NVWA
Alblasserwaardse Vogels 2013
Vogelwerkgroep Alblasserwaard
Onderdeel van de Natuur- en Vogelwacht “De Alblasserwaard“
Voorwoord 2013 was een bijzonder jaar. Als de dag van gisteren herinner ik mij de graatmagere grutto’s die in de wegbermen op zoek waren naar voedsel. Dat was begin april; er lag toen nog wat ijs op de sloten. Van die koude start zijn een aantal broedvogels niet meer hersteld. U leest er alles over in dit nummer van Alblasserwaardse Vogels. Deze uitgave is wat dunner dan gebruikelijk. Allereerst omdat we minder kopij kregen, maar ook doordat de resultaten van de broedvogeltellingen in Kinderdijk ditmaal niet zijn opgenomen. Daarvan is een prachtig rapport verschenen, die tevens onder betrokken personen en instanties is verspreid. Het mooi geïllustreerde verslag is te vinden op onze website www.nvwa.eu. Er is ook redactioneel nieuws. Nadat ik het redactiewerk voor zeven uitgaven van Alblasserwaardse Vogels heb mogen uitvoeren, houd ik het na dit nummer voor gezien. Er is helaas nog geen definitieve opvolger gevonden. Wellicht houdt Alblasserwaardse Vogels dus in deze vorm op om te bestaan, maar dat zal de tijd leren. Nadat ik de tellers en schrijvers hartelijk bedankt heb voor hun bijdragen, rest mij niets dan u veel leesplezier te wensen! Anthonie Stip
Colofon Dit is een jaarlijkse uitgave van Natuur- en Vogelwacht ‘De Alblasserwaard’ (NVWA). Alblasserwaardse Vogels wordt sinds 2007 uitgegeven door de Vogelwerkgroep Alblasserwaard, onderdeel van de NVWA. De inhoud van elk artikel verschijnt op verantwoordelijkheid van de auteurs. De redactie ziet erop toe dat de inhoud en beeldmateriaal niet kwetsend is. Beeldmateriaal is geplaatst met toestemming van de fotografen. Per foto wordt de auteur vermeld. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd op enige wijze. Overname van artikelen is toegestaan, mits met bronverwijzing. Bij voorkeur als volgt refereren: NVWA (2013). Alblasserwaardse Vogels 2013. Vogelwerkgroep Alblasserwaard. Natuur- en Vogelwacht ‘De Alblasserwaard’, Papendrecht. Refereren aan artikelen als volgt: Stam C. (2013). Jaar van de Patrijs Perdix perdix. Pp 3-7. Alblasserwaardse Vogels 2013. Vogelwerkgroep Alblasserwaard. Natuur- en Vogelwacht ‘De Alblasserwaard’, Papendrecht. Redactie Anthonie Stip & Bastiaan van de Wetering Opmaak Jan den Ouden Voorpagina Adri Clements Druk Drukkerij en ontwerpstudio Van der Perk BV Groot-Ammers Oplage 20 exemplaren
Inhoud 3 Jaar van de Patrijs Perdix perdix 6 Broedvogels in de Alblasserbossen in 2013 10 Huismussen- en Gierzwaluwen inventarisatie in de binnenstad van Gorinchem in 2013 12 Weidevogelbescherming in de Alblasserwaard in 2013 14 Het koude voorjaar van 2013 en wat de uilen hiervan vonden 16 Watervogeltellingen in de Alblasserwaard in 2012-2013 26 Houtsnippen in de Alblasserwaard 2
Alblasserwaardse Vogels 2013
Jaar van de Patrijs Perdix perdix
Patrijs foto Albert van der Wulp
Jaar van de ... Sovon Vogelonderzoek Nederland heeft 2013 uitgeroepen tot ‘jaar van de Patrijs’. In zo’n ‘jaar van de …’ wordt speciaal op de betreffende soort gelet. Dit heeft onder andere tot doel om meer kennis te vergaren over biologie en ecologie van de soort, kennisleemtes te ontdekken en de soort bij een groot publiek onder de aandacht te brengen om zodoende draagvlak te creëren voor het beschermen van de soort. In 2013 was de Patrijs dus aan de beurt. Redenen daarvoor zijn onder andere het simpelweg bar interessant zijn van deze karakteristieke vogel van het kleinschalig agrarisch landschap en de enorme teruggang in broedvogelaantallen (-95% sinds de jaren ‘60). De Patrijs, biologie en ecologie De Patrijs is een soort van open (kleinschalig) agrarisch gebied, heidevelden en hoogvenen. De Patrijs is jaarrond in Nederland aanwezig en erg plaatstrouw. De territoria zijn 2-10 ha groot en zijn bij hoge dichtheden kleiner dan bij lage dichtheden. In de winter vormt de Patrijs groepen (kluchten) van één of enkele families. De Patrijs is van oorsprong een steppebewoner. In West-Europa heeft de soort zich aangepast aan het aldaar aanwezige landschap en bestaat het voedsel- en broedbiotoop uit akkers, ruige akkerranden met akkeronkruiden, weiden en hagen, bloemdijken enzovoort. Het voedsel van de Patrijs bestaat voornamelijk uit blaadjes,
Figuur 1: Trend van de patrijs als broedvogel in Nederland. Bron: www.sovon.nl
Corné Stam
zaden en insecten. De jongen voeden zich de eerste tijd enkel met insecten. De paren worden gevormd in januari-februari. In de periode april-juli wordt er gebroed. Het nest wordt op de grond gemaakt, in een dichte begroeiing. Er wordt één legsel geproduceerd van doorgaans 13-16 eieren. De eieren worden alleen door het vrouwtje bebroed, het mannetje houdt de wacht in de buurt van het nest. De jongen zijn zogenoemde nestvlieders: ze kunnen na ca. twee weken al vliegen. Landelijke trend en oorzaken achteruitgang De landelijke trend van de Patrijs is helaas niet zo fraai als de vogel zelf is, getuige figuur 1. In de jaren ‘60 waren er naar schatting nog ca. 125.000 broedparen, begin jaren ‘70 was dit aantal al flink gedaald naar ca. 40.000 broedparen. Nu zijn er nog zo’n 10.000 paar over. De afname manifesteert zich niet alleen in Nederland, maar Europa-breed. Zo’n dramatisch verhaal heeft natuurlijk oorzaken. Daar is in het buitenland reeds veel ecologisch onderzoek naar verricht. De belangrijkste oorzaken van de achteruitgang zijn (in volgorde van effectiviteit): een lage winteroverleving, predatie van nesten en broedende hennen en een lage kuikenoverleving. De lage kuikenoverleving speelde al in de ‘vette jaren’, daarna kwamen de twee andere aspecten er nog eens bij. Een andere oorzaak is de schaalvergroting van de landbouw. Heggen en ruige perceelranden verdwijnen, en er is minder variatie in gewassen, wat inhoudt dat er minder voedsel en dekking is voor de Patrijs. Het gebruik van pesticiden werkt ook zeer nadelig op het voorkomen van de Patrijs. Dit betekent namelijk dat er weinig insecten zijn voor de kuikens en weinig onkruiden voor volwassen vogels. Al met al is het een combinatie van factoren die de Patrijs naar de ondergang lijken te helpen. Natuurlijk kunnen er maatregelen genomen worden om dat doemscenario te voorkomen. We gaan in de volgende paragraaf kijken hoe de Patrijs geholpen kan worden. Beheer In deze paragraaf wordt kort weergegeven welke maatregelen genomen kunnen worden voor herstel van de patrijzenpopulatie. Volgens Kuijper et al. (2009) moeten maatregelen gericht zijn op het verbeteren van de adultenoverleving, voedselbeschikbaarheid in de winter, de dekking voor nesten en bovenal de voedselbeschikbaarheid voor kuikens. Kuijper et al. (2009) pleiten ervoor allereerst de habitatkwaliteit te verbeteren, aangezien dit de primaire reden is van de achteruitgang van Patrijzen. Vervolgens wordt het braakleggen van
Alblasserwaardse Vogels 2013 3
percelen genoemd. Tijdelijke braaklegging zonder gebruik van bestrijdingsmiddelen kan de voedselbeschikbaarheid voor Patrijzen vergroten, zowel voor de adulten (plantaardig) als voor de kuikens (insecten). Bij braaklegging is het belangrijk dat de percelen niet verruigen, omdat de voedselbeschikbaarheid dan afneemt. Ook komt het predatorenbeheer aan bod. In bovengenoemde studie komt naar voren dat intensief predatorenbeheer van Vos, Hermelijn, Zwarte kraai en Ekster de reproductie bij Patrijzen verhoogt. Kanttekening hierbij is wel dat dit in combinatie dient te gebeuren met andere beheermaatregelen. Ook op gangbare akkers kunnen maatregelen genomen worden. Het laten staan van stoppels kan zorgen voor een verhoogd voedselaanbod in de winter. Blokken met beheermaatregelen zijn waarschijnlijk effectiever dan smalle randen, omdat de laatste de predatiekans kunnen vergroten. Situatie Alblasserwaard Natuurlijk ontbreekt de Patrijs niet in de Alblasserwaard. Alhoewel, zo vanzelfsprekend is dat helaas niet meer. De landelijke trend is slecht, de Alblasserwaard vormt daar geen uitzondering op. In Bieren et al. (2010) wordt het volgende geschreven over de Patrijs: ‘Vrij zeldzame, mogelijk zeer schaarse broedvogel. Is het laatste decennium uit het westelijk deel van de Alblasserwaard als broedvogel verdwenen. Ondanks deze lage aantallen houdt de Patrijs op dit niveau al twee decennia stand. Er werd gevreesd voor uitsterven na een jaar zonder waarnemingen (2005) en vrijwel geen waarnemingen in 2006. Toch zijn er de laatste jaren op diverse plekken weer patrijzen gezien. Vanwege de verborgen leefwijze is het moeilijk een goed beeld te krijgen. De aanwezigheid van met ruigte begroeide baggerdepots heeft duidelijk een positieve invloed. Hoogste aantal ter plaatse: 21 exemplaren op 11 januari 1987 in polder ‘Het Broek’ in Giessenburg’. Tegenwoordig zijn Patrijzen dus niet meer zo dik gezaaid in de Alblasserwaard. Er zijn nog enkele plekken waar ze nog steeds stand houden. Eigenlijk alleen nog in het oosten van de Waard, rond Gorinchem bijvoorbeeld wordt hier en daar nog wel eens een flinke groep gezien. Ook polder Nieuw-Goudriaan en de polders rond Hoornaar zijn locaties waar zo nu en dan Patrijzen opduiken. Toch worden de lokale vogelaars wel eens verrast door het plotselinge opduiken van één of enkele exemplaren in de West-Alblasserwaard. Zo werd in het voorjaar van 2011 een koppel Patrijzen ontdekt langs de Heiweg in Oud-Alblas en werd in hetzelfde voorjaar één vogel zowel
Figuur 2: Een klucht winterse Patrijzen drukt zich. Foto Albert van der Wulp. 4
gezien als gehoord in polder Blokweer, Alblasserdam. Op 20 juni 2012 werd een Patrijs gezien in polder Nieuwland, Papendrecht. 18 juli 2013 werd een exemplaar waargenomen op een baggerdepot in polder Streefkerk. Op 14 december 2013 werd er nog een mooie groep van vijf patrijzen waargenomen in polder Kortland, Alblasserdam. Dit soort waarnemingen zegt wel wat over het schuwe gedrag van deze vogel. Mogelijk zijn er nog wel wat van dergelijke plekken waar patrijzen voorkomen zonder dat we daarvan weten. Statistieken De afgelopen drie jaren zijn in de Alblasserwaard 689 patrijzen waargenomen, verdeeld over 162 waarnemingen. Dit komt neer op gemiddeld 4,3 exemplaren per waarneming. Waarnemingen van één of twee exemplaren komen het meeste voor, met soms een uitschieter naar 10 of zelfs 14. Hieronder een grafiek met de hoeveelheid waarnemingen en exemplaren van de Patrijs per jaar. Figuur 3 kent een nogal typisch verloop. Deze doet nu suggereren dat de Patrijs tot en met 2010 zeldzaam was in de waard, en dat de stand in 2011 en 2012 opeens sterk (tijdelijk) opleefde. Dit is op z’n zachtst gezegd discutabel, en wijst dan ook eerder op een waarnemerseffect. Sneeuwrijke winters zouden ook invloed kunnen hebben op het aantal waarnemingen en waargenomen exemplaren, de vogels zijn dan immers gemakkelijker te vinden. We hanteren daarom even de stelling ‘meer sneeuw, meer waargenomen patrijzen’. We gaan aan de hand van figuur 4 kijken of dit daadwerkelijk zo is. Op de volgende manier zijn de maanden verdeeld in de seizoenen; Winter: december (van het jaar daarvoor, hier zijn de jaartotalen ook op aangepast), januari en februari. Lente: maart, april en mei. Zomer: juni, juli en augustus. Herfst: september, oktober en november. We leggen de aantallen patrijzen naast het winterweer van de betreffende jaren. Volgens figuur 4 zijn in de winter van 2012 bovengemiddeld veel patrijzen gezien, maar liefst 72% van het totale aantal in dat jaar. Je zou dan verwachten dat het een sneeuwrijke winter was. Maar het KNMI typeert deze winter juist als zacht, en De Bilt kende slechts acht sneeuwdagen. In de winter van 2010 zijn niet meer dan nul patrijzen waargenomen. Deze winter wordt door het KNMI getypeerd als koud, en De Bilt kende 43 sneeuwdagen. Ook 2011 was een redelijk sneeuwrijke winter met 28 vorstdagen in De Bilt. Deze winter is als vrij koud de boeken in gegaan. In 2011 is een klein deel van de patrijzen in de winter waargenomen, slechts 14%. De winter van 2013 kende 18 sneeuwdagen in De Bilt, en werd getypeerd als vrij koud. In 2013 is wel een aanzienlijk deel van de patrijzen in de winter waargenomen, namelijk 48%. Bijna de helft dus. Uit bovenstaande voorbeelden kunnen we opmaken dat de stelling ‘meer sneeuw, meer waargenomen patrijzen’, niet opgaat. Voor de Alblasserwaard althans. Het beeld lijkt eerder andersom te zijn, gelet op de grote aantallen patrijzen in de zachte winter van 2012, en maar liefst nul waargenomen patrijzen in de koude winter van 2010. Hiermee lijkt het er nog sterker op dat het opvallende aantalsverloop door de jaren heen veroorzaakt wordt door een waarnemerseffect. Dat vooral uit de eerste jaren (2006, 2007) weinig waarnemingen boven komen drijven, zal ook voor een groot deel te wijten zijn aan het nog redelijk onbekend zijn van Waarneming.nl, dat pas in 2005 opgestart is. Alblasserwaardse Vogels 2013
moeten worden in ons landschap. Een uitdaging voor boeren en terreinbeheerders. Zo’n mooie soort van het kleinschalige agrarische landschap mogen we toch niet verloren laten gaan. Laten we hopen dat de Patrijs nog tot in lengte van dagen de Alblasserwaard zal opfleuren!
350 300 Waarnemingen 250 Exemplaren
200 150 100 50 0 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 3 : Het aantal waarnemingen en exemplaren van de Patrijs in de Alblasserwaard, tussen 2006 en 2013.
2013 2012 2011 Winter
2010
Lente
2009
Zomer Herfst
2008 2007 2006 0%
50%
Figuur 4 : Het aantal gemelde exemplaren Patrijs tussen 2006 en 2013, weergegeven per seizoen als percentage van het totaal aantal individuen. Bij 24 van de ingevoerde waarnemingen op alblas.waarneming.nl is vermeld in welk biotoop de vogels aangetroffen zijn. ‘Agrarisch gebied’ is hierbij koploper (19), gevolgd door ‘Bossen, struwelen, singels e.d.’ (2), ‘Ruderaal en stedelijk gebied’ (2) en ‘Open gebieden buiten de agrarische productiesfeer’ (1). Toekomst Kijkend naar de huidige agrarische bedrijfsvoering in de Alblasserwaard is het niet gek dat de Patrijs ook in de Alblasserwaard afneemt. Grote groene vlaktes met misschien nog een enkele paardebloem of madeliefje. Rommelhoekjes mogen niet meer voorkomen. Allemaal funest voor de Patrijs, want dat betekent onvoldoende dekking en voedsel voor de soort. Om het tij te keren zal er toch het één en ander veranderd
100%
Literatuur Bieren, P., Clements, A.N., van Dijk, H.J., Hamelink, J. & A. Stip (2010). Vogels van de Alblasserwaard. Vogelwerkgroep Alblasserwaard, Natuur- en Vogelwacht ‘De Alblasserwaard’, Papendrecht.
Kuijper, D.P., Oosterveld, E. & E. Wymenga (2009). Decline and potential recovery of the European grey partridge (Perdix perdix) population – a review. European Journal of Wildlife Research 55: 455-463. Roodbergen, M. (2013). Het Jaar van de Patrijs: kennisupdate. Rapport Sovon 2013/12, Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen. http://www.vogelbescherming.nl/vogels_kijken/vogelgids/ zoekresultaat/detailpagina/q/vogel/164 https://www.sovon.nl/nl/soort/3670 https://www.sovon.nl/sites/default/files/doc/LDpatrijs_ website%20Toelichting.pdf www.knmi.nl, seizoensoverzichten (sneeuwrijke winters).
Alblasserwaardse Vogels 2013 5
Broedvogels in de Alblasserbossen in 2013
Winterkoning foto Bastiaan van de Wetering
In de vier Alblasserbossen (Oud-Alblas, Papendrecht, Grote Nes en Kortland) is door zes deskundige vrijwilligers de vogelstand in 2013 weer volledig in kaart gebracht. Van ongeveer half maart tot eind juni werden gemiddeld zo’n 9 rondes gelopen. Dat resulteerde evenals vorig jaar in 47 broedvogelsoorten, waarvan er negen op de rode lijst staan, vijf als kwetsbaar en vier als gevoelig. Het aantal broedparen kwam op 837 uit, 53 paar minder dan vorig jaar. Broedseizoen 2013 was wat weer betreft behoorlijk onder de maat, sommige soorten kwamen daardoor ook later aan dan gewoonlijk. Vooral tijdens de eerste rondes was het soms heel erg koud, lag er ijs in de sloten en was er heel weinig zangactiviteit. Kort samengevat was bijna het hele broedseizoen vrij koel. Wat de broedvogels betreft was het een min of meer gemiddeld jaar, al deed bijvoorbeeld de Wielewaal het eigenlijk wel goed. Ook werd dit jaar weer een Boomklever aangetroffen. Soortbesprekingen Na twee jaar was de Fuut in deel Papendrecht weer eens broedvogel, voor het bos uiteraard een schaarse broedvogel. Maar een in beetje bredere sloot is de kans groot dat er zich een paar vestigt. De twee paar Knobbelzwanen bleven trouw aan deel Papendrecht en brachten ook dit jaar weer hier hun jongen groot. De Nijlgans is met bijna een gelijk aantal broedparen aanwezig. Dit seizoen daalde de stand opnieuw met één paar. Gemiddeld ligt de stand van deze soort de laatste tien jaar op vijf paar. Het aantal broedparen van de Wilde eend stijgt dit jaar met 8 paren naar 87, exact het gemiddelde voor de laatste 10 jaren. Enkel in deel Grote nes neemt hij met de helft af. Landelijk zien we bij deze soort de laatste 10 jaar een licht dalende lijn. In het bos zien we dat ook maar dan in tegenovergestelde richting. Verreweg de meeste wilde eenden (64%) broeden in gedeelte Papendrecht. De Krakeend, een nog steeds toenemende soort, komt dit jaar op vier paar. Tot nu toe het hoogste aantal. Ze broeden gelijkmatig over de vier delen van het bos verdeeld. Ieder deel had een paar. Ze zitten dan veelal aan de rand van het bos, in de weilanden om het bos worden regelmatig meerdere paren gezien. Soepeenden kwamen dit jaar niet op de lijst voor; de laatste acht jaar lijken ze bijna uit het bos verdwenen. De topjaren voor deze ‘soort’ waren van 2001 t/m 2005 toen het soms tot wel tien broedparen kwam. Ook de jaren daarvoor waren het slechts enkele paren. Landelijk neemt de Buizerd, de bekendste roofvogel van ons 6
Jan Schoonderwoerd
land, nog steeds licht toe. In 1993 wordt de soort voor het eerst als broedvogel in het bos genoteerd, de jaren daarna stijgt het aantal broedgevallen gestaag, tot tien in 2006. In de jaren tot 2011 zakt hij weer naar vier paren, de laatste twee jaar klimt hij weer naar zes paar. Het gemiddelde voor de afgelopen tien jaar staat in het bos op zeven paar. Er kon dit seizoen één paar meer worden genoteerd, totaal zes paren. Deel Papendrecht had dit seizoen een paar meer, hier broedt trouwens de helft van het aantal van deze roofvogel. Deel Oud-Alblas had twee broedgevallen en Grote Nes één paar. Hun broedpogingen hebben niet altijd succes. Een paar in deel Oud-Alblas was wel het hele broedseizoen aanwezig, alarmeerde ook als je in de buurt van het nest kwam, maar jongen heeft het in ieder geval niet opgeleverd. Doch naar maatstaven van het BMP wel een broedgeval. De Sperwer laat dit jaar verstek gaan, de laatste 13 jaar was hij toch gemiddeld met drie paar in het bos aanwezig. Begin van het broedseizoen liet hij zich, althans in deel Oud-Alblas, een paar keer zien. Maar daar is het helaas bij gebleven. De als kwetsbaar op de rode lijst staande Boomvalk broedt voor het vierde achtereenvolgend jaar alleen in deel Papendrecht. Sinds 1998 broedt deze libellenjager bij uitstek bijna jaarlijks in het bos. In een vijftal jaren waren dat er zelfs twee. In gedeelte Oud-Alblas broedde hij tot nu toe viermaal, in 2009 was dat helaas voor het laatst. De Fazant, een soort die we nog aan de Romeinen te danken hebben, werd vooral om zijn vlees werd gewaardeerd. Dit seizoen werden 10 territoria minder gevonden dan in 2012. De
Figuur 1: De Boomvalk is een steeds schaarser wordende broedvogel. In Papendrecht broedt hij nu vier jaar achter elkaar in een hoogspanningsmast. Foto Merijn Loeve. Alblasserwaardse Vogels 2013
25
Groene specht Grote bonte specht
20 15 10 5
2013
2011
2009
2007
2005
2001
2003
1999
1997
1995
1991
1993
1989
1987
0
Figuur 2: Ontwikkeling van het aantal territoria Groene specht en Grote bonte specht in de Alblasserbossen sinds 1985. Weergegeven is het totaalaantal. 25 20 15 10 5
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
0 2003
Ondanks de afname van enkele paren (van 105 naar 95) blijft de Winterkoning onveranderd op de eerste plaats van de top tien staan. De gemiddelde stand van de laatste tien jaar staat op 103 paar. Er zijn maar weinig Heggenmussen aangetroffen dit broedseizoen, het is ook een erg onopvallend vogeltje.
Opnieuw telden de inventariseerders minder Roodborsten, in alle delen waren er wel één of meerdere paren minder. In totaal werden 12 territoria gevonden, in vergelijking met 2006 toen er 27 werden genoteerd is dat een forse achteruitgang. Terwijl de stand landelijk toch vrij stabiel is. Maar misschien is er ook voor de Roodborst te weinig dicht struikgewas. Of is het gewoon het gevolg van jaarlijkse fluctuatie. In deel Papendrecht was er voor de vierde keer, weliswaar niet op rij, maar toch weer een broedgeval van de Nachtegaal. In de lagere delen van het land neemt deze zangvogel, die het liefst in dichte braamstruwelen met brandnetels broedt, enigszins toe. Dus wie weet wordt het in de komende jaren een jaarlijks terugkerende broedvogel. Dit jaar broedden er weer eens twee Gekraagde roodstaarten. Na een afwezigheid van elf jaar verscheen hij weer in deel Papendrecht, in een nestkast vlak achter het streekcentrum. Daar werd hij door zijn schuwe en onopvallend gedrag door slechts weinigen opgemerkt. Pas als het mannetje uitbundig zingt gaat het opvallen. De laatste jaren schijnt hij landelijk weer wat toe te nemen, maar vooral in onze provincie gaat de soort nog steeds achteruit. Het tweede paartje zat in deel Oud-Alblas en hield voor het zevende opeenvolgend jaar verblijf in het daar aanwezige voormalige, nu als picknickplaats ingerichte boomgaardje. Hij werd hier slechts eenmaal gezien en gehoord, wat dan wel tussen de zgn. datumgrenzen viel. Dus wordt hij als broedvogel aange-
1985
De Holenduif valt dit jaar terug van 11 naar 8 paar, de stand van deze holenbroeder is ook nooit hoger dan 11 paar geweest. De gemiddelde stand staat sinds 2000 op 6 paar. Veel zal hij voorlopig niet toenemen, broedgelegenheid is er in een jong bos niet zoveel. Al neemt hij met erg weinig genoegen, want heeft hij eenmaal een plekje gevonden dan kunnen met wat geluk soms wel vier broedsels per jaar grootgebracht worden. De Houtduif is een heel wat algemenere soort en met een stand van gemiddeld zo’n 45 broedparen per jaar is de stand redelijk stabiel. Hoewel hij sinds 2009 lichtelijk afneemt. De enige Witte Kwikstaart is al enige jaren trouw aan zijn broedlocatie in deel Papendrecht. Sinds 2002 broedt deze meest voorkomende kwikstaart alleen in dit deel van het bos. De laatste twee jaar broedt de Koekoek alleen nog in deel Papendrecht. Het aantal van deze broedparasiet is in het bos altijd al laag geweest, hun aantal neemt de laatste jaren toch steeds verder af. Misschien zijn er wel te weinig soorten waardvogels voorhanden. Maar de echte oorzaak is eigenlijk niet goed bekend. Voor het tweede achtereenvolgende jaar was er in deel Papendrecht weer een broedgeval van de Steenuil. Hopelijk wordt het een vaste stek en kan hij van hieruit het gebied verder koloniseren. Wie weet wordt hij ooit nog eens van de rode lijst afgevoerd. In deel Papendrecht is de Bosuil een jaarlijks terugkerende broedvogel. Nu niet met twee zoals vorig jaar, maar toch weer een broedgeval. In de andere delen van het bos verschijnt deze grote uil met zijn donkere ogen slechts sporadisch. De Groene Specht vertoont o.a. in het midden van het land en het rivierengebied enige afname. Dit jaar was er in het bos weer sprake van een stijging naar vijf broedparen, het hoogste aantal dat tot nu toe bereikt is. In 2008 en 2010 was dit ook al het geval. De verdeling was dit keer: drie in deel Oud-Alblas en twee in deel Papendrecht. In Grote Nes broedde hij tot nu toe driemaal, deel Kortland had tot nog toe geen broedgeval van deze miereneter. Het mag landelijk dan goed gaan met de Grote Bonte Specht, in het bos zien we na jaren van alleen maar toename de laatste jaren enige achteruitgang. Broedde er in 2010 nog 26 paar dit jaar is dat teruggelopen naar 16 paar. Maar hopelijk is het een kortdurende dip, aan zijn broedbiotoop kan het niet liggen want dat is al jaren vrijwel onveranderd. Mogelijk is de afname veroorzaakt door wintersterfte in de afgelopen koudere winters.
Als hij op de grond tussen de struiken naar voedsel zoekt is het net een grijze muis. Sinds 2002, toen een stand van 23 paar werd bereikt, is de soort sterk achteruit gegaan. Hij staat nu op een schamele zes paar. Mogelijk is er toch te weinig van zijn geliefde broedbiotoop, dicht struikgewas, in het bos beschikbaar.
2002
laatste 8 jaar stabiliseert de stand zich op ongeveer 36 territoriale hanen. Iets wat overigens ook landelijk is te zien. Hoewel we landelijk een daling van het Waterhoen zien, is het aantal de laatste jaren in het bos vrij constant. Zeven paren werden vastgesteld, vrijwel gelijk aan vorig broedseizoen. Er is in het bos praktisch geen sloot, vooral de wat bredere, of er zitten wel Meerkoeten. Zo ook in het Alblasserbos, waar ze hoofdzakelijk langs de randen broeden, het is tenslotte geen bosvogel. Evenals het Waterhoen is de Meerkoet een landelijk enigszins afnemende broedvogel, maar in het bos schommelt de stand al zeven jaar rond de 36 paren. Dit seizoen komen we uit op 39 paar, de tot nog toe hoogste stand die in 2008 ook al eens bereikt werd.
Figuur 3: Het bestand van de Heggenmus neemt langzaam af in het bos.
Alblasserwaardse Vogels 2013 7
merkt. Er is nog wel een waarneming bekend van eind mei waarschijnlijk heeft hij dus wel ergens in de buurt gebroed. Of dat in het bos was is niet echt bekend, hij had daar in ieder geval wel zijn territorium.
Tjiftjaf
100
Fitis
80 60
De Kleine karekiet boekt na de toch wel flinke terugval van 2012 weer enige winst. Een stijging van vijf naar negen paar, bijna een verdubbeling. Opvallend is dat hij ook dit jaar weer alleen in deel Papendrecht tot broeden komt. Overigens niet zo vreemd natuurlijk, de Kleine Karekiet is feitelijk een echte moerasbewoner en geen bosvogel. Hij vindt hier het voor hem meest geschikte broedbiotoop, een paar plasjes omzoomd met rietkragen met wat ruigte eromheen. De twee Koekoeken die juist ook hier broeden hebben we misschien wel aan deze rietbewoner te danken. Ook de Spotvogel doet het met twee paar meer, dit jaar wat beter. Deze tamelijk luidruchtige geelgroen gekleurde zanger liet zijn gevarieerde zang dit seizoen horen in de delen Oud-Alblas en Papendrecht met achtereenvolgens twee en één broedpaar. Sinds 2000 zit de soort in een alsmaar neergaande lijn, dit jaar gaat die lijn dan weer enigszins naar boven. Het is bij deze soort feitelijk het zelfde verhaal als bij de Bosrietzanger in de eerste jaren na de aanplant. De Grasmus is een soort van dichte kruidenvegetatie met enkele bomen als zang- en uitkijkpost. Dit biotoop is in het bos (nog) niet zoveel voorhanden, en bijgevolg zijn er dus ook weinig Grasmussen. Maar toch zien we bijna ieder jaar drie of vier broedparen. Dit broedseizoen waren ze te horen in deel Kortland, twee paar hadden hier hun territoria. Deel Oud-Alblas moest het doen met één paar. De Tuinfluiter zit met 30 paar exact op het gemiddelde van de laatste tien jaar. Deze onopvallende maar algemene zangvogel, met zijn het meest op een versnelde opname van merel lijkende zang, komt in de delen Papendrecht en Oud-Alblas vrij algemeen voor. In Kortland en Grote Nes, die natuurlijk lang zo groot niet zijn, lijkt dat wat minder te zijn. Ondanks dat de Zwartkop dit jaar t.o.v. vorig jaar 11 paar moest inleveren is het nog steeds 8
40 20
2013
2011
2009
2007
2005
2003
2001
1999
1997
1993
1995
1991
1989
1987
0 1985
De populaties van de beide lijstersoorten zijn de laatste jaren vrij stabiel te noemen. Het aantal Merels is landelijk nog altijd aan het toenemen, het is een van de algemeenste broedvogels in ons land. De soort schommelt in het bos jaarlijks rond de 63 paar. De Zanglijster is zowel landelijk als in het Alblasserbos vrij stabiel. Van deze ‘zanger’ werden 25 territoria aangetroffen, vrijwel het gemiddelde van de laatste jaren. De delen Oud-Alblas en Papendrecht hadden met 11 paar een gelijk aantal, de overige drie broedden in deel Grote Nes. Van de Bosrietzanger werden 10 territoria gevonden, tweeënhalf maal het aantal van vorig jaar, een flinke toename dus. In het zesde en zevende jaar na de aanplant van het bos bereikte de stand van deze wat zang betreft meesterimitator, door de aanwezigheid van veel ruigte en brandnetels met nog niet zo hoog struikgewas, een stand van wel 51 paar. Door het eind jaren negentig verdwijnen van dit voor deze soort optimale biotoop, zakt het gemiddeld aantal broeders tot slechts vier paar. De laatste jaren stijgt dit voorzichtig weer naar een gemiddelde van zeven paar. Dit broedseizoen werden zoals gezegd 10 territoria gevonden, waarvan de helft in deel Papendrecht, drie in deel Oud-Alblas en deel Kortland herbergde de laatste twee broedgevallen.
Figuur 4: De twee gelijkende zangertjes Fitis en Tjiftjaf hebben in het Alblasserbos een heel eigen populatie-ontwikkeling. één van de talrijkste broedvogels van het bos. Hij zit met 81 aangetroffen territoria nog ruim boven het gemiddelde van 71 van de afgelopen 10 jaar. Deel Oud-Alblas herbergde met 35 paar ook dit jaar weer de meeste van deze landelijk nog steeds toenemende soort. Op de voet gevolgd door deel Papendrecht met 30 paar. De Tjiftjaf is in het Alblasserbos een zeer algemeen voorkomende broedvogel, die ook landelijk nog steeds in een stijgende lijn zit. Dit seizoen doet hij althans in het Alblasserbos een flinke stap achterwaarts. Maar liefst 22 paar minder dan vorig broedseizoen. Een mogelijke oorzaak is misschien het zeer koude voorjaar, het koudste in ruim 40 jaar, dat ook nog eens tot eind mei/begin juni aanhield. De eerste rondes was er dan ook weinig zangactiviteit, waardoor een kleiner aantal op de tellijsten kwam. En misschien waren er dit jaar wel gewoon minder. Als je figuur 4 ziet is dat allemaal niet zo verontrustend, er zitten regelmatig van die pieken en dalen in zijn jaarlijkse presentie. De Fitis is ook zo’n algemeen voorkomende soort, al is hij in het bos door een minder geschikt broedbiotoop (de laatste 10 tot 12 jaar neemt hij alleen maar af) een stuk minder algemeen dan sterk op hem gelijkende Tjiftjaf. Er werden dit jaar 13 territoria gevonden, nog weer één minder dan vorig jaar. Van de Staartmees werden dit keer slechts twee territoria gevonden. Eén in deel Oud-Alblas en één in deel Papendrecht. De laatste zes jaar vertoont deze soort een behoorlijke teruggang, het gemiddelde voor de laatste zes jaar staat op 6 paar. Het langjarig gemiddelde vanaf 1991, het jaar van vestiging, staat op 4 paar. Van de Matkop, een gevoelige rode lijstsoort, die landelijk en dan voornamelijk in de laagveengebieden nogal afneemt, werden vier territoria gevonden. Waarin de delen Oud-Alblas en Papendrecht een evenredig aandeel hadden: ieder twee paar. De soort zakt hiermee iets onder het langjarig gemiddelde. Pimpelmezen werden dit jaar wat minder gevonden, niet meer dan 16 broedparen. De stand is sinds 2003, toen er 12 paar broedden, niet zo laag geweest. Die afname is opmerkelijk genoeg alleen in deel Oud-Alblas en Grote Nes, Oud-Alblas had bijna de helft minder broedparen (van 13 naar 7) dan vorig seizoen. Grote Nes ging van drie naar één paar. De overige bosgedeelten hadden zelfs een broedpaar meer. De stand van de Koolmees blijft aardig op peil, met 46 broedparen zit de soort exact op het gemiddelde van de afgelopen 10 jaar. Deel Papendrecht en Kortland hebben evenals vorig jaar ondanks de nestkasten in Papendrecht Alblasserwaardse Vogels 2013
Figuur 5: Groenlingen zijn incidentele broedvogels in het bos. Foto Merijn Loeve. zowat een gelijk aantal broedparen, resp. 20 en 21 paar. Van de landelijke toename van de Boomkruiper is in het bos niet veel te merken. Er werden dit jaar opnieuw minder territoria gevonden. Hij duikelde weer met vier paar naar beneden en bleef hangen op 12 paar. Met zeven paren, de hoogste stand die we tot nog toe haalden, doet de Wielewaal het dit jaar weer erg goed. Gemiddeld staat hij de laatste zes jaar (dit jaar meegerekend) op zes per jaar. Deel Papendrecht herbergde vier en Oud-alblas drie paar van deze qua kleur wat tropisch aandoende vogels. Het aantal Gaaien lijkt zich landelijk de laatste jaren te stabiliseren. In het bos is het dit jaar echter wat minder, met name in deel Papendrecht en Grote Nes neemt hij met de helft af. De stand in beide gebieden gaat van vier naar twee paar. Eksters zijn helaas niet zulke populaire vogels, ze lusten nu eenmaal graag een eitje of jonge vogel. Hun aantal is de laatste jaren vrij stabiel te noemen, de acht gevonden territoria is exact het gemiddelde van van de afgelopen 10 jaar. De Zwarte kraai, ook al niet zo’n populaire jongen, zit op hetzelfde aantal als vorig jaar. Ook deze kraaiachtige is de laatste jaren vrij stabiel, want met 24 paren zit deze soort op het gemiddelde van de afgelopen 10 jaar Het aantal Spreeuwen wordt de laatste jaren geleidelijk wat minder. Dit keer werden 9 territoria gevonden, en ook weer alleen in deel Papendrecht. In het bos broedende Spreeuwen doen het landelijk uitermate slecht. Hoewel de Vink landelijk nog een lichte toename laat zien, is er in het bos de laatste drie jaar een enigzins dalende trend. Alleen in deel Oud-Alblas is de stand gelijk gebleven; gemiddeld staat hij de laatste 10 jaar op 40 paar. Na twee jaar afwzigheid zagen we in 2013 weer een broedende Groenling en evenals toen zat hij ook nu weer in deel Kortland. Landelijk doet deze soort het erg goed. Hij broedt echter meer in bebouwde gebieden, met dicht struikgewas in tuinen en parken. De Putter is in ons land een tamelijk algemene broedvogel, zijn aantal is de laatste tien jaar zo ongeveer verdubbeld. In het bos is het, vooral de laatste jaren meer een toevallige broedvogel. De laatste keer was dat in 2009 in deel Papendrecht, waar het tot 2005 een min of meer jaarlijkse broedvogel was. Dit jaar broedde er toch weer één in deel Papendrecht, en voor het eerst sinds de aanleg één in deel Kortland. En als laatste werd er na een jaar afwezigheid weer een broedende Boomklever aangetroffen in deel Oud-Alblas. Dat wordt nog eens een standvogel in de Alblasserwaard.
Fuut Knobbelzwaan Nijlgans Wilde eend Krakeend Buizerd Boomvalk Fazant Waterhoen Meerkoet Holenduif Houtduif Witte kwikstaart Koekoek Steenuil Bosuil Groene specht Gr. bonte specht Winterkoning Heggenmus Roodborst Nachtegaal Gekr. roodstaart Merel Zanglijster Bosrietzanger Kl.karekiet Spotvogel Grasmus Tuinfluiter Zwartkop Tjiftjaf Fitis Staartmees Matkop Pimpelmees Koolmees Boomkruiper Wielewaal Vlaamse gaai Ekster Zwarte kraai Spreeuw Vink Groenling Putter Boomklever Aantal broedpaar Aantal soorten
2 22 1 2 10 2 9 1 16
3 8 39 2 7 1 29 11 3 2 1 11 35 25 3 1 2 7 20 8 3 4 3 5 15
1 2 4 56 1 3 1 16 3 30 7 19 1 2 1 1 2 6 42 2 4 1 1 27 11 5 9 1 16 30 16 8 1 2 6 21 4 4 2 4 15 9 12
4 1 1
5 1
3 1
2 1
3
5
1 9 1 1
1 5 1
3
7 3 2
1 10 5
2 2 6 3 2
1 2
2 3
2
1 1 2
2 1
2 1 1
52 19
61 24
1 1 314 35
410 44
Totaal
Kortland
Grote Nes
Papendrecht
Oud-Alblas
ALBLASSERBOSSEN BROEDVOGELS 2013
1 2 6 87 4 6 1 31 7 39 8 43 1 2 1 1 5 16 95 6 12 1 2 66 25 10 9 3 3 30 81 49 13 2 4 16 46 12 7 9 8 24 9 30 1 2 1 837 47
Tabel 1 : Samenvatting van het aantal broedparen per soort per bosdeel.
Alblasserwaardse Vogels 2013 9
Huismussenen Gierzwaluwen inventarisatie in de binnenstad van Gorinchem in 2013 Huismus foto Jouke Altenburg
Steden zijn voor diverse vogelsoorten een prima leefomgeving, mits de stadsbewoners een beetje aan hun gevleugelde medebewoners denken. Om dat natuurbesef in steden onder mensen te bevorderen, heeft Vogelbescherming Nederland in diverse steden stadsvogeladviseurs. In Gorinchem is Johan Sterk, samen met de NVWA, voortvarend met deze functie aan de slag gegaan. In 2013 werd er een onderzoek opgestart naar de Huismussen en Gierzwaluws in de binnenstad van Gorinchem. In dit artikel worden de eerste resultaten van dit meerjarige onderzoek gepresenteerd. Huismus In Gorinchem is het huismussenbestand de afgelopen jaren flink teruggelopen, zoals bijna overal in Nederland. Sinds de jaren tachtig is de huismus met 50% of meer achteruitgegaan. Vanwege de sterke achteruitgang is de huismus in 2004 op de rode lijst geplaatst. In het voorjaar van 2013 is het plan ontstaan om Gorinchem en het buitengebied te inventariseren op huismussen. Eén van de doelen van het onderzoek is om te bepalen hoeveel paar er momenteel voorkomen in Gorinchem en omgeving, hoe deze zijn verspreid over de stad en of de huismussenpopulatie nog steeds achteruitgaat. Om het onderzoek te starten is een database opgezet met daaraan verbonden de mogelijkheid om waarnemingen van huismussen door middel van een digitale kaart in te voeren.
Methode
Johan Sterk & Anthonie Stip
mussen voornamelijk aangetroffen onder de wat oudere pannendaken met in de buurt voldoende dekking in de vorm van dichte struiken of hagen. Op veel plaatsen werd er door de mannetjes getjilpt vanaf de dakrand of dakgoot, maar ook verborgen vanuit een dichte struik of haag in de buurt van het nest. Struiken en hagen waarin huismussen werden gehoord waren onder andere de taxus, vuurdoorn, cotoneaster, meidoorn, conifeer en klimop.
Vergelijking met oude gegevens In 1971 werd voor de bebouwde kom van Gorinchem een schatting opgegeven van 3.000 – 3.500 paar huismussen. De inventarisatie van voor 1971 vond plaats in het kader van de Avifauna van Midden–Nederland.
Conclusies en aanbevelingen Huismus • De Huismus lijkt vooral verdwenen te zijn uit het centrale deel van de binnenstad. De soort doet het nog relatief goed in de buitenranden van de binnenstad grenzend aan de stadswal. • Over oorzaken van de massale achteruitgang van de huismus in Nederland is al veel geschreven. Ook het onderzoek in Gorinchem over 2013 lijkt te bevestigen dat huismussen een voorkeur hebben voor huizen met pannendaken en voldoende dekking (struiken en/of klimop) in de buurt van het nest. Door de zogenaamde ‘verstening’ van de tuinen en het volbouwen van stukjes rommelige natuur in het stedelijk gebied is ook de hoeveelheid dekking en voedsel de laatste decennia sterk afgenomen. In gebieden waar behalve pannendaken en voldoende dekking ook een voldoende groene en insectenrijke omgeving is, doen huis-
In het voorjaar van 2013 heb ik de binnenstad van Gorinchem bezocht om waarnemingen te verzamelen, met als zwaartepunt de bovenstad. Elke tjilpende mannelijke huismus werd als territorium (broedgeval) beschouwd en ingetekend op een digitale kaart en op deze manier ook ingevoerd in een database. De binnenstad werd in de periode juni t/m juli 2013 driemaal bezocht met een tussenperiode van minstens twee weken.
Resultaten De telling heeft over het jaar 2013 in het hele onderzochte gebied 44 broedgevallen van de huismus opgeleverd. Het aantal broedgevallen varieerde sterk per gedeelte binnenstad. In sommige delen van de binnenstad broeden (bijna) geen huismussen meer, zoals in het gebied rond De Vijfde Uitgang en Volksweerbaarheid. Andere gedeelten waren beter dan verwacht, zoals bijvoorbeeld het gebied bij de Paddemoes en Dalembolwerk. In de binnenstad van Gorinchem werden de broedgevallen van huis-
10
Figuur 1: Verspreiding van de nesten van Huismussen in de binnenstad van Gorinchem. Alblasserwaardse Vogels 2013
mussen het beter dan op andere plekken. Uit de voorkeur voor mussen in de groene buitenring van de binnenstad is af te leiden dat ook het vergaren van voldoende voedsel in toenemende mate een probleem is geworden. Verder is door het opknappen en de renovatie van gebouwen en de toepassing van zogenaamd vogelschroot bij mogelijke nestplaatsen onder pannendaken minder passende broedgelegenheid beschikbaar dan enkele tientallen jaren geleden. • Bij het bevorderen van een goede broedgelegenheid voor huismussen ligt een schone taak voor zowel de gemeente als de particulier. Speciale neststenen kunnen worden ingemetseld in muren en nestkasten kunnen worden opgehangen bij zowel particuliere gebouwen als woonhuizen. Vogelschroot kan worden verwijderd bij geschikte broedlocaties. Particulieren kunnen zorgen voor groene, insectenrijke tuinen. De gemeente kan zorgen voor kwalitatief hoogwaardig openbaar groen. Deze activiteiten zullen niet alleen gunstig zijn voor de huismus, ook insecten, vlinders, wilde bijen en andere stadsbewoners zoals de gierzwaluw en dwergvleermuis zullen hier baat bij hebben.
Figuur 2: Er broedden 16 paar gierzwaluwen in de Gorkumse binnenstad. Foto Henk Post. Gierzwaluw Met afstand is de Gierzwaluw de meest uitgesproken stadsvogel die als geen andere de Nederlandse zomer kenmerkt. Het luid sjirpende en gierende geluid van snel rondvliegende groepen gierzwaluwen is dan bijna overal te horen in onze steden en dorpen. Toch zien we de afgelopen jaren ook in Gorinchem de rondvliegende groepen gierzwaluwen in aantallen afnemen. Parallel lopend aan het onderzoek van de huismussen ben ik eveneens in 2013 gestart met inventariseren van Gierzwaluwen in de binnenstad van Gorinchem.
Methode Gierzwaluwen laten zich echter niet zo makkelijk tellen als andere broedvogels, aangezien ze zeer snel onder een dakpan of andere geschikte broedplek kunnen duiken en dan zie je ze niet meer. De rest van de tijd vliegen ze in de buurt van de nestplaatsen rond, maar dat kan ook tot ver buiten het gezichtsbereik zijn. De beste tijd om gierzwaluwen te tellen is de laatste twee uur voor zonsondergang. Ze gaan dan lager en luid gierend rondom de nestplaatsen vliegen, die vaak in kleine kolonies bij elkaar gelegen zijn. De nestplaatsen van de gierzwaluw zijn ingetekend in een digitale kaart en op deze manier ook ingevoerd in een database. De binnenstad werd viermaal bezocht in de periode 15 t/m 30 juli 2013.
vijf mogelijke nestplaatsen is slechts éénmalig nest indicerend gedrag geconstateerd. De grootste kolonie bestond uit tien nestplaatsen achter de kroonlijst (bovenkant gevel) van het Tuighuis of Arsenaal gelegen aan de Boerenstraat.
Vergelijking met historische gegevens In 1971 werd voor de bebouwde kom van Gorinchem een schatting opgegeven van 150 – 200 paar gierzwaluwen. De inventarisatie van voor 1971 vond plaats in het kader van de Avifauna van Midden-Nederland. In het algemeen geldt dat de gegevens indertijd zeer globaal en weinig methodisch zijn verzameld, zodat het de vraag is in hoeverre deze een realistisch beeld geven van het werkelijke aantal broedparen. Dit blijkt ook uit de zeer grote marge tussen de opgegeven minimum en maximum aantallen. Het is duidelijk dat men moeite had de aantallen gierzwaluwen in kaart te brengen. In het onderzoek is geen onderscheid gemaakt tussen het aantal broedparen en het aantal niet-broedende vogels, dus het aantal broedparen kan indertijd zijn overteld.
Conclusies en aanbevelingen Gierzwaluw • Het lijkt erop dat de afname van aantal broedgevallen van gierzwaluwen in de binnenstad van Gorinchem zich langzaam maar gestaag voltrekt. Waarschijnlijk wordt deze afname veroorzaakt door de afname in nestgelegenheid ten gevolge van renovatie en sloop van huizen en gebouwen met goede nestgelegenheid. • Het verdient aanbeveling om het bij sloop, renovatie en verbouwing van huizen en daken in en de binnenstad ter plekke vervangende nestgelegenheid voor gierzwaluwen aan te brengen in de vorm van speciale nestkasten, neststenen en/of dakpannen. Het is belangrijk dat de vervangende nestgelegenheid zich zo dichtbij mogelijk bij de oude nestholte bevindt, want gierzwaluwen zijn zeer plaats trouw en zullen vervangende nestgelegenheid op grotere afstand van de oorspronkelijk nestholte negeren.
Dankwoord Graag wil ik Jouke Altenburg, Henk Post en Vogelbescherming Nederland bedanken voor het ter beschikking stellen van de foto’s. Daarnaast wil ik Marius Teeuw bedanken voor het vervaardigen van de verspreidingskaarten.
Literatuur Melchers M. (2007). Huismussen tellen in Groot-Amsterdam. Natura 2007-2: 44-47. Mostert K. (1995). De broedvogels van het stedelijke gebied van Delft in 1990. Vogelwacht Delft e.o.
Resultaten De telling heeft over het jaar 2013 in het onderzochte gebied 23 nestplaatsen van de gierzwaluw opgeleverd, waarvan bij 16 nestplaatsen ook daadwerkelijk een broedgeval is vastgesteld. Twee mogelijke nestplaatsen liggen buiten het gezichtsveld, bij
Figuur 3: Verspreiding van de Gierzwaluw in de binnenstad van Gorinchem.
Alblasserwaardse Vogels 2013 11
Weidevogelbescherming in de Alblasserwaard in 2013
Scholeksternest met klein eitje foto Jan Andeweg
In 2013 hebben ca. 50 bedrijven in de Alblasserwaard en 24 vrijwilligers samen werk gemaakt van het opsporen en beschermen van weidevogelnesten en weidevogeljongen. Van 44 bedrijven werden de legselgegevens ontvangen en ingevoerd in de database Vrijwillige Weidevogelbescherming Nederland van Stichting Landschapsbeheer Nederland. Maart, eerste kievitsei De eerste kievitseieren in Nederland werden op 21 maart gevonden. Het eerste ei werd ontdekt in Ede in Gelderland, het tweede ei nabij Lage Zwaluwe in Brabant en het derde ei werd opgespoord in Zoeterwoude in Zuid-Holland. Op 22 maart werd nabij Nederweert het eerste kievitsei in Limburg ontdekt. Op 23 maart werd nabij Earnewald het eerste kievitsei in Friesland gevonden. En op 24 maart werd in Amstelveen het eerste ei in Noord-Holland aangetroffen. Op 26 maart werd in Overijssel nabij Wijhe het eerste kievitsei ontdekt. En op 27 maart werd een kievitsnest met 2 eieren ontdekt onder Kamerik in Utrecht. Op 4 april werden de eerste kievitseieren aangetroffen in Drenthe nabij Beilen en in Zeeland onder Meliskerke. Op 7 april in Flevoland in de Noordoostpolder en als laatste provincie op 8 april in Groningen nabij Winsum. In alle provincies, met uitzondering van Utrecht, betrof het een nest met één ei. Door het aanhoudende winterse weer met zware nachtvorst zijn vermoedelijk alle vroege kievitsnesten in Nederland verlaten. Het eerste kievitsei in Nederland werd
Weidevogelvrijwilligers Erna en Ron met jonge Nijlganzen. Foto Jan Andeweg. 12
Jan Andeweg
in 2012 op 10 maart ontdekt, elf dagen eerder dan de eerste vondst in 2013. Eerste kievitsei in de Alblasserwaard Begin maart waren zeer veel Kieviten territoriaal op de maïspercelen aanwezig. Op 8 maart werden dertig krabkuilen van de Kievit gevonden. Na wekenlang vergeefs gezocht te hebben werd door André Hornstra op 25 maart het eerste kievitsei van de Alblasserwaard gevonden op een maïsakker bij Kees van Beest, in polder Den Beemd onder Hoogblokland. Zeker is dat alle twaalf maartse kievitsnesten in de Alblasserwaard, gevonden door vrijwilligers André Hornstra en Kees de Jong, verlaten zijn. Het eerste kievitsei van de Alblasserwaard werd in 2012 op 12 maart nabij Hoogblokland gevonden. April, start broedseizoen Op 3 en 4 april werden slechts krabkuilen, zonder kievitseieren, op de maïspercelen aangetroffen. Door de lange koude winter werd het leggen van eieren door de weidevogels uitgesteld tot vijf april. Kees de Jong meldde op 8 april dat hij op maïsland twee kievitsnesten met 3 eieren en 5 kievitsnesten met 1 ei had gevonden. Op 4 april werden de eerste parende Grutto’s waargenomen. Met op 15 april de vondst van het eerste gruttonest van Zuid-Holland door Astrid Kant nabij Lexmond. Het betrof een nest met 2 grutto-eieren net buiten de Alblasserwaard, in de Vijfheerenlanden. Op 16 april werd door Pieter Bieren een gruttonest met 1 ei in polder Nieuw-Lekkerland gevonden. Het eerste scholeksterei in Zuid-Holland werd door Hennie Roest en Jan Andeweg gevonden op 17 april. Het ei lag op een maïsperceel nabij Nieuwland, net buiten de Alblasserwaard. Een tureluurnest en een krakeendennest met eieren werd door André Hornstra gemeld op 25 april. Het eerste tureluurnest van Zuid-Holland werd op 12 april, met 4 eieren, ontdekt onder Maasland. Mei, drie weken rust in de polder De eerste drie weken van mei hadden we nat en wisselvallig voorjaarsweer. Door de rust in de polders konden veel vroege kievit- en gruttonesten ongestoord uitkomen en werden veel gezinnen waargenomen. De inschatting is dat veel vroege kievitjongen op het maïsland door het koude en natte weer zijn doodgegaan. Op 25 mei begon het maaien voor de eerste grassnede. En werd een begin gemaakt met het opsporen van Alblasserwaardse Vogels 2013
Met plastic zakken aan stokken worden jongen verjaagd van percelen die gemaaid moeten worden. Foto Jan Andeweg.
Een kievitsnest met drie gewone eieren en een dwergei. Foto Jan Andeweg.
de weidevogelgezinnen in de te maaien percelen. Alsmede het plaatsen van stokken met plasticzakken om de jongen te verjagen uit de te maaien percelen. Door het zonnige en droge weer veranderden vele polders in de waard, binnen één week, in nagenoeg volledig kaal gemaaide vlakten. Met niet zelden te weinig voedsel en schuilmogelijkheden voor de nog aanwezige pullen. En op de percelen die ’s nachts gemaaid waren ontbraken de jongen volledig.
Gevonden nesten en bescherming Van dertien vogelsoorten weren in totaal 990 nesten gevonden en gemarkeerd. Van 878 nesten (88,7%) is de afloop van het nest bekend geworden. Het uitkomstpercentage van 83% is een prima resultaat. De predatie van nesten was met 8% erg laag. En is vermoedelijk veroorzaakt doordat het maaien laat begon dit jaar. 173 nesten (17,5%) van in totaal 8 vogelsoorten zijn beschermd tegen agrarische werkzaamheden en vee. 95 nesten (55%) werden beschermd bij werkzaamheden op maïsland en 78 nesten (45%) zijn beschermd op grasland. Slechts 26 nesten (ca. 14%) werden beschermd bij het maaien en 24 nesten zijn beschermd tegen vertrapping door vee. 131 nesten van de Kievit (75,7%) zijn beschermd bij agrarische werkzaamheden en vee. Waarvan 86 nesten (65,6%) op maïsland zijn beschermd. In totaal 24 gruttonesten (13,9%) zijn beschermd, waarvan 16 nesten bij maaien, 7 nesten tegen vee en 1 nest bij bemesting. Andere soorten die beschermd zijn: 8 nesten van Scholekster, 5 nesten van Wilde eend, 3 nesten van Tureluur, 1 nest van Slobeend en 1 nest van Graspieper.
Juni, toch weer lichtpuntjes Tot ver in juni vonden we late nesten met eieren. En deden een aantal boeren een beroep op ons of we de percelen met een rustperiode voorafgaand aan het maaien wilden afzoeken op nesten en weidevogelgezinnen. Daar is door de weidevogelvrijwilligers veel werk van gemaakt. Op sommige percelen met gezinnen werd het maaien een aantal weken uitgesteld. Waar dit niet mogelijk was, werden stokken met plastic zakken kriskras in het perceel geplaatst. Waardoor de weidevogeljongen zich verplaatsten naar een aangrenzend perceel zonder onrust. Op een aantal bedrijven waar de weidevogelbiotoop voldoende in tact is gebleven hebben we, een relatief klein aantal, weidevogeljongen van de Grutto, Kievit , Scholekster en Tureluur vliegvlug zien worden.
Dwergeieren Bijna elk jaar wordt wel een nest gevonden waarin een heel klein eitje ligt. Een klein eitje zonder dooier en dat dus nooit uitkomt. Dit fenomeen treedt bij alle weidevogelsoorten op, dus bij de Kievit, Grutto, Scholekster en Tureluur. Maar het blijft een zeldzaamheid dat je deze vondst doet. We hebben vermoedens, maar ook niet meer dan dat, dat het kleine eitje gelegd is door een vogel die voor het eerst aan de leg is. Het eerste eitje van een jonge vogel om zo te zeggen. We denken dat omdat we menen dat dit fenomeen zich ook voordoet bij jonge kippen die voor het eerst aan de leg zijn. Voor meer informatie over de oorzaak van de kleine eitjes houden we ons aanbevolen.
Nestbescherming tegen vee. Foto Jan Andeweg. Alblasserwaardse Vogels 2013 13
Het koude voorjaar van 2013 en wat de uilen hiervan vonden
Kerkuil 2013 foto Pieter Klootsema
Als nasleep van de lange winter van 2012/2013 was ook het daarop volgende voorjaar koud. Tot in mei waren de temperaturen aan de lage kant. Wat heeft dat voor gevolgen gehad voor uilen in de Alblasserwaard? Een overzicht. Kerkuil Na het koude voorjaar kwamen eind mei de eerste mails binnen met alarmerende berichten over weinig bezette Kerkuilkasten. Of als ze wel bezet waren, dat er nog geen jongen waren te vinden en alleen de eerste eieren waren gelegd. Hierdoor zijn - nadat een aantal kasten waren gecontroleerd diverse controleurs in Nederland gestopt in verband met mogelijke verstoring van de broedende Kerkuilen. Waren er te weinig muizen of speelde het koude voorjaar een hoofdrol dit jaar? was dan ook de vraag. Ook een winter met veel sneeuw en vorst doet een aanslag op muizenbestand en dus op het voedselaanbod van de Kerkuilen. Een voorbeeld dat de Kerkuilen in sommige delen van het land echt even de kat uit de boom keken bleek op Noord- en Zuid-Beveland waar normaal jaarlijks 33 bezette kasten zijn te vinden, maar nu begin juni nog maar drie kasten waren bezet. Hoop was dat Kerkuilen er later zouden beginnen en dat het achterwege blijven van broedsels in het begin van het broedseizoen zouden worden goedgemaakt door latere broedpogingen. Het record van Zuid Holland met 83 broedparen wat in 2012 was bereikt, zou dit jaar een grote uitdaging gaan worden. Om het aantal van 11 broedgevallen en 39 uitgevlogen jongen van vorig jaar te halen in de Waard zouden we een kleine wonder moeten hebben, was de gedachte na het lezen van de mails. Omdat de groep controleurs dit jaar bestond uit drie man moest er flink wat werk worden verzet om alle A en B locaties te controleren, want op dit moment beslaat het bestand in de Alblasserwaard om de nabij 40 kerkuilkasten. Vanaf 2007 is hiervan 20 tot 25% bezet en aardig stabiel, wat er op kan wijzen dat de top is bereikt. Wat de Alblasserwaard betreft begonnen wij op 4 juni met onze controle en het landelijke beeld met late aanvang bleek ook voor onze regio te gelden. Na deze eerste avond met zes bezoeken was het resultaat matig: twee kasten zonder bewoning, één kast met twee uilen maar geen eieren en bij de 4e kast vloog het mannetje naar buiten en zat het vrouwtje op drie eieren. Op één adres waren de bewoners niet thuis dus moest de controle worden uitgesteld. Gelukkig had één paar toch meer hoop op de toekomst en had minimaal 1 jong onder de veren. Haast was dit jaar dus niet geboden en de 2de en 3e controleavond vonden plaats op 12 en 18 juni. Ook nu was er 14
Pieter Klootsema
sprake van veel niet-bezette kasten. In juli ging het controleren langzaam over in ringen en op 1 juli werden de eerste drie jongen voorzien van een ringetje. Op 20 augustus werd de laatste ringronde uitgevoerd, waarna we de balans voor een groot deel weer op konden maken. Deze laatste avond brachten we een bezoek aan vier nestkasten in het oosten van de Alblasserwaard en kregen twaalf jongen een ring om geknepen. Twee adulte vrouwtjes werden beloond voor hun moederzorgen met een ring. De laatste nestkast bevond zich op zes meter hoogte. Het is normaal al een hele operatie om deze nestkast te bezoeken en nu leverde dit nog een teleurstelling op want de twee bij een vorig bezoek getelde jongen waren verdwenen. Na nogmaals de kast aan een onderzoek te hebben onderworpen of er van de verdwenen jongen nog sporen waren te vinden, kwam er een skelet met ring van een uil te voorschijn die op 17-8-2011 in deze kast was geringd. Na deze laatste avond hadden we voor 2013 in totaal 34 jonge Kerkuilen geringd en 5 adulte waarvan 4 terugvangsten waren. De gevreesde klap op het aantal kerkuilen was dus achterwege gebleven want net als 2012 kwamen we ook dit jaar uit op 11 nesten. Landelijke cijfers van wat de Kerkuilen het koude voorjaar vonden zijn op het moment van schrijven nog niet bekend, maar zal worden besproken in een volgend verslag Steenuil Wat voor de Kerkuil opging, bleek ook voor de Steenuil te gelden: ook deze soort was later begonnen met de eileg en waren er kleinere legsels geproduceerd. Omdat de Steenuil eerder aan het broedseizoen begint dan de Kerkuil wordt er met het controleren drie weken eerder begonnen. Normaal gesproken zitten eind april/begin mei de meeste Steenuilen immers al op hun eieren. Omdat de verlate aanvang van eierleg via de tamtam binnen was gekomen werd de eerste controle op 11 mei gestart en acht nestkasten werden bezocht. Eén nestkast leverde een vrouwtje met 4 eieren op. De 2e ronde konden vier kasten worden bekeken en ook nu leverde dit weer een vrouwtje met vier eieren onder haar broedvlek. Na nog enkele controlerondes waren er 23 nestkasten bezocht en vier daarvan waren bezet, waaronder dus twee met Steenuilen en vier eieren. In de andere kasten had een Koolmees 11 eitjes gedeponeerd en in de andere hadden vier jonge Kauwen het erg naar hun zin. Op 20 juni was de datum geprikt om de 2 nestkasten met de jongen te bezoeken om deze te ringen, wat bij het eerste nest prima werd uitgevoerd. Maar bij de tweede nestkast zaten de jongen reeds in de bomen verbaasd naar ons Alblasserwaardse Vogels 2013
te kijken wat we kwamen doen. Hier bleek dus dat niet alleen de uilen laat waren maar dat ook wij een week te laat bij dit nest aankwamen. Een leermomentje dus voor ons om volgend jaar de juiste datum te prikken. Na het ringseizoen van het uilenvolk is de draad weer opgepakt om op kansrijke locaties nestkasten op te hangen in de hoop dat meerdere Steenuilen besluiten om van hun tot nu tot favoriete broedplaats een verhuisbericht te sturen omdat ze zijn verkast naar een nestkast van de Natuur- en Vogelwacht De Alblasserwaard. In februari 2014 zal weer begonnen worden het zoeken naar nieuwe broedlocaties door het opsporen van roepende mannetjes. Ransuil Er heeft dit jaar geen echt onderzoek naar de Ransuil in de Alblasserwaard plaatsgevonden maar als je de gegevens uit waarneming.nl analyseert, kun je zien dat deze uil in heel de Waard is te vinden. Met een beetje moeite krijg je deze wel voor je kijker. Roepende Ransuilen waren dit jaar op twee plaatsen waargenomen, maar het aantal broedende paartjes zal zeker hoger hebben gelegen omdat roepende Ransuilen vaak niet worden gehoord. Van de roestplaatsen is wat meer bekend, al kunnen bekende plaatsen opeens zijn verlaten en duiken er weer nieuwe op. Goede plekken die jaren waren bezet zoals Slingerlandse plassen en Avelingen vind je niet meer terug de laatste twee jaar, wat een veeg teken is. Ook de wat grotere groepen tot wel acht exemplaren worden de afgelopen jaren niet gemeld. Nu zit de Ransuil in de hoek waar de klappen vallen en de landelijke trend loopt flink naar beneden. Sovon meldt een halvering van het aantal in 15 jaar tijd. De vrij val die is ingezet nadat hij op 2004 op de Rode lijst werd
gezet is nog niet gestopt en de resultaten uit het lopende Atlasproject stemmen ook niet erg hoopvol. Bosuil Evenals de Ransuil is er geen onderzoek uitgevoerd en is waarneming.nl en Sovon geraadpleegd om enig inzicht te verkrijgen in het voorkomen van deze uil in de Alblasserwaard. Uit deze gegevens blijkt dat de Bosuil vaker wordt waargenomen, wat wellicht meer zegt over het gemakkelijker invoeren van waarnemingen dan over de daadwerkelijke aantallen. Overal waar in de Alblasserwaard bosschages zijn te vinden, wordt deze uil geregeld gehoord. Sinds 2011 gaat het om meer dan 140 waarnemingen in de Waard. De schattig voor Nederland was 4.500-5.500 broedparen in 1998-2000. De trend is licht dalend volgens de laatste gegevens voor deze soort, die overigens op vele plaatsen kan opduiken om te broeden, zowel in huis als in een nestkast of oud nest. Omdat het met de Bosuil ten opzichtig van de drie vorige soorten redelijk goed gaat, worden er door de Uilenwerkgroep geen extra maatregelen overwogen. Wel wordt er, als er een Bosuil wordt gevonden die in een kast broedt, geprobeerd deze te ringen. Dat heeft als doel om zo meer te weten te komen van deze meest gehoorde uil,zowel in de natuur als in de film. Velduil Deze daguil wordt in de Alblasserwaard alleen waargenomen op doortrek en blijft dan van enkele uren tot enkele dagen hangen. Voor broeden hebben de Alblasserwaarders onbewust deze uil al tot ‘persona non grata’ verklaard door alle veranderingen in landgebruik in de laatste eeuwen. Door onze actieve vogelaars zijn er zowel in 2012 als in 2013 toch nog zes Velduilen opgenomen in waarneming.nl. De toekomst van de dagjager is gelet 35-45 broedparen in Nederland die uit het Sovon onderzoek komen uitgevoerd in de periode 1998 – 2000 niet erg hoopvol. Tot broeden komt hij haast alleen nog Waddeneilanden en zelfs daar lopen de broedgevallen terug.
Een net geringde steenuil. Foto Pieter Klootsema. Alblasserwaardse Vogels 2013 15
Watervogeltellingen in de Alblasserwaard in 2012-2013
Krakeend foto Hendrik Jan van Dijk
Evenals vorige jaren werden ook in het afgelopen winterseizoen weer watervogeltellingen gehouden in de Alblasserwaard. Het was een vrij koude winter, die vooral lang in het voorjaar aanhield. Alles bij elkaar telden we tussen september 2012 en maart 2013 298.938 vogels verdeeld over 116 soorten. Dat is iets minder dan vorig winterseizoen, toen we 236.947 vogels en 114 soorten zagen. Leuke soorten waren deze winter o.a. de Patrijs, enkele keren werd er ook een Houtsnip gezien. In december zaten er vijf Pestvogels in Sliedrecht, in november dook een Koereiger op en enkele malen zaten er een paar Kerkuilen in Streefkerk. De Boomklever kwam dit seizoen tweemaal op de lijst. In dit artikel een overzicht van de telresultaten. September 2012 Het weer tijdens de septembertelling was zacht, de temperatuur liep op tot ongeveer 18 graden. Het was halfbewolkt, de wind was zuidwest en was matig van kracht, 2-3 Beaufort. De vijf telgebieden leverden 5089 vogels verdeeld over 62 soorten op. Lang niet alle telgebieden worden dus geteld in de maand september. De Grote zilverreiger is hier en daar al in een klein aantal aanwezig. In polder Oud-Alblas werden 555 Grauwe ganzen geteld. 38 Slobeenden bevonden zich in de Hoge Boezem bij Kinderdijk. Er waren veel Kieviten in de polders, Oud-Alblas telde er ruim 700. Polder Hardinxveld leverde twee Steenuilen en een IJsvogel op. Een groep van ruim 100 Boerenzwaluwen foerageerde in polder Oud-Alblas.
Jan Schoonderwoerd
zich in polder Molenaarsgraaf. Van verschillende soorten zijn de aantallen deze maand kleiner dan vorige jaar, vooral van de “noordelijke” broedvogels. Zo waren er beduidend minder Kolganzen: ditmaal maar 2566, in vergelijking met 9718 in oktober 2012. Dat was bijna vier keer zo hoog. Bijna 70% van de aanwezige vogels (1784) verbleef in polder Bleskensgraaf. Het gemiddelde voor deze soort over de laatste zeven jaar ligt voor oktober op 3662 exemplaren. Er werden 1147 Grauwe ganzen geteld, wat vrij veel is voor de maand oktober; gemiddeld zijn het er zo rond de 800. Ruim 80 % van deze vogels verbleef ook dit keer in de west- Alblasserwaard. De meeste van de 244 Grote canadese ganzen bevonden zich in polder Molenaarsgraaf (79 ex). Het aantal Smienten valt met 1322 exemplaren nog wat tegen; de afgelopen 5 jaar ligt het gemiddelde op 1700. Bijna de helft (620) hiervan zwom in de HBO, verder nog 309 in polder Molenaarsgraaf en polder Bleskensgraaf herbergde 195 van deze fluiteenden. Van de Krakeenden telden we er 238, die net als de vorige soort bijna allemaal in de HBO verbleven. Sinds de eeuwwisseling worden tijdens de watervogeltellingen steeds minder Wilde eenden vastgesteld. Tot de winter 2004/2005 was er een afname, gevolgd door een tijdelijke opleving tot 2008/2009, maar sindsdien gaat het alleen maar bergafwaarts. Het maandgemiddelde bedroeg 6435 in 2007-2008 en nam af tot 3228 in de winter 2011-2012. Bij de Kuifeend zien we de laatste jaren een iets dalende trend. Zo’n 80 % van
Oktober 2012 Oktober was wat somber met hier en daar wat regen. De temperatuur schommelde rond de 10 graden, de wind was Zuid kracht 3-4.Veertien telgebieden werden er bezocht, waaruit 75 soorten werden genoteerd met in totaal 17288 vogels. Een Roerdomp werd opgemerkt in de Hoge Boezem van de Overwaard. De Grote zilverreigers beginnen de waard weer binnen te druppelen. In 12 gebieden werden 77 Grote zilverreigers geteld, dat is ongeveer 20 boven het gemiddelde van de laatste zeven jaar. Goede gebieden zijn polder Bleskensgraaf met 20 en polder Molenaarsgraaf met 15 exemplaren. Blauwe reigers kwamen op 164 stuks, hetzelfde aantal als vorig jaar. Er werden 594 Knobbelzwanen gezien, dat waren er aanzienlijk minder dan de 870 van vorig jaar in oktober. De grootste groep van circa 170 exemplaren bevond 16
Figuur 1: Al in oktober zaten er 77 Grote zilverreigers in de polders, en dat is een fors aantal. Foto Gerard Roest. Alblasserwaardse Vogels 2013
de 133 getelde exemplaren verbleef in de HBO bij Kinderdijk. Vier soorten roofvogels werden gemeld, waarvan het meest de Buizerd. Het gemiddeld aantal van 27 Torenvalken voor deze maand werd lang niet gehaald, bij 7 stopte de teller. De enige Slechtvalk kwam uit polder Oud-Alblas. De Sperwer komt deze maand met 3 exemplaren ruim boven het gemiddelde van 1.7. De Kokmeeuwen waren, zoals gewoonlijk, de talrijkste soort van de ruim 2300 getelde meeuwen. De grootste groepen zaten in polder Molenaarsgraaf met 545 vogels, en polder Bleskensgraaf herbergde er 463. De Stormmeeuw kwam maar tot 174 vogels, de helft hiervan verbleef in polder Molenaarsgraaf. Verder werden er nog Zilvermeeuw, Kleine mantelmeeuw en Grote mantelmeeuw waargenomen in kleine aantallen. Drie Steenuilen werden er gemeld, 1 in de buurt van Wijngaarden en 2 uit polder Hardinxveld. Ook ditmaal zat er een IJsvogel in polder Hardinxveld. In diezelfde polder zaten bovendien de meeste Kauwen (296 stuks) en polder Noordzijde Oud-Alblas herbergde de meeste Zwarte kraaien. Een groep van 80 Veldleeuweriken verbleef in polder Binnentiendwegs. Evenals maarliefst 40 Witte kwikstaarten in polder Hardinxveld. De 3 Baardmannen werden gezien in de HBO in Kinderdijk. De enige Zwarte mees werd opgemerkt in telgebied Molenaarsgraaf. De Boomklever is een soort die de laatste jaren steeds meer wordt gezien, en dit keer werd hij in Wijngaarden gezien. Ook werd er nog een groepje van 40 Sijzen gemeld in polder Hardinxveld. November 2012 De novembertelling verliep half tot geheel bewolkt met een ietsje neerslag. Er stond op zaterdag weinig wind, kracht 3 uit het zuiden en op zondag noordwest1 tot 2. De temperatuur schommelde rond de 6 graden. De 19 getelde gebieden leverden 39.636 vogels verdeeld over 84 soorten op. De enige Dodaars deze telling zwom in de HBO in Kinderdijk. Een soort die overigens behoorlijk zeldzaam geworden is. In de winters van 1981 tot en met 1985 bedroeg het maandgemiddelde rond de 11 exemplaren. In winter 1985/86 daalde dat tot 2.4 en tegenwoordig halen we nog maar een gemiddelde van 0.4 Dodaarzen. Het aantal Futen is exact hetzelfde als vorige maand, de meeste (12) werden gevonden in polder Binnentiendwegs. De Aalscholver zit met 124 waargenomen exemplaren vrijwel op het langjarig gemiddelde. November is de maand met gemiddeld de hoogste aantallen Aalscholvers. Polder Streefkerk staat bovenaan met 34 vogels. Ook deze maand werd er weer een Roerdomp gezien in de HBO Kinderdijk. De Grote zilverreiger is vergeleken met de laatste 6 jaar met 96 exemplaren op normale sterkte. Het hoogste aantal van 18 komt uit polder Molenaarsgraaf. De 175 Blauwe reigers zijn gezien vanaf het jaar 2000 wat onder het gemiddelde, de overige maanden is dat ruim boven gemiddeld. De grootste groep verbleef in polder Streefkerk, wat ongetwijfeld te maken heeft met een vishandel langs de Ammerse kade. Er waren deze maand ruim 5000 Knobbelzwanen in de provincie, daarvan verbleef 24 % (1149) in de Alblasserwaard. Vijf van de 15 telgebieden telden soms fors meer dan 100 exemplaren. Met 233 vogels leverde polder Giessenburg de meeste exemplaren. Vier Kleine zwanen in polder Giessenburg is
wel erg weinig voor november, het langjarig gemiddelde staat op 30. Volgens Wim Tijsen pleisterden zo’n 2000-2500 vogels in ons land, de hoofdmacht schijnt zich nog steeds ten oosten van ons land te bevinden. De zes Wilde zwanen van Slingeland zijn voor november vrij zeldzaam, sinds 2000 gebeurde dit slechts drie keer in deze maand. Hoewel bij de Kolgans landelijk sprake is van een hele lichte toename t.o.v. van voorgaande jaren, is het in de Alblasserwaard allemaal wat minder dan de vorige drie novembertellingen. Het gemiddelde voor deze jaren ligt op ruim 17000. De 12661 vogels voor deze maand liggen daar dus ruim onder. Maar dit betrof wel 34 % van de in de provincie aanwezige Kolganzen. Er werden een paar honderd Grauwe ganzen minder geteld dan vorig jaar, maar toch nog met een fraai aantal van 1912 vogels. En zoals gebruikelijk bevond zich het gros in en rond de HBO in Kinderdijk. Deze keer de bevond zich grootste groep van 847 exemplaren in polder Oud-Alblas. Het aantal Brandganzen in november is wel in stijgende lijn: 638 werden er geteld, tot nu toe het hoogste aantal voor deze maand. De grootste groep van 312 vogels hield zich op in polder Giessenburg, gevolgd door polder Bleskensgraaf met 250 exemplaren. De Grote canadese gans is met 235 vogels vrijwel op het niveau van de laatste zeven jaar. Een groep van 112 werd opgemerkt in polder Molenaarsgraaf. Nijlganzen waren twee keer zo talrijk als in november 2011. Van de 563 getelde vogels bevonden zich o.a. 132 in de polders rond Wijngaarden en 109 bij Giessenburg. Twee Toendrarietganzen zaten in Polder Binnentiendwegs, een Indische gans werd gevonden in polder Nieuw-Lekkerland. Van de ruim 63.000 Smienten in de provincie zit slechts 7,6 % in de Alblasserwaard. Ten opzichte van de afgelopen 12 jaar blijft de Smient deze maand een paar duizend vogels onder de maat. Bezien vanuit het langjarig gemiddelde vanaf 1981 (4242 exemplaren), doet de Smient het echter helemaal niet slecht. Nemen we echter het langjarig gemiddelde, vanaf 81/82, (4242) dan doet hij weer vrij goed. In vrijwel ieder telgebied zitten wel Smienten, zo zaten er 1316 in polder Streefkerk en 650 in polder Bleskensgraaf. In nog vijf andere gebieden kwam de teller soms ruim boven de 300. De Krakeend doet het met 400 vogels vrij goed. November is gemiddeld genomen de maand met de meeste Krakeenden, al worden er in februari/ maart soms tot wel 100 meer geteld. Gezien de aantallen in de provincie is althans deze maand de Alblasserwaard maar magertjes bedeeld met deze toch wel fraaie eendjes, we leverden slechts 2.6 % van het totaal. Op 68 na verbleven alle 328 Wintertalingen in polder Langenbroek. De Wilde eend, een soort die iedereen in zijn of haar telgebied wel tegen komt, doet het ook deze maand lang niet slecht, in totaal 4765 exemplaren. Dat is toch zo’n 18 % van het aantal in de hele provincie. Goede gebieden zijn o.a. polder Liesveld met 895 en polder Giessenburg met 835 vogels. Een relatief klein gebied als Slingeland telde maar liefs 326 exemplaren! Hier verbleven trouwens ook bijna alle Slobeenden (16 van de 17). De drie helaas tamme mannelijke Krooneenden hielden verblijf in de buurt van eendenkooi Oud-Alblas. De Kuifeend, een nog steeds enigszins afnemende soort, zit deze maand aan het maximale aantal van deze winter (243) en iets boven het gemiddelde sinds het jaar 2000. Een groep van 110 van deze duikeenden zwom in de HBO in Kinderdijk.
Alblasserwaardse Vogels 2013 17
We zagen 117 roofvogels verdeeld over zes soorten; een Blauwe kiekendief werd gezien in polder Giessenburg. Een Havik werd gespot in Kortenbroek en in vier gebieden werd een Sperwer gezien. De Buizerd is met 95 exemplaren de talrijkste soort, in 14 van de 19 getelde gebieden was deze soort aanwezig, hun aantal ligt dit seizoen zo’n 30 % hoger dan vorig seizoen. Het telgebied rond Wijngaarden telde 17 exemplaren, polder Streefkerk kwam tot 14 en rond Giessenburg zaten 13 stuks van deze roofvogels. De Torenvalk doet het even goed als vorig jaar, vergeleken met de jaren daarvoor zijn de aantallen maar magertjes. In acht gebieden zaten 15 Torenvalken, de meeste (4 stuks) leverden polder Giessenburg,waar ook de enige Slechtvalk verbleef. We telden een min of meer normaal aantal Waterhoentjes en Meerkoeten, al liggen de aantallen wat hoger dan de vorige novembertelling. De HBO in Kinderdijk leverden voor beide soorten de hoogste aantallen, 57 en 561. Polder Oud-Alblas was goed voor 365 Meerkoeten, polder Giessenburg kwam op 355 vogels. Vier Scholeksters werden gezien polder Streefkerk, redelijk bijzonder in het binnenland in november. Drie Houtsnippen werden opgemerkt, 1 in polder Streefkerk en 2 in Slingeland. Een leuke groep van 42 Regenwulpen bevond zich in polder Hardinxveld en 168 Wulpen waren ter plaatse in polder Giessenburg. We zagen ruim 1000 Kokmeeuwen meer dan de vorige novembertelling maar dat zijn er wel zo’n 500 onder het langjarig gemiddelde van 2600 vogels. Voor de Stormmeeuw geldt deze maand hetzelfde, wel meer dan vorig jaar maar ook een paar honderd onder het gemiddelde. Er werd slechts 1 Grote mantelmeeuw gezien en wel in polder Streefkerk. Ook uit Streefkerk kwam de melding van een Kerkuil, en ook een Steenuil uit diezelfde omgeving. De andere twee Steenuilen zaten in polder Hardinxveld. Een Ransuil hield verblijf in de HBO te Kinderdijk. Een van de twaalf IJsvogels uit de gehele provincie bevond zich in Slingeland. We telden twee keer zoveel Zwarte kraaien als tijdens de vorige novembertelling; de meeste met 178 van deze zwartrokken zaten in de polders rond Wijngaarden, bijna een kwart van het totaal. Een groepje van 14 Zwarte mezen werd gezien in polder Binnentiendwegs. 1 exemplaar van de zeldzame Koereiger werd gezien in polder Molenaarsgraaf. Ten slotte nog een paar exoten uit deze maand. Een Keizergans zat in polder Giessenburg en een Carolinaeend in polder Nieuw-Lekkerland.
800 600 400 200
11\12
09\10
07\08
05\06
03\04
01\02
99\00
97\98
95\96
93\94
91\92
89\90
87\88
85\86
81\82
83\84
0
Figuur 2: Het gemiddeld aantal Waterhoenders per maand wisselt sterk per winter. 18
December 2012 De zaterdag van deze telling begon zonnig later werd het zwaar bewolkt en in de middag enige regen. Zondag was het bijna de hele dag bewolkt. Op beide dagen een temperatuur van rond de 10 graden, de wind varieerde van kracht met 2 tot 4 uit het zuidwesten. Ditmaal werden er 20 telgebieden bezocht en er werden 57654 vogels geteld, het aantal soorten kwam deze maand op 71. De 28 Futen zijn voor deze maand aan de magere kant, de laatste 10 jaar ligt het gemiddelde op 58. Hij werd ook maar in acht van de twintig getelde gebieden gezien. De meeste (10) zaten in polder Binnentiendwegs. De Grote zilverreiger doet het deze maand goed, met 93 exemplaren zit de soort ruim boven het gemiddelde van 64 over de laatste zes jaar. Goede gebieden zijn o.a. polder Bleskensgraaf met 14 vogels en polder Giessenburg met 12 exemplaren. Zijn familielid de Blauwe reiger zit met 193 vogels wat boven het gemiddelde vanaf 2000. De grootste groep (32) werd geteld bij een voederplaats in Blokweer, gevolgd door Streefkerk, want bij de vishandel langs de Ammerse kade zaten 30 vogels. Het aantal Knobbelzwanen is met 1624 deze maand vrij hoog, slechts twee keer eerder was dat hoger. Gemiddeld zijn er vanaf 2000 in november 1165 aanwezig, voor genoemd jaar lag dat vanaf 1981/82 op 328 exemplaren: een flinke stijging! Tijdens deze telling was in vijf telgebieden het aantal Knobbels boven de 200; met 274 vogels was polder Giessenburg het rijkst bedeeld met deze soort. Met een totaal van 498 ex in de gehele provincie was het aantal Kleine zwanen aan de magere kant. De 375 in de Alblasserwaard maakte ruim 75% van het geheel uit. Voor decemberbegrippen is dit vrij veel in onze regio, want gemiddeld zijn het er sinds 2000 ruim 230 in december. Het hoogste aantal van 82 bevond zich dit keer in polder Liesveld, iets boven de 75 van polder Wijngaarden. Er waren dit seizoen behoorlijk meer jongen. Voorlopige gegevens van een Europese telling wijzen op een jongenpercentage van ruim 14%. Sinds 2001 zijn niet meer zoveel jongen geteld. Wilde zwanen werden deze maand niet gevonden, wel vier Zwarte zwanen: twee in polder Molenaarsgraaf en evenzoveel in polder Hardinxveld. De aantallen van de Kolgans liggen in dezelfde orde van grote als in november, wat voor december een vrij laag aantal is. Gemiddeld zijn er deze maand sinds de winter van 20002001 bijna 2000 meer Kolganzen aanwezig. Geheel juist is het totaalaantal van december 2012 waarschijnlijk niet, want er werden een paar dagen voor deze telling rond de Donkse Laagten ± 10.000 Kolganzen geteld. Tijdens de officiële telling zaten er daar nog geen 7000, maar in de omstreken van Giessen-Oudekerk zelfs 25.000. Van dag tot dag kan hun foerageerlocatie blijkbaar veel verschillen. In de Alblasserwaard verblijft 26% van de 46.000 Kolganzen in de provincie. Het is wel duidelijk dat we jaar op jaar meer Grauwe ganzen krijgen als overwinteraar in onze polders. In de winter van 1999/2000 waren het er gemiddeld 240 per maand, in deze winter steeg dat aantal verder naar 2705 per maand. De concentratie van deze soort ligt duidelijk in de west-Alblasserwaard, want meer dan 90% verblijft hier. Polder Oud-Alblas had met 654 exemplaren het hoogste aantal. In vergelijking met de gehele provincie Zuid-Holland verblijft slechts 3.5% in de Alblasserwaard. We telden in december bijna 7000 Brandganzen, dat is een verdubbeling ten opzichte van een maand eerder. Het is ook een record voor de maand december, want nooit eerder telden we er zoveel. Ze zaten bijna allemaal in de Alblasserwaardse Vogels 2013
nemende soort is gaat ook de Alblasserwaard niet voorbij. Er werden deze telling niet meer dan negen exemplaren gevonden, terwijl het gemiddelde van de laatste twaalf jaar op 34 ligt. In slechts zeven gebieden werden hoogstens twee vogels opgemerkt. Van de 38 Slechtvalken uit de provincie, zat er slechts één in de waard, en wel in polder Wijngaarden.
Figuur 3: Bergeenden zijn schaarse wintergasten in de Alblasserwaard. Foto Bastiaan van de Wetering. Donkse Laagten. Verreweg de meeste van de 342 Canadese ganzen zaten in polder Wijngaarden, maar liefst 253 werden er daar geteld. De overige zeven telgebieden kwamen niet veel hoger dan 30 ex. Ook Nijlganzen voelen zich hier blijkbaar wel thuis: de teller stopte bij 192 in polder Streefkerk en in polder Nieuw-Lekkerland zaten rond de honderd van deze exoten. Alle zes Indische ganzen werden waargenomen in polder Langerak. Bergeenden zaten deze maand alleen in polder Streefkerk. De Smient zit met bijna 12.000 ex aan zijn seizoensmaximum, gemiddeld genomen is dat altijd in februari. De HBO en polder Streefkerk zijn zoals altijd de beste Smientenpolders, met deze keer respectievelijk 4500 en 2293 ex. Het aantal Krakeenden is ongeveer gelijk aan de telling in november: 256 ex. Het hoogste aantal telde polder Oud-Alblas met 64 vogels, polder Langerak telde 50 ex. Maar bijvoorbeeld de HBO in Kinderdijk herbergde slechts zes exemplaren van deze toch wel fraaie eendensoort. We telden maar weinig Wintertalingen deze maand. In de Donkse Laagten, met toch altijd een flink aantal van deze talingen, maar werd er niet één gezien. De grootste groep van 35 kwam uit polder Streefkerk. De Wilde eend doet het ook deze maand weer vrij goed. Topleveranciers waren polder Giessenburg met 1203 en polder Liesveld met 980 vogels. Ook in de provincie werd een opvallende toename van Wilde Eenden geconstateerd. De soort steeg in de top tien van de zesde naar de vijfde plaats. Het aantal Slobeenden is maar minnetjes, uit slechts vier van de twintig getelde gebieden werd de soort gemeld, met een gemiddelde van drie per telgebied. Polder Bleskensgraaf scoorde met 7 ex het hoogst. De Kuifeend zit in de Alblasserwaard nog steeds in een enigszins neergaande lijn; we telden er 240 deze telling. Het gemiddelde voor deze maand ligt vanaf 2000 op 222. Ruim de helft zit in twee telgebieden: de HBO in Kinderdijk was goed voor 48 vogels en in het waterschap langs polder Oud-Alblas verbleven 29 vogels. In een paar telgebieden zitten vrij veel Soepeenden, zoals 164 in polder Blokweer, en 175 in polder Molenaarsgraaf. De bebouwde delen worden op de meeste plaatsen niet of nauwelijks meegeteld, anders zouden de aantallen waarschijnlijk nog veel hoger uitkomen. In 16 van de 20 getelde gebieden werden, deze maand wel enkele Buizerds gevonden. In vier gebieden zelfs meer dan tien. Polder Wijngaarden en Molenaarsgraaf gingen aan kop met ieder twaalf vogels. Dat de Torenvalk een landelijk af-
Na het topseizoen 2007/2008 gaat het al vier jaar snel bergafwaarts met het Waterhoen, maar dit winterseizoen kruipen de aantallen toch weer wat omhoog. In vergelijking met de landelijke trend is het in de Alblasserwaard toch wel wat positiever. Een opvallend aantal van 119 waterhoenders verbleef in de polders rond Giessenburg. Ook de Meerkoet doet het dit jaar een stuk beter dan vorig seizoen: de aantallen liggen dit winterseizoen ruim dertig procent hoger. Een week voor deze telling was er wegens een laagje sneeuw een flinke vorstvlucht van Kieviten te constateren, vooral vanuit het oosten waar veel meer sneeuw viel. Een week later waren ze blijkbaar weer teruggekeerd. Het gros van de 320 Kieviten zat in polder Bleskensgraaf. Van de 242 Wulpen zaten de meeste (166) in het telgebied bij Giessenburg.Het aantal Wulpen is door de jaren heen geleidelijk aan het stijgen, iets wat ook landelijk te zien is. In polder Binnentiendwegs zaten nog drie verlate Regenwulpen. Een algemene soort als de Kokmeeuw wordt in de meeste telgebieden wel gezien. Deze telling zit hij aan zijn seizoensmaximum, wat meestal pas in maart wordt bereikt. De hoogste aantallen zaten in polder Wijngaarden (966 ex). Ook telden we een flink aantal van 1289 Stormmeeuwen: het hoogste aantal sinds zes jaar. Polder Streefkerk telde de meeste, met 425 vogels. Polder Binnentiendwegs herbergde de enige Grote mantelmeeuw. Wederom zat er een Kerkuil in Streefkerk en twee Steenuilen in polder Hardinxveld. Met 40 exemplaren scoorde polder Molenaarsgraaf het hoogste aantal Eksters. 113 van de 160 Roeken zaten eveneens in deze polder, waar ook 110 exemplaren van zijn neef de Zwarte kraai werden aangetroffen. Een Grote gele kwikstaart bivakkeerde in polder Nieuw-Lekkerland. De teller van telgebied Molenaarsgraaf werd verrast met vijf Pestvogels. De Sijs in nog wat zeldzaam deze maand, een groep van 15 werd gesignaleerd in Slingeland. Januari 2013 In het weekend van 12 en 13 januari vond voor de 47e keer, net voor het meeste water dichtgevroren was, onder winterse maar wel grotendeels zonnige omstandigheden de jaarlijkse midwintertelling plaats. Op zaterdag kwam de temperatuur maar net boven het vriespunt uit. Zondag daalde dat van -5 graden tot net boven nul, beide dagen een koude Oost tot Noordoosten wind met een kracht van 3-4 Beaufort. Deze midwintertelling werden 65.374 vogels verdeeld over 79 soorten geteld, het aantal getelde gebieden bedroeg 21. De Aalscholver zat met 124 vogels ruim boven het gemiddelde voor de laatste 12 jaar. Een flink deel daarvan (48) bevind zich in polder Streefkerk. We telden wat minder Grote zilverreigers dan vorige maand, maar met 83 ex was dat toch nog wel 23 boven het gemiddelde van de zeven jaar hiervoor. En met 664 vogels in de provincie was de soort behoorlijk talrijk te noemen. Het beste gebied was polder Bleskensgraaf met 13 exemplaren. In de overige 15 telgebieden waar hij
Alblasserwaardse Vogels 2013 19
werd gezien kwam hij gemiddeld niet boven de vijf. De Blauwe reiger is deze maand maar magertjes vertegenwoordigd, sinds het topseizoen 2007/2008 is deze soort van jaar tot jaar achteruit gegaan. De vrij strenge winterperioden van de laatste jaren zullen daar flink aan bijgedragen hebben. Januari is gewoonlijk de maand met de meeste Knobbelzwanen, er werden er 1756 geteld. Dat is ruim boven het gemiddelde vanaf 2000 dat op 1250 staat. Het gemiddelde tussen 1981 en 1999 bedroeg slechts 377 exemplaren. De overwinterende populatie is dus flink toegenomen. Een goed gebied waren de polders bij Molenaarsgraaf waar 397 van deze zwanen werden geteld. Het aantal Kleine zwanen is sinds de vorige telling sterk gestegen. Bijna 70% van de ruim 1600 binnen de provinciegrenzen getelde Kleine zwanen zit er in de Alblasserwaard (1130 ex). Het bewijst weer eens het grote belang van de Alblasserwaardse polders voor deze soort. De beste gebieden waren polder Bleskensgraaf met 278, polder Wijngaarden 188, polder Langerak 182 en polder Streefkerk met 153 vogels. Zijn grotere neef de Wilde zwaan kon de Alblasserwaard nog niet erg vinden, slechts 25 exemplaren werden hiervan genoteerd. Van de Zwarte zwaan werden zeven exemplaren geteld, vijf in polder Wijngaarden en polder Liesveld telde twee van deze exoten. Met een voorlopig totaal van 476 is de Toendrarietgans vrij schaars in de provincie. In de Alblasserwaard is de soort al tientallen jaren schaars te noemen. Deze telling werden19 ex gevonden, waarvan 11 in polder Bleskensgraaf; polder Wijngaarden en Binnentiendwegs hadden elk vier vogels. De bijna 8000 Kolganzen die we telden, zijn dan wel volgens het gemiddelde van de twee voorafgaande januaritellingen, maar ten opzichte van het langjarig gemiddelde (vanaf 1981/82) wat op bijna 16000 staat is het toch de helft minder. Het gemiddelde over de laatste tien jaar staat zelfs op ruim 19000. Opvallend is ook dat bijna de helft van de Kolganzen meer naar het oosten zat. In het uiterste westen (Blokweer, Kortland, Nieuw-Lekkerland en Oud-Alblas) zaten er slechts 800. Terwijl de slaapplaats in de HBO diezelfde morgen van 12 januari 2990 Kolganzen opleverde. Mogelijk is dat ze op het moment van tellen net ergens anders zaten waar dan ook weer net geen teller aanwezig is. Waarschijnlijk is dat door de massale aanwezigheid van de Brandgans de Kolgans wat verdrongen wordt. Gedurende deze telling zaten er namelijk ± 14.000 van deze zwart-witte ganzen in en rond de Donkse Laagten. Deze gans zat op een goede honderd na bijna uitsluitend in de west Alblasserwaard. Beide soorten zitten wat aantal betreft deze maand meestal aan hun maximum. De Brandgans vertoont de laatste jaren een behoorlijk opgaande lijn terwijl de Kolgans enigszins lijkt af te nemen. De 3000 Grauwe ganzen deze maand zijn het hoogste aantal ooit voor januari. Een groot deel (2400) verbleef weer in de westpunt van de waard, waarvan ruim 1600 in de HBO te Kinderdijk. Net als eerder zaten de meeste 112 Grote Canadese ganzen weer in polder Wijngaarden, in de HBO was een groep van 62 van deze exoten aanwezig. Over het hele winterseizoen telden we bijna twee keer zoveel Nijlganzen als vorig jaar, en tijdens deze midwintertelling zagen we 919 stuks. De grootste groep (191) zat in gebied Ameide-Noordeloos. Na vier jaar zijn er over het hele winterseizoen genomen weer wat hogere aantallen Smienten. In vijf telgebieden zaten 20
Figuur 4: In de graslandpolders van de Alblasserwaard is de Buizerd de talrijkste roofvogel. Foto Gerard Roest. ruimschoots boven de duizend vogels. Een goed gebied was o.a. rond Molenaarsgraaf met 2111 Smienten, maar ook Bleskensgraaf met 1118 vogels. Het oosten deed ditmaal ook goed mee, gebied Ameide-Noordeloos had 1081 Smienten. De Krakeend doet het over het hele seizoen genomen duidelijk beter dan het vorige. Van de 268 verbleven er 86 in Slingeland en 68 zwommen er in het waterschap bij polder Oud-Alblas. We telden ruim 400 Wintertalingen, wat voor januari echt veel is, want het langjarig gemiddelde staat op 88. Voor een dergelijk aantal als we nu zagen, moeten we terug naar januari 1990 toen 507 van deze talingen werden geteld. De tussenliggende jaren kwamen ze hoogstens net boven de 200. Nu zaten verreweg de meeste (346) op de plas dras gebieden in de Donkse Laagten. Zoals we al eerder opmerkten, hebben we dit jaar opmerkelijk meer Wilde eenden dan vorig jaar. Deze telling 5500 stuks, bijna gelijk aan de novembertelling, maar wel ruim twee keer zoveel als vorige januaritelling. Een traditioneel goed Wilde eendengebied, polder Liesveld, spande de kroon met 1305 exemplaren. Daarna volgt Ameide-Noordeloos met 819 eenden. De helft van de 14 Slobeenden zwom rond in Slingeland. De drie bekende Krooneenden zwommen in de omgeving van eendenkooi Oud-Alblas. Kuifeenden zaten grotendeels in de HBO en in Slingeland (93 van de 159 ex.) De stand schommelt sinds 2000 rond de 200 vogels. Sinds november 2011 zat er weer eens een Nonnetje in de HBO, alleen waren dat toen drie exemplaren. Deze keer zes soorten roofvogels, uiteraard meest Buizerds, waarvan 96 vogels werden geteld. Dat is ongeveer het gemiddelde van de laatste vijf jaar. Vijf telgebieden kwamen boven de tien exemplaren, in de overige negen gebieden waar de soort werd gezien bleef hij net of soms ruim onder dat aantal. De enige Blauwe kiekendief zat in telgebied Ameide-Noordeloos, het uiterste oosten van de waard. In vijf gebieden werd een Sperwer aangetroffen, een aantal dat voor deze maand vrij normaal is. 33 is het langjarig gemiddelde van de Torenvalk, de vijf die nu gevonden werden is dus wel erg weinig. Zouden er zo weinig muizen zijn? Een soort die lang niet ieder jaar wordt gezien het Smelleken, in vroeger jaren was dat iets meer. Dit keer vloog er één rond in de omgeving van Wijngaarden. De vier getelde Slechtvalken is een prachtaantal te noemen, de meeste tellingen komen niet hoger dan twee en soms drie. In het telgebied Wijngaarden werd na 15 jaar afwezigheid Alblasserwaardse Vogels 2013
Verder zagen we een vrijwel gemiddeld aantal Kokmeeuwen. Polder Nieuw-Lekkerland kwam met 560 vogels het hoogst uit. Liesveld deed het met 454 ook niet slecht.De Stormmeeuw zit wat boven het gemiddelde, 30 procent (552) van het totaal 1755 hing rond in gebied Ameide-Noordeloos. Ook in polder Bleskensgraaf een aantal van 326 van deze meeuwen. Weer kwamen twee Steenuilen op de telformulieren, zij het dan van een andere locatie. Een Ransuil bevond zich in de HBO in Kinderdijk. De enige IJsvogel had zijn stek in Slingeland, waar ook een Groene specht zijn verblijf hield samen met 33 Roeken. Een flinke groep van 240 Kramsvogels zat in polder Oud-Alblas. Er zaten veel (252) Zwarte kraaien in telgebied Wijngaarden. In datzelfde gebied werden nog 22 Graspiepers aangetroffen. Twee Grote gele kwikstaarten werden gemeld, één in polder Oud-Alblas en één in polder Nieuw-Lekkerland. Februari 2013 Tijdens het telweekend was het vrij rustig weer, met voor de tijd van het jaar gangbare temperaturen. Op zaterdag overheerste de bewolking, het was ± 5 graden met een zwakke zuidwestenwind. Zondag was geregeld de zon te zien maar was het iets kouder, de wind was oost, kracht 2-3. 21 telgebieden werden bezocht, het aantal vogels kwam op 60.517 verdeeld over 77 soorten. Nog weinig Futen deze telling, met 15 vogels was telgebied Liesveld het best bezet. In de overige tien gebieden waar de soort werd gezien kwam hij gemiddeld niet hoger den drie. De Grote zilverreiger zit wat aantal betreft deze maand aan zijn maximum, 115 is best een hoge score voor deze maand. Sinds de winter van 2005/2006 staat het gemiddelde voor februari op 55. De soort zit dan ook duidelijk in een nog steeds opgaande lijn. In 15 van de 21 telgebieden was deze sierlijke reiger aanwezig. Een goed gebied was telgebied Giessenburg met 24 vogels en Bleskensgraaf met 16, Molenaarsgraaf telde 13 Grote zilverreigers. Sommige Blauwe Reigers zijn met de vrij hoge temperaturen eind januari begin februari hun nesten al aan het oplappen of zijn aan het broeden geslagen. Het aantal (154) is vrijwel het langjarig gemiddelde, maar gerekend naar de 209 vanaf 2000 weer vrij laag. De soort is de winterschade van de laatste winters duidelijk nog niet te boven.Gezien de aanwezigheid van een Lepelaar in telgebied Wijngaarden was het voorjaar toch echt in aantocht. Drie jaar aaneen is het wat minder geweest met de Knobbelzwaan, dit winterseizoen neemt zijn aantal weer aanzienlijk
toe. Hun aantal is bijna gelijk aan vorige maand. In sommige telgebieden zitten ver over de honderd vogels, zoals telgebied Molenaarsgraaf met 370 exemplaren en Giessenburg met 396. Ook van de Kleine zwaan is het aantal van dezelfde orde van grote als vorige maand: 1074 ex. Ruim boven het gemiddelde van de afgelopen tien jaar dat op 698 staat. Tussen de jaren 1981 en 1999 was dat nog 140, een stevige groei dus. In die jaren was januari wat aantal betreft de topmaand voor de Kleine zwaan, maar dat is de laatste tien jaar wat opgeschoven naar februari. Toplocatie is zoals meestal het geval is polder Wijngaarden met 301 ex, waar ook de enige 2 Wilde zwanen werden opgemerkt. Goede gebieden waren ook telgebied Giessenburg waar 246 Kleine zwanen verbleven en Ameide-Noordeloos met 222 vogels. Acht Zwarte zwanen deze keer, vier in telgebied Wijngaarden en eveneens vier in telgebied Molenaarsgraaf. Inclusief Soepganzen herbergde de Alblasserwaard tijdens de februaritelling ruim 21.000 ganzen, wat er 8400 minder zijn dan in januari 2013. Het aantal Kolganzen is deze maand behoorlijk geslonken (ruim 2800 minder). Rond de Donkse Laagten zaten er slechts een goede 2000, normaal is dat vele malen meer. Niet dat er geen ganzen zaten, want de Brandgans was met vele duizenden aanwezig, ongeveer 10.000. Het lijkt er sterk op dat de Brandgans met zijn massale aanwezigheid de Kolgans verdingt. De Brandgans zit ook bijna uitsluitend in het westen van de waard slechts 1300 ex zitten wat meer naar het oosten. De Grauwe gans zit aan het hoogste aantal dat ooit tijdens de watervogeltellingen is geteld, 3889 stuks. Zoals altijd herbergde de HBO in Kinderdijk de meeste Grauwe ganzen, namelijk 1078. Van de in de waard vrij zeldzame Toendrarietgans zat een mooie groep van 184 vogels in telgebied Wijngaarden, het hoogste aantal sinds februari 1987, toen er 300 werden gezien. Voor genoemd jaar was deze rietgans nog wat algemener dan tegenwoordig, hoewel hij de laatste jaren weer wat toeneemt. Van de 314 Grote Canadese ganzen verbleef 38% (119) in HBO. In bijna alle telgebieden worden wel Nijlganzen gezien. De grootste aantallen zaten dit keer in telgebied Wijngaarden: 163, Nieuw-Lekkerland: 114 en 104 in Liesveld. Ook zat een Indische gans in polder Binnentiendwegs. Dit seizoen was december de topmaand voor de Smient, maar meestal is dat februari. Nu kwamen er 10.811 op de telformulieren, twee keer zoveel als vorige maand. Polder 900 750 600 450 300 150 0 81\82 83\84 85\86 87\88 89\90 91\92 93\94 95\96 97\98 99\00 01\02 03\04 05\06 07\08 09\10 11\12
weer eens een Patrijs gesignaleerd. De vorige waarneming, althans tijdens de watervogeltellingen, dateert van februari 1998 in polder Oud-Alblas. In de hele provincie werden er 21 geteld. Het Waterhoen zit bijna exact op het gemiddelde aantal vanaf 2000, 390 exemplaren. De meeste (70) zaten ditmaal in telgebied Molenaarsgraaf. Ook de Meerkoet zit op de voor deze maand gemiddelde aantallen. Vergeleken met de vorige januaritelling ruim twee keer zoveel. Verreweg de grootste groep vertoefde in telgebied Ameide-Noordeloos met 710 vogels. Op de tweede plaats kwam de HBO met 567 exemplaren. We telden toch nog wat Kieviten deze wintermaand: de meesten (11) van de 19 vogels verbleef bij de put van zessen (Blommendaal) en het resterend deel zat in polder Langerak. In twee telgebieden werd een groep Wulpen gezien van totaal 76 vogels.
Figuur 5: Het aantal Nijlganzen stijgt explosief. Weergegeven is het gemiddeld aantal exemplaren per maand.
Alblasserwaardse Vogels 2013 21
Streefkerk en de HBO zijn weer de Smientengebieden bij uitstek, want ze herbergden respectievelijk 2307 en 4750 vogels, goed voor 65% van het totaal. Gerekend over de gehele provincie verblijft slechts 7% in de Alblasserwaard. Er werden vrij veel Krakeenden gezien, polder Oud-Alblas ging aan top met 148 ex. Telgebied Streefkerk volgde met 69 vogels. In de overige 12 telgebieden zaten er gemiddeld 14. We zagen maar erg weinig Wintertalingen: slechts 33 waarvan de meerderheid (20) in de HBO verbleef. Wel telden we meer dan 6000 Wilde eenden, soms enkele honderden per telgebied. Telgebied Giessenburg telde ruim 1500 van deze eenden, Liesveld had er 785, in de overige gebieden liep het aantal soms ook op tot een paar honderd. Slobeenden waren er niet veel, slechts twee exemplaren zaten in de HBO. De laatste jaren wordt de Tafeleend wel erg zeldzaam, dit keer één en wel in telgebied Liesveld. De Kuifeend was met 143 vogels aanwezig, behoorlijk onder het gemiddelde van 200 over de laatste tien jaar. 74 zwommen er in het waterschap langs de molenkade bij polder Blokweer en 47 in datzelfde waterschap bij polder Oud-Alblas. Deze maand geeft de meeste roofvogels van het seizoen. Het merendeel bestaat uiteraard uit Buizerds, die gerekend vanaf de winter van 2000/2001 ver boven het gemiddelde van 78 uitkomt. Een groot aantal van 23 zat in telgebied Bleskensgraaf, maar ook 18 in Streefkerk en 17 in telgebied Molenaarsgraaf. Terwijl er in andere toch ook vrij grote telgebieden soms maar enkele worden gevonden. Een Blauwe kiekendief werd opgemerkt in polder Streefkerk. In de HBO vloog een Havik rond, de twee Sperwers verbleven in polder Streefkerk. In acht telgebieden werden Torenvalken gezien, gemiddeld twee per gebied. Het Waterhoentje zit ongeveer op het gemiddelde aantal voor de laatste twaalf jaar. Het is een nogal schuwe vogel die zich veelal schuil houdt in de oevervegetatie, ze zullen daardoor nog weleens gemist worden. Het aantal Meerkoeten is bijna gelijk aan vorige maand, bijna 5000 exemplaren fors boven het langjarig gemiddelde van 3650. Ze verblijven soms met enkele honderden in een gebied, zo zaten er 893 in telgebied Molenaarsgraaf 625 in Giessenburg en 612 in Liesveld. Scholeksters zaten met vier vogels op het langjarig gemiddelde. De Kievit was nog maar spaarzamelijk aanwezig: 29 ex, in sommige februaritellingen loopt hun aantal weleens op tot 1000 of meer. Vrijwel allemaal zaten ze in polder Nieuw-Lekkerland. Streefkerk en Nieuw-Lekkerland meldden samen 33 Wulpen.
Figuur 6: Wanneer de boeren in februari beginnen met mest uitrijden, zijn er hoge aantallen Kok- en Stormmeeuwen in de polder te vinden. Hier een Kokmeeuw. Foto Gerard Roest. 22
We telden veel Kok- en Stormmeeuwen, want beide soorten zaten zo’n 1000 boven het gemiddelde vanaf 1992/93. De Kokmeeuw werd met 1304 stuks het meest gezien in telgebied Bleskensgraaf, op de tweede plaats komt Liesveld met 577 vogels. De grootste groep van 847 Stormmeeuwen zat in gebied Ameide –Noordeloos. De enige twee Grote mantelmeeuwen verbleven in polder Binnentiendwegs. Soms worden er best veel Houtduiven geteld, in telgebied Wijngaarden kwam de teller op 262 vogels en in nog twee andere telgebieden ruim boven de 200. In totaal werden er 956 geteld. Een Kerkuil kwam wederom uit Streefkerk, en uit drie gebieden werd een Steenuil gemeld. Groene spechten komen ook meestal wel voor op het februarilijstje, uit twee gebieden werd er één gemeld. In telgebied Liesveld hield zich een groep van 110 Kramsvogels op. Opmerkelijk is de ene Veldleeuwerik uit de HBO te Kinderdijk.Vrij veel Sijzen werden deze maand gezien, een groep van ca. 100 exemplaren foerageerde in de toppen van de Elzen langs het waterschap in polder Kortland. Maart 2013 Beide dagen van het telweekend in maart was het geheel bewolkt en er viel iets regen. De temperatuur schommelde rond de 6 graden, een koude wind met kracht 3-5 uit het zuidoosten. We beleefden de koudste maartmaand in jaren met veelal een stevige oostenwind. Volgens De Bilt zeer koud, droog maar wel met normale hoeveelheid zon. 22 gebieden werden geteld, op wat eendenkooien na de gehele waard. Het aantal getelde vogels kwam deze maand op 53.378, het soortenaantal op 88. Zoals altijd in maart verschijnen er steeds meer Futen, we gaan tenslotte richting het voorjaar, al voelde het tijdens deze telling nog verre van voorjaarsachtig. Het aantal van 135 komt in de buurt van het langjarig gemiddelde. Een flinke groep van 32 huisde in de HBO te Kinderdijk. De grootste groep van 31 van de 99 Aalscholvers zat in telgebied Giessenburg en er zaten er nog eens 21 in Slingeland. De Grote zilverreiger was nog met 100 exemplaren tegenwoordig, voor maart een hoog aantal. De laatste acht jaar is dat gemiddeld 35, in 17 van de 22 telgebieden werd deze witte reiger waargenomen met bijvoorbeeld 17 stuks in telgebied Giessenburg en 11 in telgebied Streefkerk. De Blauwe reiger zat met 164 vogels niet eens zoveel onder het gemiddelde van 182 van de laatste twaalf jaar, 30 hiervan zaten in Liesveld. Streefkerk zorgde voor 27 exemplaren, in 13 gebieden kwam hij echter hoogstens tot 7 stuks. In Streefkerk en Nieuw-Lekkerland werd een Lepelaar gemeld. De Knobbelzwaan zat op het één na grootste aantal in maart. Vooral telgebied Giessenburg was met 294 vogels goed bezet. Verder zijn er nog drie gebieden met boven de 200 exemplaren. De hoge aantallen Kleine Zwanen van januari en februari zijn verdwenen, in veel gevallen zijn ze deze maand al vertrokken. De 96 getelde vogels waren op twee na de enigen in de provincie. Een groep van 95 verbleef in telgebied Bleskensgraaf en één zat er in telgebied Wijngaarden, een vogel die daar al enkele jaren verblijf houdt. In deze maand werden er meer Kolganzen geteld dan tijdens de telling in maart 2012. De wegtrek werd behoorlijk vertraagd als gevolg van de sterke tegenwind, alsmaar oost tot noordoostenwind, en de zeer lage temperaturen. Het gemiddelde aantal Kolganzen voor maart van de voorafgaande tien Alblasserwaardse Vogels 2013
Van de roofvogels waren zeven soorten aanwezig. Twee Bruine kiekendieven vlogen rond in de HBO, een Blauwe kiekendief bevond zich in polder Langerak. In polder Streefkerk werd een Havik gezien. De vijf Sperwers komen nagenoeg overeen met het gemiddeld aantal in maart. De Buizerd is met 91 vogels aanwezig, 20 ex meer dan het gemiddelde over de laatste tien jaar. Wat het langjarig gemiddelde betreft is dat zelfs 54 meer. Telgebied Giessenburg was met 20 vogels het best bezette gebied, daarna volgde polder Wijngaarden met 17 en Streefkerk met 12 vogels. De Torenvalk zit al enkele jaren in een neerwaartse spiraal, de 14 getelde exemplaren is behoorlijk onder het gemiddeld van 25. De stand van deze muizenjager varieert enorm met de muizenstand. Een goed muizenjaar kan de stand zomaar weer omhoog laten schieten. In Figuur 7 zijn de muizenjaren duidelijk te zien. De Slechtvalk is deze maand weer terug met twee exemplaren, één in het telgebied Wijngaarden en één in Nieuw-Lekkerland. 120 100 80 60 40 20 11\12
09\10
07\08
05\06
01\02
03\04
97\98
99\00
95\96
93\94
91\92
89\90
87\88
85\86
0 81\82
In zes gebieden werden 25 Bergeenden aangetroffen, 44% daarvan verbleef in polder Streefkerk. Vergeleken met vorige maand zagen we een stuk minder Smienten, al is het totaal wel duidelijk boven het gemiddelde van de laatste 13 jaar (vanaf 2000/2001). Wat wel opvalt, is dat het gemiddelde tot 2000 drie tot vier keer lager ligt dan het gemiddelde in de jaren erna. Het beste Smientengebied was dit keer polder Streefkerk met 2420 vogels, ook telgebied Giessenburg deed het goed met 1366 van deze fluiteenden. De Krakeend zit qua aantal deze telling op het maximum van dit winterseizoen, wat gemiddeld meestal in november het geval is. Het gaat deze soort nog steeds voor de wind, zo lag het maandgemiddelde in de jaren negentig nog op 42, maar de laatste tien jaar is dat gestegen tot 210, vijf keer zoveel dus. Opnieuw telden we maar weinig Wintertalingen, deze maand 87. Het gros (38) zat in polder Kortenbroek. De eerste Zomertalingen werden gezien nabij Giessenburg en op het plas-dras gebiedje in polder Oud-Alblas. De enige Pijlstaart die werd gezien zat in polder Langerak. De drie tamme Krooneenden zitten nog steeds in de omgeving van eendenkooi Oud-Alblas. De 34 Slobeenden zijn ongeveer het gemiddelde voor deze maand. 13 van deze slobberaars zwommen in de waterplassen in Slingeland en nog eens 12 zaten in telgebied Giessenburg. Overigens is het een vrij zeldzame soort, want in slechts vijf van de 22 telgebieden werd hij gezien. Een soort die de laatste jaren steeds minder wordt gezien is de Tafeleend. In maart ook maar slechts acht exemplaren en allemaal op één plaats, ze zwommen net als de Slobeenden ook in Slingeland. De 183 Kuifeenden doen het gerekend naar het gemiddelde voor de laatste jaren niet eens zo slecht. Op het aangrenzende waterschap van polder Blokweer zwommen 43 van deze zwart-witte eendjes. In de aangrenzende HBO zaten er 24, in Slingeland werden 32 exemplaren genoteerd. Alweer telden we een vrij groot aantal van 5696 Wilde eenden, wat betekent dat 25 % van het aantal Wilde eenden in de provincie in de polders van de Alblasserwaard verbleef. Qua aantal het
tweede voor maart, alleen in maart 1987 zaten er 460 meer. Het enige gebied waar ze niet gezien werden was de Put van zessen, in het oosten van de waard.
83\84
jaar staat op 2660. Van de 5823 exemplaren die we nu telden, zaten er 3600 in en rond de Donkse Laagten en 1950 in polder Binnentiendwegs. Voor de Brandgans gaat dit verhaal niet echt op, in de twee voorgaande maarttellingen zaten er nog veel meer dan nu het geval is. Er werden nu 5155 Brandganzen geteld, terwijl er in de twee voorgaande jaren 8000 en in maart 2011 zelfs meer dan 14.000 zaten. De Brandgans blijft altijd al veel langer hier dan de Kolgans. Eind maart zaten er in polder Langenbroek nog rond de 8000 Brandganzen. Nog steeds was er een groot aantal Grauwe ganzen aanwezig, al waren het er wel 1300 minder dan tijdens de februaritelling. Merendeels zaten ze in de West-Alblasserwaard, de HBO zat behoorlijk vol met 1266 van deze ganzen. De Canadese gans zit wat betreft de maarttellingen aan het hoogste aantal ooit. De HBO in Kinderdijk was weer hofleverancier, want er verbleven hier 214 vogels, 60% van het totaal in de waard. In de rest van de 17 telgebieden kwam hij niet hoger dan 30. We zagen deze maarttelling drie keer het gemiddelde van het aantal Nijlganzen over de laatste tien jaar. Alleen de februaritelling van 2009 gingen we hier met 35 vogels iets overheen. Met 264 ex was telgebied Wijngaarden het rijkst bedeeld met deze exoot. In nog drie gebieden ging deze eend soms ruim over de 100 vogels. De Indische gans zat nog steeds in polder Binnentiendwegs, waar ook een exemplaar van de zeldzame Dwerggans werd gezien.
Figuur 7: Het gemiddeld aantal Torenvalken per maand. De pieken worden veroorzaakt door goede muizenjaren. De laatste was alweer in de winter van 2007/2008. De Fazant gaat na drie jaar met een vrijwel gelijkblijvende stand van circa 22 dit seizoen licht omhoog tot 26. We zagen wat minder Meerkoeten dan in februari van dit jaar. De winterconcentraties begonnen wat uiteen te vallen: ze zaten wat meer verspreid en waren daardoor moeilijker te tellen. De 4154 getelde vogels maken 16% uit van het totaal uit de provincie. Telgebied Oud-Alblas telde de meeste (668 stuks) en polder Molenaarsgraaf zat daar met 611 net onder. Met het naderen van het voorjaar zijn er ook steeds meer weidevogels. De Scholekster kwam tot de 184, in bijna ieder telgebied waren er wel Scholeksters aanwezig. Dit is eigenlijk iets van de laatste jaren, van 1984/1985 tot 2009/2010 stond het maandgemiddelde in maart op slechts twee vogels. De laatste drie jaar stijgt dat plotseling naar 188. Het is ook mogelijk dat ze de laatste jaren wat eerder komen, meestal is het eind maart/begin april dat er hogere aantallen Scholeksters worden gezien. Telgebied Giessenburg en Streefkerk hadden elk 27 exemplaren, maar ook in gebied Wijngaarden werden 24 bonte pieten geteld. Ook telden we veel Kieviten. Een week voor de tellingen liepen ze nog op het ijs, voor vogelsoorten die in ondiep water naar voedsel zoeken werd het knap lastig.
Alblasserwaardse Vogels 2013 23
Dodaars Fuut Aalscholver Roerdomp Grote zilverreiger Blauwe reiger Ooievaar Lepelaar Knobbelzwaan Kleine zwaan Wilde zwaan Zwarte zwaan Toendrarietgans Kolgans Dwerggans Grauwe gans Brandgans Canadese gans Nijlgans Indische gans Soepgans Bergeend Smient Krakeend Wintertaling Wilde eend Pijlstaart Zomertaling Slobeend Krooneend Tafeleend Kuifeend Nonnetje Soepeend Bruine kiekendief Blauwe kiekendief Havik Sperwer Buizerd Torenvalk Smelleken Slechtvalk Patrijs Fazant Waterhoen Meerkoet Scholekster Kievit Watersnip Houtsnip Grutto Regenwulp Wulp Tureluur Witgatje Kokmeeuw Stormmeeuw Kleine mantelmeeuw Zilvermeeuw Grote mantelmeeuw Holenduif
24
sep 0 34 20 0 7 24 5 0 96 0 0 0 0 0 0 716 80 133 107 0 13 0 22 76 25 595 0 0 38 0 0 10 0 49 2 0 0 0 10 2 0 0 0 4 31 232 0 895 11 0 0 0 1 0 0 627 96 15
okt nov dec jan feb 0 1 0 1 0 57 57 28 62 42 55 124 86 124 64 1 1 0 0 0 77 96 93 83 115 164 175 193 132 154 3 9 5 7 7 0 0 0 0 1 594 1194 1624 1756 1743 0 4 375 1130 1074 0 6 0 7 2 0 0 4 7 8 0 2 2 19 184 2566 12661 11999 7944 5132 0 0 0 0 0 1147 1912 2136 3001 3889 73 638 6966 18004 11354 224 235 342 254 314 321 563 761 919 823 0 1 6 0 1 31 94 63 66 50 0 1 8 7 25 1322 4835 11199 9191 10811 238 400 256 268 481 20 328 61 410 33 2166 4765 5401 5459 6085 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 23 17 12 13 2 3 3 0 3 3 0 0 0 0 1 133 243 140 159 143 0 0 0 1 0 437 325 519 475 478 0 0 0 0 0 0 1 0 1 1 0 1 0 0 1 3 4 3 5 2 40 95 91 95 121 7 15 9 5 15 0 0 0 1 0 1 1 1 4 0 0 0 0 1 0 18 17 27 18 56 86 280 410 390 335 1258 3091 4575 4966 4960 0 4 2 0 4 124 172 381 19 29 1 5 0 0 0 0 3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 42 3 0 0 33 198 242 76 33 0 0 0 0 0 0 0 0 2 0 2132 2178 4092 2254 3752 173 627 1289 1755 2643 7 9 0 0 3
mrt 0 135 99 0 100 164 15 2 1590 96 0 0 0 5823 1 2587 5155 355 997 1 62 25 8578 501 87 5696 1 2 34 3 8 183 0 546 2 1 1 5 91 14 0 2 0 40 242 4154 184 2661 2 1 769 0 773 9 0 3649 2608 34
0 4
7 2
44 1
13 1
44 4
23 2
62 5
1
65
10
34
95
65
147
sep
okt
nov
dec
jan
feb
mrt
60 358 79 139 652 956 1097 Houtduif 8 18 68 38 64 85 60 Turkse tortel 0 0 1 1 0 1 2 Kerkuil 2 3 3 2 2 3 4 Steenuil 0 0 1 0 1 0 0 Ransuil 1 1 1 0 1 0 0 IJsvogel 0 2 1 1 2 2 2 Groene specht 2 7 2 4 6 1 6 Grote bonte specht 19 29 122 57 76 91 66 Merel 0 5 14 27 553 295 53 Kramsvogel 0 11 0 0 1 2 15 Zanglijster 0 3 7 0 14 2 11 Koperwiek 0 0 0 0 2 0 1 Grote lijster 2 13 12 10 11 4 7 Vlaamse gaai 64 124 171 200 200 230 229 Ekster 179 1036 1276 1474 1659 1437 1405 Kauw 27 24 101 160 83 111 137 Roek 161 445 756 610 841 850 678 Zwarte kraai 232 1148 1125 1133 1655 592 925 Spreeuw 0 80 0 0 0 1 0 Veldleeuwerik 211 0 0 0 0 0 0 Boerenzwaluw 10 2 0 0 0 0 0 Huiszwaluw 0 57 11 0 22 0 4 Graspieper 0 0 0 0 0 0 3 Waterpieper 0 0 0 1 2 0 2 Grote gele kwikstaart 1 41 0 1 1 0 21 Witte kwikstaart 0 0 0 5 0 0 0 Pestvogel 3 4 6 10 6 1 5 Winterkoning 0 0 5 2 1 2 4 Heggenmus 0 12 13 5 11 7 3 Roodborst 10 1 0 0 0 0 0 Tjiftjaf 0 1 0 0 0 0 0 Goudhaantje 4 3 0 0 0 0 0 Baardmannetje 0 12 4 4 2 6 2 Staartmees 0 1 14 0 0 0 0 Zwarte mees 8 18 25 37 26 36 15 Pimpelmees 9 33 48 45 41 63 46 Koolmees 0 1 0 0 0 0 3 Boomklever 2 0 1 21 1 3 0 Boomkruiper 15 31 83 52 56 97 72 Huismus 15 2 1 55 0 0 0 Ringmus 52 3 101 39 114 154 68 Vink 0 0 0 0 3 12 0 Keep 2 2 2 0 0 6 6 Groenling 2 42 39 36 2 74 37 Putter 0 40 4 20 0 276 17 Sijs 3 0 0 0 0 0 30 Kneu 2 1 0 2 1 2 23 Rietgors 0 62 48 11 25 51 14 Stadsduif 2 0 0 0 0 0 0 Kleine karekiet 0 0 1 0 0 0 0 Koereiger 0 0 1 0 0 0 0 Keizergans 0 0 0 0 0 0 3 Rouwkwikstaart 2 0 0 0 0 0 0 Tuinfluiter 0 0 1 0 0 0 0 Carolinaeend 62 75 84 71 79 77 88 aantal soorten 5091 17288 39636 57654 65374 60517 53378 totaal aantal vogels
Tabel 1: Samenvatting van het aantal getelde watervogels per maand in de winter 2012/2013. Alblasserwaardse Vogels 2013
Velen foerageerden langs de wegbermen, waar de grond wat zachter was. Hoewel de meeste Kieviten wel bleven kozen er ook voor een vlucht naar het zuiden. En die waren nu, omdat het intussen weer wat betere temperaturen waren geworden, blijkbaar weer terug. In polder Streefkerk werden 1023 Kieviten geteld, 385 van een totaal van 2661. Telgebied Giessenburg en Bleskensgraaf kwamen ook ruim boven de 300. De Grutto heeft de vorstperiode van een week weten te overleven; ze zijn in tegenstelling toe de Kievit bijna niet weggeweest na hun terugkeer hier uit Afrika. Voedsel vonden ze nog langs slootkantjes en nog niet geheel bevroren slikrandjes. In totaal werden 769 Grutto’s geteld, hun aantal is bijna gelijk aan de vorige maarttelling. Veel (296) verbleven in polder Nieuw-Lekkerland, in de telgebieden Hoog-Blokland, Hoornaar en Ameide-Noordeloos zaten rond de 100 vogels. De Wulpen zaten deze telling aan het hoogste aantal ooit, 773 exemplaren. Gemiddeld staat de soort in maart de laatste tien jaar op 153. Toch werden deze langsnavels maar in vier telgebieden gezien, gebied Streefkerk telde met 276 de meeste exemplaren. Het aangrenzend gebied Nieuw-Lekkerland had 162 vogels. Verspreid over de waard werden slechts 9 Tureluurs gezien. Twee Watersnippen zaten op het plasdras gebied in polder Oud-Alblas. Een Houtsnip vloog op in de HBO te Kinderdijk. Het aantal Kok- en Stormmeeuwen verschilde bijna niet van dat in februari. De Kokmeeuw zat er iets onder, maar de Stormmeeuw staat boven het gemiddelde voor deze maand. Met 1457 was telgebied Giessenburg het rijkste meeuwengebied, 630 Kokmeeuwen en 827 Stormmeeuwen. Gebied Hoog-Blokland-Hoornaar had de meeste (650) Kokmeeuwen. Houtduiven zijn hier en daar ook best talrijk; in telgebied Wijngaarden bijvoorbeeld 319 stuks en Giessenburg telde 308 vogels.
In Streefkerk zaten nog steeds twee Kerkuilen, en dit keer zelfs vier Steenuilen, waarvan twee in Streefkerk. De telgebieden Oud-Alblas en Wijngaarden herbergden elk één exemplaar. In telgebied Molenaarsgraaf werden twee Groene spechten gezien. Een Grote lijster is ook altijd leuk, in gebied Wijngaarden werd er eentje gezien. De HBO in Kinderdijk leverde drie Waterpiepers en twee Grote gele kwikstaarten zaten in gebied Wijngaarden. Uit twee gebieden werden Boomklevers gemeld, één in Blokweer (park Kinderdijk) en twee in gebied Molenaarsgraaf. En ten slotte nog drie Rouwkwikstaarten uit gebied Wijngaarden.
Alblasserwaardse Vogels 2013 25
Houtsnippen in de Alblasserwaard
Houtsnip foto Adri Clements
De houtsnip is het grootste lid uit de familie van de snippen. In ons land is het een redelijk schaarse broedvogel, en een doortrekker in vrij hoog aantal. De vogels broeden in vochtige loofbossen, waar ze in de baltstijd rond de schemer grote baltsvluchten maken door hun territorium. In de winter zoekt deze soort ook regelmatig drogere terreinen op. Dit artikel beschrijft het voorkomen van de Houtsnip in de Alblasserwaard. Houtsnippen in de Alblasserwaard In onze Alblasserwaard is de Houtsnip een schaarse verschijning. Maar in de afgelopen jaren begint het aantal meldingen van deze soort langzaam te stijgen. In de tabel hieronder is het aantal houtsnippen per maand weergegeven voor de periode 2008-2013. Jaar Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December Totaal
Jonathan Leeuwis
en rustige bosstukken opzoeken. Ook zijn uiterwaarden met riet en wilgenbos langs de Lekdijk geliefd om te overwinteren. Wat ook opvalt is dat de Houtsnip bij ons alleen overwintert. Dit in de periode van oktober tot en met maart. Vanaf 2008 zijn er in het totaal twee vogels in april gemeld, beide vogels waren op doortrek. Een van de meest opvallende waarnemingen was wel van een baltsende vogel op 24-03-2012 rond 23:45 in Gorinchem. Dit is zover bekend de enige waarneming van een baltsende houtsnip in onze regio.Ongeveer een derde van de waarnemingen gaan over overvliegende vogels. In de vliegrichtingen van de vogels is geen vast patroon te ontdekken. In het totaal zijn er 7 waarnemingen van raamslachtoffers, waarvan er 3 vogels de klap niet hebben overleefd.
2008 2009 2010 2011 2012 2013 0 8 10 4 0 13 1 2 4 1 12 0 0 0 4 2 1 5 0 1 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 8 1 1 1 3 1 0 5 2 2 2 5 1 12 11 0 7 28 10 29 32 10 25 53
Tabel 1 : Aantal houtsnippen in de Alblasserwaard in de periode 2008-2013.
Figuur 1: Een Houtsnip als raamslachtoffer blijft een bijzondere vondst. Foto Jan Andeweg.
Houtsnippen worden verspreid over heel de Alblasserwaard gezien. Een groot deel van de waarnemingen betreft eenmalige vondsten. In totaal zijn er vijf locaties waar verspreid over deze zes jaar verschillende keren houtsnippen ter plaatse zijn gezien. Dat zijn: • Alblasserbos Papendrecht • Alblasserbos Oud-Alblas • Voetbalvelden Nieuw-Lekkerland • Park Huis te Kinderdijk • In de uiterwaarden langs de Lek Aan de hand van de waarnemingen kunnen we dus stellen dat bij ons overwinterende houtsnippen het liefst de wat grotere
Het weer heeft niet veel invloed op het aantal houtsnippen. Wel worden er in vorstperiodes meer houtsnippen waargenomen, dit komt doordat er dan minder voedsel voor het oprapen ligt. Hierdoor zijn de vogels gedwongen de beschutting te verlaten om aan hun kostje te komen. Als je van alle waarnemingen van de Houtsnip van de afgelopen zes jaar het gemiddelde neemt, kom je uit op 26 vogels per jaar. Maar opvallend is dat de aantallen per jaar sterk verschillen, van bijvoorbeeld 10 vogels in 2008 en 2010 tot wel 53 vogels in 2013. Een bepaalde reden hiervoor is moeilijk te vinden, want zowel in koude winters als in warme winters vind je in de Alblasserwaard houtsnippen.
26
Alblasserwaardse Vogels 2013
We kunnen dus concluderen dat de Houtsnip maar een vrij schaarse wintergast is in onze Alblasserwaard. Wel is er een forse toename in de periode van 2000 tot 2013, want 84% van alle waarnemingen is na 2008 ingevoerd. Dit heeft deels ook te maken dat er steeds meer meldingen via waarneming.nl worden gedaan. Als afsluiting hier de records in de Alblasserwaard: Vroegste waarneming: 17 september 1981 Laatste waarneming: 15 april 2002 Hoogste aantal ter plaatse: 10 vogels op 14-12-2013 in het Alblasserbos van Papendrecht. Hoogste aantal overvliegend: 10 vogels op 08-10-1977 over Noordeloos.
Alblasserwaardse Vogels 2013 27
Dit jaarverslag van de Vogelwerkgroep Alblasserwaard brengt de activiteiten van de Vogelwerkgroep en van de Alblasserwaardse vogels in 2013 in beeld. Er is veel aandacht voor broedvogels in verschillende delen van de Alblasserwaard, waaronder de sterk onder druk staande weidevogels. En wat leverde het Jaar van de Patrijs op in de Alblasserwaard? De stadsvogeladviseur van Gorinchem geeft een kijkje in het stadse vogelleven van de Huismus en Gierzwaluw. Wat uilen vonden van het koude voorjaar komt eveneens aan bod. En welke status heeft de Houtsnip nu eigenlijk in onze regio? Ook de resultaten van watervogeltellingen uit delen van de Alblasserwaard passeren uitgebreid de revue. Dit en veel meer wordt verfraaid door foto's van eigen bodem. Torenvalk foto Gerard Roest
Uitgave van Vogelwerkgroep Alblasserwaard, onderdeel van de Natuur- en Vogelwacht 'De Alblasserwaard'.
www.nvwa.eu Streeknatuurcentrum Alblasserwaard Matenaweg 1 3356 LS Papendrecht