontstond
uit
het
werk
van
de
Mobiele
School
met
straatkinderen.
Het
bundelt
de
krachten
en
vaardigheden
van
straatkinderen
om
deze
via
trainingen
aan
professionals
uit
Belgische
bedrijven
aan
te
bieden.
Het
leven
van
kinderen
en
volwassenen
op
de
straat
in
ontwikkelingslanden
kan
immers
een
inspiratiebron
vormen
voor
het
bedrijfsleven
met
betrekking
tot
de
thema’s
innovatie
en
engagement.
Mensen
die
weinig
bezitten
gaan
creatief
aan
de
slag
om
dag
na
dag
te
overleven.
Van
deze
creativiteit
kunnen
wij
heel
wat
leren.
In
de
ontmoeting
of
encounter
zal
de
orthopedagoog
zichzelf
moeten
openstellen
voor
het
verhaal
van
mensen
en
de
manier
waarop
zij
dit
verhaal
brengen.
De
focus
ligt
daarbij
op
de
relatie
met
deze
ander.
Iedere
mens
is
namelijk
becoming.
Dit
betekent
dat
wij
nooit
af
zijn
en
voortdurend
verschillend
worden
in
de
relatie
met
anderen.
Wanneer
we
in
deze
relatie
openstaan
voor
de
ander
en
voor
het
onbekende,
dan
creëren
we
een
open
ruimte.
In
deze
ruimte
kunnen
we
verschillend
worden
van
onszelf
en
buiten
onze
eigen
grenzen
treden.
Becoming
is
dus
een
voortdurend
proces
waarin
we
openstaan
voor
verschillen
bij
onszelf
en
de
ander
om
op
die
manier
te
blijven
groeien.
Leren
wordt
dan
ook
opgevat
als
een
proces
van
being
with,
een
proces
dat
plaatsvindt
in
de
relatie
met
de
ander
(Davies,
2009).
8
Davies
(in
Fahlgren,
2011)
en
Ellwoord
(in
Davies
&
Gannon,
2009)
bieden
een
invulling
van
wat
luisteren
kan
inhouden
binnen
de
pedagogische
ontmoeting.
Davies
benoemt
dit
als
Pedagogy
of
Listening,
Ellwood
als
Strategy
of
Attention.
De
invulling
van
beide
begrippen
ligt
in
dezelfde
lijn.
Het
gaat
om
een
manier
van
luisteren
waarin
men
openstaat
voor
de
ander
en
voor
een
diversiteit
aan
expressie
die
deze
andere
kan
gebruiken.
In
navolging
van
Ceppi
&
Zini
(1998;
in
Davies
&
Gannon,
2009)
wordt
er
gesproken
over
de
hundred
languages
die
mensen
gebruiken
om
zich
uit
te
drukken.
Luisteren
dient
dan
ook
luisteren
met
alle
zintuigen
en
het
hele
lichaam
te
zijn,
om
op
die
manier
open
te
kunnen
staan
voor
deze
honderd
talen
van
de
ander.
Luisteren
gaat
om
openstaan
voor
de
ander
en
voor
the
not‐yet‐known
(Davies;
in
Fahlgren,
2011).
“It
involves
an
ethical
relationship
of
openness
to
the
Other,
trying
to
listen
to
the
Other
from
his
or
her
own
position
and
experience
and
not
treating
the
Other
as
the
same.”
(Dahlber
&
Moss,
2006
:
15:
in
Davies
&Gannon,
2009,
p.
33).
Deze
vorm
van
luisteren
vraagt
een
erkenning
van
de
ander
en
het
nemen
van
voldoende
tijd
voor
deze
ander.
De
herkenning
en
erkenning
van
de
ander
is
een
sleutelaspect
voor
het
creëren
van
een
relationele
gemeenschap
die
gekenmerkt
wordt
door
uitwisseling,
empathie
en
wederkerigheid.
Zoals
co‐design
bij
ontwerpers
van
belang
is,
gaat
het
ook
binnen
orthopedagogisch
handelen
om
het
erkennen
van
en
het
aan
de
slag
gaan
met
de
expertise
van
aanwezige
betrokkenen.
Het
gaat
om
een
proces
van
samen
denken,
samen
doen,
samen
evalueren
en
bijsturen,
enzovoort.
Een
proces
van
samen
op
zoek
naar
mogelijkheden
en
drempels
die
deze
mogelijkheden
in
de
weg
staan.
Empowerment
In
de
orthopedagogiek
wordt
de
ontwikkeling
tot
een
autonoom
persoon
aangeduid
met
de
term
empowerment.
Empowerment
omvat
het
versterken
van
individuen
om
hun
eigen
levenssituatie
in
handen
te
kunnen
nemen
(GRIP,
2013).
Van
Regenmortel
(2009)
omschrijft
empowerment
als
volgt:
“Een
proces
van
versterking
waarbij
individuen,
organisaties
en
gemeenschappen
greep
krijgen
op
de
eigen
situatie
en
hun
omgeving
en
dit
via
het
verwerven
van
controle,
het
aanscherpen
van
kritisch
bewustzijn
en
het
stimuleren
van
participatie”
(p.
24).
Empowerment
omvat
aldus
een
levenslang
proces
van
streven
naar
autonomie.
Dit
streven
naar
autonomie
wordt
beschreven
als
een
streven
naar
ontplooiing
(Van
Regenmortel,
2009)
en
als
een
een
proces
waarin
men
zichzelf
oefent
in
vrijheid.
Hierin
wordt
de
focus
gelegd
op
sterktes
en
positieve
aspecten
(Van
Regenmortel).
Iedere
persoon
heeft
een
persoonlijk
verhaal,
waardoor
dit
streven
naar
autonomie
een
hoogst
persoonlijk
proces
is
(Rappaport,
1995).
Er
is
dus
geen
eenduidige
invulling
mogelijk
van
dit
begrip.
Het
is
een
begrip
dat
ons
als
orthopedagoog
de
taak
geeft
om
te
vertrekken
vanuit
de
persoon
en
aan
het
bestaan
van
deze
persoon
bij
te
dragen.
Hiertoe
zal
het
belangrijk
zijn
om
het
eigen
handelen
in
vraag
te
stellen.
Iemand
ondersteunen
in
het
proces
van
empowerment
vraagt
om
krachtgericht
werken
(Van
Regenmortel,
2009)
en
is
enkel
mogelijk
wanneer
je
als
orthopedagoog
een
beeld
hebt
van
wat
dit
juist
voor
die
persoon
betekent.
Het
is
dan
ook
belangrijk
voor
de
orthopedagoog
om
in
relatie
te
treden
en
samen
met
de
cliënt
op
weg
te
gaan.
Op
basis
van
gelijkwaardigheid
zal
de
orthopedagoog
zich
invoegen
in
het
proces
van
empowerment
van
de
cliënt.
Naast
dit
invoegen
is
ook
toevoegen
aan
dit
proces
een
taak
van
de
orthopedagoog
(Van
Regenmortel).
De
orthopedagoog
ontmoet
de
ander
als
ervaringsdeskundige
in
het
proces
van
(samen)
zoeken
naar
empowerment.
De
cliënt
ontmoet
de
9
orthopedagoog
als
ervaringsdeskundige
van
zijn
of
haar
leven.
Luisteren
en
erkennen
van
de
ander
in
zijn
manier
van
zijn,
staan
hierbij
centraal.
De
orthopedagoog
komt
los
van
zijn
eigen
manier
van
in
het
leven
staan
en
stelt
het
vanzelfsprekende
in
vraag.
Normatieve
waarheidssystemen
worden
bevraagd.
Op
die
manier
worden
krachten
en
mogelijkheden
van
de
persoon
gezien.
Een
valkuil
bij
de
zoektocht
naar
empowerment
is
dat
de
ander
afhankelijk
gemaakt
wordt
van
de
ondersteuning
van
de
orthopedagoog.
Wanneer
men
vertrekt
vanuit
de
persoon
en
de
sturing
van
het
proces
bij
deze
persoon
ligt,
kan
deze
valkuil
vermeden
worden.
Als
expert
van
zijn
eigen
manier
van
zijn
en
worden,
weet
de
persoon
waarschijnlijk
zelf
het
best
waar
naartoe
gestreefd
dient
te
worden.
De
orthopedagoog
is
deze
visie
de
taak
een
begeleider
die
in
relatie
gaat
met
de
persoon
en
daarbij
mee
in
het
zoek‐
en
leerproces
van
de
persoon
stapt.
Het
gaat
om
een
proces
van
samen
op
weg
gaan.
Als
orthopedagoog
is
het
belangrijk
om
tijdens
dit
proces
het
eigen
handelen
in
vraag
te
stellen
en
kritisch
te
bekijken.
Dit
benoemt
Schön
(1983)
met
de
term
reflective
practitioner.
Een
practitioner
kan
nooit
alles
weten
en
begrijpen
van
een
gegeven
situatie,
en
is
dus
altijd
in
zekere
zin
onwetend.
Toch
moet
hij
handelen.
Doorheen
dit
handelen
is
hij
steeds
bezig
met
het
doorlopen
van
een
leerproces.
Dit
leerproces
maakt
dat
de
practitioner
continu
constructief‐kritisch
en
bevragend
aan
het
werk
gaat.
“The
practitioner
allows
himself
to
experience
surprise,
puzzlement,
of
confusion
in
a
situation
which
he
finds
uncertain
or
unique.
He
reflects
on
the
phenomenon
before
him,
and
on
the
prior
understandings
which
have
been
implicit
in
his
behavior.
He
carries
out
an
experiment
which
serves
to
generate
both
a
new
understanding
of
the
phenomenon
and
a
change
in
the
situation”
(Schön,
1983,
p.
68).
Een
andere
taak
van
de
orthopedagoog
is
volgens
ons
het
bewaken
van
grenzen.
Dit
omvat
dat
men
samen
met
de
persoon
nadenkt
welke
aspecten
of
gevolgen
van
het
streefdoel
voor
de
persoon
zelf
en
de
omgeving
als
negatief
ervaren
zouden
kunnen
worden.
Zo
hopen
we
als
orthopedagoog
samen
met
onze
cliënt
op
zoek
te
kunnen
gaan
naar
wat
passende
participatie
voor
hem
of
haar
betekent.
Deze
zoektocht
dient
te
leiden
tot
participatie
op
maat
of
passende
participatie
(Van
Regenmortel,
2009).
Bij
deze
zoektocht
is
eerlijkheid
een
principe
dat
waardevol
is
om
te
hanteren.
Het
vertellen
van
de
waarheid
dient
te
gebeuren
vanuit
het
vertrouwen
op
een
goede
afloop,
ondanks
de
risico’s
ervan.
De
orthopedagoog
kan
een
persoon
beter
niet
afschermen
van
de
soms
harde
realiteit.
Hij
dient
vertrouwen
te
hebben
in
de
veerkracht
en
de
mogelijkheden
van
de
persoon
om
met
de
waarheid
om
te
gaan
binnen
zijn
zoektocht
naar
empowerment.
In
de
orthopedagogische
relatie
schuilt
het
gevaar
dat
de
orthopedagoog
zijn
oplossingen
zou
opdringen.
Hij
kan
echter
ook
niet
zonder
meer
toegeven
aan
de
wensen
van
de
betrokkenen.
Freire
(1972)
stelt
een
synthese
voor
van
de
twee:
Culturele
Synthese.
Hierbij
worden
de
wensen
van
de
betrokkenen
geproblematiseerd
en
in
de
bredere
context
geplaatst.
Alleen
in
de
ontmoeting
ziet
Freire
vruchtbare
grond
voor
de
ontwikkeling
als
een
autonoom
persoon.
10
Door
op
de
bovenbeschreven
manier
te
werk
te
gaan,
wordt
ook
de
procesmatige
zoektocht
naar
empowerment
een
voortdurend
leerproces
voor
beide
partijen.
Ze
zullen
beiden
kunnen
ontwikkelen
als
mens.
De
orthopedagoog
kan
zo
ook
op
professioneel
vlak
groeien
in
het
zoekproces
naar
empowerment.
Zoeken
naar
mogelijkheden
Vanuit
de
reeds
besproken
concepten
leerden
wij
orthopedagogiek
te
bekijken
als
een
handelingswetenschap
van
het
zoeken
naar
openingen
en
mogelijkheden.
De
gehanteerde
visie
op
wetenschappelijk
en
praktisch
vlak
is
allesbehalve
statisch.
In
relatie
tot
andere
paradigma’s
en
praktijken
kan
de
orthopedagogiek
buiten
zijn
tijdelijke
grenzen
blijven
treden.
Orthopedagogiek
is
in
die
zin
een
handelingswetenschap
die
becoming
is
(Deleuze
&
Guattari,
1980/1987).
Openheid
in
de
orthopedagogische
theorievorming
veronderstelt
dat
we
ons
bewust
moeten
zijn
dat
onze
manier
van
denken
slechts
een
van
de
mogelijk
manieren
is.
Andere
betekenisconstructies
zijn
even
waardevol
(Bruner,
1990).
Dit
breng
onzekerheid
met
zich
mee.
Deze
onzekerheid
echter
als
de
mogelijkheid
om
te
blijven
zoeken
en
te
blijven
openstaan
voor
nieuwe
dingen
is
dan
ook
een
belangrijk
gegeven
binnen
het
orthopedagogisch
denken
en
handelen
(Broekaert
et
al.,
2004).
We
kunnen
als
orthopedagoog
in
relatie
met
de
ander
veel
leren
over
zijn
of
haar
realiteit.
Dit
is
een
goede
basis
om
mogelijkheden
te
zoeken
en
openingen
te
creëren.
Binnen
de
orthopedagogische
praktijk
heeft
dit
tot
gevolg
dat
de
orthopedagoog
constant
geconfronteerd
zal
worden
met
zijn
eigen
onwetendheid.
“Know
that
you
don’t
know”
(Van
Hove,
Persoonlijke
communicatie,
27
februari
2013).
In
relatie
met
de
ander
los
durven
komen
van
de
eigen
waarden
en
normen
biedt
ons
de
ruimte
om
samen
te
groeien.
Op
die
manier
kan
de
orthopedagoog
samen
met
de
cliënt
een
rhizomatische
zoektocht
aan
gaan
naar
empowerment.
En
dat
is
waar
we
momenteel
naar
willen
streven.
Doorheen
de
stages
ervoeren
we
aan
den
lijve
dat
zelfs
wanneer
jij
denkt
een
fantastische
oplossing
te
hebben
gevonden,
die
oplossing
al
even
snel
in
je
gezicht
kan
ontploffen
als
aanslaan.
Iets
wat
door
ontwerpers
bij
het
uittesten
van
prototypes
waarschijnlijk
bekend
in
de
oren
klinkt.
Het
wordt
pas
zinvol
handelen
wanneer
dit
voor
de
persoon
in
kwestie
zo
aanvoelt.
Zoals
we
Prof.
Geert
Van
Hove
hoorden
zeggen:
Houd
uw
“delete‐knop”
even
goed
in
de
gaten
als
uw
“druk‐bij‐knop”
(Persoonlijke
communicatie,
27
februari,
2013).
Opnieuw
wordt
samenwerken,
binnen
alle
fasen
van
het
proces,
een
belangrijk
principe
om
tot
waardevol
handelen
te
komen.
Besluit
In
dit
hoofdstuk
bespraken
we
onze
visie
op
orthopedagogisch
handelen.
Openheid,
ontmoeten,
empowerment
en
luisteren
naar
de
ander
staan
hierin
centraal.
Het
is
belangrijk
om
steeds
te
zoeken
naar
nieuwe
openingen
en
mogelijkheden
om
het
orthopedagogisch
handelen
en
denken
te
inspireren.
In
de
volgende
hoofdstukken
willen
we
graag
dieper
ingaan
op
het
denkkader
van
de
ontwerpwetenschap.
We
willen
zoeken
naar
de
meerwaarde
die
dit
kader
ons
kan
bieden
voor
de
orthopedagogiek.
Met
deze
paper
zetten
we
de
eerste,
verkennende
stappen
in
het
zoeken
naar
hoe
dit
er
op
theoretisch
vlak
zou
kunnen
uitzien.
Aan
de
hand
van
de
workshop
willen
we
studenten
uitnodigen
het
design‐kader
te
gebruiken
binnen
hun
orthopedagogisch
handelen
op
hun
11
buitenlandse
stage.
Op
die
manier
kan
gekeken
worden
van
welke
meerwaarde
het
design‐kader
kan
hebben
voor
het
handelen
binnen
een
orthopedagogisch
kader.
12
PLANMATIG
HANDELEN
IN
DE
ORTHOPEDAGOGIEK
EN
IN
HET
INDUSTRIEEL
PRODUCT
ONTWERPEN
Vooraleer
we
kunnen
zien
welke
designtechnieken
we
kunnen
implementeren
in
het
orthopedagogisch
handelen
en
op
welke
manier
we
dit
het
beste
doen,
maken
we
een
vergelijking
tussen
het
planmatig
handelen
in
de
Orthopedagogiek
en
in
het
Industrieel
Product
Ontwerpen.
Door
deze
naast
elkaar
te
plaatsen
trachten
we
een
beeld
te
krijgen
van
de
gelijkenissen
en
de
verschillen.
Met
dit
vergelijken
willen
we
zien
welke
meerwaarde
aspecten
en
inzichten
uit
het
ontwerpproces
kunnen
vormen
voor
het
planmatig
orthopedagogisch
handelen.
Planmatig
handelen
in
het
Industrieel
Product
Ontwerpen
‘Design’
kan
worden
gezien
als
de
constructie
van
objecten
en
systemen
door
de
creatie
van
een
plan
of
conventie.
Elk
product
in
onze
leefwereld
is
ooit
ontstaan
als
idee
van
een
productontwerper
(Howest,
2012).
Er
zijn
dus
verschillende
ontwerpdisciplines
zoals
modeontwerp,
architectuur,
landschapsarchitectuur,
grafisch
ontwerp,
industrieel
ontwerp,
Web
Design,
Software
Design,
Industrial
Product
Design,
Packaging
Design,
toegepaste
kunsten,
enz.
We
leggen
hier
onze
focus
op
het
planmatig
handelen
van
Industrieel
Product
Ontwerpen
als
ontwerpdiscipline
als
‘line
of
flight’
(Deleuze
&
Guattari,
1980/1987).
We
kiezen
ervoor
om
uit
de
verschillende
methoden
om
planmatig
te
ontwerpen
‘INNOWIZ’
te
kiezen
als
innovatiestappenplan.
We
kiezen
net
voor
deze
methode
omdat
het
ontwikkeld
is
door
het
Industrial
Design
Center
van
Howest,
het
centrum
waarmee
de
UGent
een
samenwerkingsverband
heeft
en
waaruit
het
idee
‘orthopedagoog
als
ontwerper’
is
gegroeid.
Dit
verklaart
ook
de
focus
op
Industrial
Product
Design
als
ontwerpdiscipline.
Innovatie
kan
je
opvatten
als
het
resultaat
van
een
creatief
proces.
Een
creatief
proces
bestaat
uit
4
stappen
die
op
een
cyclische
manier
kunnen
worden
doorlopen:
probleemdefinitie,
ideeëngeneratie,
ideeënselectie
en
ideeëncommunicatie
(INNOWIZ,
2013).
Planmatig
handelen
in
de
orthopedagogiek
Het
planmatig
handelen
van
de
orthopedagogiek
stellen
we
voor
aan
de
hand
van
fasen
in
het
handelingsplanningsproces
van
het
methodisch
en
planmatig
handelen
(Knorth
&
Smit,
1999).
Handelingsplanning
is
een
belangrijk
en
centraal
begrip
in
de
orthopedagogische
hulpverlening.
Op
die
manier
wordt
tegemoet
gekomen
aan
de
door
Van
Strien
gevraagde
verwetenschappelijking
van
de
praktijk
(Vanderplasschen,
2006).
“Handelingplanning
is
het
gebeuren
waarbij
functionarissen
zich
beraden
over
de
manier
waarop
de
leefsituatie
van
cliënten
verbeterd
kan
worden
ten
gevolge
van
hun
eigen
optreden
naar
die
cliënten”
(Rink,
1988).
Een
individueel
handelingsplan
bevat
schriftelijke
richtlijnen
en
afspraken
over
de
aanpak
van
een
cliënt
(Pameijer
et
al.,
2007),
het
is
dus
met
andere
13
woorden
de
schriftelijke
representatie
van
het
proces
van
behandelingsplanning”
(Verheij,
2003).
Het
doel
van
dit
individueel
handelingsplan
is
het
verbeteren
van
de
‘leefsituatie
van
cliënten’
en
richt
zich
daarbij
op
zowel
kind,
ouders
en
situatie‐
variabelen.
De
belangrijkste
component
in
deze
pedagogische
driehoek
(kind
–
ouders
–
situatie)
is
de
interactie
tussen
opvoeder
en
opvoedeling
of
de
manier
waarop
zij
met
elkaar
omgaan
en
elkaar
wederzijds
beïnvloeden
(Vanderplasschen,
2006).
Bij
het
opstellen
van
een
handelingsplan
kunnen
vijf
fasen
worden
onderscheiden:
diagnostiek,
besluitvorming,
planning,
uitvoering
en
evaluatie”
(
Knorth
&
Smit,
1999).
Een
eerste
vergelijking
In
onderstaande
tabel
kan
u
een
schematische
vergelijking
terugvinden
tussen
het
methodisch
en
planmatig
handelen
in
de
Orthopedagogiek
en
het
planmatig
handelen
in
het
Industrieel
Product
Ontwerpen.
Methodisch
en
planmatig
Planmatig
handelen
in
het
handelen
in
de
Orthopedagogiek
Industrieel
Product
Ontwerpen
(Knorth
&
Smit,
1999)
(Innowiz,
2013)
FASE
1:
Beeldvorming
Om
tot
een
juist
en
zo
volledig
mogelijk
beeld
te
komen
over
een
persoon,
zal
informatie
uit
specialistisch
onderzoek
gecombineerd
moeten
worden
met
informatie
uit
alledaagse
situaties
en
met
de
levens‐
en
hulpverleningsgeschiedenis.
Het
betrekken
van
cliënten
bij
dit
proces
en
het
verifiëren
van
de
informatie
uit
deze
fase
is
onmisbaar.
De
reconstructie
van
het
levensverhaal
kan
significante
gebeurtenissen,
belangrijke
verlieservaringen,
stresserende
situaties
en
belangrijke
anderen
aan
het
licht
brengen.
Ook
observatiegegevens
kunnen
nieuwe
inzichten
brengen.
Harde,
feitelijke
informatie
is
ook
nuttig
om
te
verzamelen.
14
FASE
1:
Probleemanalyse
De
achtergrond
van
de
uitdaging
wordt
gedefinieerd
door
een
beschrijving
te
maken
van
wat
de
uitdaging
juist
omvat,
wie
de
‘stakeholders’
zijn,
wie
de
‘project
owner’
is,
wat
de
mogelijkheden
en
de
beperkingen
zijn,
wat
er
wordt
verwacht,
wat
de
eisen
van
het
ontwerp
zijn,
welke
deadlines
er
worden
vooropgesteld
en
wat
het
budget
is.
Er
wordt
verwacht
dat
je
je
als
ontwerper
verdiept
in
de
uitdagingen
en
sub‐ uitdagingen
waarrond
je
werkt
en
waar
je
mee
in
contact
komt
gedurende
het
volledige
ontwerpproces.
Je
tracht
met
andere
woorden
een
‘expert’
te
worden.
Onderzoeken
wat
voorgangers
rond
dit
onderwerp
reeds
hebben
onderzocht
of
ontworpen
is
hier
onderdeel
van
(stigmergy).
Deze
fase
is
belangrijk
voor
het
krijgen
van
een
correcte
focus.
Troef
is
om
zoveel
mogelijk
mensen
te
betrekken
bij
de
probleemanalyse
van
de
uitdaging,
zij
kunnen
elk
een
frisse
blik
werpen
op
de
situatie.
FASE
2:
Ideeëngeneratie
Maximaliseer
je
ideeën
zonder
kwaliteit
boven
kwantiteit
te
plaatsen.
Zoveel
mogelijk
ideeën
bedenken,
in‐
en
uitzoomen
en
steeds
veranderen
van
standpunt
en
referentiekader
is
hier
belangrijk.
Op
deze
wijze
verlaat
je
platgereden
denkpaden
en
dwing
je
jezelf
tot
alternatieve
manieren
van
denken.
Door
een
groot
aantal
ideeën
te
genereren
plaats
je
jezelf
in
een
luxepositie
om
te
kunnen
kiezen
tussen
goed,
beter
en
het
beste.
De
ideeën
worden
uitgewerkt
in
prototypes
die
worden
teruggespeeld
naar
de
stakeholders.
De
reacties
van
de
stakeholders
worden
nauwlettend
in
de
gaten
gehouden
en
meegenomen
in
de
volgende
fase.
Deze
fase
overslaan
staat
gelijk
aan
innovatie
geen
kans
geven
FASE
3:
Ideeënselectie
Combineren,
verrijken
en
uitwerken
van
de
ideeën
uit
de
ideeëngeneratiefase.
Door
het
testen
van
de
prototypes
kunnen
de
voordelen
en
nadelen
van
ieder
ontwerp
worden
beschouwd.
Er
wordt
een
rangorde
gemaakt
van
de
best
geschikte
oplossingen
en
het
beste
ontwerp
wordt
gekozen.
Probeer
de
selectie
te
objectiveren.
FASE
2:
Planning
De
planning
dient
aandachtspunten,
doelstellingen
en
strategieën
te
bevatten
met
betrekking
tot
relevante
leefgebieden
en
tegemoet
te
komen
aan
de
vragen,
behoeften
en
het
ontwikkelingsniveau
en
de
draagkracht
van
de
omgeving.
Er
wordt
gekeken
naar:
wie,
wat,
waar,
wanneer
en
op
welke
manier
men
dat
zal
doen.
Het
inbouwen
van
duidelijke
tijdsperioden
en
limieten
helpt
het
bewaken
en
opvolgen
van
de
planning.
FASE
3:
Uitvoering
Het
handelen
moet
methodisch
en
planmatig
verlopen.
Methodisch
werken
veronderstelt:
respect,
openheid,
intentionaliteit,
differentiatie,
duidelijkheid,
vertrouwen,
veiligheid,
activering,
functionaliteit,
zelfwerkzaamheid.
FASE
4:
Monitoring
Het
proces
wordt
bewaakt
en
wordt
opgevolgd.
Er
wordt
een
logboek
bijgehouden
waarin
het
proces
van
de
uitvoering
wordt
geregistreerd.
FASE
4:
ideeëncommunicatie
Ideeën
communicatie
is
bijna
even
belangrijk
als
het
idee
op
zich.
Je
teamgenoten
of
de
potentiële
gebruikers
moeten
overtuigd
raken
van
je
ontwerp.
Maak
je
verhaal
waar
en
verspreid
je
visie.
FASE
5:
Evalueren
Evalueren
gebeurt
in
deze
fase
als
een
kritische
bespreking
van
de
gekozen
opties
en
de
inbreng
van
de
verschillende
disciplines.
Het
start
met
een
evaluatie
van
de
doelstellingen,
aandachts‐
en
werkpunten
zoals
ze
werden
afgesproken.
15
Zijn
ze
bereikt?
Belangrijk
in
deze
fase
is
om
na
te
gaat
of
er
wel
planmatig
en
methodisch
werd
gehandeld
en
om
eventueel
bij
te
sturen.
Het
is
hierbij
interessant
om
terug
te
grijpen
naar
de
richtinggevende
theoretische
of
conceptuele
kaders
met
de
vraag
in
hoeverre
dit
gevold
werd.
Het
evalueren
gebeurt
duidelijk
en
in
open
communicatie.
De
cliënt
en/of
zijn
vertegenwoordigers
hebben
hierin
een
belangrijke
rol.
De
eerste
stap
in
de
INNOWIZ‐methode
is
de
‘Probleemanalyse’.
In
deze
fase
wordt
de
volledige
context
waarin
het
probleem
of
persoon
waarrond
men
ontwerpt,
gestructureerd.
Dit
kan
bijvoorbeeld
via
een
mindmap
zodat
men
visueel
kan
zien
wat
de
essentie
van
het
probleem
is
en
wat
er
zich
hierrond
afspeelt.
Hierin
is
het
belangrijk
dat
de
ontwerper
niet
voor
de
eerste
de
beste
logische
oplossing
kiest
voor
een
probleem,
“but
that
he
draws
the
box
where
he
wants
to
think
out
of.
”
(INNOWIZ,
2013).
Ontwerpers
dagen
zichzelf
steeds
uit
om
de
zaken
te
herdefiniëren
in
“a
challenging
way”
(INNOWIZ,
2013).
Om
dit
te
kunnen
doen
moeten
ze
een
specialist
worden
in
het
onderwerp
waarrond
ze
werken.
Omdat
Industrieel
Product
Ontwerpers
veel
verschillende
producten
ontwerpen
is
het
moeilijk
om
van
ieder
product
kennis
te
hebben
over
de
functionele
vormgeving,
ontwerpmethodologie,
trends,
stijlen
en
esthetiek.
Daarom
is
het
belangrijk
om
zich
in
het
beginstadium
te
specialiseren
en
onderzoek
te
doen
rond
het
probleem
waarvoor
men
een
oplossing
ontwerpt.
Om
het
“warm
water
niet
heruit
te
vinden”
gaat
men
in
het
Industrieel
Product
Ontwerpen
aan
die
slag
via
‘stigmergy’.
In
de
natuur
zijn
er
manieren
om
op
een
indirecte
manier
samen
te
werken
met
je
voorgangers.
Door
te
zoeken
naar
sporen
van
je
voorgangers
kan
je
zoeken
naar
de
beste
wegen
om
te
handelen.
De
beste
sporen
zullen
versterkt
worden
door
degenen
die
na
jou
komen.
Dit
concept
wordt
`stigmergy`
genoemd
(Grassé,
1959).
Door
te
kijken
wat
reeds
is
onderzocht
of
ontworpen
werd
door
voorgangers
rond
een
onderwerp
of
probleem,
kan
helpen
om
een
bepaald
“spoor”
te
volgen
en
te
versterken,
te
wijzigen
of
volledig
links
te
laten
liggen.
Troef
is
om
zoveel
mogelijk
mensen
te
betrekken
bij
de
probleemanalyse
van
de
uitdaging,
zij
kunnen
elk
een
frisse
blik
werpen
op
de
situatie.
Het
doel
van
Industrieel
Product
Design
is
aan
de
hand
van
bestaande
productiemiddelen
nieuwe
methodes
en
toepassingen
ontwikkelen
om
nog
efficiënter
te
produceren.
Als
ontwerper
moeten
hij/zij
zich
eerst
en
steeds
blijven
verdiepen
in
de
functionele
vormgeving,
de
ontwerpmethodologie,
de
trends
en
stijlen,
creativiteitstechnieken
en
esthetiek
van
het
soort
product
dat
zij
zullen
ontwerpen
(Howest,
2012).
Deze
eerste
stap
in
de
INNOWIZ‐methode
kunnen
we
vergelijken
met
de
beeldvorming
van
het
methodisch
en
planmatig
handelen
in
de
orthopedagogiek
(Knorth
&
Smit,
1999).
Om
tot
een
juist
en
zo
volledig
mogelijk
beeld
te
komen
over
een
persoon,
zal
informatie
uit
specialistisch
onderzoek
gecombineerd
moeten
worden
met
informatie
uit
alledaagse
situaties
en
met
de
levens‐
en
hulpverleningsgeschiedenis.
Het
betrekken
van
cliënten
bij
dit
proces
en
het
verifiëren
van
de
informatie
uit
deze
fase
is
onmisbaar.
De
reconstructie
van
het
levensverhaal
kan
significante
gebeurtenissen,
belangrijke
verlieservaringen,
stresserende
situaties
en
belangrijke
anderen
aan
het
licht
brengen.
Ook
observatiegegevens
kunnen
nieuwe
inzichten
brengen.
Daarnaast
is
feitelijke
informatie
ook
nuttig
om
te
verzamelen.
“Een
handelingsplan
dat
er
ideaal
uitziet
op
papier,
maar
dat
16
geen
rekening
houdt
met
de
ouders
en
de
praktijkwerkers
die
dit
plan
moeten
uitvoeren
of
met
de
omstandigheden
waarin
dit
moet
gebeuren,
is
waardeloos”
(Vanderplasschen
&
Schittake,
2006).
De
vertegenwoordigers
van
de
cliënten
worden
dus
best
ook
betrokken
in
deze
fase.
Net
als
in
de
‘Probleemanalyse’
van
INNOWIZ
wordt
er
getracht
een
zo
volledig
mogelijk
beeld
van
het
probleem
te
construeren:
men
gaat
de
levens‐
en
hulpverleningsgeschiedenis
na,
maakt
observaties,
doet
een
specialistisch
onderzoek
en
bevraagt
de
vertegenwoordigers
van
de
cliënten.
Een
bevraging
wat
de
wensen
zijn
van
cliënten
wordt
niet
expliciet
vermeld
maar
kan
wel
een
onderdeel
van
deze
beeldvorming
uitmaken.
Beide
disciplines
trachten
te
vertrekken
met
een
zo
breed
mogelijke
focus.
Binnen
het
methodisch
en
planmatig
handelen
in
de
orthopedagogiek
betrekt
men
enkel
de
cliënt
en
zijn
vertegenwoordigers,
terwijl
men
in
het
Industrieel
Product
Ontwerpen
zoveel
mogelijk
stakeholders
in
kaart
tracht
te
brengen
en
hun
visie,
wensen
en
eisen
tracht
mee
te
nemen
in
de
ideeëngeneratiefase.
Wij
(Lien,
Suzanne,
Florentien,
Matthijs)
voelen
aan
dat
wij
in
onze
orthopedagogische
opleiding
worden
uitgedaagd
om
kritisch
na
te
denken
als
`reflective
practioners`
over
ons
orthopedagogisch
handelen
en
over
orthopedagogische
subjecten
en
methodieken,
maar
minder
worden
geprikkeld
om
“out
of
the
box"
te
denken.
“Out
of
the
box
thinking"
zien
wij
hier
als
zaken
vanuit
verschillende
en
andere
perspectieven
bekijken,
onconventioneel
aan
de
slag
gaan
en
creatief
omspringen
met
aanwezige
materialen.
De
manier
waarop
orthopedagogen
zich
opstellen
als
‘Reflective
Practioners’
(Schön,
1987)
kunnen
we
vergelijken
met
‘Expert
worden
in
het
onderwerp
waarrond
je
werkt’(INNOWIZ,2013).
De
problemen
die
in
een
orthopedagogische
behandeling
worden
aangepakt,
zijn
vaak
complex
en
persistent
en
hebben
dikwijls
meerdere
oorzaken
die
op
elkaar
van
invloed
kunnen
zijn
(Harinck
en
Ruijssenaars,
1997).
“The
practitioner
allows
himself
to
experience
surprise,
puzzlement,
of
confusion
in
a
situation
which
he
finds
uncertain
or
unique.
He
reflects
on
the
phenomenon
before
him,
and
on
the
prior
understandings
which
have
been
implicit
in
his
behavior.
He
carries
out
an
experiment
which
serves
to
generate
both
a
new
understanding
of
the
phenomenon
and
a
change
in
the
situation.”
(Schön
1983,
p.68)
Vanuit
kritiek
op
overheersend
empirisch
denken
(technical
rationality),
ontwikkelt
Schön
een
alternatieve
epistemologie
van
praktijk.
Hij
pleit
ervoor
om
kennis
inherent
aan
en
opgebouwd
in
de
praktijk
te
zien
als
een
“artful
doing”,
als
waardevol
(Schön,
1983).
Als
orthopedagoog
ga
je
aan
de
slag
in
een
breed
hulpverleningsveld
(Brants,
2004).
Je
kan
dus
nooit
alles
weten,
begrijpen
van
een
gegeven
situatie
en
ben
je
dus
altijd
in
zekere
zin
onwetend.
Toch
moet
hij
handelen.
Doorheen
dit
handelen
is
hij
steeds
bezig
met
een
doorlopend
leerproces
(Schön,
1983).
Dit
leerproces
maakt
dat
de
practitioner
continu
constructief‐kritisch
en
bevragend
aan
het
werk
gaat.
Hij
beschouwt
zichzelf
als
onwetend
en
lerend.
“Knowing
that
you
don’t
know”
is
hierbij
een
nuttig
gehanteerde
zelfbeschouwing.
In
zekere
zin
bekijkt
hij
hier
ook
de
zaken
vanuit
verschillende
en
andere
perspectieven
zoals
men
dit
doet
in
het
“out
of
the
box
thinking”
maar
wij
(Lien,
Suzanne,
Florentien,
Matthijs)
zien
dit
niet
met
dezelfde
intensiteit
zoals
men
“out
of
the
box”
denkt
in
het
Industrieel
Product
Ontwerpen.
De
tweede
stap
in
de
INNOWIZ‐methode
is
de
‘Ideeëngeneratie’.
In
deze
fase
gaan
Industrieel
Product
Ontwerpers
zoveel
mogelijk
ideeën
bedenken
rond
het
onderwerp
of
probleem
waarrond
ze
willen
ontwerpen.
De
hoeveelheid
ideeën
is
hier
belangrijker
dan
de
kwaliteit
van
de
ideeën.
In
deze
ideeëngeneratie
trachten
ze
de
steeds
te
veranderen
van
standpunt
om
zo
breed
mogelijk
te
denken.
Belangrijk
hierbij
is
dat
ze
alle
betrokkenen
rond
het
ontwerp
betrekken
in
het
bedenken
van
ideeën.
Via
co‐creatie
hebben
deze
betrokkenen
invloed
op
het
proces
en
resultaat
van
dit
proces
en
door
samen
na
te
denken
borrelen
er
ideeën
op
die
door
alle
stakeholders
worden
gedragen.
Deze
ideeën
worden
17
dan
in
prototypes
uitgewerkt.
Een
prototype
is
een
eerste
model
van
het
ontwerp
dat
ruw
wordt
uitgewerkt.
“Prototyping
is
problem
solving.
It’s
a
culture
and
a
language.
You
can
prototype
just
about
anything
–
a
new
product
or
service,
or
a
special
promotion.
What
counts
is
moving
the
ball
forward,
achieving
some
part
of
your
goal.
Not
wasting
time”
(Kelley,
2005,
pg18).
Door
deze
ontwerpen
terug
te
spelen
naar
de
stakeholders,
ondervindt
de
ontwerper
hoe
deze
op
dit
ontwerp
reageren,
waar
de
stakeholders
klachten
over
hebben
of
net
heel
positief
over
zijn.
Deze
bevindingen
kan
hij
meenemen
naar
de
volgende
fase,
de
ideeënselectie.
Deze
fase
kunnen
vinden
we
niet
expliciet
terug
in
het
methodisch
en
planmatig
handelen
in
de
orthopedagogiek
(Knorth
&
Smit,
1999).
Hier
ligt
het
grote
verschil
in
het
planmatig
handelen
van
deze
twee
disciplines.
Industrieel
Product
Ontwerpers
gaan
in
het
zoeken
naar
oplossingen
voor
een
probleem
trachten
dit
probleem
zo
breed
mogelijk
te
benaderen
en
zoveel
mogelijk
ideeën
te
genereren.
Dit
doen
ze
in
samenwerking
met
alle
stakeholders
en
toetsten
ze
hun
ideeën
met
deze
stakeholders
in
prototypes
af.
Als
orthopedagogen
een
probleem
willen
aanpakken
dan
kiezen
zijzelf
of
in
een
team
voor
de
aanpak
die
hen
het
beste
lijkt.
Dit
doen
ze
in
navolging
van
de
diagnose
die
voordien
gesteld
werd
(eventueel
in
samenspraak
met
de
cliënt
en
zijn
vertegenwoordigers).
Nadat
de
behandeling
is
gekozen
worden
in
de
behandelingscyclus
de
reacties
voorspeld
en
getoetst
naar
haalbaarheid
en
bruikbaarheid
van
de
gekozen
methode.
De
derde
stap
in
de
INNOWIZ
methode
is
de
‘Ideeënselectie’.
In
deze
fase
worden
de
oplossingen
uit
de
fase
van
de
ideeëngeneratie
gecombineerd
en
verrijkt.
Er
wordt
geargumenteerd
over
de
pro’s
en
contra’s
van
iedere
oplossing.
Door
een
volgorde
te
maken
van
best
naar
minst
geschikte
oplossing
komt
men
uiteindelijk
tot
de
geselecteerde
oplossing.
Deze
zal
men
dan
uitwerken
als
definitief
product.
In
deze
fase
is
de
haalbaarheid
en
bruikbaarheid
van
het
product
reeds
duidelijk.
Deze
fase
willen
we
vergelijken
met
de
tweede,
derde
en
vierde
fase
van
het
methodisch
en
planmatig
handelen
in
de
orthopedagogiek
(Knorth
&
Smit,
1999)
:
de
‘Planning’,
‘Handelen’
en
‘Monitoring’.
De
planning
dient
aandachtspunten,
doelstellingen
en
strategieën
te
bevatten
met
betrekking
tot
relevante
leefgebieden.
Het
komt
tegemoet
aan
de
vragen,
behoeften
en
het
ontwikkelingsniveau
en
de
draagkracht
van
de
cliënt
en
zijn
omgeving.
Betrokkenheid
staat
hier
centraal.
Er
wordt
gekeken
naar:
wie,
wat,
waar,
wanneer
en
op
welke
manier
men
de
hulpverlening
aanvangt
.
Er
worden
met
andere
woorden
duidelijke
doelstellingen
vooropgesteld
en
gekozen
voor
een
interventiestrategie.
Het
inbouwen
van
duidelijke
tijdsperioden
en
limieten
helpt
het
bewaken
en
opvolgen
van
de
planning
(Vanderplassen,
2006).
In
de
ideeënselectie
van
de
INNOWIZ‐methode
is
dat
er
over
verschillende
ideeën
wordt
geargumenteerd
op
basis
van
afgetoetste
bevindingen,
voordelen
en
nadelen
met
de
betrokkenen.
Het
lijkt
ons
(Lien,
Suzanne,
Florentien,
Matthijs)
dat
er
binnen
het
Industrieel
Product
Ontwerpen
meer
aandacht
wordt
besteed
aan
de
relevantie,
duurzaamheid
en
effectiviteit
(gebleken
uit
het
aftoetsen
van
de
prototypes).
Binnen
het
methodisch
en
planmatig
handelen
in
de
orthopedagogiek
zal
men
na
het
toepassen
van
een
bepaalde
evalueren
of
de
gekozen
methodiek
relevant
is
geweest
na
een
fase
van
monitoring.
In
de
monitoringfase
wordt
een
logboek
bijgehouden
waarin
het
proces
van
de
uitvoering
wordt
geregistreerd.
De
vierde
stap
in
de
INNOWIZ
methode
is
de
‘Ideeëncommunicatie’.
De
ideeëncommunicatie
is
bijna
even
belangrijk
als
het
idee
op
zich.
Je
teamgenoten
of
de
potentiële
gebruikers
moeten
overtuigd
raken
18
van
je
ontwerp.
Het
komt
hier
in
deze
fase
op
aan
om
je
verhaal
waar
te
maken
en
je
visie
te
verspreiden.
Een
fase
waarin
de
orthopedagoog
communiceert
over
de
plannen
met
de
betrokkenen,
wordt
niet
duidelijk
gesteld
in
de
cyclus
van
Knorth
en
Smith
(1999).
Toch
ondervinden
wij
dat
er
in
de
orthopedagogische
praktijk
wel
een
ideeëncommunicatie
is
tussen
orthopedagoog
en
de
betrokkenen.
Er
wordt
dan
gecommuniceerd
over
de
plannen
met
de
betrokkenen
en
er
vindt
regelmatig
intern
overleg
plaats
tussen
de
teamleden
(Degeeter,
2001).
De
laatste
fase
van
het
methodisch
en
planmatig
handelen
in
de
orthopedagogiek
is
‘Evalueren’.
Evalueren
gebeurt
in
deze
fase
als
een
kritische
bespreking
van
de
gekozen
opties
en
de
inbreng
van
de
verschillende
disciplines.
Het
start
met
een
evaluatie
van
de
doelstellingen,
aandachts‐
en
werkpunten
zoals
ze
werden
afgesproken.
Er
wordt
nagegaan
of
deze
zijn
bereikt.
Belangrijk
in
deze
fase
is
om
na
te
gaat
of
er
wel
planmatig
en
methodisch
werd
gehandeld
en
om
eventueel
bij
te
sturen.
Het
is
hierbij
interessant
om
terug
te
grijpen
naar
de
richtinggevende
theoretische
of
conceptuele
kaders
met
de
vraag
in
hoeverre
dit
gevold
werd.
Het
evalueren
gebeurt
in
duidelijke
en
in
open
communicatie.
De
cliënt
en/of
zijn
vertegenwoordigers
hebben
hierin
een
belangrijke
rol.
Binnen
het
INNOWIZ
stappenplan
vinden
we
niet
expliciet
een
‘evaluatiefase’
terug.
Dit
evalueren
gebeurt
vooral
tijdens
de
derde
fase
van
INNOWIZ:
‘de
ideeënselectie’.
Vooraleer
het
product
wordt
uitgewerkt,
is
reeds
een
evaluatie
gebeurd
van
de
prototypes.
Na
het
doorlopen
van
deze
4
fasen
zouden
deze
terug
opnieuw
kunnen
worden
doorlopen.
Indien
het
product
op
de
markt
is
gebracht
kunnen
ontwerpers
dit
aan
de
hand
van
parameters
evalueren
en
worden
de
sterktes
en
zwaktes
van
het
ontwerp
in
kaart
gebracht.
Zo
kan
het
uiteindelijke
product
blijven
evalueren.
MEERWAARDE
DESIGN‐KADER
VOOR
ORTHOPEDAGOGIEK
Door
een
vergelijking
te
maken
van
het
planmatig
handelen
van
de
Orthopedagogiek
en
het
Industrieel
Product
Ontwerpen
kunnen
we
volgende
principes
uit
het
stappenplan
van
het
Industrieel
Product
Ontwerpen
filteren
die
een
meerwaarde
kunnen
bieden
voor
de
Orthopedagogiek.
Een
Industrieel
Product
ontwerper
laat
zich
niet
afschrikken
om
te
werken
rond
een
bepaalde
techniek,
product
of
onderwerp
waar
hij
geen
kennis
over
heeft.
Hij
specialiseert
zichzelf,
leert
zichzelf
bij
en
wordt
een
expert
in
het
onderwerp
waarrond
hij
werkt.
Hij
doet
grondig
onderzoek
in
de
context
waar
hij
aan
de
slag
gaat
samen
met
wie
hij
aan
de
slag
gaat
rond
wat
hij
aan
de
slag
gaat.
Hij
heeft
een
goed
beeld
van:
wie,
wat,
waar,
wanneer,
waarom
en
hoe.
Op
deze
manier
aan
de
slag
gaan,
zou
een
meerwaarde
kunnen
betekenen
voor
de
orthopedagogiek
in
die
zin
dat
orthopedagogen
te
werk
kunnen
worden
gesteld
in
een
breed
werkveld
en
zich
flexibel
moeten
opstellen
door
de
openheid
en
complexiteit
van
de
hulpverlening
en
maatschappij.
Een
Industrieel
Product
ontwerper
kiest
niet
voor
de
meest
voor
de
hand
liggende
oplossing,
maar
bedenkt
er
zoveel
mogelijk
vanuit
verschillende
perspectieven.
De
ideeën
die
hij
in
de
ideeëngeneratiefase
aanbrengt
hoeven
niet
steeds
relevant
te
zijn,
belangrijker
is
dat
hij
zichzelf
19
uitdaagt
om
zo
breed
mogelijk
te
denken
en
zoveel
mogelijk
ideeën
te
genereren.
Door
jezelf
uit
te
dagen
verder
en
breed
te
denken
borrelen
er
meer
creatieve
en
“out
of
the
box”
ideeën
op
en
verlaat
je
platgereden
denkpaden.
Stereotypes
worden
in
kaart
gebracht
en
omgebogen
naar
wat
niet
stereotiep
is.
Het
planmatig
handelen
in
de
orthopedagogiek
is
niet
zo
rechtlijnig
als
we
soms
veronderstellen,
het
gaat
eerder
om
een
horizontale
vertakking
van
ideeën
en
een
aaneensluiting
van
verschillende
actoren.
Uit
de
kluwen
kunnen
verschillende
ideeën
groeien.
In
het
orthopedagogisch
handelen
stapt
men
af
van
het
dualistisch
denken:
goed/fout,
inclusie/exclusie,
ik/jij,
enz.
(Deleuze
&
Guattari,
1980/1987).
Het
zou
dus
een
meerwaarde
betekenen
indien
orthopedagogen
meer
worden
uitgedaagd
om
“out
of
the
box”
te
denken
in
het
organiseren
en
vormgeven
van
de
hulpverlening.
Zo
zou
men
stereotype
oplossingen
die
men
aanreikt
in
de
orthopedagogische
hulpverlening
op
een
creatieve
manier
kunnen
trachten
om
te
buigen
naar
niet
stereotiep.
Uit
dit
rizomatisch
denken
is
ook
het
idee
gegroeid
dat
het
methodisch
en
planmatig
handelen
in
de
Orthopedagogiek
en
in
het
Industrieel
Product
Ontwerpen
uit
verschillende
lagen
van
handelen
bestaat
die
over
en
door
elkaar
bewegen
(De
Schauwer,
2011).
Vooraleer
Industrieel
Product
ontwerpers
starten
gaan
ze
bekijken
welke
“mierensporen”
er
reeds
zijn.
Deze
methode
noemt
`stigmergy`.
Ze
nemen
in
beschouwing
wat
reeds
is
uitgeprobeerd
rond
het
onderwerp
waarrond
ze
werken
in
de
context
waar
ze
verblijven.
Zo
krijgen
ze
een
beeld
van
wat
voorgangers
hebben
geprobeerd
en
wat
daarin
heeft
gewerkt
(zichtbare
sporen)
en
wat
totaal
niet
heeft
gewerkt
(doodlopende
sporen
of
uitgeveegde
sporen).
Orthopedagogen
vinden
het
niet
enkel
belangrijk
om
op
een
ethische
manier
van
handelen.
Ze
gaan
ook
een
zoektocht
aan
naar
effectief
handelen.
Het
werken
volgens
het
principe
van
`stigmergy`
zou
de
orthopedagoog
helpen
om
verder
te
bouwen
op
het
werk
van
anderen
of
om
een
volledig
andere
weg
in
te
slaan
indien
blijkt
dat
een
andere
aanpak
vereist
is.
In
de
fase
van
de
ideeëngeneratie
bedenkt
die
Industrieel
Product
Ontwerper
niet
enkel
zelf
ideeën,
maar
betrekt
hij
alle
‘stakeholders’,
de
personen
die
direct
of
indirect
betrokken
zijn
in
het
proces.
De
uiteindelijke
aanpak
moet
door
hen
worden
gedragen
en
worden
toegepast,
dus
vraagt
hij
hen
naar
hun
wensen
en
eisen.
Deze
stakeholders
hoeven
geen
ontwerpers
te
zijn
maar
delen
hun
ideeën
en
visie.
Te
werk
gaan
volgens
dit
co‐creatieproces
zou
een
positieve
invloed
hebben
op
het
orthopedagogisch
handelen.
Co‐creatie
is
een
proces
met
nauwe
samenwerking
waar
samen
wordt
gewerkt
en
geïmproviseerd
(Jansen,
2008).
Door
alle
betrokken
betrekken
in
het
proces
geef
je
aan
ieder
te
kans
om
zijn
‘stem’
te
laten
horen
en
zijn
mening
te
laten
doorwegen
doorheen
het
volledige
proces.
Vanuit
het
kader
van
Disability
Studies,
komt
er
aandacht
voor
het
persoonlijke
verhaal.
Binnen
deze
stroming
wordt
gepleit
voor
“nothing
about
us
without
us”
(Charlton,
1998).
Er
wordt
dus
niets
beslist
zonder
samen
met
de
betrokken
te
bespreken
wat
zij
willen
en
wat
hun
eisen
en
wensen
zijn.
Het
lijkt
ons
dat
dit
co‐creatieproces
de
‘self‐advocacy’
en
‘empowerment’
van
deze
stakeholders
ten
goede
komt.
Deze
personen
komen
op
deze
manier
op
voor
hun
eigen
perspectief
en
evalueren
ze
naar
een
situatie
waar
ze
hun
eigen
levenssituatie
in
handen
kunnen
nemen
(GRIP,
2013).
Disability
wordt
binnen
de
“Disability
Studies”
gezien
als
sociaal
geconstrueerd
concept,
en
orthopedagogisch
handelen
zou
moeten
vertrekken
vanuit
de
inspiratie
van
een
utopisch
ideaal
voor
de
samenleving.
Ook
hoe
de
samenleving
materieel
geconstrueerd
is
heeft
een
invloed
op
de
inclusie
en
exclusie
van
mensen.
De
‘Disability
Studies’
legt
het
probleem
niet
bij
het
individu,
maar
stelt
de
samenleving
expliciet
in
vraag:
hoe
zorgen
kenmerken
van
onze
samenleving
ervoor
dat
bepaalde
20
individuen
ingeperkt
worden?
(Linton,
2005)
Er
zijn
grote
consequenties
van
design
voor
de
toegankelijkheid
en
het
vormen
van
beperkingen
(Holt,
2001).
Uitgaande
van
deze
stelling
lijkt
het
ons
belangrijk
om
kritisch
te
kijken
naar
hoe
de
omgeving
en
bepaalde
voorwerpen
zijn
vormgegeven.
Een
Industrieel
Product
Ontwerper
werkt
‘bottum
up’
en
niet
‘top
down’.
Hij
kijkt
eerst
waar
er
nood
aan
is
in
een
bepaalde
situatie
en
context,
daarna
genereert
hij
ideeën
in
een
co‐creatie
proces,
hierna
toets
hij
deze
ideeën
af
via
prototypes
bij
de
stakeholders
om
na
alle
pro’s
en
contra’s
in
beschouwing
te
hebben
genomen
een
idee
te
selecteren
en
een
definitieve
versie
te
produceren
(INNOWIZ,
2013)
.
Zij
gaan
niets
uitwerken
vooraleer
de
haalbaarheid
en
bruikbaarheid
duidelijk
is
gebleken.
Prototyping
is
een
van
de
kernelementen
in
het
ontwerpproces.
Enkele
ideeën
uit
de
ideeëngeneratie
worden
uitgewerkt
via
prototyping
en
terug
gespeeld
naar
de
stakeholders.
Door
hun
reacties
en
ondervinding
te
beschouwen,
ontdekt
de
Industrieel
Product
Ontwerper
de
sterktes
en
zwaktes
van
ieder
idee.
Hierna
kan
hij
tot
een
voorstel
komen
waarvan
de
bruikbaarheid,
haalbaarheid
en
duurzaamheid
reeds
duidelijk
is
vooraleer
hij
het
idee
uitwerkt.
“Effective
prototyping
may
be
the
most
valuable
core
competency
an
innovative
organization
can
hope
to
have”
(Kelley,
2005).
Wij
willen
hier
het
proces
van
‘ideeën
uittesten’
binnen
de
Orhtopedagogiek
plaatsen
in
een
ruimere
context
en
ontwikkeling
van
de
betrokken
zien
om
ethisch
pedagogisch
te
handelen.
Deze
‘sustainability’
is
een
erg
belangrijk
concept
binnen
het
Industrieel
Product
Ontwerpen.
Indien
het
product
niet
bruikbaar
en
effectief
is,
zal
het
snel
uit
de
productie
worden
gehaald.
Orthopedagogen
die
instrumenteel
rationeel
handelen
gaan
eerder
‘top
down’
te
werk.
Zij
kijken
zelf
wat
hen
de
beste
aanpak
lijkt
in
de
beeldvorming
gebaseerd
op
de
gestelde
diagnose
(Knorth
&
Smit,
1999)
en
stellen
de
voorwaarden
waaraan
moet
worden
voldaan
(Vincke,
2007).
Daarna
wordt
pas
getoetst
of
deze
behandeling
effectief
is
in
de
‘Evaluatie’.
Orthopedagogen
die
reflexief‐normatief
werken
gaan
eerder
‘bottum
up’
aan
de
slag
(Schellaert,
2009).
Als
`reflective
practioner`
reflecteren
zij,
ondernemen
zij
actie
waarop
ze
terug
reflecteren
en
opnieuw
actie
ondernemen
als
een
cyclisch
proces.
Kort
samengevat
zetten
we
nog
eens
de
principes
uit
het
Industrieel
Product
Ontwerpen
die
een
meerwaarde
kunnen
vormen
voor
het
orthopedagogisch
handelen
op
een
rijtje:
Laat
je
niet
afschrikken
om
te
werken
rond
een
bepaalde
techniek,
product
of
onderwerp
omdat
je
er
geen
kennis
over
hebt.
Specialiseer
jezelf,
leer
jezelf
bij
en
wordt
een
expert
in
het
onderwerp
waarrond
je
werkt.
Kies
niet
voor
de
meest
voor
de
hand
liggende
oplossing,
maar
bedenk
er
zoveel
mogelijk
vanuit
verschillende
perspectieven.
De
ideeën
die
je
aanbrengt
hoeven
niet
steeds
relevant
te
zijn,
door
jezelf
uit
te
dagen
verder
en
breed
te
denken
borrelen
er
meer
creatieve
en
“out
of
the
box”
ideeën
op.
Bekijk
de
“mierensporen”
voor
je
start.
Wat
is
er
reeds
al
uitgeprobeerd
rond
het
onderwerp
waarrond
je
werkt
in
de
context
waar
je
verblijft
en
in
het
algemeen.
Zo
krijg
je
beeld
van
wat
werkt
of
waar
het
spoor
is
doodgelopen.
Bedenk
ideeën
niet
enkel
zelf,
maar
betrek
alle
personen
die
direct
of
indirect
betrokken
zijn
in
het
proces.
De
uiteindelijke
aanpak
moet
door
hen
worden
gedragen
en
worden
21
toegepast,
dus
vraag
hen
naar
hun
wensen
en
eisen.
Op
deze
manier
creëer
je
iets
duurzaam.
Communicatie
en
co‐creatie
zijn
hierin
het
belangrijke
elementen!
Net
doordat
iedereen
de
uiteindelijke
aanpak
draagt
en
hierachter
staat,
krijg
je
meer
vertrouwen
om
actie
te
ondernemen!
Werk
enkele
ideeën
uit
via
prototyping
en
speel
deze
terug
naar
de
stakeholders.
Door
hun
reactie
en
ondervinding
te
beschouwen
kan
je
de
sterktes
en
zwaktes
van
ieder
voorstel
ontdekken
en
kan
je
hierna
tot
een
voorstel
komen
waarvan
de
bruikbaarheid
en
haalbaarheid
reeds
duidelijk
is
vooraleer
je
je
idee
uitwerkt.
Laat
jezelf
verrassen!
No
nonsence!
Selecteer
een
idee
en
werk
het
uit!
Durf
proberen
en
actie
te
ondernemen!
Iedereen
is
creatief.
Geloof
in
de
creativiteit
van
jezelf
en
van
anderen.
Maak
fouten
en
leer
daaruit.
De
bovengenoemde
principes
kunnen
een
inspiratiebron
bieden
voor
het
handelen
van
studenten
tijdens
de
buitenlandse
stage.
In
het
volgende
hoofdstuk
willen
we
dieper
ingaan
op
theoretische
concepten
die
een
kader
kunnen
bieden
om
in
het
buitenland
te
handelen
en
op
basis
van
co‐ creatie
aan
de
slag
te
gaan.
22
ORTHOPEDAGOGISCH
HANDELEN
IN
HET
BUITENLAND
Wanneer
studenten
tijdens
de
buitenlandse
stage
aan
de
slag
willen
gaan,
zal
co‐creatie
een
belangrijk
gegeven
zijn
opdat
het
eigen
handelen
als
orthopedagoog
zinvol
is
in
de
context
en
cultuur
van
de
stageplaats.
Hiertoe
biedt
het
concept
dialogisch
handelen
van
Freire
een
zinvol
kader.
Daarnaast
willen
we
ook
een
mogelijk
perspectief
aanbrengen
op
het
concept
verandering
en
ontwikkeling,
dat
aansluit
bij
dit
dialogisch
handelen.
Tot
slot
bespreken
we
de
moeilijkheid
van
deze
manier
van
handelen
en
bieden
hiertoe
de
metafoor
van
de
mierensporen
als
ondersteuning.
Dialogisch
handelen
Orthopedagogisch
handelen
veronderstelt
een
ontmoeting
tussen
verschillende
referentiekaders
en
realiteiten.
Bij
het
orthopedagogisch
handelen
in
een
andere
cultuur
is
dit
niet
anders.
In
de
interculturele
ontmoeting
in
het
buitenland,
kunnen
de
wereldbeelden
echter
meer
uit
elkaar
liggen
dan
in
de
Vlaamse
context.
In
deze
ontmoeting
wordt
er
dan
ook
extra
verwachtingen
gesteld
aan
de
openheid
voor
de
ander.
Uit
onze
eigen
ervaringen
leren
we
dat
studenten
die
op
buitenlandse
stage
gaan
vaak
vertrekken
met
de
intentie
om
grootse
dingen
te
veranderen.
Hierbij
worden
deze
grootse
oplossingen
voor
de
noden
op
de
stageplaats
al
op
voorhand
geconstrueerd
vanuit
het
eigen
wereldbeeld.
We
kunnen
dit
zien
als
een
vorm
van
culturele
invasie
(Freire,
1972).
Oplossingen
worden
in
deze
vorm
van
antidialogisch
handelen
opgedrongen
aan
de
ander.
De
orthopedagoog
wordt
op
die
manier
een
onderdrukker.
De
ander,
waarop
het
orthopedagogisch
handelen
gericht
is,
wordt
in
deze
relatie
geconstrueerd
als
de
onderdrukte.
Het
doel
is
dat
deze
onderdrukten
hun
eigen
situatie
gaan
zien
door
de
bril
van
de
Vlaamse
orthopedagoog.
“Het
antidialogische,
dominerende
ik
verandert
het
overheerste,
veroverde
jij
in
een
nietszeggend
het”
(Freire,
1972,
p.145;
zie
ook:
Buber,
1970).
Zo
komen
deze
onderdrukten
onder
toezicht
te
staan
van
de
orthopedagoog,
die
hen
voortdurend
aan
de
orde
herinnert.
Hierdoor
zouden
zij
uiteindelijk
drang
overnemen
om
goede
subjecten
te
worden
(Foucault,
1997).
Deze
vorm
van
culturele
invasie
is
niet
altijd
een
bewuste
actie.
Vaak
is
het
immers
een
gevolg
van
goede
bedoelingen.
“De
onderdrukten
wordt
hun
woord,
hun
expressieve
vermogens,
hun
cultuur
ontnomen”
(Freire,
1972,
p.119).
Door
niet
te
luisteren
naar
de
personen
waarop
het
orthopedagogisch
handelen
gericht
is
en
hen
geen
mogelijkheid
te
geven
om
zich
te
uiten,
wordt
hun
creativiteit
en
hun
mogelijkheden
onzichtbaar
gemaakt.
Tegenover
het
antidialogisch
handelen
stelt
Freire
(1972)
het
dialogisch
handelen.
Coöperatie
is
een
manier
van
dialogisch
handelen
we
elkaar
ontmoeten
als
gelijkwaardige
subjecten.
Hoewel
men
elk
uit
een
andere
cultuur
komt
en
andere
verwachtingen
heeft,
wordt
er
een
open
ruimte
gecreëerd
waarin
er
naar
elkaar
geluisterd
kan
worden
(Davies,
2011).
De
orthopedagoog
en
de
andere
betrokkenen
zijn
in
deze
ruimte
niet
enkel
twee
aparte
entiteiten.
Zij
ontwikkelen
zich
ook
samen
in
de
intra‐actie,
waardoor
beiden
kunnen
ontstaan
door
de
relatie
tussen
hen
(Barad,
2007).
23
In
het
dialogisch
handelen
zijn
er
geen
indringers,
enkel
betrokkenen
die
kritisch
handelen.
De
orthopedagoog
zal
zijn
handelen
en
zijn
reflectie
op
dit
handelen
samen
met
de
betrokkenen
vormgeven.
Hierbij
zal
de
orthopedagoog
zijn
eigen
wereldbeschouwing
niet
opdringen.
Hij
zal
zich
echter
ook
niet
enkel
laten
leiden
door
de
wensen
van
de
andere
betrokkenen.
Freire
(1972)
stelt
een
culturele
synthese
voor:
“De
leiders
moeten
zich
enerzijds
met
de
eis
van
het
volk
[...]
identificeren,
terwijl
ze
aan
de
andere
kant
de
betekenis
van
deze
eis
als
probleem
moeten
formuleren”
(p.161).
Wanneer
men
in
de
ontmoeting
tussen
orthopedagoog
en
de
betrokkenen
enkel
ingaat
op
de
eisen
van
deze
betrokkenen,
zonder
kritische
reflectie
over
het
probleem,
dan
zal
dit
enkel
zorgen
voor
tijdelijke
lapmiddelen.
Enkel
in
de
praxis
tussen
de
orthopedagoog
en
de
betrokkenen
kan
verandering
plaatsvinden.
Ontwikkeling
en
transitie
Orthopedagogiek
heeft
sinds
de
oprichting
van
het
vakgebied
verandering
in
levenssituaties
tot
doel.
De
doelen
van
deze
verandering,
zijn
echter
veranderd
in
de
geschiedenis
van
de
orthopedagogiek.
Zo
is
het
doel
veranderd
van
genezen
naar
verbeteren
(Broeckaert
et
al.,
2004).
Freire
(1972)
maakt
het
onderscheid
tussen
transformatie
en
ontwikkeling.
Hierbij
is
“wel
alle
ontwikkeling
transformatie,
maar
niet
alle
transformatie
ontwikkeling”
(p.
139).
Ontwikkeling
is
eigen
aan
de
mogelijkheid
van
de
mens
om
als
autobiografisch
wezen
te
veranderen
naargelang
de
eigen
existentiële
tijd.
Een
mens
heeft
met
andere
woorden
de
mogelijkheden
om
binnen
de
vaste
grenzen
van
de
maatschappij
nieuwe
lines
of
flight
te
vinden
(Deleuze
&
Guattari,
1980).
Hiernaast
kan
de
verandering
waarbij
de
onderdrukten
afhankelijk
zijn
geworden
van
de
ander
nooit
gezien
worden
als
authentieke
ontwikkeling.
‘Ontwikkelingswerk’,
dat
vasthoud
aan
paternalistische
principes
van
onderdrukking,
zal
dus
nooit
echte
ontwikkeling
kunnen
bewerkstelligen.
De
manier
waarop
verandering
geconstrueerd
wordt
is
afhankelijk
van
de
relatie
tussen
de
betrokkenen
in
de
context
van
het
orthopedagogisch
handelen.
“Orthopedagogy
concerns
a
meeting
or
encounter
between
persons,
a
search
for
adapted
methods
and
ethical
positioning”
(Broeckaert
et
al.,
2004,
p.
?).
In
de
orthopedagogische
relatie
wordt
een
bepaalde
ruimte
gecreëerd
voor
verandering
of
transitie.
Deleuze
en
Guattari
(1980/1987)
maken
onderscheid
tussen
striated
spaces
en
smooth
spaces.
De
striated
spaces
zijn
begrenst
en
gestructureerd.
Ze
laten
geen
authentieke
ontwikkeling
toe.
In
de
smooth
spaces
is
transitie
minder
gereguleerd
en
gecontroleerd.
Hier
kunnen
betrokkenen
elkaar
ontmoeten
en
samen
ontwikkelen
(Hicky‐Moody
&
Malins,
2007).
De
vaste
grenzen
die
de
striated
space
afbakenen,
structureren
de
lens
waardoor
gekeken
wordt
en
kunnen
enkel
zorgen
voor
verandering
afhankelijk
van
deze
structuren.
De
lines
of
flight
die
de
smooth
space
creëren,
staan
daarentegen
open
voor
authentieke
ontwikkeling
waarbij
vanzelfsprekendheden
in
vraag
gesteld
worden.
Striated
en
smooth
spaces
kunnen
echter
niet
zonder
elkaar
bestaan.
Er
zijn
immers
grenzen
nodig
om
eraan
te
kunnen
ontsnappen.
Om
authentieke
ontwikkeling
te
kunnen
realiseren
in
het
buitenland,
zal
de
orthopedagoog
moeten
openstaan
voor
het
onbekende.
Op
die
manier
kan
er
in
een
striated
space
een
smooth
space
gecreëerd,
waarin
nieuwe
mogelijkheden
en
lines
of
flight
kunnen
ontstaan.
In
de
striated
spaces
wordt
de
ander
als
anders
gezien.
Dit
anders‐zijn
wordt
als
een
statisch
gegeven
bekeken.
In
een
24
smooth
space
daarentegen
worden
de
betrokkenen
gezien
als
voortdurend
veranderend.
Door
open
te
staan
voor
en
in
relatie
de
gaan
met
de
ander,
kan
men
voortdurend
bijleren
en
verschillende
worden
van
zichzelf
(Davies,
2009).
Zowel
de
orthopedagoog
als
de
cliënt
zijn
in
deze
relatie
voortdurend
becoming,
in
transitie.
Zoeken
naar
mierensporen
De
orthopedagoog
gaat
in
zijn
handelen
niet
enkel
op
zoek
naar
ethische
manieren
van
handelen,
maar
ook
naar
manieren
om
effectief
en
planmatig
handelen.
Uit
de
verhalen
van
studenten
op
de
blog
‘Orthopedagogues
Abroad’
(www.orthopedagogues‐abroad.com),
blijkt
dit
in
het
buitenland
vaak
een
complexe
taak
te
zijn.
De
mogelijkheid
tot
het
samenwerken
met
voorgangers
zou
hierin
een
zinvolle
ondersteuning
kunnen
zijn.
Deze
samenwerking
is
echter
niet
altijd
op
een
directe
manier
mogelijk.
In
de
natuur
zijn
er
manieren
om
op
een
indirecte
manier
samen
te
werken
met
voorgangers.
Door
te
zoeken
naar
sporen
van
je
voorgangers
kan
je
zoeken
naar
de
beste
wegen
om
te
handelen.
De
beste
sporen
zullen
versterkt
worden
voor
degenen
die
na
jou
komen.
Dit
concept
wordt
stigmergie
genoemd
(Grassé,
1959).
Stigmergie
zien
we
o.a.
terug
bij
mieren.
Als
een
mier
eten
vindt,
laat
hij
een
geurspoor
achter
naar
de
bron.
Dit
spoor
wordt
versterkt
als
er
meerdere
mieren
het
spoor
volgen
en
met
voedsel
terugkeren.
Op
die
manier
hoeven
de
mieren
niet
rechtstreeks
te
communiceren.
De
complexe
taak
van
het
zoeken
van
de
beste
weg
naar
voedsel
wordt
gerealiseerd
door
het
zoeken
naar
de
beste
weg
in
reeds
bestaande
sporen
en
doormiddel
van
het
versterken
van
deze
sporen.
Het
werk
van
orthopedagogen
stimuleert
en
leidt
het
werk
van
opvolgers
en
wordt
op
zichzelf
ook
gestimuleerd
en
geleid
door
voorgangers.
Studenten
die
op
buitenlandse
stage
gaan,
doen
er
dus
goed
aan
om
op
zoek
te
gaan
naar
mierensporen
van
hun
voorgangers.
25
BESLUIT
In
deze
paper
volgden
we
de
mierensporen
die
reeds
werden
nagelaten
binnen
de
samenwerking
tussen
het
Industrial
Design
Center
van
de
Howest
en
de
Vakgroep
Orthopedagogiek
van
de
Universiteit
Gent.
Door
onze
eigen
ervaringen
samen
te
brengen
in
het
proces
naar
deze
paper
en
de
bijhorende
blog
en
workshop,
hebben
we
geprobeerd
om
deze
mierensporen
te
versterken.
We
hebben
in
de
paper,
op
de
blog
en
in
de
workshop
gezocht
naar
de
meerwaarde
van
het
Industrieel
Product
Ontwerpen
voor
het
orthopedagogisch
handelen
in
het
buitenland.
Deze
vraag
hebben
we
aangepakt
via
de
principes
van
INNOWIZ.
We
zijn
op
die
manier
zelf
gaan
ontwerpen
als
orthopedagoog.
Zo
maakten
we
bijvoorbeeld
in
vergaderingen
gebruik
van
INNOWIZ‐technieken
voor
de
probleemdefinitie
en
ideeënselectie.
Ook
hebben
we
verschillende
prototypes
van
delen
van
de
workshop
uitgetest
alvorens
de
uiteindelijke
workshop
te
geven.
Hiernaast
hebben
we
met
verschillende
betrokkenen
(Katrien
De
Munck,
Geert
Van
Hove,
Lieven
De
Couvreur,
Oliver
Dewolf,
participanten
van
de
workshop,…)
grondig
nagedacht
over
de
theoretische
verdieping
in
de
meerwaarde
van
ontwerpen
voor
orthopedagogisch
handelen.
We
merkten
dat
deze
manier
van
werken
grenzen
kan
doorbreken
en
nieuwe
mogelijkheden
kan
bieden
voor
het
orthopedagogische
handelen.
In
de
paper
zagen
we
dat
het
belangrijk
is
om
te
luisteren
naar
de
stem
van
de
betrokkenen
waarmee
de
orthopedagoog
in
relatie
gaat.
In
de
ontmoeting
waar
de
ander
als
gelijkwaardig
wordt
gezien
kan
de
orthopedagoog
ook
echt
luisteren
naar
deze
stem.
Op
die
manier
kunnen
de
orthopedagoog
en
de
personen
waarop
het
orthopedagogische
handelen
gericht
is,
samen
groeien
en
kan
er
authentieke
ontwikkeling
plaatsvinden
(Freire,
1972).
In
het
Industrieel
Product
Ontwerpen
staat
het
luisteren
ook
centraal.
In
co‐creatie
wordt
er
samen
met
de
betrokkenen
gezocht
naar
ideeën.
Door
alle
betrokken
te
betrekken
in
het
proces
geef
je
aan
ieder
de
kans
om
zijn
stem
te
laten
horen
en
zijn
mening
te
laten
doorwegen
doorheen
het
volledige
proces.
In
de
buitenlandse
context
is
het
heel
belangrijk
om
geen
paternalistische
houding
aan
te
nemen.
Hiervoor
kan
de
orthopedagoog
werken
vanuit
de
kennis
en
middelen
die
al
aanwezig
zijn
in
de
buitenlandse
context.
Iedereen
is
creatief,
waardoor
we
ons
als
orthopedagoog
kunnen
laten
verrassen
door
de
ideeën
van
alle
betrokkenen.
De
orthopedagoog
als
ontwerper
zoekt
samen
met
de
betrokkenen
naar
zoveel
mogelijk
ideeën.
Daarna
werkt
hij
enkele
ideeën
uit
via
prototyping
en
koppelt
deze
terug
naar
de
stakeholders.
Door
hun
reactie
en
ervaringen
in
rekening
te
brengen,
kunnen
de
sterktes
en
zwaktes
van
ieder
voorstel
worden
ontdekt.
De
orthopedagoog
als
ontwerper
zoekt
naar
new
lines
of
flight
(Deleuze
&
Guattari,
1980/1987)
en
creëert
op
die
manier
duurzame,
innovatieve
en
creatieve
ontwikkeling
in
het
buitenland.
In
de
workshop
zullen
we
praktisch
aan
de
slag
gaan
met
het
thema
orthopedagogisch
ontwerpen.
De
blog
dient
als
een
verzameling
van
al
onze
inspiratiebronnen,
de
theoretische
verdieping
en
uiteindelijk
een
opname
van
de
workshop.
Op
deze
manier
willen
we
de
studenten
die
op
buitenlandse
stage
gaan
verschillende
en
flexibele
mogelijkheden
geven
om
inspiratie
op
te
doen
26
voor
hun
buitenlandse
stage.
Deze
paper,
de
workshop
en
de
blog
zijn
slechts
prototypes
van
hoe
de
meerwaarde
van
ontwerpen
voor
de
orthopedagogiek
vorm
kan
krijgen.
Het
zijn
mierensporen
die
andere
mensen
richting
en
inspiratie
kunnen
geven
om
het
spoor
verder
te
ontdekken
en
te
versterken.
27
28
BRONNEN
Barad,
K.
(2007).
Meeting
the
Universe
Halfway.
London:
Duke
University
Press.
Bogdan,
R.,&
Taylor,
S.
(1976).
The
judged,
not
the
judges:
An
insider's
view
of
mental
retardation.
American
Psychologist,
31(1),
47‐52.
Broeckaert,
E.,
Van
Hove,
G.,
D’Oosterlinck,
F.,&
Bayliss,
P.
(2004).
The
Search
for
an
Integrated
Paradigm
of
Care
Models
for
People
with
Handicaps,
Disabilities
and
Behavioural
Disorders
at
the
Department
of
Orthopedagogy
of
Ghent
University.
Education
and
training
in
Developmental
Disabilities,
39(3),
206‐216.
Bruner,
J.
(1990).
Acts
of
meaning.
Cambridge:
Harvard
University
Press.
Buber,
M.
(1970).
I
and
Thou.
New
York:
Scribner’s
Sons.
Charlton,
J.I.
(1998).
Nothing
About
Us
Without
Us.
Berkeley:
University
of
California
Press.
Davies,
B.
(2009).
Difference
and
differenciation.
In
B.
Davies,
S.
Gannon
(Eds),
Pedagogical
Encounters.
New
York:
Routledge.
Davies,
B.
(2011).
Listening:
a
radical
pedagogy.
In
E.S.
Fahlgren
(Red.),
Challenging
gender:
Normalization
and
beyond.
Sundsvall:
Mid
Sweden
University.
Degeeter,
D.
(2001).
Werken
aan
kwaliteit:
kinderspel?
Evaluatie
voor
de
hulpverlening
aan
armen‐
Handleiding.
Garant.
Deleuze,
G,&
Guattari,
F.
(1980).
Mille
plateaux
.
Parijs:
Minuit.
Ellwood,
C.
(2009).
Listening
to
Homeless
Young
People:
A
Strategy
of
Attention.
In
B.
Davies
&
S.
Gannon
(Reds.),
Pedagogical
Encounters.
New
York:
Peter
Lang
publishers
Inc.
Foucault,
M.
(1997).
Polemics,
Politics,
and
Problematizations.
In
P.
Rabinow
(Red.),
The
Essential
Works
of
Michel
Foucault
Vol.
I.
Ethics:
Subjectivity
and
Truth.
New
York:
The
New
Press.
Freire,
P.
(1972).
Pedagogy
of
the
Oppressed.
Harmondsworth:
Penguin.
Grassé,
P.P.
(1959).
La
reconstruction
du
nid
et
les
coordinations
inter‐individuelles
chez
Bellicosi‐ termes
natalensis
et
Cubitermes
sp.
La
theorie
de
la
stigmergie:
Essai
d’interpretation
des
termites
constructeurs.
Insectes
Sociaux,
6,
41‐83.
GRIP
(2013).
Empowerment.
Geraadpleegd
op
http://www.gripvzw.be/begrippenlijst/597‐ empowerment.html
29
Harninck,
F.J.H.,
Ruijssenaars,
A.J.J.M.
(1997).
Behandeling
in
de
Orhtopedagogiek.
Pedagogisch
Tijdschrift,
4/5,
themanummer.
Hickey‐Moody,
A.,&
Malins,
P.
(2007).
Deleuzian
Encounters.
Studies
in
Contemporary
Social
Issues.
Houndmills:
Palgrave
Macmillan.
Holt, R. (2011). Design meets disability. Disability & Society, Vol. 26, No. 6, October 2011, 779-788. Howest.
(2012).
Industrieel
Productontwerpen
studeren
aan
de
Howest.
Retrieved
from:
http://www.howest.be/Default.aspx?target=pih&lan=nl&item=1090
INNOWIZ.
(2013).
Innovative
methode
INNOWIZ.
Retrieved
from:
http://www.innowiz.be/
Jackson,
A.Y.,&
Mazzei,
L.A.
(2012).
Thinking
with
theory
in
qualitative
research.
Viewing
data
across
multiple
perspectives.
Abingdon:
Routledge.
Johnstone,
D.
(1998).
An
introduction
to
disability
studies.
London:
Fulton.
Jansen,
M.H.M.
(2008).
De
gedreven
roganisatie.
Kluwer
.
Kelley,
T.
(2005).
The
Tem
Faces
of
Innovation.
Doubleday.
Currency.
Knorth,
E.
J.,&
Smit,
M.
(1999).
Planmatig
handelen
in
de
jeugdhulpverlening.
Leuven/Apeldoorn:
Garant.
Linton,
S.
(1998).
Disability
Studies/
Not
Disability
Studies.
Disability
and
society,
vol
13,
4,
525‐540.
Linton,
S.
(2005).
What
is
Disability
Studies?.
Modern
Language
Association,
vol
120,
2,
518‐522.
Lyotard,
J.(1979).
La
Condition
Postmoderne:
Rapport
sur
le
Savoir.
Parijs:
Les
Editions
de
Minuit.
Schön,
D.
(1983).
The
Reflective
Practitioner:
How
professionals
think
in
action.
New
York:
Basic
Books,
Inc.
Schön,
D.
A.
(1987).
Educating
the
reflective
practitioner:
Toward
a
new
design
for
teaching
and
learning
in
the
professions.
San
Francisco,
CA:
Jossey‐Bass.
Schoorl,
P.
(1997).
Ontwikkeling
van
de
orthopedagogiek
in
Nederland
en
Vlaanderen.
In
E.
Broekaert,
F.
De
Fever,
P.
Schrool,
G.
Van
Hove,
&
B.
Wuyts
(Eds.),
Orthopedagogiek
en
maatschappij.
Vragen
en
visies
(pp.
77‐116).
Leuven‐Apeldoorn:
Garant.
Schoorl,
P.,
Van
Den
Bergh,
P.,
&
Ruijssenaars,
A.
J.
(2000).
Inleiding
in
de
theoretische
orthopedagogiek.
Hulpverlenen
bij
opvoeden.
Leuven‐Apeldoorn:
Garant.
UN
(1948).
The
Universal
Declaration
of
Human
Rights.
Geraadpleegd
op
30
mei
2012
op
http://www.un.org/en/documents/udhr/index.shtml
Vanderplasschen,
W.,
&
Schittekatte,
M.,
(2006).
Pedagogische
diagnostiek
en
handelingsplanning.
Gent.
Academia
Press.
30
Vanderplasschen,
W.
(2006).
Orthopedagogische
werkvelden
in
beweging:
organisatie
en
tendensen.
Maklu
Van
Regenmortel,
T.
(2009).
Empowerment
als
uitdagend
kader
voor
sociale
inclusie
en
moderne
zorg.
Journal
of
Social
Intervention:
Theory
and
Practice,
18(4),
22‐42.
Vincke,
J.
(2007).
Sociologie.
Een
klassieke
en
hedendaagse
benadering.
Academia
Press.
31