NYENRODE RICHTLIJNEN voor het schrijven van rapporten en bibliografische verwijzingen
Oorspronkelijke versie: Nyenrode Guidelines for report writing and bibliographic descriptions Revised edition: June 2014 Academic Services Center Dorothé van de Broek
INHOUDSOPGAVE 1. HET SCHRIJVEN VAN RAPPORTEN
3
1.0 Opbouw van de scriptie
3
1.1 Omslag en titelpagina
3
1.2 Voorwoord
4
1.3 Inhoudsopgave
4
1.4 Samenvatting
4
1.5 De hoofdtekst
4
1.5.1 De inleiding
5
1.5.2 Probleemstelling en onderzoeksdoel
5
1.5.3 Bespreking van de gebruikte literatuur en theorieën
6
1.5.4 Onderzoeksontwerp en dataverzameling
6
1.5.5 Resultaten en analyse
7
1.5.6 Conclusies en aanbevelingen
7
1.6 Bijlagen
8
1.7 Bibliografie
8
1.8 Uiterlijke verzorging van het rapport
9
1.8.1 Lay-out
9
1.8.2 Tekstopmaak
9
1.8.3 Grafieken en tabellen
10
1.8.4 Verwijzingen in de tekst
10
1.8.5 Voetnoten
11
1.8.6 Citaten
11
2. BIBLIOGRAFISCHE VERWIJZINGEN
12
2.1 Boeken en rapporten
13
2.2 Tijdschrift- en krantenartikelen
13
2.3 Bijdragen aan boeken en rapporten
14
2.4 Corporatieve auteurs
14
2.5 Auteur onbekend
14
2.6 Jaarverslagen
14
2.7 Elektronische publicaties en Internetsites
15
2.8 Juridische bronnen
15
1. HET SCHRIJVEN VAN RAPPORTEN 1.0 Opbouw van de scriptie Als onderdeel van je opleiding aan de Nyenrode Business Universiteit schrijf je rapporten, zoals een eindscriptie. De Nyenrode Richtlijnen zorgen voor een balans tussen de nodige uniformiteit van kwaliteit en lay-out, en de persoonlijke inbreng van de schrijver. Bovendien besparen de richtlijnen je tijd, doordat je niet hoeft te zoeken naar algemene informatie over het schrijven van rapporten. In dit hoofdstuk worden de verschillende onderdelen van een rapport inhoudelijk behandeld. Een rapport bestaat uit: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Omslag en titelpagina Voorwoord Inhoudsopgave Samenvatting Hoofdtekst Bijlagen Bibliografie Lay-out, voetnoten, citaten en stijl
1.1 Omslag en titelpagina Een rapport, zoals een scriptie, heeft niet alleen een omslag, maar ook een titelpagina. De omslag bevat de volgende informatie: • De titel van het rapport • De ondertitel, indien van toepassing • De status van het rapport (Bachelor scriptie Accountancy, Master scriptie Accountancy, Proefschrift, etc.) • De naam/namen van de auteur(s) • Eventueel studentnummer(s) van de auteur(s) • De datum De titelpagina bevat de volgende informatie • De titel van het rapport • De ondertitel, indien van toepassing • De status van het rapport (Bachelor/Master scriptie Accountancy) • De naam/namen van de auteur(s) • Eventueel studentnummer(s) van de auteur(s) • De naam en het adres van de universiteit • De naam en het adres van het bedrijf, indien van toepassing • De naam / namen van de scriptiebegeleider(s) • De datum De titel van een rapport geeft nauwkeurig het centrale thema en de beperkingen van het rapport weer. De ondertitel geeft aanvullende informatie. Een goede ondertitel versterkt de aantrekkelijkheid van de hoofdtitel. Een subtitel kan ook gebruikt worden om duidelijk te maken welke onderzoeksvorm is gebruikt, bijvoorbeeld beschrijvend of evaluerend. Nyenrode Richtlijnen - 3
1.2 Voorwoord Het voorwoord is een korte introductie van het rapport van maximaal één A4 pagina en dient het volgende te bevatten: • De plaats of het doel van het onderzoeksproject in jouw opleiding • Het onderzoeksonderwerp • Eventueel het onderzoeksbedrijf of de branche • Een dankwoord aan de begeleider(s) (met naam en functie) 1.3 Inhoudsopgave De inhoudsopgave geeft een duidelijk overzicht van de structuur van het rapport en dient als leidraad voor de lezer. Zowel de vorm als de inhoud zijn daarom belangrijk. Gebruik een overzichtelijke, goed georganiseerde stijl, compleet met accurate paginanummering. Een decimale verdeling van de hoofdstukken en paragrafen, met maximaal 3 decimalen, heeft de voorkeur. Daarnaast kun je hoofdstukken en paragrafen onderscheiden door het gebruik van hoofdletters, vet of schuin gedrukte tekst. De hoofdstuk- en paragraaftitels in de inhoudsopgave dienen identiek te zijn aan die in het rapport. Dit alles lijkt een open deur, maar in de praktijk blijkt dat informatie in de inhoudsopgave niet altijd correspondeert met informatie in de hoofdtekst. Wanneer je rapport veel grafieken en tabellen bevat, dien je deze te voorzien van een logische nummering. Je neemt deze op in een aparte lijst, onder vermelding van titel en paginanummer. Deze lijst kun je opnemen in de bijlagen. De volgende paragrafen van dit hoofdstuk kunnen dienen als leidraad voor de opbouw van je rapport. Pas de titels aan waar nodig. 1.4 Samenvatting Professionals lezen bij voorkeur eerst de belangrijkste informatie, om zo te bepalen of het relevant is het hele rapport te lezen. Het is daarom van belang om een informatieve samenvatting op te nemen in het rapport, voorafgaand aan de hoofdtekst. Deze samenvatting beslaat maximaal twee A4 pagina’s en bevat de volgende informatie: • Het doel en de probleemstelling van het onderzoek/project • Het conceptueel model van het onderzoek • De belangrijkste onderzoeksresultaten • De belangrijkste conclusies Let op: een goede samenvatting kun je pas schrijven wanneer het hele rapport klaar is. De samenvatting maak je als laatste. 1.5 De hoofdtekst Hoe groot een rapport of scriptie dient te zijn (aantal pagina’s/woorden) verschilt per programma of vak. Raadpleeg hiervoor altijd het betreffende onderwijsprogramma. Houd er echter rekening mee dat de kwaliteit van een rapport niet direct gerelateerd is aan het aantal pagina’s. Een onderzoeksrapport is in essentie een reeks argumenten. Het is daarbij belangrijk dat je aantoont in staat te zijn een consistent geschreven product af te leveren. Het gaat hierbij om de kwaliteit, niet de kwantiteit.
Nyenrode Richtlijnen - 4
In de volgende paragrafen worden de verschillende onderdelen van de hoofdtekst verder uiteengezet. Deze onderdelen vormen de hoofdstukken van je rapport. 1.5.1 De inleiding Een goede inleiding heeft 3 belangrijke functies: • Het geeft achtergrondinformatie • Het motiveert de lezer het hele rapport te lezen • Het geeft de opbouw van het rapport aan Om dit te bereiken bevat een inleiding de volgende elementen: a) De aard en relevantie van het onderzoek Geef een korte beschrijving van het onderzoeksonderwerp. Maak duidelijk welke bijdrage het onderzoek levert aan het vakgebied en wat de eventuele relevantie is voor een bedrijf of branche. Een goede beschrijving motiveert om verder te lezen. b) Relevante informatie over het bedrijf Welke informatie relevant is hangt deels af van het onderzoeksonderwerp. Algemene informatie is essentieel, maar een onderzoek met betrekking tot het functioneren van een bepaalde afdeling vraagt om andere informatie dan een onderzoek naar de logistieke aspecten binnen een productie proces. Kortom, wees selectief, kort en bondig. c) Relevante informatie over de branche waarin het bedrijf opereert Ook hier is het onderzoeksonderwerp bepalend voor de informatie die je dient te verstrekken. Plaats jezelf in de rol van de lezer en bedenk hoe je een relevant beeld kunt neerzetten van de branche. d) Verdere relevante informatie Denk hierbij aan de ontstaansgeschiedenis van een bedrijf, de bedrijfscultuur, regelgeving waar het bedrijf zich aan dient te houden etc. Voeg deze informatie alleen toe wanneer het de lezer helpt het rapport beter te begrijpen. e) De opbouw van het rapport Tot slot benoem je de opbouw van je rapport, zodat de lezer op voorhand weet uit welke hoofdstukken het rapport bestaat. 1.5.2 Probleemstelling en onderzoeksdoel Een probleemstelling bestaat uit een praktisch onderzoeksdoel en één of meer daaraan gerelateerde onderzoeksvragen. Het is belangrijk om je vanaf het begin te realiseren welk probleem je met jouw onderzoek wilt oplossen. Deze praktische waarde is het onderzoeksdoel. Onderbouw de formulering van een probleemstelling met behulp van argumenten. Bij het schrijven van een scriptie dien je de formulering van je probleemstelling ter goedkeuring voor te leggen aan je scriptiebegeleider van Nyenrode en aan een vertegenwoordiger van het bedrijf (indien van toepassing). Je scriptiebegeleider van Nyenrode beoordeelt de academische kwaliteiten van het onderzoek, het methodologisch ontwerp en de connectie met of relevantie voor het vakgebied. De vertegenwoordiger van het bedrijf zal met name geïnteresseerd zijn in de bijdrage die het onderzoek levert aan de oplossing van het probleem in zijn/haar bedrijf. Nyenrode Richtlijnen - 5
1.5.3 Bespreking van de gebruikte literatuur en theorieën Je begint je literatuurstudie met een tijdelijke probleemstelling. Bestudeer literatuur op het gebied van het onderzoeksonderwerp, relevante theorieën en onderzoeksmethodes en technieken die jij wilt toepassen. Je stelt je definitieve probleemstelling op aan de hand van de resultaten van het literatuuronderzoek. Wanneer je de scriptie schrijft voor een bedrijf, vergeet dan niet na te gaan of deze de definitieve probleemstelling accepteert en geef goede definities van de concepten die je gebruikt. Leg uit wat de relatie is tussen jouw onderzoek en voorgaande onderzoeken op hetzelfde gebied. Je moet kunnen aantonen dat jouw onderzoek iets toevoegt aan voorgaande onderzoeken en dus gerechtvaardigd is. Het is niet de bedoeling hier een samenvatting te geven van alle literatuur die je geraadpleegd hebt; wees selectief, maar geef duidelijk aan welke literatuur van belang is geweest voor jouw onderzoek. Dit hoofdstuk van je rapport dient ervoor de lezer een overzicht te geven van jouw argumenten en te overtuigen van jouw kritisch inzicht in de literatuur. Daarnaast laat het ook de relevantie van jouw probleemstelling en hypotheses zien. Vermeld alleen de literatuur die van belang is voor jouw onderzoeksvragen en/of hypotheses. Dit is niet alleen die literatuur die jouw hypotheses bevestigt. Voor het opbouwen van een goede argumentatie dien je ook literatuur aan te halen die je hypotheses mogelijk tegenspreekt, hoe “ongewenst” deze informatie ook lijkt. 1.5.4 Onderzoeksontwerp en dataverzameling Naar aanleiding van de bestuurde literatuur ontwerp je een onderzoeksmodel geschikt voor jouw probleemstelling. Je zoekt de beste methodes voor het verzamelen van data. Dit is de basis voor het volgende hoofdstuk van je rapport. Gebruik voor dit hoofdstuk de volgende indeling: • Geef aan hoe dit hoofdstuk is opgebouwd • Beargumenteer de keuze van je onderzoeksontwerp (waarom vragenlijsten, experimenten, kwalitatief onderzoek etc.) • Beschrijf het soort data dat je hebt verzameld en waarom je hiervoor gekozen hebt • Beschrijf de beperkingen van je onderzoek • Vermeld je ethische code De laatste twee punten worden hieronder verder uitgelegd. a) De beperkingen van je onderzoek Je kunt argumenten voor en tegen je gemaakte keuzes aanvoeren (bijv. ik koos voor ontwerp A, omdat… of ontwerp B heb ik niet gebruikt, omdat…). De argumenten om een bepaald ontwerp niet te gebruiken worden vaak gezien als de beperkingen van het gekozen ontwerp. Elk onderzoek heeft zijn eigen, bewust gekozen, beperkingen. Het is belangrijk deze te vermelden in je rapport: • Welke beperkingen heb je jezelf vrijwillig opgelegd (tijd, organisatorische omstandigheden) • Welke methodologische of operationele problemen waren niet op te lossen? b) Ethische code Een ethische code houdt in dat je alle maatregelen neemt om te voorkomen dat jouw werk schade aanricht aan het bedrijf waarvoor je het onderzoek doet. Dit betekent dat je voorzichtig dient te zijn met het geven van een persoonlijke mening over bijvoorbeeld het functioneren van Nyenrode Richtlijnen - 6
een afdeling of persoon. Het is over het algemeen beter neutraal te blijven dan iemand te beledigen; dit is uiteraard ook afhankelijk van het onderzoeksonderwerp. Het kan zijn dat je vertrouwelijke informatie verkrijgt tijdens je onderzoek. Behandel dit met de uiterste zorgvuldigheid. 1.5.5 Resultaten en analyse Nadat je alle nodige data hebt verzameld dien je dit te analyseren. De resultaten van je analyse presenteer je in dit hoofdstuk. De onderzoeksresultaten zijn slechts een deel van je onderzoek, het uiteindelijke rapport is het volledige resultaat van je onderzoek. Een makkelijke manier om dit hoofdstuk te structureren is al volgt: a) Een korte introductie bestaande uit: • Een beschrijving van de manier waarop de data zijn verzameld en een verantwoording van de betrouwbaarheid van de methode • Een korte beschrijving van de structuur van het hoofdstuk, zodat de lezer weet welke onderwerpen besproken zullen worden b) Geef antwoorden op enquêtes systematisch weer Bij veel scripties worden enquêtes gebruikt voor het verzamelen van data. Vat de antwoorden op de enquêtevragen samen in tabellen en/of tekst. Zorg ervoor dat de lezer weet welke vragen gesteld zijn; houd de volgorde van de oorspronkelijke vragenlijst aan. Begin bijvoorbeeld met simpele tabellen en breid deze uit tot meer complexe tabellen en grafieken. Welke resultaten van belang zijn is afhankelijk van de probleemstelling en de onderzoeksvragen. De oorspronkelijke vragenlijst kun je als bijlage toevoegen aan het rapport. 1.5.6 Conclusies en aanbevelingen Na het in kaart brengen van de resultaten van je onderzoek, trek je hieruit conclusies en formuleer je eventueel aanbevelingen. a) Conclusies Deze verwijzen naar de oorspronkelijke probleemstelling. Om je conclusies te vormen leg je een link tussen de resultaten en het onderzochte probleem. Dit betekent dat je de onderzoeksvragen beantwoordt, die je aan het begin van het onderzoek gesteld hebt. Presenteer je conclusies op een logische manier door: • Een overzicht te geven van de belangrijkste conclusies, inclusief degenen die je hypothese gedeeltelijk of helemaal niet onderschrijven • De conclusies te koppelen aan de gebruikte literatuur Het is niet makkelijk om goede conclusies te trekken uit de verzamelde resultaten. Waak ervoor niet te speculeren. Elke conclusie dient namelijk te kunnen worden onderbouwd met je onderzoeksresultaten. Speculaties zijn niet te verifiëren. Neem daarom het volgende in acht: • Baseer elke conclusie volledig op de onderzoeksresultaten • Relateer de conclusies duidelijk aan de probleemstelling en de onderzoeksvragen • Formuleer alles helder en precies
Nyenrode Richtlijnen - 7
b) Aanbevelingen Veel scripties zijn meer dan alleen onderzoeksprojecten. Je moet vaak ook duidelijk kunnen maken hoe de bestaande situatie bij een bedrijf verbeterd kan worden. Dit doe je in de aanbevelingen. Zowel Nyenrode als het bedrijf verwachten dat je deze geeft. Houd hierbij echter rekening met het volgende: • De onderzoeksperiode is zeer beperkt. Het is moeilijk om in deze korte tijd een compleet beeld te krijgen van het bedrijf en de branche waarin het opereert. De kwaliteit en volledigheid van de onderzoeksresultaten bepalen de juistheid of onjuistheid van de aanbevelingen. • De onderzoeksresultaten kunnen fouten bevatten, die pas naar voren komen bij de evaluatie van je rapport. Je advies kan drastisch veranderen door kleine methodologische fouten of foutieve interpretaties van de verzamelde data. Het is daarom verstandig om vooraf je aanbevelingen voor te leggen aan de scriptiebegeleider en het bedrijf. Houd hierbij zowel jouw eigen beperkingen in het oog, als de behoeften van het bedrijf. Voeg de aanbevelingen pas toe, wanneer alle partijen toestemmen. 1.6 Bijlagen Tegenwoordig bevatten rapporten steeds meer bijlagen, omdat de hoofdtekst kort en bondig moet zijn. Bijlagen zijn er ter verduidelijking van de inhoud van de hoofdtekst. Voorbeelden van bijlagen zijn: • De planning van je onderzoek (tijdslijn, activiteitenplan) • Verzamelde “ruwe” data • De complete onderzoeksresultaten • Kopieën van brieven, vragenlijsten en andere formulieren • Grote tabellen/grafieken (eventueel met achtergrond informatie) • Organogrammen of andere afbeeldingen/schema’s • Lijst van gebruikte symbolen en afkortingen De bijlagen worden als volgt opgenomen in het rapport: • Voeg ze toe achteraan het rapport, op de volgorde waarin je ernaar verwijst in de hoofdtekst • Voorzie elke bijlage van een hoofdletter en titel, zodat je er makkelijk naar kan verwijzen (Voorbeeld: Voor meer informatie verwijs ik u naar bijlage A + titel) 1.7 Bibliografie De bibliografie is een lijst van alle bronnen die gebruikt zijn bij de totstandkoming van het rapport. Deze lijst bestaat uit boeken, rapporten, tijdschriftartikelen, websites, etc. Met de bibliografie moet de lezer informatie uit het rapport kunnen verifiëren. Het is daarom van belang dat alle bronnen correct en volledig vermeld worden. Communicatie in de vorm van (telefoon)gesprekken of (persoonlijke) brieven worden niet opgenomen in de bibliografie, omdat deze niet te verifiëren zijn. De Nyenrode Business Universiteit hanteert een standaard voor de bibliografie. Voorbeelden hiervan vind je in hoofdstuk 2 van deze richtlijnen.
Nyenrode Richtlijnen - 8
1.8 Uiterlijke verzorging van het rapport Onderzoeksrapporten dragen bij aan de ‘corporate identity’ van de Nyenrode Business Universiteit. Zowel de inhoudelijke kwaliteit als de lay-out zijn hierbij van belang. Het is van belang dat de lay-out aansluit bij de huisstijl. Een huisstijl is gebaseerd op uniformiteit en hieronder vind je een aantal handreikingen voor een goed uitziend rapport. 1.8.1 Lay-out De lay-out en schrijfstijl dienen overzichtelijk en helder te zijn. De Nyenrode Business Universiteit hanteert de volgende richtlijnen: • Engelstalige rapporten worden geschreven volgens de Amerikaanse spellings- en grammatica regels • Het rapport bestaat uit A4 pagina’s, dubbelzijdig bedrukt • Gebruik lettertype Garamond, grootte 12 • Kantlijnen: de linkerkantlijn +/- 4 cm, de ander kantlijnen +/- 2 cm • Gebruik regelafstand 1 of 1,5 • Paginanummers worden midden onderaan de pagina vermeld d.m.v. Arabische cijfers (1, 2, 3 etc.). De titelpagina, het voorwoord en de inhoudsopgave worden wel geteld, maar deze worden niet van paginanummers voorzien. De samenvatting is de eerste pagina met een nummer, maar dat is dus nooit nummer 1 • Gebruik een laserprinter voor het afdrukken van het rapport • Laat het rapport inbinden (dit kan bij de Repro van Nyenrode) 1.8.2 Tekstopmaak Met een goede tekstopmaak kun je de structuur van je rapport verduidelijken. Het gebruik van bepaalde tekstopmaak verduidelijkt het begin van een nieuw hoofdstuk of paragraaf en maakt belangrijke informatie duidelijk zichtbaar. Hieronder een opsomming van richtlijnen m.b.t. tekstopmaak: a) Hoofdstukken en paragrafen: gebruik van titels • Begin elk hoofdstuk op een nieuwe pagina • Maak hoofdstuktitels herkenbaar d.m.v. 2 lege regels boven en 1 onder de titel. • Onder paragraaftitels volgt direct de tekst (geen lege regel) • Gebruik steeds hetzelfde format voor hoofdstuktitels of paragraaftitels (lettergrootte, vet/schuingedrukt etc.) • Gebruik geen punt achter een titel • Gebruik geen punt achter de laatste decimale classificatie van een paragraaf • Een titel onderaan een pagina moet gevolgd worden door minimaal 3 regels tekst van de paragraaf • Elke paragraaf start aan het begin van de regel (dus niet inspringen) b) Tekst • Markeer belangrijke woorden vet of schuin gedrukt • Gebruik opsommingstekens. Heeft een opsomming meerdere niveaus, gebruik verschillende tekens om dit kenbaar te maken • Na een leesteken (punt, komma, dubbelepunt, puntkomma etc.) volg een spatie • Gebruik na een dubbelepunt geen hoofdletter, behalve als het een naam betreft Nyenrode Richtlijnen - 9
1.8.3 Grafieken en tabellen Ter verduidelijking van de tekst kun je gebruik maken van grafieken en tabellen. Geef eerst een korte uitleg van de grafiek of tabel zodat de lezer weet wat hij kan verwachten. Hieronder vind je een aantal richtlijnen m.b.t. het gebruik van grafieken en tabellen. a) Grafieken Gebruik deze alleen voor de uitleg van belangrijke of complexe percentages en cijfers. Simpele informatie is gemakkelijker uit te schrijven dan te verwerken in een grafiek. Voorbeeld: 25% van de respondenten is in het bezit van een magnetron, 75% heeft geen magnetron) b) Tabellen Tabellen zijn geschikt om complexe cijfermatige informatie overzichtelijk weer te geven. Statistiek software (zoals SPSS) is hierbij een handig hulpmiddel, maar zorg ervoor dat gegenereerde tabellen makkelijk te lezen zijn. Dit kun je bereiken door: • Alle tabellen opvolgend te nummeren (1, 2, 3 etc.). Gebruik alleen 1a, 1b nummering indien je een tabel uitsplitst • Elke tabel te voorzien van een titel gebaseerd op het resultaat dat deze weergeeft • Zoveel mogelijk hetzelfde format voor elke tabel te gebruiken, zodat een bepaald type informatie steeds op dezelfde plek te vinden is • Gebruikte afkortingen vooraf uit te leggen 1.8.4 Verwijzingen in de tekst Het wetenschappelijk niveau van een rapport wordt mede bepaald door de verwijzingen naar de gebruikte literatuur. Wanneer je gebruik maakt van citaten en wanneer je parafraseert, dien je naar de bron te verwijzen. Aan het eind van de zin waarin geciteerd of geparafraseerd wordt plaats je voor de punt, tussen haakjes, de verwijzing. Deze bestaat uit de achternaam van de auteur, het jaartal van de publicatie en eventueel de pagina. Met behulp van deze verwijzing kan de lezer de volledige bronvermelding opzoeken in de bibliografie. Alle bronnen waarnaar je verwijst in de tekst dienen te worden opgenomen in je bibliografie! Algemene regels voor verwijzingen: • Noem je de naam van de auteur al in de tekst, neem deze dan niet op in de verwijzing • In de verwijzing neem je alleen paginanummers op wanneer het een citaat betreft, dus niet wanneer je parafraseert Voorbeelden van verwijzingen: • één auteur Later onderzoek bracht soortgelijke resultaten naar voren (Swanborn, 2002). • twee auteurs Andere onderzoekers rapporteerden andere resultaten (Kotler & Robben, 2007). • drie tot vijf auteurs Vermeld alle namen in de eerste verwijzing (Wilson, Lee, Johnson, Thompson & Armstrong, 2005). In verdere verwijzingen naar dezelfde publicatie vermeld je alleen de eerste auteur gevolgd door et al. (Wilson et al., 1999) • zes of meer auteurs (Bruin et al., 2001) Nyenrode Richtlijnen - 10
•
•
•
wanneer je meer dan één publicatie van een auteur gebruikt die in hetzelfde jaar gepubliceerd zijn, maak je onderscheid tussen de publicaties door toevoeging van een letter (Slywotzki, 2008a) (Slywotzki, 2008b) geen auteur Geef de publicatie een korte titel i.pv. de naam van de auteur: (“How digital”, 2001) Titels van boeken, tijdschriften, kranten en academische periodieken worden schuin gedrukt. Titels van artikelen of hoofdstukken worden tussen aanhalingstekens geplaatst. elektronische bronnen Gebruik paragraafnummers in plaats van paginanummers (Veldhuizen & Breevoort, 2009, para. 2)
Juridische bronnen Naar juridische bronnen, zoals wetgeving en jurisprudentie, verwijs je op een andere manier. De regels voor Nederlandse en internationale juridische bronnen vind je in de Leidraad voor juridische auteurs (vrij beschikbaar op Internet). Bij buitenlandse juridische bronnen is het gebruikelijk om te verwijzen volgens de regels van het betreffende land. De regels voor juridische bronnen uit de Verenigde Staten vind je bijvoorbeeld in de ‘Bluebook : a uniform system of citation’ 1. Juridische bronnen neem je niet op in de bibliografie. Soms is het handig om ze in een aparte lijst te vermelden; bijvoorbeeld in een lijst met gebruikte wet- en regelgeving of in jurisprudentieregister. Zorg ervoor dat de verwijzing in de tekst juist en volledig is, zodat de lezer de publicatie kan achterhalen. 1.8.5 Voetnoten Voetnoten bevatten over het algemeen uitleg van een stuk tekst. Houd de informatie in de voetnoten beknopt en zorg ervoor dat de tekst ook zonder de voetnoten goed te begrijpen is. Gebruik je weinig voetnoten, dan kun je ze onderaan de pagina weergeven. Maak je veel gebruik van voetnoten, nummer ze dan per hoofdstuk en neem ze op in een lijst onder vermelding van het hoofdstuk en nummer. Deze lijst voeg je toe na de hoofdtekst, maar vóór de bibliografie en de bijlagen. 1.8.6 Citaten Om de tekst te verhelderen, kun je gebruik maken van een citaten. De volgende richtlijnen gelden voor citaten: • Citeer letterlijk en zonder fouten • Indien je een deel van een citaat weglaat gebruik dan (…) om dit aan te duiden • Geef duidelijk aan waar een citaat begint en waar deze eindigt: o Minder dan 40 woorden: zet het citaat tussen dubbele aanhalingstekens “…” o Meer dan 40 woorden: start het citaat op een nieuwe regel en spring elke regel met 5 spaties in. Gebruik geen aanhalingstekens • Zorg dat de zin waarin het citaat staat nog wel begrijpelijk is en een goede zinsbouw heeft
Zie Appendix D in: Publication manual of the American Psychological Association. (2001). New York: American Psychological Association. Beschikbaar in de Nyenrode Bibliotheek.
1
Nyenrode Richtlijnen - 11
2. BIBLIOGRAFISCHE VERWIJZINGEN Bij elk boek, rapport of artikel hoort een bibliografie met de bronnen die gebruikt zijn bij de totstandkoming van de publicatie. Nyenrode wil een standaard creëren voor de bibliografische verwijzingen in essays, scripties en andere rapporten. In dit hoofdstuk worden de richtlijnen 2 uiteengezet. De verwijzingen in een bibliografie worden alfabetisch, volgens de achternamen van de auteurs, vermeld. Indien bij een bron geen auteur vermeld wordt dan is het eerste woord van de titel (m.u.v. lidwoorden) de indicator voor het alfabetiseren. Elke bronvermelding start aan het begin van de regel, elke volgende regel springt in met 5 spaties (zie voorbeelden 2.1). Over het algemeen bevat een bronvermelding de volgende informatie: Auteurs Vermeld de auteursnaam in deze volgorde: achternaam, initialen (Kotler, P., Lane, K. & Brady, M.) Publicatiedatum De publicatiedatum vermeld je, tussen haakjes, direct na de naam van de auteur. Indien het jaar niet bekend: is vermeld “n.d.” (no date) in Engelstalige rapporten en “s.a.” (sine anno) in Nederlandstalige rapporten. Boeken en tijdschriften: (2009) Magazines en kranten: (2009, June 6) Titel Een dubbelepunt scheidt de titel van de subtitel. Titels van boeken en tijdschriften worden schuin gedrukt Boeken en artikelen: het eerste woord van zowel de titel als de subtitel begint met een hoofdletter Tijdschriften: alle belangrijke woorden in de titel krijgen een hoofdletter Editie Vermeld, achter de titel tussen haakjes, het nummer van de editie gevolgd door de afkorting ed. (6th ed.) Plaats van uitgave Vermeld bij een boek de plaats van uitgave. Bij meerdere plaatsen van uitgave vermeld je de eerstgenoemde. Nederlandstalige rapporten: indien je de plaats van uitgave niet kan vinden, vermeld dan “s.l.” (sine loco). 3 Let op: vermeld de plaats van uitgave, niet de plaats waar het stuk gedrukt is! Naam van de uitgever Bij boeken vermeld je de naam van de uitgever. Nederlandstalige rapporten: wanneer een uitgever niet bekend is, vermeld je “s.n.” (sine nomine = zonder naam). Zie ook voetnoot 3.
Gebaseerd op de richtlijnen aanbevolen door de American Psychological Association (Publication Manual of the American Psychological Association, 5th ed.) 3 Wanneer er in een Engelstalig rapport de plaats van uitgave of de naam van de uitgever niet bekend is, vermeld dit dan als volgt in de bibliografie: - Miller, D.C., et al. Handbook Of Research Design And Social Measurement. 5th ed. Newbury Park: 1991. Name of publisher unknown. - Kimmel, A.J. Ethics And Values In Applied Social Research. Place of publication and name of publisher unknown. 2
Nyenrode Richtlijnen - 12
2.1 Boeken en rapporten Het basis format: Achternaam, Initialen. (Jaar van uitgave). Titel. Plaats: Uitgever. Voorbeelden: Kotler, P. & Lane, K. (2009). Marketing management. (13e ed.). Upper Saddle River: Pearson Education. International Accounting Standards Committee Foundation. (2009). International Financial Reporting Standards (IFRSs) : A briefing for chief executives, audit committees & boards of directors. Washington, DC: Author. Miller, D.C. (1991). Handbook of research design and social measurement (5th ed.). Newbury Park. s.n. Kimmel, A.J. (s.a.). Ethics and values in applied social research. s.l.: s.n. 2.2 Tijdschrift- en krantenartikelen Het basis format: Auteur (Jaar van uitgave). Titel artikel. Titel tijdschrift, jaargang (aflevering), pagina’s. Let op: • Vermeld de aflevering alleen wanneer de paginanummering van het tijdschrift bij elke aflevering opnieuw begint. • Vermeld bij krantenartikelen: p. (1 pagina) of pp. (meerdere pagina’s) vóór de paginanummers. Voorbeelden: Yeates, R. (1995). CD-ROM networking is still alive! Managing Information, 2(12), 32-34. Lawton, S. (1995). Intranets fuel growth of internet access tools. Digital News & Review, 12, 920-921. Murray, S. (2009, April 24). Supply chains: Regulation must point the way. Financial Times, p.55.
Nyenrode Richtlijnen - 13
2.3 Bijdragen aan boeken en rapporten Voorbeelden: Goldstein, D.R. & Russo, M.V. (2007). Seventh generation: Balancing customer expectations with supply chain realities. In J. Hamschmidt (Ed.), Case studies in sustainability management and strategy: The oikos collection. (pp. 30-51). Sheffield: Greenleaf. Palmer, M.J. (1995). Don't sell, inform: how the best international companies are using the web to reach their most influential audiences. In D.I. Raitt & B. Jeapes (Eds.), Online information 95: Proceedings of the 19th International Online Information Meeting, London 5-7 December 1995. (pp. 585-587). Oxford: Learned Information Europe 2.4 Corporatieve auteurs Wanneer de auteur geen persoon is, maar bijvoorbeeld een bedrijf, organisatie of instituut, spreek je van een corporatieve auteur. Deze naam neemt in de verwijzing de plaats in van de naam van de auteur en wordt alfabetisch geordend tussen de “normale” auteurs. Indien de corporatieve auteur en de uitgever dezelfde zijn, vermeld dan de uitgever als Auteur. Voorbeelden: International Accounting Standards Committee. (2000). International accounting standards explained. New York: John Wiley. Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf. (1996). Dutch SMEs in international perspective: Venture capital For SMEs. Zoetermeer: Auteur. 2.5 Auteur onbekend Voorbeeld: Communication in the digital era. (1993). Englewood Cliffs: Prentice Hall. 2.6 Jaarverslagen Wanneer je jaarverslagen gebruikt bij je onderzoek vermeld je ze als volgt in je bibliografie: • Vermeld de naam van het bedrijf zoals weergegeven op de titelpagina van het rapport • Vermeld de titel van het jaarverslag schuin gedrukt • Wanneer je meer dan één jaarverslag van hetzelfde bedrijf gebruikt dien je ze allemaal apart te vermelden Voorbeelden: General Motors Corporation. (1998). Annual Report. Detroit: GM. Shell. (1990, 1992-1997). Jaarverslag. ‘s Gravenhage: Auteur. Nissan Motor Company. (1992-1997). Annual Report. Tokyo: Auteur. Nyenrode Richtlijnen - 14
2.7 Elektronische publicaties en Internetsites Ook alle bronnen die je op internet vindt en gebruikt voor je rapport of scriptie dien je te vermelden in je bibliografie. Geef hierbij minimaal de volgende informatie: • De titel van een document of een korte beschrijving als er geen titel wordt gegeven • De datum van publiceren of van een update. Indien er geen datum te achterhalen is vermeld s.a. (Nederlands) of n.d. (Engels) • Wanneer je vermoed dat de elektronische publicatie gewijzigd is of dat er informatie aan toe is gevoegd, vermeld dan de datum waarop je de publicatie hebt geraadpleegd 4. • Het webadres (URL) • De auteursnaam, indien mogelijk • Wanneer de bronvermelding eindigt met een URL, gebruik je geen punt aan het einde van de bronvermelding. Voorbeelden: Online tijdschriftartikel, gebaseerd op een gedrukte bron Beirne, M. & Cromack, C. (2009). Managing creative coalitions: Reflections on the social side of services innovation. [Electronic version]. European Management Journal, 27(2), pp. 83-89. Online artikel in een ‘internet-only’ tijdschrift Carr, N. & Meehan, T. (2005). What's the problem? Information Architecture, 2(193). Geraadpleegd op 20 april 2009, via http://www.alistapart.com/articles/whatstheproblem/ Online tijdschriftartikel in een samengestelde database Lawson, R. (2002). Consumer lifestyles: A social stratification perspective. Marketing Theory, 2(3), 295-307. Geraadpleegd op 20 april 2009, via Business Source Complete. Bericht op een online forum Foster, G. (2009, March 31). Success with social media marketing? [Msg 1]. geraadpleegd op 21 april 2009, via http://econsultancy.com/forums/best-practice/success-with-social-media-marketing 2.8 Juridische bronnen Juridische bronnen, zoals jurisprudentie en wetgeving, neem je niet op in de bibliografie. Soms is het handig om ze in een aparte lijst te vermelden; bijvoorbeeld in een lijst met gebruikte wet- en regelgeving of in jurisprudentieregister. Zorg ervoor dat de verwijzing in de tekst (zie paragraaf 1.8.4) juist en volledig is, zodat de lezer de publicatie kan achterhalen. De regels voor het verwijzen naar Nederlandse en internationale juridische bronnen vind je in de Leidraad voor juridische auteurs (vrij beschikbaar op Internet). Bij buitenlandse juridische bronnen is het gebruikelijk om te verwijzen volgens de regels van het betreffende land. De regels voor juridische bronnen uit de Verenigde Staten vind je bijvoorbeeld in de ‘Bluebook : a uniform system of citation’ 5.
In een Nederlandstalig rapport vemeld je in de bronvermelding ‘Geraadpleegd op …’, in een Engelstalig rapport: ‘Retrieved at …’. Zie Appendix D in: Publication manual of the American Psychological Association. (2001). New York: American Psychological Association. Beschikbaar in de Nyenrode Bibliotheek.
4 5
Nyenrode Richtlijnen - 15