NETWERKNIEUWS Organisaties en gemeenten die participeren in de projecten Het project 2010-2011 met jongerenwerkers van Rhenen, Wijk bij Duurstede en Utrechtse Heuvelrug (Driebergen) is mede tot stand gekomen met subsidie van de provincie Utrecht.
Gemeente Rhenen
Gemeente Wijk bij Duurstede
Gemeente Utrechtse Heuvelrug
Het project 2010-2012 met jongerenwerkers van Ede, Wageningen en Renkum komt mede tot stand met subsidie van de provincie Gelderland.
Gemeente Ede
Gemeente Wageningen Gemeente Renkum
ivnerband met
n o g n ere
Colofon Netwerknieuws ISSN: Uitgave: Redactie: Vormgeving: Drukwerk: Oplage:
1567-5475 jaargang 9 nr. 1, januari 2012 Anne-Marie Poorthuis Jos Werkhoven, Uitgeverij De Arend Uitgeverij De Arend 500
januari 2012
NETWERKNIEUWS Voorwoord Afgelopen jaar hebben de jongeren(opbouw)werkers van Rhenen, Wijk bij Duurstede, Driebergen, Ede, Wageningen en Renkum samen met Eigentijdse Verbindingen gewerkt en geëxperimenteerd met het netwerkprogramma ivmJongeren. Een programma dat uitgaat van het ‘opbouwend werken met jongeren en omgeving’ en de jongerenwerker ondersteunt in zijn maatschappelijke opdracht, professionaliteit en ondernemerschap. Het netwerkprogramma is een manier van organiseren waarbij de jongerenwerker via netwerken bouwt aan een aantrekkelijke en toegankelijke omgeving voor jongeren en de initiatiefkracht van jongeren stimuleert en ondersteunt. Het netwerkprogramma is een bouwprogramma en creëert ruimte voor ontwikkeling. Er is geen eindpunt aan ontwikkeling. We investeren in het welzijn van jongeren in de samenleving. En dat doen we elk jaar weer opnieuw. En elk jaar is de uitdaging weer ‘hoe ver we kunnen komen’ om met elkaar een aantrekkelijke samenleving voor en met jongeren te zijn. We gaan voor kwaliteit en gelukkig kunnen we elk jaar weer opnieuw beginnen en ruimte creëren voor het opbouwend werken met jongeren en omgeving.
JONGERENWERKERS en hun THEMA’S Plaats
Jongeren(opbouw)werker
Thema
Jaar
Wijk bij Duurstede
Gerda van Berkel
Plek in wijk
2011
Eno Middelham
Jongeren een stap vooruit
2011
Driebergen
Lars van den Sigtenhorst
Jongeren lokaal betrokken
2011
Rhenen
Kees de Bree Mohand Elkhoulati Kees de Bree Mohand Elkhoulati Maria Verkade
Werkplaats jongeren ondernemen Jongeren thuis in Rhenen
2011 2011
De Toekomst begint met NU
2011
Jasper van Leeuwen
Sportief in Ontwikkeling
2011
Remco van der Staay
Vrije tijd JOUW uitdaging
2011
Remco van der Staay, Maria Verkade Jasper van Leeuwen Remco van der Staay
Ruimte voor jongeren in de wijk
2011
Jongeren Sterk in Wageningen
2010
Hüseyin Oztas Kees van den Akker Hüseyin Oztas Kees van den Akker Jeroen Telders Steffen Hylkema Anneke Vlijm Jeroen Telders Steffen Hylkema
(Ruimte voor) Vertrouwen in Ede West Samenleven rond het Soembaplein Verantwoord omgaan met genotsmiddelen Schakelen in de wijk
2011
Ontdek je Plek
2011
Eli van Balen, Kevin Moorees Lenie Diepenbroek, Julieck Hardijzer, Kiki Miechels, Job Hardijzer Patricia de Wit Hans Kap Eli van Balen
Jongerenwerk Binnenste Buiten
2012
Buurtmix
2012
Stijgende lijn 50
2011
Kevin Moorees
Phoenix op de kaart
2011
Lenie Diepenbroek
Plezier in de buurt
2011
Rahma Bouali
Meer in huis
2011
Julieck Hardijzer
Jongeren in beeld
2011
Wageningen
Wij laten u graag zien waaraan we afgelopen jaar hebben gewerkt tijdens het project. In dit netwerknieuws vindt u verhalen van de jongerenwerkers met hun netwerkprogramma’s en beelden van het werken met jongeren. Ook vertellen we u graag over de regiobijeenkomsten waarin jongerenwerkers, managers/directeuren, ambtenaren en opleiders met elkaar in gesprek zijn geweest over het opbouwend werken met jongeren. We beschrijven de werkwijzen waarmee we hebben gewerkt en die we verder hebben ontwikkeld. En tenslotte vindt u het onderzoek dat we weergeven als een gezamenlijk verteld verhaal. Het netwerknieuws laat diversiteit zien en dat is ook wat we graag bij elkaar brengen. We wensen je/u veel lees- en kijkplezier. Dit netwerknieuws is gemaakt ter gelegenheid van de afronding van het project ‘Utrecht’. Het project ‘Gelderland’ loopt nog een jaar door. In november 2012 kunt u van ons weer een netwerknieuws verwachten waarin we graag weer verslag doen.
Ede West
Anne-Marie Poorthuis, directeur Stichting Eigentijdse Verbindingen Ede buiten
Inhoud netwerknieuws 3 4 8 12 14 18 19 28 30 32 35 36 38 40 41 42 57
2
Jongeren(opbouw)werkers en hun thema’s Werken met het netwerkprogramma ivmJongeren Netwerkprogramma Wijk bij Duurstede Praktijkbegeleiding Gerdine van Ramshorst Werkplaats Jongeren Ondernemen Rhenen Welkom in de samenleving: Over onderzoek als gezamenlijk verteld verhaal in drie Utrechtse gemeenten Welkom in de samenleving: Jongeren ondernemen in Rhenen Netwerkprogramma Wageningen Jongerenopbouwwerk nieuwe stijl Netwerkprogramma Ede West Netwerkprogramma Ede buiten Netwerkprogramma Buurtmix Renkum Netwerkprogramma Renkum Mijn drijfveer om als jongerenwerker te werken Thema-analyse (een instrument) Welkom in de samenleving: De opdracht van de jongerenwerkers, hun managers en de gemeenten Regiobijeenkomsten ivmJongeren
Renkum
2010 2012 2011
3
met het
WERKEN netwerkprogramma Het netwerkprogramma ivmJongeren is een werk-wijze voor jongerenwerkers waarbij je uitgaat van de initiatiefkracht van jongeren. Je bouwt via netwerken aan een uitnodigende en toegankelijke omgeving voor jongeren. Je organiseert je werk als een netwerkprogramma. Uitdaging is een aantrekkelijk jongerenklimaat voor jongeren in de wijk (of stad) om initiatieven te nemen, netwerken te bouwen, mogelijkheden te ontdekken en plannen te realiseren. Bijzondere van een netwerkprogramma is dat jongeren niet worden benaderd vanuit problemen, maar vanuit kansen.
Inhoud netwerkprogramma
Stap 1 leeg netwerk Neem een papieren tafelkleed en teken een rode cirkel in het midden en groene cirkels er omheen. Houd rondom een hele brede rand van het tafelkleed vrij. Stap 2 initiatief of thema Neem een initiatief of kies een thema waar je echt mee aan de slag wilt, geef dit initiatief of dit thema een krachtige naam en zet dit in de rode cirkel.
initiatief
5. Webcommunicatie Ideeën
gedachten
gebouwen
mensen
In een netwerkprogramma combineer je een digitale en een fysieke aanpak, die elkaar versterken. Via digitale communicatie kun je de aandacht delen, netwerkontwikkeling stimuleren en de initiatiefkracht zichtbaar maken. De fysieke kant: actief het gesprek organiseren, op zoek gaan naar alles wat betrokken is bij het thema en uitnodigen om daarin zichtbaar te worden, maakt dat digitale communicatie daadwerkelijk gaat werken. De digitale toepassing van het netwerkprogramma omvat: T Een webomgeving met een presentatiegedeelte waar alles zichtbaar wordt wat met het thema te maken heeft, zoals initiatieven, betrokkenheid, kennis, activiteiten en
middelen beelden
4
De netwerkanalyse is een hulpmiddel voor het bouwen van je netwerken en het voorbereiden van contacten. Je kunt de netwerkanalyse alleen of samen met anderen maken rond een thema, maar ook samen met jongeren rond een initiatief.
software
Je start als jongerenwerker een netwerkprogramma met het kiezen van een actueel jongerenthema. Via het thema vraag je aandacht voor jongeren in de wijk/buurt en creëer je ruimte voor de initiatiefkracht van jongeren. Het kiezen van een thema vraagt afstemming. Wat is actueel? Waarmee kun je de aandacht krijgen van het netwerk? Wat is aantrekkelijk voor jongeren? Essentieel is dat je als jongerenwerker een thema kiest waar je ook zelf graag aan wilt werken. Het werk kan niet zonder je eigen energie.
2. Vaststellen periode De aandacht voor het thema is gedurende een bepaalde periode de motor voor het bouwen aan netwerken en het nemen van initiatieven. Door periodiek met een nieuw thema te starten, maak je steeds weer opnieuw contact met je netwerken en houd je de aandacht voor jongeren levend. Jongeren worden ook opnieuw uitgedaagd om initiatieven te nemen en nieuwe jongeren kunnen aansluiten. Meestal werk je met jongeren in schooljaren. Daarbij aansluitend lopen de netwerkprogramma’s ivmJongeren vaak van augustus tot augustus. Afhankelijk van het thema of gebeurtenissen in de wijk kan het zijn dat je voor een kortere of langere periode kiest.
Gedurende de hele periode van het netwerkprogramma blijf je investeren in de omgeving en bouw je aan netwerken. Daarbij kijk je naar de betrokkenheid en de inzet van het netwerk en werkt aan een omgeving die aantrekkelijk, toegankelijk, zichtbaar en ondersteunend is voor de initiatieven van jongeren. Vragen die opkomen zijn: wat weet het netwerk van het thema en de jongeren? Hoe zet het netwerk zich in voor het thema en de jongeren? Wat is het vermogen van het netwerk om vraagstukken rond het thema en de jongeren aan te kunnen?
6. Maken netwerkanalyse
materialen
1. Kiezen thema
n o ngere
4. Bouwen aan een toegankelijke omgeving
een agenda van alles wat rond het thema gebeurt. T Een digitale werkruimte waar aan de presentatie en T de plannen van de eigen initiatieven wordt gewerkt. T Een interactief gedeelte om nieuws en vragen te plaatsen, waar betrokkenen kunnen reageren, vragen kunnen beantwoorden en informatie kunnen geven. Hiervoor kun je sociale media inzetten.
instanties mogelijkheden
De belangrijkste onderdelen van het netwerkprogramma worden achtereenvolgens beschreven: 1. Kiezen thema 2. Vaststellen periode 3. Op gang brengen gesprek 4. Bouwen aan een toegankelijke omgeving 5. Webcommunicatie 6. Maken netwerkanalyse 7. Onderzoeken betrokkenheid 8. Uitnodigen jongeren om initiatieven te nemen 9. Ondersteunen initiatiefnemende jongeren 10. Activiteiten en ruimte voor jongeren 11. Ontwerpen netwerkprogrammalijn 12. Organiseren manifestatie 13. Onderzoeken netwerkprogramma
ivnerband met
3. Op gang brengen gesprek in de wijk Het gaat erom dat je als jongerenwerker samen met jongeren het gesprek rond het actuele thema in de wijk breed op gang brengt. Uitdaging is dat het thema het gesprek van de dag wordt en als een lopend vuurtje door de wijk gaat. Je kijkt wat allemaal te maken heeft met het thema, verzamelt met de jongeren uitspraken en materiaal en maakt dit zichtbaar via verschillende media. Naast webcommunicatie kun je denken aan plaatselijke kranten, radio, televisie, nieuwsbrieven, posters, boekjes of tentoonstellingen, bijvoorbeeld in de hal van een bedrijf in de wijk, een bibliotheek of een wijkcentrum. Je sluit aan bij wat personen en hun netwerken feitelijk doen en weten van het thema. Het gaat niet om meningen van of over anderen. Je bouwt vanuit het thema als motor met alles wat betrokken is aan een stevig netwerk in de wijk.
Stap 3 ingrediënten Schrijf aan de buitenranden van het tafelkleed alles wat opkomt dat betrokken is bij het netwerk, zoals ideeën, gedachten, middelen, mensen, gebouwen, software, instanties, beelden enzovoort. Dit zijn de ingrediënten. Neem ruim de tijd voor deze brain-storm. Ga nog niet overleggen of ordenen, maar laat het stromen. Er mag ook best een paar keer hetzelfde staan. Loop vervolgens rond het tafelkleed en lees wat aan de randen staat. Vraag zo nodig kort toelichting aan elkaar. Stap 4 schakels Zoek nu naar de schakels tussen de ingrediënten en het initiatief. Kijk steeds naar feitelijke betrokkenheid van scha-kels en niet naar verwachtingen (niet: dit zou hij moeten doen, bijvoorbeeld vanwege zijn functie). Zet de schakels in de groene cirkels. Je kunt steeds nieuwe groene cirkels bijmaken. Maak de schakels zo concreet mogelijk, liefst concrete namen. Zo krijg je een netwerk in beeld om mee aan de slag te gaan.
7. Onderzoeken betrokkenheid Als je werkt met netwerken in de wijk is het belangrijk om te weten op welke wijze mensen en partijen betrokken
5
zijn bij het thema en de initiatieven van jongeren willen ondersteunen. Je zult ontdekken dat mensen op verschillende manieren betrokken zijn bij het initiatief. Met behulp van de netwerkanalyse heb je de schakels al geanalyseerd. In totaal kun je vijf posities van betrokkenheid onderscheiden in het netwerk. Vijf posities van betrokkenheid in een netwerk 1. Initiatiefnemers starten het initiatief, beginnen vaak alleen en gaan op zoek naar betrokkenheid. 2. Partners zetten hun schouders onder het initiatief, geven het voorbeeld, dragen het uit en accepteren de consequenties. 3. Schakels leggen relaties, zijn ambassadeurs en geven toegang tot bronnen.
2
1
5 3 4
4. Leveranciers brengen hun specialisme, middelen en materialen in. 5. Gebruikers benutten een netwerk voor het vinden van antwoorden op vragen en als basis voor hun handelen.
8. Uitnodigen jongeren tot initiatieven De manier waarop jongeren initiatieven nemen en bij hun eigen initiatiefkracht komen is heel verschillend. Dat is niet verrassend, want dat zie je ook terug in de samenleving. Je ziet mensen die ondernemer zijn, mensen die graag in dienstverband functioneren, mensen die aan een product werken, mensen die anderen faciliteren, mensen die ontwerpen, mensen die besturen, mensen die zichtbaar maken enzovoort. Het gaat erom dat je jongeren uitnodigt op hun eigen initiatiefkracht, daar ruimte voor schept en waar nodig een context biedt. Dat is per jongere verschillend. Daarbij heeft de ene jongere ondersteuning nodig om tot een initiatief te komen en doet een andere jongere het zelf. En sommige jongeren acteren alleen en anderen in een groep. Voorbeelden T Jongeren die een idee willen realiseren of initiatief nemen gericht op de eigen toekomst of vanuit een eigen ambitie. T Jongeren die activiteiten willen organiseren met en voor andere jongeren, zoals een maaltijd of een brommerdag. T Jongeren die bestaande activiteiten zelf gaan organiseren, zoals voetbaltoernooi, feest, debat. T Jongeren die een rol op zich nemen als sportcoach of
6
T bijvoorbeeld assisteren bij het tienerwerk. T Jongeren die als groep iets oppakken om hun eigen omgeving te organiseren zoals het bouwen van een tribune op het plein of een eigen wekelijkse avond van (kwetsbare) jongeren van de praktijkschool T Jongeren die een rol vervullen in het netwerkprogramma, bijvoorbeeld als reporter, filmer, organisator of expert.
9. Ondersteunen initiatiefnemende jongeren Als jongerenwerker kun je jongeren ondersteunen bij het nemen van initiatieven, het bouwen aan netwerken, het ontdekken van mogelijkheden, het verwerven van middelen, het maken en realiseren van plannen, enzovoort. Deze ondersteuning bestaat onder andere uit het aanleren van vaardigheden. Deze vaardigheden kun je in groepjes of individueel aanbieden aansluitend bij het initiatief van de jongere. Vaardigheden voor initiatiefnemers 1. Ontdekken van de eigen initiatiefkracht 2. Verkennen van het netwerk rond het initiatief 3. Zoeken van contact - voorbereiden contacten - voeren van gesprekken - gebruiken van informatie 4. Werken om het initiatief te realiseren - maken van een plan - voorbereiden en uitvoeren van stappen - verwerven van middelen - benutten van je netwerk 5. Presenteren van initiatieven (in allerlei stadia) Vaardigheden voor rollen in het netwerkprogramma 6. Reporter zijn - houden van interviews in de omgeving - houden van interviews met initiatiefnemers - maken van beelden (film, foto) 7. Verzamelen van uitspraken over het thema met twitter 8. Organisator zijn voor een manifestatie 9. Inbrengen van expertise in het netwerkprogramma
10. Activiteiten en ruimte voor jongeren Het aanbod van activiteiten, ruimtes en aandacht voor jongeren dreigt binnen het huidige jongerenwerk (mede door de productieafspraken) soms doel op zichzelf te worden in plaats van de eigen initiatiefkracht van jongeren in de wijk te ondersteunen. Vertrekpunt is de jongere in de wijk. Uitdaging is om breed de mogelijkheden van de wijk te benutten. Dat vraagt er enerzijds om dat de omgeving aantrekkelijk en toegankelijk is voor jongeren en anderzijds dat we jongeren uit kunnen dagen om daar gebruik van te maken. Als jongerenwerker schakel je met het netwerkprogramma tussen deze omgeving en de initiatiefkracht van jongeren. Helpend hierbij is het ontwerpen van een netwerkprogrammalijn met ontmoetingsmomenten.
11. Ontwerpen netwerkprogrammalijn Je ontwerpt een netwerkprogrammalijn voor de duur van het netwerkprogramma. Een netwerkprogrammalijn begint met het introduceren van een nieuw thema en eindigt met een manifestatie van de initiatieven en netwerken van jongeren. Daartussen worden met een bepaalde regelmaat ontmoetingen georganiseerd. Je markeert ontmoetingsmomenten om de aandacht van de omgeving en de initiatiefkracht van jongeren levend te houden. Het ontwerpen van een netwerkprogrammalijn is een creatief proces. Je speelt in op gebeurtenissen die al plaatsvinden, zoals een festival of een debat in de wijk of de stad en maakt gebruik van de ruimte die deze gebeurtenissen bieden om het netwerk te ontmoeten rond het thema of initiatieven van jongeren te stimuleren en te ondersteunen. Kruispunten Je maakt als het ware kruispunten en je kunt van alles gebruiken voor het ontwerpen van een netwerkprogrammalijn, zoals: T activiteiten, ruimte en aandacht die je inzet vanuit het jongerenwerk T actuele situaties, activiteiten en festiviteiten in de wijk T een kennismaking en verdieping van het thema T de plannen voor initiatieven van jongeren T uitnodigingen vanuit het netwerk T methodieken van het netwerkprogramma, zoals een netwerkanalyse of een thema-analyse.
12. Organiseren van een manifestatie Je rondt een netwerkprogramma af met een manifestatie. De manifestatie is een ontmoetingsmoment waar jongeren initiatieven presenteren; netwerken uit de omgeving worden uitgenodigd om rond de initiatieven van jongeren in gesprek te gaan. Eventueel kan een manifestatie worden ondersteund met een aantrekkelijke publicatie waarin het thema staat beschreven, initiatieven en netwerken zich presenteren en de bijdrage aan een aantrekkelijk jongerenklimaat zichtbaar wordt. Met de manifestatie wordt het thema afgerond en losgelaten. De aandacht voor jongeren wordt met een nieuw thema weer actueel gemaakt.
13. Onderzoeken netwerkprogramma 1. Het thema in de wijk/de stad Benoemen van het thema en uitnodigen om daarover in gesprek te gaan. Nieuwsgierig zijn, ontdekken wat er is en uitnodigen om mee te bouwen. Knooppunten zichtbaar en toegankelijk maken met behulp van verschillende media. T Wat is op dit moment het thema? T Met wie ben je daarover in gesprek? T Wie steunen of dragen het thema? T Wie in de stad of wijk weten wat van het thema? T Wat weet je zelf van het thema en hoe maak je dat zichtbaar? T Hoe maak je toegankelijk wat anderen weten van het thema? 2. Jongeren bouwen mee aan jongerenwerk Uitnodigen van jongeren om een rol te spelen bij het
organiseren van jongerenwerk als netwerkprogramma. T Hoeveel jongeren zijn actief betrokken? T Welke rollen spelen de jongeren? T Hoe zelfstandig kunnen ze hierin handelen en hoe ondersteun je dat? T Waar kun je ze nog meer op uitnodigen? T Welke jongeren wil je nog betrekken? T Welk thema kan voor hen een motor zijn? 3. De eigen ambities en initiatiefkracht van jongeren Aandacht voor de eigen kracht van jongeren en de mogelijk-heden om initiatieven te nemen T Hoe nodig je jongeren uit om vanuit eigen kracht een initiatief te nemen? T Welke jongeren wil je (nog) bereiken? T Waarmee kun je de initiatiefkracht van jongeren ondersteunen? 4. De omgeving ivmJongeren Voorbereiden van de omgeving ivm jongeren T Hoe ziet in de wijk of de stad het netwerk van ambassadeurs en schakels eruit dat het thema steunt of in brede zin het jongerenwerk en de initiatieven van jongeren steunt? Hoe uitnodigend is de omgeving voor jongeren om T initiatieven te nemen? T Hoe benut je dit netwerk ? T Wie zou je daarbij nog willen betrekken? T Hoe ga je contact maken? T Mis je nog iets?
7
Netwerkprogramma
Wijk bij Duurstede In Wijk bij Duurstede doen de jongerenwerkers Gerda van Berkel en Eno Middelham van Stichting Binding mee aan het netwerkprogramma ivmJongeren. Zij werken vanuit het Wijkhuis. Dit is het ontmoetingspunt van de jongeren, er worden inloopavonden en activiteiten georganiseerd en verschillende soorten vrijwilligers zijn actief. Als thema voor met name het tienerwerk heeft Gerda gekozen voor ‘Plek in Wijk’ en Eno voor de wat oudere jongeren: ‘’Jongeren een stap vooruit’. Gerdine van Ramshorst is vanuit Eigentijdse Verbindingen hun praktijkbegeleider.
Ondersteunen van initiatiefkracht en netwerken Ondersteunen van initiatiefkracht is voor jongerenwerkers heel natuurlijk. Toch is er juist op dit punt een verschuiving opgetreden in de houding van Gerda en Eno. Die verschuiving betekent dat ze jongeren meer vaardig maken om zelf hun stappen te overzien en te onderzoeken hoe ze anderen daarbij kunnen inschakelen. De jongerenwerkers hebben met name veel gebruik gemaakt van de netwerkanalyse, waarmee jongeren het netwerk rond hun initiatief in beeld brengen. Elke jongere die op een gegeven moment iets wilde, kreeg van Gerda een papier onder zijn neus met de uitnodiging een netwerkanalyse te maken. En dit werkte. De jongeren kregen door het netwerk in beeld dat ze niet alles zelf hoefden te doen en dat ze deze methode voor veel dingen waar ze mee aan de slag willen, kunnen gebruiken. Het netwerk op papier fungeerde als geheugensteuntje bij het bespreken van hun initiatief. Soms werkten jongeren die betrokken waren bij een initiatief op verschillende tijden
Stimuleren van eigen middelen en mogelijkheden was ook een uitdaging toen een groep jongeren uit Langbroek om ondersteuning van het jongerenwerk vroeg en daar op dat moment weinig ruimte voor was. De initiatiefgroep wilde een eigen plek realiseren. In Langbroek was geen accommodatie voor de jongeren. Eno, de jongerenwerker had weinig tijd, maar met een beetje ondersteuning van Eno en de netwerken van de jongeren is in korte tijd een vaste inloopavond gerealiseerd in het dorpshuis. Het in beeld brengen van het netwerk en de voorbereiding van de acties van de initiatiefgroep zijn de belangrijkste acties geweest.
Werken vanuit een thema
Circusweek
Een van de uitgangspunten van het netwerkprogramma ivmJongeren is dat de jongerenwerker alles wat hij onderneemt verbindt met het jaarthema. Hierdoor wordt de onderlinge samenhang en werking van activiteiten versterkt en terugkerende gebeurtenissen steeds nieuw leven ingeblazen. Voor een bepaalde periode staat dat thema centraal in je werk. Gaande weg werd dit steeds logischer voor Gerda en Eno. Mensen en activiteiten werden steeds bewuster en explicieter aan het thema gekoppeld, vrijwilligers en anderen werden bevraagd op hun interpretatie van Plek in Wijk via Facebook, fotowedstrijden, gesprekjes. Hiermee organiseer je het werk van je eigen persoontje ‘af’ en meer samen met anderen. Het thema werkt als katalysator en maakt dat er verbinding ontstaat tussen alles wat er gebeurt. Hierbij hoort ook het aansluiten bij wat er verder in de stad gebeurt, zoals het cultuuronderzoek onder jongeren van de cultuurmakelaar en het jaarlijks organiseren van de circusweek met brugklassers van het Revius.
Op de eerste ochtend van de circusweek oefent de docent Lichamelijke opvoeding circusvaardigheden met de jongeren. Als Gerda erbij komt laten ze zien wat ze kunnen. Nu is het de tijd om de techniek aan het thema Plek in Wijk te koppelen. De jongeren tonen de foto’s van hun Plek in Wijk aan elkaar, ze worden besproken. De beelden blijken onderverdeeld te kunnen worden in vier invalshoeken van ‘Plek in Wijk’; plekken in de natuur/ buiten, uitgaan, sport en thuis.
Circusvoorstelling “Dit is mijn plek in Wijk” Jongeren leren speels onderzoeken en creatief vormgeven van hun initiatief. In onderstaand voorbeeld volgen we de stappen die Gerda van Berkel, tienerwerker in Wijk bij Duurstede zet om een jaarlijks terugkerende activiteit te verbinden aan het actuele thema ‘Plek in Wijk’. Ze laat daarbij mooi zien hoe je jongeren op een speelse wijze kunt betrekken bij het onderzoek naar je thema en hoe ze daar creatief vorm aan kunnen geven middels een voorstelling.
Voorbereiden In het kader van kennismaken met Maatschappelijke Stage voor brugklassers wordt er jaarlijks een activiteit verzorgd door de jongeren/tienerwerker op het Revius College in Wijk bij Duurstede. ‘Plek in Wijk’ is het thema van Gerda en dat thema introduceert ze enkele weken voor aanvang van de circusweek in de klas waar ze met de leerlingen komt praten om de circusweek voor te bereiden. De centrale vraag is: hoe zien de jongeren hun ‘Plek in Wijk’? In een groepsgesprek passeren persoonlijke voorbeelden en mogelijkheden de revue. Gerda nodigt iedereen uit een foto te maken van zijn of haar ‘Plek in Wijk’.
sport
buiten/natuur plek in wijk
uitgaan
thuis/kamer
De foto’s worden in de ruimte gelegd en jongeren kiezen aan welke invalshoek ze hun act willen ophangen. Ze bespreken welke circustechnieken ze willen gebruiken en hoe de act zal heten. Waar moeten ze allemaal aan denken en wie kennen ze die hun daarbij kan helpen? De voorstelling wordt getoond aan kleuters, dat bepaalt dat de acts herkenbaar moeten zijn voor die leeftijdsgroep. Zo wordt bijvoorbeeld de vertaling van de invalshoek buiten/natuur “piraten act op zee” en een “humoristische worstel act” gaat over de openbare ruimte. Vervolgens besteedt Gerda aandacht aan wat er specifiek is aan een circus en de invloed van muziek in een voorstelling. Na verschillende voorbeelden te hebben gehoord en besproken krijgen de jongeren als huiswerk mee om na te denken over een verhaallijn en een passend muziekje bij hun act. Kinderen met weinig affiniteit tot bewegen kiezen een taak in de decorbouw of de registratie van de voorstelling. De volgende dagen wordt er in kleine groepjes druk geoefend op de acts en hard gewerkt aan het decor. Regelmatig presenteren de jongeren de acts aan elkaar zodat ze veel feedback ontvangen en goed weten waar ze verder aan kunnen werken. Gerda speelt een stimulerende en structurerende rol en laat de jongeren zoveel mogelijk met elkaar uitzoeken.
Voorstelling aan dezelfde netwerkanalyse en vulden elkaar aan. De tieners bleken heel creatief in de vormgeving van de netwerkanalyses. Ze gebruikten kleurtjes, tekeningen en symbolen waardoor een netwerkanalyse iets bijzonders werd. Ook maatschappelijke stagiaires van 13/14 jaar konden goed uit de voeten met het instrument en gebruikten deze o.a. bij het organiseren van een Valentijns avond vol zoete films en lekkernijen. Andere activiteiten die jongeren organiseerden zijn een graffitiworkshop, metal avonden, kookclub, scooterdag.
8
Na drie dagen oefenen is het zover: de jongeren uit de brugklas geven een circusvoorstelling aan kleuters met als thema: Dit is mijn ‘Plek in Wijk’. De voorstelling is een succes, ongekende talenten komen naar voren, de kinderen genieten. In de nabespreking komen de onderlinge samenwerking en het materiaalgebruik als positieve punten naar voren. Een van de brugklassers heeft filmopnamen gemaakt van de voorstelling, voor iedereen komt deze opname op een DVD te staan en zoals dat gaat tegenwoordig, zijn de resultaten ook op http://www.youtube.com/watch?v=_mKPI2jedqk te zien.
9
Eno en Gerda hebben het werken met het netwerkprogramma dit jaar afgerond met een tentoonstelling. Op de tentoonstelling zien we de netwerkanalyses, posters van initiatieven, de foto’s van jongeren die hun plek in wijk hebben gefotografeerd, een doolhof met stappen over het werken aan netwerkverbindingen en collages. Zo wordt alles wat er dit jaar is gebeurd nogmaals zichtbaar gemaakt.
De tentoonstelling
10 Helaas! Natuurlijk wil je helpen. Je ziet allemaal mogelijkheden. Helaas haal je de motivatie bij de jongeren weg. Ze gaan nu in opdracht van jou werken. En dat is niet leuk. Wat leuk begon, is voor de jongeren nu een last geworden, met allerlei regelzaken. Bovendien voelt het niet meer als hun eigen idee. Hoe zou jij het vinden als je een idee hebt, en een ander je gaat vertellen hoe je dit moet uitvoeren?
Goed zo! Jongeren komen met het initiatief. Zij willen graag iets ontwikkelen en op poten zetten. Dat is een kracht die we moeten koesteren. Door hen serieus te nemen en te kijken hoe we hen kunnen ondersteunen, nemen we ze serieus. Niemand vind het leuk als een ander een goed idee van je overneemt en daarmee aan de haal gaat. Ook jongeren niet. Door duidelijk te zijn dat het hun idee is en dat je ze graag wilt ondersteunen en begeleiden bij het ontwikkelen hiervan, kunnen zij hun initiatiefkracht behouden. De motivatie zal net zo groot zijn als hiervoor, en het blijft voelen als hun project.
Optie 2: De jongeren gaan kijken wie er allemaal in hun omgeving zitten die het leuk zouden vinden om mee te denken met dit initiatief. Er wordt een netwerkanalyse gemaakt
Goed zo! Zonder dat veel mensen het weten, bezitten ze een groot netwerk. Een netwerk, met allerlei mensen met verschillende kwaliteiten. En zij willen graag helpen en hun steentje bijdragen. Via de netwerkanalyse wordt duidelijk hoe groot het netwerk is. Iedereen brengt elkaar op nieuwe ideeën en verbindingen, waardoor er een veelvoud aan ‘helpende handen’ ontstaat. Vele handen maken licht werk.
Optie 1: Er wordt een overzicht gemaakt van de taken die uitgevoerd moeten worden. Iedereen uit de groep krijgt een doerak, die ze zelf uit moeten gaan voeren. Er wordt een vervolgafspraak gepland.
Helaas! Natuurlijk wil je helpen. Je ziet allemaal mogelijkheden. Helaas haal je de motivatie bij de jongeren weg. Ze gaan nu in opdracht van jou werken. En dat is niet leuk. Wat leuk begon, is voor de jongeren nu een last geworden, met allerlei regelzaken. Bovendien voelt het niet meer als hun eigen idee. Hoe zou jij het vinden als je een idee hebt, en een ander je gaat vertellen hoe je dit moet uitvoeren?
Goed zo! De jongeren hoeven niet alles zelf te doen. Er is ondersteuning, waardoor de last op hun schouders een stuk minder zwaar is. Bovendien hebben ze de leiding over hun eigen idee en dat voelt goed! Ze hebben een belangrijke stap gemaakt. In plaats van te kijken naar wat zij moeten doen, betrekken ze het netwerk erbij. Ze kijken nu als een projectmanager naar dit initiatief, waardoor er veel meer ruimte is om te genieten.
Helaas! Zorg ervoor dat de druk niet te hoog wordt. Probeer ze in hun kracht te zetten en de takenlijst niet te lang te maken. Benut het netwerk, dat helpt graag! Als je mensen achter hun broek aan moet zitten, komt dat vaak omdat ze geen zin hebben om er mee aan de slag te gaan. Het oorspronkelijke enthousiasme is ergens verloren gegaan. Praat hierover. Zorg ervoor dat de groep achter het initiatief blijft staan. Anders is de motivatie weg en heeft het initiatief geen kans van slagen.
Nee Jongeren hebben maar een klein netwerk en verwachten dat alles voor hen geregeld wordt. Ze hebben geen organisatiekracht en moeten vooral in de uitvoering staan. Een netwerk aansturen kunnen ze pas als ze volwassen zijn.
Je bent uit het doolhof gekomen! Het afgelopen jaar hebben we via de netwerkmethodiek gewerkt. In deze periode zijn er bijzondere verbintenissen tot stand gekomen en is het veel beter gelukt om jongeren hun eigen initiatief uit te laten werken. Een voorbeeld hiervan zit in Langbroek. Een groep van 7 jongeren is vorige maand gestart met een inloop, waar de eerste keer liefst 30 jongeren op af kwamen. Ze waren erg trots op zichzelf.
Fantastisch!
Ja Jongeren vinden het fantastisch om serieus genomen te worden. Ze zijn in staat om procesmatig te denken en te werken, een ieder op zijn eigen niveau. Door het netwerk aan te boren, is de last op de schouders van de jongere veel minder zwaar, waardoor er meer van het initiatief genoten kan worden.
Stap 4 Het netwerk is in beweging. Mensen kunnen en willen helpen. De jongeren sturen dit netwerk aan onder begeleiding van de jongerenwerker.
Optie 2: Vanuit de netwerkanalyse zijn een aantal personen naar voren gekomen. Deze worden benaderd en gevraagd mee te denken aan de ontwikkeling van het initiatief en verder te kijken in hun netwerk. De groep stuurt het initiatief aan en betrekt het netwerk bij de ontwikkeling en uitvoering van het initiatief
Optie 1: Iedereen achter zijn broek aan zitten en lange takenlijstjes. Iedereen heeft een rol, en moet dus ook zijn afspraken nakomen! Controleren, controleren en nogmaals controleren
DOOLHOF
Stap 2 De jongeren zijn betrokken bij het project. Ze willen aan de slag. Hoe kun je de jongeren ondersteunen bij de ontwikkeling van hun initiatief?
Optie 2: De jongeren vertellen over het initiatief. De jongerenwerker luistert en neemt de leiding. Hij belooft een aantal zaken te regelen en ze op de hoogte te houden van ontwikkelingen. Het initiatief ligt bij de jongerenwerker.
Optie 1: De jongeren vertellen over het initiatief. De jongerenwerker luistert en vertelt daarna over zijn rol als jongerenwerker. Hij benoemt duidelijk dat hij begeleidt en ondersteunt. Samen met de jongeren kijkt hij wat hun doelen zijn en hoe zij hier naar toe kunnen werken. Het initiatief ligt bij de jongeren.
Methodiek netwerkprogramma
Stap 3 De groep heeft een netwerkanalyse gemaakt. Hoe blijft iedereen gemotiveerd?
Voor Gerda werd het heel vanzelfsprekend om zo met jongeren aan de slag te gaan. Dit waren haar stappen: T Combineren van het jaarthema van het jongerenwerk met de jaarlijkse circusactiviteit T Met jongeren in gesprek over het thema, diversiteit in beeld brengen T Verdiepen door jongeren zelf beeldmateriaal te laten verzamelen, in dit geval foto’s van hun ‘Plek in Wijk’ T Het thema via vier invalshoeken betrekken bij de circusacts en de doelgroep van de voorstelling T Jongeren aan hun initiatief laten werken vanuit eigen opvattingen, talenten en feedback en met gebruik van hun netwerk T Vastleggen van processtappen en eindresultaat in beeldmateriaal.
Stap 1 Een groep jongeren heeft een initiatief. Dit willen ze ontwikkelen en roepen de hulp in van de jongerenwerker. Er wordt een afspraak gemaakt en er volgt een ontmoeting. Hoe zorg je ervoor dat jongeren betrokken zijn en blijven?
Drie jongeren die via dit project kennis hebben gemaakt met het jongerenwerk van Gerda zijn vrijwilliger geworden in het jongerenwerk.
Eno Middelham, jongerenwerker
11
PRAKTIJKBEGELEIDING . . . .
HOE DOE IK DAT?
Gerdine van Ramhorst, praktijkbegeleider Doorslaggevend:
Wat neem je waar: postkoets of automobiel?
Praktijkbegeleiding ivmJongeren netwerkprogramma
Overlast of jongeren met potenties en netwerken?
januari 2012
Gerdine van Ramshorst Stichting Eigentijdse Verbindingen
ik at doe ider. D d begele e. Het is altij k ij t k van pra ij Duursted daaruit de ie d is b n k an ongere uiten, en Wij n hoe we v en. In mijn a ivmJ k e b gramm e West, Ede ijk gebeurt erkmethodie t kom ik op ro p rk d e e kt t netw e locaties: E r in de pra oor de netw p een rijtje z e h in l e d ri o Mijn ro plezier op d horen wat ndersteund en. Als ik ze n in l o prekke e nt te de ges r wat de met ve nnend om nen zetten, l uitgangspu ik ls A aa pa e. un nta ierig n , wat er eilijkst weer s ppen k door een aa ieuwsg het mo ijn de sta n evens n en ben ik n , blij over z volgen t ik me leide t is een of it a ind. D zitten ttig. Op de te late m e s e n lo werk la nde: e m n p u e e o n g z n l r in e e t a e e e a h t lg c h w e a s , de vo rpunt start m ebben n som lle verw n anke 1. Ik probeer ik a te melden h rijk, afdwale aar. g is mij . Het is de g in lk rs n e ga, id e ij la le rk b e e rt nwe zijn b r toch weer kbeg ij hoo n de jongere is. Details praktij daar b te ken va is rd alles la erpunt. In de en alles wat praktij ij e rb a D a l. gebeu anier komt k D a a n m mijn a rkprogramm ar toe verta ankerpunt. situatie a andere idelijk over k it e praktij er en n n anuit d t netw ben du ma he s interprete bevraag ik v s die in elke ijk te ordene 2. Ik entrale the kt ipe alle en c ra k ik n p e ri c e it p f re d u o rk sp m ar netwe lpen o an wa zie, be n als je filter v werkers be peel met de principes he ateriale s n rk e re ik , e w t d g e ouwm rs het meest n en b jon e n id ij D le z . . k n e is ten ls jge ktij erke de pra ers vorm kri wat er gaand ktijkelemen jongerenw mij de sleute p nd pra ag in aar de rmen voor ra w g weer a meer zicht o at er is. Alle n e je k il vo w en de za zaken rijgt, daar w de andere en gev reatief met ppen. Maar e. Die c sta grijkst ergie van k emen vallen n e d bouw la n e Ik e b n 3. ijn het op volg ar je e initiatief in n veel bezint an krijgen, z n. Want wa r in zo v ers hie aa cipes r de n e ri v p o energie verder te g ngerenwerk un plek. rk n netwe me verbaze h jo ee e p e d o m d h r ls c m o n o A o e tis emen! Juist d , blijf ik leren utoma ondern en meestal a ook leren. krijgen t n ik n e ie jf z m li e t ele lf b n. te, ze en vorm pgang erva enslot raktijk 4. T chillende p heden en die vers elijk g, mog werkin
Nieuwsgierig naar de praktijk, kijken, luisteren
Opdracht Uitdaging:
Inspiratie, expertise en ondersteuning bieden aan de jongerenwerkers bij het handen en voeten geven van het netwerkprogramma in de dagelijkse praktijk
Creatief bouwen met alles wat zich aandient
Mijn vertrekpunt:
De praktijk zien, beluisteren en ordenen met de bril van het netwerkprogramma, de netwerkprincipes en methodieken
Uitkomst:
Visie:
Netwerkprincipes verbinden en ordenen, geven inzicht en overzicht
Herhalend patroon I De praktijkbegeleider vertrekt vanuit de principes van het netwerk programma de jongerenwerker vertrekt vanuit zijn thema bij alles wat hij onderneemt
In de gesprekken:
Op zoek naar: waar krijg je energie van? Verder bouwen vanuit wat werkt in deze context en bij deze persoon
Herhalend patroon II Resultaat:
De jongerenwerker bouwt aan netwerken vanuit zijn thema zo doet de jongere dat vanuit zijn initiatief
Inspiratie en handvatten voor morgen
Ervaring:
De praktijk biedt genoeg bouwstenen
Herhalend patroon III Netwerkontwikkeling in de initiatieven van jongeren en in hun brein!
12
Mijn houding:
Als de jongerenwerker weer met de voeten in de modder staat
13
WERKPLAATS JONGEREN ONDERNEMEN IN RHENEN
Quote bejaarde: “Ik wist niet dat de jeugd van tegenwoordig nog te porren was om oude mensen te helpen, op straat lijken het wel van die rakkers, maar als het puntje bij het paaltje komt weten ze ook van aanpakken.” Quote jongere R: “Het gaf me echt een tof gevoel, ik ben er ook trots op wat ik gedaan heb om iemand te helpen die geen geld heeft. Heel veel mensen denken dat we alleen maar op straat hangen, maar we willen echt wel helpen als het nodig is.”
Jongerenwerkers Mohand Elkhoulati en Kees de Bree In 2010 thema: Jongeren thuis in Rhenen
In 2011 thema: Werkplaats jongeren Ondernemen
“In 2010 zijn we gestart met het netwerkprogramma ivm jongeren. In eerste instantie kwam als thema naar voren: ‘Elkaar vinden’. Dit omdat wij als jongerenwerkers merkten dat jongeren elkaar niet of nauwelijks kennen. Een paar weken later kristalliseerde dit uit in: ‘Jongeren Thuis in Rhenen’. We kwamen erachter dat jongeren heel weinig plek hebben in Rhenen. Ook vroegen we ons af of er wel genoeg plekken zijn waar jongeren een thuis hebben. De huidige ontmoetingsplaats (HONK) is te klein, een onveilige plek - ook voor meiden, en is nodig aan vervanging toe. “
“Dit jaar hebben we het thema ‘werkplaats jongeren ondernemen’. Vanuit dit thema werken we aan een stevige omgeving voor jongeren. Uitgangspunt is dat Rhenen ziet dat jongeren zichtbaar worden. Dat resulteert weer in betrokkenheid van de burger bij de jongeren. We werken meer en meer vanuit de methodiek van het netwerkprogramma ivmJongeren.”
Jongereninitiatief Koninginnedag Via het netwerkprogramma hebben we geleerd nog veel meer het initiatief bij jongeren te laten en dat te ondersteunen.
En we hebben een tafelkleedgesprek gehouden met jongeren en ondernemers. De ontmoetingen tussen jongeren en ondernemers inspireerden niet alleen de jongeren, maar ook de ondernemers. Wat een enthousiasme van de ondernemers om met jongeren in contact te zijn en bijvoorbeeld hun eigen verhaal te vertellen. Over hoe ze begonnen zijn, wat ze ervoor hebben moeten loslaten en wat het oplevert om ondernemer te zijn.
Quote jongere K: “Wanneer gaan we weer verhuizen Kees, en kunnen we niet een bedrijfje beginnen hierin met jullie of zo?”
In gesprek Het gaat erom met jongeren uit te vinden hoe Rhenen als stad een ‘werkplaats’ kan zijn voor ondernemende jongeren. We zijn begonnen met een gesprek tussen jongeren en politici. We hebben op deze avond ook netwerkanalyse gedaan op een tafelkleed. Uit die netwerkanalyse zijn weer namen gekomen van mensen die een link hebben met de jongeren en die we uit kunnen nodigen voor een volgende ontmoeting.
Koken en plannen maken bij de maaltijd Investeren in de relatie met jongeren.
Ook de jongerenwerkers ondernemen En wat een inzet van ondernemers om met jongeren mee te denken over het organiseren van Rhenen als werkplaats voor jongeren en leuke klussen te bedenken waarin jongeren kunnen ondernemen. Dat het zo’n vlucht zou nemen hadden de jongerenwerkers wel gedroomd maar niet verwacht. Toch heeft dat heel veel te maken met de eigen ondernemendheid van de jongerenwerkers. Ze zijn een voorbeeld van hun eigen initiatief. Dat is misschien ook wel een reden waarom het zo wordt ondersteund door de ondernemers.
Netwerkanalyse collega’s Alleman Welzijn Ook binnen Alleman zijn we met de netwerkanalyse aan het werk gegaan.
Klussen Dit jaar hebben jongeren regelmatig geholpen met verhuizen of klussen. Jongeren hebben een bejaarde meneer verhuisd naar een bejaarden huis, een mevrouw geholpen met de verhuizing naar een nieuwe woning en meubels in het raadhuis versjouwd. Jongeren maken filmpjes en foto’s van Rhenen.
14
Netwerkanalyse jongeren en politici.
15
Bespreken van het concept ‘werkplaats jongeren ondernemen’
Het concept
Met ondernemers en andere betrokkenen bij de werkplaats
De Werkplaats Jongeren Ondernemen te Rhenen is een plaats waar jongeren in hun vrije tijd kunnen klussen, ontmoeten, ondernemen en contacten leggen. De Werkplaats Jongeren Ondernemen daagt jongeren uit om initiatiefkracht en ondernemerschap te ontwikkelen. Via de werkplaats bouwen jongeren aan contacten en investeren samen met ondernemers en andere betrokkenen in de eigen buurt. Ondernemers en andere betrokkenen kunnen participeren in de werkplaats. Naast een financiële bijdrage wordt iedereen uitgenodigd om eigen ondernemerskwaliteiten te delen met jongeren en/of maatschappelijke klussen aan te bieden of te vinden.
De Werkplaats Jongeren Ondernemen bestaat uit vier onderdelen:
Jongeren communicatiewerkplaats
Van thema naar een fysieke werkplaats
Klussendienst Jongeren ondernemen in hun vrije tijd en in de buurt. Jongeren doen maatschappelijke klussen, zoals opruimen in de buurt, verhuizen van ouderen, helpen bij festiviteiten, opknappen van spullen voor de kringloop, flyers rondbrengen voor ondernemers enzovoort.
Een belangrijke pijler van de werkplaats is het contact en de communicatie tussen jongeren en omgeving. En het zichtbaar maken met diverse media van alles wat er wordt ondernomen in en vanuit de werkplaats.
Inmiddels heeft de werkplaats ook fysiek zijn plek gekregen. Eerst in de vorm van een bouwkeet via een ondernemer in Achterberg. Ideaal om mee te nemen bij klussen op locatie. En nu ook een echte werkplaats met werkruimtes. De ondernemers hebben de jongerenwerkers ondersteund bij het huren van het pand en het beschikbaar stellen van gereedschap en materiaal. En de gemeente heeft voor 2011 en 2012 een subsidie toegekend, waarmee het pand wordt gehuurd en een deel van de inrichting is gefinancierd. En samen met Eigentijdse Verbindingen is het concept van de werkplaats uitgewerkt.
Werkplaats jongeren ondernemen Klussenwerkplaats en ontmoetingsplek De centrale werk- en ontmoetingsplek van de Werkplaats Jongeren Ondernemen bestaat uit een locatie waar jongeren kunnen sleutelen, timmeren, spullen repareren enzovoort, maar ook gewoon kunnen binnenlopen en aanwezig zijn.
Leerwerkplaats Ondernemerschap Tenslotte is de werkplaats een leerwerkplaats voor jongeren die willen ondernemen in werk en vrije tijd, het ondernemerschap willen leren of ondersteuning vragen bij een initiatief. Hierbij wordt intensief samengewerkt met ondernemers. Ondernemers, maar ook de jongerenwerkers en jongeren, die ondernemend in de werkplaats staan, zijn hierbij rolmodel.
Presentatie netwerkprogramma ivmJongeren bij Dag van de jongerenparticipatie in Utrecht. Presentatie netwerkprogramma ivmJongeren bij Dag van de jongerenparticipatie in Utrecht.
Een groep van 5-10 jongeren is bezig om de werkplaats in te richten, werkbanken te timmeren en gereedschap op te hangen. Deze 5-10 jongeren zijn de schakels. Zij kunnen een groep van 30-50 jongeren bereiken en ook mobiliseren voor klussen.
16
17
Welkom in de samenleving Dr. F.M.R.C. Basten
Over het gezamenlijk vertelde verhaal ivmJongeren Het onderzoeksverslag ‘Welkom in de samenleving’ bestaat uit twee verhalen. Het eerste verhaal (pagina 19) is van Rhenen dat we als praktijkvoorbeeld nader hebben onderzocht. Het tweede verhaal (pagina 42) is het bredere verhaal van de opdracht van jongerenwerkers, hun managers en gemeenten. Her en der in de verhalen staan gekleurde kaders met uitspraken uit theorie en literatuur over de thema’s die in de verhalen naar voren worden geschoven. Deze plaatsen de concrete ervaringen en betekenissen van de betrokkenen in een groter verband.
De verhalen van het onderzoek in deze Netwerknieuws zijn een samenvatting. Het totale onderzoeksverslag kunt u lezen in een aparte uitgave van Eigentijdse Verbindingen, getiteld Welkom in de samenleving. Een gezamenlijk verteld verhaal ivmJongeren in drie Utrechtse gemeenten (Stichting Eigentijdse Verbindingen, 2012). Daar wordt ook de methode van onderzoek nader toegelicht.
Het verhaal als onderzoeksmateriaal Verhalen vertellen ons iets over hoe mensen betekenis geven aan de wereld waarin ze wonen, werken en leven, wat ze belangrijk vinden en waarom. Voor netwerkprogramma in verband met Jongeren zijn verhalen verzameld in interviews, regiobijeenkomsten en gesprekken met de opdrachtgever en praktijkbegeleider. Door uitspraken als narratieven te analyseren, werden patronen zichtbaar, zoals terugkerende thema’s of dominante perspectieven. Op deze manier ontstond inzicht in de achterliggende logica’s die tezamen de gezamenlijke verhaalwereld rond jongeren in de samenleving construeren; dit is de verhaalwereld waar de jongerenwerkers mee te maken hebben en waar ze aan bouwen. Deze patronen hebben geleid tot een herordening van de uitspraken uit de transcripties tot een gezamenlijk verteld verhaal, waarin de verschillende logica’s tot hun recht komen. Het resultaat is niet een op consensus gericht verhaal waarin iedereen het met elkaar eens is. Integendeel. Het verhaal laat zien wat de wereld van de betrokkenen is. Dat is het representatieve deel van een narratief. Het verhaal laat ook zien hoe ze die wereld opbouwen. Dat is het constructieve deel. Hoewel ieder dat op eigen wijze doet, zijn er wel overeenkomsten en verschillen te vinden. Dat zorgt voor de dynamiek in het gezamenlijk vertelde verhaal.
18
Het verhaal als ordeningsprincipe Een verhaal geeft een gebeurtenis weer, maar doet meer. Door te vertellen, roepen we een verhaalwereld op. Daarin lopen personages rond, zijn voorwerpen te vinden en gebeurt iets. De narratieve vorm is een structuur die we gebruiken om ons verhaal te ordenen. Met een narratieve vorm leggen we een betekenisvol patroon op iets wat anders willekeurig en onsamenhangend zou zijn. Behalve een representatie is een narratief dus ook een constructie. Een narratief heeft bijvoorbeeld een begin en een eind. Dat is opmerkelijk, want in de werkelijkheid bestaan geen gebeurtenissen: een narratief is een instrument om die te creëren. Dit klinkt misschien wat vreemd, maar de werkelijkheid kent geen discrete tijdeenheden; die kennen wij eraan toe. Er gebeurt wel van alles in de werkelijkheid, maar het wordt pas een gebeurtenis als wij er een afgebakende eenheid van maken door in een continue stroom van dingen die gebeuren twee mijlpalen te zetten om een begin en eind te markeren. Tussen die palen speelt zich het verhaal (de chronologie van gebeurtenissen) af. Behalve een begin en eind heeft een narratief ook een middenstuk. De relatie tussen de drie delen is die van evenwicht + ontwrichting (begin), ontwrichting + zoektocht naar nieuw evenwicht (midden) en hersteld evenwicht (eind). Tussen twee elkaar opvolgende gebeurtenissen brengen we een als-dan relatie (causaliteit) aan. Deze en de intenties van de personages zorgen voor de ontwikkeling in het verhaal (plot): de ene gebeurtenis brengt de andere voort. Er speelt zich natuurlijk in de periode tussen die mijlpalen nog veel meer af, maar als dat niet van belang is voor het verhaal, dan wordt het niet genoemd. Dat maakt alle vertelde gebeurtenissen in het narratief betekenisvol.
Welkom in de samenleving Dr. F.M.R.C. Basten
Jongeren ondernemen in Rhenen
Voor het verhaal van Rhenen hebben de jongerenwerkers zelf de contacten met te interviewen personen gelegd en ze uitgenodigd om als respondent aan het onderzoek mee te doen. Zo is het onderzoek voor de jongerenwerker onderdeel geworden van de strategie om het netwerk rond hun thema te bouwen.
Aantal gesprekken in Rhenen Jongeren Jongerenwerkers (inclusief stagiaires) Leidinggevenden jongerenwerk Ambtenaren Bestuurders Professionals (maatschappelijk werk, politie, woningcorporatie, zorg) Betrokken burgers Totalen
2 4 1 3 3 4 3 20
We hebben Rhenen als praktijkvoorbeeld nader onderzocht. Dit gezamenlijk vertelde verhaal van Rhenen gaat over de eigen kracht van jongeren, de stad als omgeving en de Werkplaats Jongeren Ondernemen. We beginnen met twee perspectieven die er zijn op jongeren in Rhenen. In Rhenen zijn binnen de gemeente grofweg twee perspectieven op jongeren te vinden en daar zijn twee visies op de ruimte voor jongeren aan verbonden. De eerste is dat jongeren onderdeel zijn van de samenleving en er recht op hebben die plek ook midden in de samenleving in te nemen... Het is een kleine gemeenschap en ik vind dat jongeren recht hebben op hun eigen plek en hebben ook recht hebben op zo’n voorziening. Je kunt beter een voetbalkooi hebben waar ze elkaar ontmoeten en op een leuke manier actief zijn. Natuurlijk zal er een keer rottigheid zijn, maar dat gebeurt nu ook. Soms zichtbaar en soms onzichtbaar, maar ik heb liever dat het op een hele heldere manier zichtbaar is dat er in de samenleving jongeren wonen. In het centrum komen steeds meer oudere mensen wonen vanwege de voorzieningen, maar aan de andere kant zoekt de jeugd die plek op. Niks leuker voor jongeren dan gezien te worden en dat mensen naar je zitten te kijken als je rondhangt. Mensen denken altijd wel: waarom gaan ze niet daar achteraf zitten en bouwen ze een JOP aan de rand van het dorp? Maar jongeren willen ook gewoon gezien worden. Ik vind dat een jongerencentrum gewoon in het centrum van de stad hoort te staan. Het moet eigenlijk onderdeel uitmaken van de rest van de huisvesting. Het valt onder de welzijnsstichting, dus daar zouden ze dan ook gewoon in moeten zitten in plaats van zoveel De rechten op ontmoetingsplaatsen lijken niet helemaal mogelijk aan de rand, dat voelt echt weggeeerlijk verdeeld. Pleinen en straten worden probleemloos stopt. Ik vind dat je ze midden in de samenopgeofferd aan parkeerplaatsen voor auto’s van volwassenen. leving neer moet zetten. Dat leert die jongeren Jongeren daarentegen ondervinden met hun scooters op de hoek van de straat al gauw veel weerstand. Hangouderen ook om midden in die samenleving te acteren, hebben aanzienlijk meer rechten op ontmoetingsplaatsen dan dus om die grenzen op te zoeken maar ook om hangjongeren. Vijf jongeren bij een bankje in het park lijken die grenzen te bereiken. En het toont ook aan de bijna per definitie veel meer in termen van overlast benaderd samenleving dat zij onderdeel uitmaken van te worden dan vijf bejaarden. Van jongeren hebben we last. Met hen voeren we een territoriumstrijd over de publieke die samenleving. Je komt soms de gekste plekruimte. De rechten op publieke ruimte zouden beter verdeeld ken tegen, dan staat een jongerenplek echt in de moeten worden. […] Een naar woord voor ontmoetingsplaatgroenzone tussen een weg, recht tegenover een sen is ‘hangplekken’. Hangplekken worden bezocht door politiebureau. Ik zou er als jongere niet eens hangjongeren; een naar woord voor jongeren. (Lees verder op volgende pagina.) naar toe durven, echt helemaal aan de rand van het dorp, zo ver mogelijk weg. Daar los je het
19
probleem niet mee op. Je bevestigt die jongeren in het beeld dat zij er niet bij mogen horen, terwijl die jongeren juist bezig zijn om te kijken hoe zij in die samenleving staan, waar de grenzen liggen die wij voor hen trekken in die samenleving. Daar is helemaal geen plezier, die jongeren willen gewoon in het centrum wonen. De tweede visie is dat jongeren een last zijn voor de samenleving en zo ver mogelijk naar de rand daarvan moeten worden geschoven … Tegen de rand van de stad, wij denken bij de rivier en op plaatsen waar ze zich toch al een beetje ophouden. Want als de politie nu komt, hebben ze als ze weggestuurd worden min of meer het excuus: ‘Waar moeten wij dan naar toe?’ Zij moeten toch ergens zitten en dan zitten ze net buiten de kom op een plek waar ze al min of meer zitten, maar in de open lucht staan. Daar willen wij mee beginnen en als dat lukt, dan willen we kijken of we verder uit gaan breiden. Maar dan hebben ze in ieder geval een plek waar ze kunnen hangen. Dat wordt een beschutte plek, je zou kunnen denken aan een grote abri waar een bankje in zit en waar ze droog kunnen staan. Die plekken zoeken ze nu in het centrum op en dat geeft gewoon overlast. Als zij daar gaan staan, gaat er altijd wat kapot, dan krijg je klachten en dan is het kringetje weer rond, dan gaan de mensen weer bellen. Dus daar zijn wij op dit moment mee bezig en ik hoop dat er iets structureels uitkomt en dat we daar verder mee kunnen gaan. Sinds kort zitten ze, omdat ze een gebiedsverbod hebben, in een groot plantsoen en daar zie je ‘s avonds verder niemand, dus ik heb gezegd: ‘Laat ze maar lekker zitten.’ Als ze ergens zitten waar verder geen overlast is, dan hoef ik daar voorlopig nog niets aan te doen. Je kunt ze niet weg blijven jagen. En nog een klein stukje verder is een school en daar hebben ze zo’n mooie portiek in, dus daar staan ze droog. En ze zitten ook nog bij de rivier, maar daar is eigenlijk ook niemand tot volgend jaar. Daar staat zo’n stenen bank waar niks aan te vernielen is, dus laat ze daar maar mooi zitten. Dus voorlopig zitten ze uit de weg, totdat we iets verzonnen hebben. De ambivalentie binnen de gemeente heeft gevolgen voor de wijze waarop zij zich met haar opdracht bezighoudt. Het is gewoon stom dat er niemand bij de gemeente zit die er zin in heeft. In de vorige collegeperiode is het jongerenwerk uitgebreid, dus dat was al een enorme stap. Maar de tools om vervolgens echt aan de slag te gaan, moeten eigenlijk nog gecreëerd worden. Daar moet nog hard aan gewerkt worden. Jongeren komen langzaam maar zeker wel op de politieke agenda, maar dat duurt vrij lang. Waar het om gaat is dat de gemeenteraad het college opdracht moet geven om met een fatsoenlijk jongerenbeleid te komen. Men heeft nogal gemakkelijk in het verleden gezegd: ‘Ga er maar met de lange lat overheen.’ Wij hebben alleen maar de probleemkant van jongeren en niet de kansenkant in beeld gehad. Men moet niet mij opdracht geven om de jongeren van de straat af te slaan. Je kunt jongerenwerkers wel aan het werk zetten, maar als die geen ruimte krijgen om echt dingen te doen, dan houdt het snel op. Financiële ruimte, fysieke ruimte, bestuurlijke steun. Een bestuur moet ook gewoon tegen die jongeren durven te zeggen: ‘Als Persoonlijke aandacht van een bestuurder leidt tot krachtige jullie dat willen, dan maak ik mij sterk dat dat verbindingen en daadkracht. Wanneer de problemen van een gebeurt.’ Vanaf welk moment komt de jongere escaleren, kan een bestuurder door in te grijpen snel en daadkrachtig tot een oplossing komen. Maar persoonlijke gemeente in beeld om zich voor jongeren aandacht van een bestuurder is niet alleen incidenteel sterk te maken? De verantwoordelijkheid voor noodzakelijk in uitzonderlijke gevallen. Door een tijd lang jongeren ligt natuurlijk voor het grootste gepubliekelijk en persoonlijk commitment te tonen aan het deelte bij de ouders. Mijn opvatting over jonaanpakken van maatschappelijke uitval en daarop persoonlijk benaderbaar te zijn, focus en leiderschap te bieden en geren is dat ze onderdeel uitmaken van de belemmeringen weg te nemen kunnen bestuurders voor samenleving en dat ze bezig zijn om eigen structurele verbeteringen zorgen. Voor individuele jongeren in 2 plekken te ontdekken. Het hangt ervan af hoe je hun stad, maar op langere termijn ook voor het systeem. daarop reageert. Je kunt daar op inhakken en (Vervolg van vorige pagina.) Hazekamp schreef in 1985 al een verhaal over de functie van hangplekken voor hangjongeren. Jongeren hebben graag een zone van vrijheid waarin ze elkaar opzoeken, een eigen vaste plek waar ze zich kunnen afschermen van volwassenen: het symbolisch bezetten van een eigen plek waar geen sociale controle op is. Hangen heeft een negatief imago. Toch vindt De Bil (2004), ontwikkelingspsycholoog, dat het ook positiever bekeken kan worden. Ze beschrijft dat hangen een bijdrage kan leveren aan veel ontwikkelingstaken die belangrijk zijn bij jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. Hangen leidt tot het aangaan en onderhouden van sociale contacten en vriendschappen, het ontdekken van intimiteit en seksualiteit, het vormgeven van een veranderende houding ten opzichte van ouders bij het invullen van de vrije tijd. Hangende jongeren horen van elkaar hoe ze omgaan met ouders, opvoeders en leraren. Daarbij doen ze ideeën op over onderhandelingstechnieken en oefenen die met elkaar en met buurtbewoners, welzijnswerkers en politie. Daar hoort ook grensoverschrijdend gedrag bij. Want hoe kun je experimenteren en grenzen 1 verkennen zonder over grenzen heen te gaan?
20
ongenuanceerd op reageren, maar dat heeft geen zin. Daarbij hebben de jongeren de zorg dat zij zich realiseren dat zij dat doen in een omgeving, dus zij zijn niet geheel zelfstandig. Dus ik vind dat jongeren zelf rekening moeten houden met de omgeving, maar dat de omgeving ook moet accepteren dat er jongeren zijn. Opvoeding, terechtwijzing, daar moet het toch vandaan komen. De buurt heeft altijd wel een aantal mensen waar jongeren zich best wel wat van aantrekken en ik vind dat daar voor iedereen een taak is, want zij maken ook deel uit van onze bevolking als ieder ander. Vroeger had je in een straat allochtoon en autochtoon of jong en oud wonen en die kwamen naar elkaar toe. Het was ‘onze buurt’ en op het moment dat zo iemand in Uit onderzoek blijkt dat sociale netwerken een positief effect hebben op de opvoedkwaliteit van ouders en het gesprek gaat met die jongeren, dan merk je dat opgroeiklimaat van kinderen. Professionals zouden meer dan ze het leuk vinden als iemand iets met ze doet. nu sociale netwerken kunnen benutten of stimuleren in het Die rijke jongeren zijn ook jongeren en er moet belang van kinderen. De overheid heeft hierbij een rol op de achtergrond, maar helpt door met faciliterend beleid te ook contact zijn tussen de gelovigen en de 3 investeren rondom kinderen. ongelovigen, tussen arm en rijk, tussen man en vrouw of jong en oud. It takes a village to raise a child. Daar zijn ook weer grenzen aan. Wat ik bijvoorbeeld merk in de kerk is dat er veel jongeren zijn, zeker bij echtscheidingen, die het moeilijk hebben en dat ze dat binnen de kerk proberen op te lossen. Het blijkt vaak dat daar heel veel in geïnvesteerd wordt, maar wel op vrijwillige basis. Dat is op zich prima en dat is heel mooi, maar soms moet je gewoon professionele hulp proberen te krijgen en moet je het als kerk loslaten, want er zittennatuurlijk grenzen aan wat je als vrijwilliger kan doen. Het gaat soms heel ver binnen de kerken. Dan denk ik: jongens, oei, wat een investering. Zij worden soms ook geclaimd en gechanteerd: ‘Als je dat niet doet, dan maak ik er een eind aan.’ Voor professionals is dat al moeilijke kost, laat staan voor een vrijwilliger die zich verantwoordelijk voelt voor zo’n jongere in de kerk. Er is een zorgwekkende ontwikkeling onder de jongeren, een stukje problematiek door het buiten op straat hangen en stoer doen en doordat ze ook andere grenzen aan het opzoeken zijn, de grenzen van vandalisme en van drugs- en alcoholgebruik in de openbare ruimte. Dat is een continue spanning tussen wat wel en niet mag en ook de ruimte geven aan jongeren om zich te kunnen ontwikkelen. Dat is bij tijden echt weer zo’n piek van jongeren die zich op straat gaan begeven en eigenlijk op zoek zijn naar hun eigen identiteit. Als de jongerenwerkers er niet zouden zijn en ook geen welzijnsstichting die zich bezighoudt met het jongerenwerk, dan was er niet zoveel te doen. Op straat hangen en dingen uitspoken. Hoe maakt de gemeente zich sterk voor jongeren? Wij horen van de gemeente bijna niets. Volgens mij is er een vast budget en daar kunnen wij iets mee doen, maar geen speciale activiteiten voor jongeren. Dat wordt altijd door de jongerenwerkers gedaan,maar door de gemeente wordt weinig gedaan. Want met dat tafellaken waren ook mensen van de gemeente aanwezig. Die deden wel allemaal leuk en aardig mee, maar daarna hoor je niets meer van ze. Je krijgt dan wel vaak het verwijt: ‘Het moet van jezelf komen, je moet naar ons komen,’ maar wat kun je van Vandenbroucke e.a. (2010) constateerden met een quickscan dat het in veel Nederlandse gemeenten niet geweldig goed jongeren verwachten? Ik zou liever zien dat je gaat met jeugdparticipatie. Toch heeft 95 procent van de gelijk die avond een afspraak kunt maken voor gemeentes dat als een van hun beleidsdoelen geformuleerd. een vervolgafspraak, maar zij zijn daar heel Ze vinden het moeilijk de goede toon te vinden. Toch heeft terughoudend in. En als er een alternatief jeugdparticipatie veel voordelen. Het betrekken van de jeugd geeft gemeenten de mogelijkheid maatwerk te kunnen wordt aangereikt door de jongerenwerkers, leveren. Voor de jeugd zelf treedt er een ontwikkelingseffect dan zijn ze ook weer terughoudend. Wij op. Door mee te doen en te denken ontwikkelt de jongere meer hebben overleg, er worden afspraken gemaakt zelfvertrouwen, zelfrespect en sociale verantwoordelijkheid. Hij krijgt de mogelijkheid mee te discussiëren en leert stelling die niet na worden gekomen, dus er wordt nemen. Zodoende kan participatie bijdragen aan de morele, eigenlijk vanuit de gemeente vrij weinig emotionele en sociale ontwikkeling. Veel jongeren willen wel gedaan, met het gevolg dat wij elke keer weer maar zijn teleurgesteld geraakt: ‘hun’ doen er toch niks mee en opnieuw beginnen. Op een gegeven moment je hoort er nooit meer wat van.4 word je het gewoon zat hoe de gemeente reageert. Dus dat zou wel beter kunnen. Op het moment dat je bepaalde afspraken maakt en er worden geen voorstellen gedaan bij het College van B en W, dan houdt het wel heel snel op. Ik denk dat het het belangrijkste is, dat de gemeente wat actiever is in de beleidsvoering. Ik denk dat daar een beetje in te kort wordt geschoten. De gemeente is nu ook met
21
een kerntakendiscussie bezig voor bezuinigingen. Er wordt gekort op van allerlei dingen. De welzijnsorganisatie is hierdoor ook in beeld. Wij proberen dat natuurlijk tegen te gaan. Wellicht met enig succes, maar dan moeten wij allemaal bij de welzijnsorganisatie een rol kunnen spelen bij het helpen van de bevolking om op eigen benen te kunnen gaan staan, dus van de gemeentelijke begroting af te gaan. Dan moet er juist weer geld van de gemeente naar ons toe om dat te kunnen doen, maar we moeten meer besparen dan dat wij de gemeente kosten. Daar moet je dus die dingen inbrengen die de gemeente wil bereiken, met het sein van een dynamische gemeente voor jong en oud. Daar moeten onze doelen in komen en dan ben je weer terug bij wat de stichting en de jongerenwerkers voor de jongeren zouden kunnen doen. Hoe kan Rhenen zich sterk maken voor jongeren? We moeten niet alleen denken vanuit de beperking dat wij moeten bezuinigen, omdat alle creatieve activiteiten dan wegvallen. Het is nu eenmaal zo dat je zonder geld niks kan. Maar geld is niet alles, je moet de ondernemers ook in beweging brengen. Op het moment dat jongeren kleine geldbedragen krijgen om dingen te ondernemen, dan komen ze in aanraking met bepaalde mensen en krijgen ze op die manier ook contact. Hier is een avond georganiseerd met lokale ondernemers die op jonge leeftijd eerst in een bedrijf hadden gewerkt en dat dan hadden overgenomen, of voor zichzelf waren begonnen. Ze wilden kijken hoe dat nou In de directe sociale omgeving is betrokkenheid bij gezinnen was gegaan en wat zij te vertellen hadden over en kinderen ook van groot belang. Dat zorgt voor diversiteit en hoe ze zijn begonnen, hoe ze zo hoog zijn veerkracht. [...] Een gevarieerde sociale omgeving is ook gekomen, dat soort dingen. Die avond was om cruciaal voor de morele ontwikkeling van kinderen. We zijn die jongens en meiden daarover na te laten vaak geneigd om te denken dat hun geweten door instructie wordt aangestuurd. In werkelijkheid ontwikkelt moreel besef denken, dat er heel veel mogelijkheden zijn. zich door te leven in een rijk sociaal netwerk met langdurige Waarom zouden ondernemers zich sterk relaties. Het is als met het leren van een taal. Is de gelegenheid maken voor jongeren en hoe kunnen ze dat in de kindertijd gemist, dan zal het altijd lastig blijven. […] Het doen? Waarom zou ik dat niet doen? Er zijn aanleren van morele intuïties heeft grote overeenkomsten met het aanleren van de eerste taal. Ze ontstaan als heel veel mensen die helemaal niks zien zitten eenvoudige gevoelens over wat goed is en wat slecht, in het en die lopen maar op straat. Als je daar een sociale verkeer. En net zoals het op latere leeftijd aanleren van steentje aan bij kan dragen, ja, waarom niet? de eerste taal vrijwel onmogelijk is en het aanleren van een Die leeftijdscategorie is wel moeilijk. In tweede taal moeizaam en relatief gebrekkig, kan het op latere leeftijd expliciet aanleren van normen het natuurlijke principe zijn het eigenlijk best wel moeilijke opgroeiproces niet of maar heel gebrekkig vervangen. kinderen, maar die avond ging spelenderwijs Cruciale voorwaarden om het proces succesvol te laten en dan hebben die gasten het wel heel erg naar verlopen zijn: voldoende diversiteit (andere volwassenen dan de eigen ouders, grootouders, oudere kinderen) en voldoende hun zin. Dat zijn eigenlijk dingen die je op onderlinge vertrouwdheid. Daardoor ontstaan gezamenlijke school zou moeten doen, maar die daar ook geschiedenissen en kan het empathische vermogen zich beter gebeuren en die ze dan ‘s avonds gewoon zitten ontwikkelen (Preston en De Waal, 2002).5 te doen. Dan denk ik: ja, zo kan het ook. Als we het over deze doelgroep hebben, dan hebben we volwassenen nodig die veel ervaring hebben. Als iemand meer weet dan de anderen, dan moet je gaan kijken hoe je die belemmeringen of drempels weg kunt halen. Voor de één zal dat wat gemakkelijker zijn dan voor de andere. Ik vind het leuk om met jongeren in gesprek te zijn. Je moet die jongens motiveren dat er ook een ander leven is dan dat wat ze nu aan het doen zijn. Ik ben op de technische school begonnen en ik ben daarna gaan werken op mijn zeventiende. Ik heb naast mijn werk al mijn opleidingen gedaan, dus ik ben eigenlijk mijn hele werkzame leven wel heel erg druk geweest met van alles. En als je die jongeren daarin kan bijstaan, dat je ze even net dat zetje geeft dat het iets sneller loopt dan dat het bij mij gelopen is, dat zou niet zo gek zijn. Ja, ik denk dat ze een stukje eigenwaarde creëren, daar geloof ik ook echt in. Op het moment dat ze dingen gaan presteren en ze worden ervoor beloond, dat werkt ook wel. Dat lukt niet altijd, maar dat zou niet zo gek zijn. Ik heb trouwens een driedubbel respect voor de man die deze jongeren bij elkaar wist te trommelen. Dat zou mij nooit gelukt zijn, dus dat is wel leuk. Ik had er eigenlijk helemaal niks van verwacht, want ik wist eigenlijk niet zo goed… Ik kende die jongens wel die daar allemaal zaten, dus ik had eigenlijk echt helemaal niks ervan verwacht, maar het was echt heel positief. En ze zeggen me wel vaker gedag nu, zo is het dan is wel weer. En nou moet ik wel zeggen, die jongerenwerkers doen dat ook wel slim, ze laten die kinderen echt zelf nadenken. Ja, dat is echt wel goed. Soms ook wel lachwekkend, maar soms zie je ook wel dat ze echt erover nadenken en dat is wel erg goed. Het is belangrijk dat je daar aandacht geeft, want waar je aandacht aan geeft, kan groeien. Als een voetballer heel rijk wordt, dan kan hij daar ook wat mee doen. Iedereen heeft een voorbeeldfunctie. Ook al
22
zijn het maar twee of drie mensen, die kunnen een hoop bereiken. Jongeren doen nu mee aan het laken om te kijken wat je moet investeren om een eigen bedrijf te starten. Daarom zijn de jongerenwerkers heel erg enthousiast en actief om met jongeren iets op te zetten. Ik hoop dat dit project een succes zal worden en dat het niet alleen daar bij blijft, maar dat er ook een vervolg komt. Ja, dat men het idee krijgt dat je altijd wat kunt. Gewoon een beetje bijverdienen en zo. Een groot bedrijf is wel een heel groot woord, daar moet je wel heel veel dingen voor doen. Ik was er zelf niet opgekomen om dit te relateren aan jongerenwerk, maar misschien is er wel een relatie, een taak. Het kan geen kerntaak worden van het jongerenwerk, maar een duw waardoor ze op eigen benen kunnen gaan staan. Ik heb het idee dat bewoners, winkeliers en ondernemers wel openstaan voor jongeren, want ze zijn ook naar die avond gekomen en er is ook een winkeliersvereniging. Als er iets is, dan benader je de winkeliersvereniging. Ik denk wel dat ze betrokken zijn, dat er wel enthousiaste winkeliers zullen zijn die wat tijd vrij willen maken om die jongeren op gang te helpen. Of opdrachten te geven of een klusje te laten doen in ruil voor informatie of een half uurtje een goeie babbel met die jongens. Ik denk dat daar zeker kans op is. Wat doet de gemeente om het ondernemerschap van jongeren te ondersteunen? Natuurlijk mogen jongeren mij ook bellen. Ik ga niemand uit de weg als het gaat om een goed gesprek. Maar ik ben ambtenaar en misschien dat iemand van de winkeliers ertussen zal zitten die dat wil doen en die daaraan mee wil werken. Ik denk: er ligt een heel mooi plan, maar er is op dit moment weinig geld bij de gemeentes, dus als je nu met een gigantisch groot plan komt, dan zeggen ze: ‘Ik vind het een mooi plan, maar het kost te veel geld, dus je krijgt het niet.’ Dus ik heb gezegd: ‘Je moet met een klein groepje beginnen en bewijzen dat het je lukt. Als je met vier of vijf jongens begint, dan kun je het misschien opbouwen.’ Ik heb een inventarisatie hier intern gehouden om te kijken wat voor dingen ze zouden kunnen doen. Het is alleen lekker gemakkelijk voor de gemeente. De gemeente heeft een aantal dingen bedacht. Wij hebben die klussen, daar wordt in principe niet voor betaald, wij zorgen voor de faciliteiten en er zal een startkapitaaltje komen. Maar het is dus een eigen bedrijf. De winkeliersvereniging laat ieder jaar een aantal klussen doen en die betaalt hen waarschijnlijk wel. Maar de jongerenwerkers regelen zelf dat ze in ieder geval die klussen uit kunnen voeren. Er komen een aantal evenementen en ik wil kijken of ze daar ook aan mee kunnen werken. Dus dan heb je een start. Wij zijn zelfs al zo ver geweest dat we hebben overwogen om ergens een schaftkeet aan te schaffen van een ondernemer, dat we ze serieus een onderdak kunnen geven en gelijk al een stukje verantwoording. Die keet moet onderhouden worden, die moet een kwastje verf hebben, die moet op tijd open en op tijd dicht, ik denk dat dat zeker mee zal helpen. Ik denk dat het goed is om mee te beginnen. Er komt geld voor een klein keetwagentje, dus het eerste wat ze kunnen doen is die keet naar hun eigen inzicht inrichten. De overlast zal er niet door overgaan, want ze gaan niet dag en nacht werken. Buiten die tijd zullen ze heus niet stoppen met hangen. Alleen, ze kunnen zien dat het vervelend is dat als zij wat gemaakt hebben het meteen daarna kapot wordt gemaakt. Mijn rol zou kunnen zijn om te kijken wat de mogelijkheden en beperkingen van dat soort mensen zijn, dat moet je natuurlijk eerst inventariseren. Dus wat ze willen en wat ze kunnen en waar ze enthousiast mee aan de slag kunnen gaan. Want je kunt een boekhouder wel de tuin insturen, maar dat wordt ‘m nooit. Dus op het moment dat wij die mensen hebben, dan denken wij er gelijk aan om die mensen bladeren en zwerfafval op te laten ruimen. ‘s Winters willen wij er winkeliers bij betrekken die een klusje hebben. Dat heeft een frequentie van één keer in de twee weken bijvoorbeeld, dan maken wij daar een heel schema van, zodat mensen een beetje productief worden binnen dat centrum. Ik weet niet of het de jongerenwerkers lukt om ze aan de gang te houden, maar ik hoop het wel. Ze zijn enthousiast, maar ik weet niet of ze het blijven. Als die jongeren steeds op moeten komen draven voor een klus, ik weet niet of ze daar altijd zin in hebben. Hoe kan het ondernemerschap jongeren verder brengen in de samenleving? Ik denk wel dat jongeren goed worden voorbereid, maar wat er nu op dit moment heel erg speelt zijn de materialistische zaken. Het grootste deel (88%) van de respondenten die iets schrijven Als ik in de buurt waar ik woon zie waar over jeugd en gezin is van mening dat het de verkeerde kant op jongeren van achttien allemaal mee gaat met Nederland. Deze groep maakt zich zorgen over de rondlopen: dure mobieltjes, dure auto’s, dure slechte opvoeding van kinderen. De jeugd wordt geen respect en fatsoensnormen meer bijgebracht. Jongeren ontsporen scooters… Daar moeten ze allemaal voor daardoor steeds vaker en komen terecht in de criminaliteit. [...] werken, ik denk dat de arbeidethos bij ‘Ik maak me met name zorgen over de jeugd. Te verwend, jongeren verschrikkelijk goed is. Maar omdat verwachten veel van anderen, maar zijn zelf erg lui en alleen 6 ze zoveel werken, hebben ze ook veel minder maar gericht op geld en bezittingen om er bij te horen.’ zicht op de omgeving om hun heen. De
23
omgeving is een wat versimpelde weergave van de werkelijkheid, in hun beleving. Met name omdat geld een belangrijke rol speelt, is de maatschappelijke bewustwording daar niet parallel aan. En ik denk dat wij daar nog een paar slagen moeten halen. Je moet het van huis uit meekrijgen. Wij hebben heel veel tweeverdieners hier in Nederland en dat is allemaal heel goed, maar daardoor hebben wij een enorm gat in het vrijwilligerswerk, wat met name wordt gedaan door de vutters en de gepensioneerden nu. Dus kinderen krijgen van huis uit niet mee dat je ook iets voor de maatschappij moet doen. Ik denk dat wij daar in de toekomst nog meer aan gaan werken. Vooral is het belangrijk dat jongeren gezien worden als de helpende jongeren en dat ze niet meer dat negatieve beeld over zich heen krijgen dat ze maar wat lopen te slenteren. Dat ze nou toevallig van de tandarts vandaan komen en toevallig door de winkelstraat lopen maakt niets uit, het is dan toch een slenterende jongere. Maar wij proberen er op deze manier een wat positiever beeld van te maken. Je moet een goeie vertaling maken naar ondernemers, maar je moet ook met de jongeren in contact komen: waarom willen wij dat graag en waarom willen zij dat graag? Je moet vanaf de eerste minuut zeggen: ‘Het zijn welwillende jongens en die gaan dat en dat voor ons doen, ga die nou ook eens anders bekijken. Het kan wel eens een raddraaier zijn geweest in het weekend, maar hij is zijn leven aan het beteren, want hij is nu het centrum schoon aan het vegen.’ Dus dat er eens een andere gedachte komt dan dat iemand die met een capuchon rondloopt automatisch al een raddraaier is, want vaak – en dat begrijp ik van de politie en afdeling veiligheid – schuilt er een heel eenzaam en zielig poppetje achter. Maar het belangrijkste is hoe je het presenteert en hoe je het tekstueel neerzet. Je kunt ook schrijven: ‘Wij hebben een paar raddraaiers en die willen wij wat zwerfvuil op laten pakken, misschien lukt het en misschien lukt het niet.’ Als je het zo gaat publiceren, dan komt het natuurlijk nergens. Maar ik pak het met allebei de handen aan en wat ik ervoor doen moet, dat zal ik ervoor doen. Ik sta vol op de barricaden om hier een succes van te maken, tenminste wat in mijn capaciteiten ligt. En wat ik ook heel erg belangrijk vind is dat het contact waarschijnlijk beter wordt omdat het publiek ziet dat die jongens lekker aan het werk zijn. Dus het is een keer positief in plaats van negatief. Ik denk dat wij de harde randen tussen de verschillende belangengroepen, rondom de jongeren, in ieder geval aan het doorbreken zijn. Op het moment dat een jongere niet meer anoniem is voor een ondernemer en de ondernemer niet meer anoniem is voor een jongere en zij met elkaar in gesprek kunnen komen, moet je in staat zijn om over en weer begrip voor elkaars situatie te creëren. Dat is volgens mij de eerste stap om die harde confrontatie eruit te krijgen, dus iedere stap helpt om ze uit de anonimiteit te halen. En het helpt ook om bij andere mensen begrip te kweken voor de cultuur waarin jongeren leven. Ik denk dat het absoluut helpt dat er ondernemers, bewoners of politici zijn, het helpt gewoon om elkaar te leren kennen. Ik hoop in ieder geval met dat werkproject dat ze ook met elkaar in contact komen en dat er gezegd wordt: ‘Die jongens willen wel’. Nu hebben ze het idee dat ze niks willen en dat ze toch maar rondhangen. Als ze het ondernemerschap goed kunnen ontwikkelen, dan haal je ze ook uit de criminaliteit, dus dat is een goeie ontwikkeling. Je zou als ondernemer kunnen zeggen: ‘Het is jouw probleem,’ maar als je als ondernemer die jongeren een kans geeft, dan wordt er misschien niet meer ingebroken en wordt de buurt misschien wat veiliger, de mensen komen ook met een ander gevoel de winkel binnen. Dus als iedereen een beetje meedenkt, dan creëer je misschien een wat veiligere omgeving. Het gaat over de jongeren die bij de minst stuurbare groep horen. Wat hebben jongeren zelf ondernomen? Het idee heeft zich vanuit het klein ontwikkeld. De jongerenwerkers reden met de bus rond en toen vonden ze die groep. Ze konden ze eerst niet vinden. De deur ging open en er werd een praatje gemaakt. Op een gegeven moment zijn ze de bus in gesprongen; zo stel ik mij dat voor want ik was er niet bij. Het waren vier jongens waar geen land mee te bezeilen is. Toen hebben ze geholpen om een oudere meneer en een mevrouw te verhuizen. Dat zijn weinig kapitaalkrachtige mensen die vragen of iemand mee kan helpen om te verhuizen, want die kunnen geen professionele verhuizer inschakelen. En dat hebben ze gedaan. Ze hebben meubels gesleurd op nauwe trappen in huizen en ze vonden het achteraf prachtig. Dat kan dus ook en dat zou zonder tussenkomst van de jongerenwerkers niet gebeurd zijn. Dus dat zie ik als een goede weerslag ervan. Dan kunnen ze een beetje energie kwijt en ze helpen die mensen. Het zijn geen rijke mensen, denk ik, maar die waren daar buitengewoon content mee. Dus zo kan het ook. Wij wilden eerst verhuizen, klein beginnen, voor mensen die niet zoveel geld hebben. Wij hebben dat een aantal keren gratis gedaan voor mensen die helemaal geen geld hebben. Wij hebben ook een hele dag troep opgeruimd. Hoe kunnen jongeren geholpen worden in hun ondernemerschap? Je kunt ze perspectief bieden of de weg wijzen naar, tussen neus en lippen door, de Kamer van Koophandel of het bedrijfsleven. Je kunt ze helpen in een sollicitatiegesprekachtige setting. Het is een kennismaking om te kijken hoe je een onderneming
24
binnengaat en hoe je je voorstelt: wat zijn mijn kwaliteiten en wat kan ik nou eigenlijk? Dus daarin zou ik jongeren kunnen coachen. Je moet al echt heel jong keuzes maken, ook op school. Daarom denk ik dat jongerencoaches heel belangrijk zijn. Het is goed dat er iemand is als het om overlastjongeren gaat. Zij kunnen vrijwillig naar het maatschappelijk werk en als dat lukt dan is dat prima, maar heel veel jongeren willen niet naar het maatschappelijk werk. Zij hebben niet echt hulpverlening nodig, maar die hebben een maatje nodig. Wat kunnen jongeren zelf nog meer doen? Ik denk dat als je uiteindelijk naar dat acceptatieproces wilt gaan, je dat niet vanuit het bestuur, maar meer vanuit de jongeren moet doen. Jongeren moeten zelf de hort op, die moeten zelf het product gaan verkopen naar de burger toe. Laat maar in de plaatselijke krant zien waar je als jongere mee bezig bent. Jongeren moeten een eigen plek hebben binnen de gemeenschap. Wil je daar uiteindelijk heel veel draagvlak voor krijgen, dan moet dat vanuit onderaf komen, dus vanuit de jongeren zelf. Die moeten laten zien: wij zijn hiermee bezig en wij vinden dit belangrijk. Dat is moeilijk, een paar voortrekkers moeten daar vorm aan geven. De jongerenwerkers kunnen daar verder in begeleiden. Ik denk dat ze op papier moeten zetten welke middelen ze nodig hebben en dan zouden wij kunnen kijken waar wij misschien iets aan bij zouden kunnen dragen. Ik denk dat dat het belangrijkste is. Hoe brengt de Werkplaats Jongeren Ondernemen jongeren, ondernemers, politiek en de rest van de samenleving bij elkaar? Wij zitten hier voor het kleed en wij hebben een netwerkanalyse gemaakt met de Rhenense politiek en zes jongeren. Wij hebben daar twee combinaties mee te pakken: de sociale hoek, dus de linkse hobby, hebben we met dit thema gekoppeld aan de rechtse rakkers van het ondernemen. De VVD was heel positief, maar ook de Progressieve Combinatie. Dus we hebben twee groepen die daar met veel enthousiasme aan mee hebben gedaan. Ze zijn zelfs die avond blijven plakken om ons verder te helpen met ondernemen enzovoorts. Ook zijn er een Er zijn meer dan genoeg jongeren die in kansen denken in aantal jongeren die zelf iets hebben benoemd plaats van in problemen, die talenten hebben in plaats van een waar ze bij betrokken kunnen raken om strafblad, die inspiratie geven in plaats van overlast en die iets van hunleven en hun buurt willen maken. Het is zaak voor dingen te sponsoren via hun eigen bedrijven. beleidsmakers om niet alleen het accent op de risicogroepen te Die hebben zelfs hun naam in de bolletjes leggen, maar om de kansen te grijpen die al deze positief gezet. Zo’n jongere noemen wij dus ook 7 ingestelde jongeren bieden. gewoon een schakel. Een van de eerste dingen die ze hadden opgeschreven is: maak een ondernemingsplan. En we kwamen erachter dat er heel veel pijlen naartoe leiden, waaronder het woord ‘mini-onderneming’. Iemand had opgeschreven: ‘betaald werk kan eruit voortkomen’, dat is dus in samenwerking met die ondernemers. Je zou dus een mini-onderneming kunnen opstarten, om uiteindelijk door te vloeien naar betaald werk, wat gesponsord wordt door ondernemers. En er is een aanjaagpremie vanuit de provincie, die dat zou kunnen financieren. Dus dat je een aantal miniondernemingen met ondernemingsplannen hebt, die je dan samenvoegt. En dat groot ondernemingsplan heet... ‘Werkplaats Jongeren Ondernemen’. Ja, je maakt eigenlijk per minionderneming, per initiatief een ondernemingsplan en alles komt bij elkaar rondom het plan ‘Werkplaats Jongeren Ondernemen’. In feite is Rhenen de werkplaats voor de jongeren en misschien heeft iedere minionderneming weer een eigen ruimte. Maar het mooiste van zo’n plek is als die centraal ligt. Het is je uitvalsbasis. Dat hele verhaal van een pand ligt nu bij de wethouder, maar we kunnen ook vragen of we tijdelijk een ruimte beschikbaar kunnen krijgen. Dat is ook een hele goede, want het is maar tijdelijk en dan kunnen ze sneller ‘oké’ zeggen. Als je die ruimtes zou kunnen inrichten, zou je daar ook huiswerkbegeleiding, stageplekken, cursussen en dat soort dingen kunnen geven. Als we steeds vanuit Werkplaats Jongeren Ondernemen vertrekken, dan boort het woord ‘ondernemen’ weer andere netwerken aan. Jongeren hebben ‘speeddaten met bedrijven’ opgeschreven. Dat vind ik een hele belangrijke. Als je dat met jongeren kan doen, dan kom je bij die businessclubs. Dat zou je dus kunnen organiseren, een speeddate met bedrijven en jongeren, via diegenen die de bedrijven kennen. Dat zijn de ondernemersverenigingen. Een van de eerste activiteiten van de Werkplaats Jongeren Ondernemen is dan dat je een ontmoeting tussen jongeren en de ondernemersvereniging organiseert. Maar je onderneming leiden is niet alleen jezelf leiden, dat vraagt wel bepaalde vaardigheden. Daarom zijn er mensen nodig die jongeren daarin ondersteunen. Zo’n jongen gaat in gesprek met een ondernemersvereniging en zo’n man zegt: ‘Joh, ik wil jouw mentor zijn en wij gaan een bedrijf met jou beginnen en ik help jou daarbij in het leiden daarvan. Je krijgt van mij zesduizend euro, of we geven aandelen uit of we sponsoren je daarin. En als je er met de pet naar gooit, dan trekken we die aandelen
25
Participatieladder van Hart (1992) Children’s Participation: FromTokenism to Citizenship: 1. manipulatie: hierbij worden jongeren gebruikt voor doelen van volwassenen, waarvan zij zelf niet op de hoogte zijn. 2. decoratie: jongeren worden ingezet om een activiteit van volwassenen een bijzonder karakter te geven. 3. afkopen: jongeren lijken gehoord te worden, maar worden vooral gebruikt om de indruk van jeugdvriendelijkheid te wekken. 4. in opdracht, met informatie: volwassenen nemen het initiatief om jongeren inspraak te geven, terwijl de jongeren worden geïnformeerd over het doel en de werkwijze van de activiteit. 5. geconsulteerd en geïnformeerd: volwassenen ontwerpen en leiden een project, maar zij raadplegen jongeren hierover uitgebreid. Zij nemen de meningen van jongeren mee. 6. initiatief bij volwassenen, jongeren beslissen mee: volwassenen geven de aanzet bij projecten, maar werken die gezamenlijk met jongeren uit. 7. initiatief en leiding bij jongeren: jongeren bedenken, organiseren en leiden zelf een project zonder tussenkomst van volwassenen. Op dit niveau hebben jongeren de volledige hand in het project. Dit type participatie komt in Nederland vooral voor binnen jongerenorganisaties. Hierbij vragen jongeren zelf subsidie aan en bepalen zij hun eigen beleid en werkwijze. 8. initiatief en uitvoering door jongeren en volwassenen samen: jongeren werken samen met volwassenen op een gelijkwaardige manier. Dit laatste niveau beschouwt Hart als de ideale situatie, waarbij gelijkwaardigheid en wederzijds respect erg belangrijk 8 zijn.
gewoon in.’ Maar het moet meer bieden dan alleen hun eigen werknemer zijn, want dat doen ze toch al. Ze moeten het leuk vinden. Het interessante van de werkplaats is dat als mensen ondernemers gaan steunen, ze niet het gevoel hebben dat ze het alleen moeten opknappen, want ze blijven deel van de werkplaats. Er komt alleen een stukje bij. Misschien een of twee gesprekken in de maand. Je wilt dus met de werkplaats een omgeving creëren voor ondernemende jongeren en daar omheen creëer je dan wat je in gaat richten. Dat is een groepje ondernemers die mentor willen zijn, bedrijven die voorbeeld zijn, leveranciers voor geld en spullen en misschien zijn er nog wel een aantal dingen die naar voren komen. Het zou gewoon tof zijn als iemand zei: ‘Jongen, ik koppel mij aan jou en ik ga je helpen om jouw eigen onderneming op te gaan starten. Dat is hard werken, jongen... en je moet er echt wat voor doen.’ En dat zo’n jongen zegt: ‘Oké, ik ga er voor.’ Maar sommige jongeren is een onderneming een stap te hoog, terwijl een mini-initiatief ook een onderneming is, alleen juridisch niet zo hard. Met zo’n werkplaats kun je natuurlijk ook die groep iets bieden. Zij kunnen leren en spelen in de Werkplaats Jongeren Ondernemen. Je moet gewoon kunnen zeggen: ‘Ik ga later een bedrijf oprichten.’ Of: ‘Ik leer hier zo veel van, dit neem ik gewoon mee naar mijn nieuwe baas.’
Want uiteindelijk maakt het helemaal niet uit of je daarna werknemer of een eigen baas wordt, maar je leert ondernemen. Ik denk ook dat dit goed is om naar de ondernemers mee te nemen, want dit is een punt waar het vaak op mis gaat. Er zitten vaak zoveel consequenties aan vast dat ze daarom alvast afhaken. En als het op de werkplaats niet gaat om hoe je een bedrijf opzet, maar meer om het initiatief op te zetten, dan heeft het niet alleen een economisch, maar ook een sociaal motief. Het gaat ook om welzijn. Daar kom je uiteindelijk weer op terug, dat zo’n jongeren wel een eigen initiatief kan ontwikkelen, dat het wel lukt om zelf wat neer te zetten. Het maakt niet uit, maar ik heb wel iets gedaan. Het is niet erg als je valt, dat is helemaal niet verkeerd. Op het moment dat je de maatschappij in moet, dat je moet leren om te werken voor je centjes om je boterhammetje te verdienen, dat is best wel een grote stap als je van de school komt. Zelfs de ondernemersverenigingen kunnen ons helpen met het ondernemingsplan. Dat zou echt te gek zijn, dan krijg je een soort eigen businessclub. Dat je door bedrijven echt gesteund wordt, daar zit wat in. De inleiding van het verhaal waarmee we de combinatie maken van het sociale en het individuele, daar zit heel veel kracht in. Als je dat uit blijft bouwen en in het verhaal mee blijft nemen, dan hou je de ruimte dat het overal om mag gaan. Dat je dus niet opeens verantwoord economische plannen moet hebben en je de werkplaats op die manier waar moet maken. Dan mag het ook nog steeds gaan om: ik ga boodschappen doen voor de buurvrouw. Dat maakt dat alles wat je gaat doen waarde krijgt. Zo’n jongere onderneemt dan ook. Er zitten ook gasten bij die in de sociale sector aan de gang gaan of willen gaan. Dat krijg je dan ook, dat ze gaan denken: wow, wat is dit leuk werk, ik vind het best leuk om ergens mijn schouders onder te zetten in plaats van alleen op straat te hangen. Waar ik zelf aan zit te denken is aan jongeren die ouderen kunnen meehelpen, gewoon thuis, die niet buiten komen. Je hebt het voorbeeld van een oud vrouwtje die een lampje moet indraaien, dan kan zo’n jongen dat toch doen. Wat hoorde ik nou? Er wordt een maaltijd weggebracht naar die mensen, ze geven ze af en ze zijn weer weg. Ze moeten in hun eentje dat bordje leeg eten. Dan kan een jongere daar toch ook een uurtje blijven? Die mensen kunnen ook
26
hele verhalen vertellen. Die mensen hebben levensverhalen... misschien hebben ze wel een eigen bedrijf gehad. Dat zou mooi zijn, die oude mensen die de jongeren helpen met ondernemen. Het is ook nodig, denk ik. Zo’n jongen kan toch tegen zo’n oude vrouw zeggen: ‘Kom, dan gaan we samen dat lampje halen.’ Of: ‘Ik ga het halen,’ want zo’n oude vrouw komt toch niet meer buiten. Maar we moeten ze wel screenen, niet zo van: ‘Mevrouwtje, we komen straks uw juwelen wel weghalen... terwijl u een dutje doet op de bank.’ Dat laatste is wel belangrijk. Wij moeten ook niet de verantwoordelijkheid krijgen. Dus die schakelfuncties blijven belangrijk. Die mensen die wij nu als schakels zien, zijn ook echt verantwoordelijk. Volgens mij zijn dat ook de enigen die dat kunnen, anders moeten wij alles in de gaten gaan houden en dat redden wij niet. Stel je voor dat je een onderneming krijgt die lampjes indraait bij mensen, vrijwillig of hoe dan ook. Er moet dan een jongere zijn die daar de schakelfunctie in is, die in feite de onderneming aanstuurt en die daar een aantal jongeren bij heeft die daaraan mee doen. En tegelijk houden wij dat geheel natuurlijk wel in de gaten. Het gaat heel snel... je gaat in het begin denken en dromen... met beide benen op de grond blijven, want het is nog helemaal niet zo ver. Maar er zijn al jongeren en er zijn al anderen. Als je op elkaar gaat wachten, dan raak je je initiatiefkracht kwijt. Al deze contacten, die kun je nu levend maken. De Werkplaats Jongeren Ondernemen bestaat. Wij zeggen het, dus hij bestaat nu.
Referenties 1 Mulderij (2011) ‘Rustig chillen zonder dat de politie je stalkt’ – ontmoetingsplaatsen voor jongeren in een zogenoemde achterstandswijk, in: Bolt, van Kempen & Koster (2011) Jongeren, wonen en sloop. Stedelijke herstructurering gezien door de ogen van jongeren, Nicis Institute (p. 81-83). 2 Nicis Adviescollege Maatschappelijk uitval jongeren (2010) En… Actie! Jongeren aan boord, Nicis Adviescollege (p. 17). 3 Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling / Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (2009), Investeren rondom kinderen, advies uitgebracht aan de minister van Jeugd en Gezin, Den Haag: RMO/RVZ (p. 3). 4 Noot 1 (p. 84). 5 Noot 3 (p. 8-9 en 33). 6 Van Houwelingen (2011) Bezorgde en boze burgers, in: Dekker & den Ridder (red.) Stemming onbestemd. Tweede verdiepingsstudie Continu Onderzoek Burgerperspectieven, Sociaal en Cultureel Planbureau Den Haag (p. 119-120). 7 Wassenberg & Koning (2011) Epiloog: rode draden in het onderzoek ‘Jongeren en sloop’, in: Bolt etc. (noot 1) (p. 93) 8 Vandenbroucke, Braam, Gilsing, Steketee, Rutjes Strating (2010) De staat van jeugdparticipatie in Nederland vanuit het perspectief van gemeenten. Quickscan onder 175 gemeenten, Verwey-Jonker Instituut & Stichting Alexander.
27
Vrije tijd: JOUW uitdaging De toekomst begint met NU! Sportief in ontwikkeling Even voorstellen In Wageningen werken we met 3 beroepskrachten en daaromheen een grote groep stagiaires en vrijwilligers aan het opbouwen van een vruchtbare omgeving waarin jongeren volwaardig kunnen opgroeien. Ieder vanuit een andere inslag, maar met hetzelfde doel: zorgen dat jongeren daar waar nodig, ondersteund worden in het succesvol opgroeien. De beroepskrachten zijn: Jasper van Leeuwen: sportbuurtwerker en jongerenwerker Remco van der Staay: tiener- en jongerenwerker Maria Verkade: jongerenwerker
Op de foto met Krajicek Foundation
Vrije tijd: jouw uitdaging (de PRO-avonden)
De toekomst begint met NU!
Remco van der Staay Doel: Jongeren van het praktijkonderwijs of ander speciaal onderwijs en jongeren met een licht verstandelijke handicap kunnen elkaar blijven ontmoeten, nadat ze van school zijn. Korte uitleg: Vanuit de samenwerking met het Pantarijn en onze ervaring met deze groep in hun vrije tijd, weten we dat deze jongeren een grotere kans hebben op verlies van contact met hun leeftijdsgenoten. Aansluiting met leeftijdsgenoten is in deze leeftijd erg belangrijk. Toch is het niet vanzelfsprekend, zeker als ook het moment komt dat ze van school gaan en in het werkveld terecht komen. Tijdens de PRO-avonden kunnen ze elkaar blijven ontmoeten. Vanuit (en naast) deze avond kunnen de deelnemers activiteiten met elkaar bedenken en plannen. Ook kunnen ze elkaar vertellen wat ze komende week gaan doen en eventueel afspreken om samen leuke (of moeilijke) dingen gaan ondernemen, of zelfs samen op vakantie gaan.
Maria Verkade Doel: Jongeren ondersteunen tijdens hun ontwikkeling met het oog op creëren van toekomstperspectief Korte uitleg: Sommige jongeren komen niet mee op school. Niet omdat ze niet slim genoeg zijn, maar omdat op deze manier leren niet aansluit bij hun behoeften. Vaak stoppen deze jongeren vroegtijdig met hun opleiding en daarmee verdwijnt (een deel) van hun plannen voor de toekomst. Door met deze jongeren uit te zoeken wat ze voor zichzelf willen creëren in de toekomst, kan een alternatieve weg naar dit perspectief worden ontwikkeld, bijvoorbeeld door het opzetten van een eigen onderneming, of het leren door middel van stage/vrijwilligerswerk. Door middel van coaching leren jongeren vaardigheden ontwikkelen en een netwerk opbouwen. Hiermee krijgen ze tools in handen om alsnog hun toekomst vorm te geven, zoals zij dat wensen.
Locatie activiteiten PrO-groep
Onze thema’s We zijn gestart vanuit een gezamenlijk thema, te weten: jongeren thuis in de wijk. Met behulp van dit thema hebben we in 2010, begin 2011 voornamelijk gewerkt aan het ‘klaarmaken’ van de omgeving (in dit geval Wageningen) om jongeren als volwaardige inwoner van de stad te ontvangen. Om kansen te creëren waarin projecten kunnen worden opgezet en het (alleen maar) kijken naar minder leuke dingen, zoals bijvoorbeeld overlast, te verminderen Begin 2011 zijn we elk aan de slag gegaan met een individueel thema.
28
Sportief in ontwikkeling Jasper van Leeuwen Doel: Jongeren in Wageningen organiseren, coördineren en leiden mede zelfstandig een Sportbedrijf. Korte uitleg: Gerichte coaching en begeleiding in en rondom het reilen en zeilen van dit Sportbedrijf wordt verzorgd door een professional namens Solidez welzijn in uitvoering. Jongeren zijn mede verantwoordelijk voor de diversiteit en de kwaliteit van het stadsbreed uit te rollen sport- en spelprogramma. Door mee te draaien binnen dit Sportbedrijf en intensieve coaching door de beroepskrachten, leren jongeren de vaardigheden die ze straks nodig hebben om aan de arbeidsmarkt deel te kunnen nemen, zoals bijvoorbeeld organiseren, plannen, verantwoordelijkheid nemen, op tijd komen, etc.
Stills uit de filmpjes van http://www.meetmystreet.nl/aspx/item.aspx?item=757
met jongeren in WAGENINGEN
29
JONGERENOPBOUWWERK NIEUWE STIJL
Huseyin Oztas en Jeroen Telders, jongeren(opbouw)werkers van Welstede, werken aan een concept voor jongerenopbouwwerk nieuwe stijl. 30
31
EDE WEST Jongerenwerker Hüseyin Oztas
Opbouwwerker Kees van den Akker de West 2011: (ruimte voor) Vertrouwen in Ede West
i 2012 Ede, 3 januar
baplein euw op Soem het ren Oud & Ni n niseerd op pe Jongeren vie rlo ve feest georga problemen it is, ervoor elstede een ite W n tiv Feest zonder va ac g de in leid ling van onder bege organiseerde ar. Doelstel plein heeft men aan ge van vorig ja ep Soemba deel gaan ne in navolging , t Di en . De Werkgro el en vo er an n voor jong gemak ga Soembaplei zich op hun en. de jongeren baplein an rondhang ga zorgen dat at kgroep Soem ra st met de Wer ud & en niet op menspraak d voor de O activiteiten el sa st in e ge ed op st de n plan n Wel enwerker va Isguzarer) ee t plan te concretiseren en er at ng rh jo Se de en t t he r heef m Celik oners van he geweest om In septembe ew ar emir, Ibrahi tb ka nd ur el j Ka bu bi n n sa al kere uit Ha eeld. De (bestaande p is een aant pleden verd oe oe gr gr rk rk we we g. De der de Nieuw vierin de taken on est. rker heeft idingen. d voor het fe jongerenwe f uitgenodig de voorbere ie br r pe n n zij gegaan met urkorf t ei vu ar pl st de ba n p em va oe r So 0 uu werkgr evuur oep om 13:0 den van de gr gd le rk eu de vr we t en de he bb r is ht, he te van 31 decembe was gebrac n. De warm vuur te t ke en he je to bi es l om ng iaa nd Op zaterdag aa er uur zijn allen ro nodigde mat het vreugdev d toezicht uk om met Nadat het be 17:30 uur is gehele avon anks is het le gezet. Rond dig. Desond Welstede de no et r m de en de tent op in en m m t sa gelukkig wa oep heeft was dit jaar . De werkgr t en te praten viering op he verzamelen bezocht. De t 02:30 uur). embaplein ge kunnen ra So jd t bi he gehouden (to p ve ie aa sit Van der Kn heeft een po rgemeester werkgroep ring heeft bu rlopen. De Tijdens de vie zonder problemen ve n. feest n is Soembaplei n geslaagd Soembaplei ving van het e stede ook ee de leefomge het behaald ing van Wel id et leveren aan le m ge en be r ed het n onde er tevr sultaten van Soembaplei n waren ze re ep laa de ro ba kg en em n er zette t de W van de So de feest neer In 2010 heef tbewoners k een geslaag d. De buur werkgroep oo georganiseer de e ld wi 11 or 20 resultaat. Vo ffen. jaar overtre voorgaande 45 12 22 70 er tel.nr. (06) redactie ngerenwerk Jo s, ta n bezocht. Oz Noot voor de Huseyin t Soembaplei he nemen met op ap t ac na K nt r co nt u er Van de formatie ku t burgemeest Voor meer in
ering Tijdens de vi
heef
Netwerkanalyse: (ruimte voor) vertrouwen in Ede West
Dit thema werkte goed omdat het terug kon komen in alle gesprekken met jongeren en hun omgeving. Als er een jongereninitiatief ontstond, was het altijd nodig om ook aan het vertrouwen te werken in relatie tot de omgeving. Anders kwam er niets tot stand het was het cement tussen de stenen (de initiatieven). Eigenlijk is dat ook een goed criterium voor een thema: dat het als cement werkt tussen jongeren en hun omgeving. Het vertrouwen van de omgeving in de jongeren groeit zoals bij de visvijver, het Soembaplein en de Turkse vereniging, maar het zelfvertrouwen van de jongeren groeit ook en hun vertrouwen in volwassenen, instanties, professionals. Voorbeeld is dat de jongeren weer op gesprek gaan bij de burgemeester over de oud en nieuw viering maar nu met meer bagage, vragen en eigen ideeën dan vorig jaar. Thema en de netwerkanalyse hebben goed gewerkt in de samenwerking met de professionals in de wijk maar daar is nog veel meer uit te halen, meer follow-up. Het themagericht werken in de wijk kan nog meer inbedding krijgen en thema’s kunnen nog veel meer worden gebruikt voor de zichtbaarheid van het jongerenopbouwwerk. Het is goed en prettig om van alle activiteiten beeld materiaal te hebben en daar een geheel van te maken zoals nu voor de manifestatie is gebeurd, het geeft een mooi overzicht. Onderdelen daarvan kunnen ook op jongeren locaties getoond worden en er kan er een visueel jaarverslag gemaakt worden.
Ede West 2012 Veel zaken gaan over het hebben van een eigen plek voor jongeren waar ze elkaar kunnen ontmoeten maar ook kunnen leren en mogelijkheden ontdekken. Leren van het positieve, positief gedrag belonen. We zien dat er een grote fasering zit in de doorstroom van jongeren, van gebruiker tot vrijwilliger, tot werkgroep lid tot stagiaires en dat die doorgroei belangrijk is. Ook zien we dat jongeren in relatie tot hun omgeving in een win-win situatie moeten zien te komen, geven om iets te krijgen met als voorbeeld de skatebaan. Jongeren die een plek willen maar ook graag les geven aan de kinderen uit de buurt. De ruimte van mogelijkheden wordt vergroot als je ook iets geeft, groeien door delen, dit geldt ook voor vrijwilligers/werkgroep leden. Rond deze begrippen zoeken de jongeren(opbouw)werkers samen met de stagiaires een nieuw thema voor 2012 en gaan ze met behulp van een netwerkanalyse ontdekken welke netwerken, mensen, mogelijkheden en verbindingen bij dat nieuwe thema betrokken zijn.
EdeWest Oud en nieuw viering 2011 32
33
Stills uit het filmpje http://www.meetmystreet.nl/aspx/item.aspx?item=752
EDE BUITEN
34
Jongerenwerkers Steffen Hylkema en Jeroen Telders, opbouwwerker Anneke Vlijm
Ede West 2010: Samenleven rond het Soembaplein
‘Schakelen in de wijk’ en ‘Ontdek je plek’
Tafelkleedjesgesprekken
Al meer dan 35 jaar is het Soembaplein een ontmoetingsplek voor jongeren. In de beginjaren waren het vooral autochtone jongeren, nu zijn het allochtone (vooral Turkse), die het plein bevolken. Er is een werkgroep waar jongeren van Soembaplein aan deelnemen (zie ook plan oud en nieuw). Een van de initiatieven van 2010 was het voorbereiden en bouwen van een tribune (zie netwerkanalyse jongeren). Zowel buurtbewoners als jongeren willen zich inzetten om ervoor te zorgen dat het Soembaplein een jongerenontmoetingsplek kan blijven.
In 2011 zijn de jongerenwerkers, die werken in de buitengebieden van Ede begonnen met de thema’s ‘Schakelen in de wijk’ rond buurtcentrum de Schakel in Lunteren en ‘Ontdek je plek’ , kennismaken met de(hang) plek van jongeren bij de visvijver in Bennekom. Daarmee zijn de stappen van het netwerkprogramma verkend. Door in gesprek te gaan rond deze thema’s is met name het besef op gang gekomen dat je niet alleen werkt met jongeren, maar ook aan hun omgeving. Door werkverschuivingen liggen er nog enkele ideeën die leuk zijn om te noemen ook al zijn ze nog niet uitgevoerd: T Een viswedstrijd met bewoners uit de buurt en daarmee een ontmoeting organiseren tussen de jongeren bij de visvijver en de buurt daaromheen. T Buurtcentrum de Schakel als initiatieffabriek. De schakel als uitnodigende plek waar jongeren en andere bewoners met hun idee/initiatief naar toe kunnen komen. Ze vinden daar ondersteuning bij het verder uitwerken van hun initiatief of worden geholpen een netwerk op te bouwen rond hun initiatief.
We gebruiken de tafelkleden om met viltstiften op te schrij-ven, niet alleen bij de netwerkanalyse maar ook om aanteke-ningen te maken bij gesprekken zoals de dialoog met jonge-ren en/of ouderen in de wijk.
Werkgroep Soembaplein Hasan Kandemir, Serhat Içgüzarer en Ibrahim Çelik
Najaar 2011 hebben de jongerenwerkers samen een nieuw thema gekozen, waar ze een jaar mee aan het werk gaan: ‘Verantwoord gebruik van genotsmiddelen’.
Sinds onze jeugdige leeftijd zijn wij actief betrokken bij het Soembaplein. Wat begon met het redden van het Soembaplein is uiteindelijk overgegaan op het verbeteren van het leefklimaat op en rondom het plein. Al van oudsher is Soembaplein een ontmoetingsplek geweest voor jongeren. Om dit karakter te behouden hebben we als werkgroep ons altijd sterk moeten maken. Samen met de verantwoordelijken vanuit Welstede en de gemeente Ede hebben we geparticipeerd aan verschillende projecten en activiteiten. Onze doelstelling is om een steentje bij te dragen aan de maatschappij met name voor jongeren die net dat kleine beetje begeleiding nodig hebben. Ook zij doorlopen het pad van het opgroeien tussen twee culturen, voor de een is het een verrijking voor de ander worsteling. Uiteindelijk vindt iedereen zijn eigen weg. Als we naar de huidige jongeren van Soembaplein kijken is het gedrag dat vertoond wordt herkenbaar voor ons. Wij kwamen in onze jeugdige leeftijd ook bijeen op het Soembaplein. Als werkgroep Soembaplein willen wij graag deze jongeren helpen zodat zij zich kunnen ontplooien tot waardevolle individuen. Wij hopen en verwachten om ook in de toekomst de benodigde steun te krijgen zodat we veel meer voor de jongeren van Soembaplein kunnen betekenen.
Verantwoord gebruik van genotsmiddelen Wat doen de jongerenwerkers hiermee: T Het gesprek op gang brengen rond het thema ‘Verantwoord gebruik van genotsmiddelen’. T Netwerken verkennen en bij elkaar brengen (netwerkanalyse). Samenwerken en afstemmen met wat er al is, bijvoorbeeld het voorlichtingsprogramma over drugsgebruik. Initiatiefnemers rond dit thema opzoeken en stimuleren. T T Jongeren en ouderen uitnodigen om samen over dit thema in gesprek te gaan. De dialoog op gang brengen en in gesprek zijn met jongeren is waar jongerenwerkers in de buitengebieden veel aandacht aan willen besteden. De jongerenwerkers laten het thema het hele jaar terugkomen in alles wat ze doen met jongeren en hun omgeving.
De werkwijze: 1. Zet de tafels klaar met de tafelkleedjes en veel viltstiften. Maak groepjes van 6-8 personen. 2. Schrijf het gespreksthema midden op het kleedje. 3. Stel de vraag: wat komt er in je op als je dit thema ziet staan? Schrijf dat allemaal op, je gedachten en associaties. Er is niet één waarheid! Laat verschillen er zijn. 4. Als iedereen klaar is met schrijven, nodig je uit om rond de tafel te lopen en alles te lezen. Nu gaan we uitwisselen en delen. 5. Wees nieuwsgierig en stel vragen over wat je leest en nodig de aanwezigen uit dat ook te doen: jij hebt dit geschreven, kun je daar iets meer over vertellen? Wat wil je zeggen? Wat valt op? 6. Nieuwe ideeën, initiatieven, gedachten schrijf je ook weer op het kleedje. 7 7. Nodig aanwezigen uit om het gesprek in eigen kring voort te zetten. 8. Maak na afloop een foto van het kleedje en stuur iedereen digitaal het resultaat. 9. Je kunt het tafelkleed ook ophangen , meenemen naar anderen of er later weer bijpakken. Wat maakt deze werkwijze aantrekkelijk: T Je brengt diversiteit in beeld. T Je laat gedachten naast elkaar bestaan, maar brengt ze wel bij elkaar. T Soms is kreten opschrijven makkelijker dan iets zeggen, maar je doet hier beide. T Iedereen kan het van verschillende kanten bekijken. T Je kunt het lezen terwijl je in gesprek bent. T Je hebt gelijk verslag. T Het is leuk om te zien. T Je kunt het ophangen, een foto van maken en digitaal verspreiden, als beeld gebruiken.
35
RENKUM BUURTMIX NA BRAINSTORMBIJEENKOMSTEN OKTOBER/NOVEMBER 2011. Een eerste beeld van buurtmix uit de 2x brainstormen met Buurtwerk (Niels, Francis, Julieck, Cilia), jongerenwerk (Eli), Programmacoördinator Kulturhus (Wies), Sportbuurtwerk (Patricia en Hans).
Hallo, Gisteren hebben we (Sportbuurtwerk en jongerenwerk) deelgenomen aan een inspirerende Netwerkprogramma bijeenkomst. We hebben onder andere gekeken naar het organiseren van (sport)activiteiten tijdens Dorpsfeesten. De volgende naam kwam na een creatief uurtje naar voren: Buurtmix. We stellen ons voor dat we met Buurtmix een werkwijze gaan creëren die iedereen kan inzetten tijdens een dorpsfeest. Dat geeft voorlopig nog veel vragen die we graag samen met anderen uitwerken: - Hoe kan Buurtmix eruit zien? - Hoe kunnen sport en/of andere disciplines van Solidez de Buurtmix ondersteunen? - Hoe organiseren we dit binnen Solidez? Tijdens onze netwerkprogrammabijeenkomst merkten we dat jij vaak werd genoemd. Je hebt een groot netwerk in de buurt (gemeente breed), veel ideeën en bent creatief. We willen je daarom uitnodigen om in een open gesprek mee te denken en mee te bouwen aan Buurtmix op woensdag 12 oktober van 16-17 uur bij Sportbuurtwerk. We hopen dat je kunt? groetjes Patricia en Hans
Buurtmix moment van ontmoeting voor iedereen van de buurt (straat, wijk, kern) in de gemeente Renkum. De vraag voor een Buurtmix komt/ontstaat vanuit bewoners (sleutelfiguren) of via een buurtwerker, een producthouder van een dorpshuis, een programmacoördinator Kulturhus of via een jongerenwerker. Iedereen kan het initiatief nemen om een Buurtmix te organiseren. Buurtmix staat voor een bepaalde aanpak waarbij bewoners (sleutelfiguren), de wijkvereniging en/of dorpsplatform actief betrokken zijn, zodat iedereen van de buurt op een eigen manier in beweging komt in de voorbereiding en op de dag zelf. In die kern wordt een netwerkje gevormd van bewoners, programmacoördinator Kulturhus, producthouders dorpshuizen, buurtwerker, jongerenwerker en sportbuurtwerker. Gezamenlijk wordt gekeken hoe de Buurtmix op maat wordt ingevuld/georganiseerd vanuit verschillende disciplines. Het is belangrijk om te kijken wat leeft in de buurt en hoe daarop kan worden ingespeeld. Het jongerenwerk, buurtwerk, de producthouders dorpshuizen en de programmacoördinator Kulthurhus zorgen dat ze op de hoogte zijn. Voor de organisatie van een Buurtmix kijken de beroepskrachten die vanuit Solidez actief zijn in de buurt naar een geschikte locatie per kern binnen de gemeente Renkum. Er wordt ook gekeken welke vraag of welke problematiek er speelt in de buurt. De Buurtmix kan een middel zijn om deze vraag/problematiek in beweging te zetten, waardoor de leefbaarheid verbetert in de buurt. Het is de bedoeling dat na een eerste Buurtmix de buurt de Buurtmix als activiteit steeds meer zelfstandig oppakt, zodat er continuïteit ontstaat. Zo kunnen elk jaar nieuwe buurten in aanmerking komen voor een start met Buurtmix. Door de Buurtmix ontstaat een ontmoeting van de buurt zelf. De Buurtmix wordt door de buurt georganiseerd en uitgevoerd door middel van een mix van verschillende disciplines zoals: culturele activiteiten (dans, theater enz), sport-, spel- en klusactiviteiten met een gezellige invulling (eten, muziek, enz) in een straat, buurt/wijk, dorp/kern. Een Buurtmix kan georganiseerd worden in combinatie (aansluitend) met andere festiviteiten. De Buurtmix kan op zichzelf staan of kan aansluiten bij een bestaande activiteit vanuit de buurt. Er is een algemeen draaiboek (voor beroepskrachten) voor het inzetten van een Buurtmix. Per aanvraag is het de bedoeling dat dit draaiboek op maat wordt gemaakt door de professionals die vanuit Solidez in die buurt/kern actief zijn. De sportbuurtwerkers geven advies over Buurtmix en helpen het algemene draaiboek te vertalen naar de locale situatie zoals pr, faciliteiten die nodig zijn en advies over aanvragen van vergunning. Daarnaast zijn de sportbuurtwerkers in geval van sportactiviteiten beschikbaar voor het geven van toelichting op de werkwijze van de sport tijdens Buurtmix en het geven van advies over inzet mogelijkheden sport en spel kar, pannakooi of andere sport materialen. Bij enkele (speciale) sportactiviteiten zoals een sportinformatiemarkt of een toernooivorm van een bepaalde sport in de buurt tijdens de Buurtmix zullen de sportbuurtwerkers zelf betrokken zijn. De Buurtmix kan in elke kern 1x georganiseerd worden in de periode maart tot en met oktober. Het gaat om de kernen Doorwerth, Heveadorp, Wolfheze, Renkum/Heelsum en Oosterbeek. De Buurtmix kan per kalenderjaar 5x georganiseerd worden. De voorbereidingstijd van een beroepskracht van Solidez die actief is in de kern zal twee dagen zijn. De uitvoeringstijd van een beroepskracht zal een dag zijn en de evaluatie/afronding zal ook een dag zijn. Per beroepskracht die actief in het netwerk voor de Buurtmix is dit 4 dagen, 32 uur. Minimaal werken 3 collega's aan een Buurtmix. Een Buurtmix kost 96 uur. Daarnaast combineren de beroepskrachten ook andere taken met de Buurtmix.
Buurtmix kan een begrip worden in de gemeente Renkum! 36
37
JONGERENWERK RENKUM
Jongerenwerk: Julieck Hardijzer, Kevin Moorees, Eli van Balen, Lenie Diepenbroek Stagiaires: Kiki Miechels, Job Hardijzer Sportbuurtwerk: Patricia de Wit, Hans Kap
Blijven leren van jongeren
Jongeren ondersteunen een betere versie van zichzelf te worden. Plek bieden waar jongeren terecht kunnen, ei kwijt kunnen. Er zijn voor jongeren, als duwtje in de rug. Eigen talent ontwikkelen. Net dat duwtje in de goede richting, zodat ze niet het verkeerde pad op gaan.
Iets bereiken met jongeren. Iets betekenen. Luisterend oor. Helpen en ondersteunen. Respect voor jongeren. Erkenning zonder macht. Respect krijgen door te geven en te communiceren
Jongerenwerk binnenste buiten
Makelaar tussen maatschappij en jongeren. Ouderwets leren communiceren. Affiniteit met jongeren. Expertise van het werken met jongeren nalaten aan de samenleving.
Er zijn voor jongeren en er zijn voor Renkum. Bouwen aan de goede naam van Renkum. Leuk om het dorp te helpen en daaraan te werken Trots op jongeren.
Zien van jongeren Rolmodel zijn Zien dat jongeren weer terugkomen en bij je komen. Zien dat jongeren in en uit lopen en vragen stellen. Er zijn voor de dagelijkse dingen in het leven die jongeren nodig hebben.
Jongeren triggeren en met jongeren filosoferen. Jongeren zichzelf laten ontwikkelen. Te ervaren dat ze meer in hun mars hebben dan ze laten zien. Ontwikkeling in beeld brengen.
38
Jongeren leren zichzelf te redden.
Laten nadenken. Dingen via jongeren vanuit een ander perspectief zien Gemotiveerd houden van jongeren. Verantwoordelijk voor zichzelf en hun omgeving. Jongeren bewust van andere mensen. Eigen ervaring gebruiken. Een link zijn.
39
MIJN DRIJFVEER
om als
THEMA-ANALYSE
jongerenwerker te werken Mijn drijfveer om dit werk te doen, komt voort uit eigen ervaring. Van rond mijn 13e tot zeker 20+ hing ik bijna dagelijks op straat. Ik merkte dat met name in de pubertijd mijn wereld bestond uit vrienden en rondhangen op straat. Persoonlijk denk ik achteraf dat ik het fijn had gevonden als er toen iemand in de buurt was geweest die mij uit ervaring kon vertellen wat voor gevolgen sommige acties zouden hebben. Drank, drugs en criminele zaken zijn dingen waar je dan al snel mee in aanraking komt. Gebrek aan informatie, een laag zelfbeeld en weinig toekomstperspectief zorgden bij mij voor een “fuck you” mentaliteit in het kwadraat. Dit afzetten tegen alles en iedereen heeft denk ik ook te maken met een gebrek aan de nodige waarde voor het leven. Ik was er vandaag en het maakte me niet veel uit als ik er morgen niet zou zijn. Het hopeloze gevoel is niet een drijfveer om je voor de buitenwereld in te zetten noch te interesseren voor iets anders dan hier en nu. Ik merkte dat gevoel en straat niet met elkaar samen gingen en stopte mijn emoties weg in rapteksten en gedichten. Dit werd voor mij een hulpmiddel om gedachten en emoties te verwerken en zo een beeld te krijgen van leven. Ook merkte ik dat ik hierdoor het leven anders begon te zien en er waarde aan begon te hechten. De bekende spiegel kon ik mezelf voorhouden en mijn verleden terug lezen. Met dit besef en met name dit bewust zijn van plaats en tijd, begon ik me ook meer op de toekomst te richten en ik forceerde mezelf iets met m’n leven te gaan doen. Uiteindelijk wil iedereen denk ik wel speciaal gevonden worden en heeft iedereen wel behoefte aan rust en vrijheid, maar ook aan structuur en sturing. En ook belangrijk vind ik het ontdekken en verder ontwikkelen van zowel jezelf als persoon als van je kwaliteiten. Wat ik graag doe binnen dit werk is jongeren triggeren om zelf over onderwerpen na te denken en niet alleen de makkelijkste weg te kiezen van de minste weerstand, maar om een mening te vormen en deze te onderbouwen met argumenten. Filosoferen met jongeren over hun toekomst-beeld, de maatschappij, politiek, drugs en whatever comes to mind, vind ik niet alleen leuk, maar ook erg interessant, omdat je zo zelf ook weer dingen vanuit een ander perspectief kan zien. (En de jongeren ook natuurlijk.) Jongeren hebben naar mijn mening vaak het idee er “alleen” voor te staan en het gevoel niet begrepen te worden en zonder het gevoel van steun vanuit een overheid/gemeente. Ik zie het als mijn taak de link te zijn tussen jongeren en overheidsinstanties/gemeente, zodat de jongeren op een vraag niet alleen bediend kunnen worden, maar ook zelf getuige kunnen zijn van het proces en daardoor beter begrijpen welke stappen te ondernemen om bijvoorbeeld iets gedaan te krijgen. Mijn uitdaging zie ik dan ook in het gemotiveerd houden van jongeren om
40
mee te gaan in zo’n proces en het leren van zo’n proces door terug koppeling. Het dragen van verantwoordelijkheid voor zelf en omgeving is iets wat ik erg belangrijk vind. Naar mijn mening is de enige manier om hier vordering in te maken door middel van communicatie en empathie. Als ik me in kan leven in mijn doelgroep, kan ik hun beter aanspreken vanuit hun wereld en dit koppelen naar hoe anderen naar diezelfde wereld kijken, dit niet om het beeld van de jongeren te veranderen, maar om ervoor te zorgen dat ze bewust worden van dat er mensen zijn die anders naar dezelfde dingen kijken, waardoor bij onwetendheid onbegrip kan ontstaan.
Wie heb ik nodig? Globaal gezien heb ik een zeer betrouwbaar en verantwoordelijk netwerk nodig. Dit zodat er geen loze beloftes de deur uit gaan, waardoor vertrouwen naar partner als zowel doelgroep flink kan worden geschaad. En verantwoordelijk, zodat er zorgvuldig en professioneel met o.a. vertrouwelijke informatie om kan worden gegaan. - Ik heb het team jongerenwerk nodig, om samen te sparren, van elkaar te leren, problemen op te lossen, zowel steun als vertrouwen te voelen, om feedback te krijgen en natuurlijk om samen leuke activiteiten te bedenken en uit te voeren. - De gemeente, voor het informeren wat de behoefte en andere vraagstukken vanuit de doelgroep zijn. En niet geheel onbelangrijk, voor subsidie van speciale activiteiten en voor het verlenen van diensten binnen bijvoor-beeld grotere activiteiten. - Buurtbewoners/ouders, om kennis te laten maken met het jongerenwerk, het jongerencentrum en met jongeren om zo elkaar meer te kunnen begrijpen. En om samen bijvoorbeeld activiteiten binnen de buurt op te zetten. - Scholen, verenigingen en sportbuurtwerk, voor het werven van jongeren en het promoten van het jongeren-werk en van het jongerencentrum. Natuurlijk ook om samen activiteiten op te zetten, maar ook om jongeren bijvoorbeeld te stimuleren om te gaan sporten. - Stagiaires en docenten (bijv. dans/drama/muziek), om de doelgroep te ondersteunen, activiteiten te ontwikkelen en uit te voeren en voor het ontplooien van talenten/ kwaliteiten. (d.m.v. activiteiten & coaching op maat.) Eli van Balen, Renkum
41
Welkom in de samenleving Dr. F.M.R.C. Basten
de opdracht van jongerenwerkers, hun managers en de gemeenten
Dit verhaal is gebaseerd op interviews met de jongerenwerkers, hun managers en de betrokken gemeenten Rhenen, Wijk bij Duurstede en Utrechtse Heuvelrug (Driebergen). Het gaat over hoe zij hun opdracht om jongeren in de samenleving welkom heten interpreteren en uitvoeren. Hoe zichtbaar en toegankelijk zijn zij voor jongeren en hoe verschijnen jongeren voor hen?
De interviews zijn in een periode van een jaar gehouden. Alle interviews zijn op band opgenomen en zo letterlijk mogelijk (met een lichte redactie ten behoeve van de leesbaarheid) uitgewerkt. De interviews zijn ter correctie en aanvulling aan de geïnterviewden voorgelegd.
Verhalen mogen zich verheugen in een warme maatschappelijke belangstelling. Van oudsher worden ze gezien als de dragers van menselijke ervaringen. En hoewel sommige verhalen verbonden zijn aan de naam van een specifieke verteller, gaan literatuurwetenschappers ervan uit dat elk verhaal meerdere vertellers en bewerkers heeft. Hoewel we allemaal onze eigen levensgeschiedenis hebben, zijn er tijdloze thema’s die het individu ontstijgen. Ze laten ons zien wat het betekent om mens te zijn en vormen daardoor de kern van de menselijke ervaring. Eén van die thema’s is de relatie tussen jongeren en volwassenen. Hoe dat thema wordt ingevuld, staat niet vast maar varieert in de tijd. Zo was een jongere lange tijd geen kind, maar een kleine volwassene. Pas in de 19de eeuw is “jeugd” als aparte sociologische groep ontstaan en het object van onderzoek en beleid geworden.1 Omgekeerd zien we nu dat de levensperiode “jeugd” onder invloed van marketing in gebruik wordt genomen door volwassenen en ouderen in hun streven naar vitaliteit en keuzevrijheid2. In het pedagogisch klimaat zien we de antiautoritaire opvoeding veranderen in onze huidige mix van een gepsychologiseerde bejegening en een pedagogische civil society.
42
Stad Aantal Jongerenwerkers (inclusief stagiaires) Leidinggevenden jongerenwerk Ambtenaren Bestuurders Totalen
Rhenen
Driebergen
4
Wijk bij Duurstede 2
1
1
1
3 2 10
2 0 5
1 0 3
1
In de Groene Amsterdammer van 20 april 2011 stond een overzicht van de tien grootste problemen in Nederland volgens 75 vooraanstaande wetenschappers. Volgens Hermanns, hoogleraar Pedagogiek, was dat de psychologisering van de jeugd: “In de jaren zestig was er sprake van een generatieconflict. De jeugd zette zich af tegen de burgerlijke wereld van de volwassenen. Nu lijkt er sprake te zijn van een omgekeerd generatieconflict: de volwassenen zetten zich af tegen de jeugd en zetten deskundigen in de zorgsectoren in om de jeugd mores te leren” (p. 40). Politicoloog Van Gunsteren merkte in hetzelfde overzicht op: “De dringendste maatschappelijke kwestie lijkt mij of jongeren zich maatschappelijk welkom voelen” (p. 39). Waar beide hoogleraren naar lijken te verwijzen is ephebifobie of angst voor jongeren/tieners en het bijbehorende adultisme, een vorm van discriminatie op grond van leeftijd (agism): “It isn’t a surprise to many young people or adults: There are people throughout society who refuse to go near youth, to the point where they move away, lobby against, and vote against anything positively affecting young people, with the idea that those actions will keep youth away from them. These actions may be symptoms of a social condition called ephebiphobia. Ephebiphobia is the fear of youth. […] This term was coined 10 years ago to capture the society-wide panic that has gripped media, politicians, and even schools. It is generally based in negative stereotypes and bad experiences from childhood, and is perpetuated by the way popular media 3 portrays young people.”
Welkom! Maar aan wie eigenlijk? Hoe kijken de vertellers tegen jongeren aan? Ik wil nog altijd naar de jongeren kijken, hoe gaat het met de jongeren en hoe kunnen die zich goed ontwikkelen? Vanuit de jongeren gezien... jongeren zijn en blijven jongeren. Die blijven bepaalde hobbels ervaren op weg naar het volwassen worden. Een aantal hobbels komen overeen: vriendschappen en hoe ga je om met emoties, met teleurstellingen, met je zelfbeeld en met je vertrouwen en zelfvertrouwen. Het is een ontwikkelingsfase, een jong mens krijgt een bepaald aantal hormonen en daar moet hij wat mee. Ook een stukje groepsvorming in de openbare ruimte en wat is jouw plek daarin? De initiatiefkracht van jongeren is er, die is heel groot. Jongeren hebben absoluut ideeën over wat ze willen. En voor de rest moeten ze natuurlijk ook zelf heel veel uitzoeken.Hebben jongeren naast een ontwikkelingstaak ook Hersenen ontwikkelen zich veel langer dan lang werd een sociale opdracht in de samenleving? Wat aangenomen. Bij jongens is dat zelfs nog tot ver in de twintig. ik heel belangrijk vind in de opvoeding naar Het gebied van de hersenen dat als laatste aan bod komt mijn kinderen toe, is dat zij ook bewust zijn van (tijdens de adolescentiefase) is de prefrontale cortex. Wanneer 4 de omgeving en dat wij niet alleen dingen voor deze volledig ontwikkeld is, zou men in staat moeten zijn om: • probleemoplossend gedrag te vertonen; onszelf moeten doen, maar dat wij ook naar • bepaalde doelen te halen door zelf initiatieven te nemen; anderen moeten omkijken. Nou ja, en jongeren • gedrag en impulsen te remmen en prikkels te filteren; kunnen natuurlijk ook zelf bedenken dat het • flexibel te denken en vanuit verschillende invalshoeken handig is als ze participeren via een baan of naar iets te kijken; • zichzelf te evalueren in relatie tot gestelde doelen en vrijwilligerswerk. Ik zou het ook fijn vinden als sociale normen; jongeren iets bij een sportvereniging deden als • intenties en beleving van anderen te evalueren; ze veertien of vijftien zijn. Ze hoeven niet gelijk • keuzes te maken op grond van sociale, emotionele en trainer te worden, maar dat zij daar een rol in rationele criteria; • het eigen gedrag te plannen en te programmeren hebben. Het is belangrijk om jongeren te wijzen (cognitieve controle) en emoties in bedwang te houden. op hun verantwoordelijkheid die ze ook Terwijl jongeren zich in de publieke ruimte begeven in een hebben ten opzichte van elkaar en van de groep, trainen ze al deze functies. De omgeving heeft een directe invloed op de ontwikkeling van de hersenfuncties: alles maatschappij, hen erop te wijzen dat zij te wat een jongere aan contacten heeft, leest, ziet of hoort midden van andere mensen en de gemeenbeïnvloedt de verbindingen die gelegd worden in de 5 schap staan en niet alleen maar voor zichzelf. hersenen. En heel erg gericht op participeren. Je moet toch mee kunnen doen. Hoe succesvol vervullen jongeren die ontwikkelingstaak en sociale opdracht tegelijkertijd? Voor mij is dat een spagaat waar ik in zit. In onze stad is de jongerenoverlast de voornaamste oorzaak voor het onveilig voelen, als je naar de klachten kijkt. Eigenlijk, wat negatief geformuleerd: het afglijden van jongeren naar de criminaliteit. Het is vanuit twee gedachtepunten. De visie is dat jongeren vanuit hun eigen perspectief zinvol in deze stad kunnen wonen. En er is ook nog wel eens last van jongeren. Maar het hoort bij jongeren, ze vergeten soms even hun omgeving. Dat komt later wel weer goed en dat geldt natuurlijk niet voor iedereen, maar ze hebben dat oprecht niet in de gaten. Die jongeren doen vaak helemaal niks. Welke ruimte staat hen voor beide taken ter Jongeren vormen vaak groepen en bewegen zich met die beschikking? Het is vaker de angst die mengroepen door de openbare ruimte, bijvoorbeeld in parken, in sen hebben, dan dat ze daadwerkelijk voor binnensteden, in winkelcentra, op straat en in speeltuintjes. Volgens de ontwikkelingspsychologie is dit omdat ieder mens overlast zorgen. Je merkt dat mensen tegengedurende zijn leven een aantal ontwikkelingsopgaven heeft woordig snel geïrriteerd raken of boos worden die min of meer leeftijdsgebonden zijn. In hun adolescentieals een jongere luid praat of tegen een bank fase werken jongeren binnen groepen onder andere aan trapt. Er wordt snel geklaagd. Je zou ook emotionele zelfstandigheid, omgaan met de eigen en andere sekse en ontwikkeling van waardesysteem (persoonlijke kunnen zeggen dat ze het niet te snel moeten identiteit, school, beroep en samenleving). Het is belangrijk dit dramatiseren. Ga met ze in gesprek, wat maakt goed te doorlopen om een evenwichtige en gezonde het dat deze mensen vanuit hun angst volwassene te worden.6 De straat is ook de locatie waar jongereageren? Zo gauw er een groep bij elkaar ren zich los kunnen maken van het toezicht van de volwassenen en een eigen sociale identiteit kunnen ontwikkelen. Door staat, buitenlandse jongeren bij elkaar staan, het ontbreken van een formele structuur kunnen jongeren op dan ontstaat er bij sommige mensen angst en straat experimenteren met sociale contacten, vriendschapdat is bij voorbaat al bedreigend. Het zijn pen, intimiteit, onderhandelingsvaardigheden en met de groepen op straat. Mensen wonen in hele dure voors en tegens van (veel) vrije tijd. Dit geldt niet alleen voor onderlinge interacties, maar ook voor interacties met woningen en vinden, heel kort door de bocht, omwonenden, welzijnswerkers en de politie.7 dat ze daarmee kopen dat ze nergens last van
43
hebben. Mensen herkennen heel snel iets als overlast. Dan kun je zeggen: wat is dat voor asociaal gedrag? Als je het van de overlastkant benadert, dan moeten er dingen gedaan worden waar de jongeren niet zo veel aan hebben en de overlast ook niet. Je kunt ergens een Mosquito op hangen, maar daar gaan de jongeren zich niet anders door gedragen, die gaan ergens anders schreeuwen. Sommige mensen reageren daar meer op dan andere. Als je het vergelijkt met de grote stad, wij zijn maar klein, dan wordt ook iedere klacht opgeblazen. Maar in het algemeen is het wel zo dat die jongeren overlast geven. Ik vind het natuurlijk prachtig als mensen initiatieven nemen, als die tenminste gericht zijn op het delen van genoegens. Want die groepen die bij de gemeente zijn ontboden, waren zeer initiatiefrijk. Het was alleen jammer dat zij hun eigen ontwikkeling in de weg zaten en andere mensen daarmee ook verschrikkelijk in de weg zaten. Dus aan initiatiefkracht en wilskracht geen gebrek,maar het zou goed zijn als daar wat in gestuurd zou worden zodat jongeren, net als de rest van de samenleving, ook iets opbrengen. Ik ben zelf ook jong geweest en wij hadden ook onze dingen daarin. Ik denk dat het door de huidige maatschappij komt, dat jongeren zich daar tegen af zetten. De manier waarop is natuurlijk wel wat heftiger dan dat wij dat vroeger deden. Er zijn mensen van rond de zeventig, vooral in het centrum, die na een bepaalde tijd toch niet meer naar buiten gaan. Na negen uur in het weekend komen die mensen echt niet meer op straat, want dan hangt er toch een vervelende sfeer. Dan zie je de capuchonnetjes met die bontkraagjes eromheen, dat is toch een grimmig sfeertje voor een heleboel mensen. Het groeit wel en de overlast neemt wel toe, misschien niet in aantallen maar wel in ergernis. ‘s Nacht om vier uur zitten ze in een straatje en dan blazen ze een container op. Dat is geen baldadigheid meer, dat vind ik een beetje tegen criminele overlast aanzitten. Wat is de kern van het jongerenwerk? Het belangrijkste is dat je intermediair bent voor jongeren, dus dat je ze kunt ondersteunen, dat je ze wegwijs kunt maken in de maatschappij en een luisterend oor kunt bieden. Maar dat is meer op een oppervlakkige manier, het babbeltje. Dat is ook het mooie van je rol, je bent geen vriend en je bent geen ouder, maar je hebt redelijk intensief contact met de meesten Schnabel (2008) betoogt dat zowel bescherming alsmede de van hen, dus daardoor kom je heel snel in een ontwikkeling van kinderen van belang zijn en uitgangspunt van het jeugdbeleid moeten zijn. Dat houdt in bescherming van de vertrouwensrol. Dat is heel fijn voor ze. Je belangen van kinderen tegen verwaarlozing en misbruik én merkt dat jongeren veel met vragen over sekontwikkeling van talenten en het creëren van kansen voor sualiteit, drugsgebruik, studeren en problekinderen.8 men thuis komen. Dus het luisterend oor vinden jongeren vaak heel prettig, en dat je ze ondersteunt, dat je ze helpt met het zoeken wat er allemaal mogelijk is voor jezelf als jongere zijnde. Het is niet als een leraar voor de klas die de regels maakt voor hoe ze zich gedragen. Wij hebben ook regels, veiligheid is altijd een thema, dat is überhaupt de discussie van het jongerenwerk, maar ze moeten ook lol hebben met elkaar. Wij hebben best wel een vrije manier van jongerenwerk. Ik heb zelf ook in een grote stad gewerkt, dan zit je helemaal vast aan lijnen en dan moet je gewoon een inloop draaien. Hier willen jongeren wat, die vraag gaan we oppakken en dat maakt het werk ook heel divers en leuk. Ja, wat ons werk betreft: een leraar moet ze in de klas houden, maar als ze bij ons zin hebben om naar buiten te gaan, dan gaan ze er gewoon vandoor. Onze opdracht is om contact te leggen en verantwoordelijkheid te creëren op basis van geen verantwoordelijkheid. Jongeren hoeven niet met ons te werken, dus wij creëren een bepaald gevoel van verantwoordelijkheid van de jongeren richting ons of op bepaalde afspraken die je maakt en uiteindelijk richting de jongeren zelf. Ik denk dat dat de basis is en dat wij op basis daarvan vertrouwen kweken vanuit niks. Wat doen de jongerenwerkers om dit voor elkaar te krijgen? Er is bijvoorbeeld een heel programma rond het jongerencentrum waar heel veel jongeren bij betrokken zijn, een beetje een netwerkje, waar zij ook van alles kunnen doen om te ondersteunen tot en met Begeleiding kan een belangrijke functie vervullen bij de negatieve gevolgen van uitsluiting. Daar staat tegenover dat het beheer tijdens een feest. Dus daar worden de leefwereld van jongeren reeds in toegenomen mate is zij op een heel praktische manier bij betrokken gekoloniseerd door maatschappelijke instanties en organisaom samen dingen op te zetten, uit te voeren, ties die allerlei activiteiten voor hen organiseren. Dit heeft tot verantwoordelijkheid te dragen. En daar is gevolg dat de ruimte voor jongeren om zich vrij van opgelegde structuren in de publieke ruimte te bewegen en zich zelfstanveel animo voor over het algemeen. Binnen het dig te ontplooien, beperkt is. Wees bewust van de waarde van jongerenwerk hebben zij ook de mogelijkheid vrijheid van jongeren in de publieke ruimte. Geef ze daar de 9 om eigen dingen te organiseren. Zij kunnen ruimte om zichzelf te ontplooien en te organiseren. met eigen ideeën aankomen, soms voor een
44
feest of een optreden of wat dan ook, dus die ruimte is daar. Maar voor de rest, ja… een keertje een voetbaltoernooi of zo, dat komt ook nog wel eens. De jongeren zelf zijn daar ook in betrokken, want iedereen krijgt zijn eigen ding om dat te organiseren. Dat maakt het zeker leuker, omdat je het zelf georganiseerd hebt. Zij krijgen een seintje wanneer ze in de zaal kunnen en op dat moment gaan wij iets regelen, dan worden ze aangespoord om iets te gaan doen.Dus nog niet echt dat ik denk: oh, dat is allemaal door jongeren georganiseerd. Die activiteiten worden dan door het jongerenwerk georganiseerd, maar dan helpen jongeren wel als vrijwilliger mee om dat te organiseren. Dus is het initiatief dan puur vanuit de jongeren? Gedeeltelijk, denk ik. We hebben iedere maand een vaste disco, dat is voor de jongeren tussen de tien en dertien jaar. Dat is een vast programma, maar de jongens die daar draaien, zijn jongens die daar zelf vroeger kwamen en vrijwilliger zijn geworden. En er komen weer vragen van de kinderen: ‘Wat is het thema, kunnen we meehelpen met de versiering?’ Soms komt er een initiatief waar we echt wat mee kunnen en soms krijg je een vraag: ‘Wanneer gaan we een keer voetballen?’ En dan blijft het daar bij. Jongeren weten wel wat voor activiteiten ze willen, ze moeten alleen wat begeleiding van de jongerenwerkers krijgen. Als jongeren die bij ons in de ruimte komen of meehelpen met het jongerenwerk met een idee komen, dan is het niet zo dat wij dat gaan oppakken, maar wij zeggen dan: ‘Leuk, kom eens langs met twee vrienden en dan gaan we kijken wat er nodig is.’ Dus dan zijn ze zelf volledig betrokken bij de activiteiten. Dat is een manier van werken die het netwerkprogramma ook tot doel heeft, dat je de initiatiefkracht bij jongeren laat liggen. En verder is het heel belangrijk dat vanuit het jongerenwerk een veilige situatie gecreëerd wordt, dat er een Ontmoetingsplaatsen zijn ‘vrijplaatsen’ waar jongeren plek is waar jongeren veilig zijn, dat zij erkend zichzelf kunnen zijn. Ze blijken belangrijk voor de identiteitsworden voor het feit dat ze er zijn en dat ze er 10 ontwikkeling van jongeren. mogen zijn. Dat zijn hele kleine dingen, maar dat zijn niet altijd dingen die jongeren mee krijgen vanuit de thuissituatie of vriendengroep. Zo hebben wij heel veel jongeren en dat is ook wel de kracht van het jongerenwerk hier, dat jongeren niet alleen hier komen om te gamen of om playstation te spelen, maar dat veel jongeren die wij op dit moment hier binnen krijgen ook participerend zijn. Juist door ze verantwoordelijkheid te laten dragen en ze actief te laten participeren, wordt hun zelfvertrouwen groter en wordt hun energie door ook wat te willen presteren veel groter. En dat is gewoon veel beter. Doordat ze zich met hart en ziel inzetten, hebben ze ook de behoefte om goed te zorgen voor het pand en de daarbij horende taken. Je krijgt ook contact met zo’n jongere en dan kom je uiteindelijk toch wel in gesprek. Terwijl, als je een jongere tegenkomt met een problematiek en je begint er gelijk over, dan wordt er ook gelijk een muur opgebouwd en is vaak het vertrouwen weg. Je hebt gewoon te maken met pubers, maar ze weten wat er bij ons te halen is en waarvoor wij er zijn, dus als het moment daar is dan kunnen ze daarmee terecht. Wat zijn de grenzen van het jongerenwerk? Wij zien heel veel en vanuit die signaleringsfunctie kunnen wij jongeren doorverwijzen, kunnen wij ze ondersteunen of andere netwerkpartners inzetten om hen te ondersteunen. Ik vind dat jongerenwerkers een hele belangrijke signaleringsfunctie hebben. Het jongerenwerk zit heel erg in die oriënterende fase, je signaleert gewoon heel veel. Je zit in die eerste fase en daarna pas heb je de hulpverlening. Die stap is daar heel groot in, ik denk dat het jongerenwerk daar gewoon een hele goede schakel in is. Jouw kracht ligt in het vastpakken en het begeleiden naar, zodat jongeren niet tussen de wal en het schip vallen. Wat gebeurt er over die grens? Het is best rustig in deze stad, er gebeuren hier niet zo veel dingen. Het is gewoon een klein stadje met bijbehorende groepjes en probleempjes. Het wordt hier meer in het verborgen gedaan. Alcoholgebruik en drugsgebruik is hier wel heel hoog. Maar ja, dat is in sommige andere plaatsen ook en het is ook niet exceptioneel. Een drankproblematiek is hier sociaal geaccepteerd... maar een blowtje roken kan dan weer niet, dat is ontzettend crimineel hier. Doordat er geen coffeeshops zijn, wordt er op straat softdrugs verhandeld. Hierdoor is de stap naar andere drugs wel sneller gemaakt, omdat ze de dealers toch al kennen. Drugs is een probleem dat niet onderschat moet worden. Er zitten altijd raddraaiers tussen en juist die moet je ertussenuit weten te filteren. Nou, daar werken wij niet mee. Wat doet het jongerenwerk binnen die grenzen? Je werkt meer preventief met een paar honderd jongeren waar het niet goed mee gaat, maar ook niet heel slecht. Die hebben zo’n plek nodig, of die komen naar zo’n ambulant werker toe, of die doen aan zo’n activiteit mee. Je krijgt best wel een grote groep van jongeren die in een bepaalde ontwikkelingsfase zitten en die tegen bepaalde problemen aanlopen. Die zijn op dat moment misschien niet zo verschrikkelijk groot, maar als ze niet over die hobbel heen komen, dan komt
45
het later terug in bijvoorbeeld een alcohol- en drugsproblematiek, een problematische Een mijlpaal is het in 1985 verschenen Samenleving en thuissituatie of een bepaalde emotionele criminaliteit (Ministerie van Justitie, 1985). Dit rapport voert de snelle toename van ‘kleine’ (of ‘veelvoorkomende’) onvaardigheid. Dus eigenlijk bepaalde criminaliteit en overlast – winkeldiefstal, vandalisme, vaardigheden die je niet hebt of onvoldoende drankmisbruik, vechtpartijen, etc. – vooral terug op jongeren ontwikkeld hebt. Wij zitten op een punt waar en hun maatschappelijke omgeving. Er wordt onder meer jongeren eigenlijk het meest kwetsbaar zijn, gewezen op de erosie van traditionele samenlevingsverbanden (gezin, school, kerk), de afname van sociale controle, maar ook op een punt dat jongeren het minst en de stijgende welvaart, waardoor criminaliteitsproblemen geneigd zijn om hulp te vragen. Ze sluiten zich toenamen. Als oplossingsrichtingen kiezen politici en het liefst op in een bepaalde vriendengroep... bestuurders niet uitsluitend voor politie en justitie. Ouders, leerkrachten en gemeentelijke diensten moeten eveneens thuis is te dichtbij, school is te ver weg... ze meedoen (Moerland et al., 1991). Een combinatie van controvallen eigenlijk in een soort grijs gebied en het lemaatregelen en gelegenheidsbeperking – bijvoorbeeld het jongerenwerk staat daar middenin. En het plaatsen van vandalismebestendige bushokjes – is het resuljongerenwerk richt zich heel erg op de talenttaat. Moeilijker realiseerbaar blijkt langetermijnbeleid gericht op onderliggende sociale, economische en culturele vraagontwikkeling en daardoor is het in staat om de stukken. Niettemin heeft met Samenleving en criminaliteit het probleemgebieden aan te pakken. Jongerenbesef van een gezamenlijke – bestuurlijke – aanpak van kleine werk is op zijn best op het preventieve vlak. criminaliteit zijn intrede gedaan. Tevens werd criminaliteit Wat ik zelf belangrijk vind, is dat je niet alleen verbreed tot discussies over (on)veiligheid in het algemeen. Dit uit zich onder meer in het optuigen van integraal veiligheidsmaar achteraf dingen gaat repareren. Ik denk beleid medio jaren negentig, dat plannen voor de bestrijding dat je wel het jongerenwerk in zoverre van allerhande rampen, crises en conflicten in het middelpunt overeind moet houden, dat je van tevoren al zet (het gaat hierbij dus om zowel fysieke als sociale veiligheid). Het managen en beheersen van risico’s (Beck, 1992) en preventief moet kijken:welke jongeren kunnen daarmee het terugdringen van de subjectieve veiligheidszich echt wel degelijk tot problemen gaan beleving – dat wil zeggen: de angst om slachtoffer van enig ontwikkelen? Want je zou ook kunnen zeggen: delict te worden – wordt uitgangspunt van beleid. Dit beleid is ‘We doen het zo beleidsarm mogelijk en we eerder normatief dan juridisch van aard. Naast straffen achteraf, komt preventie vooraf in beeld. Probleemgedrag grijpen wel in als er een probleem is,’ maar dat 11 dient te worden voorkomen. lijkt mij echt het paard achter de wagen spannen. Dat zou ik echt overeind willen houden, dat je gewoon de inspanning vooraf houdt. En zo gaat het nu ook. Ik vind dat wij hier nogal gemakkelijk jarenlang gekeken hebben naar de oplossing aan het einde. Dus: de politie zorgt er maar voor dat de jongeren vertrekken. En ik vind dat wij aan de voorkant met die jongeren aan de slag moeten. Wij zijn vaak de eersten die praten met jongeren. Hun initiatiefkracht is goed, maar de organisatie en de doorzettingskracht is niet altijd optimaal. Jongeren komen met een idee en wat ze dan doen is, ze reiken jou de hand. Als professional moet je daar gewoon goed mee omgaan. Bij sommige projecten probeer je iedereen te triggeren en dan merk je toch dat sommige mensen, als je die dan in een netwerkprogramma zet, letterlijk een stapje achteruit doen. Als je weet dat jongeren die eigenschap hebben, is het belangrijk om een bepaalde methodiek te hebben die ze daarin ondersteunt en niet een wagonnetje die achter het treintje aan blijft zitten. En daar heeft het netwerk wel een goed antwoord op. Als een stel jongeren een goed idee hebben en ze willen het ook graag uitvoeren, dan moet je af en toe ook beseffen dat jij niet het spinnetje in het web bent, maar dat jij een van de partners bent en dat jij daar ook een verantwoording in kan pakken. Normaal zou ik er als initiatiefnemer bij gaan zitten. Dat doe ik nu dus niet, ik vraag gewoon: ‘Wat heb je nodig en wie heb je ervoor nodig? Je mag mij er best neerzetten en dan kijk ik vervolgens bij de dingetjes waarbij mijn naam is neergezet en of weer mijn eigen netwerk kan gebruiken.’ Dat maakt wel dat je zelf een stap terug moet zetten, maar het is wel effectief, de jongeren krijgen wel het idee dat ik wat voor hun doe. Vroeger was het zo dat jongeren een idee hadden en toen gingen ze achteruit staan en wij gingen alles zelf doen. Dit past niet meer bij de huidige tijd. Je moet heel goed in je netwerk opereren. Ik denk dat het daar in de toekomst naartoe zal gaan, in de breedte van de welzijnssector. Hoe opereert het jongerenwerk op de grens met zorg? Je ziet wel heel erg dat de tendens is dat jongeren komen met een vraag of een probleem en de hulpverlening heel erg aan je trekt. Vooral een CJG. Wij zitten in een overleg en daar worden wij soms ook als hulpverleners neergezet. Dat is helemaal moeilijk, want hulpverlening is één op één, terwijl wij eigenlijk een soort groepswerkers zijn. Dus daar zitten wij nu ook mee te worstelen. Als de gemeente dat wil, dan moeten ze op een andere manier jongerenwerk bedrijven. Ja, we doen het wel, maar vaak zien we, en dat vinden wij heel moeilijk, dat zo’n jongere toch op een wachtlijst komt te staan of niet direct hulp
46
krijgt. Daar zit bij ons ook heel erg de frustratie: je hebt de plicht, als je ziet dat een jongere hulp nodig heeft, om de casus aan een organisatie voor te leggen en vervolgens zie je die jongere nog steeds op straat en je ziet dat het nog steeds niet goed gaat. Je hoort dan van die jongere dat hij nog op die hulp moet wachten en daar vind ik dat er nog een slag gemaakt moet worden om dat te verbeteren. De gemeente ziet dat ook wel in, maar de hulpinstanties leggen het weer allemaal bij ons neer. Wij zijn ook maar psychologen van de koude grond en wij weten maar een beetje als iemand niet lekker in zijn vel zit, maar in echt coaching en intervisie op het gebied van hulp bieden, zijn wij niet gespecialiseerd. Daarom is het moeilijk voor ons om in te schatten hoe groot het probleem nu eigenlijk is. Zelf willen wij natuurlijk ook niet constant een maatschappelijk werker zijn voor die persoon. Er is ook niet altijd tijd voor. Je hebt contractfinanciering of productafspraken vanuit de gemeente en je moet zo veel inlopen draaien en je moet zo veel activiteiten organiseren, dus het kost je gewoon tijd om een jongere één op één te begeleiden. Dus dat is ook een spel voor jezelf hoe je dat oppakt .Je wilt het natuurlijk wel doen, dus dat maakt het moeilijk voor je eigen werk. Ik denk dat wij het ons zelf veel gemakkelijker kunnen maken en onze rol veel beter kunnen vervullen op het moment dat we de signaleringsfunctie nog beter kunnen benutten. Als jongerenwerkerben je een schakel tussen de jongere en de zorg in. De vertrouwensband tussen jou en de jongere staat echter wel op nummer 1. Mede daarom is het dan ook van groot belang dat wat je doet, bekend is bij de jongere. Zonder vertrouwen bereik je immers geen jongeren. Belangrijk Er is geen stad die jeugd en veiligheid niet als speerpunt hierin is dat je het vertrouwen niet schendt benoemt in haar Integrale veiligheidsplan. [...] Wat duidelijk door zaken te vertellen die in vertrouwen zijn wordt uit alle kennis over 12-minners en risicojongeren is dat verteld. Het is dan ook erg belangrijk dat je met op het moment dat jongeren een veiligheidsprobleem worden, er al vroeg iets is misgegaan. Problemen met gewede jongere de stappen doorneemt die bij het tensvorming en gebrek aan morele binding en grenzen onttraject horen. Hoe opereert het jongerenwerk staan al op jonge leeftijd. Soms in stilte maar meestal zichtbaar op de grens met veiligheid? We ervaren een voor ouders, familie, buurt, school, sportleiders, jeugdwerkers, wijkagenten en anderen die zich in de omgeving van het spanningsveld. Aan de ene kant staan de jongekind bevinden. Natuurlijk vertoont ieder kind moeilijk gedrag, ren. Door enkele incidenten vinden sommige maar wanneer woedeuitbarstingen, vechten, wreedheid, lievan hen dat de jongerenwerkers hen verraden gen, diefstal en brandstichting frequent en ernstig voorkohebben en niet te vertrouwen zijn. Aan de anmen, is het tijd om in te grijpen, zo snel mogelijk. Want wat duidelijk is, is dat kinderen die al vroeg met politie in aanraking dere kant staan politiek, de gemeente en politie. komen een verhoogd risico hebben om gewelddadige veelpleZij zien het jongerenwerk als een verlengstuk gers te worden.12 van de politie. Wij worden ook gebeld om op te treden als bijvoorbeeld prullenbakken in brand worden gestoken. Wij, van onze kant, willen best met jongeren praten, maar kunnen niet de rol van politie overnemen. Jongeren weten nu niet aan welke kant wij staan. We werken veel met de gemeente samen en die ziet ons als een verlengstuk van de politie. Jongeren nemen dat beeld over. Het spanningsveld tussen enerzijds jongeren en anderzijds politiek en politie vertaalt zich in enerzijds beroepsgeheim en anderzijds niet kunnen accepteren dat grenzen overschreden worden. Als de jongerenwerker niet voldoende middelen heeft, dan wordt het lastig. De politie is beroepsmatig al veel meer met jongeren in gesprek en die accepteren dat de jongerenwerker soms iets weet waar de politie graag achter zou willen komen, maar dat niet zegt om daarmee zijn eigen positie niet te beschadigen. En dat jeukt best wel, maar de jongerenwerker heeft zijn vertrouwenspositie nodig en juist door deze jongeren af te schermen is hij in staat om de volgende keer een stap de andere kant op te maken met die jongeren. De gemeente komt naar je toe: ‘Er zit een groep jongeren daar, wat kunnen wij met die jongeren bereiken?’ Maar dan gaat het wel vaak over veiligheid, het zijn niet de kansen van de jongeren, dat wordt nog vaak vergeten door de andere organisaties. De burgemeester heeft een andere visie dan wij, hij zit veel meer op dat veiligheidsaspect. Dit is al jaren een discussie. Met oud en nieuw ondersteunen wij bijvoorbeeld degene die een feest of een vuur wil organiseren, maar op de avond zelf gaan wij niet werken. Dat heeft geen zin, want dan heb je met jongeren met alcohol en drugs te maken. Om dan als jongerenwerker te zeggen:’Dat mag je niet doen,’ dan gaat ook jouw vertrouwensband onder spanning staan. En de burgemeester wil eigenlijk dat wij daar om drie uur ‘s nachts zijn en dan tegen jongeren zeggen: ‘Jongens, nu is het wel genoeg met dat vuurwerk.’ Dit leggen wij wel constant uit aan de burgemeester: ‘Daar moet je je jongerenwerk niet voor gebruiken, dat is handhaving, dat is puur dat de politie daar wel of niet moet optreden.’ Maar het is meer dat hij het elke keer roept. Het is er tot nu toe nooit van gekomen, want wij zeggen dan dat hij de hoofdprijs moet betalen op dat soort momenten en wij kunnen niks garanderen over hoe het zal lopen. Je
47
hebt hier in de gemeente de afdeling veiligheid In de eerste plaats is er het belang van een kindvriendelijke en die trekt aan het jongerenwerk, en je hebt samenleving in de breedste zin van het woord. In de meest jeugd en die trekt op een andere manier aan algemene zin is het gunstig voor opgroeiende kinderen dat ze jongerenwerk. Er is een groep die denkt: ‘Wij zich welkom weten en er voldoende voorzieningen zijn die hen op weg helpen naar volwassenheid en zelfstandigheid. […] In sturen het jongerenwerk er naartoe en dan is de publieke opinie worden met name jongeren vaak gezien als het opgelost.’ Wij zeggen al jaren: ‘Zo werkt probleemveroorzakers en lastpakken. Als onderwerp van puhet niet. Wij gaan contact zoeken met de bliek debat zien we dat het bijna alleen gaat over probleemjongeren. De meeste jongeren kennen we al jongeren, schooluitval, drankgebruik, et cetera. De opvoeding van kinderen en jongeren wordt steeds vaker als vanzelf ondertussen, dus dan is het wel wat gemak13 geproblematiseerd. kelijker. Dan gaan we ermee praten, wat is het probleem en hoe gaan we het oplossen?’ Maar het is niet zo dat wij een blik jongerenwerkers opentrekken en een soort tweede hand van de politie zijn. Bij de afdeling veiligheid denken ze vaak dat het zo werkt. Ik heb op mijn vorige werk meegemaakt dat de politie bepaalde wie er wel of niet in het jongerencentrum mocht komen, want dan kregen ze straf van de politie en dan mochten ze niet in het jongerencentrum. Dat is een tamelijke onmenselijke situatie. Dan kan je als jongerenwerker eigenlijk niet functioneren. Je hebt geen poot om op te staan en je relatie gaat ook niet lukken. In het casusoverleg hebben wij het vooral over probleemgevallen en misschien omdat wij het zo druk hebben met die probleemgevallen, vergeten wij de rest. Die overleggen zijn nog veel te veel gericht op het bestrijden van overlast in plaats van een plek geven aan jongeren in de samenleving. Wat heel lastig is, is dat het overleg er vooral is voor groepen die als hinderlijk en overlastgevend worden ervaren en dat is een deel van de groepen waar het jongerenwerk mee werkt. Wij werken met alle groepen en specifiek met jongeren die niet zelfstandig over hobbels komen of daar problemen bij ondervinden. Een deel daarvan zijn die groepen die nu bij het overleg besproken worden. Maar de manier waarop wij in het jongerenwerk staan is heel anders dan de manier waarop wij werken binnen dat overleg. De methodiek die de burgemeester heeft bedacht is heel leuk en aardig, maar het herdefinieert de methodiek waar je normaal van uitgaat in het jongerenwerk. De verantwoordelijkheid van afspraken maken en het traject wat je ingaat met jongeren laat je veel meer over aan de burgemeester. Je bent veel meer een intermediair en je pakt zelf de verantwoordelijk minder op. Dat is iets wat wel heel lastig is, omdat je de essentie van het jongerenwerk los moet laten. Wij moeten nu probleempjes oplossen, omdat de burgemeester op zijn manier bezig is geweest. Die methodiek werkt op zich goed, maar vooral bij groepen die overlast geven. Op groepen die geen overlast geven maar wel hangen, gaat hij wel eens reageren en dan krijg je soms problemen. Hij wil wel heel veel en is ook heel erg betrokken. Soms denk ik ook wel eens: nu sla je de plank mis. Maar hij betrekt ons, als jongerenwerkers, er wel bij. Er lijkt een grens te lopen door de samenleving, met aan de ene kant de jongeren en aan de andere kant de rest. Die grens is niet eenduidig, maar subjectief en afhankelijk van de personen die de grens stellen. Dat maakt van de grens een sociaalhistorisch verschijnsel. Ik voetbalde tot mijn zestiende iedere dag op straat en dat accepteren wij tegenwoordig bijna niet meer. De jongeren worden tegenwoordig gedwongen om op een trapveldje te voetballen. Ik denk dat de ene inwoner altijd meer openstaat voor jongeren dan de andere, dat zal je altijd houden. En de één ziet iets als overlast, Kort voor de eeuwwisseling opperde toenmalig korpschef van terwijl de ander het niet als overlast ziet. politie Bert Poelert in één van zijn nieuwjaarstoespraken dat de Overlast van jongeren is van alle tijden. Het is Nederlandse bevolking zijns inziens wel ‘erg gevoelig was geeen botsing van groepen in de samenleving. worden’. En daardoor werden volgens hem nu allerlei zaken uit Toen ik jong was, hadden mensen misschien het dagelijks leven als overlastgevend of zelfs crimineel gezien, die wij vroeger heel normaal achtten. Indertijd was hoonook last van mij. Toen mijn vader jong was, gelach zijn deel: hoe durfde hij dit maar te opperen? Maar enhadden ze misschien ook last van hem. Als je kele jaren later kwam Gabriel van den Brink in zijn Geweld als dan de verhalen hoort over wat die mensen in uitdaging al min of meer tot eenzelfde conclusie (Van den hun jeugd uitspookten, dat is eigenlijk heleBrink, 2001). Hij constateerde immers dat de ervaren toename van overlast van jongeren waarschijnlijk te verklaren is uit twee maal niet zo verschillend van wat deze jeugd verschillende bewegingen: de toegenomen ‘puberassertivinu doet. Die verschillen tussen toen en nu zijn teit’ van jongeren enerzijds en de afgenomen tolerantie voor echt niet zo groot. Alleen, toen had je de dat gedrag bij volwassenen anderzijds. Beide bewegingen versterken elkaar.14 beschikking over een fiets en nu heb je de
48
beschikking over een brommer of scooter. De middelen zijn anders en die worden ingezet door jongeren om hun eigen ontmoeting te hebben. Nu hebben ze de beschikking over wat meer middelen, dus het is gemakkelijker om wat te kopen als je ergens rondhangt. Dat valt op, want dat levert afval op. Vroeger werd er een bierflesje kapot gegooid en nu steken ze gelijk iets in brand en ze vernielen echt dingen, dus de gradatie van overlast neemt wat toe. Die andere kant van de samenleving moet ook leren accepteren dat jongeren soms zo’n letterlijke explosie nodig hebben om te laten horen: wie zijn wij. Dat gebeurde vroeger ook, alleen was het geen vuurwerkbom maar werden er appels gestolen bij de buurman en daar werd ook niemand voor vastgezet. De plaatselijke politieman kwam even bij je ouders langs en dan kreeg je misschien een pak rammel van je ouders, maar daar werd je ook niet voor vastgezet. Tegenwoordig vinden ze dat je ze moet oppakken en opsluiten. De middelen worden extremer, maar ze blijven die spanning opzoeken. Vroeger was dat een appel en nu is dat een vuurwerkbom. En een vuurwerkbom is ook niet zo vaak voorgekomen. Wat betekenen sociale grenzen voor de jongeren waar het jongerenwerk mee te maken heeft? Twee perspectieven: het jongerenwerk kan meer doen als het selectief is … Er is nu een behoudende meerderheid in ons college, dus die zullen de neiging hebben om te zeggen:’We grijpen niet te veel in.’ En ik kan me voorstellen dat ze ook zeggen: ‘We gaan niet op groepen waar niks mis mee is inzet plegen.’ Wat voorheen wel een beetje gebeurde, want je moest toch activiteiten voor iedereen aanbieden. Wij moeten een voorstel voorleggen, daar moet het college eerst iets van zeggen en die leggen het dan in principe ter vaststelling voor in de raad. Het probleem is dat als je het heel open gaat voorleggen, de raad de kaders moet gaan stellen, maar dan vinden ze bijvoorbeeld alle doelgroepen even belangrijk. Ja, dat heeft geen zin. Hoogopgeleide jongeren gaan er niet naartoe. En er zijn een aantal jongeren die niet welkom zijn in het jeugdhonk, omdat ze voor rotzooi hebben gezorgd, bedreigingen en hele vervelende dingen. En er zit een club die daar wel gewoon naartoe gaat en die ontzettend goed worden gestimuleerd. Ik denk dat je heel erg moet gaan focussen op de doelgroepen. Nu wordt gezegd dat alle mensen moeten participeren. En je ziet dat het jongerenwerk meer toegaat naar de doelgroepen die iets minder in de maatschappij staan en die dus mogelijk een probleem gaan vormen of al een probleem vormen. Ik denk dat je daar ook sterk op moet inzetten en niet pretenderen Hoe individueler wij gaan leven, hoe dichter de overheid onze dat je op alles inzet, want dat is ook niet nodig. persoonlijke levenssfeer zal naderen, om zo te compenseren Idealiter wil je wel, maar dat is onnodig en niet voor het gebrek aan steun in onze sociale omgeving. Maar die haalbaar. Ik denk dat je beter kunt focussen op compensatie zal altijd heel gebrekkig zijn, omdat de overheid een ondersteunende sociale omgeving bestaande uit familie, een kleine doelgroep waar je intensief en goed vrienden en buren nu eenmaal niet kan vervangen. En hoe iets mee doet, dan dat je je focust op iets heel meer de overheid alles regelt, hoe minder de sociale omgeving groots, waarvan je dan maar een gedeelte nog geactiveerd zal worden. Het antwoord is dan ook niet om door te gaan op deze weg. Dat leidt tot nog meer risicotaxaties bereikt en wat minder intensief is, omdat je op en trajecten. Deze instrumenten hebben zeker een plaats, een heel grote doelgroep focust. … of het moeten ook niet overboord, maar de ontwikkeling als geheel is jongerenwerk kan meer doen als het er voor doorgeslagen. We zijn te veel gaan focussen op de 15 procent iedereen is… Wat ik in de samenleving zie en kinderen waar iets mee aan de hand is. Daardoor denken we te weinig na over een gunstig opgroeiklimaat voor alle kinderen. misschien ook wel hier zie gebeuren, is dat er Hoe herstellen we de balans? Door beleid minder eenzijdig wat meer een kloof ontstaat tussen kansloze en vanuit het risicoperspectief te benaderen en de focus te 15 kansrijke jongeren. Kansloze jongeren als het verleggen naar de kracht van de sociale omgeving. Met name gaat om opleiding, gezinsachtergrond, finankinderen uit arme gezinnen nemen niet deel aan vrijetijdsactiviteiten (cultuur en sport) uit financiële overwegingen. ciële mogelijkheden. Dan kunnen ze snel afVoor deze kinderen zijn er vaak weinig andere mogelijkheden glijden naar overlast en het criminele circuit. dan hun vrije tijd op straat door te brengen.16 Zorg- en welzijnsKansrijke jongeren redden zich wel en vinden organisaties zouden zich meer kunnen richten op de ontmoehun mogelijkheden wel. Wij vinden juist de ting tussen kansarme en kansrijke jongeren. Nu is hun beleid vooral gericht op kansarme jongeren. Indien de wens leeft om mengelmoes belangrijk. Wij proberen ook jondie twee groepen met elkaar in contact te brengen, bieden geren met verschillende achtergronden en buurthuizen en buurtactiviteiten, ook van vrijetijdsorganisa17 gedachten met elkaar in contact te brengen en ties, hier een mooie gelegenheid hiervoor. te laten samenwerken De aandacht van de politiek gaat naar een bepaalde doelgroep, maar ik denk dat die doelgroep zelfredzaam is. Die wil toch studeren en komt uit goeie gezinnen. Maar je hebt jongeren die daar onder liggen, met ouders die misschien schulden hebben of niet voldoende aandacht besteden aan hun kinderen, waar de kinderen problemen hebben op school. Ik denk dat je die twee groepen in contact met elkaar moet brengen,zodat de probleemjongeren kunnen zien dat het ook anders
49
kan. Het is een van de moeilijkste segmenten binnen het jongerenwerk om dat voor elkaar te krijgen. Daar moet je heel veel op sturen en coachen, maar dat is wel je doel en daar heb je ook andere jongeren voor nodig. En het moet niet zo zijn dat negatief gedrag alleen maar beloond wordt, het moet voor iedereen toegankelijk zijn om iets leuks te kunnen organiseren met elkaar. Wie is verantwoordelijk voor de grensposten? Omwonenden zoeken de gemeente op om het probleem op te lossen. Dat ligt ook ergens een beetje bij de ouders natuurlijk. Wij kunnen als gemeente gemakkelijk roepen: ‘Wij zijn niet de ouders van die kinderen en de ouders hebben een belangrijke rol.’ Voor een deel is dat ook zo en dat zal altijd zo blijven, en ik vind ook dat die verantwoordelijkheid daar Sommige buurten hebben soms ‘last’ van rondhangende ligt, maar ja, sommigen hebben misschien kinderen of jongeren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat geen ouders of er wordt niet zo goed op gelet sommige activiteiten bewust op deze doelgroepen worden ingezet, om te voorkomen dat ze zich gaan vervelen, op straat en dan is het wel mooi dat er nog iets is. We gaan rondhangen of zelfs in de criminaliteit belanden. Dit is hebben als gemeente natuurlijk te maken met vooral van belang in buurten waar weinig voorzieningen voor de zorg voor al onze inwoners en de jongeren kinderen zijn, of waar kinderen uit gezinnen komen waar geen zijn daar ook een groep van. Maar de burgegeld is om ze op sportclubs of andere verenigingen te doen. Het mes snijdt aan twee kanten; de kinderen zijn in beweging, meester krijgt gewoon mailtjes van ‘Daar en steken er iets van op en gaan niet lopen klieren, rondhangen of daar en die groep.’ We springen niet op een 18 erger. De categorisering van jongeren als probleem komt mailtje met ‘Ik heb al twee jaar overlast,’ zonveelvuldig voor binnen betrokken organisaties in achterder dat er een onderbouwing bij zit. Dat was standswijken. Dat er jongeren zijn die voor problemen zorgen is een feit. Negatieve associaties in het beleid kunnen echter eerst wel een beetje aan de hand. Wij geven nu maatgevend worden voor beelden die binnen organisaties behoorlijk wat tegenwicht naar bewoners toe: bestaan van deze jongeren. Het risico is aanwezig dat het waar hebben we het nu werkelijk over? Wij beeld de overhand krijgt dat ‘de jongere’ zorgt voor problemen. […] Het is belangrijk dat gemeenten en woningcorpohebben namelijk helemaal geen groot overlastraties een evenwichtiger beeld hebben, alvorens over te gaan probleem. Er was een opkomende groep, maar tot interventies die consequenties hebben voor deze groep. daar is direct op in gesprongen vorig jaar. Er is […] Ditzelfde geldt voor andere organisaties die direct of toen direct een groep opgezet, samen met de indirect met jongeren in achterstandswijken te maken hebben. Gemeenten worden erop gewezen dat het gebruik van leerplichtambtenaar en de politie. Die heeft bij bepaalde administratieve labels en portefeuilles waaronder alle ouders aangebeld en gesprekken gehad en jongeren vallen een risico van negatieve beeldvorming met het was zo de kop ingedrukt. Dus als er echt zich meebrengt. Indien aandacht voor jongeren steeds iets serieus is, dan weten wij dat ook. Dat soort gekoppeld wordt aan veiligheid of criminaliteitspreventie, verhoogt dit het risico dat ze als groep worden gecategorimailtjes naar de burgemeester: ‘Wij hebben al seerd als probleem. Een wijziging van labels en portefeuilles twee jaar overlast, mensen durven niet naar 19 valt daarom te overwegen. buiten en kinderen kunnen niet buiten spelen...’ We zijn een verzameling dorpen en de burgemeester en de wethouders profileren zich als dat zij alle problemen in alle dorpen zouden oplossen. Alle overlastmeldingen zouden bij de burgemeester terechtkomen en dat werd allemaal bloedserieus genomen. Op een gegeven moment zijn wij tegengas gaan geven. We hebben al een vast overleg, wij zitten heel regelmatig om de tafel en dan proberen wij ook echt overlastbestrijding in kaart te brengen. Wij zeggen tegen de bestuurders: ‘Als wij jullie nodig hebben, dan horen jullie het wel en niet gelijk alles zo hoog oppoetsen. Wat is er precies aan de hand? Houd meldingen bij, hoeveel jongeren waren het?’ Wij delen boekjes uit aan omwonenden over hoe je om moet gaan met jongeren om het echt in proportie te krijgen. En als er echt wat aan de hand is, dan kunnen we ook doorpakken, maar dan hebben we ook goed in beeld wat er aan de hand is. Zo’n overleg is een initiatief vanuit de gemeente en de politie. In de jaren negentig is er een hele losse, laat-maar-hangen cultuur geweest. Nu komt er een tegenbeweging aan. Het zat eerst heel erg op de inhoud. Dat is nu verschoven, er zit nu veel meer repressie op. Jongeren moeten zich aanpassen aan de regels en de inhoud is daar maar een miniem onderdeel van. Maar ik vind wel weer dat er wat voor die kinderen moet zijn. Het betekent ook dat op het moment dat zich dat uit via de rottigheid, je de rottigheid kunt bestrijden, maar dat je eigenlijk moet kijken waar dat uit voortkomt. Wat is de opdracht van de gemeente hierin? Het gemeentelijk beleid is tegenwoordig veel meer maatschappelijke ondersteuning, dus kijken waar de gaten vallen. Ik ben ook van mening: schoenmaker, blijf bij je leest. Zij weten wat ze doen en daar heb ik ook alle vertrouwen in. Dus ik denk dat je daar als gemeente ook niet veel op moet gaan sturen of te veel op moet inbreken. Wij willen dat het jongerenwerk groepen jongeren die dreigen uit te vallen, activeert. Dat is natuurlijk een
50
heel helder doel en wij hadden in het algemeen ook een heel helder doel om meer activiteiten voor jongeren te organiseren, maar je ziet in het jongerenwerkerscircuit een ontwikkeling dat het zich steeds meer toespitst op probleemjongeren. Het budget daalt. Je ziet dat het jongerenwerk steeds meer gekoppeld wordt aan het veiligheidsbeleid. Het is dus veel meer gericht op de jongeren op straat en daar gaan we een stapje in verder. We draaien een alcoholproject, we draaien een project waar we jongeren aan het handje meenemen naar het Jongerenloket. Er zit een verschuiving in en daar experimenteren we weer mee. En we willen bereiken, het blijft eigenlijk tweeledig: meer activiteiten voor jongeren en activeren van dreigende uitvallers. Het is eigenlijk dat je ze volledig mee wil laten draaien in de samenleving, zonder schooluitval, criminaliteit... dus in de breedste zin. En dat is een hoofddoelstelling van ons jeugdbeleid, om onze jongeren voor te bereiden op zelfstandig functioneren in onze maatschappij. Als een groep zich verder goed redt, dan is het goed, maar als ze ondersteuning nodig hebben, dan letten wij er wel extra op. Wij zijn er juist voor alle jongeren en niet alleen voor de hangjeugd. Dat maakt het ook moeilijk, want in het jongerenwerk heb je natuurlijk het snelste contact met de hangjeugd. Die zijn op straat. De hockeymeisjes hier in de gemeente, die drie keer in de week tennissen en één keer in de week golfen, die zijn moeilijk te bereiken want die hebben een druk activiteitenprogramma eromheen. Maar wij zijn er ook voor hen als ze vragen hebben. Hoe weet de gemeente welke vragen jongeren hebben? Er is een subsidie van 10.000 euro per jaar voor groepjes die buiten het jongerenwerk wat willen en die is ook gepubliceerd in de plaatselijke krant. We hebben ook een actieve stichting, dat zijn hele actieve jongeren die dat gewoon weten. Die vragen heel regelmatig geld. Maar als wij een overleg hebben met de gemeente, dan zeg ik ook altijd dat de gemeente verantwoording moet nemen. De gemeente moet zeggen: ‘Het zijn onze jongeren en zij kunnen niet zo maar iets creëren, daar moeten wij voor zorgen.’ Zij moet het niet steeds verschuiven. Ik ben dus op een vrijdagavond de stad in gegaan om met de jongeren te praten: wat leeft er nou en wat willen ze nou allemaal? Het is natuurlijk heel erg moeilijk om daarop in te spelen. Men heeft een jeugdhonk hier. Dat is maar op gezette tijden open. Niet alle jongeren kunnen en willen daar naartoe. Anderen vinden de activiteiten van het jeugdhonk niet leuk of ze willen dat het langer open blijft. En er was nog een andere club, die wilde allerlei andere dingen, maar allemaal vaag en onrealistisch. Die wilden een bordeel hier. Ze willen voornamelijk stoer doen en dan is het de kunst om ze een keer uit die omgeving te halen en met ze in gesprek te zijn en dan eens echt te horen wat ze nou plezierig vinden. Dan met elkaar te kijken wat voor aanbod daarvoor is of wat er voor moet worden gerealiseerd. Wat mij heel erg opviel in die gesprekken was: de gemeente moet daarvoor zorgen. Ik wil daar binnen de mogelijkheden wel voor zorgen, maar ik moet wel weten wat zij willen. Zolang zij niet weten wat zij zelf willen, dan kan ik wel allemaal dingen gaan opzetten, maar ik weet niet of dat allemaal zo verstandig is. Ik wil heel erg dat initiatief van die jeugd zelf hebben en er lopen wel een paar mensen rond die dat echt wel kunnen, maar die moeten even achter hun broek aan worden gezeten. Het is heel belangrijk om te weten te komen wat er leeft onder die jongeren. Jongeren zijn een moeilijke doelgroep. Ouderen blijven oud en die worden nog ouder, dus als zij bepaalde voorziening willen hebben, kunnen zij daar in principe over twintig jaar ook nog gebruik van maken. Jongeren blijven niet jong, die groeien door. Die groep wordt wat ouder, die krijgen’ woning, werk en wijf’, zoals ze dat vroeger in Utrecht altijd noemden. Daarnaast veranderen de jeugdculturen en de daarbij behorende behoeften voortdurend. Het is heel moeilijk om specifiek daar verder op te focussen. Dan zie je die groep weer wegtrekken en dan duurt het even, en dan zie je de volgende groep weer ontstaan. De jongerenraad is er ook nog. Die bestaat uit zes tot acht jongeren en die laten zien wat bij hun Gemeenten lopen er tegenaan dat de dynamiek van de (wensen van) jongeren groot is terwijl beleid en projecten vaak leeft. De jongerenraad spreekt wel namens de trager van de grond komen. Ook komt de taal van jongeren jongeren, maar ze weten niet wat er gebeurt. niet altijd overeen met die van de overheid en is het moeilijk Ze hebben nooit jongeren ontmoet. Die om jongeren te motiveren.20 jongeren van de jongerenraad zijn anders, die hebben een hockeystick of een viooltje of ze zingen in een koortje. Je zult ze niet in het jongerenhonk tegenkomen, maar ze spreken wel namens de jongeren, dat vind ik wel vreemd. En de jongerenraad heeft eigenlijk niet zo veel te zeggen. Werkt dat wel? Je moet er veel uren in investeren of je moet het op een andere manier doen. Hoe geeft de gemeente antwoord op de vragen van jongeren? Jongeren komen en gaan, dus jongeren die zich nu inzetten voor bepaalde zaken zijn op het moment dat het in de stroperige bestuurlijke processen is gerealiseerd een stuk ouder. Dat kan wel vier jaar duren. Zij zitten dan eigenlijk in een andere levensfase. Zo’n voetbalkooi is
51
een heel mooi voorbeeld. Mijn zoontje zit op school naast die andere voetbalkooi en vraagt: ‘Papa, wij krijgen er toch ook zo één?’ Ja, dat duurt eventjes. Mijn zoontje wordt negen, maar jongetjes van dertien of veertien worden straks zeventien en dan is de interesse alweer weg. Dus die roepen: ‘Geloof jij het nog? Wij zouden een voetbalkooi krijgen en die is er nog niet.’ En dan is het de kunst om als bestuur ook te zeggen: ‘Wij gaan er echt voor staan en wij gaan, tegen de weerstand in, toch voor die jongeren staan.’ Voor jongeren is een jaar verschrikkelijk lang. Maar verder kan je daar ook niet zo heel veel van zeggen van tevoren, want lokaal kunnen die dingen altijd weer anders liggen en de politiek kan soms ineens met de gekste dingen komen, wat dan opeens heel belangrijk is. Het verandert met de maand. Met de dag soms. Je werkt in een politieke omgeving en politiek is onderhevig aan veranderingen. En de ene dag vinden ze iets anders dan de andere dag. Ik denk dat je dat altijd houdt binnen een gemeente en dat je daar ook op moet inspelen. Ik denk dat ik mijn ogen en oren moet open houden en ook dat ik zorg dat de signalen die ik opvang van het jongerenwerk en die politiek nodig zijn, bij de politiek komen. Ik denk dat dit mijn persoonlijke rol is. En ik moet best vaak voor de jongeren in de bres springen. De gemeente heeft heel erg de neiging om veiligheid te laten overheersen en ik moet elke keer weer het geluid geven van: ‘Let op met dat soort onterechte meldingen, hou altijd de bril op van de jongeren, ze mogen gewoon met een groepje van vier of vijf op straat staan te praten...’ Wij zijn natuurlijk ietsjes meer op de hand van de jongeren, wij proberen ook een soort mond te zijn van de jongeren en ook voor jongeren op te komen. Vaak wordt er in een belangrijke vergadering met allerlei raadsleden negatief over jongeren gepraat. Maar dan zeggen wij ook: ‘Jongeren mogen op straat zijn en die mogen ergens staan.’ Wij moeten gewoon voorstellen voorleggen aan het college en zij moeten uiteindelijk natuurlijk besluiten. En de raad. Wij hebben de jongerenraad, die hebben wij ook proberen aan te sporen, want als ze niks van zichzelf laten horen, dan gebeurt er dus helemaal niks. Het is niet van nature een politiek aandachtsveld. Rond de verkiezingen roept iedereen het hardst: ‘Wij moeten aandacht hebben voor jongeren.’ Eer je goed en wel verder bent, begint het al weer af te vlakken. Als er op papier een jongerenbeleid zou zijn, dan is het meer dan zes jaar oud. Wat doet de gemeente als opdrachtgever? Wij zijn de opdrachtgevers van de welzijnsstichting en via onze subsidie sturen wij ook wel op wat de stichting moet doen, de uitgangspunten. We hebben Jeugdbeleid en daar doen we allerlei uitspraken over gezondheid, veiligheid op straat. We hebben dat Jeugdbeleid in subsidieregelingen en beleidsnota’s vertaald en een daarvan is de notitie Jeugd- en Jongerenwerk en daar hebben we een aantal uitgangspunten in geformuleerd over wat we willen met jongerenwerk. Dus wat hun rol is. Wij willen graag dat ze activeren, meer activiteiten voor jongeren. Dat is een van de grote klachten van de jongeren in onze gemeente. Wij willen dat ze een rol spelen in het overleg over veiligheid op straat. En ook willen wij een soort van verwijzingscommissies naar zorg. Daar hebben wij uitvoeringspraktijk over gemaakt. Terwijl ik ook denk: wat is de vraag achter de vraag van de samenleving, hoe leefbaar is de buurt en wat voor rol kan ook het jongerenwerk daarin spelen? Of moeten zij daar helemaal geen rol in spelen? Als het vanuit de mensen zelf komt, is het een groter succes dan dat het vanuit de overheid wordt opgelegd, want zo werkt het echt niet. Je moet weten wat de vraag is en niet denken wat de vraag is. Ik denk dat de jongerenwerkers heel goed weten wat ze met het geld moeten doen, maar helaas hebben ze niet de mogelijkheid om het uit te geven. Ik denk dat als dat mogelijk zou zijn, wij veel meer kunnen doen voor jongeren. Een jongerenwerker heeft veel beperkingen om met jongeren veel te organiseren. Er wordt alleen maar bezuinigd en jongeren weten ook niet waar ze heen moeten. Ik weet dat de jongerenwerker bezig is geweest met wat de jongeren allemaal wilden hebben en wat daarvoor gedaan moest worden. Een paar jongeren wilden meer bier hebben en die wilden een stereo hebben, maar zonder zich de vraag te stellen waar dat dan vandaan moest komen. Er is nadien eigenlijk niks meer mee gedaan. Maar dat was wel een goede start, begin van onderaf. Dat heeft ook te maken met mijn visie op de overheid. Ik vind dat de overheid niet meteen allerlei dingen moet neerzetten en moet gaan doen, maar ik vind dat het van onderaf moet komen, dus vanuit de gemeenschap zelf en de overheid moet ze vervolgens faciliteren. Daarom moet je met de burgers gaan praten, anders maak je dezelfde fout. Wat voor mijzelf het actieve beleid van de komende tijd gaat worden, is hoe wij het Centrum voor Jeugd en Gezin gaan vormgeven. Ik zal alles proberen om het geen probleeminstituut te laten worden, maar een instituut waar je samen gaat zoeken naar oplossingen en waar ik ook meer jeugd naar binnen wil hebben. Wij proberen in het CJG aandacht te geven aan jongeren: hier kun je terecht met dingen die je dwars zitten en die lossen wij dan samen op. Bewustwording van alcohol is bijvoorbeeld een hele lastige. Wij weten allemaal dat het slecht is, maar het interesseert ons niet en dat geldt ook voor jongeren. Het is een beetje de ver-van-mijn-bed show, stoerdoenerij: zeventien biertjes op een avond en
52
laveloos in een keet liggen. Je kunt dan wel zeggen: ‘Daar moet je allerlei campagnes op los laten,’ maar ik denk dat het geen effect heeft. Wij kunnen heel belerend zijn als overheid en zeggen: ‘Je mag niet drinken,’ maar daar had ik als jongere ook geen boodschap aan. Sterker nog, ik vond het daardoor nog veel interessanter worden. Maar als ze in de onderlinge groep worden aangesproken, bereik je veel meer dan dat je dat als volwassene doet. Mensen willen niet dat er in hun persoonlijk leven wordt ingegrepen en zeker niet door een overheid. Hoe werken gemeente en jongerenwerk samen op de grens tussen jongeren en samenleving? Je hebt altijd problemen rond hangjongeren en die heb je hier ook. Je hebt alleen hier een burgemeester die heel enthousiast is. De burgemeester heeft natuurlijk ook veiligheid in zijn portefeuille en die is heel erg geïnteresseerd in hoe jongeren zich bewegen binnen de gemeente en hoe we dat op een zo goed mogelijke manier kunnen doen. In principe zijn de jongerenwerkers de eerste aanspreekpunten voor de jongeren, maar er is ook een direct lijntje naar de burgemeester. Die bemoeit zich daar ook wel wat tegenaan, maar dan wel weer in overleg met de jongerenwerkers. Die heeft natuurlijk contacten met de politie, het veiligheidsoverleg. En dat is ook nog wel een lijn die gebruikt wordt om eens te kijken of we soms wat kunnen doen voor jongeren. Hij ziet nu veel meer het belang en hij betrekt ons daarbij. De meeste hangjeugd kennen wij, dus als er een keer een dialoog of Om de voortdurende verbinding van stadsbestuurders en een avond wordt georganiseerd, dan weten ze professionals optimaal te laten renderen is het van belang dat dat wij daar een goeie en ondersteunende rol bestuurders de hulpbronnen waarover zij vanuit hun functie beschikken optimaal inzetten. Het gaat dan om hun positie als in kunnen spelen. Dat zien we steeds meer en opdrachtgever, de financiële middelen waarover zij kunnen dat werkt natuurlijk positief, wij worden niet beschikken en hun netwerk. […] Wat nodig is om deze potentie meer overgeslagen. We hebben ook een optimaal te benutten zijn stadsbestuurders die hun morele overleg tussen burgemeester en jongerenwerverantwoordelijkheid willen nemen en met alles wat hun ter beschikking staat jongeren binnen afzienbare termijn weer kers en volgens mij zit wijkgericht werken een toekomstperspectief bieden. Daar roept het Nicis Adviesdaar ook in, om ervoor te zorgen dat zowel de 21 college toe op. jongeren als de wijk met elkaar in samenspraak komen, dat er geen rare dingen ontstaan en er ook een beetje begrip voor elkaar ontstaat. Jongerenwerkers leggen de contacten en de verbindingen tussen de burgemeester en de jongeren, kunnen ook een indicatie geven over hoe een groep in elkaar zit, wat de tendens is en hoe wij op zo’n groep in moeten steken. Dat je als jongerenwerker serieus genomen wordt als partner is heel erg belangrijk. Niet van: we gaan wat doen. Maar meer van: wat gaan we doen en is dat een verstandige manier? De burgemeester neemt de verantwoordelijkheid richting de buurt en de afspraken die hij met de jongeren maakt om zo de bureaucratie te omzeilen en de dingen gewoon te doen op het moment dat ze gedaan moeten worden. Hij focust zich heel sterk op groepen in een bepaalde buurt, die dan bijvoorbeeld een bepaald voorzieninkje zouGelukkig, daar zijn de jongens eindelijk. Bien, die buiten op de den willen, een hangplek of iets om te kunnen jongens stond te wachten komt opgelucht binnenlopen, maar sporten. En dan kijkt hij: goh, is dat mogelijk, kijkt toch ook wel zenuwachtig rond. Ze heeft me van tevoren kunnen we dat daar neerzetten? Hij maakt dan verteld dat ze het een spannende avond vindt met al die verook afspraken met die jongeren en als ze zich schillende mensen bij elkaar. De eerste twee jongen komen binnen, kijken wat rond en zien de man van het Transfer Infordan niet gedragen, dan wordt het ook weer matie Punt die tegenover mij zit, kijken elkaar aan, draaien zich weggehaald. Daar zijn ze dan wel vrij strak op. zonder een woord te zeggen om en lopen naar buiten. De zes Hij ziet echt wel de belangen van jongeren en jongens beginnen buiten een geanimeerd gesprek, waarbij enkele malen valt, “Ik ga daar echt niet meer naar binnen, Weet hij ziet ook wel dat het er eenmaal bij hoort dat je wie er is?” De mensen om ons heen kijken ook wat verward jongeren in een bepaalde fase van hun leven om zich heen. Rieks, de opbouwwerker die nog in de wooneen beetje op straat rondhangen. Dat dat ook kamer stond, loopt naar buiten en gaat in gesprek met de altijd zo geweest is en dat dat gewoon hoort. jongens en na enige tijd komen ze allemaal toch naar binnen, grappen makend, een beetje een grote mond hebbend en zich Dat ze dat leuk vinden en dat dat op zich ook stoer opstellend. Gelukkig maar, we kunnen toch nog beginniet een probleem is. Alleen, als ze rottigheid nen. De jongens nemen, nadat ze wat te drinken aangeboden gaan uithalen of een beetje intimiderend hebben gekregen, plaats op de banken en de overige mensen worden, dan is het vervelend. De kunst is om in de ruimte – mensen die werken bij de deelgemeente, de politie, medewerkers van de woningbouwvereniging, en op een goeie manier met elkaar in gesprek te enkele bewoners – nemen plaats op de stoelen. En zo begint zijn om te bekijken waar er nou behoefte aan is het college van vanavond: Veiligheid in de buurt: een en hoe wij daar nou mee om gaan. Wij moeten jongerenperspectief.’22
53
in staat zijn om met de jongerenwerkers als tussenpersonen dat gesprek op gang te brengen. En wij moeten ons als volwassenen realiseren dat het voor jongeren heel erg beangstigend is om dat gesprek aan te gaan, dus je moet accepteren dat ze niet altijd met z’n allen komen en dat dat inderdaad maar een klein gedeelte is dat dat gesprek wel aandurft. Je moet dat ook niet gaan roepen: ‘Zie je wel, ze durven niet!’ Dat betekent dat de jongerenwerkers als een verlengstuk van die jongeren geaccepteerd moeten worden, omdat de jongeren die steun nodig hebben om die stap te zetten. We gaan in overleg met de buurt en die jongeren worden dan ook gestimuleerd om bijvoorbeeld eens iets te organiseren voor de buurtbewoners, of te laten zien dat ze niet alleen maar vervelende hangjongeren zijn, maar dat ze ook gewoon een gezicht hebben en individu zijn. Dus hij probeert dat gesprek en de dialoog een beetje te bevorderen, zodat de buurtbewoners ook misschien wat meer van de jongeren kunnen hebben. Maar hij kan die dingen ook afkappen op het moment dat het moet. En dat werkt wel positief. De jongeren voelen zich erkend, de bewoners voelen zich erkend en de afspraken liggen op tafel en die worden dan ook nageleefd. Dat gaat een beetje met horten en stoten, maar dat is de basis waarop je werkt met groepen die als overlastgevend of als hinderlijk worden ervaren. Hij zorgt dus ook voor de buffer. Ik heb zelf zo nu en dan ook het gevoel dat ik het echt moet opnemen voor de jongeren tegen de buurtbewoners. Het zijn onze eigen jongeren, het zijn niet de jongeren van buiten die de sfeer komen verpesten. Wij zijn veel meer een intermediair, ook met bewoners en met de verschillende partners. Wij zijn niet alleen gespitst op de jongeren. Er staat ergens een groep en dan betrek je niet alleen die groep, maar alles eromheen. Dat is meer het opbouwwerk, de intermediair tussen de verschillende partijen. Ik denk dat wij de laatste jaren steeds meer aan het zoeken zijn naar manieren om bewoners, winkeliers en bedrijven mee te Kinderen worden beschouwd als private worry, maar ze kunnen nemen in het proces, maar ik denk dat zouden veel meer een public issue moeten worden, object van we dat vanuit het jongerenwerk nog niet heel collectieve zorg en betrokkenheid. [...] het gaat om burgerlijke erg doen. Hoe meer bedrijven, ondernemers oplettendheid, een gevoel van gemeenschappelijke zorg voor 23 kinderen en voor de mensen die voor kinderen zorgen. en bewoners actief zijn, hoe meer draagvlak er ook is. Heeft de jeugd de toekomst? Ik denk, als het gaat om jongeren waar het wat minder goed mee gaat, dat ze niet gelukkig zijn, maar ik ben geen deskundige om te weten wat er in die koppies omgaat. Als je kijkt naar een baby die geboren wordt, dan heb je maar één persoon nodig voor het kind. Veiligheid en voeding is eigenlijk het enige wat een kind nodig heeft. Wat dat kind dan in het opgroeien nodig heeft, zit verder van het kind vandaan. Eerst heeft het het hele gezin nodig, later ook De permanente crisissfeer die rond (on)veiligheid heerst, doet de buren. Maar op een gegeven moment heb je critici vrezen dat we op weg zijn naar een ‘controlecultuur’ ook de samenleving nodig om een kind op te (culture of control) die beperking en beheersing tot iets vanzelfsprekends maakt (Garland, 2001). Op het moment dat de voeden, als het twaalf jaar of ouder is. Een bijl aan de legitimiteit van de soevereine natiestaat wordt gesamenleving wil dat niet en dat vind ik zet, criminaliteit en overlast sterk gepolariseerd raken en ontzettend jammer, want het is wel nodig. Ik emoties de boventoon gaan voeren (‘burgers hebben recht op denk dat ik in de oplossingen moet gaan denbescherming’), wordt van ons allen verwacht dat we de ‘publieke zaak’ trouw zijn: samen werken we aan veiligheid. ken. Wat beweegt een jongere om te doen wat Dat is immers in het voordeel van de plichtsgetrouwe burger hij doet? Hun middelen zijn veranderd, maar voor wie onveiligheid een hinderlijk ‘normaal’ verschijnsel is het effect is nog precies hetzelfde. Jongeren geworden. Verklaringen dat maatschappelijke omstandigontmoeten elkaar op dezelfde manier. Alleen heden tot criminaliteit leiden, zijn in dit wereldbeeld ondergeschikt geraakt. ‘De boef’ (of zwaarder uitgedrukt: ‘het de acceptatie daarvan is veel lager, omdat de kwaad’) heeft de gestalte aangenomen van een calculerende scoop van de wereld is vergroot. Je ziet overal schurk wiens wangedrag zoveel mogelijk beperkt dient te de ellende binnenkomen, mensen zijn veel worden. Kan dit niet goedschiks via de ‘zachte dwang’ van preventieve ingrepen (surveillancecamera’s, detectiepoortjes, angstiger. Kijk naar het acht uur journaal, daar ruimtelijke inrichting), dan maar via straf en het gevangenisword je niet vrolijk van. Wij krijgen natuurlijk wezen […] Strafrecht, bestuursrecht en civiel recht maken zich alle ellende mee, dus dat wordt al heel snel reeds op om gepaste maatregelen te treffen. Dwang en drang doorvertaald. En wat die mensen meenemen zijn tegenwoordig het domein van een uitdijend aantal partijen. Een parallelle trend is het omvormen van veiligheid in hun hoofd is die angst en weerstand. Dat naar een club good (Crawford, 2006b). Veiligheid wordt het vertrouwen in veiligheid zie je enorm afne‘eigendom’ van een exclusief clubje. Dat gebeurt heel letterlijk men. Er moet een mentaliteitsverandering kodoor het bouwen van muren, het ophangen van sloten en het men, want wij moeten deze stad leuker en inhuren van bewakers. (Lees verder op volgende pagina.) gezelliger maken voor iedereen. Wij moeten
54
niet alleen een kleine activiteit organiseren en er dan vervolgens niets meer mee doen. Ik hoop dat dit programma kan bijdragen aan het idee dat de samenleving daar een rol in heeft. Als je van opvatting bent dat de samenleving de kinderen moet opvoeden, dan moet je een weg zien te vinden om juist die mensen te ondersteunen die iets voor hen willen betekenen. Dan zou je een netwerk moeten hebben dat mensen bereikt, want de formele weg is altijd een probleem. Het is een cliché, maar zo waar: jongeren zijn de toekomst. En op het moment dat je ziet dat een groot deel van de toekomst in de problemen kan komen, hoe kun je dan op een preventieve en laagdrempelige manier die dicht bij hen aansluit een rol in spelen? Waar vroeger ook de gemeenschap een rol in speelde, waar ouders een veel duidelijkere rol in speelden, dat verandert allemaal continu. Ik vind het voor mijzelf wel een verantwoordelijkheid om te bedenken hoe je dat vorm kunt geven. Bovendien vind ik jongeren over het algemeen erg grappig. Ik weet nog hoe leuk mijn eigen tijd was als jongere. Je deed allemaal domme dingen, maar ik weet ook dat het belangrijk was dat je een paar mensen had die je wel in de gaten hielden. En ik denk dat dat wel een rol van het jongerenwerk is. Die paar honderd jongeren hier die het allemaal wel redelijk gaan redden, die zijn te leuk om allemaal te laten mislukken. Ja, het is natuurlijk belangrijk dat elke jongere meedoet en dat iedereen dezelfde kansen krijgt. En de ene groep is daar wat gemakkelijker in te sturen dan de andere. Ik denk dat de jongerenwerkers wel een goede aanvulling daarop zijn en dat ze wel sommige jongeren echt uit de straatwereld kunnen trekken en naar een betere maatschappelijke carrière kunnen helpen. Dat denk ik wel. En die jongeren moeten het in de toekomst weer gaan dragen. (Vervolg van vorige pagina.) Sceptici bekritiseren deze instrumenta-listische kijk op veiligheid, omdat die maatschappelijk gedeelde waarden als rechtvaardigheid, gelijkheid en solidariteit ondergraaft (Loader & Walker, 2001; Terpstra, 2006). Als veiligheid via economische wegen wordt aangeboden komt de onderlinge verbondenheid tussen burgers in het geding. Dit is een uiterst precaire situatie, aangezien het mensen gespitst maakt op (kleine) onregelmatigheden en incidenten (Merry, 1981). Het jezelf afsluiten van of het terugtreden uit de chaotische veelkleurigheid van het alledaagse bestaan draagt bij aan neerwaartse spiralen van wantrouwen en vervreemding. […] Er zijn echter subtielere vormen van uitsluiting voorstelbaar. Hypochondrische, met veiligheid geobsedeerde burgers, beleidsmakers en politici neigen ertoe ‘dissidenten’ die niet met de eenheidsmoraal mee willen tot paria’s te maken (Schinkel, 2008). Als er weinig of geen ruimte overblijft voor tegengeluid en weerspannigheid krijgt governance nare trekjes. Op het moment dat mensen bijvoorbeeld niet actief mee willen doen aan lokaal veiligheidsbeleid, worden zij wellicht rap als ‘onwillig’ en ‘onaangepast’ bestempeld. Tevens heeft de hedendaagse nadruk op controle en orde niet alleen betrekking op het tegengaan van overlast, maar evenzo op de ‘sociale constructie’ van wat overlast is (Harcourt, 2001). Vanwege de vaagheid van dit concept genereert veiligheidsbeleid een langzaam groeiende categorie van ontoelaatbare gedragingen. Zeker sociaal zwakkere en/of afwijkende groepen in de samenleving – zwervers, jongeren, (etnische) minderheden – worden snel subject van een repressieve benadering of zelfs van uitsluiting. Sturing van veiligheid dat het ‘publieke belang’ voorstaat kan zo in zijn eigen staart bijten. Samenwerking en netwerken gericht op het veiliger maken van de samenleving verdienen, kortom, doorlopende aandacht en reflectie. Een open en tolerante samenleving blijft gebaat bij controverses en fricties die zich voordoen over geopperde voorstellen, genomen maatregelen en gevoerd 24 beleid.
Referenties 1 Isabelle Diepstraten (2006) De nieuwe leerder. Trendsettende leerbiografieën in een kennissamenleving, F&N Eigen Beheer. 2 Kees Knipscheer (2006) De uitdaging van de tweede adolescentie, Nijmegen: Macula bv. 3 http://www.freechild.org/SNAYR/Ephebiphobia.htm. 4 Eerkens (2007) Het puberbrein ontraadseld: de laatste groeistuipen, in: J/M Pubers, januari 2007. 5 Jolles (2007) Neurocognitieve ontwikkeling en adolescentie: enkele implicaties voor het onderwijs, in: Onderwijsinnovatie, maart 2007. Van Hees (z.j.) Het bijzondere puberbrein (http://www.ervaringsgerichtonderwijs.nl/EGO_C01/Default.asp?CustID=645&ComID=1&ModID=440&ItemID=1131 &SessionID=-1&bottest). 6 Rigter (2008) Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen, Bussum: Couthino. 7 Raad voor Maatschappelijke ontwikkeling (2008) Tussen flaneren en schofferen. Een constructieve aanpak van het fenomeen hangjongeren (advies 43), Amsterdam: SWP 8 Planbureau voor de Leefomgeving (2010) Bedrijvigheid en leefbaarheid in stedelijke woonwijken, Den Haag/Bilthoven. 9 Van der Meij (2011) Jongeren en sport in de publieke ruimte: de Playground, in: Bolt, van Kempen & Koster (2011) Jongeren, wonen en sloop. Stedelijke herstructurering gezien door de ogen van jongeren (p. 78-79). 10 Mulderij (2011) ‘Rustig chillen zonder dat de politie je stalkt’ – ontmoetingsplaatsen voor jongeren in een zogenoemde achterstandswijk, in: Bolt etc (noot 9) (p. 81). 11 Van Steden (2011) Sturing van lokale veiligheid: een achtergrondstudie, in: Van Steden (red.) Strategieën van lokale veiligheid. Een achtergrondstudie en drie reflecties, Nicis Institute, Amsterdam University Press (p. 25). 12 Column door: Mike Koning,
55
Regiobijeenkomsten 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
http://www.nicis.nl/Wat_doen_wij/Verspreiding/Publicaties/Nieuwsbrieven/Themaberichten/2011/Veiligheid/The mabericht_Veiligheid_Nummer_2_13_april_2011/Nicis_over/Voorkom_dat_jongeren_het_veiligheidsprobleem_van_de _toekomst_worden Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling / Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (2009), Investeren rondom kinderen, advies uitgebracht aan de minister van Jeugd en Gezin, Den Haag: RMO/RVZ (p. 32). Eysink Smeets, Moors, Van ’t Hof & Van den Reek Vermeulen (2009) Omgaan met de perceptie van overlast en verloedering. Een beknopt advies voor de bestuurspraktijk, IVA Beleidsonderzoek en Advies (p. 21). Noot 13 (p. 8-9). Jehoel-Gijsbers (2009) Kunnen alle kinderen meedoen? Onderzoek naar de maatschappelijke participatie van arme kinderen, Den Haag: SCP. Koster (2011) Gezellig, gewend en de misvatting van de gemengde wijk: jongeren over Overvecht, in: Bolt etc. (noot 9) (p. 18). Kleinhans & Bolt (2010) Vertrouwen houden in de buurt. Verval, opleving en collectieve zelfredzaamheid in stadsbuurten, TU Delft. Universiteit Utrecht, Nicis Institute (p. 101). Koster (2011) Buiten beeld of probleem: jongeren, de gemeente en woningcorporaties, in: Bolt etc. (noot 9) (p. 56-57) Vandenbroucke, Braam, Gilsing, Steketee, Rutjes Strating (2010) De staat van jeugdparticipatie in Nederland vanuit het perspectief van gemeenten. Quickscan onder 175 gemeenten, Verwey-Jonker Instituut & Stichting Alexander (p. 45). Nicis Adviescollege Maatschappelijk uitval jongeren (2010) En… Actie! Jongeren aan boord, Nicis Adviescollege (p. 19 en 23). Wagenaar & Specht (2010) Geëngageerd bewonerschap. Bewonersparticipatie in drie Europese steden, Nicis Institute (p. 63). Brinkgreve (2009) Onzekere ouders (p. 12). Van Steden (2011) Sturing van lokale veiligheid: een achtergrondstudie, in: Van Steden etc (noot 11) (47-48).
ivmJongeren Gedurende het project ivmJongeren worden regiobijeenkomsten georganiseerd rond het project ‘Utrecht’ met Rhenen, Wijk bij Duurstede, Driebergen en het project ‘Gelderland’ met Ede, Wageningen en Renkum.
Thema’s van de regiobijeenkomsten
Datum
Start van een serie regiobijeenkomsten
3 februari en 17 februari 2011
Prestatieafspraken
12 mei en 19 mei 2011
De omgeving als pedagogische civil society
30 juni 2011
Welkom in de samenleving
17 november 2011
Afronding project ‘Utrecht’
26 januari 2012
Opleiden ‘opbouwend werken met jongeren en omgeving’
22 maart 2012
Intern ondernemerschap van jongeren(opbouw)werkers
24 mei 2012
Afronding project ‘Gelderland’
15 november 2012
Start regiobijeenkomsten 3 februari 2011 provincie Utrecht en 17 februari 2011 provincie Gelderland Start van een serie regiobijeenkomsten rond het project ‘Utrecht’ met Rhenen, Wijk bij Duurstede, Driebergen en het project ‘Gelderland’ met Ede, Wageningen en Renkum. De regiobijeenkomst is een ontmoeting tussen jongeren(opbouw)werkers, ambtenaren, managers/directeuren en opleiders in het kader van het netwerkprogramma ivmJongeren. Doel is om door uitwisseling en gesprek het opbouwend werken met jongeren vanzelfsprekend vertrekpunt te laten zijn. Tijdens deze eerste bijeenkomst presenteren de jongerenwerkers hun gekozen thema’s, lichten we het werken met netwerkprogramma’s toe en maken we met elkaar als ervaring een netwerkanalyse.
Prestatieafspraken regiobijeenkomsten 12 mei 2011 provincie Utrecht en 19 mei 2011 provincie Gelderland Van activiteiten- naar programmagestuurd jongerenwerk Hoe kun je het opbouwend werken met jongeren, waar het werken met netwerkprogramma’s voor staat, verwer-
56
ken in prestatieafspraken? Kun je dat meten is een veel gestelde vraag? Hoe verantwoord je het leggen van relaties, het stimuleren van initiatiefkracht en het bouwen aan een toegankelijke omgeving voor jongeren? Wat meet je dan? En doet dat recht aan wat een jongerenwerker daadwerkelijk betekent voor jongeren en omgeving? Inleidingen (Gelderland) Vier korte inleidingen, waarmee het vraagstuk en de kijk op prestatieafspraken voor het ‘opbouwend werken met jongeren’ in beeld komt. Welke bewegingen zien we in het land? Welke mogelijkheden vinden we hier? Hoe ga je om met prestatieafspraken? Hoeveel speelruimte zie je in de afspraken en hoeveel speelruimte neem je? Welke interpretaties geef je aan afspraken? T Ien van Doormalen en Rabea Ubachs, respectievelijk directeurbestuurder Solidez en ambtenaar gemeente Wageningen vertellen in een gezamenlijke presentatie hoe ze sinds twee jaar samen in gesprek zijn om uit te vinden hoe prestatieafspraken verantwoord en opbouwend vorm kunnen krijgen en hoe essentieel het is om dat samen uit te vinden. Rinske Evers, adviseur Spectrum, Centrum voor maatT schappelijke ondersteuning Gelderland, schetst de bewegingen in het land, die enerzijds gaan naar steeds meer beheersing en probleemgestuurd jongerenwerk.
57
T De eisen aan prestatieafspraken, die steeds meer verschuiven naar SMART, evidence based, cijfers en effecten, maar er is ook een worsteling gaande van gemeenten die zoeken naar andere mogelijkheden. Caroline Hendriksen, ambtenaar gemeente Ede, geeft T aan dat het werken van jongerenwerkers niet direct doorvertaald mag worden naar politieke verantwoording. De politiek stuurt niet het jongerenwerk, geeft wel de kaders aan. Zit er speelruimte in de huidige prestatieafspraken? Floor Basten, onderzoeker, interviewt gedurende het T project de netwerken rond het opbouwend werken met jongeren. Zij onderzoekt hoe opdracht, aanpak en omgeving aansluiten bij de eigen kracht van jongeren. Zij hoopt dat het gezamenlijk vertelde verhaal in de verschillende steden aanknopingspunten geeft om taal te vinden voor nieuwe prestatieafspraken.
opdracht
eigen kracht jongeren
58
omgeving
aanpak (professie)
Afronding project ‘Utrecht’ 26 januari 2012 Deze bijeenkomst is de afronding van het ‘Utrechtse deel ’van het project ivmJongeren. De jongerenwerkers uit Wijk bij Duurstede en Rhenen T presenteren de resultaten van hun netwerkprogramma’s: Gerda van Berkel en Eno Middelham: Plek in wijk en Jongeren en stap vooruit; Kees de Bree en Mohand Elkhoulati: Werkplaats Jongeren Ondernemen. Gerdine van Ramshorst vertelt over haar praktijkT begeleiding. Floor Basten geeft haar bevindingen uit het onderzoek T ivm Jongeren in Rhenen. Presentatie van het eerste magazine IvmJongeren T waarin voorbeelden, ideeën, impressies vanuit de verschillende netwerkprogramma’s, het onderzoek in Rhenen, de methodieken van ivmJongeren en de afstemming met ontwikkelingen in het jongerenwerk.
De Pedagogische Civil Society Regionale opleidingsbijeenkomst voor alle jongerenwerkers van Rhenen, Wijk bij Duurstede, Driebergen, Ede, Wageningen en Renkum onder leiding van Gerdine van Ramshorst, 30 juni 2011 Welke opdract heb je als jongerenopbouwwerker naar de omgeving van jongeren als Pedagogische Civil Society? 1. Beeldenstorm met geeltjes. Waar denk je aan? Wat hoort er allemaal bij een Pedagogische Civil Society? Welke beelden en ambities heb je? Daarna ordenen we de geeltjes tot drie invalshoeken.
Netwerkstrategie opbouwend werken met jongeren We verkennen in groepen met behulp van een tafelkleed en viltstiften de netwerkstrategie voor het opbouwend werken met jongeren vanuit vier invalshoeken. Hoe kunnen jongerenwerkers omgaan met de dynamiek tussen jongeren, omgeving, opdracht en aanpak? Wat is hun netwerkstrategie? Welke woorden geven we hieraan? Zie ook het schema jongerenopbouwwerk nieuwe stijl waarin we het ‘opbouwend werken met jongeren’ verkennen en de relatie leggen met de 8 bakens van welzijn nieuwe stijl.
Welkom in de samenleving regiobijeenkomst 17 november 2011
2. Stellingendebat Maak per invalshoek een stelling over de opdracht voor jongerenopbouwwerkers in de Pedagogische Civil Society. Ga in debat over de stellingen: verken, verdiep, verdedig en reageer 3. Casebespreking in groepjes Kijk naar je eigen praktijk en kies een praktijkvoorbeeld dat voor jou het duidelijkst illustreert wat de rol is van het jongerenopbouwwerk in de Pedagogische Civil Society. Analyseer je voorbeeld aan de hand van de volgende vragen: · hoe ben je te werk gegaan? · wat heeft je geholpen? · wat moet je doen en/of kunnen om hetzelfde effect te hebben? · waar ben je trots op? 4. Afronding · Wat is de rode draad in de case analyses ·Wat zijn werkzame acties, bouwstenen en hulpbronnen? · Welke zaken geven energie/waardering? · Welke linken zie je met je netwerkprogramma?
Welkom in de samenleving Hoe werken we als jongerenwerkers, managers, ambtenaren en opleiders aan een welkom voor jongeren in de samenleving? Welke ruimte geven we jongeren in hun ontwikkeling en wat willen we als grens handhaven? Welke gewoonten willen we jongeren meegeven en wat willen we zelf van hen leren? Hoe begeleiden we jongeren bij het innemen van hun eigen posities in de buurt of stad? Hoe wordt de omgeving een voorbeeld voor jongeren? En hoe kunnen jongeren daarin zelf acteren en ondernemen? In vier groepen Carrousel We verkennen in vier groepen hoe we vorm kunnen geven aan het opbouwend werken met jongeren. We onderzoeken hoe we een ‘welkom in de samenleving’ kunnen organiseren met: netwerkprogramma’s, T jongerenopbouwwerk nieuwe stijl, T werkplaats jongeren ondernemen T netwerkonderzoek T Hoe kunnen we deze werkwijzen nog meer inzetten voor het opbouwend werken met jongeren, zodat het echt een welkom in de samenleving is?
Opleiden voor het ‘opbouwend werken’ 22 maart 2012 Wat zien we als onze opdracht in het jongerenwerk? Hoe willen we opgeleid worden als jongerenwerker? Wat hebben we nodig voor het opbouwend werken met jongeren en omgeving? Hoe worden we jongerenopbouwwerker nieuwe stijl?
Intern ondernemerschap jongerenwerkers 24 mei 2012 Welke ruimte heb je nodig als jongerenwerker binnen je eigen organisatie? Hoe ben je als jongerenwerker zelf een voorbeeld in ondernemendheid? Hoe zorg je dat je initiatieven breed gedragen worden in je organisatie? Wie binnen je eigen organisatie vind je (al) een voorbeeld van ondernemendheid? Is de organisatie toegerust voor intern ondernemerschap? Wat heeft een organisatie nodig om ruimte te kunnen geven aan intern ondernemerschap? Hoe kun je ‘intern ondernemerschap’ tot thema maken van de organisatie? Past intern ondernemerschap bij de opdracht van het jongerenwerk?
Afronding project ‘Gelderland’ 15 november 2012 Eind 2012 wordt het project ‘Gelderland afgerond met presentaties van: de netwerkprogramma’s door de jongerenwerkers; T praktijkbegeleiding door Gerdine van Ramshorst; T onderzoek door Floor Basten; T jongerenwerk met netwerkprogramma’s door AnneT Marie Poorthuis; het tweede magazine met de thema’s van de jongerenT werkers, een overzicht van 2012, voorbeelden, onderzoek, methodiek en ontwikkelingen in het jongerenwerk.
59
NETWERKNIEUWS Organisaties en gemeenten die participeren in de projecten Het project 2010-2011 met jongerenwerkers van Rhenen, Wijk bij Duurstede en Utrechtse Heuvelrug (Driebergen) is mede tot stand gekomen met subsidie van de provincie Utrecht.
Gemeente Rhenen
Gemeente Wijk bij Duurstede
Gemeente Utrechtse Heuvelrug
Het project 2010-2012 met jongerenwerkers van Ede, Wageningen en Renkum komt mede tot stand met subsidie van de provincie Gelderland.
Gemeente Ede
Gemeente Wageningen Gemeente Renkum
ivnerband met
n o g n ere
Colofon Netwerknieuws ISSN: Uitgave: Redactie: Vormgeving: Drukwerk: Oplage:
1567-5475 jaargang 9 nr. 1, januari 2012 Anne-Marie Poorthuis Jos Werkhoven, Uitgeverij De Arend Uitgeverij De Arend 500
januari 2012