.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. NVTG vereniging .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
NVTG BouwAward 2010
Bouwen voor zorg met een menselijke maat Redactie: Drs. Jan W. Pleunis MFM, Ir Caroline Vrij, Drs. Wouter van Oord - Jansen
voor facility professionals in de zorgsector
COLOFON NVTG BouwAward 2010 Bouwen voor zorg met een menselijke maat Een uitgave naar aanleiding van de uitreiking van de NVTG BouwAward 2010
Onder redactie van
Cure+Care consultancy bv: Drs, Jan W. Pleunis MFM Ir Caroline Vrij Drs. Wouter van Oord - Jansen
Vormgeving Fotografie genomineerde projecten Cartoons Druk Productie
Xemuko Petersburg Van Litsenburg BV Hanneke Niesten en Annemarie Minkes Scholma Druk BV Van Litsenburg BV
Op de voorpagina: Foto links: Aan de Pas, Bunde Foto midden: Vlietland Ziekenhuis, Schiedam Foto rechts: VU Kinderstad, Amsterdam
Uitgave NVTG april 2010 Voor meer informatie: www.nvtg.nl www.curecareconsultansy.nl ISBN / EAN: 978-90-808012-6-4 2
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
INHOUD De lat iedere keer hoger leggen ............................................................................................................................ 4 Menselijke maat …met humor ............................................................................................................................ 7 Herkenbare zorg op menselijke maat .................................................................................................................. 8 Kleinschalig wonen met dementie: kanttekeningen bij de menselijke maat .................................................... 16 Over het concretiseren van menselijke maat in de zorgsector ........................................................................... 20 De menselijke maat ............................................................................................................................................... 30 Interview: Jos de Blok - Buurtzorg ...................................................................................................................... 32 Groot en klein in lijn - Strategie en bedrijfsvoering van kleinschalige zorg in grootschalige settings ............. 34 Zes gehaktballen in een pan: de menselijke maat in de zorg .............................................................................. 48 Is een kleinschalige voorziening nog wel financierbaar? De haalbaarheid van de ‘menselijke maat’ .............. 54 Menselijke maat verwezenlijken met Planetree................................................................................................... 62 Lief en lenig: de menselijke maat bij het verbeteren van processen .................................................................. 74 Verwenzorg heel gewoon? .................................................................................................................................... 82 Interview: Annemieke Bambach - de Drie Notenbomen ................................................................................... 84 Iedere klant is koning. Menselijke maat in zorgarchitectuur ............................................................................. 86 Interview: Ko Hemminga - OsiraGroep en Amstelring...................................................................................... 96 Menselijke maat in bewustzijn ............................................................................................................................. 100 De intelligente omgeving op menselijke maat..................................................................................................... 110 De patiënt als uitgangspunt .................................................................................................................................. 122 Menselijke Maat en kleur en materiaal, een extroverte overpeinzing................................................................ 124 Kleinschalig wonen: een praktijkvoorbeeld......................................................................................................... 130 Interview: Kees Sol - Oogziekenhuis Rotterdam ................................................................................................ 136 Juryrapport: Aan de Pas wint NVTG BouwAward 2010 .................................................................................... 140 Integrale oplossing voor veiligheid en zorgcommunicatie voor kleinschalige wonen ...................................... 156 Mondoor ontwikkelt voor en samen met de mensen uit de markt ................................................................... 158 Een zorgzame samenleving, waarbij duurzaamheid, comfort, functionaliteit en veiligheid hand in hand gaan 160 Platformbouw.nl: platform voor alle bouwprofessionals ................................................................................... 163 Inrichting van zorgomgevingen: dertien in een dozijn of implementeren van de menselijke maat! ................. 164 Menselijk maatwerk, kwaliteit en innovatie. Technische Unie heeft de zorg meer te bieden .......................... 166 Fotoverwijzingen................................................................................................................................................... 168
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
3
DE LAT IEDERE KEER HOGER LEGGEN “Bouwen voor zorg met een menselijke maat”: dat is het thema van de NVTG BouwAward 2010. Over dit thema is in de voorbereidingscommissie uitgebreid gediscussieerd. Ieder heeft vanuit zijn achtergrond en ervaring het nodige ingebracht en zo zijn de criteria voor de jurering tot stand gekomen. De NVTG is een professionele beroepsvereniging waar twee hoofdkenmerken centraal staan: kennisoverdracht en netwerken. Deze bundel is geschreven om de kennisoverdracht binnen de vereniging op het thema te bevorderen. Toen het hoofdbestuur van de NVTG mij vroeg om ook deze keer te zorgen dat er bij de uitreiking van deze BouwAward een boek uitgebracht zou worden, heb ik daarvoor met plezier mijn medewerking toegezegd. De ervaring bij de drie voorgaande boeken 1 hebben mij geleerd dat dit veel inspanning, creativiteit en tijd vraagt. Gelukkig vond ik Caroline Vrij en Wouter van Oord bereid samen met mij zorg te dragen voor de samenstelling van voorliggende bundel. Ook wij hebben de nodige discussies gevoerd over de filosofische vraag: wat is eigenlijk ‘een menselijke maat’? Lezers, auteurs, geïnterviewden, samenstellers: ieder interpreteert en beantwoordt deze vraag anders. Voor de een zijn dit 6 gehaktballen in de pan, voor een ander het leveren van kenbare zorg aan een medemens. Deze bundel biedt, voor
1
Eerder verschenen de uitgaven: Beter bouwen in de gezondheidszorg (2000); Innovatief bouwen in de gezondheidszorg (2003) en Exploitatiegericht bouwen in de gezondheidszorg (2007).
zover wij hebben kunnen achterhalen als eerste in Nederland, een overzicht van een breed scala aan invalshoeken op het thema “menselijke maat”. We hebben met betrekking tot het thema “Bouwen voor zorg met een menselijke maat “ diverse inhoudelijk deskundigen hun visie laten geven op: de uitleg van het concept de organisatorische uitwerking de fysieke vormgeving Deze drie onderdelen hebben we verlevendigd met columns en interviews, zodat een breed, gevarieerd en goed leesbaar totaalbeeld ontstaat. De columns zijn geschreven door vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties zoals de vertegenwoordigers van politieke partijen (SP en CDA), een ziektekostenverzekeraar (De Friesland Zorgverzekeraar), een beroepsvereniging (Sting, Landelijke Beroepsvereniging verzorging) en een vertegenwoordiger van de koepel van patiëntenverenigingen (Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie). De interviews hebben wij gehouden bij aansprekende organisaties, die de menselijke maat herkenbaar in hun beleid tot uitdrukking brengen zoals, Buurtzorg, Martha Flora Huizen, Thomashuizen, Osira Groep en de winnaar van de NVTG BouwAward 2007: Het Oogziekenhuis te Rotterdam. Het boek wordt afgesloten met een beschrijving van de genomineerde projecten en het juryrapport zoals dit door Robert Huijsman (voorzitter van de jury) en Cor van Litsenburg (communicatie adviseur) is geschreven en door de juryleden is aangevuld. 4
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
Voor ons als redactie is “de menselijke maat” de uitdaging om als professional de lat hoger te leggen. Nog hoger dan bij de drie eerdere uitgaven, en geloof me, dat was een uitdaging. Kortom een opdracht met vele invalshoeken en mogelijkheden. Een opdracht die we niet tot een goed einde hadden kunnen brengen zonder de spontane medewerking en het enthousiasme van alle auteurs, geïnterviewden en columnisten. Dit is dan ook de plaats om de auteurs, columnisten en geïnterviewden hartelijk te bedanken voor de medewerking die zij belangeloos verleenden. De Jury voor de NVTG BouwAward 2010: Prof. Dr. Robbert Huijsman MBA Ing. Peter Karsman MFM Drs. Jan W. Pleunis MFM W. Aalten W. Jagersma Ir. J. Koopman Drs. Peter Weda
Onze grootste dank gaat uit naar alle inzenders voor de NVTG BouwAward 2010. Zonder hun inzendingen was dit terugkerende hoogtepunt binnen de NVTG niet zo’n succes geworden. De lat iedere keer hoger leggen. Wij hebben dat met dit boek geprobeerd. De inzenders voor de BouwAward is het zeker gelukt. Wij laten het aan uw oordeel over of ook wij hoog genoeg hebben kunnen springen. Namens de redactie Jan W. Pleunis
(onafhankelijk voorzitter) (namens de NVTG) (namens de NVTG) (namens NPCF) (namens CG raad) (namens STAGG) (namens ActiZ)
De voorbereidingscommissie voor de NVTG BouwAward 2010: Angèle van Zundert MFM (voorzitter) Ir. Marjolijn B. Kroon Ing. Frans Goosens Ing. Peter Karsman MFM Douwe Kiestra Cor van Litsenburg Ir. Henk Nicolaas Drs. Jan W. Pleunis MFM Ir. Cor Prop Lute Zwerver De redactie van dit boek: Drs. Jan W. Pleunis MFM Ir. Caroline Vrij Drs. Wouter van Oord - Jansen
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
5
OVER DE REDACTIE: Jan W. Pleunis studeerde werktuigbouwkunde aan de HTS in Den Bosch, Gezondheidswetenschappen aan de Universiteit Maastricht en volgde de postdoctorale opleiding tot Master of Facility Management aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is (mede)oprichter en directeur van Cure + Care consultancy en Cure + Care netwerkadviseurs. Cure + Care consultancy heeft zich gespecialiseerd in huisvestingoplossingen, vastgoedontwikkeling en projectmanagement specifiek voor de gezondheidszorg en is daarmee onderscheidend in de markt. Cure + Care netwerkadviseurs is de organisatie voor detachering en searching op het gebied van facility management, vastgoedbeheer, projectmanagement en bouwdirectie. De opdrachten die Jan W. Pleunis uitvoert, hebben betrekking op strategisch huisvesting en vastgoedadvies, projectmanagement en facility management. Hierbij gaat het vooral om de ‘fit’ tussen de toekomstige huisvesting en het primaire proces. Jan W. Pleunis heeft diverse publicaties op zijn naam en is auteur van een aantal boeken. Daarnaast is hij actief lid van diverse beroepsverenigingen. Jan W. Pleunis geeft regelmatig lezingen en organiseert congressen en workshops, onder andere over wet- en regelgeving alsmede vastgoedontwikkeling- en beheer in de gezondheidszorg en over prestatieverbetering van het facilitair bedrijf.
Wouter van Oord - Jansen verdiepte zich tijdens zijn studie Geschiedenis in de ontwikkeling van zorgorganisaties. Na zijn studie bekleedde hij beleids- en managementfuncties bij een patiëntenorganisatie, een zorgkantoor en een ouderenzorgorganisatie. Tussen 2006 en 2009 heeft hij als adviseur bij Cure+Care consultancy zorgorganisaties ondersteund met het opstellen en realiseren van strategische huisvestingsplannen. Sinds november 2009 is Wouter organisatieadviseur bij Collegamento, adviseurs in het publieke domein.
Caroline Vrij studeerde Bouwkunde aan de TU Delft, met als afstudeerproject het ontwerp van een innovatieve manier van zorghuisvesting voor ouderen. Ze vulde haar opleiding gaandeweg aan met onder andere projectmanagement aan de TSM Business school in Enschede, heeft zich verdiept in facility management en kwaliteitszorg en is inmiddels ruim 15 jaar werkzaam als adviseur op het gebied van huisvesting. Sinds 2007 adviseert zij bij Cure+Care consultancy opdrachtgevers in de zorg met betrekking tot hun specifieke vraagstukken en begeleidt zij (uitvoerings)projecten. Daarnaast maakt ze deel uit van verschillende redacties, waaronder die van het vakblad FMT gezondheidszorg.
6
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
MENSELIJKE MAAT …MET HUMOR De menselijk maat gaat in essentie om de dagelijkse ervaring van de gast, de patiënt en bezoeker, die in ons ziekenhuis verblijft. Hoe sluiten we aan op hun verwachtingen en sterker nog, weten we wel écht wat die verwachting is? Achter iedere gast zit namelijk een eigen verhaal, een emotie, een bepaalde verwachting. De gemene deler werkt hier niet langer. Bij ‘ziek zijn & beter worden’ dienen we terug te gaan naar waar het allemaal om draait voor onze gast: zekerheid, veiligheid, geborgenheid, aandacht, bevestiging, aangenaam verblijf en gemak ten tijde van onzekerheid. Schenk daarom aandacht aan de onderwerpen die onze gast belangrijk vindt: hoe zorg ik ervoor dat ik snel en prettig mijn weg vind (goede bereikbaarheid van het ziekenhuis en aangename en schone verblijfruimten), hoe vind ik de rust om te herstellen, hoe verkrijg ik transparantie over de aan mij verleende zorg. Immers, onze gast onthoudt wat zij ervaart en vertelt het voort. De dienstverlening zal in essentie goed doordacht moeten zijn, met aandacht voor uitzonderingen. Ontwerp een goede visie op bewegwijzering, toets ontwerpen op normeringen, bv. de regelgeving op toegankelijk, heb oog voor de wijze waarop wachten wordt gefaciliteerd of de wijze waarop personeel met de patiënt of bezoeker omgaat.
worden gezet. Spreek met uw Cliëntenraad, bezoeker of patiënt, medewerker, luister en leer. Het zijn serieuze en soms gevoelige onderwerpen, waarbij soms een beetje humor wel wil helpen! Er zullen vast een aantal cartoons bij zitten die ook in uw organisatie herkenbaar zijn. Wij geven u hierbij toestemming de cartoons te gebruiken in presentaties of visiestukken ter illustratie of als opwarmer van een discussie. Hiermee hopen wij een waardevolle bijdrage te leveren aan het bespreekbaar maken van zinvolle thema’s over de menselijke maat. Naar onze mening een manier om ‘heilige huisjes’ bespreekbaar te maken en te kunnen doorbreken. Hanneke Niesten en Annemarie Minkes zijn beiden werkzaam in de zorgsector en zijn dagelijks bezig de gast op aangename wijze in het ziekenhuis te kunnen laten verblijven. Noot van de redactie: De door Hanneke Niesten en Annemarie Minkes gemaakte cartoons treft u verspreid over dit boek ter illustratie bij de artikelen.
Wij hebben gekozen voor beelden uit de praktijk, in de vorm van cartoons. Inderdaad…, vaak een open deur. Zo duidelijk en soms nog zo wrang. Het lijkt zo simpel om situaties op te lossen, maar blijvend veranderen is en blijft moeilijk. Het is wel waar het in essentie om gaat. Alleen al door het bespreekbaar te maken en ontwikkelen van bewustwording kan een nieuwe stap verder ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
7
Herkenbare zorg op menselijke maat Prof.dr. Robbert Huijsman MBA * SCHAALVERGROTING VERSUS MENSELIJKE MAAT Aan het eind van de vorige eeuw vond op grote schaal in allerlei sectoren schaalvergroting plaats. Fusies waren aan de orde van de dag, of dat nu ging om het onderwijs, de energiesector, de woningbouwcorporaties, de IT-wereld, de zorgverzekeraars of instellingen in de verschillende deelsectoren in de gezondheidszorg. Schaalvergroting bracht ontegenzeggelijk voordelen met zich mee, bijvoorbeeld kostenreductie, meer zekerheid over de continuïteit van de organisatie, professionalisering en specialisering, onderhandelings- en machtpositie. Voor nieuwbouw en soms ook voor grootscheepse renovatie was fusie en schaalvergroting vaak noodzaak om de benodigde middelen bij elkaar te brengen. Voor ziekenhuizen is schaalvergroting nodig om de voortschrijdende technologie, subspecialisatie en investeringskosten te kunnen financieren. Sinds enkele jaren worden ook de nadelen van de schaalvergroting duidelijk: grote organisaties met vele locaties en hiërarchische lagen, extra overhead, gebrek aan gezamenlijke koers en slagkracht. Professionele hulpverleners ervaren steeds minder ruimte om betekenisvol contact te maken met hun cliënten. Niet alleen door protocollen en budget, ook professionalisering en marktwerking maken het moeilijker er te zijn voor mensen die de hulpverleners het hardst
nodig hebben. Systemen komen centraal te staan in plaats van mensen. De schaalvergroting en technocratische managementstijl in onderwijs, zorg en andere sectoren hebben grote schaduwkanten en roepen steeds meer weerstand op. Burgers voelen zich verweesd. Docenten, verplegers en artsen voelen zich miskend door de vele managementlagen die hun iedere professionele zuurstof ontnemen en het leveren van de gewenste kwaliteit bemoeilijken in plaats van vergemakkelijken. Cliënten en medewerkers verliezen zich in de grote aantallen, raken verstrikt in steeds langer wordende lijnen in de besluitvorming, verdwalen in de megacomplexen van publieke gebouwen en verworden tot een nummer aan de lange rij van loketten. Kortom, de groeiende moloch leidt tot vervreemding en kan ten koste gaan van de ‘menselijke maat’. De organisatie wordt onoverzichtelijk, de betrokkenen en belanghebbenden verliezen hun zeggenschap, keuzevrijheid, gevoel van binding, motivatie en verantwoordelijkheid. Dat genereert bovendien zelfversterkende effecten, zoals afnemende inzet en onverschilligheid, een afwachtende verhouding en vermijding. Op de website www. menselijkemaat.nl staat het aldus: “Kennelijk is het zo dat wanneer omgevingen, sociaal zowel als fysiek, te grootschalig en niet meer te overzien worden, er een negatieve spiraal kan ontstaan:
8
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
mensen raken anoniem en vervreemd, trekken zich op zichzelf terug en gaan zich onthecht en egoïstisch gedragen. Dat roept vervolgens weer regelgeving en sancties op, die vervolgens de oorzaak als het ware weer versterken....”. MENSELIJKE MAAT ALS TEGENBEWEGING De tegenbeweging is inmiddels in gang gezet. De afgelopen jaren zijn vele publicaties verschenen waarin de menselijke maat een centraal thema vormt of als (onder)titel de kaft siert. Wat te denken van de volgende boektitels: “Beleid begint bij de Samenleving; een zoektocht naar de menselijke maat: over de essentie van interactief beleid” (Klinkers, 2002), “De menselijke maat; de aarde over tienduizend jaar” (S. Kroonenberg, 2006), “Vierkante ballen rollen niet; terug naar de menselijke maat” (T. Zeilstra, 2007) of “De Yinfactor; managers over de menselijke maat” (Weeda, 2008). De discussie over menselijke maat wordt alom gevoerd, bijvoorbeeld in het immigratiedebat, het emancipatiebeleid, het beleid over de omvang van scholen, bij de woningbouwcorporaties, in de thuiszorg en de bancaire wereld. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling hield als adviesorgaan al in 2001 de regering een indringende spiegel voor over de vervreemding tussen instituties en individuen: “Door een veelheid aan maatschappelijke ontwikkelingen beginnen burgers steeds opvallender uit de huidige institutionele structuur te groeien. In die situatie zal het niet lukken om hen weer ‘in het gareel’ te krijgen. Beter is het om over een aantal wezenlijke dimensies van maatschappelijke organisatie – schaal, sturing en samenhang – nog eens goed na te denken en zo mogelijk tot aanpassingen te komen. Alleen op die manier kunnen individu en samenleving in de komende decennia dezelfde
graad van continuïteit en harmonie verkrijgen als in eerdere periodes het geval was.” Nog een mooi citaat: De sleutel voor een modern algemeen sociaal beleid schuilt in een andere blik op schaal, sturing en samenhang van organisaties. Kijk naar de gewenste schaal. Natuurlijk, groei naar grotere verbanden kan schaalvoordelen opleveren, met name in de ‘back office’. Maar toetssteen zal moeten zijn of de menselijke maat in de ‘front office’ toeneemt. [...] De modernisering van schaal, sturing en samenhang kunnen we ook onder noemer vatten: op zoek naar de menselijke maat in de publieke sector.” (RMO, 2001). Zorg met menselijke maat is waardige zorg waarbij patiënten in alle omstandigheden serieus worden genomen. Het is zorg die mensen niet institutionaliseert. Een direct gevolg van dergelijke zorg is dat patiënten en bewoners beter in hun vel zitten. Als mensen in een kleinschalige woonvorm verblijven, dan heeft dat een positieve uitwerking omdat men zich veiliger voelt, het is er vaak aangenamer. ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
9
POLITIEK SPEELT IN OP MENSELIJKE MAAT Het signaal is duidelijk opgepikt door de politiek. Ik laat hier twee recente voorbeelden zien, uit het onderwijs en de zorg. Eerst uit het onderwijs. De bewindslieden Plasterk, Van Bijsterveld en Dijksma stuurde op 28 november 2008 een brief naar de tweede kamer onder de titel “De menselijke maat in het onderwijs”. Ze beginnen met een citaat van de Britse onderwijsdeskundige Michael Barber: “Nothing (is) more crushing to self-esteem than anonimity.” In het maatschappelijke debat over onderwijs bestaan van het begrip menselijke maat veel interpretaties. De grote zorg die daarbij steeds wordt geuit, is dat schaalvergroting in het onderwijs te ver is doorgeschoten. Van daaruit worden onder de noemer ‘menselijke maat’ relaties gelegd tussen schaalvergroting en uiteenlopende verschijnselen als anonimiteit, voortijdig schoolverlaten, toenemende administratieve lasten en hoge salarissen voor de top. De bewindslieden verstaan onder de menselijke maat het volgende: De menselijke maat houdt in dat een instelling overzichtelijk is, zodat de betrokkenen en de belanghebbenden zeggenschap en keuzevrijheid hebben en zich samen verantwoordelijk weten voor de school en de lijnen van besluitvorming kort zijn. Een school is op ‘een menselijke maat’ gestoeld, als je gezien en gehoord kunt worden, als leerling, ouder en docent. Door schaalvergroting staat de menselijke maat onder druk, dat geldt zeker voor de waarden van legitimatie (invloed uitoefenen) en keuzevrijheid of variëteit (tussen en binnen scholen). Legitimatie is door de teloorgang van de verzuiling niet meer vanzelfsprekend en scholen moeten daardoor hun relatie ten opzichte van belanghebbenden als leerlingen, ouders, burgers en overhead hervinden. Instellingen omarmen daarbij vaak het maatschappelijk ondernemerschap: zelfstandige, ondernemende instellingen met een maatschappelijke opdracht
en een van de marktsector afgeleide bedrijfsorganisatie. Scholen moeten zich actief op hun directe maatschappelijke omgeving oriënteren, om hun doelen te bepalen en verschillende belangen en perspectieven te wegen. Volgens de Onderwijsraad (2008) zijn daarbij “nieuwe vormen van binding” nodig. Daarnaast impliceert keuzevrijheid voor de deelnemer variatie in het aanbod op verschillende kenmerken, zoals grootte, onderwijsconcept, opleidingenaanbod, identiteit en cultuur. Daardoor is het mogelijk om maatwerk te bieden aan leerlingen en studenten, een belangrijk aspect van zowel de menselijke maat als de kwaliteit van het geleverde onderwijs. Het is de vraag of het belang van een pluriform onderwijsaanbod bij bestuurlijke schaalvergroting wel voldoende meeweegt. Een mogelijk gebrek aan keuzevrijheid voor leerlingen, studenten en ouders is een belangrijk nadeel van schaalvergroting. Echter diezelfde schaalvergroting maakte het ook mogelijk om de extra hulp en ondersteuning die sommige leerlingen en studenten nodig hebben efficiënter en effectiever te organiseren. Een groot schoolbestuur kan veel variatie in onderwijsconcepten en onderwijskundige identiteit bieden en beschikt over meer ruimte en financiële armslag voor vernieuwende concepten en experimenten. Vanuit de besturen, schoolleiders en de overheid geredeneerd was schaalvergroting nodig om de bestuurskracht van instellingen te vergroten, een belangrijke voorwaarde voor autonomievergroting. Schaalvergroting heeft dus meerdere gedaanten in het onderwijs. Ieder nadeel heeft zijn voordeel, zo zou een bekend voetballer zeggen. Inmiddels zoekt men naar nieuwe wegen om binnen grote gebouwen kleinschalig onderwijs te organiseren. 10
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
Dan enkele voorbeelden uit de zorg. Staatssecretaris Bussemaker hield een speech tijdens het congres “Zorg met passie, passie voor zorg” op 29 september 2008 in Zwolle: “De menselijke maat moet weer terug in de zorg. Meer aandacht voor mensen en wat minder aandacht voor de regels. Want veilige zorg is belangrijk, maar de kwaliteit van het leven zélf is dat net zo goed.” Ze vervolgt: “We zijn met z’n allen de afgelopen jaren een beetje uit het oog verloren dat het in de zorg gaat om mensen. Voor die mensen – of ze nu in een instelling wonen of nog thuis – is niet alleen de fysieke veiligheid belangrijk, dus of ze de goede medicijnen krijgen, niet uit bed vallen, genoeg eten en drinken krijgen of geen last hebben van doorligwonden. Voor ouderen, gehandicapten, chronisch zieken – in feite iedereen die afhankelijk is van zorg – gaat het ook om zaken als aandacht, respect en waardering voor elkaar. Dat betekent onder meer: een gelijkwaardige relatie tussen zorgverlener en cliënt, een goed gesprek kunnen voeren met elkaar en de cliënt zo veel mogelijk de regie over zijn of haar leven laten voeren. Dus uitgaan van wat iemand nog wél kan en niet van wat iemand niét meer kan.” Vanuit deze visie ontwikkelde het ministerie van VWS onder andere stimuleringsregelingen voor kleinschalige verpleeghuiszorg en voor de terugkeer van de wijkverpleegkundigen. In interviews stelt de staatssecretaris: “Te veel thuiszorgorganisaties werken te fabrieksmatig. De mensen hebben genoeg van die kolossale thuiszorgorganisaties op afstand met call centers en ‘in de wacht gezet worden’. Niet de leefwereld en behoeften van de cliënt staan centraal, maar het systeem waarbinnen de zorg geleverd wordt. Men is nog te veel alleen bezig met ‘taakverantwoordelijkheden’ en niet met de mens die hij of zij voor zich heeft. De zorg moet weer dicht bij de mensen worden georganiseerd.”
(in: KruisVenster, ledenblad van de Regionale Kruisvereniging West-Brabant, juni 2009). De wijkzuster is weer terug van weggeweest. Was schaalvergroting eerst het antwoord op gebrekkige en door het gehele land variërende zorg, nu gaat de slinger weer terug naar de lokale samenleving en de menselijke maat. MENSELIJKE MAAT IN DE BOUW In de bouwkunst ontstond de discussie over de menselijke maat al in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, de bloeiperiode voor hoogbouw en grootschalige nieuwbouw. Als reactie hierop ontstond een zoektocht naar ‘kleinschaligheid’ en ‘de menselijke maat’. Als metafoor voor de menselijke maat wordt vaak verwezen naar het maatsysteem van de Zwitserse architect Le Corbusier (pseudoniem van Charles Edouard Jeanneret; 1887-1965). Hij hield zich bezig met het vertalen van idealen naar de praktijk en zocht naar een systeem waarbij de verhoudingen van de mens gewaarborgd zijn. De bestudering van de gulden snede bracht Le Corbusier tot de “Modulor”, een systeem van verhoudingen die hij als volgt beschrijft: “De modulor is een maatsysteem gebaseerd op het menselijk lichaam en de wiskunde. De hoogte van een man met opgeheven arm kan in delen worden verdeeld op punten die zijn positie in de ruimte bepalen: zijn voeten, zijn navel, zijn hoofd, zijn vingertoppen. Deze drie intervallen leveren een reeks uit de gulden snede.” Le Corbusier geloofde dat deze maten, direct gerelateerd aan
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
11
het menselijk lichaam, architecten zouden helpen bouwwerken aan de behoefte van de mens aan te passen. Hij had een enorm obsessie voor de orde van de natuur, hiervoor zijn er drie motieven te vinden: het leveren van goedkope, hoge-kwaliteits woningen, het vergemakkelijken van het leven en het verbinden van mensen door hun medegebruik van standaard elementen. Le Corbusier was heel bezorgd om de manier waarop het lichaam op de kunst en de architectuur zou reageren. Hij geloofde dat de voornaamste middelen om gedachten te beïnvloeden, het beïnvloeden van het lichaam in onderbewustzijn was. Het ging daarbij niet alleen om de letterlijke schaal van gebouwen, maar ook om hun sfeer en karakter. Duidelijk was geworden dat architectuur een herkenbare schaal, sfeer en identiteit nodig heeft willen mensen zich ermee kunnen verbinden. Om in bezit te kunnen worden genomen door zijn gebruikers, moet een gebouw niet alleen degelijk en functioneel zijn, maar ook sfeervol en over een herkenbare identiteit beschikken. De invloed van gebouwen op het welzijn van mensen is enorm. Het zijn plaatsen waar kinderen naar school gaan, waar je werkt of woont, waar patiënten moeten herstellen of cliënten moeten verblijven voor revalidatie, zorg en verpleging. Dit wordt erkend in nieuwe benaderingen als Duurzaam Bouwen, Green Office, of Healing Environment. Een gebouw en een ruimte moet ruimte bieden om optimaal te functioneren, vrij en ontspannen. Iets voldoet aan de menselijke maat als het past in het denkraam van de eindgebruiker.
Als voorbeeld gaan we nu in op de kleinschalige verpleeghuiszorg die nu in snel tempo voet aan de grond krijgt in verschillende varianten. Het concept van kleinschalige woonzorg voor zware cliëntgroepen als dementerende ouderen of verstandelijk gehandicapten is te visualiseren als een huis. Een goed huis staat op een stevig fundament, namelijk een eigentijdse visie op de doelgroep en het serviceconcept, uitgewerkt in een integrale strategie waarin ook de veranderkundige opgave en het implementatietraject hun plaats hebben. De verschillende elementen uit de strategie komen tot concretisering in een dienstverleningsconcept en inrichting/aansturing van de organisatie. Maar het huis van de kleinschaligheid moet natuurlijk ook droog blijven. Een solide dak is een adequate bedrijfsvoering. De schoorsteen moet ten slotte ook roken en daartoe zijn we slim in allerlei varianten van financiering. Er wordt wel eens gesteld dat kleinschalige zorg duurder zou zijn, maar dat is niet terecht. Zorg met menselijke maat kent zeker ook zijn opbrengsten. Bijvoorbeeld aan de medischeen paramedische kant. Uit onderzoek blijkt dat deze bewoners en patiënten minder medicijnen gebruiken en dat er ook minder contacten nodig zijn tussen de arts en de bewoners. Kleinschaligheid kan in diverse varianten worden gerealiseerd. Er zijn er minstens vier te onderscheiden, maar laat uw eigen creativiteit en vindingrijkheid vooral zijn werk doen: losse, stand-alone groepswoning in de wijk; geclusterde groepswoningen in de wijk; geclusterde groepswoningen in wooncomplex; groepswoningen in een zorginstelling (bijvoorbeeld een gerenoveerd verpleeghuis). 12
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
Elk van deze huisvestingsvarianten is te combineren met de financieringsvorm, namelijk binnen de AWBZ/WTZi of via scheiden van wonen en zorg in de VROM-sector. Dan ontstaan voor de klant wel drie soorten overeenkomsten, namelijk voor de huur, de zorg en de overige service. Door hierbij keuzeopties aan te bieden, wordt tegelijkertijd ingespeeld op de regie en autonomie die horen bij de menselijke maat. Belangrijke kernwaarden van kleinschaligheid worden breed onderschreven: huiselijkheid, eigen ervaringswereld, overzichtelijkheid, een veilige en vertrouwde omgeving. Het wordt ook wel samengevat als “genormaliseerd wonen”. Bij kleinschaligheid draait alles om de bewoners zelf, al het andere is daaraan ondergeschikt. De transitie van een groot intramuraal complex naar kleinschaligheid vergt een aparte veranderstrategie. Veel zorgaanbieders investeren in nieuwe kleinschalige dienstverlening, maar hebben tegelijkertijd nog met de overblijfselen van de oude zorgmodellen te maken. Wat doet u met de grootkeuken, de activiteitenzalen en de technische dienst? Hoe begeleidt u het personeel en operationeel management in deze omslag? Het enthousiasme van de groepsleidsters verklaart vaak grotendeels het succes, zowel zorginhoudelijk als bedrijfseconomisch. Vooral bij startende projecten blijkt het ziekteverzuim zeer gering te zijn, maar hoe houdt u dat vast? Het HRM-beleid en de veranderkundige aspecten van de omslag naar kleinschaligheid verdienen grote
aandacht, met name als het gaat om bijscholing en coaching van de groepsleiders en hun relatie met andere professionals die van oudsher in de verpleeghuizen werken. Dit kan een nieuw professioneel elan losmaken: kleinschaligheid is daarmee ook een interessant concept voor een nieuwe positie op de arbeidsmarkt. Pijlers voor de menselijke maat Ter afsluiting van deze bijdrage een aanzet voor verder debat en actie. Wat zijn de pijlers waarop de menselijke maat schraagt? Al bladerend door tal van publicaties en internetpagina’s, lijken de volgende elementen van belang om de menselijke maat te bevorderen of hervinden. Allereerst gaat het om de schaalgrootte in de directe omgeving waar de dienst aan de cliënt wordt aangeboden. Kleinschalige woongroepen als directe leefeenheid van bijvoorbeeld gehandicapte kinderen of dementerende ouderen bieden de gewenste eigenheid, herkenbaarheid en overzichtelijkheid. Zelfs in grote gebouwen, als de actieradius van de cliëntgroep relatief beperkt is en de dagelijkse activiteiten zich grotendeels in de woongroep zelf voltrekken. De entreepartij en andere grote gemeenschappelijke ruimten dienen op de menselijke maat in te spelen door bijvoorbeeld een atrium of ander pleinconcept, met winkeltjes, open restaurant en andere ontmoetingsplaatsen te creëren die uitnodigen tot interactie en bewegelijkheid. Daarmee komen we op het gebouw als generator en facilitator van de menselijke maat. Loopt u van buiten naar binnen mee naar en in het gebouw en bepaal de objectieve en subjectieve maat. Buiten gaat het om de ruimtelijke inpassing van het gebouw in z’n omgeving en infrastructuur. Hoe benaderbaar is het verpleeghuis, hoe afstandelijk ligt het ziekenhuis tegen de wijk ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
13
aan? En als je naar het gebouw kijkt, wat zie je dan eigenlijk? Een grote kolos of een samenhangend netwerk van decentrale bouwstenen? Iets hypermoderns van strak beton, glas en staal, of iets flexibels en organisch van hout en baksteen? Gebouwen in de gezondheidszorg zijn een kostbaar bezit. Letterlijk vanwege hun hoge investeringskosten en exploitatieconsequenties, maar ook figuurlijk door hun maatschappelijke uitstraling, hun vele directe en indirecte effecten op het operationele bedrijf binnen de muren en op de mensen die er vele uren van hun leven doorbrengen, als cliënt of medewerker. Welk effect heeft de entreepartij en de ‘roadmap’ op de bezoekers en gebruikers van het gebouw? Hebben de architect en de binnenhuisarchitect elkaar gevonden in een vloeiend verloop tussen binnen en buiten, tussen publiek en privé, tussen gemeenschappelijk en eigen? “Leeft het”, ook in de keuze van materialen, meubilair, lichtpunten, lijnen en kleuren, met wisselende temperaturen en patronen? Zorggebouwen zouden een inspiratiebron voor architecten, bouwers, bestuur,
management, professionals, cliënten en bezoekers kunnen zijn, vol louterende effecten vanuit het werk wat er wordt geleverd en het gebouw als ‘healing environment’ zelf. Maar wat weten we werkelijk van de invloed van zorggebouwen op mensen en is het bouwen van gezonde gebouwen via ‘evidence based design’ een utopie, of een daadwerkelijk waar te maken visie die met veel lef, daadkracht en volharding valt te realiseren? Het realiseren van een ziekenhuisgebouw is een hoogstandje, zowel zorginhoudelijk en technisch, als relationeel en procedureel. Het is een unieke balanceerkunst voor alle betrokkenen, een dynamisch maar langdurig ontwerpproces met vele (f)actoren, veelsoortige belangen, ambities en randvoorwaarden. Zo complex, dat visiegedreven architectuur, creatieve speelsheid met vormen en concepten die de zorgvisie ondersteunen én stimuleren, geregisseerd vanuit een vasthoudend en inspirerend opdrachtgeverschap, schier onmogelijk lijkt. De menselijke maat lijkt daarin niet de meest dominante doelstelling. Ten onrechte. Ziekenhuizen zijn collectieve investeringsgoederen, waarin ook de gezondheidseffecten op patiënten en medewerkers hun eigenstandige bijdragen leveren aan de kosteneffectiviteit van het gebouw, als dragend organisme voor een veel breder perspectief op zorg- en dienstverlening, geïntegreerd in een inspirerende omgeving, geleid vanuit een aansprekende zorgvisie en mensbeeld. Een derde element van de menselijke maat ligt in versterking van invloed en medezeggenschap. Hoe versterken en revitaliseren we de rol van de verschillende groepen belanghebbenden? Medewerkers hebben vaak al een stevige positie in de besluitvorming binnen een organisatie, maar het is twijfelachtig of dat inmiddels ook al gezegd kan worden van de cliënten en hun eigen sociale systemen. Op collectief niveau opereren de cliëntraden al redelijk, maar hun valkuil 14
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
is proto-professionalisering en vervreemding van de eigen achterban. Belangrijker vanuit de optiek van de menselijke maat is echter welke invloed de individuele cliënt zelf heeft in de dagelijkse gang van zaken. Het gaat om praktische vanzelfsprekendheden die we als zelfstandig burger lijken te verliezen als we onderdeel van een institutionele gemeenschap worden: hoe laat sta je op en ga je naar bed? Wanneer eet je, wat en met wie? Op welk moment van de dag was je, je volledig of liever zelfs niet dagelijks? Kan je je eigen hulpverlener en ondersteuner uitkiezen, zelfs binnen de organisatorische eenheid onder wiens hoede je valt? Helderheid en zekerheid over zulk soort alledaagse kleinigheden bevorderen het ‘self esteem’ en het gevoel van autonomie en regie over het eigen leven, hoe afhankelijk je ook bent van anderen. De vierde pijler voor een succesvolle borging van de menselijke maat in de zorg ligt in de managementstijl en het bedrijfseconomisch concept van de organisatie. Vastgoed en huisvesting moeten in balans worden gebracht met de dagelijkse operationele bedrijfsvoering,
het personeelsbeleid en de facilitaire ondersteuning (als die eigenlijk nog wel als eigenstandige dienst nodig is in bijvoorbeeld de kleinschalige verpleeghuiszorg). Hier ligt volgens mij een van de grote managementopgaven van onze moderne tijd, want het is nog een hele opgave om vanuit een consistente zorgvisie die stoelt op de menselijke maat. Alle noodzakelijke uitwerkingen uit te denken en door te voeren in alle aspecten van de totale bedrijfsvoering. Het ideaal (vergelijk Buurtzorg Nederland) lijkt een platte organisatie met zelfsturende teams die de dagelijkse interactie met de eigen clientèle grotendeels zelf autonoom vormgeven, met een minimum aan managementsturing en overhead, doch tegelijkertijd met de grootst mogelijke opbrengst in kwaliteit van leven tegen de laagst mogelijke kosten. En dat alles met enerzijds de mogelijke transparantie daarover, maar anderzijds de laagst mogelijke lasten qua administratieve verantwoording en in- en extern toezicht. Ook in de governance structuren van de Nederlandse zorg dient de menselijke maat hervonden te worden.
* Prof. dr. Robbert Huijsman MBA is gewoon hoogleraar integraal zorgmanagement bij het instituut
Beleid & Management Gezondheidszorg (Erasmus Universiteit Rotterdam) en directeur van het CIZ Kenniscentrum te Driebergen. Juryvoorzitter Bouwaward 2007 en 2010.
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
15
KLEINSCHALIG WONEN MET DEMENTIE: KANTTEKENINGEN BIJ DE MENSELIJKE MAAT Prof. dr. C.M.P.M. Hertogh * ‘Kleinschaligheid’ is in recente jaren hét trefwoord geworden in het denken en spreken over goede zorg voor kwetsbare ouderen met dementie. Geen enkele zichzelf respecterende zorgorganisatie kan er onderuit iets met deze term te doen in haar kwaliteitsbeleid, in haar bouwplannen en in haar visie op de organisatie van de zorg voor mensen met dementie. Maar een woord is nog geen concept. Om van een concept te kunnen spreken moet er sprake zijn van een ondubbelzinnige begripsdefinitie, anders verwordt een term gemakkelijk tot een verwarrend containerbegrip. Wat verstaan we dus onder kleinschaligheid en waarin schuilt de populariteit van kleinschalige dementiezorg? ONDERZOEK DOOR DE AFDELING Verpleeghuisgeneeskunde van het VUmc en het Trimbos Instituut heeft een poging gedaan om een definitie te ontwerpen door middel van ‘concept mapping’ met een groep experts en pioniers op het gebied van kleinschalig wonen met dementie. Dit leverde de volgende zes criteria op: kleinschalig wonen betekent dat: 1. een bewoner in voor- en tegenspoed bewoner blijft (met andere woorden: er vindt geen uitplaatsing plaats naar het verpleeghuis); 2. er een ‘gewoon’ huishouden wordt gevoerd; 3. de bewoner de regie heeft over zijn dagelijks leven; 4. het personeel onderdeel is van het huishouden; 5. de bewoners met elkaar een groep vormen; 6. de woonvorm in het archetype huis gevestigd is.
In deze criteria komen als het ware drie betekenissen van kleinschaligheid samen: fysieke huiselijkheid (het archetype ‘huis’), sociale huiselijkheid (leven in een op elkaar betrokken groep) en individuele huiselijkheid (in je eigen huis kun je ook jezelf blijven en onderga je niet de vervreemdende effecten van een institutie). Ongetwijfeld is hiermee de kern van de aantrekkelijkheid van kleinschalig wonen met dementie aardig getroffen. Maar onder de oppervlakte van deze geoperationaliseerde ‘objectieve’ begripsverheldering resoneren diepere betekenissen mee, die het concept zijn subjectieve aantrekkelijkheid verlenen. Het archetype ‘huis’ wordt door velen vrijwel direct geassocieerd met een psychologische thuiservaring, een notie die zowel door de psycho-analyticus Carl Gustaf Jung als door de filosoof Gaston Bachelard diepgaand is onderzocht. Het huis, zo stellen zij, is niet alleen een spiegel van de ziel, maar ook een fundamentele identiteitsverschaffer. Bij jezelf ‘thuiskomen’ is jezelf hervinden in wat voor de mens een van zijn belangrijkste intimiteitsruimten is. Nergens kan en zal ik meer mijzelf zijn, dan bij mijzelf thuis. Het huis als ‘thuis’ is dus een ruimte van (meerzinnige) eigenheid, maar ook een plaats van veiligheid en geborgenheid. Dit laatste wordt nog eens verder benadrukt door de intimiteit van het persoonlijk contact en de nabijheid van de ander met wie we – idealiter – ons huis delen. 16
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
Voldoende redenen dus voor de voorvechters van kleinschalige dementiezorg om aan te nemen dat een dergelijke helende omgeving en de leefwijze die daarbinnen gestalte krijgen veel beter zijn voor het welbevinden en de kwaliteit van leven van mensen met dementie dan traditionele, in dit verband dan ook meteen als ‘grootschalig’ geëtiketteerde verpleeghuiszorg. Bovendien: omdat kleinschalige woonvoorzieningen ‘gewoon’ in de wijk gerealiseerd kunnen worden – in tegenstelling tot de nogal eens op afstand van het gewone leven gebouwde verpleeghuizen – blijft de persoon met dementie veel meer geïntegreerd in de samenleving; hij bewoont niet alleen ‘zijn’ huis, maar blijft ook ‘burger’. Nader onderzoek gericht op de effectiviteit van kleinschalig wonen leidt echter tot genuanceerde resultaten. Zo blijken veel zogenaamde kleinschalige voorzieningen zowel inclusie- als exclusiecriteria te hanteren, waarmee het eerste definitiecriterium toch minder hard lijkt dan gedacht. Kleinschaligheid blijkt in de praktijk vaak een tussenvoorziening te zijn die geschikt is voor een bepaalde groep patiënten (een term die in dit verband natuurlijk taboe is), maar zeker niet voor iedereen. Probleemgedrag is vaak moeilijk te hanteren in een huis waar mensen heel dicht op elkaar leven. En aan de ‘eigen regie’ moeten toch ook wel grenzen worden gesteld. Zo moest ik een keer een nachtelijke visite afleggen bij een zeer kortademige bewoonster van kleinschalige groepswoning. De verzorgster had echter geen gelegenheid om mij naar de kamer van de zieke te begeleiden, omdat zij verhinderen moest dat een mannelijke bewoner het bed indook met een medebewoonster, die hem daartoe toch expliciet leek uit te nodigen, door aanhoudend te roepen: “Jan, kom je nou?” Jan is inmiddels ‘verhuisd’ naar het verpleeghuis. Om de effectiviteit van kleinschaligheid goed te kunnen beoordelen is het ook moeilijk gebleken
om controlehuizen te vinden waar ‘care as usual’ verleend werd volgens het gewraakte concept van grootschaligheid – want zulke instellingen bestaan in Nederland nauwelijks meer. Sterke contrasten in kwaliteit van zorg, werkbeleving van verzorgenden en kwaliteit van leven van bewoners, konden tot op heden dan ook niet gevonden worden. Niettemin zijn er wel degelijk positieve effecten van kleinschaligheid: verzorgenden zijn meer tevreden met hun werk en mensen met dementie lijken hebben minder hulp nodig te hebben en meer betrokken te zijn bij hun omgeving. Het is hier niet de plaats om deze bevindingen kritisch tegen het licht te houden. Dat zou overigens resulteren in de aanbeveling dat meer onderzoek nodig is om de zorginhoudelijke waarde van kleinschalig wonen beter in beeld te krijgen en dat onderzoek is reeds gaande. Voor de ontwikkelingen op in de dementiezorg is dat uitblijven van eenduidige onderzoeksresultaten overigens geen enkele belemmering: die ontwikkelingen worden al volop voortgezet. Vooral de vormgeving van ‘kleinschaligheid’ binnen grotere zorgvoorzieningen is in dit opzicht een organisatorisch, zorginhoudelijk en ook financieel aantrekkelijk alternatief. Hierdoor kan de binnen de ‘traditionele’ verpleeghuiszorg opgebouwde multidisciplinaire (para)medische en psychosociale ondersteuning optimaal worden ingezet bij de zorg en het primaire proces. En
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
17
dat is hard nodig, want kleinschaligheid is geen panacee; het is vooral een (zorg)prothese en een therapeutisch model gericht op welbevinden. Niet minder dan dat, maar zeker ook niet meer. In dit verband is een kritische nuancering van de overwaardering van kleinschaligheid nadrukkelijk aangewezen. Die overwaardering wordt mede bepaald en gevoed vanuit de hiervoor al even aangeduide diepere betekenislagen van deze term. Een deel van het enthousiasme rondom ‘kleinschaligheid’, heeft zeker te maken met het feit dat deze notie zoiets als de menselijke maat vertolkt en geassocieerd wordt met een idee van samenleven in een overzichtelijke wereld. Wie even googled op ‘de menselijke maat’ vindt verwijzingen naar allerhande terreinen, variërend van ethiek en politiek tot architectuur en ruimtelijke ordening. Wat op al die domeinen als gemeenschappelijke beleving verwoord wordt is “de veronderstelde diepe behoefte van mensen om als persoon herkend te worden en gekend te zijn en een werkelijk gevoel van contact, van wederzijdse betrokkenheid te hebben met hun omgeving. Omgeving in de ruimste zin des woords: van andere mensen tot woning, natuur, organisatie en politiek.” (http://www.menselijkemaat.nl). In dit opzicht vertoont de ideologie van kleinschaligheid duidelijk verwantschap met de geestesgesteldheid van het antiglobalisme.
Ook in het op effect gerichte politieke debat wordt kleinschalige ouderenzorg met graagte tegenover het anonieme en vervreemdende instituut van het grootschalige verpleeghuis geplaatst, dat door Jan Marijnissen met electorale bijval gegispt is als een vorm van “intensieve menshouderij”. Dit soort retoriek draagt uiteraard niet bij aan een gewogen oordeelsvorming over de plaats van kleinschaligheid in het palet aan zorgvoorzieningen voor mensen met dementie en verwante aandoeningen. Daar komt nog iets anders bij. Kleinschalige zorg voor mensen met dementie benadrukt, zoals gezegd, de aansluiting bij de normaliteit van het gewone, alledaagse leven, idealiter zelfs het burgerschap van de persoon met dementie. Dat ‘gewoon doen’ draagt echter ook het risico in zich dat aan het oog, de aandacht en de zorg onttrokken wordt, dat mensen met dementie aan een ernstige en terminaal verlopende ziekte lijden. Te eenzijdige nadruk op huiselijkheid, het voeren van een gemeenschappelijke huishouding en ‘gewoon doen’ kan en mag niet verhelen dat deze ziekte ernstig ingrijpt op de persoonlijke identiteit en de intieme relaties van de betrokkene. Dementie is een proces van progressieve geestelijke achteruitgang dat geen enkel facet van het menselijke functioneren ongemoeid laat. Anders gezegd: de ‘bewoner’ is ook ‘patiënt’ en moet met zijn/haar systeem kunnen rekenen op adequate palliatieve zorg en geestelijke bijstand. Een eenzijdig accent op normaliteit en huiselijkheid draagt het gevaar in zich dat deze dimensies van de zorg voor mensen met dementie en hun naasten in het gedrang te komen. Maar misschien is dat wel een van de verborgen betekenissen van kleinschaligheid en vervult de prothese tevens een rol als geruststellende façade, waardoor de ontluistering kan worden toegedekt en aan het zicht onttrokken. Ter illustratie: beelden van kleinschalige woonvoorzieningen waar demente ouderen bezig zijn met 18
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
aardappelen schillen en boontjes doppen worden in de media regelmatig als prototype van goede (= genormaliseerde) zorg gecontrasteerd met beelden van uitgemergelde bedlegerige patiënten in het traditionele verpleeghuis. Dat het hier gaat om ‘stills’, om uitsneden uit de werkelijkheid van een progressieve aandoening die beide momentopnamen als fasen in het ziekteproces omvat, wordt in de mediapresentaties weggelaten. Zo wordt een illusie van repareerbaarheid en redresseerbaarheid gewekt, die inderdaad kalmerend werkt voor een samenleving, die zich liever afsluit voor onttakeling en menselijke neergang. TENSLOTTE Wat vinden mensen met dementie eigenlijk zelf van het concept van kleinschalige zorg? Of wat zouden zij ervan vinden als zij daarnaar gevraagd konden worden, want de groep ouderen die gebruik maakt van bedoelde voorzieningen is doorgaans al zover van de gewone, gedeelde wereld afgedwaald, dat zij over deze vraag niet gemakkelijk meer geraadpleegd kunnen worden. Vastgesteld moet worden dat naar het perspectief van de direct betrokkenen zelf eigenlijk nooit serieus onderzoek is gedaan. Het zijn vooral hun kinderen en de jongere generaties die zich sterk voorstander tonen van kleinschaligheid. Wel weten we uit neurologisch en neuropsychologisch onderzoek, dat dementie gepaard gaat met ingrijpende veranderingen in de waarneming en beleving van de omgevende werkelijkheid en met stoornissen in de bio-
ritmiek. Van het verlies van ruimtelijke (driedimensionale) waarneming wordt soms zelfs gebruik gemaakt om dwaalgedrag van mensen met dementie te beïnvloeden, bijvoorbeeld door markeringen op de vloer of wand aan te brengen die bij gnostisch gestoorde mensen imponeren als gesloten deuren of ontoegankelijke gangen. Schemerlicht – zo huiselijk in onze beleving – bevordert verwardheid en kan zeer wel bijdragen aan een gestoord dag-nacht ritme. Dit soort – uit de aard van de stoornissen voortvloeiende – verschillen tussen ‘onze’ wereld en de wereld van de dementie, relativeert de betekenis van kleinschalige huiselijkheid voor de belevingswerkelijkheid en het welbevinden van mensen met ernstige cognitieve stoornissen zoals die voorkomen in het kader van een ziekte als dementie. Het zou zelfs wel eens zo kunnen zijn, dat zij in een bepaald stadium van hun ziekte meer gebaat zijn bij helder licht, een scherp dag-nacht ritme en een ‘klinische’ omgeving met duidelijke ruimtelijke markers en contrasten, dan bij een kleinschalig huiselijke omgeving. SAMENVATTEND Kleinschaligheid – de menselijke maat in de zorg voor mensen met dementie – lijkt zonder meer een goede zaak. Maar wel met mate en in de juiste maatvoering, rekening houdend met de realiteiten van het ziektebeeld, de noden van naasten en de belevingswereld van de getroffenen zelf, die naarmate de ziekte vordert steeds verder verwijderd raakt van onze gedeelde alledaagse betekeniswereld.
* Cees M.P.M. Hertogh is hoogleraar geriatrische ethiek (ethiek van de zorg voor Kwetsbare ouderen)
bij de afdeling van Verpleeghuis Geneeskunde en het EMGO-Instituut van de Vrije Universiteit Medisch Centrum, Amsterdam. Hij doceert methodologie en ethiek van de zorg op de medische faculteit en de specialistische opleiding voor de ouderenzorg artsen (GERION). Hij is ook werkzaam als een ouderenzorg arts bij de Vivium Zorggroep, Naarderheem, Naarden.
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
19
MENSELIJKE ORGANISATIES OVER HET CONCRETISEREN VAN MENSELIJKE MAAT IN DE ZORGSECTOR Drs. W.A. van Oord – Jansen * INLEIDING In zijn bijdrage in dit boek geeft Robbert Huijsman een duidelijke schets van de schaalvergroting die in allerlei sectoren, niet in de laatste plaats in het publieke domein, heeft plaatsgevonden. Voor deze schaalvergroting zijn goede redenen aangedragen. Maar, zoals Huijsman terecht te berde brengt, sinds enkele jaren wordt duidelijk waar dit toe heeft geleid: grote organisaties met vele locaties en hiërarchische lagen, extra overhead, gebrek aan gezamenlijke koers en slagkracht, burgers voelen zich verweesd en professionals ervaren dat hun de professionele zuurstof wordt ontnomen. Kortom, deze groeiende moloch leidt tot vervreemding.1 In reactie hierop ontstaat een dringende roep om een andere insteek, om menselijke maat. Vooral in de zorgsector is de roep om meer menselijke maat populair. Een probleem daarbij is wel dat niemand precies weet wat menselijke maat is, wat het concreet betekent. Is menselijke maat een verpleeghuis van maximaal 75 plaatsen? Is menselijke maat een ziekenhuis met maximaal 200 medewerkers? Ontstaat menselijke maat door het werkgebied van een thuiszorgorganisatie te maximeren op 10.000 inwoners? We voelen gelijk aan dat het bij menselijke maat niet gaat om een getalsmatige norm. Ook in een relatief klein verpleeghuis kan de cliënt zich overgeleverd voelen aan een
R. Huijsman, Herkenbare zorg op menselijke maat, zie elders in dit boek.
gezichtsloos systeem dat op een of andere manier bepaalt wanneer hij opstaat en naar bed gaat, hoe hij zijn eigen slaapkamer inricht, dat hij zijn eigen vertrouwde dagelijkse routines moet opgeven. Ook een relatief kleine thuiszorgorganisatie kan elke dag een andere medewerker langsturen om de cliënt te helpen met aankleden. In deze bijdrage ga ik in op wat menselijke maat is en op de relatie tussen menselijke maat en organisatie-identiteit. Daarbij hoop ik een handvat te geven waarmee menselijke maat concreet wordt en te concretiseren is. MENSELIJKE MAAT IN DE ZORG Menselijke maat gaat dus in essentie over niet over schaalgrootte. Menselijke maat gaat over een diepe behoefte van mensen om als persoon herkend te worden en gekend te zijn, om een werkelijk gevoel van contact, om een betrokkenheid op hun (sociale of fysieke) omgeving. Om betrokken te kunnen functioneren moeten mensen – zowel cliënten als professionals - het gevoel hebben er toe te doen in een beïnvloedbare omgeving waaraan ze ook daadwerkelijk kunnen bijdragen.2 Menselijke maat gaat over betekenisvolheid: de betekenisvolle interactie tussen mens en medemens, en tussen mens en omgeving.
2
www.menselijkemaat.nl
20
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
We stuiten hier op de essentie van goede zorg: deze komt in interactie tussen mensen tot stand. In de ontmoeting, de herkenning, de erkenning, in de betrokkenheid tussen cliënt en zorgprofessional gebeurt het. De één kan niet zonder de ander. In dit betekenisvolle contact komt inhoud en kwaliteit van goede zorg tot stand. Dat gaat dus vele malen verder dan de instrumentele handelingen die in dit contact een plaats kunnen hebben (wassen, wondverzorging, etc.). Dat blijkt ook uit een recent onderzoek van de Volkskrant, waaruit bleek dat verpleeghuizen met gelukkige bewoners geen betere medische en verpleegtechnische zorg leveren dan instellingen waar de cliënttevredenheid laag is. Cliënttevredenheid – in de zorg één van de belangrijkste indicatoren van kwaliteit van zorg is nauwelijks afhankelijk van de goede technisch handelen van medici en verzorgers, maar eerder van bejegening, betrokkenheid, aandacht 1. Het probleem is nu dat voor deze aandachtige betrokkenheid – trouw, mededogen en zorgvuldigheid – steeds minder ruimte bestaat; het relationele karakter van de zorg verdwijnt naar de achtergrond. Organisaties worden afgerekend op het leveren van producten die tot op de minuut zijn gedefinieerd in specifieke handelingen. In lijn hiermee worden medewerkers aangestuurd op handelingen, niet op houdingen binnen de zorgrelatie. De ontmoeting tussen cliënt en professional wordt steeds meer geprotocolleerd en gestandaardiseerd 2 . Medewerkers en cliënten zijn overgeleverd aan voorschriften en procedures die voor de werking van anonieme systemen noodzakelijk zijn. Cliënten voelen zich een nummer, medewerkers voelen zich miskend in hun vak
1
Volkskrant, 19 december 2009. P. Meurs, Volkskrant 4 februari 2006; Zie ook A. Baart (2001) en J. Peters e.a. (2006). 2
en professionaliteit en raken gedemotiveerd. In zo’n setting, die voor cliënten en medewerkers niet meer te overzien is, ontstaat niet zelden een negatieve spiraal: ze raken vervreemd, trekken zich op zichzelf terug en gaan zich onthecht, onverschillig, egoïstisch en onachtzaam gedragen. Dat roept vervolgens weer regelgeving en sancties op, die vervolgens de oorzaak als het ware weer versterken 3. Het bureaucratisch apparaat wat in de loop der jaren zo is ontstaan, kost de organisatie en de samenleving ondertussen grote sommen geld, zonder dat blijkt dat de aandachtige zorgvuldigheid in de zorgrelatie toeneemt. De WRR waarschuwde al in 2004 dat in de publieke sector de nadruk teveel ligt op het controleren en afrekenen. Dat leidt tot verspilling, middelmatige prestaties en een verstikkende stapeling van toezicht en verantwoording. Bovendien leidt het af van waar het echt om zou moeten gaan: betrokken zorg en goede dienstverlening aan de burgers, cliënten en patiënten 4. De roep om menselijke maat in de zorg wil een einde maken aan deze anonimisering, de professionele vervreemding en de kwalitatieve middelmatigheid. Het is een roep om erkenning
3
Zie noot 2. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Bewijzen van goede dienstverlening, 2004. 4
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
21
van wat er voor de cliënt en de professional op het spel staat; een roep om een betekenisvolle betrokkenheid op de omgeving: collega’s, andere cliënten, het gebouw, de organisatie. Op organisatieniveau dringt de notie van menselijke maat zorgbestuurders tot de vraag: in hoeverre kunnen mensen, zowel cliënten als medewerkers, zich verhouden tot deze organisatie? Heeft deze organisatie een herkenbare eigenheid, heeft deze organisatie smoel, karakter? Kortom: heeft deze organisatie een identiteit? Kunnen cliënten en medewerkers op een bij onze identiteit passende wijze op elkaar betrokken zijn? Menselijke maat betekent niet à priori het tegenovergestelde van schaalvergroting. Veeleer is van belang de organisatie sterker te duiden en te personifiëren door het (her)ontdekken en te versterken van de eigen identiteit. ORGANISATIE-IDENTITEIT Wanneer we spreken over de identiteit van de zorgorganisatie, spreken we niet alleen over christelijke, antroposofische of humanistische zorgorganisaties. Iedere organisatie heeft een identiteit, elke organisatie is in zekere zin te identificeren. Sterker: elke organisatie wordt, eventueel tegen wil en dank, bewust of onbewust door omstanders geïdentificeerd, gepersonifieerd en geassocieerd met bepaalde bedoelingen en eigenheden. Identiteitneutraal organiseren is daarom een ‘contradictio in terminis’. Identiteit wordt wel omschreven als het geheel van betekenissen waardoor een object (zoals een organisatie) zich laat herkennen en waardoor het mensen in staat stelt het te omschrijven, het zich te herinneren en er mee om te gaan 1. Een omschrijving waaraan ik zou willen toevoegen dat
‘het geheel van betekenissen’ een samenhangend geheel zou moeten zijn en blijven door de tijd heen. Het begrip ‘identiteit’ komt namelijk voort uit het woord ‘idem’ – hetzelfde. Coherentie is een belangrijke voorwaarde voor een identiteit. Er moet samenhang zijn om een eenduidig en betekenisvol beeld te vormen, om herkenbaar te zijn. Niet alleen wat eenmalig wordt gedaan door een organisatielid, maar wat gezamenlijk en meer dan eens wordt gedaan – dat wat herhaaldelijk wordt uitgedragen – dat is identiteit.2 Identiteit van een zorgorganisatie wordt in mijn ogen bepaald door het bestendige en coherente antwoord op de vragen: waarom de organisatie bestaat (hoger doel); waar de organisatie voor staat (kernwaarden); waar de organisatie heengaat (ambitieus doel); waar de organisatie in uitblinkt (kerncompetenties). Deze vier componenten vormen als het ware een vierluik, waarvan de onderdelen op elkaar moeten aansluiten. Los van elkaar zijn de onderdelen minder krachtig en waardevol. De vier aspecten van organisatie-identiteit versterken elkaar en houden elkaar in balans. De uitdrukking van het hoger doel en de kernwaarden van de organisatie fungeert als stabiliserend en verbindend anker, terwijl de toekomstvisie en de daarbij ingezette kerncompetenties een dynamiserend en richtinggevend functie hebben. Deze beide kanten maken dat de identiteit niet alleen houvast geeft en mensen met elkaar verbindt, maar ook dat zij mensen in beweging brengt en in een bepaalde richting trekt 3.
2
G. Buijs e.a. (2003), pag. 92. Geïnspireerd op: H. van der Loo e.a. (2007), p. 37. Waar de auteurs spreken van Visie, gebruik ik het begrip Identiteit, aangezien deze term m.i. beter aansluit bij het noodzakelijke langetermijnperspectief. Daarnaast is Visie een vervuild begrip, zoals de auteurs zelf ook aangeven. 3
1
J. van Rekom, Meetmethoden van Corporate identity: http://www.moaweb.nl/bibliotheek/jaarboeken/1999/ jaarboek-1999-15.pdf/at_download/file.
22
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
IDENTITEIT EN MENSELIJKE MAAT Organisatie-identiteit is het kompas waar een organisatie op kan koersen, zodat de organisatie zich staande weet te houden in de hectiek van alle veranderingen in de gezondheidszorg. Het kompas geeft aan waar de organisatie staat en welke kant ze opgaat. Dat is niet afhankelijk van de heersende opinie, niet van het financieringsysteem dat het volgende kabinet optuigt, niet van de waan van de dag. Zonder dit kompas is het verleidelijk om zich te voegen naar de omstandigheden: hoe de wind staat en hoe de golven slaan, wat deze verzekeraar wil of wat populair is. Dat levert voor de korte termijn het minste gedoe op, maar leidt op de lange termijn tot vervreemding. In plaats van dat de organisatie vanuit een duidelijk bewustzijn van de eigen kern de regie in eigen handen neemt, is zij een speelbal geworden. Let wel: de organisatie zal verreweg de meeste tijd niet helemaal precies op de juiste koers liggen, maar dat is niet erg. Waar het om gaat, is dat ze voor ogen heeft van waar ze uiteindelijk uit wil komen, dat ze weet hoe de koers er in grote lijnen uitziet, en dat ze die keer op keer weer weet op te pikken 1.
niet-meetbare. De kernwaarden en de missie van de organisatie kunnen dan in beleidsstukken en op de website mooi spreken over ‘de cliënt centraal’, maar wat dan in de werkelijkheid telt is alleen wat te tellen en te meten is. Terwijl hetgeen dat in de zorg van betekenis is – trouw, zorgvuldigheid, mededogen - niet meetbaar is. Peters signaleert dat veel organisaties ondertussen uit twee werelden bestaan: één die de organisatie stuurt in termen van modellen en één die zich bezighoudt met de dagelijkse realiteit, zoals deze vorm krijgt in permanente interactie met de omgeving 2. Deze twee werelden verstaan elkaars taal nauwelijks meer, begrijpen elkaar niet meer, zijn nauwelijks nog betrokken op elkaar. Dan is een setting ontstaan zoals hiervoor geschetst, waarin cliënten en medewerkers geen zicht meer hebben op de hun omringende organisatorische setting en het idee kwijt raken onderdeel te zijn van dat grotere geheel, met vervreemding en onverschilligheid als gevolg.
Wanneer het een organisatie ontbreekt aan een richtinggevende identiteit worden andere, meer korte termijn drijfveren dominant. Veelal krijgen financieel parameters de rol van kompas. Natuurlijk zijn financiële parameters geen onzin, maar dat betekent niet dat zij alleen zinnig zijn. Jaap Peters wijst nadrukkelijk op de gevaren van het alleen maar sturen op basis van kwantificeerbare gegevens. Dat kan leiden tot het rationaliseren van wat van (financiële) betekenis is, en wegredeneren van het niet-meetbare. Organisatieleden worden dan aangesproken en afgerekend op het meetbare, niet meer op het
Met andere woorden: wanneer een zorgorganisatie niet koerst op haar hoger doel, haar ambities, kernwaarden en kerncompetenties, bestaat het gevaar dat een instrumenteelfinanciële benadering van de zorg de rol van kompas overneemt. Het gevolg is vervreemding, onverschilligheid en onbegrip binnen deze zorgorganisaties. Andersom: des te langer een organisatie helder en coherent spreekt over en handelt in overeenstemming met haar hoger doel, haar ambities, kernwaarden en kerncompetenties, des te meer kunnen mensen – medewerkers en cliënten – zich verhouden tot die organisatie: haar herkennen, daar betekenis aan ontlenen en betrokken kunnen zijn met deze (sociale en fysieke) omgeving. Hoe groot de organisatie dan ook is, er is sprake van menselijke maat.
1
2
S. Covey (2000), p. 49-50; P. Meurs e.a. (2005), p. 120.
J. Peters e.a. (2006), p. 20-23. ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
23
Ter afsluiting van deze paragraaf wil ik nog drie aspecten noemen die de relevantie van een heldere identiteit versterken. Ten eerste is identiteit inherent aan en wezenlijk onderdeel van het zorgproces. Ziek zijn roept identiteitsvragen op bij de cliënt: wie ben ik als ik niet presteren kan, wat is er van mij geworden, waarom ben ik er, wat is er over van mijn ambities, kan ik mij overgeven aan de zorg van een ander. Of bij langdurige residentiële zorg: past deze behuizing bij mij, herken ik mijn eigenheid in de mij omringende ruimte? Maar ook de professional neemt zijn eigen identiteit mee in de zorgrelatie: wat vind ik belangrijk, wat zijn mijn drijfveren, hoeveel ruimte geef ik aan de eigenheid van de aan mij toevertrouwde cliënt, hoe nabij wil ik komen, waar botst dat met mijn eigenheid? Een zorgorganisatie die expliciet communiceert over haar identiteit, nodigt daarmee anderen ook uit te reflecteren op hun eigen identiteit en daarover met elkaar in gesprek te gaan.
Ten tweede vloeit uit de organisatie-identiteit op natuurlijke wijze het onderscheidende karakter van de organisatie. Hiermee is het mogelijk zich duidelijk te positioneren en profileren t.o.v. andere zorgorganisaties. Zorgorganisaties zijn momenteel voor buitenstaanders nauwelijks van elkaar te onderscheiden; als gevolg van de vele fusies is de nodige diversiteit en eigenheid van organisaties steeds verder verwaterd. Een helder geëxpliceerde identiteit bevordert een gemotiveerde keuze van cliënten en financiers voor de organisatie. En dat zal relevant worden. De huidige “stille” generatie 75-plussers, groot geworden in de crisis- en oorlogsjaren, voegt zich over het algemeen nog naar de situatie waar ze zich voor gesteld zien en aanvaardt in dank dat “die lieve zuster zo haar best doet terwijl ze eigenlijk geen tijd voor me heeft”. In de komende decennia zullen zorgorganisaties rekening dienen te houden met de “protest” generatie en hun individualistische en sterk uitéénlopende voorkeuren. Eenheidsworst voldoet dan niet (meer). Hetzelfde geldt, ten derde, voor de profilering van de organisatie als aansprekende werkgever. Natuurlijk zal een uitgesproken identiteit ook potentiële collega’s doen besluiten een werkkring elders te zoeken, maar dezelfde uitgesprokenheid zal anderen juist aantrekken. Momenteel zien we de ontwikkeling dat verzorgenden en verpleegkundigen dermate weinig binding ervaren met een zorgorganisatie, dat ze zichzelf als ZZP-er verhuren aan de hoogste bieder. Daarnaast zijn velen die als zorgprofessional zijn opgeleid momenteel werkzaam in andere sectoren, omdat ze in de zorg niet langer de ruimte ervaren om aandachtig betrokken te zijn op cliënten, collega’s en de organisatie. Zoals iemand zei: “Er is geen tekort aan verzorgenden en verpleegkundigen, er is een tekort aan zorgorganisaties waar zij willen werken.” Een duurzame en samenhangende identiteit die 24
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
vertaald is in de inrichting van en werkwijze in de organisatie, waar professionals zich in herkennen en waar ze betekenis aan kunnen ontlenen, zal naar mijn stellige overtuiging aantrekkingskracht hebben op vele professionals. EXPLICITEREN VAN IDENTITEIT Nadenkend over het belang van een heldere identiteit komt de vraag naar voren hoe dit concreet handen en voeten kan krijgen. Laat ik beginnen met aangeven wat niet mijn bedoeling is. Identiteit zoals opgevat in deze bijdrage is niet van de een op de andere dag verkrijgbaar. Identiteit op- en uitbouwen is wat anders dan zich een Corporate Identity aan te laten meten door een marketingdeskundige of een Brandingstrategie te (laten) opstellen. Hoewel identiteit ook uiterlijke kenmerken heeft, gaat het niet over een nieuwe huisstijl en/of een nieuwe naam voor de organisatie. Identiteit gaat veel dieper dan dat. De notie van identiteit is deels existentieel van aard (waarom bestaan we), deels cultureel van aard (waar staan we voor; wat zijn onderliggende overtuigingen) en deels retrospectief van aard (welk patroon is te ontwaren in de keuzes die de organisatie in voorbije jaren maakte, in de daden de ze liet zien). Daarnaast is de organisatie-identiteit zoals bedoeld in deze bijdrage niet gekoppeld aan een Grote Leider, die het gezicht naar buiten toe is en ‘smoel’ geeft aan de organisatie. Collins en Porras hebben aangetoond dat succesvolle, want eigengereide, ondernemingen veelal worden geleid door managers die zelfs relatief onbekend zijn, omdat zij hun eigen status ondergeschikt maken aan die van de organisatie. Een organisatie-identiteit heeft dan ook een langere levensduur dan die van een topmanager 1.
1
J. Collins e.a. (2008), p. 46-49
Het ontdekken van de identiteit van de organisatie is een langdurig proces dat van tijd tot tijd herhaald moet worden. Het proces bestaat uit drie fasen: oriënteren, expliciteren en uitwerken 2. De eerste fase (oriënteren) wordt geprobeerd een samenhangend beeld te krijgen van de interne en externe realiteit van de organisatie door de tijd heen. Het gaat dan om vragen als: hoe heeft de buitenwereld zich ontwikkeld, en welke trends zijn te ontdekken voor de komende 10 jaar? Wat waren de drijfveren van de oprichters van deze organisatie? Wat zijn hier en nu onze drijfveren om bij deze organisatie betrokken te zijn? Wat mist de wereld als deze organisatie zou ophouden te bestaan? Wat maakt de organisatie attractief t.o.v. vergelijkbare organisaties? Wat zijn de belangrijkste successen en fouten van de afgelopen 10 jaar? Wanneer vonden we dat we het als organisatie goed respectievelijk slecht deden, en wat maakte dat dat goed respectievelijk slecht was? Welke activiteiten passen bij deze organisatie, welke niet? De uitkomst moet – naast veel gefragmenteerde informatie - een begrijpelijk, kloppend en aansprekend verhaal zijn over de externe omgeving en het interne functioneren van de organisatie in verleden, heden en toekomst. In de tweede fase (expliciteren) worden de resultaten van de oriëntatiefase verwerkt tot een expliciet standpunt over de identiteit van de organisatie. De veelheid aan informatie uit de oriëntatiefase wordt geordend in het samenhangende vierluik van de identiteit: hoger doel, ambitieus doel, kernwaarden en kerncompetenties. In diverse publicaties worden diverse handreikingen gedaan hoe deze vier aspecten van identiteit zodanig
2
H. van der Loo e.a. (2007), p. 189 - 284 ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
25
geëxpliciteerd kunnen worden dat deze herkenbaar, vertrouwd en prikkelend zijn en worden geadopteerd en uitgedragen door de organisatieleden.1 Ik laat dat hier verder rusten. In de derde fase (uitwerking) komt het aan op de heroverweging van de bestaande inrichting van de organisatie: is de wijze van organiseren nog passend bij de doelen die volgen uit de nieuw geëxpliciteerde identiteit? De wijze van organiseren is daarmee meer dan alleen de structuur. Het gaat ook om de strategie, leiderschap, systemen, medewerkers, huisvesting en cultuur, en de onderlinge samenhang van deze inrichtingsvariabelen.2 CONCRETISEREN VAN IDENTITEIT We zagen eerder dat de notie van menselijk maat inhaakt op de behoefte van de mens om zich betekenisvol te verhouden tot zijn sociale en fysieke omgeving. Twee inrichtingvariabelen geven in het bijzonder vorm aan die sociale en fysieke omgeving in de zorgsector: de huisvesting en de medewerkers. Huisvesting van zorginstellingen is een bijzondere inrichtingsvariabele, omdat huisvesting ingrijpt op diverse organisatie-aspecten. Zo kan een zorggebouw opgevat worden als een gestolde vorm van de structuur van de organisatie. Als het goed is, is het gebouw ontworpen en ingericht rondom de diverse werkprocessen, zoals die op elkaar afgestemd zijn in de organisatiestructuur. Daarnaast geeft een organisatie middels haar huisvesting uitdrukking aan de gemaakte
1
Zie bijvoorbeeld: H. van der Loo e.a. (2007), p. 217-239. R. Kor e.a. (2007), 27. Deze auteurs noemen 6 ontwerpvariabelen. Zelf heb ik daar, mijns inziens zonder hun theorie geweld aan te doen, huisvesting als ontwerpvariabele aan toegevoegd.
2
strategische keuzes van de organisatie: de spreiding en de specificaties van de huisvesting is (als het goed is) gebaseerd op de strategische keuzes over welke doelgroepen waar in het werkgebied op welke wijze (tegen welke prijs, met welk type medewerkers) worden bediend. Segmenteren in doelgroepen leidt veelal ook tot segmenteren in huisvesting. Ten derde kan huisvesting worden opgevat als “derde huid”, als uitdrukking van de identiteit van de organisatie (na de huid van de organisatieleden (eerste huid), hun kleding en daarop prijkende symbolen (tweede huid)). Ten vierde is voor de zorg in het bijzonder van belang dat de ruimte waarin mensen verkeren invloed heeft op hun welbevinden, zowel voor medewerkers als voor clienten. Vooral voor de langdurige residentiële zorg geldt dat de mate waarin de bewoner zichzelf – zijn persoonlijke esthetische voorkeuren, zijn eigen spulletjes en meubels – herkent in zijn nieuwe en laatste thuis van grote invloed is op hoe hij zich voelt. Maar ook in ziekenhuizen ontstaat de laatste jaren een groeiende belangstelling voor healing environment (zie ook de bijdrage van Planetree Nederland in dit boek). Tot slot is huisvesting voor veel zorgorganisaties de belangrijkste post op de balans. Niet zelden zit meer dan 70% van het vermogen van een organisatie in stenen. Daarnaast neemt huisvesting al gauw 10 tot 15% van de jaarlijkse kosten voor haar rekening. Uit bovenstaande blijkt dat er diverse afhankelijkheidsrelaties zijn te leggen vanuit de inrichtingsvariabele Huisvesting (zie figuur 1): tussen huisvesting en identiteit: Huisvestingbeslissingen die voortvloeien uit de ambities, de kerncompetenties en de kernwaarden. Omgekeerd is huisvesting het visitekaartje voor de organisatie en in die zin een uiting van de identiteit. 26
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
Huisvesting Bestaansreden Ambitie Kerncompetenties Kernwaarden
Vraag naar zorgdiensten
Financiële performance: vermogen / resultaat
Medewerkers: Kwaliteit Kwantiteit Figuur 1: Relatieschema Huisvesting
tussen huisvesting en medewerkers: huisvesting is mede bepalend voor werkplezier van medewerkers. Omgekeerd is de kwaliteit en de kwantiteit van de medewerkers bepalend voor de vormgeving van de huisvesting. tussen huisvesting en de vraag naar zorgdiensten: goede huisvesting op de juiste locatie met aansprekende uitstraling is een belangrijke drijver de vraag naar zorgdiensten. tussen huisvesting en de financiële performance: zoals reeds uitgewerkt is huisvesting van grote invloed op de vermogenspositie en het resultaat van de organisatie. En uiteindelijk is het voortbestaan van de organisatie afhankelijk van een enigszins gezonde financiële performance op de wat langere termijn. Ook voor de inrichtingsvariabele medewerkers zijn dergelijke afhankelijkheidsrelaties te benoemen: tussen medewerkers en identiteit: een zorgorganisatie met een coherente identiteit trekt voldoende medewerkers en kan gericht op kwaliteit en passende waarden ‘selecteren bij de poort’. Daarnaast zijn medewerkers als het ware de visitekaartjes van de organisatie richting de cliënten en hun verwanten, en dragen daarmee bij aan de herkenning van de organisatie in de buitenwereld.
tussen medewerkers en de vraag naar zorgdiensten: des te meer werkplezier medewerkers hebben, des te hoger is de kwaliteit van de zorg(relatie). Daaruit putten zorgprofessionals tegelijk ook weer nieuwe energie. Dit bevordert de vraag naar de aangeboden zorgdiensten van de organisatie. tussen medewerkers en financiële performance: het jaarlijkse budget van zorgorganisaties bestaat voor ca. 70% tot 90% uit personeelskosten. Minder ziekteverzuim, minder inzet van uitzendkrachten, minder verloop van personeel vertaalt zich direct in lagere kosten en dus een beter financieel resultaat. In figuur 2 is het geheel van de hierboven geschetste relaties visueel weergegeven, en aangevuld met drie versterkende relaties: tussen identiteit en vraag naar zorgdiensten: zoals hierboven is aangegeven, zal een coherente identiteit de organisatie onderscheiden van andere organisaties, met een verwachte toename van de vraag als gevolg. tussen vraag naar zorgdiensten en financiële performance : des te meer vraag, des te betere financiële performance. tussen performance en huisvesting/identiteit/ medewerkers: des te beter de financiële performance, des te meer ruimte heeft ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
27
Huisvesting Bestaansreden Ambitie Kerncompetenties Kernwaarden
Vraag naar zorgdiensten
Financiële performance: vermogen / resultaat
Medewerkers: Kwaliteit Kwantiteit Figuur 2: Relatieschema Identiteit en Performance
de organisatie om verder te investeren in huisvesting/identiteit/medewerkers. Zo ontstaat een cirkel van relaties die, in bovenstaande bewoordingen, elkaar kunnen versterken en zo een opwaartse spiraal kunnen vormen. Echter, die versterking kan ook negatief uitvallen. Twee voorbeelden: Slechte huisvesting heeft een negatief effect op de vraag, ondermijnt het werkplezier van medewerkers en heeft geen aansluiting met de kernwaarden van de organisatie en sluit niet aan bij de ambitie. Bij elkaar ontstaat een negatief krachtenveld met een neerwaartse druk op de financiële performance. Te weinig of onvoldoende op goede zorg toegeruste medewerkers resulteert in een gebrek aan tijd om aandacht te hebben voor wat er voor de cliënt op het spel staat, wat op termijn kan leiden tot een terugval van de vraag. Als gevolg hiervan ontstaat leegstand in de huisvesting, waardoor er geen financiële ruimte is voor het jaarlijkse onderhoud, waardoor de huisvesting functioneel sneller verouderd dan gepland. Op deze wijze ontstaat een neerwaartse spiraal die uiteindelijk het voortbestaan van de organisatie bedreigt.
Figuur 2 is van links naar rechts georiënteerd. Dat is niet helemaal toevallig, omdat ik van mening ben dat elke keuze van en alle daden binnen de organisatie uiteindelijk gebaseerd zouden moeten zijn op haar bestaansreden, haar ambitie, haar kernwaarden en op het ontplooien van haar kerncompetenties. Ik vraag me af of niet veel zorgorganisaties de andere kant op redeneren. Bijvoorbeeld wanneer een organisatie geconfronteerd wordt met lagere budgetten, en vanwege een financieel georiënteerd kompas geen andere optie ziet dan het verlagen van de kosten. Twee belangrijkste posten waarop dan kan worden ingegrepen zijn de huisvestingkosten en personeelkosten. Het relatieschema volgend, ontstaat dan het dilemma hoeveel de organisatie kan bezuinigen op huisvesting en/of personeel zonder dat de vraag naar zorg uitvalt. Op geleide van de financiële kengetallen worden dan keuzes gemaakt vanuit een goed bedoeld opportunisme. Dat gaat wellicht een tijdje goed, maar op een gegeven moment ontstaat de negatieve spiraal, waarbij medewerkers geen kwaliteit meer leveren, de huisvesting niet meer past en de inkomsten teruglopen. Kan het zijn dat organisaties in deze schijnbaar uitzichtloze situatie soms kiezen voor schaalvergroting, voor een fusie, met o.a. als gevolg een nog grotere verwatering van de identiteit? Kan het zijn dat er dan twee werelden ontstaan binnen de organisatie die elkaars taal 28
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
niet meer spreken, kan het zijn dat medewerkers vervreemd raken van hun vak, zich niet langer betekenisvol kunnen verhouden met de organisatie en zich hullen in een beschermende onverschilligheid of de zorg de rug toekeren? SLOTBESCHOUWING Het is te simplistisch om te stellen dat koersen op de financiële performance automatisch leidt tot een negatieve spiraal en koersen op een coherente identiteit automatisch leidt tot een opwaartse spiraal. Maar juist vanwege de complexiteit van de in elkaar grijpende afhankelijkheidsrelaties tussen organisatie-elementen is mijn pleidooi om te sturen aan de hand van het kompas van een coherente identiteit. Vanzelfsprekend zal ook dan de organisatie geconfronteerd worden met vervelende omstandigheden zoals
lagere budgetten. Maar met behulp van het kompas kan in deze nieuwe omstandigheid een nieuwe koers uitgezet worden naar nog steeds datzelfde einddoel. Uitgaande van een hoger doel en kernwaarden, koersend op existentiële, culturele en retrospectieve principes en zich richtend op een krachtige ambitie vanuit een heilige geloof in eigen kerncompetenties, is de kans vele malen groter dat een organisatie meer energie en creativiteit genereert om een nieuwe koers te bepalen dan wanneer zuiver financiële kerngetallen leidend zijn. Koersend op een coherente identiteit verkleint de kans op anonimiteit en vervreemding; het vergroot de kans dat mensen zich betekenisvol kunnen verhouden tot hun sociale en fysieke omgeving, tot de organisatie waar ze (tijdelijk) onderdeel van zijn. Het bevordert de menselijke maat.
* Wouter van Oord - Jansen verdiepte zich tijdens zijn studie Geschiedenis in de ontwikkeling
van zorgorganisaties. Na zijn studie bekleedde hij beleids- en managementfuncties bij een patiëntenorganisatie, een zorgkantoor en een ouderenzorgorganisatie. Tussen 2006 en 2009 heeft hij als adviseur zorgorganisaties ondersteund met het opstellen en realiseren van strategische huisvestingsplannen. Sinds november 2009 is Wouter organisatieadviseur bij Collegamento, adviseurs in het publieke domein.
GEBRUIKTE LITERATUUR • Andries Baart, Een theorie van presentie, 2001, Den Haag. • Wim van Dinten, Met gevoel voor realiteit, 2006, Delft • Pauline Meurs en Tom van der Grinten (red.), Gemengd besturen. Besturingsvraagstukken en trends in de gezondheidszorg, 2005, Den Haag. • Pauline Meurs, Hoe kunnen we de kwaliteit van de publieke dienstverlening verbeteren?, Volkskrant 4 februari 2006. • Rudy Kor, Gert Wijnen en Mathieu Weggeman, Meesterlijk organiseren. Handreikingen voor ondernemende managers, 2007, Deventer.
• James C. Collins en Jerry I. Porras, Gebouwd voor de toekomst. Hoe bedrijven met visie succesvol ondernemen, 3e druk, 2008, Zaltbommel. • Hans van der Loo, & Jeroen Geelhoed & Salem Samhoud, Kus de visie wakker. Organisaties energiek en effectief maken, 3e oplage 2008, Den Haag. • Govert Buijs e.a., Wat je zegt ben je zelf. Identiteit en christelijke organisaties, 2003, Zwolle . • Stephen R. Covey e.a., Prioriteiten. Effectieve keuzes in leven en werk, 2000, Amsterdam/Antwerpen. • Jaap Peters en Judith Pouw, Intensieve Menshouderij. Hoe kwaliteit oplost in rationaliteit, 3e druk 2006, Schiedam. ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
29
DE MENSELIJKE MAAT Column Christina Woudhuizen * ‘De menselijke maat weer terug in de zorg’. Dat is wat we willen, maar wat zeggen we er nu eigenlijk mee? Wanneer is de zorg dan menselijk, wat is de maat, wie neemt de maat en wat is ervoor nodig om die menselijke maat terug te krijgen? Hans Adriaansens biedt houvast bij deze vragen. In zijn lezing ‘De veranderende context van sociaal verkeer 1’ noemt hij drie richtinggevende organisatieprincipes. Het eerste principe noemt Adriaansen ‘Klein binnen groot’. Als toelichting daarop zegt hij dat hedendaagse burgers het ‘verschil willen maken’. Ze willen ‘ertoe doen’, niet als groep of als categorie, maar als persoon. Schaalvergroting heeft de afstand tussen de bestuurders en zorguitvoerenden zodanig vergroot dat de bestuurder vaak niet meer op zijn netvlies heeft waar het werkelijk om draait in de zorg. De directe cliëntenzorg wordt veelal geboden door helpenden en verzorgenden, de achterban van beroepsvereniging Sting. Niet voor niets nemen buurtzorgteams een grote vlucht. Medewerkers ervaren zich op die kleinere schaal, waarop de zorg geboden wordt, gezien en vertrouwd als professionals. Ze kunnen weer volop bezig zijn met het vak waarvoor zij gekozen hebben. De zorg staat voor de uitdaging een aantrekkelijke werkgever te blijven voor de huidige en - ook erg belangrijk - toekomstige arbeidskrachten. Dat kan alleen als verzorgenden en helpenden ervaren dat zij er voor de bestuurder ‘toe doen’ en van hun organisatie de ruimte krijgen om het verschil te maken voor hun cliënten.
‘ZE KUNNEN WEER VOLOP BEZIG ZIJN MET HET VAK’ Het tweede principe van Adriaansens luidt ‘ruimte binnen kaders’. Op te vatten als: geef binnen de kaders van de organisatiemissie maximale ruimte voor creativiteit en herkenbaarheid van degenen die in die organisatie werkzaam zijn. Voor verzorgenden is het vaak een zoektocht naar wat de bestuurder wil. De omslag van zorg naar welzijn en de invoering van zorgleefplannen worden terecht gepresenteerd als uitingen van een nieuwe visie. In de praktijk blijkt echter dat die visie te vaak de vorm krijgt van een administratieve, papieren exercitie. Invoering van het zorgleefplan blijkt dan neer te komen op het invullen van een nieuw formulier. Ook het welzijnsaspect binnen de zorg wordt in te abstracte termen
1 De veranderende context van sociaal verkeer, 2009, lezing Hans Adriaansens 30
geformuleerd. Betreft dat dagbesteding en activiteitenbegeleiding of wordt gedoeld op een bredere kijk op welzijn, die de identiteit van de zorgvrager en - na een opname in bijvoorbeeld een verzorgingshuis - de continuïteit in diens leven als uitgangspunten kiest?
‘DIE VISIE KRIJGT TE VAAK DE VORM VAN EEN ADMINISTRATIEVE, PAPIEREN EXERCITIE’ Wie A zegt moet ook B zeggen. Bestuurders zullen een heldere visie en missie moeten formuleren die concreet genoeg is om houvast te bieden en kaders te geven. De stap die daar op volgt, is echter ook van belang. Die stap bestaat uit het bieden van ondersteuning die het mogelijk maakt om werkelijk aan te sluiten op uitgangspunten die ‘onder’ de visie en missie liggen. Die ondersteuning kan bestaan uit het bieden van reflectiemogelijkheden en ruimte voor dialoog. Het derde principe gaf Adriaansens de doopnaam ‘cultuur van verschil’. Dat wil zeggen: een zodanig hoofdlijnenkader waardoor diversiteit en verschil als zegen in plaats van als bezwaar worden gezien. Zowel verzorgenden/helpenden als cliënten hebben diverse (culturele) achtergronden, een eigen levensverhaal, voorkeuren en gewoontes. Iedereen is anders, mooi toch! Aandacht voor verschillen en het welkom heten daarvan is een belangrijk bestanddeel van de ‘menselijke maat’. Oog voor de verschillende bijdragen van betrokkenen kan een grote bijdrage leveren aan de kwaliteit van het leven of zoals Hetti Willemse en Tineke Klinkenberg het zo mooi stellen: “Leven aan de dagen toevoegen” in plaats van “dagen aan het leven”1. Iedere cliënt heeft zijn eigen levensverhaal en wensen. Die zijn leidend in de wijze waarop de zorg aangeboden wordt en in wie daarbij betrokken wordt. Dat kan door ‘gewoon’ vraaggericht te werken. Maak gebruik van andere culturele achtergronden om te beseffen dat taal, tijdsbeleving hun invloed hebben op de dialoog en het contact.
* Christina Woudhuizen is sinds 2008 directeur van Sting, Landelijke Beroepsvereniging verzorging.
1 Praktijkgids ‘Thuis Voelen’, gids voor naasten en verpleeghuizen als bondgenoten in waardige zorg, 2009, Tineke van den Klinkenberg en Hetti Willemse, www. vereniginghetzonnehuis.nl .
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
31
INTERVIEW: JOS DE BLOK - Buurtzorg ACHTERGROND Jos de Blok is directeur van Buurtzorg Nederland. Hij is sinds begin jaren tachtig werkzaam in de branche. Hij heeft tien jaar gewerkt als verpleegkundige in diverse werkvelden en vervulde vervolgens tien jaar verschillende functies in het hoger management van zorgorganisaties, de laatste drie jaar als directeur Innovaties/(para)medische diensten. Vanaf 2000 tot 2003 heeft hij een actieve rol gespeeld in de Landelijke Vereniging voor Wijkverpleegkundigen (LVW). In 2007 is hij met Buurtzorg gestart. WAT IS BUURTZORG? Buurtzorg is een thuiszorgformule waarbij zo direct mogelijk oplossingen voor problemen van mensen worden gezocht. Er zijn in 2 jaar tijd zo’n 170 Buurtzorgteams ingezet in Nederland, circa de helft in de grote steden en de helft op het platteland. Deze teams zijn in dienst van de Buurtzorgorganisatie. Het aantal teams neemt nog steeds toe, met zo’n 6-10 locaties per maand. ONDERSCHEIDEND De kracht van de Buurtzorgformule is dat het anders georganiseerd is dan de traditionele thuiszorg. De organisatie wordt klein gemaakt en zelfsturende teams (van maximaal 12 goed opgeleide generalisten) krijgen veel meer eigen verantwoordelijkheid. Ze kijken waarmee een cliënt geholpen kan worden. Een holistische aanpak, waarbij ook de omgeving (buurt, familie, mantelzorgers en andere hulpverleners) wordt betrokken. Men is niet uit op het leveren van zoveel mogelijk uren, maar op de beste oplossing, zodat een cliënt zo snel mogelijk weer onafhankelijk wordt en de teams zich kunnen terugtrekken. De teams zorgen voor continuïteit in dienstverlening en voorkomen daarmee dat voor elk zorgonderdeel een andere zorgverlener bij mensen thuis komt. FINANCIEEL VOORDEEL Door de Buurtzorgaanpak blijven cliënten korter in zorg en hebben ze ook minder hulp nodig in de zorgperiode. Bovendien is er door de zelfstandigheid en continuïteit van de teams een veel lagere overhead. Een verhouding overhead - directe kosten van 7% in plaats van een gemiddelde van 25%. Dat compenseert ruimschoots de hogere salariskosten voor de goed opgeleide generalisten. Onderzoeken laten zien dat het 2 miljard euro per jaar zou schelen als heel Nederland zo zou werken. Buurtzorg wordt overigens, net als andere thuiszorgorganisaties, uit de AWBZ gefinancierd.
‘ONDERZOEKEN LATEN ZIEN DAT HET 2 MILJARD EURO PER JAAR ZOU SCHELEN ALS HEEL NEDERLAND ZO ZOU WERKEN’
32
INVLOED VAN ICT Bij Buurtzorg worden urenverantwoording, cliëntgegevens, roosters et cetera via internet digitaal bijgehouden. Dat scheelt veel administratie en bovendien komen de medewerkers zo ook eenvoudig met elkaar in contact op het Buurtzorgplein, waar kennis en ervaring kan worden uitgewisseld. Een bewuste opzet. Jos de Blok wil zo min mogelijk processen organiseren, maar mensen vertrouwd maken met de techniek en zelf de mogelijkheden laten ontdekken. Medewerkers ontdekken zo zelf bruikbare, praktische toepassingen en ontwikkelen deze verder. Zo is in Amsterdam een toepassing ontwikkeld waarbij trombose prikken vanuit huis gebeurd en cliënten niet meer naar hun arts hoeven. Onder begeleiding van het Buurtzorgteam, dat daar toch aan huis komt. Zo hoeven familieleden geen vrij meer te nemen om (overdag) mee te gaan naar het ziekenhuis en hoeft men daar ook niet meer geïrriteerd te wachten. Minder kosten, grotere tevredenheid, minder beslag op de kostbare tijd van de arts. HUISVESTING Uitgangspunt is om mensen zo lang mogelijk in hun eigen omgeving (huis en buurt), zo zelfstandig mogelijk te laten leven. Dat betekent vaak goed vooruitkijken om mogelijke belemmeringen op tijd te kunnen wegnemen. Mensen behouden zo hun zelfvertrouwen en worden minder afhankelijk van zorg. Medewerkers die de buurt en de cultuur goed kennen, kunnen zaken organiseren, bijvoorbeeld met de woningbouwvereniging, vrijwilligers of maaltijdvoorziening, om daarna zelf terug te treden. Jos de Blok pleit voor meer financiële ruimte om aanpassingen thuis te doen. In Zweden is dit bijvoorbeeld veel beter geregeld. Dat verdient zich snel weer terug. Ook zou er meer diversiteit in woonvormen moeten komen, waarbij buurtgerichtheid een grotere rol speelt dan de huidige oriëntatie op ziektebeelden.
‘DE KUNST IS EXPERIMENTEN TE LATEN ONTSTAAN, NIET VANUIT DE INSTELLING, MAAR VANUIT DE MENSEN EN DE BUURT’ TOEKOMST Buurtzorg heeft volop toekomst. De effectiviteit van buurtzorg voor verschillende doelgroepen wordt onderzocht. Er wordt met een aantal hogescholen gedacht over een ‘Buurtzorgacademie’, waarin meer aandacht is voor opleiding in de gehele breedte van de zorg en verdere ontwikkeling van onder andere zorg en domotica. De wijkverpleging zou weer meer status moeten krijgen. Stedenbouwers en architecten zouden met een andere blik hun wijken moeten bouwen. En de politiek zou meer lef moeten hebben om echt iets te veranderen in de zorg met menselijke maat. Nu staat het bol van versplinterde ideeën waar veel mensen last van hebben.
Voor meer informatie, kijk op www.buurtzorgnederland.com
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
33
GROOT EN KLEIN IN LIJN - STRATEGIE EN BEDRIJFSVOERING VAN KLEINSCHALIGE ZORG IN GROOTSCHALIGE SETTINGS Olaf van der Heide * Frank Kodden * INLEIDING Wie niet meer in staat is om zelfstandig aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen en thuis te blijven wonen, heeft de keuze uit een groot aanbod aan wonen, welzijn en zorg. De variant kleinschalig wonen verheugt zich in een toenemende publieke en politieke belangstelling, met name in de sector verpleging en verzorging, waar het nog een relatief nieuw concept is. Kleinschalig wonen wordt gezien als een goede ontwikkeling en zou volgens velen zelfs de norm moeten zijn, in ieder geval als het gaat om dementerende ouderen. Ook omwille van vermaatschappelijking, integratie en genormaliseerd wonen – belangrijke thema’s in de (chronische) zorg – wordt vaak gekozen voor een kleinschalige setting. Politiek, overheidsinstanties, maatschappelijke belangenorganisaties, zorgaanbieders en zorgafnemers onderschrijven het streven naar kleinschaligheid van harte.
VAN GROOT NAAR KLEIN, EEN TOELICHTING Veel verpleeghuizen zijn ontstaan in de jaren zeventig. De verpleeghuizen uit die tijd waren in bouwkundig opzicht vormgegeven als ziekenhuizen: afdelingen met dertig bedden met meerbedslaapkamers, twee of drie huiskamers voor dagverblijf van tien à vijftien bewoners, centraal gepositioneerd sanitair voor gemeenschappelijk gebruik en veel centrale voorzieningen. Het zorgmodel was sterk medisch georiënteerd. Grootschaligheid was de norm. Het resultaat was een grote eenvormigheid in gebouwen. Een gevleugelde uitdrukking uit die tijd was: “Als je één Nederlands verpleeghuis hebt gezien, heb je ze allemaal gezien”. Het bouwkundig concept werd wel enigszins aangepast aan een steeds groter wordende doelgroep: de ouderen met dementie.
Grootschalig regisseren, kleinschalig organiseren Hoewel kleinschalige zorg in de praktijk in diverse gebouwde varianten wordt gerealiseerd, focust dit hoofdstuk zich op de organisatie van kleinschalige zorg onder de regie van een grootschalige verpleeghuisorganisatie. De inhoud is gebaseerd op een onderzoek naar strategie en bedrijfsvoering van kleinschalige zorg in grootschalige settings door Olaf van der Heide en Frank Kodden. Het onderzoek vormde de afronding van de studie Master of Health Business Administration aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Wonen en welzijn belangrijker Volgend op de ontwikkelingen in de psychiatrie en de verstandelijk gehandicaptensector werden in de jaren tachtig steeds meer vraagtekens geplaatst bij het medisch model. Niet langer werd de behandelfunctie, maar de woon- en welzijnsfunctie als tweede centrale functie gezien naast de Algemene Dagelijkse Levensbehoeften (ADL). Ook de grootschaligheidnorm werd ter discussie gesteld. Spreiding werd een thema, waarbij de toegestane minimale schaalgrootte onderwerp van discussie was. Een soortgelijke verschuiving deed zich voor bij de minimumnorm voor verpleegunits in 34
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
verzorgingshuizen. De overige uitgangspunten voor de klassieke verpleeghuisbouw werden overigens niet fundamenteel ter discussie gesteld: qua vormgeving waren het nog steeds klassieke verpleeghuisafdelingen - waarbij overigens op basis van de privacydiscussie uiteindelijk uitsluitend eenpersoonsslaapkamers de norm werden. Dit veranderde bij de opening van de eerste ‘echte’ kleinschalige voorzieningen, waarvan de eerste in 1986 in gebruik genomen werd: de Mussengang in Groningen. Vanuit de politiek en vanuit de sector zelf is de gang naar kleinschaligheid de afgelopen jaren versterkt in gang gezet, maar pas de afgelopen vijf jaar heeft de ontwikkeling naar het kleinschalig wonen voor mensen met dementie een grote vlucht genomen. Hoewel steeds meer zorgaanbieders overtuigd zijn van de kwaliteiten van kleinschalige woonvormen voor mensen met dementie, groeit het kleinschalig wonen niet ten opzichte van de groei van de traditionele verpleeghuiszorg voor mensen met dementie. Kleinschalige zorg wordt veelal georganiseerd vanuit verpleeghuizen en verzorgingshuizen, maar er bestaan ook private initiatieven, die gefinancierd worden vanuit het Persoonsgebonden Budget. Warme zorg In Nederland is het concept van kleinschaligheid in wonen en zorgverlening ontstaan vanuit de belevingsgerichte benadering van de warme zorg. Het is ontstaan uit onvrede met bestaande voorzieningen en patronen en vormt voor een belangrijk deel een reactie op het traditionele aanbod waarin het medische model domineert. Kleinschaligheid legt het accent veel meer op de kwaliteit van leven. Kleinschaligheid is ook een reactie op het sterk gereguleerde aanbodmodel in de zorg zoals
wij dat in Nederland kennen. Tegenover dit aanbodmodel heeft kleinschalig wonen meer oog voor de zorgvrager. Een belangrijk onderdeel van de kleinschaligheid is vraaggerichtheid. Niet alleen met betrekking tot de woonomgeving - eigen meubels - maar ook met betrekking tot de zorgverlening: opstaan, naar bed gaan en naar het toilet gaan wanneer de bewoner dat zelf wil, zelf invulling geven aan de dag. Kenmerkend voor een belevingsgerichte benadering is de bereidheid aansluiting te zoeken bij de beleving van de individuele dementerende. Hierin wordt benadrukt dat mensen met dementie heel gevoelig zijn voor invloeden uit hun omgeving. Kleinschaligheid in de zorg voor mensen met dementie vergroot de overzichtelijkheid, bevordert de rust en maakt dat zorg op maat geboden kan worden. Een laatste invalshoek met betrekking tot de ontstaansgeschiedenis van kleinschaligheid betreft het kijken naar en het volgen van beproefde voorbeelden buiten de eigen sector (kleinschaligheid voor mensen met een verstandelijke handicap) en buiten de eigen landsgrenzen. Vooral de voorbeelden uit de Scandinavische landen (Denemarken en Zweden) hebben voor pleitbezorgers van kleinschaligheid in Nederland gediend als belangrijke inspiratiebron. Kleinschaligheid moet overigens op zich zijn. Het is hooguit een middel om de kwaliteit van leven te verbeteren. Verder lijkt het er op dat kleinschalig wonen lang niet voor alle (dementerende) ouderen geschikt is. Niet alleen omdat er sprake kan zijn van sterk afwijkend en storend gedrag, maar ook omdat de individuele voorkeur van bewoners kan uitgaan naar een meer ‘traditionele setting’: een woonvorm in de onmiddellijke nabijheid of onder het dak van een grotere instelling. Hier verwachten mensen veiligheid, voorzieningen en sociale contacten te vinden. ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
35
VARIANTEN KLEINSCHALIG WONEN Voor kleinschalig wonen bestaan verschillende bouwkundige mogelijkheden, afhankelijk van de plaatselijke situatie. Idealiter bestaat een kleinschalige voorziening voor mensen met dementie uit een cluster van vier tot zes woningen die onderling gemakkelijk toegankelijk zijn (voorkeur voor groepsgrootte van zes bewoners per woning). In grote lijnen zijn drie typen kleinschalige woningen te onderscheiden: Begeleid wonen Deze woonprojecten, meestal tussen de zes en twaalf bewoners, zijn bedoeld voor ouderen met beginnende dementie en zonder familie in de buurt die op hen kan letten. Vervanging verpleeghuis Meestal tellen deze woonprojecten in één gebouw twee tot zes woningen met elk zes bewoners. De bewoners hoeven idealiter niet meer te verhuizen naar het verpleeghuis, maar dit hangt af van de visie van het huis en de complexiteit van de zorgvraag.
aan te bieden. Door de grootschalige setting kunnen functies als ontspannen, winkelen en deelnemen aan verenigingsleven worden gebundeld in een centrale voorziening in een woongebouw. Hier ontstaat de mogelijkheid om zorggerelateerde-, wijkcentrum- en commerciële functies te combineren tot een levendig geheel. Deze functies opereren niet volledig onafhankelijk van elkaar, maar kunnen elkaar versterken en het onderlinge draagvlak vergroten. In feite kan men zo de samenleving naar binnen halen en voor de omgeving een wijkcentrum realiseren waar wat te beleven valt. De gedachte achter de grootschalige setting is dat door het naar binnen halen van de samenleving ook deelname aan de samenleving voor kwetsbare groepen mogelijk is. STRATEGISCH ONDERNEMERSCHAP Door de omvorming van een stelsel van centrale aanbodsturing naar een systeem van gereguleerde marktwerking worden zorgorganisaties voor een aantal strategische keuzes geplaatst die bepalend zijn voor hun voortbestaan. Bestuurders die vroeger alleen op de winkel hoefden te passen, moeten zich nu vooral als ondernemer gaan gedragen. Strategisch ondernemerschap is vereist om tegemoet te komen aan de trend van individualisering van wonen en zorg. Het is een strategische keuze om te kiezen voor het concept van KZGS, omdat dit inspeelt op de hiervoor bedoelde trend.
Kleinschalig wonen in een verpleeghuis Deze variant kleinschalige ‘aparte’ woningen is te vinden binnen de muren van een traditioneel verpleeg- of verzorgingshuis en wordt hier aangeduid als de variant Kleinschalige Zorg in Grootschalige Setting (KZGS). Deze manier van wonen biedt de mogelijkheid om voor verschillende doelgroepen verschillende diensten 36
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
Geen kopieerslag Na de strategische analyse en strategische keuzes komt het op actie aan. De omschakeling van grootschalige naar kleinschalige zorg vereist veranderingen in de organisatie in zowel in de organisatiestructuur als de organisatiecultuur. Het is van belang dat zorgaanbieders die van plan zijn over te schakelen naar KZGS zich gedegen voorbereiden. Voor het daadwerkelijk verwezenlijken van dit concept is het niet voldoende om best practices te bezoeken, enthousiast te raken en vervolgens zonder het proces van strategische analyse, keuzes en implementatie goed te doorlopen te starten met de invoering. Bij best practices is veel moeilijk grijpbare kennis door ervaring aanwezig. Het kopiëren van goede voorbeelden lijkt tot gevolg te hebben dat de vorm weliswaar wordt overgenomen, maar de inhoud niet. Kleinschaligheid wordt dan een doel en niet een middel om tot een herkenbare, huiselijke en op de bewoner afgestemde woon- en leefomgeving te komen. Onderzoek toont aan dat een constructieve cultuur een voorwaarde is om de omschakeling naar KZGS te realiseren, evenals een doorleefde visie van kleinschaligheid.
Verandermanagement Raad van bestuur en managementteam moeten samen de noodzaak van de te verwezenlijken veranderingen vaststellen en hieraan betekenis geven in de organisatie. Dit is zinvol om mogelijke weerstanden te kunnen overwinnen. Lijnmanagers, sleutelfunctionarissen en andere cultuurdragers in de organisatie spelen een cruciale rol bij een veranderproces. Zij moeten naast deskundigheid beschikken over voldoende draagvlak bij de achterban. De projectleiding vormt een team dat beschikt over macht, deskundigheid, geloofwaardigheid, leiderschap en beschikt over een goede vertrouwensband. Zij nemen de ontwikkeling van de visie en strategie ter hand. Ontwikkeling van een gezamenlijke visie en strategie op het veranderprogramma is van belang, evenals het formuleren van concrete en haalbare doelen. De visie geeft sturing en richting aan het veranderproces en draagt bij aan een duidelijke focus. De projectleiding moet aandacht besteden aan de volgorde van de te nemen maatregelen en de tijdspanne waarin de maatregelen genomen moeten worden. Het is van belang in het veranderproces een helder onderscheid te maken tussen het inhoudelijke veranderproces (de omschakeling naar KZGS) en de re-allocatie van middelen (vermindering van budget in de ondersteunende diensten en meer budget voor het primaire proces in de woningen). ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
37
Nadat het urgentiebesef bij het topmanagement aanwezig is, moet aandacht worden gegeven aan dit besef in de organisatie als geheel - met name bij het middenkader. Eerst moeten er duidelijke doelen zijn gesteld. Op basis hiervan worden interactieve workshops georganiseerd voor het middenkader en sleutelfiguren. Hetgeen door de projectleiding (als leidende collega) is uitgewerkt, moet worden uitgedragen aan het middenkader en sleutelfiguren. Zij zijn tenslotte degenen die de medewerkers zullen aansturen om de veranderingen in de praktijk te brengen. Het is van belang om de activiteiten van het veranderprogramma te koppelen aan successen die op korte termijn haalbaar zijn, de ‘quick wins’. In feite is het nastreven van korte termijn successen het verzilverplan bij uitstek voor het veranderpogramma dat een langere doorlooptijd kent. De ingezette veranderingen zullen alleen beklijven als succes wordt geboekt met de nieuwe aanpak. Dit zal alleen het geval zijn als er voldoende ruimte voor de professional overblijft om met liefde voor het vak cliënten te ondersteunen.
VAN STRATEGISCHE ANALYSE TOT STRATEGISCHE IMPLEMENTATIE Waarom komt de invoering van het concept van kleinschalig georganiseerde zorg op de strategische agenda van een organisatie? Er zijn vele antwoorden te bedenken: omdat het traditionele concept van verpleeghuiszorg geen bestaansrecht meer heeft; omdat het traditionele concept van verpleeghuiszorg niet (langer) aansluit bij de ambities en verwachtingen van de omgeving; omdat er sprake is van functioneel verouderde gebouwen; omdat marktwerking zorgaanbieders stimuleert om beter aan te sluiten op de vraag om daarmee de onzekerheid te reduceren over de inkomende geldstromen (en klanten); zorgaanbieders met nieuwe zorgconcepten een aantrekkelijke zorgaanbieder en werkgever willen zijn en blijven. S t r a t e g i sche a na lyse Kijkend naar de omgevingsfactoren, valt te verwachten dat de zorgconsumptie in de komende jaren zal stijgen als gevolg van de demografische ontwikkelingen (vergrijzing en ontgroening). Er is onvoldoende geld om te voldoen aan deze te verwachten stijging als het 38
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
huidige beleid rondom de care ongewijzigd blijft. Zorgaanbieders moeten een balans vinden tussen medewerkertevredenheid en cliënttevredenheid. KZGS biedt aangrijpingspunten om deze balans te realiseren. Krappe arbeidsmarkt Verwacht wordt dat de gespannen arbeidsmarkt tot gevolg zal hebben dat in de nabije toekomst sprake zal zijn van onvoldoende instroom van nieuwe medewerkers. Het is om deze reden van belang continu te werken aan het verhogen van de tevredenheid van medewerkers in de branche. Uit onderzoek blijkt dat verzorgenden in kleinschalige voorzieningen meer tevreden zijn over hun werk (Trimbos 2007). Zij hebben ook minder burn-out-klachten dan hun collega’s in de verpleeghuizen. In het werken met het concept KZGS staat de menselijke maat meer centraal. Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden worden lager in de organisatie belegd zodat er voor medewerkers in de woningen meer vrijheid van handelen is en optimaal ingespeeld kan worden op de individuele wensen en behoeften van bewoners ter plaatse. De omschakeling naar KZGS vergt een ingrijpende verschuiving van de personeelsformatie. Zo zijn er meer medewerkers nodig op de woningen, terwijl minder medewerkers nodig zijn in het klassieke facilitaire bedrijf. Diverse organisaties die KZGS hebben ingevoerd, hebben tijdig bij- en herscholingsprogramma’s aangeboden aan hun medewerkers. Door nieuwe functies zoals ‘woonbegeleiders’ te introduceren, ontstaan meer mogelijkheden voor functiedifferentiatie en worden tegelijkertijd loopbaanmogelijkheden vergroot. Door tijdig in te spelen op ontwikkelingen verlaagt men de transitiekosten.
Ook de bewoners van kleinschalig wonen genieten meer van de omgeving en hebben vaker iets om handen. Zij hebben minder hulp nodig en zijn meer bij elkaar betrokken. Bij kleinschalig wonen worden minder vrijheidsbeperkende maatregelen toegepast. Gevolgen marktwerking Als gevolg van de introductie van marktwerking ontstaat meer onzekerheid over de inkomende geldstroom. Dit stimuleert de creativiteit bij zorgaanbieders om nieuwe wegen in te slaan om deze onzekerheid te reduceren. Zo kunnen zij bijvoorbeeld comfortverhogende diensten aanbieden om zo een extra inkomstenbron aan te boren. Bezoekers zijn bereid te betalen voor deze comfortverhogende diensten - zoals wellness-voorzieningen - terwijl de zorgaanbieder reuring binnenhaalt. Bovendien ontvangen zorgaanbieders een fee voor de service. Dergelijke combinaties maken het mogelijk het financieel resultaat te verbeteren, waardoor weer nieuwe diensten ontwikkeld kunnen worden. De transformatie van aanbodgericht naar vraaggericht organiseren van zorg is in lijn met de verdere liberalisering van de zorgmarkt. De klant bepaalt in toenemende mate met welke zorg- en welzijnsaanbieder hij in zee wil gaan. Aansluiten en inspelen op behoeften van mensen is noodzaak om te overleven. Sommige critici tekenen daarbij
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
39
aan dat van echte marktwerking nog geen sprake is zolang het aanbod kwantitatief achterblijft bij de vraag. Zolang deze situatie onveranderd blijft zal de klant weinig te kiezen hebben. Daartegenover staan situaties, vooral in de grote steden, waarin de klant op basis van de geboden kwaliteit en de locatie kan kiezen en niet meer alles zal accepteren. KZGS gevoeliger voor onderbezetting Als gevolg van het principe dat de zorgaanbieder op termijn alleen nog maar geld krijgt voor werkelijk geleverde productie (en niet langer een vergoeding ontvangt voor de capaciteitskosten) is adequate planning van de in- door- en uitstroom van cliënten essentieel. Het concept is gevoeliger voor onderbezetting. Dit komt omdat bewoners niet langer op een afdeling verblijven maar deel uitmaken van een ‘gezin’ en gehuisvest zijn in de eigen woning, ingericht met eigen spullen. Bij tijdelijk vertrek, bijvoorbeeld door opname in het ziekenhuis, ontstaat leegstand, terwijl de woning niet direct herbezet kan worden. Sommige zorgaanbieders houden hier rekening mee. Zo
kan in groepen van in beginsel zes bewoners tijdelijk een zevende bewoner worden gehuisvest. Deze overbezetting kan onderbezetting later compenseren. Logistieke informatiepunten Sommige organisaties kiezen voor de inrichting van informatiepunten waarin consulenten werkzaam zijn die de zorgvraag in verbinding brengen met het zorgaanbod en aldus zorgarrangementen op maat leveren. Deze consulenten hebben niet alleen contacten met bestaande bewoners, maar ook met potentiële bewoners, familie en belangrijke toeleveranciers. Ambitie en verwachtingen Op dit moment zijn de kleinschalige woonvormen naar schatting goed voor vijftienhonderd verpleeghuisplaatsen. Op een totaal van 44 duizend ouderen die in een verpleeghuis verblijven, is dat slechts drie procent. Te verwachten valt dat ook de variant KZGS in de komende jaren verder zal worden ontwikkeld. S t r a t e g i sche k eu z es Ideologie versus strategie Veelal wordt de invoering van kleinschalige zorg gemotiveerd vanuit ideologische overwegingen. De organisatie heeft een maatschappelijke verantwoordelijkheid en opdracht om zich maximaal in te spannen om wonen en zorg beter te laten aansluiten op de wensen en behoeften van de huidige en toekomstige generatie ouderen. Bij de door ons onderzochte cases (2008) is de visie op kleinschaligheid ‘topdown’ tot stand gekomen. Bij de verdere uitwerking van de visie is vanuit het strategisch management wel een aantal ‘harde’ kaders geformuleerd. In de onderzochte organisaties is gestuurd op het decentraliseren van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, 40
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
verwijdering van minimaal één managementlaag, budgetneutrale omzetting en afschaffing van het uniform. Zorgverlening versus huisvesting Belangrijk is het onderscheid tussen kleinschaligheid qua zorgverlening en kleinschaligheid qua huisvesting. Organisaties geven aan dat een belangrijke kernwaarde van kleinschaligheid vorm krijgt in de fysieke woonomgeving door zoveel mogelijk een normale situatie na te bootsen. Instellingen interpreteren de uitwerking van deze kernwaarden verschillend. Sommige kiezen voor het inrichten van de huiskamer met meubels van bewoners, andere kiezen voor het inrichten van de huiskamer met nieuw (door de instelling aangeschaft) meubilair. De conclusie van het Trimbos instituut/ Vumc (2007), dat de fysieke kenmerken van kleinschaligheid van ondergeschikt belang zijn, wordt in het veld herkend. De mate van kleinschaligheid wordt vooral bepaald door de aard van de zorgverlening en de attitude van de medewerkers. ‘One size fits all’ werkt niet Integrale vraaggestuurde zorgverlening is een essentiële kernwaarde van kleinschaligheid. Belangrijk is te onderkennen dat niet alle mensen met dementie het plezierig vinden om met meerdere huiskamergenoten deel uit te maken van een woon/leefgroep. Een waarschuwing is hier op zijn plaats omdat het gevaar op de loer ligt dat het universeel toepassen van het concept van kleinschalige zorg binnen de sector zal leiden tot een (nieuw) dogma, dat wederom niet aansluit op de behoeften en wensen van mensen. Tot nog toe is wetenschappelijk onderzoek over de effecten van kleinschalige zorg beperkt gebleven tot al dan niet geclusterde woongroepen van mensen met dementie. Ondanks het
ontbreken van evidence based onderzoek wordt kleinschalige zorg in de praktijk ook bij mensen met een verpleeghuisindicatie op basis van een somatische grondslag toegepast. Uit de onderzochte cases is gebleken dat de visie op kleinschalige zorg voor mensen met dementie niet wezenlijk afwijkt van die voor een somatische doelgroep. De dagbesteding van de somatische doelgroep staat weliswaar meer in het teken van medische en paramedische behandeling en begeleiding, maar buiten de therapie om wordt in de woongroepen gestreefd naar een soortgelijk leefklimaat. Verouderde gebouwen aanzet tot KZGS De praktijk laat zien dat de dagelijks ervaren problemen m.b.t. de leefbaarheid, functionaliteit en bouwkundige staat van een bestaand gebouw in veel gevallen dé directe aanleiding is om het concept van kleinschalige zorg op de strategische agenda van een zorgorganisatie te zetten. Bepalen van de scope Praktijkvoorbeelden laten zien dat zorgaanbieders zich niet uitsluitend richten op zorg. De meerwaarde van kleinschaligheid binnen grootschaligheid wordt gezien in het kunnen bieden van gemaksdiensten (strijkservice, catering, klussendienst of administratieve ondersteuning), services op het gebied van welzijn (grand café, restaurant, winkel, kapper of pedicure) en van activiteiten die inspelen op leefstijl en levenswijze van mensen. Juist aan zulke voorzieningen hebben mensen behoefte wanneer als gevolg van hun leeftijd en afnemende mobiliteit een deel van hun sociale netwerk wegvalt. Dergelijke voorzieningen vergen schaalgrootte. Soms lukt het organisaties om tegen lage kosten nieuwe vormen van zorg- en dienstverlening aan te bieden met een hoge klantwaarde. De ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
41
Huisvesting als toegang tot KZGS De strategievorming met betrekking tot het kiezen voor kleinschalige zorg valt zoals eerder aangegeven veelal samen met een op de toekomst gericht nieuwbouw en/ of renovatietraject. Tussen het initiatief van het bouwtraject en het daadwerkelijk betrekken van de groepswoningen ligt doorgaans een periode van enkele jaren. Op het moment van besluitvorming rondom het ontwerp van het gebouw blijken de consequenties voor de bedrijfsvoering niet altijd even duidelijk.
gekozen groeirichting van deze organisaties is sterk gericht op marktontwikkeling in combinatie met productontwikkeling. Zo bezien kan de invoering van het concept van KZGS een impuls zijn tot het willen uitblinken in klantaandacht en klantservice (‘customer intimacy’). De filosofie is dat producten en diensten aangepast worden aan individuele of bijna-individuele klanten.
Gluren bij de buren In de praktijk blijkt het een meerwaarde te hebben wanneer tijdens het proces van visievorming organisaties de samenwerking zoeken met en gaan kijken bij andere zorgaanbieders. Ook is het zinvol om best practices te bezoeken in en kennis te delen met de verstandelijk gehandicaptensector.
VISIE EN LEIDERSCHAP MAKEN HET VERSCHIL Aanpassen aan de context is een belangrijk aspect van strategie. In een ondernemende strategie zal het er om gaan eigen energie en vermogens te mobiliseren en vanuit die mogelijkheden naar buiten te treden, kansen te zoeken en deze te benutten. De bestuurders hebben hier een essentiële rol. Visie, ambitie en leiderschap zijn nodig om de vernieuwing ook daadwerkelijk duurzaam te verwezenlijken.
STRATEGISCHE IMPLEMENTATIE Resultaatverantwoordelijke eenheden KZGS vereist een gewijzigde inrichting van de organisatie omdat taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden lager in de organisatie worden belegd. Een constructieve cultuur is een voorwaarde voor de totstandkoming van het ‘ethisch kompas’, dat de afgesproken waarden en normen van de organisatie bevat. In aansluiting hierop worden steeds vaker organisatorische eenheden ingericht die verantwoordelijk zijn voor het beheersen van de kosten en opbrengsten.
Loslaten oude denken Het omzetten van een grote intramurale zorginstelling naar kleinschalig groepswonen verloopt vanuit een bestaande situatie. Een situatie waarin medewerkers gewend zijn te werken volgens de oude verpleeghuistradities. Dit heeft invloed op het denken en het concretiseren van de visie.
In een aantal gevallen zijn wonen, welzijn, zorg en diensten gesplitst en als resultaatverantwoordelijke eenheden gedefinieerd (interne SBU’s). De ondersteunende informatiesystemen leveren vervolgens accounting informatie waaruit blijkt of de gestelde doelen zijn gerealiseerd.
42
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
Informatievoorziening ICT kan een bijdrage leveren aan de vergroting van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de bedrijfsvoering. Dataverzamelingen moeten dan worden opgewerkt tot informatie. Zorgaanbieders zetten hierbij in op de volgende doelen: verhogen van de klantservice (online toegang tot cliënten middels een Elektronisch Cliënten Dossier); taakverlichting van de medewerkers (snel toegang tot cliëntdossiers, verdwijnen papieren dossier, altijd beschikking over actuele informatie); verhoging transparantie proces van zorgverlening met meer planmatig werken als gevolg (toename medewerkertevredenheid); meer mogelijkheden voor vastlegging gegevens voor marktonderzoek met in het verlengde ontwikkeling van nieuwe diensten. Tijdelijk extra kosten De omslag naar KZGS blijkt in de praktijk gepaard te gaan met transitiekosten. Het financieel economisch beleid van de zorgaanbieder moet zodanig zijn dat deze gedragen kunnen worden doordat de portfolio van de zorgaanbieder als geheel voldoende dekking biedt en/of voldoende weerstandsvermogen heeft om deze kosten te kunnen dekken. Uit de praktijk blijkt dat de transitiekosten hoger zijn en langer aanhouden naarmate de zorgaanbieder de visie op kleinschaligheid onvoldoende in verbinding heeft gebracht met de praktijk. Het is van belang dat het management alle keuzes die nodig zijn om het concept in de praktijk te brengen expliciet bespreekt met de organisatie. Er is geen plaats meer voor het ‘oude’ denken. Het is namelijk onbetaalbaar gebleken om enerzijds meer personeel in te zetten in de
woningen en anderzijds het facilitair bedrijf, de activiteitenbegeleiding en de medisch/ paramedische dienst op het niveau van vóór de implementatie van KZGS te handhaven. Visie verbinden met praktijk Het is van belang dat zorgaanbieders voordat zij de overstap maken naar KZGS een heldere visie ontwikkelen en overeenstemming bereiken met alle disciplines over de te maken keuzes en de consequenties hiervan. Vervolgens moeten deze keuzes SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden) in de praktijk worden gebracht. Zo is het niet mogelijk om een complete restauratieve voorziening kostendekkend in de lucht te houden voor als een woongroep niet toekomt om zelf te koken en de maaltijden wil laten verzorgen. Workshop operationaliseren visie Het organiseren van workshops heeft toegevoegde waarde om de visie scherp en helder te krijgen. Tijdens een workshop kunnen alle keuzes rondom bedrijfsvoering doorgenomen worden en kan een scenarioanalyse worden uitgevoerd, zodat de financiële impact van gemaakte keuzes direct zichtbaar wordt. Het keuzeproces moet eventueel opnieuw worden doorlopen tot er sprake is van een aanvaardbare bedrijfsvoering met een duurzaam sluitende kas. Het bureau BOAG heeft interactieve rekenmodellen ontwikkeld die inzichtelijk maken welke gevolgen een ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
43
keuzeproces voor de exploitatie heeft. Adequaat verandermanagement moet ervoor zorgen dat de veranderingen die nodig zijn om van KZGS een duurzaam succes te maken ook daadwerkelijk worden uitgevoerd. Technologie en huisvesting Domotica wordt in toenemende mate toegepast binnen het concept van KZGS. Dit maakt het mogelijk om verzorgenden te ondersteunen in het dragen van verantwoordelijkheid en kan behulpzaam zijn bij het zelfstandig functioneren. Een voorbeeld hiervan is dat in combinatie met bewegingsdetectie verzorgenden op afstand kunnen zien of een bewoner ‘s nachts ronddwaalt. Verandermanagement Raden van bestuur en managementteam stellen gezamenlijk de noodzaak van de door te voeren veranderingen vast en geven hieraan op verschillende manieren betekenis. Concrete voorbeelden van samenhangende acties zijn: vormgeving van het proces ter ontwikkeling van het meerjarenbeleidsplan; start cultuurtraject met het doel zicht te krijgen op de competenties van het topmanagement en het ontdekken van verbeterpunten (zoals verbetering van de samenwerking, problemen op grensgebieden en communicatie); ontwikkeling van een passende cultuur met het topmanagement als cultuurdrager die de ontwikkelde inzichten overbrengt op andere lagen van de organisatie (via teamdagen, workshops, identificatie van ‘zo zijn onze manieren’, definiëring/ stimulering gewenste houding en gedrag). meer zicht krijgen op de feitelijke prestaties per resultaatverantwoordelijke eenheid en per product en in vergelijking met andere zorgaanbieders in de branche (benchmark: jaarlijkse actualisatie). Uitdagingen nabije
toekomst bespreken in interne publicaties alsmede de visie hierop van het management. successen vieren: middenkader en medewerkers in het zonnetje zetten. AANBEVELINGEN: STRATEGISCHE ASPECTEN Welke strategische overwegingen zijn nu doorslaggevend voor een succesvolle, duurzame overgang van grootschalige verpleeghuiszorg naar kleinschalige zorg binnen een grootschalige setting? Flexibele bouw is een must Een belangrijke les uit de geschiedenis is dat een al te specifieke bouw, een gebouw dat te strak om een zorgconcept wordt heen gebouwd, binnen de kortste keren problemen oplevert als zorgconcepten veranderen. De stramienmaat of de gehanteerde groepsgrootte met bijbehorend sanitair laat nauwelijks een ander concept toe. Nagenoeg alle verpleeghuizen met meerpersoonskamersproblematiek worden dan ook gesloopt en niet gerenoveerd. De les is dat een gebouw moet kunnen bewegen met maatschappelijke ontwikkelingen en de daaruit voortvloeiende nieuwe zorgconcepten.
44
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
Vastgoed als strategisch middel Het strategisch vastgoedbeleid kan zich verheugen in een toenemende belangstelling van zorgaanbieders. De financiële dekking van de exploitatiegevolgen die investeringen in vastgoed met zich meebrengen is namelijk niet langer meer vanzelfsprekend, onder meer omdat de dekking voor de kapitaalslasten prestatieafhankelijk is gemaakt. Leegstand heeft hierdoor direct negatieve financiële gevolgen. In het geval van KZGS is het risico op onderbezetting relatief groot als er sprake is van afwijkingen tussen de normale capaciteit (dit is de capaciteit die wordt gebruikt om te bepalen of de constante kosten gedekt kunnen worden) en de rationele capaciteit (dit is de capaciteit die feitelijk beschikbaar is voor de zorg). Als de normale en rationele capaciteit aan elkaar gelijk zijn, is niet voorzien in buffercapaciteit. Deze buffercapaciteit is van cruciaal belang om onderbezetting te kunnen compenseren. Het is dus zaak om zgn. ‘overbedden’ te realiseren. Ten tweede zal vastgoed niet langer op basis van historische boekwaarde gewaardeerd kunnen worden, inclusief de hierbij behorende afschrijvingssystematiek. Periodiek zullen zorgaanbieders de bedrijfswaarde van het vastgoed moeten bepalen. Afhankelijk van de ontwikkeling van de bedrijfswaarde is het risico aanwezig dat extra afschrijvingen in de exploitatie verwerkt moeten worden. Ten derde is het strategisch vastgoedbeleid van belang om de alternatieve aanwendingsmogelijkheden van het vastgoed te maximaliseren om zo de restwaarde van het pand zo hoog mogelijk te houden. Hierdoor kunnen sterke fluctuaties in de bedrijfswaarde worden verminderd en worden de mogelijkheden om vastgoed als strategisch stuurmiddel te benutten vergroot.
Meerwaarde KZGS De meerwaarde van KZGS zit hem in het aanbod van keuzemogelijkheden onder het dak van één grootschalig gebouw en de beschikbaarheid van multidisciplinaire behandeldisciplines. Door grootschalig te regisseren en kleinschalig te organiseren kunnen behandeldiensten, gemaksdiensten, servicediensten en welzijnsdiensten worden aangeboden die aansluiten bij behoeften en wensen van verschillende en meerdere doelgroepen. Robuuste bedrijfsvoering De prestatiebekostiging, de normatieve vergoeding voor huisvestingslasten en de afschaffing van de contracteerplicht hebben tot doel het ondernemerschap van zorgorganisaties te bevorderen. Dit betekent dat zorgorganisaties meer te maken gaan krijgen met ondernemingsrisico’s. De financiële structuur van zorgorganisaties dient, gegeven het risicoprofiel, afgestemd te zijn op de collectieve ambitie. Bij de omschakeling naar KZGS moet rekening worden gehouden met transitiekosten die het bedrijfsresultaat kunnen verlagen. De invoering van de prestatiebekostiging stimuleert de concurrentie tussen zorgorganisaties. In een systeem van gereguleerde marktwerking wordt de keuzevrijheid echter belemmerd door de werking van het verzekeringsstelsel en het feit dat er nog steeds sprake is van enige mate van sturing door de overheid. AANBEVELINGEN: BEDRIJFSMATIGE ASPECTEN Welke bedrijfsmatige keuzes zijn nu doorslaggevend voor een succesvolle, duurzame overgang van grootschalige verpleeghuiszorg naar kleinschalige zorg binnen een grootschalige setting?
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
45
Sluitende kas mogelijk De betaalbaarheid van het concept van KZGS lijkt vooral samen te hangen met het maken van heldere keuzes. Afscheid nemen van oude tradities en oude werkprocessen, opnieuw instellen van facilitaire voorzieningen, en vaststellen van een nieuw formatieplaatsenplan passend bij de werkorganisatie van KZGS. Deze keuzes dienen vóór het besluit van invoering te worden gemaakt. Op grond van de bevindingen uit ons onderzoek (2008) is de conclusie gerechtvaardigd dat de transitie van grootschalige naar kleinschalige zorg volgens de variant KZGS met een sluitende kas duurzaam tot stand kan komen voor de doelgroep mensen met dementie. Voorwaarde is dat de organisatie de visie op kleinschalig wonen en kleinschalige zorgverlening concreet en consequent vertaalt naar het niveau van de totale organisatie. Het niet of onvoldoende uitwerken van de visie en het niet aanpassen van de werkorganisatie en werkprocessen leidt tot hogere en dubbele kosten als gevolg van een niet bij de visie passende werkorganisatie en loongebouw. Het niet maken van heldere keuzes gaat hand in hand met het niet radicaal afscheid nemen van oude visie, oude gewoonten en de oude formatie. In twee van de vijf onderzochte cases is aangetoond dat het niet maken van keuzes en het niet vooraf toetsen of de visie haalbaar en betaalbaar is, leidt tot onbedoelde en ongewenste exploitatie-effecten. Complicerende factor is dat KZGS gevoeliger is voor een hogere personeelsformatie. Dit komt omdat de verhouding tussen de shop-time (verloonde uren) en de job-time (productieve uren) ongunstiger is dan bij afdelingsgericht werken. Bij afdelingsgericht werken is er sprake van teams met meerdere teamleden waardoor het eenvoudiger is om de afwezigheid van een collega met het team op te vangen.
Vasthouden aan visie Toepassen van kleinschaligheid is geen kunstje. Kleinschaligheid alleen vertalen in het gebouw zonder de consequenties van het concept te aanvaarden, levert een zorgorganisatie geen voordeel op de langere termijn. Toekomstbestendig invoeren van het concept van KZGS veronderstelt een doorleefde visie en een consistente uitwerking van deze visie naar uitgangspunten en keuzes voor de bedrijfsvoering. Het bieden van een bundel van zorg en wonen aan meerdere doelgroepen veronderstelt een gedifferentieerde vertaling, c.q. uitwerking van de visie naar meerdere doelgroepen. Implementatie KZGS meer dan huisvestingsoperatie Invoering van het concept is meer dan een fysieke operatie waarin een afdeling van 30 bewoners wordt omgezet naar een groep van zes tot acht bewoners. Het is belangrijk te onderkennen dat invoering van het concept impact heeft voor de totale organisatie. Het proces dient te worden benaderd als zowel een zorgvernieuwingvraagstuk, een huisvestingsvraagstuk als een bedrijfsvoeringvraagstuk. Zo bezien valt de invoering van het concept in drie deelprojecten uiteen: de ontwikkeling van een visie op kleinschalige zorgverlening, de implementatie van een bij deze visie passende werkorganisatie (afgestemd op de wensen en behoeften van één of meerdere doelgroepen) en het ontwerp en de bouw van de groepswoningen. ANDERE BEDRIJFSCULTUUR De basis voor de zorgverlening binnen het concept van KZGS is het bieden van continue, systematische, langdurige en multidisciplinaire zorg. Daar bovenop komt het aan op de wijze waarop de zorg- en dienstverlening op gebied van 46
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
begeleid wonen, welzijn en kwaliteit van leven is doorgevoerd in allerlei details als werkwijze van medewerkers in de woning, de rol van (para)medisch en verpleegkundig personeel, de positie van facilitaire diensten en voorzieningen e.d. De ervaring leert dat rekening gehouden moet worden met een (langdurig) cultuurtraject om medewerkers mee te nemen in de benodigde (ingrijpende) cultuuromslag. Kritische succesfactoren zijn het intensief met elkaar reflecteren op bestaande collectieve waarden en het geven van ruimte, vertrouwen en verantwoordelijkheid. Van bestuur en management wordt verwacht dat zij duidelijk richting geeft en grenzen bepaalt. Sparen voor KZGS Het verdient aanbeveling om rekening te houden met overgangskosten in de transitie van de meer traditionele verpleeghuiszorg naar kleinschalig
groepswonen (bijvoorbeeld bij afbouw van centrale keuken(-personeel), linnenvoorziening, voedselinkoop en maaltijdbereiding e.d.). CONCLUSIE Het concept KZGS is een nieuw zorgconcept waarin passende gebouwen een noodzakelijke voorwaarde zijn (maar geen doel op zich vormen). Het concept heeft het in zich om voor meerdere doelgroepen van toegevoegde waarde te zijn. De meerwaarde van het concept is duidelijk voor mensen met dementie. Uit dit onderzoek komt als belangrijkste les naar voren dat KZGS niet vrijblijvend kan worden geïntroduceerd. Kiezen voor KZGS vraagt consequent handelen om de visie in verbinding te brengen met de praktijk. De introductie vraagt om strategisch ondernemerschap.
* Frank Kodden (1968) heeft na zijn verpleegkundige opleiding en een aantal jaren praktijkervaring als verpleegkundige, Sociale Wetenschappen gestudeerd aan de universiteit Utrecht. De toenmalig gekozen studierichting Beleid, Organisatie en Management heeft de basis gelegd voor een brede interesse in management- en organisatievraagstukken binnen het publieke domein van de ouderenzorg. In 2008 heeft hij de MBA-Health aan de Erasmus universiteit afgerond. Sinds 2003 is Frank als bestuurssecretaris werkzaam bij Zorgcombinatie Zwolle. Sinds 2009 combineert hij deze functie met de functie van waarnemend bestuurder. * Olaf R. van der Heide (1965) heeft sinds 1986 gewerkt in verschillende geledingen van de zorgsector in diverse functies. In 2008 heeft hij de MBA-Health aan de Erasmus universiteit afgerond. Tot oktober 2009 was hij werkzaam bij Zorggroep Groningen. Nu is hij werkzaam bij GGZ-Friesland in de functie van directeur financiën & bedrijfsvoering.
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
47
ZES GEHAKTBALLEN IN EEN PAN: DE MENSELIJKE MAAT IN DE ZORG Column Agnes Kant * In Soest staat het kleinschalige verpleeghuis De Wiekslag. Midden in een wijk, naast een school. In dit verpleeghuis geen rolstoelen of rollators op de gang, maar uitzicht op spelende kinderen in het speelkwartier. Geen lange kale gangen, maar huiselijkheid. Maximaal zes gehaktballen in een pan, dat is de menselijke maat in Soest. In De Wiekslag wonen twaalf bewoners, ieder op een eigen kamer. De bewoners delen twee keukens. De kleinschalige aanpak zoals in De Wiekslag is niet duurder dan de grote verpleeghuizen. Kleinschalige verpleeghuizen maken minder kosten voor administratie en ondersteunende diensten. De verzorgenden hebben veel ruimte om hun werk zelf in te delen, dat bespaart op management. Omdat de lijnen kort zijn, kan de verpleging beter overleggen met familie en zo gezamenlijk zorgen voor optimale zorg. Aangezet door markgerichte politici zijn bestuurders in de zorg zich sinds de jaren tachtig meer en meer als ondernemers gaan opstellen. Zorg werd een product, de behoefte een markt. Managers en directies van zorginstellingen zagen meer in schaalvergroting en concurrentie dan in het verbeteren van de zorg voor hun patiënten. Als gevolg van de schaalvergroting is de anonimiteit in de zorg toegenomen, en het directe menselijke contact afgenomen. In deze te grootschalige verpleeghuizen ontbreekt intimiteit, privacy en huiselijkheid. Voor het personeel in de thuiszorg werd de stopwatch ingevoerd. Voor iedere handeling een prijskaartje. Dit marktdenken tastte de beroepseer aan, met verschraling van de zorg tot gevolg. Het georganiseerde wantrouwen dat gepaard ging met deze ontwikkelingen heeft van mensen die in de zorg werken onderbetaalde formuliereninvullers gemaakt.
‘ALS GEVOLG VAN DE SCHAALVERGROTING IS DE ANONIMITEIT IN DE ZORG TOEGENOMEN’ Eerder ondanks dan dankzij deze politieke koers zien we op sommige plekken positieve ontwikkelingen. Naast het succes van kleinschalige organisaties als De Wiekslag weet ook thuiszorgorganisatie Buurtzorg Nederland met kleinschalige teams in de buurt de zorg weer dichter bij de mensen te brengen. Het concept, 48
dat dicht in de buurt staat bij de oude wijkverpleging, kent een kleinschalige en menselijke aanpak. Bijgevolg krijgen zorgwerkers hun beroepstrots terug; de patiënten krijgen zorg op een menselijke maat. Maar zoals gezegd heeft Buurtzorg Nederland eerder last dan gemak van het marktgerichte zorgstelsel. Immers, zelfstandig werkende teams verdelen zelf hun werk, zonder verantwoording per minuut. Zij kijken naar de patiënt, in plaats van naar de klok. Wijken en buurten lenen zich uitstekend voor het organiseren van zorg. Niet alleen vanwege de kleinschaligheid, maar ook omdat familie en buurtgenoten vlakbij zijn, zodat vrijwilligers gemakkelijker zijn te vinden. De mogelijkheid om oud te worden in je eigen buurt is een aangenaam vooruitzicht voor veel ouderen. Ze moeten in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen, zorg op maat aan huis kunnen krijgen en betrokken blijven bij de buurt. Dát is de menselijke schaal. Kleinschaligheid en autonomie voor het personeel staan haaks op het Angelsaksische denken van schaalvergroting en controle. De weg naar de menselijke maat vraagt daarom niet alleen om ander bestuur, maar ook om een nieuwe politieke koers. Een koers waarin niet de werking van de markt, maar de solidariteit tussen mensen centraal staat.
* Agnes Kant was van juni 2008 tot maart 2010 fractievoorzitter van de Socialistische Partij in de Tweede Kamer. Ze maakte naam als specialist op het gebied van gezondheidszorg.
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
49
INTERVIEW: MARCO OUWEHAND – Martha Flora Mr Marco Ouwehand is als ondernemer actief in het ontwikkelen van bedrijfsconcepten en stond aan de wieg van Alzheimer Research Nederland, de samenwerkende Alzheimer Centra: het VUmc (Amsterdam), het UMCN (Nijmegen) en het UMC Maastricht. Toen zijn moeder, Martha Flora, de ziekte van Alzheimer kreeg besloot hij een verpleeghuisomgeving te ontwikkelen waaraan hij haar uiteindelijk met een gerust hart kon toevertrouwen. Martha Flora wil de beste zorg geven voor mensen met een dementie die niet meer thuis kunnen wonen. Uitgangspunt voor het zorgconcept is wat het beste is voor mensen met dementie, niet wat gebruikelijk is in de sector noch wat binnen het financieringsstelsel van de AWBZ haalbaar is. In een Martha Flora Huis wonen 30 tot 40 mensen. Bewoners hebben een eigen zorgappartement van 45 tot 65 m2 met eigen sanitair en een pantry. In het appartement wordt de sfeer van thuis zoveel mogelijk voortgezet. Aangezien mensen met een dementie behoefte hebben aan de nabijheid van anderen en aan geborgenheid beschikken de Martha Flora Huizen over De Meander: een unieke, grensverleggende leefomgeving, bestaand uit een aantal aaneengeschakelde gemeenschappelijke ruimten van verschillende omvang, met verschillende sferen en een verschillend prikkelaanbod, waarin doorlopend activiteiten plaatsvinden. Als de bewoner zijn appartement verlaat komt hij, lopend en zoekend in De Meander, als het ware ‘vanzelf’ terecht in de omgeving waar hij zich prettig voelt. In de Martha Flora Huizen zijn wonen en zorg gescheiden. De bewoners van de huizen betalen huur voor hun zorgappartement en de gemeenschappelijke ruimte. Voor het zorggedeelte wordt gebruik gemaakt van het persoonsgebonden budget (PGB). Omdat in een Martha Flora Huis meer dan twee keer zoveel personeel werkt als in een regulier verpleeghuis kunnen de kosten niet worden gedekt op basis van het PGB. Daarom moeten bewoners een eigen bijdrage betalen. Martha Flora streeft naar een landelijke dekking. In de komende 5 jaar willen wij minimaal 10 Martha Flora Huizen openen, verspreid over het hele land. WAAR STAAT MARTHA FLORA NU ALS ORGANISATIE? Het eerste Martha Flora Huis zal in mei 2010 worden geopend in Elst (Utr.). Dat is een belangrijke stap voor de organisatie. Een concept op papier kan een mooi verhaal zijn, maar we zijn blij nu ook in de praktijk te kunnen laten zien hoe het werkt. HOE ZIJN JULLIE GESTART? We zijn nu 3,5 jaar bezig en hebben uitgebreid onderzoek gedaan naar een goed zorgconcept. Het gedachtegoed van mijn collega Anne-Mei The ligt aan de basis van ons zorgconcept. Dit gedachtegoed is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. De opdracht die we onszelf 50
oplegden was ons niet te laten beperken door bestaande kaders, maar uit te gaan van wat goede zorg is voor deze kwetsbare doelgroep. We zijn ons bewust van deze wat luxe positie, dat we ‘from scratch’ iets nieuws konden uitdenken, zonder de ballast mee te dragen van ‘het gebruikelijke’ of historisch gegroeide conventies. We wilden eerst een steengoed zorgconcept; pas daarna hebben we er een prijskaartje aan gehangen en zijn we gaan nadenken over het businessmodel. Let wel: het gaat ons niet om een glossy image, om vijfsterrenzorg in een statig gebouw met witte pilaren en met grind op de oprijlaan. Nee, het gaat ons heel basaal om wat goede zorg is. WAT IS GOEDE ZORG VOLGENS JULLIE? Goede zorg is zoveel mogelijk individueel gerichte zorg. Mensen zijn individuen en zijn individualistisch ingesteld – de toekomstige generaties ouderen nog meer dan de huidige – hebben allemaal hun eigen identiteit, hun eigen karakter, hun eigen voorkeuren. Het draait om de vraag: “wie ben jij, wie was je vroeger, en wat doet deze ziekte met jou?” Dat moet bepalend zijn voor het zorgaanbod. Goede zorg zit dus niet in het gebouw. Het gebouw is wel belangrijk, maar goede zorg volgens onze definitie draait in eerste instantie om de beschikbaarheid van goede medewerkers. Mensen met het hart op de goede plaats en die uit het juiste hout gesneden zijn. Wij noemen dat de Mfactor. Als die medewerkers ook nog goed zijn toegerust en in voldoende mate aanwezig zijn, dan is individueel gerichte zorg mogelijk. Een gebouw met juiste kwaliteit draagt wel bij aan goede zorg. Hoe prettiger je omgeving, hoe beter je je werk kan doen. Dat heeft ook met sfeer, ergonomie en logistiek te maken. Het is belangrijk dat bewoners, hun familie en de verzorgenden worden bevestigd in het feit dat ze er toe doen, dat ze er mogen zijn. En dat doe je ook door de gebouwde omgeving echt aandacht te geven. Goede zorg ontstaat helaas niet organisch; je moet er voor kiezen. Het moet heel bewust en nadrukkelijk worden geïnitieerd. HOE WILLEN JULLIE DIT UITWERKEN IN DE MARTHA FLORA HUIZEN? Het zorgconcept van Martha Flora rust op vijf pijlers: 1. De individueel gerichte zorg, waarover we het zonet hadden. Nogmaals, daar begint het mee. 2. Familie: de familie is onderdeel van het leven van de bewoner, en de verlening van zorg. Zij geeft de bewoner betekenis. 3. Verzorgende: zorg is een relationele activiteit. De mate waarin de verzorgenden in staat zijn deze relatie aan te gaan door zich te verplaatsen in de belevingswereld van de bewoner is daarom bepalend voor de kwaliteit van zorg. Onze medewerkers moeten de M-factor hebben. Je kent dat wel als je in een restaurant komt: dan zie je heel snel of de bediening ‘het’ heeft of niet. Of je gezien wordt, of dat je tafel 12 bent. De hamvraag is: wat is dat, dat ‘het’? Daar hebben we 7 maanden over nagedacht. Uiteindelijk hebben we een profielbeschrijving van een verzorgende op papier hebben gezet. Dit profiel is de basis. Als medewerkers niet voldoen aan dit profiel, komen ze er niet in. Selectie van medewerkers aan de poort is enorm belangrijk. ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
51
4. Wij gaan alleen in zee met goede mensen. Daarbij gaan we uit van een bezetting per huis van 55 fte op 35 à 40 bewoners. Deze mensen zijn absoluut te vinden op de arbeidsmarkt. Martha Flora stelt mensen namelijk in staat om zorg te bieden zoals het hoort. Dat hoeft niet ten koste te gaan van andere zorgaanbieders. We denken dat we verzorgenden die de zorg uit frustratie de rug hebben toegekeerd weer terug kunnen winnen met ons zorgconcept. Deels moet je bovendien naar andere mensen zoeken, mensen uit andere branches die wel beschikken over de kwaliteiten die horen bij ons profiel, bijvoorbeeld uit de hospitality-sector of de zakelijke dienstverlening. Op basis van onze profielbeschrijving hebben we een opleiding ontworpen, dit in joint venture met het ROC Amsterdam wordt ontwikkeld en aangeboden. Medewerkers van Martha Flora zijn uiteraard verplicht om deze opleiding gevolgd te hebben, maar hij staat open voor iedereen. We streven geen monopolie op ons gedachtegoed na, we hopen juist dat ons zorgconcept ook opgepikt wordt door andere zorginstellingen. Het interessante is dat iedereen die je er over spreekt begrijpt dat dit zorgconcept en deze aanpak enorm potentieel heeft. Terwijl het allerminst revolutionair is. Als ik aan vrienden in de kroeg uitleg waar ik mee bezig ben, snappen ze niet dat dit onderscheidend is. Maar helaas, moet ik zeggen, dat is het wel. De essentie van Martha Flora is: de goede dingen doen, met geschikte medewerkers, die voldoende zijn toegerust voor dit moeilijke werk en die in voldoende mate aanwezig zijn. Alles daaromheen is mooi, is ‘nice-to’, maar niet essentieel. 5. Gezondheid: Je bent zo gezond als je maar zijn kan. In een Martha Flora huis gaan we uit van wat bewoners zelf kunnen, en daarvoor krijgen ze de ruimte. Als een bewoner ondersteuning of behandeling nodig heeft, dan moeten (para-)medici beschikbaar zijn, maar die komen in principe van buiten. Ons businessmodel is gestoeld op samenwerking met bestaande zorgpartijen, die deze expertise al in huis hebben. Daarbij gaan we uit van het huisartsenmodel, waarbij de behandelaar op afroep ingezet wordt. Geen visite-rondes dus. 6. Omgeving en gebouw: we hebben samen met een architecten bureau Van den Oever, Zaaijer & Partners en interieur architect Studio Linse een gebouwelijk concept ontworpen, onder begeleiding van het Dementia Services Centre van Stirling University in Schotland. Dit instituut is een wereldbefaamd kenniscentrum op het terrein van design en dementie (ontwerpen en bouwen voor mensen met dementie). Alle kennis over welke omgevingsfactoren bevorderlijk of belemmerend zijn voor dementerende ouderen is hier aanwezig. De ontwerpers zijn met deze checklist aan de slag gegaan, wat volgens de experts van het Iris Murdoch Instituut leidde tot een wereldwijd uniek concept. Met het ontwerp maken we mogelijk dat bewoners kunnen “scharrelen en shoppen”. In de huiskamers en gangen zijn diverse sferen te vinden waar bewoners rust kunnen vinden, of juist een beetje reuring. Ze kunnen anderen ontmoeten of gewoon een beetje snuffelen aan van alles wat ze al lopend tegenkomen. Alle bewoners hebben een eigen appartement. Elk huis is georganiseerd volgens het principe van de geleidelijke privacy, dat de bewoner in staat stelt in meer of mindere mate deel uit te maken van de gemeenschap of zich daaruit terug te trekken. 52
WELKE VERSCHILLEN ZIE JE MET HET CONCEPT VAN KLEINSCHALIG WONEN? Kleinschalig wonen, zo vinden wij, is een soort mantra geworden. Er wordt voor 40 jaar gebouwd voor kleinschalig wonen en eigenlijk weten we nu al, als je gezond nadenkt, dat dat niet de juiste oplossing is voor veel mensen. Mensen zijn geen groep. En bovendien zijn mensen met een dementie vaak niet meer in staat om een rol te vervullen in het gezin, dat bij kleinschalig wonen wordt nagebootst. Kleinschalig wonen beperkt de bewegingsvrijheid voor de bewoner en medewerker. Bij kleinschalige woongroepen is vaak één medewerker verantwoordelijk voor 6 to 8 bewoners. Die medewerker kan niet weg, want dan zitten vijf mensen zonder aandacht. De actieradius bij kleinschalig wonen is sterk afgenomen t.o.v. de grootschalige verpleeghuizen. Desalniettemin zal kleinschalig wonen voor sommige mensen heel passend zijn en bevorderlijk werken, mogelijk vooral in een bepaalde fase van de dementie. Het is zeer goed dat in Nederland zo een diversiteit aan aanbod ontstaat, zodat eenieder kan zoeken naar hetgeen het best past bij zijn/haar situatie. Wij zien echter dat familie van dementerende ouderen enorm hun best doen om hen zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Dat is vertrouwd, de nieuwe woonomgeving van het verpleeghuis vertroebeld de toch al teruglopende oriëntatie. En bovenal: het schrikbeeld van opgenomen moeten worden in een verpleeghuis zit er bij iedereen goed in! De mantelzorger gaat dus erg lang door met het ‘redderen’ in de thuissituatie. Het moment dat het echt niet langer gaat, komt vrijwel altijd plotseling – en dan moeten er meteen wat gebeuren. In kleinschalige voorzieningen, waar gepoogd wordt om een gezinsituatie na te bootsen, zijn deze ouderen dan vaak al niet meer in staat om mee te doen in dat ‘gezin’. In een Martha Florahuis hoeven bewoners niet mee te doen – het mag als ze dat willen, maar het hoeft niet. Een Martha Florahuis verschilt ook van de gemiddelde zorgvilla, waar welgestelde ouderen wel dement mogen worden, maar niet dement mogen zijn. Het comfort voor de bewoners staat daar voorop en men is niet ingesteld op de ingewikkelde zorgvraag rondom dementie. Een Martha Flora huis is een gespecialiseerde en liefdevol thuis voor mensen met een dementie. IS ONTREMD GEDRAG IN MARTHA FLORA HUIZEN DAN GEEN PROBLEEM? Natuurlijk is het een probleem als een bewoner de hele dag keihard zit te gillen. Niet in de laatste plaats voor de bewoner en zijn familie zelf. Maar wat zou je vinden als het jouw moeder is die ernaast zit? Hoe ga je daar mee om, dat is een ingewikkeld vraagstuk. Bij Martha Flora bekijken we dat per individueel geval. Vaak wordt ongewenst gedrag opgelost met onrustmedicatie of Zweedse banden. Wij lossen zoiets met de nodige tijd en aandacht op. Met geschikt personeel dat daarvoor gericht is opgeleid. En die ook echt de tijd kan nemen. Bij Martha Flora wordt niemand vastgebonden of platgespoten.
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
53
IS EEN KLEINSCHALIGE VOORZIENING NOG WEL FINANCIERBAAR? DE HAALBAARHEID VAN DE ‘MENSELIJKE MAAT’ Ir. S.P.M. (Stefan) van Heumen * Als men het heeft over kleinschalige woonvoorzieningen voor zorg- en verpleging behoevende ouderen en gehandicapten rijst al snel de vraag of deze, zeker in de nieuwe bekostigingsstructuur, nog wel te financieren zijn. De bekostigingssystematiek op basis van zorgzwaartepakketten (ZZP’s) maakt immers geen verschil tussen groot- en kleinschalige zorgvoorzieningen. Dit neemt niet weg dat vanwege enerzijds de vermaatschappelijking en anderzijds de dubbele vergrijzing de behoefte aan kleinschalige woonvoorzieningen binnen de zorg enorm toeneemt en de financiering geen belemmering zou moeten vormen. Kleinschalig wonen kent meerdere varianten en verschijningsvormen. De ‘menselijke maat’ kan op diverse manieren worden gerealiseerd. Zo hebben niet alle bewoners baat bij de opzet van een gezamenlijke woonkamer en een eigen zit-slaapkamer. Soms past een woonvorm met eigen appartementen (en daardoor meer privacy) beter. De omvang van het wooncomplex kan variëren Sommige organisaties geven de voorkeur aan een kleinschalige inbedding in een bestaand appartementencomplex. Anderen kiezen voor vier tot zes groepswoningen ‘in de wijk’. Daarnaast zijn er organisaties die een voorkeur hebben, of genoodzaakt zijn om kleinschalige groepswoningen in een grootschalige setting te bouwen, bijvoorbeeld om het bestaande instellingsterrein te benutten. Ook de doelgroepen, de zorgzwaarte van de doelgroepen en de hieraan gekoppelde financieringsvorm kunnen variëren. Een extramurale variant is te realiseren via de regeling Volledig Pakket Thuis (VPT), waarbij de AWBZ alleen de kosten voor
zorg en ondersteuning vergoedt en de bewoner zelf de verblijfskosten betaalt. Daarnaast kunnen particuliere initiatiefnemers kleinschalige zorg realiseren via het persoonsgebonden budget (PGB) van cliënten die hierbij rechtstreekse afspraken maken met de particuliere zorgaanbieder. Laten we ons hier beperken tot kleinschalige groepswoningen voor dementerenden, waarbij sprake is van AWBZ-financiering op basis van intramuraal verblijf. Om iets te kunnen zeggen over de haalbaarheid van het realiseren van een dergelijke kleinschalige woonvorm zijn onder andere de volgende zaken van belang: de groepsgrootte de schaalgrootte de rol van de medewerkers en organisatie de exploitatiekosten het financieringskader eventuele boekwaardeproblemen. Op basis van een aantal uitgangspunten kan vervolgens een budgetvergelijking worden gemaakt, in dit geval voor een veel voorkomend cluster van 4 groepswoningen met elk 6 bewoners. GROEPSGROOTTE De meningen over de optimale groepsgrootte zijn verdeeld. Uit oogpunt van exploitatie wordt nog vaak gekozen voor acht of zelfs meer bewoners per groep, een grootte die dreigt overeen te komen met afdelingen met een institutioneel karakter. Vanuit de bewoner en begeleider bezien lijkt een woning voor zes personen beter te zijn. Dat geeft nog veel intimiteit, maar maakt het tegelijkertijd mogelijk om gevarieerde onderlinge contacten te leggen. Zowel voor 54
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
bewoners als begeleiders is deze grootte goed te overzien. Het koken voor zes personen levert in een kleinschalige keuken nog geen praktische problemen op. Bij grotere groepen passen de pannen simpelweg niet meer op een normaal fornuis en kunnen de maaltijden niet meer samen aan één eettafel worden genuttigd. SCHAALGROOTTE In de praktijk onderscheiden we grofweg drie verschijningsvormen van kleinschalige voorzieningen 1. A Eén of meerdere (eventueel geclusterde) wooneenheden in een wijk (stand-alone). B Eén of meerdere wooneenheden in de directe nabijheid van een intramurale instelling. C Eén of meerdere wooneenheden binnen een intramurale instelling.
A
B
C
Uiteraard zijn er ook mengvormen tussen A, B en C en combinaties van kleinschalige woonvormen met andersoortige voorzieningen, zoals een dagbestedingscentrum, een gezondheidscentrum e.d. Kleinschalig wonen kan ook onderdeel uitmaken van een wijkgericht zorgaanbod. De schaalgrootte binnen de varianten varieert sterk. In geval van variant C is per definitie sprake van een relatief grote schaal, waarbij vaak kleinschalige wooneenheden worden gerealiseerd in vervangende nieuwbouw van gehele verpleeghuizen. Of in deze opzet sprake is van voldoende ‘menselijke maat’ zal sterk afhangen van de mate waarin het
1 Staatsecretaris van VWS (TK 2008-2009, 25424, nr. 77) Stimuleren kleinschalig wonen voor mensen met dementie.
personeel de juiste sfeer en attitude kan bereiken en niet terug valt op oude ‘instellingsoplossingen’ die inherent lijken aan een grootschalige context. Waar bij de varianten A en B sprake is van een relatief kleine schaal (één of twee groepen op één locatie), wordt om exploitatietechnische redenen vaak aangehaakt bij andere zorgvoorzieningen of een groter woningbouwproject van een woningbouwcorporatie. Het ministerie van VWS gaat voor de definitie van kleinschalig wonen in ‘de wijk’ in de stimuleringsregeling voor kleinschalig wonen voor mensen met dementie uit van maximaal 24 plaatsen op een locatie. De staatssecretaris van VWS geeft in haar brief over de stimuleringsregeling van 20 januari 2009 1 tevens aan dat er met het oog op de doelmatigheid ook een ondergrens aan de omvang is. Het combineren van meerdere doelgroepen in één voorziening maakt het kleinschalig wonen haalbaar op wijk- en buurtniveau en in kleinere kernen. Elke doelgroep zal overigens zijn eigen eisen stellen aan de woonvorm, bijvoorbeeld in de verhouding tussen privé- en groepsruimten. Clustering van kleinschalige woongroepen (vier of zes samen) geniet de voorkeur vanuit personele overwegingen. De zorg valt dan gemakkelijker te delen. In niet-geclusterde situaties in de wijk is met name de nachtzorg een probleem. DE ROL VAN DE MEDEWERKER EN ORGANISATIE De overgang van grootschalige naar kleinschalige zorg heeft gevolgen voor de rol van de medewerker en de organisatie. Met een andere manier van zorgverlening, veranderen de werkomstandigheden en het takenpakket van begeleiders. Zij werken vaak in zelfsturende teams, maar alleen in de kleinschalige woning. Het vraaggestuurd werken vraagt om andere competenties van begeleiders. Voor facilitaire medewerkers veranderen eveneens werkzaamheden. Zo vindt het koken plaats in de woning en niet (langer) in een centrale ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
55
keuken. Diverse (overhead)functies krijgen een andere invulling of plaats in de organisatie of verdwijnen zelfs helemaal. Behandelaars komen op afspraak langs of bewoners gaan zelf naar hun behandelaren toe. Leidinggevenden krijgen een coachende rol op afstand. Hiermee heeft het kleinschalig wonen ook consequenties voor de organisatie als geheel. Er is nog vaak veel weerstand onder het personeel wanneer er over kleinschalig wonen gedacht wordt (Bron: Vilans Centrum Kleinschalig Wonen). Medewerkers hebben over het algemeen moeite om zich de kleinschalige manier van werken eigen te maken. Soms is dat omdat ze de meerwaarde van kleinschalig wonen niet inzien. Maar ook wanneer ze kennismaken met het idee en het omarmen, blijft overeind dat ‘kleinschalige zorg’ veel consequenties voor hun handelen heeft en blijkt het vaak nog steeds moeilijk om de consequenties te accepteren. Werken in een kleinschalige setting kan dus voor veel onrust zorgen, ook omdat de positie van sommige beroepsgroepen in het geding is. Er is in veel gevallen meer verzorgend personeel nodig, wat de directe personele kosten per definitie doet stijgen. Deze stijging kan echter worden opgevangen door te ‘snijden’ in de overhead. Dat betekent in veel gevallen dat de centrale keuken zal verdwijnen, dat er minder facilitair personeel nodig is en dat de rol van bijvoorbeeld de activiteitenbegeleider of de verpleeghuisarts heel anders wordt dan in de traditionele setting het geval was. Kleinschalige woonvormen binnen de muren van een grotere instelling hebben organisatorische voordelen. Het risico dat er een ‘instellingssfeer’ ontstaat, is in dit geval echter wel vele malen groter. Bij alleenstaande woonhuizen (zonder clustering) is de druk op het personeel groter. De zelfstandigheid van personeel wordt echter bevorderd wanneer de voorziening niet te dicht in de buurt van het moederhuis is gelegen. Vilans heeft samen met het Centrum Zorg
en Bouw, onderdeel van TNO, in 2009 een stappenplan ontwikkeld om te komen tot een kleinschalige woonvorm, waarbij het uitwerken van de organisatie van wonen en zorg één van de te nemen stappen is 1. EVENTUELE BOEKWAARDEPROBLEMEN De Nederlandse overheid wil toewerken naar een situatie waarin vrijwel alle mensen met een beperking in de samenleving wonen. Dit is een geleidelijk proces, waarvan de snelheid nog mede afhangt van de mogelijkheid om de bestaande boekwaarde op de gebouwen af te bouwen. Een te hoge boekwaarde kan de zorgaanbieder voor een dilemma plaatsen. Nieuwe en soms noodzakelijke investeringen zullen de afschrijvingstermijn immers alleen maar verder verlengen, met als gevolg dat men nog langer aan de gebouwen vastzit. Een alternatief is om in dat geval ‘omgekeerde integratie’ toe te passen: het bestaande instellingsterrein ontwikkelt zich tot een woonwijk. In samenwerking met de lokale overheid en met woningcorporaties is het mogelijk reguliere woningen op het terrein te laten bouwen. Hiermee brengt men de samenleving naar de ouderen en mensen met een beperking, die hierdoor middenin de samenleving komen te wonen. Tegelijkertijd is men met de opbrengst uit het verkopen of herontwikkelen van een (deel van een) instellingsterrein in staat de boekwaardeproblematiek op te lossen. Binnen het nieuwe financieringssysteem met integrale tarieven is men niet langer afhankelijk van de relatief lange, door de NZa voorgeschreven afschrijvingstermijnen. De afstootbaarheid en marktwaarde van het vastgoed wordt nog meer van belang.
1 Vilans Centrum Kleinschalig Wonen en TNO Centrum Zorg en Bouw (2009) Kleinschalig wonen: een full-servicepakket. Wonen en zorg in kleinschalige groepswoningen voor mensen met dementie.
56
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
Tabel 1: Voorbeeld personeelskosten van een cluster van 4 groepswoningen met elk 6 bewoners (dementerende ouderen)
Dienstrooster
Netto inzet per dag (in uren)
Bruto inzet per jaar (in fte)
Loonkosten per fte
Totaal loonkosten
Integraal medewerker (fwg 40, rg 8) (365 dagen 7.00-15.00 / 14.45-22.45 uur)
16
16
16
16
Assisterende (fwg 30, rg 8) 255 werkdagen 8.00-12.00 uur)
4
0.68
€ 24,590
€ 24,590
18.29
€ 39,482
€ 39,482
Dagelijkse zorg per groepswoning
Subtotaal per cluster Overige dagelijkse zorg per cluster Nachtdienst (fwg 40, rg 8) (365 dagen 22.30-7.30 uur)
9
2.19
€ 40,062
€ 87,736
Facilitair, schoonmaak (fwg 20, rg 8) (2 dagen per week 8.00-12.00 uur)
4
0.28
€ 32,243
€ 8,942
Activiteitenbegeleiding (fwg 40, rg 8) (2 dagen per week 13.00-17.00 uur)
4
0.28
€ 40,062
€ 11,111
Subtotaal per cluster
2.74
€ 39,272
€ 107,789
Totaal dagelijkse zorg per cluster
21.04
€ 39,455
€ 830,054
Totaal dagelijkse zorg per bewoner
0.88
€ 39,455
€ 34,586
€ 60,047
€ 93,673
Aanvullende zorg Unithoofd
0.60
Verpleeghuisarts
0.24
Maatschappelijk werker
0.16
Psycholoog
0.08
Fysio-/ergotherapie
0.40
Geestelijk verzorger
0.08
Totaal aanvullende zorg per cluster
1.56
Ondersteunende diensten Directie
0.30
Secretariaat
0.16
Administratie & planning
0.30
Personeel & opleiding
0.24
Facilitair
0.30
Automatisering
0.10
Beleidsmedewerker
0.08
Totaal onderst. diensten per cluster
1.48
€ 50,945
€ 75,398
Totaal personeelskosten per cluster
24.08
€ 41,495
€ 999,125
Totaal personeelskosten per bewoner
1.00
€ 41,495
€ 41,630
Bron:
Vilans Utrecht (maart 2009) Het Vilans exploitatiemodel kleinschalig wonen voor mensen met dementie. ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
57
EXPLOITATIEKOSTEN De exploitatiekosten van een kleinschalige woonvorm kunnen grofweg als volgt worden verdeeld: personeelskosten (salarissen, loonbelasting, sociale lasten e.d.): 60 tot 70% kapitaallasten (rente en afschrijving, huur en inventariskosten): 15 tot 30 % materiële kosten (maaltijdverstrekking, hotelmatige kosten, onderhoud, energie e.d.): 10 tot 15 %. PERSONEELSKOSTEN In de volgende tabel is een voorbeeldberekening gemaakt van de hoeveelheid benodigde zorg en ondersteuning en de bijbehorende personeelskosten voor een cluster van 4 groepswoningen met elk 6 bewoners. In bovenstaande voorbeeldberekening bedraagt de totale personeelsbezetting circa 1 fte per bewoner. Uit eerdere vergelijkingen van praktijkvoorbeelden 1 volgt dat dit een reëel uitgangspunt voor de personeelsbezetting is. De toerekening van overheadkosten van ondersteunende diensten aan de kleinschalige voorziening vindt in de praktijk niet altijd op dezelfde manier plaats. Voor een goede budgetvergelijking is dit wel van belang. Voor de loonkosten per fte is uitgegaan van de salarisschalen CAO VVT per 1 maart 2009. Voor vakantiegeld, eindejaarsuitkering en sociale lasten is uitgegaan van een opslagpercentage van in totaal 37%. De exploitatie van een kleinschalige woonvorm is kwetsbaar. Men kan of wil minder snel
1
College bouw zorginstellingen (2007) Kleinschalig wonen, grote verschillen, bouwkundige verschijningsvormen van kleinschalig wonen in de ouderenzorg, good practice cahier 4.
terugvallen op de andere woningen omdat dit de identiteit van de eigen woning aantast. Vervanging van zieke medewerkers of medewerkers die op vakantie zijn, lukt alleen met vervangers die bekend zijn met de bewoners. Dit vraagt om creatieve oplossingen vanuit de organisatie. Kapitaallasten Kapitaallasten van kleinschalige woonvormen kunnen in de praktijk sterk verschillen. Voor de voorbeeldberekening kunnen we gemakshalve uitgaan van de normatieve bedragen in de NZa-beleidsregel Kleinschalig wonen (CA-385). In deze beleidsregel wordt voor de normatieve kapitaallasten voor rente en afschrijving en/of huurlasten uitgegaan van € 7.921,45 per bewoner per jaar, prijspeil 2009 (kleinschalig groepsverblijf zwaar, exclusief toeslagen). Daarnaast bedragen de normatieve kapitaallasten voor inventaris €1.299,28 per bewoner per jaar, prijspeil 2009. Per cluster van 4 groepswoningen met 6 bewoners resulteert dit in € 221.298,-- aan jaarlijkse kapitaallasten. Hoewel de kapitaallasten slechts een klein deel van de exploitatiekosten vormen is de functionele opzet van de kleinschalige voorziening van invloed op de personeelsformatie, en dus indirect op de personeelskosten. Bij huur van een woningcorporatie (veel kleinschalige woonvormen zijn in de wijk gelegen) sluit men een huurcontract van vijf of tien jaar af. Het voordeel van deze constructie is dat de eigenaar verantwoordelijk is voor onderhoud en dergelijke. Een ander voordeel is dat men na de huurperiode kan overwegen om de woning af te stoten indien daar redenen voor zijn. Bij eigen bezit is dat een stuk lastiger omdat, in geval van specifieke bouw, weinig anderen belangstelling voor de woning zullen hebben. Materiële kosten 58
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
De materiële kosten omvatten: gebouwgebonden materiële kosten (onderhoud, energie, belastingen e.d.) kosten van maaltijdverstrekking hotelmatige kosten (kosten van schoonmaak, wassen, linnengoed e.d.) cliëntgebonden materiële kosten (van bijvoorbeeld incontinentiemateriaal)
de staatssecretaris de Tweede Kamer over de laatste stand van zaken rond de invoering van het nieuwe systeem geïnformeerd. Om de heersende onzekerheid in het veld en bij de banken te beperken en daarmee vertraging in de bouw op te heffen is in deze brief tevens de minimale hoogte van de kapitaallastencomponent op jaarbasis per ZZP bekend gemaakt.
Het Centrum Kleinschalig Wonen van Vilans hanteert in zijn exploitatiemodellen een bedrag van € 27,-- per bewoner per dag voor de totale materiële kosten van een kleinschalige woonvorm. Per cluster van 4 groepswoningen met 6 bewoners resulteert dit in € 236.520,-- aan jaarlijkse materiële lasten.
Een groot aantal uitgangspunten en parameters van deze tarieven staat nog ter discussie. Op dit moment worden de tarieven verder uitgewerkt, wat naar verwachting zal leiden tot een opwaartse aanpassing van de minimumbedragen. In de volgende tabel zijn de voor de ouderenzorg vastgestelde tarieven vermeerderd met de minimale kapitaalastencomponenten, waarmee (voorlopige) integrale ZZP-tarieven worden verkregen. Totdat sprake is van integrale ZZP-tarieven worden de kapitaallasten van veel kleinschalige woonvormen nog vergoed via de NZabeleidsregel Kleinschalig wonen (CA-385). Kapitaallasten van woonvormen waarvoor
HET FINANCIERINGSKADER In 2011 zullen de zorg en het verblijf binnen kleinschalige woonvormen op basis van integrale ZZP-tarieven worden vergoed. De ZZP-tarieven zijn exclusief de kapitaallasten reeds vastgesteld door de NZa. Met de brief van 9 juli 2009 heeft
Tabel 2: Overzicht ZZP-tarieven in de V&V inclusief een minimale kapitaallastencomponent, prijspeil 2009. ZZP
ZZP-tarief excl. kapitaallasten
minimale NHC
integraal ZZP-tarief
aandeel NHC
1VV
€ 59.78
€ 7,072
€ 79.16
24%
2VV
€ 75.13
€ 7,417
€ 95.45
21%
3VV
€ 107.12
€ 8,060
€ 129.20
17%
4VV
€ 119.22
€ 7,831
€ 140.67
15%
5VV
€ 156.52
€ 8,200
€ 178.99
13%
6VV
€ 156.56
€ 8,375
€ 179.51
13%
7VV
€ 186.82
€ 8,627
€ 210.46
11%
8VV
€ 212.92
€ 8,878
€ 237.24
10%
9VV
€ 185.65
€ 10,486
€ 214.38
13%
10VV
€ 230.18
€ 8,878
€ 254.50
10%
Bron:
NZa Bijlage bij Beleidsregel CA-394; Brief d.d. 9 juli 2009 van de staatssecretaris van VWS aan de Tweede
Kamer. ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
59
voorheen een vergunning van het College bouw zorginstellingen moest worden aangevraagd, worden tot de inwerkingtreding van de integrale ZZP-tarieven in 2011 nog op basis van nacalculatie door de NZa vergoed. In datzelfde jaar zal naar verwachting ook de NZa-beleidsregel Kleinschalig wonen komen te vervallen. Uiteindelijk zullen alle kleinschalige woonvormen worden gefinancierd op basis van geleverde productie. BUDGETVERGELIJKING De totale jaarlijkse kosten van een kleinschalige woonvorm zijn te vergelijken met de jaarlijkse inkomsten op basis van de (voorlopige) integrale ZZP-tarieven. In de volgende tabel is het eerder doorgerekende voorbeeld van geclusterde groepswoningen vergeleken met de inkomsten op basis van ZZP 5 (beschermd wonen met intensieve dementiezorg). Tabel 3: Budgetvergelijking voor een cluster van 4 groepswoningen met elk 6 bewoners (dementerende ouderen) op basis van ZZP 5 Jaarlijkse kosten
Jaarlijkse inkomsten
Per Per Per cluster bewoner Per cluster bewoner Personeelskosten € 999,125 € 41,630 € 221,298
€ 9,221
Materiële kosten € 236,520
€ 9,855
Kapitaallasten ZZP 5 incl. minimale NHC Totaal
€ 1,567,952 € 65,331 € 1,456,943 € 60,706 € 1,567,952 € 65,331
Uit tabel 3 blijkt een positief resultaat voor ZZP 5 van €111.009,-Er vanuit gaande dat de condities (personeelsbezetting e.d.) van een kleinschalige woonvorm niet veel veranderen bij een iets lagere zorgzwaarte, blijkt eenzelfde cluster van groepswoningen met bewoners op basis
van alleen ZZP-tarief 4 niet haalbaar, zoals de volgende tabel aangeeft. Deze geeft voor ZZP 4 een negatief resultaat van € 224.674,-Tabel 4: Budgetvergelijking voor een cluster van 4 groepswoningen met elk 6 bewoners (dementerende ouderen) op basis van ZZP 4 Jaarlijkse kosten Per cluster
Per bewoner
€ 999,125
€ 41,630
€ 221,298
€ 9,221
€ 236,520
€ 9,855
€ 1,456,943
€ 60,706
Jaarlijkse inkomsten Per cluster
Per bewoner
€ 1,232,269
€ 51,345
€ 1,232,269
€ 51,345
Uiteraard kunnen verschillende ZZP’s in een kleinschalige woonvorm worden gehuisvest, waarbij per saldo voldoende budget wordt gegenereerd. Daarbij wordt opgemerkt dat de in de voorbeelden gehanteerde integrale ZZP-tarieven naar verwachting nog zullen worden verhoogd. Per saldo kan men stellen dat kleinschalige woonvormen voor bewoners met een ZZP van gemiddeld 4 of lager niet financierbaar lijken te zijn op basis van de voorgestelde ZZP-tarieven. De keuze voor kleinschaligheid wordt in eerste instantie natuurlijk niet bepaald vanuit louter financiële overwegingen. In de visie van een instelling moeten keuzes worden gemaakt met betrekking tot de zorg en huisvesting van verschillende doelgroepen cliënten. Betreft het een levensloopbestendige woning of is de woning bedoeld als opvang tussen thuis en het verpleeghuis? In het eerste geval treffen we ook zwaar geïndiceerde cliënten aan, in het tweede geval met name licht-geïndiceerde cliënten.
60
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
Durft men als uitgangspunt te nemen dat de woning altijd een woonplek voor eenmaal opgenomen cliënten zal blijven? Ongeacht de zorgvraag, ongeacht de gedragsproblematiek? Mogelijk dat de woning voor een bepaalde categorie cliënten minder geschikt is, bijvoorbeeld voor cliënten die veel bewegingsruimte nodig hebben. Is er in die situatie een alternatief voorhanden?
Aanvullend onderzoek Het Centrum Zorg en Bouw, onderdeel van TNO onderzoekt de wijze waarop de gebouwde omgeving bij kan dragen aan een efficiënte exploitatie van kleinschalige woonvoorzieningen. Het onderzoek moet onder andere resulteren in een rekentool waarmee de exploitatie van deze voorzieningen kan worden geoptimaliseerd. De inkomstenkant in de tool is uiteraard afhankelijk van de hoogte van de ZZP-tarieven. Het Centrum is in adviserende zin tevens betrokken bij de bepaling van de kapitaallastencomponent in de ZZP-tarieven.
* Ir. S.P.M. (Stefan) van Heumen studeerde Bouwkunde aan de Technische Universiteit Eindhoven. Van 1993 tot en met 2001 doorliep hij diverse functies bij grote bouwbedrijven, met als taken het voorbereiden, begeleiden, plannen en bewaken van complexe projecten in zowel de utiliteits- als woningbouw. Daarna is hij tot 2009 werkzaam geweest bij het College bouw zorginstellingen, uiteindelijk als senior en plaatsvervangend hoofd van de afdeling Research & Development. Sinds januari 2009 is hij senior onderzoeker bij het Centrum Zorg en Bouw, onderdeel van TNO. Aandachtsgebieden zijn onder andere bouw- en levenscycluskosten, bouwtechniek en energiebesparing binnen de zorgbouw. De laatste tijd heeft hij zich specifiek toegelegd op de huisvesting binnen de jeugdzorg.
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
61
MENSELIJKE MAAT VERWEZENLIJKEN MET PLANETREE Drs. Marcel Snijders * Drs. Jim van den Beuken * Planetree is opgericht door een patiënte die het niet kon accepteren dat in een medisch-technisch hoogwaardig ziekenhuis de menselijke maat volledig zoek was. Zij had de keuze: terug naar Argentinië waar zij geboren was en waar de zorg nog wel menselijk was maar minder geavanceerd, of in de VS blijven en proberen daar de performance van de zorg te verbeteren. Zij koos voor het laatste. Haar naam: Angelica Thieriot. Eind jaren 70 ging ze met haar man naar het ziekenhuis omdat ze doodziek was. Zij had een mysterieuze virusinfectie, waar eigenlijk niemand raad mee wist. Ze ging naar een topziekenhuis in de buurt van San Francisco. Direct al bij de receptie een hoop bureaucratie. Ze moest ellenlange vragenlijsten invullen, terwijl ze misselijk was en bijna flauw viel, maar niemand die daar acht op sloeg. Daarna volgde een opname. Zij kwam terecht in een witte steriele separeerruimte met daarin een kaal metalen bed en een metalen stoel, waar een vreselijke ziekenhuisgeur hing. Ze was daar zo’n 2 weken en zag nooit dezelfde zuster. Haar dokter kwam iedere ochtend erg vroeg langs, schudde dan wat met zijn hoofd en sprak over haar alsof ze er niet was; hij zei zelfs een keer tegen haar man, die aan haar bed zat: “ik ben bang dat we haar kwijtraken”. Voorts kwamen er allerlei anonieme personen langs, die zich niet voorstelden, haar pillen gaven, bloed afnamen en op haar angstige vragen standaard als antwoord gaven: “ik weet het niet, dat moet u aan uw dokter vragen”. Haar schoonmoeder had haar een orchidee gestuurd en die orchidee werd het middelpunt van haar aandacht. Het
was de enige ontsnappingsmogelijkheid uit de steriele lelijkheid om haar heen en zij trok zich daar maar aan op. Door haar koorts en al het ongemak was ze het grootste deel van de nacht wakker, om tegen zonsopgang van uitputting in slaap te sukkelen. Nog geen uur later werd ze dan wakker gemaakt voor een slecht, ongezond en oneetbaar ontbijt. Dit was ruim 30 jaar geleden, maar zou ook gisteren kunnen zijn. Toen Angelica uit het ziekenhuis kwam, wilde ze veranderingen zodat niemand dit soort onmenselijke ervaringen nog zou kunnen krijgen. Ze vroeg zich af wat ze toen echt nodig had gehad om beter te worden. Ze sprak daarover met ruim 600 mensen en onderzocht de geschiedenis van ziekenhuizen. Ze ontdekte dat er de laatste eeuw alles aan gedaan was om hygiëne en kwaliteit verder te verbeteren, wat resulteerde in de moderne, efficiënte, maar onpersoonlijke instituten van de jaren 70. Wat haar echter het meest inspireerde waren de oude Griekse esculaap ziekenhuizen. Die stonden op heilige plaatsen en hadden tot doel om bij de patiënten de innerlijke krachten op te wekken door schoonheid, kunst, muziek, theater en verhalen. De patiënten kwamen snel op kracht en waren in staat om zelf een belangrijke rol te spelen in hun eigen genezingsproces. De basis voor de genezing was daarmee gelegd, waarbij priesters de zieken ondersteunden en hoop gaven. De conclusie van Angelica was dat goede gezondheidszorg niet alleen uitstekend moet zijn in medisch-technisch opzicht, maar dat ook de natuur zelf en fysieke, 62
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
menselijke en psychologische factoren van belang zijn. De mens zelf levert de grootste bijdrage aan zijn eigen genezing 1. Haar uitgangspunt voor de verdere ontwikkeling van het ideale ziekenhuis was dat ziekenhuizen er zijn om mensen beter te maken (voor de hand liggend, maar feitelijk vergeten); om hen te helpen genezen en dat alle andere motieven - zoals winst, werkgelegenheid, efficiency en training - hulpmiddelen zijn om dat doel te bereiken. Ze startte met steun van o.a. de Kaiser Foundation met het opzetten van bibliotheken, waarin alle informatie over ziekte en gezondheid in een voor leken begrijpelijke taal en vorm beschikbaar was. Vervolgens mocht ze ook een unit van 13 acute bedden opzetten die volledig beantwoordde aan haar ideeën over hoe de zorg zou moeten worden georganiseerd: Je moet je er al beter voelen als je er binnenkomt en het beste van de westerse geneeskunde wordt er aangeboden in een omgeving die zoveel mogelijk lijkt op thuis, maar minimaal het beste van hotels en kuuroorden biedt. Het werkte voortreffelijk en kostte niets meer dan de oorspronkelijke aanpak. Toch duurde het tot begin jaren 90 voor Planetree echt sterk begon te groeien. Tot die tijd was de “sense of urgency” niet groot genoeg. Patiënten kwamen toch wel en er was tot dan toe nog geen gebrek aan artsen en goed geschoold personeel. WAAROM IS PLANETREE RELEVANT? Laten we als voorbeeld eens kijken wat Planetree kan betekenen voor oncologiepatiënten en hun zorgverleners. Sommigen onder ons hebben kanker of kanker gehad. Allemaal
1 Wellicht interessant om te weten: de naam Planetree is gekozen omdat de Plataan de boom op Kos is, waaronder Hypocrates zijn studenten onderwees en ook veel van hen leerde.
hebben we helaas wel iemand in onze familieof vriendenkring met kanker of een andere levensbedreigende ziekte. We zien en voelen dan ook pijn en verdriet, maar dat is vaak nog maar een schijntje van wat er bij de patiënten zelf omgaat. De patiënt heeft vanaf de allereerste verdenking van kanker tot het laatste eind angsten, pijn, verdriet en wordt heen en weer geslingerd tussen vrees en hoop. Zij hebben professionele hulp nodig en gebruik van de meest moderne medische apparatuur en medicatie. Sommige patiënten voelen zich hopeloos en verdrietig, omdat de gezondheid hard achteruitloopt, zonder dat iemand hen kan vertellen wat er mis is, want ook lang wachten op duidelijkheid en op verhelderende diagnoses en therapieën is slopend. Bovenal zullen de patiënten zichzelf weer terug moeten vinden en hebben ze behoefte aan emotionele steun en troost. Relaties worden intenser of worden verbroken: je echte vrienden ontmoet je dan. Het leven lijkt eerst waardeloos te zijn geworden, maar kan daarna groeien tot een enorme intensiteit en warmte. Iedereen reageert er anders op. Dat alles geldt ook voor de naasten van iemand met zo’n ziekte. Ook zij leven tussen angst en hoop en vragen zich af hoe het verder moet; ook zij hebben steun en liefde en troost nodig en dat kan niet in een koude, steriele omgeving, zoals Angela die aantrof. Ieder maakt zijn eigen reis. De een is bij wijze van spreken al dood als hij het bericht hoort dat hij kanker heeft, de ander krabbelt op en groeit tot ongekende hoogten. Patiënten komen meestal vaker in het ziekenhuis op de OK, de poli, de afdeling of de dagbehandeling voor een operatie, voor een bestraling, voor hun chemo, om hun arts te spreken etc. Uit gesprekken met hen, overleveringen uit vele Planetree-organisaties en ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
63
de literatuur 1 ontstaat het hiervoor geschetste beeld; het blijkt dat oncologieafdelingen in ziekenhuizen vaak lijken op een dorp, waar mensen elkaar kennen, praatjes maken met elkaar, zich aan elkaar optrekken, maar soms ook terugtrekken, omdat het verdriet van de ander hen teveel wordt. Die sfeer is belangrijk voor hun welbevinden, en de kracht waarmee ze hun behandelingen ondergaan, voor de ontvankelijkheid voor informatie over hun ziekte en hun eigen rol. De beleving van de patiënt wordt in belangrijke mate beïnvloed door de zorgverleners: medewerkers, artsen, vrijwilligers en hun mantel. Als zorgverleners goed in hun vel zitten en het werk niet alleen vakbekwaam, maar ook met plezier doen, dan straalt dat uit naar de patiënt, dan voelt dat beter, dan is hij meer tevreden. Dat is een bestraling zonder negatieve bijverschijnselen. Patiënten hebben natuurlijk niet alleen met hun eigen afdeling, maar ook met andere zorgverleners, medewerkers en afdelingen te maken. Ook die ervaringen beïnvloeden hun welbevinden en dat is lang niet altijd positief. Daarom is Planetree gericht op heel de mens en het hele systeem, zodat ook ondersteunende diensten en afdelingen hun rol in het proces beter begrijpen en kunnen realiseren. WAT IS PLANETREE? Bij Planetree wordt cliëntgerichte zorg geformuleerd door de cliënt zelf, is iedereen zorgverlener en worden alle activiteiten van een organisatie in samenhang gericht op mensgerichte zorg. Er worden 3 clusters en 12 componenten onderscheiden. De integrale aanpak van de geleverde zorg (betere zorg), de omgeving waarin
1
o.a. “Tot op het bot” van Jean Shinoda Bolen Lemniscaat ISBN 90 5637 068 5.
de zorg wordt verleend (helende omgeving) én de vitaliteit van de organisatie (gezonde organisatie) versterken elkaar. Betere Zorg Planetree helpt zorginstellingen bij het invoeren en onderhouden van zorg die er toe doet voor de cliënt en zijn omgeving. Dat leidt tot een menselijke maat waarin de cliënt en professional zich veilig voelen en waarin het prettig werken is. 1. Menselijke interactie en liefdevolle bejegening Planetree gaat over mensen die elkaar helpen. Medewerkers bieden persoonlijke menslievende zorg voor cliënten en hun mantelzorgers. Planetree gaat ook over medewerkers die zorgvuldig met elkaar omgaan en samen een organisatiecultuur creëren om trots op te zijn. Ieder individu wordt gezien als zorgverlener met het vermogen om een verschil te maken. Echt contact maken, luisteren naar wat nodig is en aandacht voor het individu staat voorop en dat zie je in al het denken, handelen en de besluitvorming. Cliënten voelen zich welkom en serieus genomen. Medewerkers spreken mensen aan met hun naam en zijn met hun aandacht bij de cliënt en hun specifieke situatie. 2. Eigen keuze en verantwoordelijkheid door informatie en educatie Cliënten hebben de mogelijkheid om meer over hun ziekte en gezondheid te leren en de regie te nemen over hun eigen zorg en welzijn. Ze krijgen hun eigen dossiers aangeboden 2 en uitgelegd en kunnen
2 “Een studie van Fowles (et al. 2004) onder 4500 volwassenen met de vraag: Hoe geïnteresseerd bent u in het lezen van uw medisch cliëntdossier? Antwoordde 79% met zeer. De top 3 redenen: meer betrokken bij de eigen gezondheidzorg; kijken wat de arts over hen zegt; hun situatie beter begrijpen”.
64
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
Figuur 1
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
65
aantekeningen maken hoe ze zich voelen. Hierdoor ondersteunt Planetree ook de veiligheid van de cliënt. Mogelijke behandelingen worden geduldig uitgelegd en cliënten hebben en maken keuzes. Voorbeeld: door een goed zelfmedicatie programma hebben cliënten meer invloed en vrijheid op hun dag. Familie en vrienden zoeken op internet naar informatie en men kan worden geholpen door een vrijwilliger met zoeken en het samenstellen van een informatiesetje. 3. Uitstekende behandeling en zorg De (medische) kwaliteit van zorg is belangrijk voor elke Planetree organisatie: up-to-date wetenschappelijke kennis en technologische en logistieke ontwikkelingen dragen bij aan de genezing en veiligheid van de cliënt. 4. Gezond eten, drinken en bewegen Eten en drinken is niet alleen essentieel voor een goede gezondheid, maar is ook een moment van geborgen voelen en genieten. Planetree instellingen bieden gezonde en smakelijke maaltijden en zorgen voor gezonde keuzes in restaurants, maar ook in de snackautomaten. Keukens zijn beschikbaar voor mantelzorgers en familie om het favoriete eten van de cliënt klaar te maken. Zorgorganisaties geven zelf of via vrijwilligers cursussen voor lekker en gezond eten, en helpen speciale diëten lekker te bereiden. Vrijwilligers bakken soms brood en koekjes als een soort `aromatherapie´ waardoor een thuisgevoel ontstaat. Bewegingsprogramma´s zoals fitness, Tai Chi of yoga zorgen ervoor dat cliënten binnen hun eigen interesse de gezondheid van hun lichaam bevorderen. 5. Aanvullende zorg en zingeving In Planetree instellingen wordt zoveel mogelijk gedaan om de kwaliteit van het leven te vergroten. Ziekte, ouderdom of kwetsbaarheid leidt vaak
tot vragen over zingeving en het opnieuw evalueren wat echt belangrijk is in het leven zowel voor de cliënt als voor familie. Belangrijk is dat de mens achter de cliënt zich goed voelt en regie houdt. Dat betekent meer keuze bieden. In de praktijk waarderen zowel cliënten en medewerkers aanvullende zorg zoals bijvoorbeeld: massage, ruimtes voor persoonlijke rituelen en spiritualiteit, therapeutische aanraking, haptonomie, reiki, gebruik van aroma’s, drummen, accupunctuur en huisdieren. Planetree ziet creatieve expressie, kunst en entertainment als voeding voor de ziel. Muziek, verhalenvertellers, levensverhalen schrijven, clowns, films met humor creëren afleiding en een ontspannen sfeer, kunst in de cliëntkamers en behandelruimtes dragen bij aan een menselijke omgeving. Vrijwilligers helpen cliënten hun creatieve talenten verder te ontwikkelen. Westerse geneeskunst en aanvullende zorg en zingeving versterken elkaar. HELENDE OMGEVING Vriendelijk, rustgevend gebouw en inrichting, kunst en water, een sociale omgeving door betrokkenheid van familie en gemeenschap, grote aandacht voor situatie en medewerker en collegialiteit. 6. Menswaardige technologie Technologie staat in dienst van de professional en de cliënt. De ontwikkeling, het ontwerp, de keuze voor en het gebruik van de technologie gaat uit van de mens en werkt niet vervreemdend. Belangrijk is dat de technologie zodanig wordt gebruikt, dat de verbinding van de cliënt met zichzelf en zijn sociale omgeving optimaal blijft. Vriendelijk design, gebruik van kleuren en eenvoudig in gebruik, voorlichtingsfilmpjes op tv, webcam contact met dierbaren, menukeuzen etc. zijn gebruikelijk. Menswaardige technologie gaat van efficiënte, belevingsgerichte operatiekamers, 66
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
open MRI scanners met rustgevende muziek tot een leesbaar, elektronische patiëntendossier en lotgenotencontact via internet 1. 7. Architectuur en interieur dragen bij aan gezondheid en heling De fysieke omgeving is belangrijk voor gezondheid en helen.2 Elk gebouw is vriendelijk, licht, rustgevend en uitnodigend. Bij het ontwerp staat menswaardigheid voorop. Er is aandacht voor privacy, veiligheid, geluid, goede ventilatie, natuurlijk daglicht, uitzicht en toegang tot natuur, muziek en positieve afleiding. Stromend water en kunst zijn zichtbaar in de entree en gebouwen. Door het wegnemen van architectonische grenzen, zoals balies, stimuleert het interieur de betrokkenheid van cliënt en familie. Ruimtes zijn zo ingericht dat er zowel plek is voor rust en reflectie, als voor sociale activiteiten en contacten, zoals aquaria, bibliotheken, keukens, ontmoetingsruimtes, kapelletjes, tuinen, labyrinten en slaapkamers voor familie. Heldere verwijzingen leiden tot vermindering van stress en zekerheid. Er is indirecte verlichting, aandacht voor ruimtes voor medewerkers en verkeerstromen zijn gescheiden.
1
Lawaai is slecht voor patiënten en zorgverleners: geluidsreductieprogramma’s zijn effectief. (Grumet ea,1993). Het toevoegen van aangename geuren leidt tot angsreductie bij de MRI (Redd, et al., 1994). Muziek toepassen helpt: vermindering medicatie, stress, bloeddruk, pijn (o.a. Nilsson, et al., 2001; Robertson, 2001; Caine, 1991). 2 “Evidence-based design”: Het is de moeite waard om kennis te nemen van deze studie van Marc Schweitzer, M.Arch, Senior Planetree Architect, The Design Partnership, Laura Gilpin, R.N., Planetree, and Susan B. Frampton, Ph.D., Planetree (pending publication). Ook veel informatie hierover is te vinden in: “De patiënt op de eerste plaats” hoofdstuk 8 (Elsevier gezondheidszorg ISBN 978 90 352 3084 2).
8. Vrienden, familie en gemeenschap spelen een positieve rol Ondersteuning door familie, vrienden, mantelzorgers en gemeenschap is essentieel voor een goede fysieke en geestelijke gezondheid. Planetree organiseert en stimuleert de betrokkenheid van de omgeving zoveel mogelijk. Mensen staan het liefst midden in het leven ondanks ziekte of ouderdom. Ongelimiteerde bezoektijden (ook op de IC), gastvrijheid voor familie en vrienden, ook bij ingrijpende procedures en reanimatie. Het mantelzorg programma zorgt ervoor dat de mantelzorgers intensief deelnemen aan de zorg van de cliënt tijdens en na de opname. Samenwerking met scholen, verzorgingshuizen, kerken en andere partijen (zoals zangkoren, toneel- en muziekgroepen, winkels en restaurants) in de gemeenschap maken het mogelijk om deel te nemen aan het “gewone” leven. Vrijwilligers spelen, ieder met hun eigen talent, een belangrijke rol in het realiseren van Planetree, b.v. begeleiden van cliënten bij herstelprogramma, voorlezen, muziek maken, cliëntenvervoer (binnen en buiten), activiteiten begeleiden, gedichten schrijven, schilderen, wandelen en levensverhalen optekenen. Het is duidelijk dat de gemeenschap graag dingen doet voor mensen in kwetsbare situaties. GEZONDE ORGANISATIE Opvallend is de hartelijkheid en interesse onder medewerkers en leidinggevenden. Iedereen is zichtbaar en gemakkelijk benaderbaar. Medewerkers zijn duidelijk in wat ze wel en niet voor de cliënt kunnen doen. Medewerkers spreken elkaar en hun cliënten aan op gezond gedrag. Waardering voor goed werk wordt uitgesproken. In de Planetree opleidingen ervaren medewerkers het perspectief van de cliënt en ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
67
helpen de 12 componenten hen om de juiste dingen te doen.
onderscheiden zich door hun prestaties en worden door hun omgeving gewaardeerd 1.
9. Tevreden cliënten Zorgverleners leveren graag de mensgerichte zorg waaraan cliënten behoefte hebben. Cliënten van Planetree organisaties ontvangen persoonlijke, respectvolle zorg omdat ieder mens een uniek individu is met eigen voorkeuren, waarden en behoeften, met als gevolg een toename van de cliënttevredenheid bij Planetree organisaties. Processen worden ook rondom cliënten georganiseerd.
12. Goede marktpositie en relaties met belanghebbenden Zorginstellingen werken met de Planetree filosofie en implementatie aan een unieke positie. Binnen de eigen organisatie ontstaat een elan waarbij het goede wordt gewaardeerd en vernieuwing effectief ingevoerd. Planetree vereenvoudigt samenhangende strategische en operationele opties. Planetree overbrugt vaak tegenstellingen door te spreken over de inhoudelijke zin en noodzaak van zorg. Daarnaast verbetert de reputatie bij externe belanghebbenden en maakt de organisatie deel uit van een groter geheel die mensgerichte zorg waarmaakt, in woorden en in daden.
10. Tevreden en gemotiveerde medewerkers Met Planetree voelen medewerkers weer waarom ze voor de zorg hebben gekozen. Cliënttevredenheid en medewerkertevredenheid gaan hand in hand. Planetree leidt tot een menselijke maat waarin de cliënt en de professional zich geborgen en veilig voelen en waarin het prettig werken is. Ervaringsgerichte trainingsdagen maken zorgverleners gevoelig voor de beleving vanuit de cliënt, zodat zij beter in staat zijn een helende omgeving voor elke cliënt te creëren. Medewerkers werken in een positief klimaat met duidelijke antwoorden, waardering, ondersteuning, persoonlijke ontwikkeling, interesse in de cliënt als persoon, collegialiteit en goede communicatie. Planetree verbetert de werving en het behoud van professionals en motiveert personeel. 11. Gezonde financiële resultaten Lager personeelsverloop, minder ziekteverzuim, enthousiaste medewerkers, goede professionals, meer vrijwilligers en bovenal tevreden cliënten, leiden tot een gezonde organisatie met gezonde financiële resultaten. Veel Planetree organisaties
ERVARINGEN MET PLANETREE Planetree helpt organisaties te veranderen naar een omgeving waarin de mens voorop staat,
1 Zorginstellingen melden effecten zoals • Betere zorg: toename cliënttevredenheid, verlaging gemiddelde verblijfsduur, daling geneesmiddelengebruik (o.a. effect van eigen verantwoordelijkheid), vermindering medicatiefouten en verlaging infecties, Planetree versterkt de cliënt waardoor de behandeling beter aanslaat. • Helende omgeving: toename familietevredenheid, open balies, hartelijke sfeer, vermindering van pijn en stress, beter slapen en versnelling van herstel in lichte omgeving, gelijke of verlaagde kosten van bouw en herinrichting. • Gezonde organisatie: toename medewerkertevredenheid, verbetering van werving en behoud van professionals, positieve financiële resultaten. • Veel Planetree organisaties onderscheiden zich door hun prestaties, bijvoorbeeld met topposities in ranglijsten, publiciteit en eenvoudig krijgen van goed personeel.
68
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
waarin cliënten en hun mantelzorgers actieve, goed geïnformeerde deelnemers zijn, die zelf keuzes kunnen maken; en professionals en vrijwilligers van harte zorg geven zoals cliënten en medewerkers die willen krijgen. Planetree is verrassend, vernieuwend en verdiepend en ‘t werkt. Feedback hierover van Planetreeorganisaties en hun cliënten en medewerkers in vier punten: 1. Vertrouwen en steun Aanvankelijk is het vertrouwen nog wankel, omdat medewerkers moeten gaan geloven in Planetree en eerst moeten zien of de organisatie oprecht ruimte hiervoor zal geven. Veelal heeft de zorgorganisatie reeds eerder pogingen gedaan om de cultuur te veranderen die al snel strandden, dus waarom zou dit dan wel werken? Maar al gauw groeit het vertrouwen en steunt men elkaar bij het waarmaken van mensgerichte zorg, omdat men ziet dat het nu serieus is en het elkaar inspireren aanstekelijk werkt. Planetreecomponenten realiseer je in samenhang met elkaar, consistent en gedreven. 2. De invoering en uitvoering werkt Planetree levert een inhoudelijk model dat als fundament dient voor mensgerichte zorg. In feite kantelt de hele organisatie naar een mensgerichte organisatie, waarbij iedereen weet waarom dat gebeurt en wat er van hen wordt
verwacht. Eigenaarschap groeit en iedereen doet mee en spreekt de ander daar op aan. Een solide implementatie wordt ondersteund door de onderlinge uitwisselingen van zgn. ‘best practices’ door de Planetree-organisaties. Een van de vaste onderdelen in het implementatieproces zijn de focusgroepen 1. Dat zijn gestructureerde vertrouwelijke en openhartige gesprekken met patiënten en met medewerkers. Ook met familie, vrijwilligers, artsen en leidinggevenden worden focusgroepen gehouden. De intentie is om goed te luisteren, om te horen en te voelen wat zij ervaren. Wij registreren daarbij alle quotes. Wat zij zeggen is voor hen waar. Dit geeft een helder zicht op de samenhang en samenwerking in de organisatie, de omgangsvormen, het vertrouwen en de trots en vooral ook hoe ver de organisatie is met mensgerichte zorg volgens Planetree. Op grond hiervan kan de organisatie haar intenties verduidelijken of aanpassen en de juiste keuzes maken bij het verdere implementatieproces, waaraan iedereen in de organisatie gaat meedoen. Dit leidt tot grote transparantie en een menselijke maat. We herhalen die focussessies na 1,5 en 3 jaar, zodat we zien of er echt geluisterd wordt en hoe de implementatie verloopt.
1
We lopen allemaal het gevaar dat we ons te weinig verdiepen in de ander. Wat voor de een routine is, is voor de ander een eenmalige unieke ervaring. Voor die persoon is ieder detail van belang en soms zie of ervaar je dingen niet of anders dan een ander ze ziet en ervaart. Bovendien zeggen mensen lang niet altijd wat ze bedoelen of menen niet wat ze zeggen. Daarom start Planetree ook altijd met Focusgroepen: Om te weten hoe men echt over de zorg denkt. ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
69
steunen elkaar. De tevredenheid bij medewerkers en patiënten stijgt enorm. Medewerkers kunnen verschil maken, kunnen doen waarvoor ze oorspronkelijk voor hun vak kozen: mensen helpen beter te worden. Dan wordt werken in de zorg een feest en het beroep aantrekkelijk, wat weer goed is voor nieuwe instroom. Planetree geeft medewerkers weer kracht door “liefde en lef” weer plaats te geven in hun dagelijkse werk. Die medewerkers op hun beurt versterken de organisatie weer. De cultuur slaat om van ‘moeten’ naar ‘willen’ en van ‘willen’ naar ‘doen’.
3. De organisatie doet ’t zelf en iedereen doet mee Planetree helpt organisaties met de implementatieaanpak, het aandragen van best practices en het opleiden van specifieke doelgroepen als een Planetree-stuurgroep en eigen trainers via een train-the-trainers aanpak. De organisatie ontwikkelt zich met eigen mensen en middelen.
Het blijft verrassend hoe eenvoudig en verdiepend de Planetree-filosofie en –aanpak in feite is. De tevredenheid van zowel patiënten als medewerkers stijgt snel. Back to basics: naar ons hart en onze ziel. Met lef, liefde en vakmanschap bij alle medewerkers kunnen zorgorganisaties doen waarvoor ze zijn opgericht: mensen beter maken.
Daarbij hebben zorgmedewerkers ook afstemming met vakgenoten in andere zorgorganisaties. Planetree gaat zodoende verder dan de individuele medewerker, de individuele afdeling, de eigen organisatie. In zekere zin is Planetree een werkwijze waarmee het hele zorgsysteem verandert wordt en waarmee tegenwicht geboden worden aan de doorgeschoten zakelijkheid. Dat voelt fijn. 4. Sfeer en vertrouwen in eigen kunnen Als medewerkers weten wat de organisatie ambieert en daarin ook geloven en als zij daarbij gesteund worden met een stevig fundament van waarden, deugden en best practices, dan kun je aan hen de ruimte geven. Medewerkers kunnen het verschil maken en krijgen de ruimte om relaties met patiënten en elkaar te verdiepen. Ze spreken elkaar aan, coachen, complimenteren en 70
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
Minder regels: Elkaar aanspreken werkt. Iedereen doet wel iets op het gebied van mensgerichte zorg, maar als je ’t goed wilt doen, doe je ’t integraal. Door dit alles een menselijke maat: herkenbaarheid, toegankelijkheid, eigenheid, openheid, begrip voor elkaar en vooral regie over je eigen leven krijgen en houden.
In tegenstelling tot allerlei certificeringssystemen zie je bij Planetree, dat ’t nooit ophoudt. Je komt in een positieve ontwikkelspiraal, waarbij je de grenzen blijft verleggen en steeds zoekt naar nieuwe manieren om te verbeteren. Het Internationale Planetree keurmerk is geen eindpunt, maar een waardering dat je op de goede weg bent.
* Marcel Snijders (1951) is Gezondheidseconoom en heeft voorheen diverse (directie) functies in de gezondheidszorg vervuld Bij UVIT en zijn voorgangers en het Gemini Ziekenhuis in den Helder. Expert in zorg(inkoop) beleid en –strategie; participeerde in vele koepels en adviescollege’s en initieerde vele zorgvernieuwingsprojecten. (
[email protected]) * Jim van den Beuken (1966) is bedrijfskundig econoom en persoonlijkheidspsycholoog. Als partner bij Creative Power heeft hij uitgebreide ervaring met het stimuleren en benutten van het creatief vermogen en innovatie in organisaties binnen en buiten de zorg. (
[email protected]) Sinds 2004 zijn beiden geïnteresseerd in en betrokken bij Planetree ontwikkelingen. Sinds 2006 zijn Jim en Marcel bestuurder/oprichter/adviseur van Stichting Planetree Nederland. Zij verschijnen in talloze interviews en artikelen op het gebied van mensgerichte zorg en verwezenlijken van innovaties. Planetree is een snel groeiende organisatie voor bevordering van mensgerichte zorg in een helende omgeving. Inmiddels zijn 11 organisaties lid (sept 2009) en groeit de organisatie sterk. Zo’n 35.000 medewerkers werken bij Planetree=organisaties in Nederland en meer dan 1,3 miljoen mensen doen voor (delen van) hun zorg beroep op een Planetree instelling. www.planetree.nl
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
71
MACHT EN LIEFDE Column Jan de Vries * Vorig jaar ontving ik uit handen van journaliste Judy Wagenaar het eerste exemplaar van haar boek ‘Wilt u alstublieft voor mij zorgen?’. Een persoonlijk relaas over het verblijf van haar moeder in een verzorgingshuis. Vijf jaar lang werd haar moeder daar verzorgd, maar volgens haar dochter niet gekend en soms helemaal niet gezien. Uit haar dagboekaantekeningen spreken boosheid, verdriet en onmacht. Boosheid over haar moeder die niet de zorg krijgt die ze verdient. Verdriet over haar kwetsbare moeder die zich niet gekend weet en zich dus niet thuis voelt. En onmacht, omdat zij als dochter daar geen verandering in kan aanbrengen. Haar ervaringen raken de echte kwaliteit van de zorg: kennen en gekend worden. Dat ervaren ook de zorgverleners zo. Zij zouden graag meer stilstaan bij de zorgvragers. Letterlijk stilstaan. Stilstaan om te observeren, om te luisteren en om een hand op de schouder te leggen. Maar bestuurders, verzekeraars, toezichthouders en politici rekenen de zorginstellingen graag af op meetbare resultaten. Al dat meten-is-weten-denken leidt echter tot veel bureaucratie en sluit niet aan bij de beleving van kwaliteit op de werkvloer. De passie en compassie van de zorgverleners verstikt zo in een woud aan formulieren en systemen. Diezelfde systemen vragen, naar het oordeel van bestuurders en managers in de zorg, om voldoende schaalniveau. Onder het mom van kwaliteitsverbetering en kostenbesparing wordt daarom veelvuldig gekozen voor fusies in de zorg. Het gaat echter veelal ook om macht. Macht tegenover macht. Macht tegenover de overheid, tegenover verzekeraars, tegenover leveranciers en tegenover ‘concurrenten’. Dit machtsdenken leidt tot een ongebreidelde fusiedrang. Soms zijn fusies onontkoombaar. Maar er is teveel sprake van kopieergedrag. Door deze fusies ontstaan grote anonieme instellingen met een grote afstand van de veelal dik betaalde bestuurders tot de werkvloer. Grote organisaties leiden daarom eerder tot meer dan tot minder bureaucratie. De menselijke maat, kwaliteit, bereikbaarheid, identiteit, keuzevrijheid en de invloed van cliënten zijn in het geding.
‘GROTE ORGANISATIES LEIDEN EERDER TOT MEER DAN TOT MINDER BUREAUCRATIE’
72
Gelukkig begint dat besef steeds meer door te dringen. In de ouderen- en gehandicaptenzorg zien we alternatieve samenwerkingsvormen ontstaan. Een coöperatie maakt het bijvoorbeeld mogelijk om met behoud van de menselijke maat, waar nodig en nuttig samen te werken. In de ziekenhuiszorg zie ik met de introductie van Planetree en Magneetinstellingen ook een cultuuromslag. Het St. Elizabeth Ziekenhuis in Tilburg is daarvan een mooi voorbeeld. In de nieuwe missie van het ziekenhuis staan troost, compassie, aandacht en steun centraal. Het ziekenhuis wil vanzelfsprekend medisch-technisch goede zorg leveren, maar vooral ook het ‘liefste ziekenhuis’ van Nederland worden. Van die ambitie word ik warm en dat zal vast ook voor veel zorgvragers gelden. Nu is het aan bestuurders, verzekeraars, toezichthouders en politici om het St. Elizabeth Ziekenhuis en alle andere zorgaanbieders hiervoor ook de ruimte te bieden. Ruimte door minder regels en meer vertrouwen. Daarmee komt er ook ruimte en tijd voor aandacht, respect, passie, compassie en vooral ook liefde op de werkvloer.
* Jan de Vries zit sinds 2002 namens het CDA in de Tweede Kamer en is woordvoerder van het CDA met betrekking tot de zorg.
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
73
L I EF EN L EN I G: D E M ENS EL IJK E M A AT B IJ HE T VE R B E T E R E N VAN PR OCE SSE N Marc Rouppe van der Voort * Rita Arts * De grote inzet op het verbeteren van zorgprocessen en de opleving van de aandacht voor de menselijke maat in de zorg lijken wellicht op zichzelf staande thema’s. Wij denken echter dat ze uit dezelfde maatschappelijke ontwikkeling voortkomen. Bovendien denken we dat er veel voor te zeggen is om de krachten te bundelen door menslievende zorg als kernwaarde te hanteren bij het verbeteren van zorgprocessen. WAAROM AANDACHT VOOR DE MENSELIJKE MAAT EN PROCESVERBETERING? We hebben een uitstekend zorgstelsel. Desondanks hebben we te maken met ingewikkelde vraagstukken ten gevolge van een aantal maatschappelijke ontwikkelingen: Patiënten accepteren steeds minder de discrepantie tussen optimale zorg vanuit het perspectief van een patiënt en de daadwerkelijke zorg die ervaren wordt door een patiënt. De maatschappij verwacht meer dan in de vorige eeuw dat de zorgsector er continu aan werkt om die discrepantie te verminderen. Doordat we ziektes zoals hart- en vaatziekten en HIV beter kunnen behandelen worden patiënten (gelukkig) steeds ouder met hun ziekte. Doordat tevens het aantal patiënten met chronische ziektes zoals diabetes toenemen, hebben patiënten steeds vaker meerdere ziektes tegelijk en krijgen ze in hun behandel- zorgproces met meer verschillende disciplines tegelijk te maken. Hierdoor worden zorgprocessen complexer. Sinds jaren stijgt de zorgconsumptie en daarmee de kosten van de zorg sterker dan
het inkomen van de Nederlander. In combinatie met het beeld dat de zorg een stuk efficiënter georganiseerd moet kunnen worden, legt dat reeds jaren veel druk op de zorg om goedkoper zorg te leveren. Marktwerking is zelfs een begrip in de zorg geworden. Zorginstellingen zijn grote, professionele organisaties geworden. Dat gaat vaak gepaard met een meer bureaucratische wijze van beheersen. Certificaties, procedures, administratieve verantwoordingen lijken noodzakelijk, maar zorgverleners ervaren het als een demotiverende ontwikkeling die anderen aan hen opleggen en die ten koste van de aandacht voor individuele patiënten gaat. Deze ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat zorginstellingen meer energie zijn gaan steken in het verbeteren van zorgprocessen. Zowel om de totale beleving van een zorgproces voor patiënten te verbeteren, als om de zorg efficiënter te organiseren. Zorgprocessen gaan meestal dwars door diverse afdelingen en instellingen heen en er zijn vaak meerdere disciplines bij betrokken. Dat maakt het ingewikkelde trajecten, zowel inhoudelijk als veranderkundig. Bijna elke zorginstelling is daarvoor de laatste jaren begonnen met methodieken zoals Procesherinrichting (Sneller Beter), Werken zonder wachtlijst, Zorgpaden, Klinische paden of concepten zoals Lean denken met waardestroomanalyses en de Theory of Constraints (TOC) met knelpuntenanalyses.
74
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
Een trend die daarbij waarneembaar is, is het besef dat we meer klantgericht moeten werken. Wat vindt de klant belangrijk? Wat zijn de wensen van de klant? Hoe communiceren we naar de klant? Doordat zorginstellingen grote organisaties zijn geworden lijkt het erop dat patiënten zich vaker onpersoonlijk en als nummer behandeld voelen. Klantgerichter werken biedt daar de oplossing voor. Dat klinkt logisch, maar voelt u het risico hoe de menselijke maat in bovenstaande schets naar de achtergrond verdwijnt? We onderschrijven het belang van klantgerichtheid in de delen van de zorginstelling waar een patiënt mee te maken krijgt waar geen zorg verleend wordt, zoals de centrale balie, de telefoniste die afspraken maakt etc. Bij het verlenen van zorg spelen echter andere, wezenlijkere zaken een rol, die klantgerichtheid juist teniet doet. Mensen die zich tot ons wenden maken zich vaak zorgen, soms ernstige zorgen. Zij zijn op hun meest kwetsbare momenten in hun leven. Soms zijn ze verward of leidt de ziekte zelf ertoe dat ze geen logische keuzes meer kunnen maken. Ook durven ze vaak niet kritisch te zijn, omdat ze ons niet boos willen maken. Ze hebben ons nodig en zijn vaak sterk van ons afhankelijk. We hebben niet zozeer met rationeel handelende klanten te maken. We proberen iets te betekenen voor mensen met zorgen en wensen. Lukt het ons om met de verbetermethodieken die we zijn gaan gebruiken een betere zorgbeleving vanuit het oogpunt van een patiënt te realiseren? Lukt het beter om de zorgvraag van een patiënt te beantwoorden? We denken dat dat wel degelijk uitstekend kan, maar daarvoor zullen we de tijd en moeite moeten nemen om beter te begrijpen hoe waarde tot stand komt. Om deze combinatie te maken, putten we in het St. Elisabeth Ziekenhuis in Tilburg hiervoor zowel uit de benadering van lean denken als van menslievende zorg (zie de twee kaders).
Waarde in de zorg Een fysiotherapeut komt bij mensen thuis om ze te behandelen en haar zoon gaat na school geregeld met haar mee. Op een dag komen ze bij een oudere dame die haar vingers niet meer goed kan bewegen. De fysiotherapeut vraagt haar wat ze het liefst weer met haar handen zou willen doen. De vrouw vertelt dat ze graag weer zou willen bridgen met haar vriendinnen. De fysiotherapeut vraagt of ze een stok kaarten in huis heeft en haar zoon pakt die uit een lade. Daarna gaat de fysiotherapeut ter plekke oefeningen bedenken met de stok kaarten. Zorgverleners gaan een verbinding aan met een zorgvrager en proberen er achter komen wat voor deze patiënt waarde vertegenwoordigt. Vervolgens wordt een hele reeks aan handelingen van vaak vele zorgverleners ingezet, die ieder waarde creëren voor de desbetreffende patiënt. Echter alle handelingen die daarbij gebeuren, maar niet direct bijdragen aan het creëren van waarde, zijn verspilling. Daarbij kan het zinvol zijn een onderscheid te maken tussen twee soorten waarde: 1. waarde vanuit de aanleiding waarom een zorgvraag gesteld wordt. Een patiënt met pijn op de borst stelt zich vragen als ‘Wat is er met me aan de hand? Wat moet ik doen?’ Handelingen die helpen die vragen te beantwoorden creëren waarde, zoals een consult met een cardioloog, een fietsproef of een ECG om de werking van het hart te onderzoeken. 2. waarde wordt ook vertegenwoordigd door wat voor een patiënt van belang is tijdens het beantwoorden van de zorgvraag. Een onzekere patiënt geruststellen, een verwarde patiënt aanraken, aandacht tijdens kwetsbare momenten. Dit zijn geen handelingen die de zorgvraag waarmee een patiënt kwam beantwoorden, maar die op dat moment wel van grote waarde zijn. ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
75
Het verbeteren van zorgprocessen gebeurt vaak vanuit een medisch en / of vanuit een logistiek perspectief. De eerste vorm van waarde wordt daarin vaak goed vertegenwoordigd. Bijvoorbeeld het toepassen van inzichten uit een nieuwe medische richtlijn. De tweede vorm blijft echter vaak op de achtergrond en komt neer op het initiatief van individuele zorgverleners. Als we bijvoorbeeld processen strak gaan plannen, dan verdwijnt zelfs vaak de (ervaren) ruimte voor zorgverleners om zich in te leven in een patiënt en op maat de zorg in te richten naar gelang de wensen van deze persoon. Daarmee maken we de menselijke maat kwetsbaar. Hoe kunnen we zorgprocessen verbeteren met beide vormen van waarde als uitgangspunt? VERALGEMENISEREN ALS VALKUIL BIJ PROCESVERBETEREN Een valkuil waar we vaak in trappen is dat we zorgprocessen veralgemeniseren. We stellen vragen als: ‘Hoe verloopt het eerste contact bij patiënten van categorie x? Hoe de tweede? Hoe kunnen we dat beter organiseren?’ En opeens zijn procesverbeteringen abstracte beslissingen die direct op de gehele groep patiënten een verbetering moeten opleveren. Een fysiotherapeut heeft geleerd dat het effectiever is om bij een bepaald soort klachten
de eerste keer een uur extra uit te trekken. Ze kan dan de klachten goed doorgronden, oefeningen goed op maat maken en de oefeningen goed uitleggen. Door een goed contact te leggen is de therapietrouw van patiënten ook beduidend hoger. Hierdoor heeft ze uiteindelijk minder sessies nodig om een patiënt te kunnen helpen en zijn de uitkomsten beter. De bekostigingssystematiek biedt echter geen ruimte voor deze benadering en ook het eerste, langere, bezoek wordt als een half uur vergoed. Dat ze per patiënt minder sessies nodig heeft dan anderen die de eerste keer tot een half uur beperken, wordt niet beloond. De fysiotherapeut doet het toch omdat ze er in gelooft en investeert het uur vanuit haar eigen tijd. Voldoening is meer waard dan geld. Toch knaagt het ergens. Als we het systeem inrichten vanuit de veralgemeniseerde patiënt ontstaan regels en werkwijzen die contraproductief zijn. De meest effectieve en efficiënte zorgverleners moeten geregeld tegen regels ingaan om goede zorg te kunnen verlenen. Hoe komt dat? Waarom is het zo moeilijk uit te gaan van de zorgvraag én context van iedere individuele patiënt? Om processen te verbeteren vanuit de menselijke maat is het behulpzaam te redeneren vanuit de bewegingsruimte die een individuele zorgverlener heeft. Stel zorgverleners beter in staat voor elke individuele patiënt te regelen wat nodig is om de zorgvraag te beantwoorden met aandacht voor de zorgen en wensen van elke patiënt. Anders gesteld: hoe kunnen we het systeem leniger maken zodat zorgverleners regelruimte ervaren om de zorg voor individuele patiënten op maat te maken én om het systeem te kunnen verbeteren als ze tegen problemen aanlopen?
76
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
MENSELIJKE MAAT: OMGAAN MET DIVERSITEIT Zou het kunnen dat verschillende zorgverleners vaak verschillend denken over wat van waarde is voor een patiënt? En dat patiënten daar weer geheel anders over denken? Het verbeteren van zorgprocessen vanuit de menselijke maat betekent beter om kunnen gaan met diversiteit aan verwachtingen en beelden? Een praktijkvoorbeeld: Een afdeling had zich gerealiseerd dat het patiëntonvriendelijk is dat ze pas vrij kort voor de operatie de datum voor opname en behandeling te horen krijgen. Daarom hadden ze een project gestart om patiënten de datum al op de polikliniek mee te kunnen geven. Een mooie verbetering. Toch haperde er iets. Later bleek uit een vervolgonderzoek dat 95% van de patiënten het inderdaad zeer op prijs stelt. 5% is echter bloednerveus voor operaties en kan niet meer slapen zodra ze een datum hebben. Ze willen liever zo kort mogelijk ervoor opgeroepen worden. Het bepalen van waarde ligt vaak genuanceerder dan het lijkt. Hoeveel ruimte ervaart de zorgverlener die met een patiënt de datum gaat plannen voor een operatie, om te onderzoeken wat deze patiënt van belang vindt? En hoeveel ruimte heeft de zorgverlener om vervolgens naar dat inzicht te handelen? Vaak wordt de organisatie door zorgverleners ervaren als een strak keurslijf. Het is ingewikkeld wanneer vele organisatieonderdelen betrokken zijn bij het zorgproces van patiënten om van het vooraf opgestelde zorgpad af te wijken. Even zo vaak is het voor zorgprofessionals lastig, of te wel het ontbreekt het aan creatieve oplossingen, om van gebaande wegen af te wijken; “dat doen wij gewoon altijd zo”, is een veel gehoorde opmerking. Flexibiliteit
van onze werkprocessen en van diegene die hiervoor verantwoordelijk zijn, zijn belangrijke voorwaarden om met een menselijke maat zorg te kunnen verlenen. WEGHALEN BELEMMERINGEN Waarom wordt de menselijke maat regelmatig uit het oog verloren? In het UMC Utrecht is daar een onderzoek naar verricht dat gepubliceerd is in Tijdschrift voor Verpleegkundigen, april 2009, 4. Een quote van p.45: “Verpleegkundigen ervaren belemmerende factoren bij het praktiseren van hun basishouding en bereidheid tot presentie. Tijdsdruk staat bovenaan. De geïnterviewden geven aan dat het geen excuus mag zijn, maar door de hoeveelheid taken en de hectiek van de situatie, de basiszorg prioriteit krijgt boven de relatie met de patiënt.” In de presentie staat de relatie centraal. Zoals Baart in diverse publicaties aangeeft is het doel van presentie niet de oplossing van een probleem maar een zorgzame betrekking. Deze benadering lijkt tegenover een interventiebenadering te staan. Zorgprofessionals werken doorgaans oplossingsgericht, zij willen vooral resultaten bereiken. Interventies zijn natuurlijk nodig in de zorg, maar wanneer ze op zichzelf staan en niet binnen de relatie van mens tot mens hun plek krijgen, zouden ze leed kunnen toevoegen (Heijst, A. Menslievende zorg). Daar waar zorgverleners de interventie en de presentie kunnen integreren
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
77
in hun dagelijks werk, is de menselijke maat aanwezig. Naast het technische goed uitvoeren van de handeling, vindt er communicatie plaats rond de handeling, wordt de patiënt gerustgesteld, is de zorgprofessional betrokken bij de patiënt én de uitvoering van de handeling. Een link tussen procesverbeteringen en de menselijke maat is bijvoorbeeld ook het reduceren van tijdsdruk en het verspreiden van werkdruk. Door de activiteiten beter over de dag te verdelen wordt voorkomen dat zorgverleners simpelweg geen tijd hebben om present te zijn tijdens piekdruktes (die vaak elke dag hetzelfde zijn). Dit leidt op zich nog niet tot een zorgzame betrekking, maar kan wel de voorwaarden helpen scheppen die daarvoor nodig is. DE MENSELIJKE MAAT IN VERANDERMANAGEMENT Een veel gehanteerde strategie in verandermanagement is om mensen sterk ontevreden te maken met de huidige situatie. Je maakt ze duidelijk dat van alles slecht gaat en dat het allemaal anders moet. In het jargon heet dat ‘to create a burning platform’. Dan moeten mensen er wel vanaf springen. Wanneer is dat een wijze strategie? Wellicht is het wijs als het huidige systeem zo ziek is dat je een radicale omwenteling nodig hebt? Wij betwijfelen het. In elke organisatie die reeds langere tijd bestaat zitten waarden die het onder het oppervlak voor cohesie zorgen, voor continuïteit. Een ‘burning platform’ geeft weliswaar dynamiek om te veranderen, maar daarmee wordt het kind met het badwater weggegooid doordat je (impliciet) ook het goede diskwalificeert. Een diep begrip van de huidige situatie maakt inzichtelijk waarom de huidige werkwijze niet goed aansluit bij de waarde die je met elkaar wilt
creëren. Daarin zit de motivatie voor elke medewerker om dingen anders te doen. Stel dat op een afdeling blijkt dat zorgverleners de procedure niet goed volgen om medicatie voor te bereiden. Ze trekken bijvoorbeeld niet altijd handschoenen aan of maken de werkplek onvoldoende grondig schoon. Een veel geziene respons is dan dat het belang van de voorgeschreven handelingen onderstreept wordt. Meer posters aan de muur met slogans, meer voorlichting etc. Toch wisten de zorgverleners dat waarschijnlijk al. Waarom doen ze het dan niet? De oorzaak zou bijvoorbeeld erin kunnen liggen dat soms medicatie voorbereid moet worden op de drukste momenten van de dag, waar allerlei andere processen ook om aandacht vragen, soms zelf hoge prioriteit vergen. Dan voelen zorgverleners zich soms gedwongen de bocht af te snijden. Effectiever is dan om de werklast over de dag beter te verdelen, zodat de medicatie in alle rust voorbereid kan worden. Een diep begrip van de situatie is nodig om de achterliggende oorzaken te adresseren. Zorgverleners zijn van nature al bovengemiddeld intrinsiek gemotiveerd. De complexiteit van de huidige zorgorganisaties overstijgt echter vaak het vermogen van de betrokkenen om de (interacterende) processen goed te kunnen verbeteren. We moeten ons daarom niet richten op het afstraffen van ongewenst gedrag maar op het verbeteren van de systemen (werkwijzen) die hen in staat stellen om goede zorg te kunnen verlenen. Om de situatie diepgaand te begrijpen en aan te kunnen sluiten bij de belevingswereld van de 78
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
betrokken zorgverleners moet je ervan houden jezelf in het diepe te gooien van de praktijk. Te onderzoeken. Te begrijpen. De menselijke maat opzoeken. Respectvol omgaan met de beelden die mensen hebben bij het huidige zorgproces en de betekenis van veranderingen daarin. De kunst is dat te doen zonder de tradities die in de loop van de tijd ontstaan zijn de ruimte voor verbeteren te laten hinderen. Welke drijfveer past daar bij? In ieder geval geen diskwalificatie van de huidige situatie. Daarmee doe je onrecht aan de betrokkenen en vertroebel je het zicht op het systeem. Als je de menselijke maat als uitgangspunt neemt begin je bij het waarderen van de huidige situatie. Vanuit die waardering ontstaat ruimte om de betrokken zorgverleners te ondersteunen om hun zorgprocessen te verbeteren.
PASSIE EN WAARDE Bij weinig zorgverleners zal de passie liggen in het reduceren van verspilling. Een zorgverlener wil iets betekenen voor een medemens. Vanuit die motivatie is een zorgverlener vaak graag bereid het werk te verbeteren om bijvoorbeeld minder tijd te hoeven besteden aan onzinnige handelingen. Maar wel in die volgorde van motivatie. Als de menselijke maat genomen wordt als uitgangspunt voor het verbeteren van zorgprocessen is het beter om de effecten van procesverbeteringen niet af te meten aan de hoeveelheid verspilling die gereduceerd is, maar hoeveel meer of beter waarde gecreëerd wordt.
LEAN DENKEN IN DE ZORG Lean denken is een ontwikkelmodel dat is gericht op continu, gestaag, verbeteren in kleine stappen die recht doen aan de complexiteit van de zorg en tegelijk zowel de kwaliteit verbeteren als de kosten verlagen door onnodige handelingen te verwijderen. Het model is gebaseerd op de principes die ten grondslag liggen aan het gerenommeerde productiesysteem van autofabrikant Toyota. Vier pijlers vormen de basis: een lange termijn filosofie gericht op waarde; proces denken: meer flow (onbelemmerde doorstroming) en minder onnodige handelingen ; mensgericht: respect en uitdaging; continu, gestaag, verbeteren. Veel gebruikte principes zijn: visualisatie, standaardisatie, diep begrip van de bestaande situatie, de werkelijke vraag bepaalt de capaciteitsverdeling, problemen direct samen aanpakken, onverbiddelijke reflectie, respect en medewerkers coachen op verbeteren
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
79
MENSLIEVENDE ZORG Menslievende zorg betekent dat zorgverleners echt contact met de patiënt maken, dat wil zeggen dat zij een zorgzame relatie aangaan met de patiënt. Zorgprofessionals willen weten hoe het nu met de patiënt is en wat de ziekte voor hem of haar betekent. Ze zijn niet alleen bezig met de klacht, het onderzoek, de diagnose en de behandeling, maar willen ook weten: hoe gaat het nu met u? Kunt u het een beetje volhouden? Menslievende zorg is een wetenschappelijk concept waarnaar al jaren wetenschappelijk onderzoek plaatsvindt en waarover veel publicaties bestaan. Het handelt over: De menselijke maat in de zorg: aandacht, vertrouwen en zorgzaamheid; De inbedding van diagnoses en interventies in een web van de menselijke relaties; De systemische en politiek-etische dimensie van de zorg; Bewustwording dat de zorgprofessionals zélf het verschil maken.
* Rita Arts is als zorgmanager werkzaam in het St. Elisabeth ziekenhuis. Zij is als lijnmanager verantwoordelijk voor de integrale aansturing van diverse zorgeenheden. Daarnaast is zij portefeuillehouder van het zorgbeleid en als lid van de stuurgroep “lief ziekenhuis” nauw betrokken bij het ziekenhuisbrede thema menslievende zorg. Zij heeft vele jaren praktijkervaring als verpleegkundige binnen diverse specialismen. Zij weet zich geïnspireerd vanuit haar eigen ervaringen in de relaties met patiënten als zorgprofessional; juist de medemenselijke betrekking is de essentie van goede zorg. * Marc Rouppe van der Voort is werkzaam in het St. Elisabeth Ziekenhuis als manager innovatie. Hij stimuleert en ondersteunt zorgverleners om te experimenteren met nieuwe concepten, methodes en technieken om de zorg beter te organiseren, mede met behulp van de principes waarmee Toyota haar organisatie continu verbetert. Hij put verder uit vijf jaar ervaring bij het Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO en twee jaar ervaring bij KDI, onderdeel van Schouten & Nelissen en zijn achtergrond als Bedrijfskundige. Verder werkt hij aan een promotieonderzoek naar het ‘reactief vermogen’ van ziekenhuizen aan de Universiteit Maastricht onder begeleiding van zijn promotoren Frits van Merode en Bart Berden.
80
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
81
VERWENZORG HEEL GEWOON? Column Laurence Kea * Zorgverleners hebben over het algemeen de autonomie van de patiënt hoog in het vaandel staan. Ze zijn opgeleid met de nodige zelfzorgtheorieën. De boeken die in de opleiding gebruikt worden staan er vol mee. Zo’n houding is bij de meeste patiëntengroepen een zeer verstandig uitgangspunt: laat de cliënt vooral nog doen wat hij zelf nog kan. Maar helaas, veel chronisch zieken zijn op een bepaald moment niet meer in staat zelfstandig te functioneren. Goede zorgverleners herkennen dat. Het is algemeen bekend dat in de gezondheidszorg primair aandacht besteed wordt aan het lichamelijk welbevinden. Chronisch zieken komen wat medische en verpleegkundige zorg betreft relatief niet zoveel tekort. Maar het gewone menselijke is uit het dagelijks contact tussen zorgverlener en patiënt grotendeels verdwenen. De menselijke maat is zoek. Niet zelfstandig meer kunnen functioneren en het terugbrengen van het menselijk contact tussen zorgverlener en cliënt vormden een aantal jaren geleden de basis voor het ontstaan van ‘verwenzorg’. Bij verwenzorg gaat het om kleine dingen: een terrasje of sauna bezoeken, persoonlijke aandacht, vriendelijkheid (ja heel gewoon), samen winkelen, samen een babbeltje maken, een vers bosje bloemen op de afdeling, een kaart op de verjaardag etc. Verwenzorg sluit in essentie prima aan bij één van de drie betekenissen die de Dikke Van Dale aan het woord ‘verwennen’ geeft, namelijk; ‘Goed doen, met veel zorg of geschenken omringen’. Verwenzorg is het aanbieden van de nodige extra’s, waardoor de chronisch zieke een blij moment meemaakt en meer van het leven geniet. Buiten de gezondheidszorg is verwennen – van jezelf of een ander – heel gewoon. Binnen de gezondheidszorg was het in ieder geval een aantal jaren geleden ver te zoeken. Maar Nederland zou Nederland niet zijn als een particulier initiatief met goede bedoelingen ook de nodige kritiek zou oproepen. Criticasters zijn van mening dat verwenzorg eigenlijk basale zorg moet zijn. Door het ontstaan van verwenzorg is in hun optiek duidelijk geworden hoe schraal de basale zorg is. Verwenzorg duidt op een tekort in de zorg dat in een rijk en beschaafd land als Nederland niet zou mogen voorkomen. Een parallel met de discussie over de voedselbanken is zo snel getrokken. Ondanks de kern van waarheid in de kritiek op verwenzorg, vind ik deze kritiek toch iets te gemakkelijk. Daar waar de leidende ontwikkeling in de Westerse 82
maatschappij nog steeds de individualisering is, jonge mensen steeds makkelijker migreren naar regio’s waar welvaart is en zelfs wij onze kinderen leren te allen tijde goed voor zichzelf te zorgen, zijn er altijd regio’s waar chronisch zieken onvoldoende kunnen delen in de welvaart. Dat uit zich in het onder druk komen te staan van de menselijke maat in de zorg. Positief geformuleerd slaat verwenzorg een brug tussen individualisering en community care, tussen denken goed te zijn en het werkelijk goed doen. Het brengt de menselijke maat enigszins weer terug daar waar deze hoort, bij de individuen die het goed hebben. In dat licht is het volgens mij een uitstekend idee wanneer verwenzorg een plaats krijgt in protocollen en standaarden in de zorg. Als verwenzorg leidt tot extra punten bij de aanbesteding van de zorginkoop door zorgverzekeraars, als banken een lagere rente in rekening brengen als een instelling aantoonbaar aan verwenzorg doet, als maatschappelijke jaarverslagen minder uitgebreid hoeven te zijn als je aan verwenzorg doet, etc, etc. dan moet verwenzorg toch een enorme vlucht kunnen maken? Ik merk bij dit alles helaas, ik draaf door. Met zulke initiatieven institutionaliseren we de verwenzorg, maken we de menselijke maat tot een bureaucratisch instrument geëint op rationeel marktgedrag. Daarmee verdwijnt verwenzorg weer uit het zicht en is de menselijke maat terug bij af. Want ook daar zijn we helaas goed in in ons welvarend Nederland.
* Laurence V.F.Kea (1969) heeft algemene economie gestudeerd aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Sinds 1993 is het werkzaam in de zorgsector. Hij heeft beleidsfuncties bekleed bij diverse brancheorganisaties (GGZ Nederland en een voorloper van ACTIZ). Sinds 1999 is hij in diverse functies werkzaam bij een zorgverzekeraar. Eerst bij Achmea en sinds 2006 in de functie van directeur zorginkoop bij De Friesland Zorgverzekeraar.
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
83
INTERVIEW: ANNEMIEKE BAMBACHDe Drie Notenbomen Annemieke Bambach is algemeen directeur van De Drie Notenbomen bv. Ze werkte eerder acht jaar bij ABN Amro, de laatste jaren als sectormanager zorg. In 2007 werd Thomashuizen ex aequo winnaar van de NIMA marketing in de gezondheidszorgprijs. In De Drie Notenbomen zitten nog 3 formules; de Herbergier (voor dementerende ouderen) en de nog minder ontwikkelde Zuster Floor (voor welvarende senioren met een zorgvraag), en Impressario (individuele dagbesteding voor mensen met een beperking of een chronische aandoening). Tijdens het interview hebben we ons toegespitst op de Thomashuizen en in mindere mate op de Herbergier. WAT ZIJN THOMASHUIZEN De initiatiefnemer, Hans van Putten, had zelf een zoon met een verstandelijke beperking: Thomas. Thomas is in 2006 overleden. Uit onvrede met het reguliere aanbod bedacht hij in 2001 het concept Thomashuizen. De formule moest voorzien in een landelijk netwerk van kleinschalige woonvoorzieningen. Een plek waar Thomas zich thuis zou voelen, en met hem vele andere mensen met een verstandelijke beperking. Een Thomashuis is een woonvoorziening voor zes à acht mensen met een verstandelijke beperking. Elk huis wordt geleid door in principe twee zorgondernemers. Dit zijn meestal echtparen/partners die zelf ook in het Thomashuis wonen. Zij zijn eindverantwoordelijk voor de zorg en ondersteuning aan hun klanten CONCEPT Thomashuizen werken op franchisebasis. Zo kan het aantal snel groeien. Er bestaan inmiddels 65 Thomashuizen en de verwachting is dat er over twee jaar 100 zullen zijn. Ze zijn allemaal opgezet volgens een helder en strak concept, wat de herkenbaarheid en kwaliteit waarborgt. Het concept voorziet in een vaste formule van een ondernemerspaar en acht verstandelijk gehandicapten per huis. In de vijf jaar die ze bestaan, heeft men vastgehouden aan de principes en dat heeft het concept verder bevestigd. De overkoepelende organisatie zoekt in de markt naar mogelijkheden en verzorgt in samenwerking met woningbouworganisatie Vestia de huisvesting. Ze selecteert en begeleidt ondernemers in de opzetfase en later bij de exploitatie. De ondernemers selecteren de bewoners uit de lijst met geïnteresseerden. Het immers meer een levenswijze dan een baan, waarbij werk en privé niet gescheiden gehouden kan worden. Soms hebben de ondernemers een meer zakelijke houding, soms zijn het meer ‘ouders’. De diversiteit wordt gekoesterd. HUISVESTING Met een standaard programma van eisen wordt een locatie geselecteerd. De locaties zijn altijd kleinschalig, sfeervol, geïntegreerd in de maatschappij en met voldoende ruimte en woonruimte voor het ondernemerspaar. De ondernemers investeren in de algemene ruimten en bieden zorg. De bewoners richten zelf hun eigen kamer in. De locaties bevinden zich ofwel in stedelijke, ofwel in landelijke omgeving; voor elk wat wils. Wat ze gemeen hebben, is de trots die de bewoners er voor voelen. Het is hún huis, waarvoor zij verantwoordelijk zijn. 84
‘VAN EEN NIET GOED DOORDACHT GEBOUW WORDT JE GEWOON DEPRESSIEF’ FINANCIEEL Thomashuizen is een gewone onderneming. Maar wel een met veel maatschappelijke verantwoordelijkheid. En het kost niet meer dan de alternatieven. Op dit moment zijn de PGB’s (persoonsgebonden budgetten) toereikend. Dat er 7% ingeleverd moet worden aan VWS is niet leuk, maar kan wel, als het daarna maar wel ophoudt. Thomashuizen verklaart dit uit de andere organisatie van de zorg. Door de constante aanwezigheid van de ondernemers worden de kosten voor bijvoorbeeld nachtdienst gedrukt. De woonvorm resulteert wel in veel administratie. Bijvoorbeeld met betrekking tot huurtoeslag voor de bewoners. De overkoepelende organisatie kan dit voor alle Thomashuizen centraal regelen. KWALITEIT Er is de afgelopen tijd veel te doen geweest over de kwaliteit en het toezicht op dit soort woonvormen. Bij de Thomashuizen wordt er periodiek grondig geëvalueerd door Stichting Perspectief. De lering die hieruit getrokken wordt, komt in het eigen opleidingsprogramma van de Thomashuizen terug. Ook de interne opleiding wordt met externe deskundigen gedaan, groepsgewijs. Er is veel deskundigheid in de organisatie aanwezig, die het delen waard is. Het zijn vaak idealisten die gebaat zijn bij een zorgvuldig proces en die trots zijn op wat ze hebben opgebouwd en dat ook graag tonen. HERBERGIER De Herbergiers, voor dementerende ouderen, zitten in een andere fase. Zij groeien met ca. 5 stuks per jaar en zijn wat groter qua opzet. Behalve een andere schaal is ook de sfeer anders. Het is wel een enorme groeimarkt. Binnen de woningen is er minder sprake van participatie. Bij de Thomashuizen wordt vaak als dagbesteding zelf schoongemaakt, gekookt en boodschappen gedaan. Ouderen hebben daar vaak geen zin meer in. Koken en eten is wel erg belangrijk. Er zijn open keukens, waarin het koken als een soort entertainment wordt gezien. Het personeel heeft er geen aparte ruimten, maar eet met de bewoners mee en drinkt er ook gewoon koffie. Zij hebben tijd en geduld om de ouderen aandacht te geven en hen te stimuleren. Bijvoorbeeld om met de hond te gaan wandelen. Dat scheelt meteen weer wat fysiotherapie...
‘JE HOORT VAAK DAT OUDEREN GRAAG DE PIEPERS JASSEN, OF ‘MIJN MOEDER VINDT HET ZO LEUK OM DE WAS TE VOUWEN’, MAAR IN DE PRAKTIJK HEBBEN ZE DAAR VAAK NIET MEER ZO’N ZIN IN’ Voor meer informatie, kijk op www.thomashuizen.nl ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
85
IEDERE KLANT IS KONING Menselijke maat in zorgarchitectuur Ir. Pieter Walraad * ARCHITECTUUR VOOR MENSEN Gebouwen voor de zorg kenmerken zich vaak door de verzameling van een groot aantal afzonderlijk werkende specialismen. De bijzondere combinatie van state-of-the-art medische techniek en persoonlijke benadering vraagt om gebouwen die beide thema’s bijeenbrengen in een natuurlijke architectonische omgeving. Complexe gebouwen vragen flexibele oplossingen, maar vooral een intelligente benadering van het wezenlijke gebruik ervan. Architectuur is een mooi vormgegeven en inspirerende drager van die functionaliteit. Door een open en nieuwsgierige houding zoeken wij als architecten de dialoog met de opdrachtgever. Daarbij spelen logistiek, daglicht, exploitatie, beleving en uitstraling een belangrijke rol. Ieder gebouw heeft als cultuurproduct een eigen intrinsieke waarde. In onze visie moet een gebouw zeker ook een toegevoegde waarde hebben als gebruiksobject. Bij het ontwerpen van gebouwen staat immers de mens centraal. WAT IS EIGENLIJK MENSELIJKE MAAT? De mensmeetkunde (antropometrie) houdt zich bezig met de afmetingen van het lichaam en juist ook de verschillen die daarin voorkomen tussen mensen en groepen mensen. Antropometrie is toegepaste antropologie. Het woord betekent letterlijk “het meten van mensen” en houdt zich bezig met het vaststellen van afmetingen en verhoudingen van het menselijk lichaam. Antropometrie speelt een belangrijke rol in industrieel ontwerpen, ergonomie en
architectuur, waar de statistische data over de verdeling van de lichaamsmaten gebruikt worden om een product, werkplek of ruimte te optimaliseren.(Wikipedia) Kenmerkend in interpretaties van het begrip “de menselijke maat” is de veronderstelde diepe behoefte van mensen om als persoon herkend te worden en gekend te zijn en een werkelijk gevoel van contact, van wederzijdse betrokkenheid te hebben met hun omgeving. Omgeving in de ruimste zin des woords: van andere mensen tot woning, natuur, organisatie en politiek. Om betrokken te kunnen functioneren willen (of moeten) mensen blijkbaar het gevoel hebben er toe te doen in een beïnvloedbare omgeving waaraan ze ook daadwerkelijk kunnen bijdragen. (www.menselijkemaat.nl) De groeiende aandacht voor menselijke maat in de zorg wordt gevoed vanuit een toenemend onbehagen bij zorgverleners in het algemeen, en verpleging en dokters in het bijzonder. De verdergaande rationalisering van de processen, de toenemende invloed van de marktwerking, de voortdurende verhoging van de productiviteit, het zijn allemaal bedreigende ontwikkelingen voor mensen die met hun hart en ziel in de zorg werken. Aandacht, respect en waardering voor elkaar betekent onder meer een gelijkwaardige relatie tussen patiënt en zorgverlener. Moderne patiënten willen immers zo veel mogelijk de regie over hun leven voeren. Niet voor niets is de meest 86
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
geraadpleegde arts “dokter Google”. Dokters vinden dat soms lastig, maar zien ook wel in dat deze trend niet meer te stoppen valt. Daarnaast zal steeds vaker de integrale benadering nodig zijn om kritische patiënten tot tevreden klanten te maken. Een van de recente ontwikkelingen om die gedachte in een concept te vatten en te integreren in de organisatie, is het uit de VS overgewaaide Planetree-concept. PLANETREE ALS NIEUWE OVERTUIGING Het Planetree zorgconcept is een patiëntgerichte, holistische benadering van gezondheidszorg, waarbij het bevorderen van geestelijke, emotionele, geestelijke, sociale en fysieke genezing centraal staat. Het betrekt patiënten en hun familie bij de behandeling door uitwisseling van informatie en bevordert genezend partnerschap met zorgverleners. Het probeert optimale resultaten te bereiken door de integratie van kunst, natuurgeneeskunde en filosofie in het genezingsproces. De naam Planetree verwijst naar de plataan op het Griekse eiland Kos, waaronder
de vader van de geneeskunst, Hippocrates, in gesprek ging met zijn studenten. Planetree is een succesvol internationaal concept dat erop is gericht de best mogelijke zorg te verwezenlijken. Daarbij gaat het onder meer over hartelijke bejegening, regie houden, goede medische behandeling en zorg, lekker eten, aanvullende zorg, vriendelijk interieur en een positieve rol voor familie en vrienden. Centraal staat de menselijke maat. Veel medewerkers zijn enthousiast over het Planetree-concept vanwege de patiëntgerichte zorg en de extra ruimte voor contact met patiënten. Vreemd eigenlijk dat we telkens weer een nieuwe filosofie nodig hebben om ons op deze universele kernwaarden te bezinnen. De menselijke maat als behoefte aan wederzijds zien en gezien worden is immers niet nieuw. Mede daarom is het interessant om te zien wat architecten (kunnen) doen met deze hernieuwde inzichten. Het gevaar van de nieuwe kleren van de keizer ligt immers altijd op de loer. In de praktijk blijkt dat we vaak intuïtief al op de goede weg zijn, maar niet altijd met de juiste visie of het beste resultaat. NETWERKSTRUCTUUR Op stedenbouwkundig en planologisch niveau worden veel keuzes gemaakt die ingrijpende gevolgen hebben voor de schaal en beleving van zorgverlening. Telkens weer krijgt ons rationele streven naar efficiency voorrang boven het meer gedifferentieerd en kleinschaliger vormgeven van steden, wijken, straten en complexen. Zo heeft de keuze voor concentratie van zorgfuncties op een locatie direct gevolgen voor de bereikbaarheid en benaderbaarheid van die zorg voor burgers. De recente ontwikkelingen wijzen veeleer in de richting van netwerkachtige zorgaanbieders, die door specialisatie enerzijds en satellietvorming anderzijds inspelen op deze vraag. De tijd dat alle ziekenhuizen alle kernspecialismen aanbieden ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
87
ligt al achter ons, en de huidige sterke spelers in het veld hebben zonder uitzondering gekozen voor specialisatie op een aantal kernvakken. Daarbij worden vakken, waarin men minder sterk aanwezig is, uitbesteed aan of verzorgd in samenwerking met andere zorgaanbieders in de regio. Deze verdergaande verkokering heeft ook gevolgen voor de schaalgrootte: men mag complexe, risicovolle behandelingen niet meer uitvoeren, wanneer er niet een minimale jaarlijkse ervaring mee behaald wordt. De gevolgen voor de patiënt zijn evident; complexe behandelingen gebeuren verder van huis. Satellietvorming biedt een goede compensatie voor dit ongemak: de diagnose en opstelling van het behandelplan, de beeldvorming en de nazorg kan in veel gevallen dichter bij huis gebeuren. De strategische keuzes die nu per zorgcentrum, ziekenhuis, zorgconcern of landelijk samenwerkingsverband worden genomen zijn vaak gefundeerd op CBS-cijfers over bevolkingsgroei, leeftijd of adherentie. Eigenlijk is het vreemd dat de klant zo weinig gevraagd wordt naar zijn of haar mening. Zou het niet geweldig zijn als de dokter dichterbij te spreken was? Waarom moet alles zo centralistisch geregeld worden? Internetbankieren, kopen via het web, service regelen, een eigen dossier of blog beheren, het kan allang thuis. Waarom moet ik dan nog steeds een pasje laten maken, of gaat de dokter eerst weer mijn gegevens of dossier checken om te zien hoe het ook weer zat? Integrale marktbenadering van de zorgvraag betekent niet alleen een vercommercialisering, maar kan ook betekenen dat zorgaanbieders meer luisteren naar wat er echt speelt onder haar klanten. Iedereen begrijpt dat je voor een concert van een wereldster of een Champions League wedstrijd naar een bijzondere plek moet, en heeft dat ervoor over. Maar de voorpret, de kaartjes, de reis en het wedstrijdverslag erna of de DVD
van het concert kan ik overal regelen, dichtbij of zelfs in huis. Kortom, laten we integraler nadenken over de locatie en het aanbod van elk type service en zorg. Dan zal blijken dat satellietvorming en netwerkstructuren niet alleen beter aansluiten bij de wens van de patiënt, maar ook marktaandeel opleveren. Het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis renoveert nu haar monumentale vestiging op de Prinsengracht tot een modern dagziekenhuis, speciaal ten behoeve van de binnenstadspopulatie. Kleinere gebouwen op centrumlocaties, grotere gebouwen langs de stadsring, concentratie van specialistische topcentra bij andere publiekstrekkers die voor veel aanloop zorgen, het zijn keuzes die marktpartijen in andere sectoren al langer maken.
DE VOORDEUR Grote zorggebouwen worden sneller als bedreigend, mensonvriendelijk of massaal ervaren. Daarbij spelen niet alleen schaal, maar ook materialisering, lichtval, gebrek aan oriëntatie en contact met de omgeving een rol. Kenmerkend zijn voorbeelden waarbij bezoekers, patiënten en personeel via de parkeergarage of het parkeerterrein het complex binnenkomen. Wat zou het geweldig zijn om vlak bij de deur met je slecht ter been zijnde moeder van 82 droog uit te stappen en niet lang te hoeven zoeken naar een rolstoel. Dat je haar daarna weer minstens 88
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
een kwartier in de steek moet laten om je auto ergens ver weg te parkeren is dan niet handig. Het Antonius Ziekenhuis Nieuwegein heeft nu een mooie parkeergarage direct voor de deur laten maken waar vanuit je direct in de centrale hal uitkomt. Ook andere ziekenhuizen hebben het belang van dichtbij parkeren al ontdekt. De grote terreinen op afstand zijn weliswaar goedkoper in aanschaf, maar de verdiensten aan betaald parkeren vormt voor sommige zorgaanbieders een leuke inkomstenbron. Ik hoor patiënten vaak mopperen over het tarief, maar denk toch dat velen een garage die een droge, directe verbinding met de centrale hal heeft, hoog waarderen. Als we dan de maatvoering, verlichting, bewegwijzering en voorzieningen op minstens recent Q-park niveau brengen, dan is de eerste indruk van het bedrijf een aangename. WAAR MOET IK ZIJN? Overzichtelijkheid en goede oriëntatie lijken in eerste instantie in tegenspraak met menselijke maat. Wanneer we de wens van controle en invloed op de eigen situatie weer als maatstaf nemen, dan dekt een grote ruime hal of brede, lange gang juist die behoefte. Alleen zal de schaal, ritmering en materialisering ruimte moeten bieden aan meerdere activiteiten en bewegingspatronen. Wil ik even rustig wachten, zonder onder de voeten gelopen te worden? Of ga ik middenin de ruimte staan om te zien waar
mijn afspraak staat? Belangrijk bij de vormgeving van zorggebouwen is de mogelijkheid van oriëntatie en sociale veiligheid. Transparantie van gevels, wanden en balustrades zorgt voor een veilig gevoel, zodat ook in de wintermaanden een gebouw prettig is om in te verblijven, werken en te bezoeken. Het nieuwe Vlietland Ziekenhuis in Schiedam biedt met zijn vele loopbruggen en glazen gevels ook ’s avonds een heel veilige sfeer, doordat je altijd iemand ziet lopen en de centrale hal vanuit bijna elke uithoek van het gebouw te zien is. MENSELIJKE MAAT BIJ 100.000M2? Heeft het zin om je zorgconcern in stukjes te knippen als je efficiënter alles bij elkaar kunt brengen in één vestiging? De lucratieve verkoop van oude binnenstadslocaties betekent een welkome financieringsbron voor nieuwe moderne huisvesting, die je mist als je alle oude locaties revitaliseert. Toch hoeft er geen onmenselijk groot en gevoelloos gebouw te ontstaan. De architect kan bij dergelijke opgaven veel doen met schaal, herhaling, onderverdeling en ritmering. Door gebruik te maken van de juiste materiaalkeuzes is ook de veelgehoorde klacht van een kil, hightech gebouw te voorkomen. Kies een meerkleurig palet van aardse, warme materialen en verdeel het totale programma in kleinere bouwdelen die samen een stedenbouwkundige compositie vormen. Laat ook ruimte voor ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
89
meerdere interieurconcepten die samen één geheel vormen met behoud van eigen identiteit. Het gezondheidspark in Dordrecht bestaat onder andere uit een aantal gebouwen die een directe relatie met het bestaande Albert Schweitzer Ziekenhuis hebben, maar niet van het ziekenhuis zelf zijn. De organisaties die er gehuisvest worden, zitten bij de voordeur van het ziekenhuis en maken gebruik van de publiekstoeloop ervan. Zo zitten er een zorghotel, een ROC voor verpleegkundige opleidingen, een GGD en kantoren voor zorggerelateerde bedrijven. Het veelkleurige front dat daarmee ontstaat, doet veel stedelijker en tegelijk intiemer aan. Er is niet één mastodont, maar een stukje stad gemaakt. BRENG LICHT EN LUCHT IN HET GEBOUW Mensen voelen zich fijner in gebouwen die een menselijke schaal en ritmering hebben. Daarbij speelt licht een cruciale rol. Licht maakt contrasten en daarmee ruimte zichtbaar. Daglicht biedt extra kwaliteit. De helende werking daarvan is genoegzaam aangetoond in studies over Healing Environment en Evidence Based Medicins. Goede architectuur laat het licht spelen met het gebouw en zorgt voor een fijne, veilige omgeving waarin mensen zich prettig voelen. Verrassende ruimtelijkheid die mensen
bij elkaar brengt, meer groen in gebouwen, het zijn zaken waar we als architecten vaak voor moeten vechten, maar die uiteindelijk niet voor onszelf zijn. De patiënt, de verpleegkundige, de schoonmaker, de mantelzorger, zij zijn er het meest bij gebaat. MENSELIJKE MAAT IN DE BENADERING Benadering van de individuele patiënt en diens begeleiding wordt heel tastbaar in de kleinste schaal. In tegenstelling tot het stedelijk of gebouwniveau kan hier juist een negatief effect ontstaan, wanneer kleinschaligheid doorslaat. Te weinig vanuit gastvrijheid en teveel vanuit de omzet redeneren is hier direct schadelijk. Een dokter die vanwege de doorloopsnelheid van patiënten spreekkamers en onderzoekskamers zo koppelt dat hij ongezien van de ene naar de andere patiënt snelt, is eigenlijk niet gastvrij en betrokken bezig. De menselijke maat vraagt een gelijkwaardige en betrokken gang van zaken waarbij dokter en patiënt door een en dezelfde deur gaan. Een universele polikamer waarin gesprek, onderzoek en behandeling plaats kan vinden is tegenwoordig populair. De privacy, het geluidscomfort, de omkleedruimte en de opstelling rondom het eigen dossier (ipv tegenover elkaar); alles telt mee om de patiënt het gevoel te geven dat het om hem of haar draait. 90
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
Naast de routing en toegankelijkheid is ook openheid een heel belangrijk issue; de samenleving eist tegenwoordig inzicht in al ons doen en laten. Door meer transparantie, aanspreekbaarheid en betrokkenheid kan de zorgverlener dat uitstralen. Dus, weg met de achteromgangen om de dokter toch vooral niet langs de wachtende patiënten te laten lopen. Geen spreekkamers met meerdere toegangen zodat de patiënt nooit weet waar de dokter vandaan komt. Vooral geen balies waaraan telefonische afspraken binnenkomen of teamoverleg wordt gepleegd; de patiënt zit niet te wachten op andermans leed. Tegenstrijdig met deze patiëntenbelangen lijkt de werkomgeving voor de zorgprofessional. Er zal altijd een balans moeten zijn, maar een ding is zeker: “de patiënt centraal” betekent dat de organisatie moet veranderen. Ook de verpleging is blij met tevreden klanten en dus levert het ook tevreden werknemers op. Menselijke maat heeft met gastvrijheid, respect, houding en bejegening te maken; dat leer je op elke hogere hotelschool. Wanneer we uit eten gaan, verwachten we en eisen we het zoals het hoort. En juist mensen in hun meest kwetsbare positie behandelen we alsof ze toch nergens anders heen kunnen. Elke ontwerper van gebouwen in de zorg zou voordat de opgave aanvangt stage moeten lopen bij de betreffende zorgverlener. Pas dan besef je de impact van organisatie en gebouw. Menig bestuurder van een zorginstelling is anders naar zijn eigen gebouw gaan kijken na een noodgedwongen verblijf in datzelfde gebouw. MENSELIJKE MAAT IN HET DETAIL Welke architect is niet gefascineerd door materialen en details? Het gebouwconcept wordt als Gesamtkunstwerk gezien en uitgewerkt. Veel energie gaat naar het consequent en consistent doorwerken van elk onderdeel van het geheel.
We willen als architect gewaardeerd worden om datgene wat we neer (laten) zetten, en dat is een prachtige drijfveer om mooie gebouwen te maken. Staat daar ook altijd de mens centraal bij? Ook als we onze hulpbehoevende medemens in gedachte houden bij de functionele uitwerking van een ontwerp, dan nog kan een ontwerp de plank behoorlijk misslaan. Terwijl het misschien heel eenvoudig is: maak die ramen nu eens zo laag, dat je liggend vanuit je bed echt wat ziet. Wanneer vinden we plafonds uit die leuk zijn om de hele dag naar te turen? Gaan we eindelijk de TL-balken in gangplafonds verbannen? Nu kijk je zo lekker in het felle licht. Mooie gebouwen zijn er tenslotte niet alleen voor gezonde mensen. HUISVESTING ALS EFFICIËNT BEDRIJFSMIDDEL Waar mensen intensief gebruik maken van een gebouw, slijt het of gaat op den duur kapot. Architecten moeten binnen smalle bandbreedtes en strenge kaders gebouwen ontwerpen die voldoen aan de verwachtingen van opdrachtgevers en gebruikers. Aspecten als duurzaamheid, milieubewustheid, flexibiliteit en exploitatie worden gezien als een integraal onderdeel van het ontwerp. Dat daar keuzes gemaakt moeten worden is helder. En dat die keuzes niet altijd goed uitvallen blijkt maar al te vaak. Langzaam aan zien we gelukkig het integrale “lifecyclecosts” denken terrein winnen. Met de toenemende marktwerking zal elke ondernemer kunnen vertellen wat een iets duurder materiaal betekent voor het onderhoud en afschrijving. Zo bleek bij de DBFMO aanbesteding van het Ministerie van Financiën in Den Haag ineens die natuursteenvloer heel betaalbaar, gerekend over de contractduur van 25 jaar. Zodoende kan het voor de uitstraling van het gebouw veel kwaliteit opleveren, wanneer we investering en exploitatie samenvoegen. Dan hoef je als ontwerper niet meer te schipperen met goedkope materialen, of ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
91
DANKZIJ DE COMMERCIE KAN DE DOKTER ZORGEN Innovatieve zorgconcepten vragen om andere ontwerpen. Het doelloos wachten in een polikliniek, diagnostisch centrum of dagbehandeling is een enorme ruimtevreter. Tevens zorgt het gedwongen wachten ervoor dat de gewenste extra dynamiek maar zelden van de grond komt. De medimalls, healthboulevards en andere shopping centra in ziekenhuizen werken niet, wanneer niemand de tijd krijgt om relaxed te gaan winkelen of consumeren. Patiënten willen nu eenmaal niet te laat komen, en wachten het liefst bij de deur van de dokter om niet overgeslagen te worden.
kun je als opdrachtgever toch die extra investering doen. Wanneer we beducht zijn voor extra hoge huisvestingslasten, dan kan een vergelijking met andere kosten wellicht relativerend werken. Tegenover de gemiddeld 9% kapitaalslasten staat vaak ruim 70% personeelkosten. Kunnen we geen gebouwen ontwerpen (en ook uitrekenen!) die het personeel minder belasten? In andere sectoren (industrie, penitentiaire inrichtingen, transport & logistiek) wordt al veel vaker ontworpen vanuit het proces, met als gedachte minimale inzet van personeel. De trend naar enerzijds compacte, anderzijds hoogwaardige huisvesting in combinatie met intensiever gebruik ervan is niet meer terug te dringen. Dan blijkt dat het werk van ziekenhuisarchitect niet een soort tweederangs architectuur hoeft op te leveren, en kan wedijveren met andere sectoren in het vak. Het zal de competitie in de markt en de aantrekkingskracht van het specialisme vergroten, en nog betere architectuur opleveren.
Grote luchthavens draaien voornamelijk op het gegeven dat een lange, verplichte wachttijd wordt veraangenaamd met allerlei retail en leisure. Zo draait Schiphol niet quitte zonder See-BuyFly. Teneinde meer publieksbewegingen in een ziekenhuis te genereren, zou een moderne manier van oproepen, met behulp van SMS of pieper, patiënten en hun begeleiders vrijer maken in het besteden van hun wachttijd. Een andere manier om het wachten te veraangenamen, is het aanbieden van een kamer, waar zowel zorg, catering als tijdverdrijf in aangeboden wordt.
92
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
93
Vooral bij multidisciplinaire dagonderzoeken kan dit heel gastvrij werken. De programmatische verschuivingen die deze nieuwe manieren van “wachten” opleveren, hebben ongekende potentie voor de architectonische kwaliteit van een ziekenhuis of behandelcentrum. In de toekomst gaan ziekenhuizen en andere zorgverleners dan meer en meer onderdeel uitmaken van het commerciële stedelijk weefsel. LAAT MENSEN ZELF MET OPLOSSINGEN KOMEN Daarnaast blijkt ook dat sommige zaken die je als bedrijf doet, ook door je klanten gedaan kunnen worden. Zie bv. de elektronische belastingaangifte. Moderne consumenten hebben steeds meer behoefte aan regie en controle over hun eigen leven. Dat betekent dat ze best mee willen helpen. Architecten zijn nogal geneigd te denken dat ze het beter weten, en ontwerpen daar naar. Het zou mooi zijn als we meer gingen ontwerpen met in het achterhoofd dat de gebruiker of bezoeker een belangrijk deel van het genezingsproces zelf wil invullen.
Of een goede bereikbaarheid en sociale veiligheid als je na de avonddienst naar huis moet fietsen. Of een snel bereikbaar personeelsrestaurant middenin het gebouw, zodat je meer tijd hebt om met je collega te lunchen. Mooi voorbeeld daarvan is het Deventer Ziekenhuis, waar annex aan het kenniscentrum en midden tussen verpleegafdelingen, poliklinieken en bovenop de winkeltjes het restaurant met het zalencentrum ligt. Middenin het gebouw een plek voor jezelf. VAN VERPLEEGAFDELING NAAR HOOGWAARDIGE HERSTELOMGEVING Onder druk van opinie, concurrentie en trends ontwerpen architecten mooie zorgafdelingen. Nieuwe concepten worden uitgeprobeerd, nieuwe visies ingezet om de architectuur verder te brengen. Zo zien we in het Orbis Medisch Centrum in Sittard luxe éénbedskamers met veel glas en een brede gangzone als lokkertje voor de patiënt en familie. Daar ligt een nieuwe filosofie aan ten grondslag. Ook elders in het land worden of zijn plannen voor meer éénbedskamers uitgevoerd.
DE MEDEWERKER LETTERLIJK CENTRAAL De mensen die dag en nacht klaar staan voor bejaarden, gehandicapten, patiënten en hun familie kun je natuurlijk niet zomaar opschepen met de optelsom van efficiëntie en dienstbaarheid. De kwaliteit van zorg staat of valt met aandacht voor personeel in al haar geledingen. Architecten en programmeurs hebben vaak weinig oog voor hun wensen. In gebruikersoverleggen wordt vaak gezorgd dat inspraak meer meepraten is, zonder wezenlijke invloed. Essentiële veranderingen in processen of organisaties ontstaan vaak van onderop, maar worden pas laat herkend. Een fijn gebouw om in te werken, dat is wat personeel verdient. Maar dan wel met voldoende afsluitbare ruimte voor je eigen kleding of waardevolle spullen. 94
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
Vreemd dat we als architecten zo klakkeloos achter deze beweging aanlopen. Zou het niet goed zijn meer fundamenteel onderzoek te doen naar de wenselijke (mix van) beddenkamers van de toekomst. Anderzijds worden ook de voordelen van éénbedskamers niet voldoende uitgebuit. De toenemende mantelzorg in cure en care zal een ingrijpende verandering van de benodigde competenties en inzet van personeel betekenen. Nieuwbouw is vaak aanleiding voor een herijking van de organisatie. Ook daar zullen architecten, als katalysator van het gebruikersoverleg, een rol moeten spelen. DE MENS ALS MOTOR Planetree, healing environment en andere zorgfilosofieën als dragers van de waarden beleving, klantgerichtheid en respect dragen zeker
bij aan de architectonische visie op de zorg. Maar vormen ze een wezenlijk keerpunt in ons denken over functionaliteit, houding en beleving van onze architectuur? Hoe creëren we daadwerkelijk zoveel mogelijk waarde voor patiënten, medewerkers en andere belanghebbenden? Het antwoord is tweeledig: wanneer architectuur integraal ontworpen is met de mens als maatstaf, biedt dit organisaties concurrentievoordeel, betere zorg voor patiënten en meer arbeidstevredenheid bij medewerkers. Maar zonder de bevlogenheid van dokters, afdelingsleidsters, gebruikerscoördinatoren, verplegers, TD’ers, facilitair managers en architecten zal elke filosofie ten onder gaan in een besluiteloze onmacht. Het blijft tenslotte mensenwerk.
* Ir. Pieter Walraad, architect partner EGM architecten bv
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
95
INTERVIEW: KO HEMMINGA OsiraGroep en Amstelring
Ko Hemminga is manager Vastgoed en Projectontwikkeling bij OsiraGroep en Amstelring. Er is drie jaar geleden in een fusietraject naar de OsiraGroep bewust gekozen om voor het vastgoed een afdeling op te zetten met eigen projectontwikkelaars en projectmanagers. Binnen de organisatie is sprake van een grote continuïteit, ook wat betreft het (top)management, iets wat de visie en koersvastheid ten goede komt. Wij spraken met Ko Hemminga over met name de ouderenhuisvesting, naar aanleiding van woonlocatie De Klinker. Deze locatie kenmerkt zich door de interactie met de omgeving. Het laagdrempelig gebruik maken van externe voorzieningen in de buurt in plaats van het zelf alles in eigen huis organiseren. Maar ook bijvoorbeeld het Leo Polakhuis en De Rietvinck zijn spraakmakende projecten van Osira. De Rietvinck is een van de zes genomineerden voor de tweejaarlijks uit te reiken Hedy d’Ancona-prijs voor excellente zorgarchitectuur, een gezamenlijk initiatief van het Stimuleringsfonds voor Architectuur (SfA) en het Centrum Zorg en Bouw. WAT DOET OSIRA? OsiraGroep is een dienstverlenend bedrijf met een lange en rijke historie. OsiraGroep heeft een gevarieerd aanbod aan wonen, zorg en welzijnsdiensten in Amsterdam, Amstelveen en Diemen voor ouderen en lichamelijk gehandicapten. OsiraGroep is ontstaan door een fusie van Antaris en Fontis (ouderenzorg) en Amstelrade (voor lichamelijke gehandicapten) en is recentelijk (begin 2009) samengegaan met Amstelring (organisatie voor wonen en zorg). CONCEPT Op basis van een eigen visie ‘experimenteert’ Osira binnen bepaalde concepten als groepswonen, zorghotel et cetera met huisvesting op maat voor een diverse groep cliënten, om zo de meest geschikte huisvesting voor die specifieke doelgroep te bereiken. Juist de diversiteit speelt een belangrijke rol. Er moet (in tegenstelling tot de jaren ’70-’90 waarin de efficiëntie en normering centraal stonden en grote, eenvormige institutionele complexen ontstonden) weer wat te kiezen zijn, ook voor de minder vermogenden.
96
De menselijke maat is een tijdgebonden en cultuurgebonden begrip. Een brede gang om samen tai chi oefeningen te doen is bijvoorbeeld voor Chinezen prettig, terwijl in een Rooms Katholiek huis er een gebedsruimte niet zal ontbreken. Voor diverse groepen worden specifieke activiteiten aangeboden in huisvesting die daarvoor geschikt is.
‘DE MENSELIJKE MAAT WORDT OP TERMIJN OOK BEPAALD DOOR DE VERSCHILLENDE CULTUREN IN DE MAATSCHAPPIJ’ HUISVESTING In huisvesting gaat het om het realiseren van bestaanskwaliteit voor de klant. Waar kunnen mensen zo lang mogelijk prettig wonen. Een herkenbare woonomgeving met voorzieningen in de buurt is voor veel ouderen van groot belang. Het is bovendien investeren voor de langere termijn. Osira denkt daarbij ook vooruit aan mogelijke alternatieve bestemmingen van een gebouw in de toekomst. Als je bijvoorbeeld kiest voor ieder zijn eigen sanitair en een woonoppervlak van 70 m2 in plaats van 50 m2, dan investeer je in een restwaarde. OsiraGroep is voornamelijk actief in binnenstedelijke gebieden, waar telkens een afstemming wordt gezocht tussen wat aan voorzieningen in eigen huis wordt georganiseerd en wat uit de buurt wordt gebruikt. Die aansluiting met de buurt is een heel bewuste keuze. Het in de periferie plaatsen van ouderen omdat ze daar zo lekker de ruimte zouden hebben (of omdat de grond daar een stuk voordeliger is), strookt niet de principes van Osira. Hou mensen in hun eigen omgeving; dat is beter voor henzelf en hun familie. Men ziet een verschuiving in het imago van ouderenhuisvesting ten opzichte van de jaren tot 2000. Van noodzakelijk kwaad, waar je op een gegeven moment heen moest, tot een aantrekkelijke optie waarvoor wachtlijsten gelden.
(OVER DE KLINKER): ‘OP EEN BEPAALD MOMENT KWAMEN ER JAPANNERS BINNEN MET KOFFERS OMDAT ZE DACHTEN DAT HET EEN HOTEL WAS’. ORGANISATIE Door de uitgebreide ervaring die Osira heeft opgedaan en de experimenten die ze aandurft, is er veel kennis in huis. Osira heeft er bewust voor gekozen om vastgoed, projectontwikkeling en het kenniscentrum in combinatie met elkaar te organiseren. ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
97
Binnen een eigen kenniscentrum wordt de ervaring gebundeld en gebruikt om de concepten verder te ontwikkelen, om naar de toekomst te kijken en onderzoek te doen, bijvoorbeeld naar de belevingswereld van dementeren. Aan de andere kant trekken de spraakmakende woonconcepten ook veel stagiaires, waardoor het personeel meegroeit. Er wordt geïnvesteerd in een goede werkomgeving en in ondersteunende technologie. De fysieke huisvesting is van groot belang op het functioneren van zowel bewoners als personeel. Het gebouw stuurt het gedrag, niet andersom. Huiselijkheid en een goede locatie zijn cruciaal voor de kwaliteit van de huisvesting voor de gebruikers ervan. KOSTEN De verhouding tussen kosten voor ontwerp (1), bouw (10) en exploitatie (200500) laat wel zien dat het loont om vroegtijdig te denken over de gebruiksfase van een gebouw. Ofwel total cost of ownership. In het programma van eisen wordt hieraan dan ook veel aandacht besteed. Aangezien de financiële regelgeving voortdurend in beweging is, is de houdbaarheid van het financieel kader van overheidswege beperkt. Een organisatie zal toch zijn eigen plan moeten trekken en blijven investeren in haar toekomst en
98
die van haar klanten. Vanuit een eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid. Financieel gezien een behoorlijke uitdaging met veel onzekerheden. Temeer aangezien in de doelgroep veel ouderen met beperkte budgetten zitten. Daar moet een goed basisniveau voor gegarandeerd worden. Ook voor de lichamelijk gehandicapten, waar Osira zich ook voor inzet, ligt er een behoorlijke uitdaging (uit AWBZ, scheiden wonen en zorg, differentiatie in huur). Door het principe van total cost of ownership te hanteren, is de werkwijze van Osira op de lange termijn niet duurder dan de traditionele aanpak. Er worden immers duurzame producten gemaakt. De kwaliteit blijft, lang nadat de prijs is vergeten.
‘DE KWALITEIT BLIJFT, LANG NADAT DE PRIJS IS VERGETEN.’ Voor meer informatie, kijk op www.osiragroep.nl
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
99
MENSELIJKE MAAT IN BEWUSTZIJN Dipl.-Ing. Yaike Dunselman * “Wij vormen onze gebouwen en daarna vormen deze gebouwen ons” Sir Winston Churchill OP ZOEK NAAR DE LEEFBAARHEID Als we naar de betekenis van onze gebouwde omgeving kijken, kunnen we niet anders dan concluderen dat deze voor een groot gedeelte ons dagelijks leven mogelijk maakt. Zonder de gebouwde omgeving merken we meteen dat veel van het dagelijks leven niet meer, dan wel anders, zou functioneren. Hoe zouden wij nog kunnen onderwijzen zonder scholen, bureauwerk kunnen doen zonder kantoren, zieken kunnen verzorgen zonder ziekenhuizen, schilderkunst kunnen tentoonstellen zonder musea etc. Zonder de gebouwde omgeving zouden deze aspecten van ons dagelijks leven heel anders en vermoedelijk in veel mindere mate functioneren. Door de bescherming die de gebouwde omgeving ons biedt worden deze aspecten van het materiële leven in onze maatschappij mogelijk. Ook het sociale leven wordt door onze gebouwde omgeving bepaald. Want waar zouden we blijven als we ons niet meer konden afschermen, als we niet meer ongestoord ergens kunnen samenzijn, als al het private openbaar wordt? De gebouwde omgeving heeft tevens een culturele dimensie. In haar vormgeving spiegelt zij altijd de in haar tijd geldende stijlvormen en waarden. We mogen zelfs stellen dat in iedere cultuur het wereldbeeld en de daarmee samenhangende bewustzijnstoestand tot uitdrukking komt in de architectonische vormgeving. In vroegere culturen bouwden de mensen een “vanzelfsprekende” traditionele architectuur
die nog dicht bij het menselijk leven stond. De gebouwen werden enerzijds gekenmerkt door materialen uit de directe leefomgeving waardoor de natuurlijke oorsprong beleefbaar bleef. Anderzijds kwam in de vormgeving van met name de representatieve gebouwen, als tempels en kerken, de relatie die de mens beleefde tot de goddelijke wereld naar voren. In tempels en kerken werd, in opbouw en vormgeving, de relatie tot het heersende wereldbeeld zichtbaar. Deze “goddelijke schepping” als voorbeeld betekende dat ook de architectuur gevormd werd naar de wetmatigheden van deze wereld, bouwen was met een “goddelijke maat”. In onze huidige moderne tijd bevinden we ons in een “andere” wereld. Het is niet meer vanzelfsprekend dat onze architectuur bepaald wordt door enerzijds de materialen uit onze directe leefomgeving en anderzijds door het beeld van de goddelijke schepping. We lijken te leven in een wereld van ongekende mogelijkheden. Zelf reizen we over de gehele planeet, sterarchitecten bouwen tot in alle continenten, bouwmaterialen komen van over de hele wereld, en in de vormgeving kunnen we ons laten leiden door ieders persoonlijke voorkeur. Dat architectuur naast een materiële- ook nog een andere dimensie heeft, is een gedachte die bij het waarnemen van de huidige gebouwde omgeving echter niet vanzelfsprekend is. We zien ontwikkelingen 100
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
waarin we ons steeds lijken af te vragen op welke wijze de gewenste programma’s en functies het best zullen functioneren. Maar al te vaak houden we ons bezig met bijvoorbeeld het stapelen van programma’s, het schakelen, verbinden en overlappen van functies, het plaatsen van autonome objecten in een homogene structuur etc. Laten we onze stedenbouwkundige omgeving en de daarin aanwezige gebouwen vormen uit resultaten van programma’s en functies? We lijken op zoek te zijn naar een “leefbaarheid” en denken deze te vinden in een functionerende stedenbouw en architectuur opgebouwd uit een passende combinatie van programma’s. Ook in de vormgeving van onze gebouwen zoeken we maar al te vaak naar thema’s als flexibiliteit en materiële efficiency. Bouwkosten, stramienmaten en fabrieksmatige productafmetingen zijn vaak uitgangspunt voor de gekozen vormgeving. Aan wie zijn we in deze gevallen eigenlijk dienstbaar? Onze gebouwde omgeving lijkt te worden gedomineerd door uitgangspunten die buiten de menselijke gebruiker liggen. Zou niet juist de relatie tot de gebruiker, ons bewustzijn voor de “menselijke maat” in de gebouwde omgeving leidend moeten zijn? Is het bewustzijn voor de menselijke maat niet actueler dan ooit tevoren? Waar moeten we deze echter vinden? In een buiten ons liggende spiritueleof goddelijke wereld? Of juist in ons eigen mens zijn en moeten we doordringen in de diepere wetmatigheden van ons eigen leven?
MENSELIJKE MAAT ALS ARCHITECTONISCH OERBEELD Allereerst kunnen we onderzoeken in hoeverre tussen ons eigen menselijk (bouw)lichaam en de architectuur een relatie, misschien wel overeenkomst is. We zien dat de werking van ieder gebouw voortkomt uit een algemene menselijke behoefte. Het beschermt de mens tegen de buitenwereld en laat hem daardoor zijn eigen individuele binnenwereld creëren. Precies hetzelfde, meer of minder bewust, beleven wij ook in ons menselijk lichaam. Door ons fysieke lichaam grenzen wij ons af van de omgeving en kunnen ons terugtrekken in onze eigen innerlijk leven. We zien een overeenkomst tussen ons fysiek lichaam en het architectonische oerbeeld in de vorm van het zich afschermen van de buitenruimte en het creëren van een eigen individuele binnenruimte. Maar kijken we verder naar datgene wat een bouwwerk van onderaf draagt, de dragende krachten die gebouwd worden als wand, als zuil of kolom, dan zien we dat zij verwant zijn met de krachten in ons lichaam die ons “opgericht zijn” bewerkstelligen; de ledematen. Daartegenover staan de krachten die naar beneden toe lasten, krachten die
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
101
opliggen, die steunen, die hun architectonische oorsprong in het hoofd hebben. In deze polariteit, in deze spanning van de lasten die van boven naar beneden gaan, en het dragende dat van onder naar boven werkt, vormt zich iedere werkelijke vorm van architectuur. Het zijn twee oerprincipes: het afsluitende gebaar van het dakvlak, dat van bovenaf een ruimte omsluit, en het afschermende en dragende van het wandvlak dat van onderen opgebouwd wordt. Zonder deze twee oergebaren ontstaat geen bouwwerk. Tussen deze oerpolariteiten ontstaat het derde principe, de architectonische ruimte. Hier vormt zich een sfeer waarin ruimte is voor een enorme individuele vormgevingsvrijheid. INVLOED VAN VORMGEVING Mens en architectuur staan in relatie tot elkaar. In de bouw van ons eigen lichaam en architectuur vinden we overeenkomstige bouwprincipes. Daarnaast oefent de gebouwde omgeving een invloed uit op ons menselijk wezen die gaat tot lichamelijk, psychisch en geestelijke welbevinden. We lopen gebouwen in en uit, we
doen zintuigindrukken op die uitgaan van deze gebouwde omgeving. Fysieke aspecten als massa, krachtenspel, richting, beweging, evenwicht etc; we bootsen deze allemaal innerlijk na. We doen hiermee indrukken op uit onze omgeving die ons lichamelijk welbevinden kunnen ondersteunen of ook verstoren. Naast deze fysieke waarnemingen roepen zintuigindrukken ook andere belevingswaarden op als stemmingen en gevoelens. Vormgeving, licht, kleur en warmte bepalen deze innerlijke gewaarwordingen. Ook met ons denken verbinden we ons met onze gebouwde omgeving. Aan onze gebouwde omgeving liggen bepaalde gedachten, intenties en overwegingen ten grondslag. Deze weerspiegelen zich onwillekeurig in de vormgeving ¹ en beïnvloeden daarmee zelfs het morele leven van mensen, hun gevoel voor waarheid en sociale harmonie ². We nemen onze gebouwde omgeving als buitenwereld waar; ze is kunstmatig door onszelf gecreëerd. We staan in een relatie met haar en beelden het innerlijk na, waarmee deze kunstmatig gecreëerde omgeving aan 102
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
de basis staat van de ontwikkeling van onze waarnemingsorganen. Daarmee heeft ze een directe relatie tot onze gezondheid. Bij het vormgeven van onze gebouwde omgeving met menselijke maat zouden we dan ook een sterk bewustzijn moeten ontwikkelen voor de fenomenen en processen die gezondheid ondersteunen, die ieder mens uitnodigen zich te verbinden met zijn omgeving. GEZONDHEID EN ORGANISME Willen we vormgeven vanuit een menselijke maat, dan dienen we te zoeken naar een vormgeving die aansluit bij gezondheidsbevorderende indrukken en waarnemingen. Gezondheid en organisme horen samen ³, we kunnen gezondheid niet los van levensprocessen zien. Wanneer we niet reducerend denken en niet menen dat alle aspecten van gezondheid terug te vinden zijn in het louter materiële van de celeigenschappen, maar juist de fenomenen van levensprocessen waarnemen, kunnen we begrijpen wat gezondheid is. Fenomenen van levensprocessen zouden in een gezondheidsbevorderende architectuur tot uitdrukking moeten komen en zouden bij de ontwikkeling ervan dan ook maatgevend moeten zijn. De hieronder omschreven fenomenen van levensprocessen kunnen kunstzinnige uitgangspunten zijn in een architectuur waar een ondersteunende- en gezondheidsbevorderende werking van uit kan gaan. Een eerste fenomeen van gezondheid is die van “de juiste tijd”. Aan een tevreden lachende baby beleeft een ieder meteen een beeld van gezond en sprankelend leven. Als we “dit beeld” projecteren op het leven van een 70 jarige zouden we direct een disharmonie beleven. Hier wordt uiteraard niet bedoeld dat een 70 jarige niet tevreden mag lachen, maar bedoeld wordt het beeld van de baby niet te willen projecteren op de oudere. Zo nu en dan roept bijvoorbeeld een met
botox volgespoten gezicht van een prominente Nederlander een verwarrende gewaarwording op. We zien in het fenomeen van “de juiste tijd” een eerste waarneming van gezondheid. Dit eerste fenomeen is dus niet een absolute waarde maar een levendig omvormingsproces. Ieder leven overspant een tijdsverloop van opbouw en afbouw tussen geboorte en dood. Wat voor de ene situatie juist kan zijn, is voor de andere situatie misschien niet meer passend of zelfs ziekmakend. In de vormgeving van gebouwen kunnen we rekening houden met dit fenomeen, we kunnen een bewustzijn ontwikkelen voor opbouw en afbouw, voor ondersteunende- en afbrekende processen. Vorm, ruimte en kleur kunnen opbouwend zijn, maar kunnen ook het tegenovergestelde bewerkstelligen. Anderzijds kan bijvoorbeeld vormgeving aansluiten bij de verschillende ontwikkelingsstadia of levenssituaties. Een klaslokaal voor een groep kleuters vraagt in functioneel, emotioneel en geestelijk opzicht om een andere vormgeving dan een klaslokaal voor een groep 18 jarigen. We kunnen zoeken naar een ruimtevorm die de fysieke, praktische maar ook sociale behoeften ondersteunt, en zo ook naar kleur en licht die de emotionele ontwikkeling van de betreffende leeftijdsfase ondersteunen etc. Kunnen we ons als opdrachtgevers en ontwerppers hierin verplaatsen, en deze aspecten in de vormgeving tot uitdrukking laten komen, om hiermee aan te sluiten bij de passende tijdsaspecten, maar ook mogelijkheden voor ontwikkeling aan te bieden? Een tweede fenomeen van gezondheid is die van “evenwicht tussen polaire processen”. Licht en duisternis, verdichten en oplossen, activiteit en rust, open en gesloten, rond en recht etc. Processen die in het gezonde organisme hun plek hebben en nooit eenzijdig mogen worden, die in hun dynamiek en spanning door de aanwezigheid ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
103
van de polariteit in evenwicht worden gehouden. We beleven het als ziekmakend wanneer een van de polaire processen overheersend wordt, wanneer bijvoorbeeld ‘openheid’ de ‘geslotenheid’ overheerst. Een overheersende openheid, maar ook een overheersende geslotenheid, beleven we direct als een ziekmakende situatie. Gezondheid beleven we dus als een uitermate sensibel proces, dat haar evenwicht steeds opnieuw vinden moet. We kunnen in onze vormgeving omgaan met dit evenwicht tussen polaire processen, we kunnen deze kunstzinnige middelen gebruiken om een harmonische en ondersteunende stedenbouwkundige ruimte of bouwwerk te ontwerpen. Juist in de spanning tussen rond en recht, licht en donker, open en gesloten etc. ontstaat een afwisselende vormentaal die een verrijking voor het leven kan zijn. Wanneer echter een van de polaire fenomenen gaat overheersen zien we in de architectuur een brutaliteit ontstaan die ruimte en bouwwerk negatief beïnvloed. Bijvoorbeeld een overheersende eenzijdige rechte vormentaal, kubussen, eenzijdig materiaal- en kleurgebruik laat onleefbare getto’s ontstaan.
Een derde fenomeen van gezondheid waarin het leven zich openbaart en waarbij we direct de belevenis hebben of deze gezond of ongezond is, is die van de “proportie”. De beleving dat iets klopt, dat samenhang beleefbaar wordt in de samenklank van verschillende kwaliteiten. Iedere gestalte heeft zijn eigen maat. Alle groei- en ontwikkelingsprocessen volgen hun weg naar bepaalde wetmatigheden. Ook hier kunnen we zien hoe bijvoorbeeld de proporties van het menselijk lichaam zich volgens eigen wetmatigheden ontwikkelen. Hoe anders zijn de proporties bij een kind in vergelijk met een volwassene. Iedere gestalte heeft een bepaalde proportie, een bepaalde maat, en we weten dat het klopt. Maatverhoudingen en proporties als die van de gulden snede zijn afleesbaar aan de vormen en proporties van levende organismen. Worden deze maatverhoudingen zichtbaar in de verhoudingen van het menselijk lichaam, dan beleven we deze als harmonisch. De samenklank van verschillende kwaliteiten beleven we als harmonie. Gezonde vormen staan in proportie tot elkaar, je kan ze niet eindeloos herhalen. Wanneer bepaalde elementen in een organisme zich zonder verhouding tot het organisme uitdijen hebben we te maken met een ziekmakende situatie, met een gezwel (zie afbeelding 1). Dit is een autonoom groeiend element zonder verhouding tot het organisme! Het vierde fenomeen van gezondheid is die van het beleven van een “gestalte”. Iedere gestalte wordt beleefd als iets volledigs. Iedere gestalte is een in zichzelf afgesloten eigenheid, die een individuele Afbeelding 1
104
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
vorm representeert en die de drie hiervoor omschreven fenomenen is zich herbergt. Een gestalte streeft naar volledigheid, ieder detail staat in relatie en maakt onderdeel uit van het geheel. Dit streven naar volledigheid is een eigenschap van gezondheid, in ieder genezingsproces streeft het lichaam weer naar een nieuw evenwicht. VORMGEVEN IN DE PRAKTIJK Fenomenen van gezondheid dienen afhankelijk van vraag, functie en omgeving individueel in een levensbevorderende architectuur te worden opgenomen. Aan de hand van een door ons bureau ontworpen project in de gezondheidszorg wil ik zichtbaar maken hoe met deze fenomenen op een kunstzinnige manier omgegaan kan worden, waardoor ons inziens een gebouw ontstaat met menselijke maat. Voorafgaand moet benadrukt worden dat hier op een intellectuele wijze een kunstzinnig vormgevingsproces wordt beschreven. Een manier die voor de beeldvorming van dit artikel noodzakelijk is maar tegen de natuur van een kunstzinnige werkwijze ingaat, waarin de vormgeving een voor zichzelf sprekend iets behoort te zijn. Daarbij is het ontwikkelen van een architectuur met levensbevorderende kwaliteiten voor ons een onderzoeksweg die een leven lang in ontwikkeling zal blijven en de hier beschreven resultaten zijn daarvan een voorlopige weerslag. VERBINDING MET DE OPDRACHT Bij de start van ieder ontwerpproces is het essentieel om een goed ruimtelijk en inhoudelijk beeld te krijgen van de wensen van de opdrachtgever en de daarbij behorende leefwereld van de toekomstige bewoner, dan wel gebruiker. In gesprek of workshopbijeenkomst kunnen toekomstige beelden worden geformuleerd waarin een goed beeld kan worden verkregen
van de ruimtelijke behoeften, zowel kwalitatief als kwantitatief. Door dit gesprek in te richten als workshop, waarin kunstzinnige middelen worden ingezet, komen bij de deelnemers rijke innerlijke beelden aan de oppervlakte, wezenlijke beelden die door het louter denken vaak worden gebagatelliseerd of voor onmogelijk worden gehouden. Zo kan in deze uitwisseling een gemeenschappelijk vormgevingsmotief ontstaan, waaruit de ontwerper een individuele vormgeving kan ontwikkelen, en waarmee de toekomstig gebruiker zich uiteindelijk bij de realisatie kan identificeren. Het hier uitgediepte project, het Hermeshuis in opdracht van Stichting de Goede Zaak, is een woonzorghuis in de gemeente Zeist voor 12 bewoners met een verstandelijke handicap. De toekomstige bewoners zijn gebaat bij een rustige woonomgeving, een op hun behoeften afgestemd gebouw en deskundige groepsleiders om zo mogelijke agressie incidenten te voorkomen. Ze zijn zeer gevoelig voor onverwachte- en externe prikkels en indrukken. Het is daarom gewenst een juiste verhouding te vinden waarbij de bewoner de mogelijkheid moet hebben om zichzelf aan de rand van de woongroep terug te kunnen trekken om prikkels en indrukken te reduceren en daarmee even zijn wereld kleiner en overzichtelijker te kunnen maken. VAN BEELDVORMING NAAR VORMGEVING Een eerste uitgangspunt in de vormgeving is dan ook te werken met een eenvoudige vormgeving. Een eenvoudige, zachte vormentaal die zich licht en sensibel naar behoefte vormt. Eenvoudig betekent hier niet gereduceerd naar een eentonige en eenzijdige vormentaal. Eenvoudig betekent hier zorgvuldig en bewust omgaan met vormgevingselementen die met elkaar in samenhang en harmonie worden gebracht. Er is voor gekozen het gebouw compact en ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
105
overzichtelijk van opzet te maken. Compact om de in opzet grote massa goed in de boomrijke situatie in te bedden, overzichtelijk om voor de bewoner een geborgen en veilige leefomgeving te creëren. Alle ruimtes zijn rondom een centrale binnenruimte gesitueerd. Verkeersruimten en loopwegen worden kort en overzichtelijk gehouden. De leefruimtes liggen allen gelijkwaardig naar buiten gericht en zijn op bos en tuin georiënteerd. De binnenruimte is zo naast functioneel verkeersgebied ook “het herkenbare hart” van het gebouw. Herkenbaarheid wordt ondersteund doordat het gebouw in haar opzet beleefbaar is in verschillende sferen. Sferen die zich vanzelfsprekend en passend uit elkaar ontwikkelen en tot elkaar verhouden. Uitgangspunten worden gezocht die zich afstemmen op de specifieke levenssituatie van de toekomstige bewoners, aspecten die te maken hebben met de juiste omhulling, sfeer, situatie en tijd. De centrale binnenruimte krijgt met de cirkelvorm een nog simpele en overzichtelijke vorm. Er heerst rust, harmonie, evenwicht tussen binnen en buiten (zie afbeelding 2). De bewoner is hier in het binnenste van het gebouw, in het centrum, in “het hart” in een verstilde binnenwereld waar deze kwaliteiten aanwezig mogen zijn. Hier is de gewenste kwalitatieve sfeer in haar reinste intellectuele vorm (als cirkel) mogelijk zonder beïnvloed te worden door uiterlijke invloeden. Deze cirkelvorm staat aan de basis van een naar buiten toe ontwikkelend vormmotief. Hier wordt dus niet met eenzelfde element, de cirkel, als herhalend en “consequent” uitdijend vormelement gewerkt. Nee, deze cirkelvorm wordt van binnenuit op verschillende wijzen herhaald, echter hoe meer naar buiten toegepast treedt ze opener en opgedeeld op. Ook de buitenschil van het bouwwerk heeft de cirkel als basis. Hier treedt echter een nieuwe spanning tussen binnen- en buitenwereld op.
De leefruimten van de bewoners liggen aan deze buitengevel, waardoor de bewoners gericht en in contact zijn met de buitenwereld. In de vormgeving wordt zichtbaar dat hier niet meer totale rust en evenwicht heersen, maar binnen- en buitenwereld reageren hier op elkaar. Het contact dat hier ontstaat tussen binnen- en buitenwereld wordt in de vormgeving zichtbaar. Er ontstaat een nieuwe spanning tussen binnen- en buitenwereld, binnen en buiten reageren op elkaar (zie afbeelding 3). In de cirkelvorm ontstaan nieuwe afwisselende kwaliteiten als hol en bol, een
Afbeelding 2
Afbeelding 3
Afbeelding 4
106
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
nieuw evenwicht tussen polaire processen. De cirkelvormige binnenvorm ontwikkelt zich ook in vormgeving nog op een andere wijze. Aan de binnenste cirkelvorm zijn de leefruimten gelegen. Als basis hebben deze ruimten weer het uitgangspunt van de cirkel, echter door hun relatie en richting naar buiten heeft de cirkel in haar vormgeving richting gekregen waardoor een nieuw vormelement ontstaat (zie afbeelding 4). Aan haar binnenzijde, waar ze verankerd is in de cirkelvorm, is het nieuwe vormelement nog cirkelvormig. Naar buiten toe opent de vorm zich naar de buitenwereld, creëert ze ruimte en ontvangt daglicht. Het centrale middelpunt dat zich voorheen als punt centraal in de cirkel bevond ontwikkelt zich hier lijnvormig in de periferie, naar een delend principe waardoor o.a. twee zit- slaapkamers ontstaan (zie afbeelding 5). Hier zien we hoe polaire vormelementen als rond en recht samen gaan en noodzakelijk zijn. Zonder de rechte lijn en de hieraan samenhangende rechte vormelementen zou ieder gewenst (prikkelarm) houvast kunnen verdwijnen. Hier komt bij dat vanuit het gelijkwaardige van de cirkelvorm, waar alle zijden gelijk waren, door richting polaire bewegingen ontstaan die met elkaar samen worden gebracht (zie afbeelding 6). Van binnen uit “opent” de oorspronkelijke cirkel zich naar de buitenwereld. Van buiten wordt deze vorm omsloten door een cirkelvormig element dat een polaire omhullende beweging suggereert. Hier komen een “opende” en een “omhullende” tendens samen in de vormgeving van één element. Een nieuw evenwicht tussen twee polaire processen die een nieuwe verhouding aannemen en in proportie staan tot het geheel. In de vormgeving van een element dat nog verder van het centrum is gelegen, het dagbesteding atelier, is de omvorming nog verder doorgewerkt. Het vormelement is hier zelfstandiger geworden: het cirkelvormige houvast is hier verdwenen en
de vormgeving heeft zich meer functioneel naar de eigenschappen van het terrein en bezonning ontwikkeld. Het vormelement heeft zich hier los gemaakt uit en van de basisvorm cirkel. De polaire rechte lijnvormige elementen liggen hier buiten het gebouw, zijn niet delend van aard, maar leggen een verbinding tussen hoofdgebouw en bijgebouw. Ook in de vormgeving van het bijgebouw zelf komen deze lijnvormige elementen weer voor als “delend” vormprincipe (zie afbeelding 7).
Afbeelding 5
Afbeelding 6
Afbeelding 7
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
107
Op verschillende lagen en niveaus kunnen we verder op de vormgeving ingaan, met bewustzijn voor de werking dienen de gehanteerde principes tot in de detailuitwerking te worden doorgevoerd, om zo te kunnen spreken van een “organische vormgeving”. Niet het intellectueel fragmenteren van de verschillende onderdelen maar het kunstzinnig vertalen en vormen naar een kunstzinnige eenheid, een in zichzelf volledige gestalte is het hier gehanteerde uitgangspunt. Door als vormgever op een kunstzinnig wijze om te gaan met de verschillende fenomenen als polariteit, ritme, dynamiek, omstulping of metamorfose ontstaat een nieuwe individuele, herkenbare, en zich tot de opdracht verhoudende vormgeving.
MENSELIJKE MAAT IN VORMEND BEWUSTZIJN Ik meen te mogen zeggen dat de verschijnselen als depressie, angst, verhoudingsstoornissen etc. mede het gevolg zijn van de gebouwde omgeving die gedomineerd wordt door eentonigheid, eindeloze herhaling, willekeurig vormgebruik en eentonig of brutaal kleurgebruik. Aan onze gebouwde omgeving kunnen we ons niet onttrekken. Opdrachtgevers en vormgevers dienen dan ook vormen te scheppen die een verrijking voor het leven zijn, die door bewustzijn van de fenomenen van levensprocessen zijn vormgegeven in een menselijke maat. Een menselijke maat die de uiterlijke en innerlijke wereld van de mens verrijkt! TOT SLOT Bouwen met de menselijke maat is ook een aspect van duurzaamheid. Bij duurzaamheid gaat het ook om de levensduur van een gebouw. Niets is zo vervuilend als iedere dertig jaar te moeten slopen en bouwen. Maar al te vaak gaat het bij duurzaamheid om de materiële aspecten van het bouwwerk zelf. Zou het echter niet ook om de immateriële aspecten moeten gaan, om de “hechting” aan de schoonheid van het object? Laat de mens zich verbinden met zijn omgeving zodat het vanzelfsprekend wordt dat we ervaren: “dit is de wereld waarin ik leef, die ik verzorg, waar ik verantwoording voor neem!”
108
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
* Yaike Dunselman (1972) studeerde architectuur aan de “Alanus Hochschule für Kunst und Geselschaft” te Alfter bei Bonn (D). In 2003 heeft hij met zijn collega Lars Frerichs het architectenbureau 9°architecture in Amersfoort (NL) opgericht. In 2004 won het bureau een ontwerpwedstrijd voor de nieuwbouw van een schoolgebouw in Wattenscheid (D), dit betekende dat vesting van 9°architecture in Oldenburg (D) kort daarop werd opgericht. 9°ar chitecture vertegenwoordigt een organisch-functionele, ecologische en moderne architectuur waarin de gezondheid van de mens centraal staat. Ecologisch bouwen is voor het bureau een vanzelfsprekendheid. Een gebouw dat positief op de levenskrachten van de mens werkt is een investering die in menselijk, ecologisch en economisch opzicht zinvol en eigentijds is. Sinds de start van 9°architecture bestaat een groot deel van het opdrachtenpakket uit woonzorg projecten.
LITERATUUR: • Pieter van der Ree, Organische architectuur, Uitgeverij Vrij Geestesleven, Zeist 2000. • Pieter van der Ree , MENSCH + ARCHITEKTUR 64, Gestaltung und Gesundheit, Berlijn 2009. • Pieter van der Ree, MENSCH + ARCHITEKTUR 67/68, Die geistige Dimension der Architektur, Berlijn 2009. • Rudolf Steiner, Wegen zu einem neuen Baustill, Rudolf Steiner Nachlassverwaltung, Dornach 1992. • IFMA-Report ARCHITEKTUR ALS GESPRÄCH, architectuurconferentie 16-23 oktober 1994, Dornach.
¹ Pieter van der Ree in “Organische Architectuur”, Uitgeverij Vrije Geestelsleven, Zeist 2000. ² Rudolf Steiner, Wegen zu einem neuen Baustill, Rudolf Steiner Nachlassverwaltung, Dornach 1992. ³ Rosselke Zech in “Bau und Gesundheit“ IFMA-Report ARCHITEKTUR ALS GESPRÄCH ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
109
DE INTELLIGENTE OMGEVING OP MENSELIJKE MAAT Ir. Masi Mohammadi * De ‘menselijke maat’ in domotica betreft het ontwerpen, bouwen van vraaggerichte en gebruikersvriendelijke intelligente toepassingen en het leveren van diensten in woon- en werkomgeving. op basis van de behoeften. Om aan de menselijke maat te kunnen voldoen moet een slimme omgeving de behoeften van de gebruiker kennen. Het was Leonardo Da Vinci die in 1490 de ‘homo universalis’ tekende op basis van de door Vitruvius opgestelde conventies voor lichaamsverhoudingen. De tweede schets, vrij naar Da Vinci, beoogt te visualiseren dat ook nu, in de periode van vergrijzing van de bevolking, de menselijke maat letterlijk en figuurlijk het uitgangspunt dient te zijn in de zorg, de woningbouw en bij automatisering.
Deze bijdrage gaat over de menselijke maat bij automatisering in de zorg. Door de dubbele vergrijzing van de Nederlandse bevolking en het ouderenbeleid van de Overheid is het zorgstelsel aan grote veranderingen onderhevig. Er dreigt een tekort aan formele zorgverlening en er zal meer en meer een beroep op zelfmanagement en informele zorg worden gedaan. Extramuralisering heeft als gevolg dat senioren langer zelfstandig blijven wonen en zo nodig thuis zorg krijgen. Dat heeft gevolgen voor de wijze van denken over ‘wonen’. De woning krijgt in onze tijd meer functies; het is niet meer alleen de plek waar je woont (verblijft), maar ook functies als werken en recreëren, komen meer en meer in
Figuur 1: Leonardo Da Vinci (1490) ‘Homo Universalis’ & Naar Leonardo Da Vinci: ‘Homo Universalis LV+’ 110
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
beeld. Ook wordt het de plek waar je een deel van je leven zorg zult ontvangen. Om met name dit laatste mogelijk te maken zal de woning (en de omgeving) moeten worden aangepast voor de te verlenen zorg en diensten. Dat is geen eenvoudige zaak. Het betreft niet alleen nieuwe ontwerpen voor de nieuwbouw van seniorenwoningen, maar vooral aanpassing van het bestaande woningbestand. Het nieuwbouwvolume is namelijk ontoereikend om de gevolgen van de vergrijzing op te vangen. Van de disciplines zorg, architectuur en bouw wordt verwacht actief en innovatief in te spelen op deze maatschappelijke processen. De zorgsector en bouwwereld proberen geleidelijk aan meer diversiteit te bieden, meer vraaggericht te werk gaan en nieuwe bouwwijzen en nieuwe technologieën toe te passen In de komende decennia zal de ontwikkeling van nieuwe woon(zorg)concepten en nieuwe typen woningen voor senioren hoog op de agenda komen te staan. We denken hierbij aan nieuwe woonvormen als groepswonen, aanleunwoningen, kangoeroewoningen, e.d. Omdat de bouwsector bekend staat als vrij traditioneel en weinig innovatief, zouden ontwikkelingsprojecten kunnen helpen om de bouwwereld en de zorgsector te stimuleren om ‘mee te groeien’ met de ontwikkelingen. Slimme Zorg en medische technologie Technologie speelt in toenemende mate een rol in alle aspecten van de gezondheidszorg. Slimme Zorg technologie kan geclassificeerd worden in zes hoofdcategorieën 1: 1 assistive technology 2 werkbesparende technologieën 3 omgevingstechnologieën 4 informatie technologieën 5 veiligheidstechnologieën 6 tele-zorg.
Assistive technology helpt mensen om ondanks functionele beperkingen zelfstandig te kunnen wonen. Voorbeelden van dergelijke toepassingen zijn: ringleiding, automatische verlichting, traplift en service robots. Werkbesparende technologieën zijn ontwikkeld om de efficiency van de zorgverlening te verhogen en problemen met het optillen en verplaatsen van zware apparaten te verminderen. Voorbeeld hiervan is de tillift. Omgevingstechnologie betreft slimme toepassingen die op basis van sensitieve signalen zoals kleur en geluid, cognitieve oriëntatie bieden, bijvoorbeeld kranen die van kleur veranderen bij temperatuurverschillen. Informatie technologie omvat diverse administratieve, informatieve en interactieve tools zoals tele-conferenties. Veiligheidstechnologie omvat tal van soorten alarmering: brandalarm, zorgalarm etc. In zorginstellingen worden alarmsystemen ingezet om aan te geven dat de patiënt het bed of de kamer verlaat. Er zijn diverse vormen bijv. draadloze en draagbare alarmen; valdetectie alarm kan een vallende beweging signaleren; een valdetector is nuttig in het geval van evenwichtsproblemen en stoornissen van het coördinatievermogen. Dwaaldetectie helpt mensen terug te vinden die de weg kwijt zijn in de instelling of omgeving. Bij ‘tele-zorg’, gaat het om zorg- en dienstverlening op ‘virituele’ basis. Dat wil zeggen de zorgverlener is niet fysiek aanwezig en contact vindt plaats met of zonder videoverbinding. Het houdt in dat vitale functies van de bewoners gemeten en bewaakt kunnen worden en dat de bewoner op afstand begeleid en gediagnosticeerd kan worden. Eis is naast de bereikbaarheid in ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
111
noodgevallen, zonodig directe face-to-face hulp en zorgopvolging. Telezorg-technologie draagt ertoe bij dat meer mensen langer zelfstandig kunnen blijven wonen, is bij brede toepassing kostenverlagend en voorkomt onnodig reizen van patiënten naar de specialisten. VEELBELOVENDE TECHNOLOGISCHE ONTWIKKELING Telezorg-technologie wordt door de brancheorganisatie voor zorgaannemers (ActiZ) genoemd als veelbelovende technologische ontwikkeling en vindt momenteel in Nederland op beperkte schaal in speciale pilots plaats. De laatste jaren hebben er tal van proefprojecten op het gebied van tele-zorg in EU en Nederland plaatsgevonden. In Nederland zijn er 21 zorgorganisaties die deel uitmaken van het netwerk ‘Zorg op afstand’ 2. Er zijn verschillende functionaliteiten van zorg op afstand mogelijk, o.a. tele-monitoring, telediagnose, tele-coaching en tele-chirurgie. Voorbeelden van tele-diagnose en tele-monitoring zijn het meten en vergelijken van bloeddruk of gewicht en monitoren van ouderen met dementie. Patiënten kunnen met visueel contact via tv of pc vanuit huis een arts of andere zorgverlener consulteren. Zorgverleners kunnen in geval van nood kijken in de met camera’s toegeruste woning en vervolgens adequate actie ondernemen. Ook kan de (zorg)centrale bijvoorbeeld deuren openen, de verwarming in de nachtstand zetten, de gastoevoer afsluiten of het licht bedienen. Een speciale vorm van tele-zorg is tele-coaching ter ondersteuning van zelfmanagement en ter bevordering van een gezonde leefstijl van mensen in een vroeg stadium van ziekte. Met ‘uitluistersystemen’ en camera’s is het mogelijk om in kleinschalige projecten meer bewoners te begeleiden met minder personeel, of via een zogenaamde ‘Health Buddy’ 3 patiënten met diabetes of hartfalen op afstand te monitoren
en begeleiden. Een recente ontwikkeling is de mogelijkheid van dialyse thuis. Met de komst van nieuwe technieken zoals radiologie, echografie en vooral de röntgendiagnostiek is de geneeskunde in de 20e eeuw getransformeerd tot een medisch technologisch systeem met instrumenten en laboratoria. Tele-chirurgie lijkt het ultieme voorbeeld van invloed van de technologie op geneeskunde te zijn. Richard Savata (1998) 4 schetst een beeld van de toekomstige medische diagnostiek waarin de patiënten door een poort lopen en er verschijnt direct een hologram op de computer van de specialist die op basis van de gescande data de diagnose kan stellen. Ook operaties op afstand zijn geen fictie meer. Het verhaal van de sciencefiction film ‘Fantastic voyage’ leek in 1966 nog ver van de realiteit verwijderd: een medisch team dat fysiek wordt verkleind en in een micro-onderzeeër wordt ingebracht in de bloedbaan van een patiënt om van binnenuit een operatieve ingreep in de hersenen te verrichten. De onderzeeër van de film is in zekere zin tot leven gekomen door de opkomst van de ‘pill-size video camera’; het huwelijk tussen nano- en medische technologie is realiteit geworden.
Figuur 2: De sciencefiction film ‘Fantastic voyage’ is realistisch geworden door het huwelijk tussen nano- en medische technologie. 112
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
Dankzij deze technologische mogelijkheden zal de zorgverlening langer thuis plaatsvinden, waarbij meer mantelzorgers zullen worden betrokken, terwijl de zorg in de instellingen zwaarder wordt. Intelligente technologie i.c. domotica kan zowel in de eigen woning als in de zorginstelling daarbij een belangrijke faciliterende en assisterende rol vervullen, mits aan een aantal voorwaarden, die in deze bijdrage worden beschreven, wordt voldaan. Implementatie van bijvoorbeeld zorg op afstand (telezorg) zal hoge eisen stellen aan de werkwijze van zorgverleners, maar vooronderstelt ook een attitudeverandering van de toekomstige gebruikers. DE SENIOR EN TECHNOLOGIE Op dit moment kunnen we vaststellen dat er geen optimale match tussen technologie en de praktijk van de zorg is. Er is onvoldoende inzicht in de effecten van automatisering; niet alleen m.b.t. de kwantiteit en kwaliteit van de zorg, maar ook m.b.t. ‘de menselijke maat’. Hoe wordt de toepassing van geavanceerde technologie in de zorg beleefd door de zorgontvanger i.c. de senior en hoe door de zorgverleners? Er is onderzoek 5 gedaan naar woonbehoeften van (jongere) senioren en daarbij speciaal naar attituden ten aanzien van domotica in de woonomgeving. In de focusgroep van senioren bleek, dat – na gedegen informatie en kennismaking – senioren niet afkerig waren van domotica, maar er wel kritisch tegenover stonden en zeker niet zaten te wachten op wonen in een techno-lab. Technologie kan en zal noodzakelijkerwijs een belangrijke rol gaan spelen in het overbruggen van de ‘gap’ tussen vraag en aanbod in de zorg, zowel in de eigen woning van de senior als in zorginstellingen. Technologie kan oplossingen bieden om zorg efficiënter te maken door reeds genoemde
technologieën. Daarenboven kan technologie oplossingen bieden om senioren meer regie over eigen leven te geven en zelfmanagement te ondersteunen. Dit is van essentieel belang voor de huidige generatie senioren. De 55-plussers van nu zullen de komende 30 à 40 jaar een belangrijk segment van de samenleving vormen. Zij vormen de vraagzijde op de seniorenmarkt, niet alleen als redelijk koopkrachtige doelgroep in de economie, maar ook in de gezondheidszorg, de woningbouw en de recreatieve sector zijn zij nadrukkelijk aanwezig. De behoeften van deze generatie zullen dan ook richtinggevend zijn voor de toekomstige woonzorgontwikkelingen. De mentaliteit en levensstijl van de meerderheid van senioren van nu verschilt van die van de senior van vroeger. Het stereotype imago van de teruggetrokken, inactieve, afhankelijke bejaarde is achterhaald. De huidige 55-plussers zijn geëmancipeerd, actief, zelfbewust, volgen cursussen, verrichten vrijwilligerswerk en reizen. Zij worden zelfs aangeduid als ‘Yeepies’, Young Energic Elderly People Into Everything 6. Zij willen mee blijven doen in de samenleving en hun leven zelfstandig inrichten. Natuurlijk moet dit beeld van de senior in de zogenaamde 3de levensfase niet leiden tot het creëren van een ‘age irrelevant society’. Uiteraard zijn er grote individuele verschillen; ‘de senior’ bestaat niet en de toegekende kenmerken zijn niet van toepassing op alle senioren. Veel voorkomende kenmerken van deze doelgroep zijn: de behoefte aan zelfstandigheid 7; zelf verantwoordelijkheid willen dragen voor het eigen leven en de behoefte aan individualisering. Er is behoefte aan het ondernemen van activiteiten van allerlei aard, waaronder participatie in de samenleving; en dus ook behoefte aan behoud van mobiliteit. Tevens is er een toenemende behoefte aan ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
113
comfort (in de zin van afwezigheid/vermindering van discomfort). Een rol daarbij speelt wellicht dat senioren gemiddeld (financieel) draagkrachtiger zijn. Over het algemeen hebben de senioren van nu een betere gezondheid en meer vitaliteit dan vroegere generaties 8. Opvallend is de snel toenemende bekendheid met nieuwe technologieën zoals ICT. Na een aarzelende start is bijvoorbeeld het mobieltje vrijwel algemeen geaccepteerd en is internetgebruik onder senioren sterk toegenomen. De technologie brengt zorg op afstand binnen bereik; in combinatie met de behoeften van de huidige senior kan dit leiden tot nieuwe vormen van de woonzorgomgeving. De ‘gap’ tussen vraag en aanbod in het woonzorgaanbod wordt zodoende overbrugd, zowel in de eigen woning als in zorginstellingen. Om dit echter optimaal te kunnen realiseren, moeten nog tal van problemen opgelost en weerstanden overwonnen worden, zowel in de zorgsector als in de bouwsector. Automatisering van seniorenwoningen Domotica wordt soms gezien als een ‘logische voortzetting van de elektrificatie van de woning’,
d.w.z. meer van hetzelfde met de onvermijdelijke spaghetti van draden. Echter, het volstoppen van een gebouw met steeds meer slimme apparaten maakt van een omgeving nog geen slimme woon(zorg)omgeving, maar eerder een gadgetomgeving waarin zeker de senior zich op den duur niet meer op zijn gemak zal voelen. Veel apparatuur die in de woning en in de zorg gebruikt wordt, beschikt over een zekere mate van ‘intelligentie’. Deze intelligentie is beperkt tot het apparaat waar het om gaat of tot enkele apparaten samen; we zien dit bij de telefoon, de pc, het oproepsysteem etc. In de tweede helft van de vorige eeuw is deze technologie in de vorm van ‘stand- alone’apparatuur toegevoegd aan de woonomgeving, zonder dat dat consequenties had voor het woningontwerp. Domotica wordt nog steeds wel beschouwd als zo’n toevoeging, waarmee de architect of wooncorporatie weinig of niets te maken zou hebben. Een woonzorgcorporatie formuleerde het zo: ‘Wij zorgen voor een kabel tot de voordeur, de rest is de zaak van de bewoner’. Alsof het de aanschaf van een televisie betreft. Deze uitspraak weerspiegelt de interpretatie van domotica als een woonaccessoire, waarin juist het wezenlijke ontbreekt: de koppeling van de apparaten, waardoor deze kunnen communiceren. Door intelligentie in het systeem in te bouwen, zijn automatische procedures mogelijk geworden. Gebruik maken van intelligentie betekent: waarnemen, signaleren, alarmeren, registreren, rapporteren en vooral combineren, associëren en anticiperen. Domotica beoogt met name deze integratie van Figuur 3: Het volstoppen van een omgeving
met slimme apparaten leidt tot een gadgetomgeving waarin zeker de senior zich niet op zijn gemak zal voelen. 114
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
technologische toepassingen en diensten in en om de woning. Alleen dan kan domotica bijdragen aan empowering, zelfredzaamheid, veiligheid en het comfort van de gebruiker. Ongetwijfeld is dit ook van invloed op het bouwkundig ontwerp van de woning of zorginstelling. Reeds eerder in de geschiedenis is door technische ontwikkeling de functie en het ontwerp van de woning beïnvloed. Een voorbeeld; door de mogelijkheid om zelf in huis warm water te kunnen produceren m.b.v. een gasgeiser, is in de vorige eeuw het woningontwerp ingrijpend veranderd. De mogelijkheid tot baden en douchen betekende de toevoeging van een nieuwe functie aan de woning. In de woningontwerpen verscheen de badkamer, eerst als luxe, later als standaardvoorziening. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de integratie van ICT in de woonomgeving; ook dit kan leiden tot nieuwe woon- en woningconcepten. Door middel van nieuwe zorgconcepten in de thuiszorg, gecombineerd met breedbandtechnologie, wordt het mogelijk om een ‘virtueel verzorgings- en verpleeghuis’ op te zetten in elke woonomgeving. Met technische middelen en zorgvoorzieningen in de omgeving kan in principe van elk huis een soort woonzorgomgeving gemaakt worden. Daarvoor zijn uiteraard camera’s, bewegingsmelders, monitoren etc. nodig, maar primair een organisatie die de zorg en diensten levert waarmee de woning bestuurbaar wordt. Zorg op afstand zal in de nabije toekomst mede door toepassing van domotica realiteit kunnen worden. Architecten en productontwikkelaars dienen zich nu te realiseren dat door de dubbele vergrijzing een verschuiving zal plaatsvinden door transformatie van de analoge woonomgeving naar een digitale woonzorgomgeving.
De beperkte nieuwbouw voor senioren zal niet in staat zijn om de gevolgen van de vergrijzing op te vangen. In de woningbouw is thans veelal sprake van renovatie of aanpassing van seniorenwoningen. Aanpassing van bestaande woningen vanuit het concept ‘domoticaseniorenwoning’ stelt senioren in staat om langer zelfstandig te blijven wonen en voorkomt in een aantal gevallen noodgedwongen verhuizingen. Inbouw van domotica is echter door de bestaande infrastructuur, leidingen en bekabeling, ingrijpend en kostbaar. Draadloze verbindingen zouden een uitkomst kunnen zijn, maar de betrouwbaarheid hiervan is nog onvoldoende. Als oplossing voor het bekabelingprobleem is aan de TU Eindhoven 9 als bouwkundig product de zogenaamde DCA-wall ontwikkeld. Dit product is gebaseerd op woonbehoeftenonderzoek onder senioren inzake verbetering van bestaande woningen. Het is een voorzetwand van slechts 6cm dik, die vóór een woningscheidende wand geplaatst wordt. Alle infrastructuur voor stroomvoorziening en datatransport t.b.v. domotica apparatuur wordt achter de wand
Figuur 4: De DCA-Wall is een voorbeeld van een
product waarbij de behoeften van ouderen zijn omgezet naar een concrete oplossing voor het aanpassen van bestaande woningen. ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
115
aangebracht. Om aan meerdere behoeften van senioren te voldoen, is de DCA-Wall zo geconstrueerd, dat ook het optische, geluidsen thermische comfort van de bewoner wordt verhoogd. Daartoe is de voorzetwand voorzien van ambient light, wandverwarming en extra data- en stroomaansluitingen. Bij het ouder worden wordt de kwaliteit van leven bedreigd door afnemende vitaliteit en de gevolgen daarvan. Als de achteruitgang in capaciteit geaccepteerd wordt, wordt gesproken van een assimilatieve gedragsreactie; de acceptatie leidt dan tot verlies van de geambieerde leefstijl. In dat geval past de oudere zich noodgedwongen aan zijn (fysieke) beperkingen en onvoldoende geschikte woonsituatie. Bij een accomodatieve gedragsreactie wordt daarentegen de situatie naar de eigen hand gezet, onder andere door optimale aanpassing met behulp van domotica van de woon(zorg)omgeving en aangevuld met zorg op maat. Voor de bouwkundige vormt de accomodatieve gedragsreactie het startpunt van woonhuisaanpassing. Senioren hebben in de loop van hun leven een eigen leefstijl met eigen gedragspatronen opgebouwd. Deze leefstijl is herkenbaar in tal van zaken: woninginrichting en -decoratie, kleding, dagelijkse gewoonten, tradities, sociale contacten, hanteren van normen en waarden etc. Leefstijl is niet alleen voor senioren, maar voor ieder een verworven goed waaraan men hecht. Bij ingrijpende veranderingen als verhuizen of implementatie van domotica in huis kan inbreuk gemaakt worden op deze leefstijl. Dit kan afwijzing van de verandering tot gevolg hebben. Behalve bouwkundige uitdagingen zijn er tal van weerstanden zowel bij gebruikers als bij professionals, bijvoorbeeld technologie zou
de zorg onpersoonlijk maken, technologie zou op gespannen voet staan met privacy, technologie zou (te) duur zijn, er zouden extra risico’s zijn t.g.v. het falen van de techniek en de eindverantwoordelijkheid bij fouten zou onduidelijk zijn. Enkele uitdagingen worden hieronder aan de orde gesteld. AUTOMATISERING OP MENSELIJKE MAAT Technici gaan soms zover om te beweren dat ‘technisch gezien alles mogelijk is’, maar in de praktijk blijkt vaak een gap te bestaan tussen R&D en de realiteit van uitvoering; afstemmingsproblemen, organisatorische problemen, financiën en de onvermijdelijke kinderziektes zijn ernstige vertragende factoren. Uit onderzoek blijkt dat voor acceptatie van domotica zorgvuldig aandacht moet worden besteed aan het adoptieproces. De leefstijl (leefof woonpatroon) van de senior dient gekend en gerespecteerd te worden. Uit het onderzoek dat ik heb verricht bleek, dat de zorgfunctie van domoticavoorzieningen door ouderen positief wordt ervaren, als een soort veiligheidsgarantie: ‘Fijn dat het bestaat. Nu hebben we het nog niet nodig, maar dat kan veranderen en dan is die functie er’ 5. Bij zorg op afstand dient men zich te realiseren dat het virtuele contact het werkelijk menselijke contact niet kan vervangen. Hoewel de virtuele werkelijkheid de ‘echte’ werkelijkheid steeds meer benadert - denk aan fenomenen als ‘Second life’ en ‘Facebook’- blijft er sprake van surrogaat-menselijk contact, dat kan leiden tot contactarmoede en vereenzaming. Bij domoticaprojecten ontbreekt soms de gedachtevorming over leefstijl van de (oudere) mens; wil en kan hij leven in een ‘high-tech’ woning? Soms is zelfs sprake van een proactieve 116
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
intelligente omgeving die het dagelijkse leefpatroon registreert en analyseert en zelf beslist welke acties ondernomen moeten worden, met andere woorden het initiatief wordt uit handen van de bewoner genomen en het systeem beslist wat hij nodig heeft. Zorgwekkend bij deze technologische metamorfose is het idee dat de mens zijn gedrag zou moeten aanpassen aan de techniek. Domotica specialisten gaan vanuit hun technische opleiding soms impliciet uit van de techniek 10. Het gevolg zijn vaak systemen en applicaties die vanuit de technische mogelijkheden ontworpen zijn in plaats vanuit de behoeften van de gebruikers. Deze systemen spelen niet echt in op mensen, organisaties en hun behoeften en zijn hierdoor inproductief of zelfs een complete mislukking, zeker op de langere termijn. Het normatief karakter van dergelijke domotica-systemen biedt te weinig ruimte voor individuele aanpassing, maatwerk en flexibiliteit. Technische onvolkomenheden, soms zelfs onbetrouwbaarheid van de systemen, vormen vooralsnog een ernstige hinderpaal. Ook de beperkte levensduur van domoticasystemen is problematisch; systemen zijn snel verouderd en vanwege de hoge investeringskosten niet gemakkelijk te vervangen. Daarentegen hebben de gegevens in het systeem in wezen een vrijwel onbeperkte levensduur. Voor domotica-ontwikkelaars ligt hier nog een heel terrein braak. Uit onderzoek blijkt dat domotica geen inbreuk mag maken op het ‘thuisgevoel’ van de senior, integendeel daaraan zou moeten bijdragen door bijvoorbeeld toevoegen van comfort. Hij zal zich verzetten tegen een leven in een technologisch laboratorium en zolang domotica
nog wordt ervaren als ‘vreemd’ of bedreigend en te zichtbaar aanwezig is, wordt dit doel - een bijdrage aan het thuisgevoel - niet bereikt. Domoticatoepassingen kunnen de senior zeker helpen, maar mogen niet dominant aanwezig zijn. Intelligente systemen moeten hun gebruiker(s) geen kant-en-klare belevenis of ‘experience’ voorschotelen, maar moeten slechts de randvoorwaarden creëren die een persoonlijke of sociale belevenis mogelijk maken en ondersteunen. Het gedrag van intelligente producten moet aansluiten bij de ritmes en patronen van het alledaagse leven. Het gaat om het vinden van een balans tussen wat automatisch gebeurt en de controleerbaarheid door de gebruiker zelf. Een voorbeeld: een zorgcentrale kan op afstand de actuele status van de woning oproepen en aanpassen. Zo kan de centrale bijvoorbeeld deuren openen, de verwarming in de nachtstand zetten, de gastoevoer afsluiten, het licht bedienen etc. De belangen kunnen conflicteren met de bedreigingen: enerzijds het veiligheidsaspect, anderzijds het ‘Big brother effect’.
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
117
Van een standaardvoorziening kan hier dan ook geen sprake zijn; in iedere individuele situatie zal de juiste balans moeten worden gevonden. Nieuwe communicatiemogelijkheden in de zorg kunnen de reikwijdte van contact vergroten, maar tegelijkertijd het persoonlijke contact verminderen. Als het op afstand ‘bewaken’ van een senior betekent dat de wijkverpleging slechts één keer per week op bezoek komt, zullen velen dat niet als vooruitgang ervaren. Domotica toepassen mag niet leiden tot ‘digitale vereenzaming’. Niet de techniek zelf vormt de bedreiging, maar de manier waarop we ermee omgaan. Dit betekent dat, naast kennis over geavanceerde technologieën, kennis over de gebruiker en zijn omgeving onontbeerlijk is om een transparante interactie te bewerkstelligen. Mensen moeten hoe dan ook de baas blijven over intelligente systemen. Onderzoek heeft uitgewezen dat er een psychologische grens is tot waar mensen bereid zijn om taken aan apparaten over te dragen. Er dienen te allen tijde controlemogelijkheden te blijven voor de gebruiker. De senior, of hij nu zelfstandig wonend of bewoner in een zorginstelling is, dient – zo lang als dat mogelijk en verantwoord is - zijn eigen regie te blijven voeren. Nieuwe intelligente toepassingen, eenmaal geïntegreerd in het dagelijks leefpatroon van de senior, vergroten de onafhankelijkheid en zelfredzaamheid en worden ervaren als een waardevolle bijdrage aan de kwaliteit van leven. TOEKOMST In ons dagelijks leven krijgen we te maken met de intelligente omgeving in de vorm van ‘smart homes, ‘smart offices’ en ‘smart cars’. Ook in het openbaar vervoer, bij bus-, tram- en treinverkeer neemt automatisering een hoge vlucht. In de nabije toekomst worden we geconfronteerd met nieuwe toepassingen, nieuwe stuursystemen,
draadloze verbindingen, glasvezelkabel, tele-diensten, nieuwe arrangementen met zorginstellingen enz. In ‘The New Every day’ 11 wordt onze toekomstige omgeving in beeld gebracht als een altijd en overal aanwezige intelligente omgeving. In deze omgeving zal de mens omringd zijn door tal van energiezuinige, verborgen microcomputertjes, ter grootte van een zandkorrel (‘smart dust’). Deskundigen gebruiken zelfs de metaforische naam ´oxygen´ 12 om een beeld te creëren van de toekomstige woonomgeving waarin informatietechnologie net zo vanzelfsprekend, onzichtbaar aanwezig is als de lucht die we inademen. Deze slimme omgeving neemt de stemming van de bewoner waar en ‘weet’ zelfs wat de mens wil beleven en ervaren en reageert op behoeften, gewoonten, gebaren, emoties en zelfs op de stemming van de mens, bijvoorbeeld door het automatisch regelen van licht en muziek. De intelligente microsensoren zijn overal ‘ingebed’: in de bouwkundige structuur, in de kleding, apparatuur en zelfs in het lichaam. Deze componenten (embedded systems) zijn voortdurend bezig met het verzamelen en verwerken van data en het bepalen van de functionaliteit en besturing van de apparaten. Ze zijn aanwezig in mobiels, printers, MRI-scanners etc. Deze technologie wordt met diverse termen aangeduid; ambient intelligence, ubiquitous computing en pervasive computing. Vormen deze ontwikkelingen een zegen of een bedreiging? Een eenduidig antwoord op deze vraag is niet te geven. Nemen we als voorbeeld de moderne auto, voorzien van geavanceerde intelligente technologie en daardoor van veel gemak: slechts weinig mensen zijn afkerig van de automatische temperatuurregeling, automatische vergrendeling, vanaf het stuur bedienbare audio118
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
installatie, registratie van benzineverbruik, etc. In de auto-industrie neemt het aandeel van elektronica in de waarde van een voertuig toe van 22 procent in 1997 tot naar schatting 33 tot 40 procent in 2010! In 2003 waren er naar schatting wereldwijd 8 miljard embedded systems. De conservatieve ramingen voorzien het verdubbelen van dit cijfer naar 16 miljard in 2010. Wat kunnen we m.b.t. automatisering van de seniorenwoning, gezien de snelle en alomvattende groei van de technologie, in de toekomst verwachten? De evolutie van technologie in de woning wordt onderscheiden in vier stadia 13: de invoering van elektriciteit met allerlei toepassingen, 1ste generatie domoticawoningen: de invoering van ‘stand-alone’ automatisering 2de generatie domoticawoningen: invoering van een huisnetwerk 3de generatie domoticawoningen: het robotica stadium; de proactieve intelligente omgeving. De huidige stand van zaken met betrekking tot technologische innovatie in woningen in grote delen van de westerse wereld betreft stadium 3, de 2de generatie domoticawoningen. Specifiek kenmerk van deze categorie is de verbinding van alle toepassingen en diensten door middel van een huisnetwerk. Voor deze categorie wordt in plaats van 2de generatie domoticawoning ook wel de term ‘networked home’ gebruik; dat wil zeggen: een intern huisnetwerk dat voornamelijk bestaat uit netwerkverbanden met familie en vrienden en sociale kringen èn een extern netwerk dat de woning verbindt met instanties buitenshuis als woonzorgcentra, scholen, winkelcentra, werk e.d. Toepassing van robotica (stadium 4) verkeert nu nog in de experimentele fase maar zal
ongetwijfeld op termijn zijn intrede doen in de woning. Zijn we er klaar voor? SLOT We ronden deze bijdrage af met het noemen van een zestal aspecten waarmee bij implementatie van domotica in de woonzorgomgeving rekening dient te worden gehouden. Vanaf de start dient de vraagzijde (cliënten en zorgverleners) bij het project betrokken te worden. De overgang van een aanbodgerichte naar een vraaggestuurde markt, waar de mondige gebruiker zijn eisen kan stellen, vindt vanuit de bouwwereld slechts incidenteel plaats. De attitude ten aanzien van domotica bepaalt of een persoon bereid is ‘readiness for response’ 14 om applicaties te accepteren (adoptieproces). Attituden worden bepaald door cognitieve, affectieve en sociale factoren. Bij introductie van domotica is het daarom van belang om ruime aandacht te besteden aan vooroordelen en weerstanden, zowel bij bewoners als bij zorgverleners. Het adoptieproces wordt bevorderd door informatie, demonstratie, discussie en last but not least door te wijzen op de mogelijkheden tot flexibele aanpassing aan persoonlijke behoeften en wensen van de bewoner. Door wetenschap, bedrijfsleven, bouwsector en zorgsector moeten inspanningen worden geleverd om de technische en bouwkundige problemen van nu op te lossen. De eisen voor aanpassing van zorgwoningen zijn uiteraard vastgelegd in het Bouwbesluit, maar bij automatisering gaat het om meer: welke systemen hebben de voorkeur en hoe omgaan met flexibiliteit? Waarin dient al in het ontwerp van de woning of zorginstelling voorzien te worden? Hoe wordt domotica aangebracht in een bestaande woning of bestaande instelling? ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
119
Deze vragen verwijzen naar het volgende punt. Samenwerking tussen de zorgsector en bouwsector is van cruciaal belang. De traditie, werkwijze en regelgeving van beide domeinen is zeer verschillend, complex en weinig flexibel. Aan dit toch al ingewikkelde proces wordt door de introductie van intelligente technologie in thuiszorg en zorginstellingen nog een dimensie toegevoegd. Hoe om te gaan met de verschillende regelingen en financieringsstromen? Een goed samenwerkingsverband met duidelijk onderscheiden verantwoordelijkheden en een duidelijk aanwijsbare eindverantwoordelijke is noodzakelijk; het eindresultaat wordt bepaald door de interacties en kwaliteit van de samenwerking tussen de actoren. In het projectteam dient zorg gedragen te worden voor specifieke deskundigheid op het gebied van domotica (bv. een systeemintegrator). Op te lossen vragen binnen het projectteam zijn: welk soort en hoe de bekabeling, de plaatsing van sensoren, de plaatsing bedieningspaneel, de slimme meterkast etc. Wat wordt meteen gerealiseerd, wat later als het nodig is? En hoe kan ook in bestaande zorginstellingen en woningen geautomatiseerd worden zonder dat de kosten
voor hak- en breekwerk de pan uit rijzen? Draadloze verbindingen lijken op termijn een aantrekkelijke oplossing, maar zijn te kwetsbaar zolang de problemen van storingsgevoeligheid, beveiliging en magnetische velden niet zijn opgelost. Tussen diverse ruimtes zullen om dit soort redenen naar verwachting in de toekomst bekabelingen worden gerealiseerd. Het draadloze deel zal zich beperken tot op hooguit ruimteniveau. De tijd zal het leren. Integratie van domotica is het uitgangspunt, d.w.z. zowel integratie in het leefpatroon van de senior als integratie in het bouwkundig concept. Intelligente technologie dient zich aan te passen aan de gebruiker en niet andersom; het leefpatroon van de senior dient daarvoor gekend en erkend te worden. Hoe zal de seniorenwoning van de toekomst er uit (kunnen) zien? We kunnen het ons zo voorstellen: Het is de eigen woning van de senior, op maat aangepast en nog aanpasbaar, met een hoog comfortgehalte, voorzien van geïntegreerde automatisering (huisnetwerk domotica), aangesloten op een woonzorgcentrale in de buurt voor zorg op afstand, eventuele thuiszorg en afname van diensten en met robotica in huis ter assistentie. ’t Is even wennen.
120
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
* Ir. Masi Mohammadi is werkzaam aan de Technische Universiteit Eindhoven bij de unit Architectural Design and Engineering. Zij voert onderzoek uit naar het langer zelfstandig wonen van senioren en integratie van technologische aanpassingen in de woning, neemt deel aan diverse overlegplatforms inzake seniorenhuisvesting en domotica. Zij is betrokken bij domoticaprojecten zoals het project ‘Dynamic Comfort Adaptations’.
BRONNEN 1
2 3
4
5
6
7
8
9
10 11 12
13
14
Singh, D. A. (2005). Effective Management of Long-Term Care Facilities, Sudbury, MA: Jones and Bartlett Publishers, ISBN 0-7637-4801-3. Peeters, J.M.& Francke, A.L. (2009) Monitor Zorg op afstand, NIVEL , Utrecht, ISBN 978-90-6905-965-5. LaFramboise, L. M.; Todero, C. M.; Zimmerman, L.; Agrawal, S. (2003) Comparison of Health Buddy(R) with Traditional Approaches to Heart Failure Management Family & Community Health October/December 2003 Volume 26 - Issue 4 - p 275-288 Savata et al., (1998) Current and Future Applications of Virtual Reality for Medicine, Proceedings of IEEE, vol. 86, No. 3, Mar. 1998, pp. 484-489. Mohammadi, M. (2008) The integration of home automation in the elderly housing, , Housing Quality Promotion for an ageing Population, In: Chattoppadhyay, S.; Ural, O. editors. IAHS World congress on housing, National Housing Programmes, Kolkata, India. E-proceedings, ISBN 81-902768-7-5. Freedman (2002) Prime Time: How Baby Boomers Will Revolutionize Retirement and Transform America, Public Affairs, United state, ISBN-10: 1586481207. Mohammadi, M. (2008) Automated assisted homes for the elderly, In E-proceedings: i-CREATe, International Convention on Rehabilitation Engineering & Assistive Technology, Bangkok, Thailand, pp: 266-270, ISBN 978-98108-0368-1. Vrom-Raad. (2005). Oude bomen? Oude bomen moet je niet verplanten Advies over ouderenbeleid en wonen, VromRaad, Den Haag. Mohammadi, M. (2007) Domotica: meer dan Technische snufjes,, In: Lichtenberg, J.J.N. & Listenburg, C. editors, Nationale Brainstormsessie Huisvesting Zorgsector, Van Litsenburg, Nederland, pp: 98-105, ISBN: 15725898. Hoogervorst, J. (2008), De ongemakkelijke waarheid omtrent IT-governance, Informatie, Vol. 50, No. 2, March. Aarts, E. and Marzano S. (2003) The New Every day, Views on Ambient Intelligence, 010 Publishers, Rotterdam. Venkatesh, A., E. Kruse and EC- F. Shih (2003) ‘The networked home: an analysis of current developments and future trends’, Cognition, Technology and Work 5(1): 23-32. Allport, G. (1935) Attitudes, in A Handbook of Social Psychology (pp. 798-844). Worchester, MA: Clark University Press. Knook, D.L.& Nesselaar, R. (2001). senioren en wonen: met succes inspelen op de woonbehoeften van 50-plussers, Verouderingsonderzoek en Senmar consultancy, TNO, Rotterdam. ISBN 90-806319-1-4.
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
121
DE PATIËNT ALS UITGANGSPUNT Column Atie Schipaanboord * Ziekenhuizen ontpoppen zich steeds vaker als grote, medische fabrieken. Bouwontwerpen met alle buizen en technische leidingen in het zicht, geheel volgens de laatste architectuurmode. Er wordt gewerkt volgens uiterst professionele standaarden met hoog ontwikkelde technologie. Efficiency viert hoogtij. Als patiënt loopt u er een eerste keer verdwaasd rond en heeft u moeite om de juiste weg en de juiste personen te vinden. U voelt zich overdonderd door de enorme ziekenhuishal, door de geur, de geluiden en de witte jassen. Is de architect ooit patiënt geweest? Afbeelding 2
‘IS DE ARCHITECT OOIT PATIËNT GEWEEST?’ Als patiënt komt u in eerste instantie in een ziekenhuis om een medische behandeling te ondergaan. Maar er is meer dat van invloed is op uw welbevinden en uw gezondheid. Hoe lang duurt het bijvoorbeeld voordat u een afspraak kunt maken op de polikliniek? Wordt u goed geïnformeerd over de gang van zaken voor, tijdens en na de behandeling? Worden uw vragen en opmerkingen serieus genomen? En hoe zit het met de wachttijden bij afspraken in de polikliniek? Met andere woorden: staat de patiënt centraal in het ziekenhuis? Of gaan efficiency en de regels van het huis voor? De ziekenhuiszorg staat dicht bij de dagelijkse belevingswereld van de patiënt en zijn naasten. De beleving van de patiënt moet de inrichting en het zorgproces kunnen sturen. Ziekenhuizen moeten voorkomen dat patiënten onnodig geconfronteerd worden met de nadelige gevolgen van de hectiek en dynamiek die een hoog technische omgeving nu eenmaal met zich meebrengt. Dat betekent dat er een omgeving gecreëerd moet worden waarin alle onnodige stressmomenten worden weggenomen. En dat begint al bij duidelijke bewegwijzering naar het ziekenhuis en een parkeerservice. Maar ook eenmaal binnen is een eenvoudige route gewenst. Door te focussen op de behoeften van de patiënt, zoals behoefte aan rust, veiligheid en geborgenheid, privacy en controle, kan een omgeving worden gecreëerd die werkelijk bijdraagt aan het welzijn van de patiënt. Dus geen lange gangen, waar je als patiënt op een kamer ligt buiten het zicht van de verpleegpost, maar een verpleegafdeling met een open verpleegpost in het midden met daarom heen de patiëntkamers. Dat maakt dat patiënten zich veiliger voelen, zonder dat de verpleegkundigen daar iets extra’s voor hoeven te doen. 122
En geef de patiënt meer controle over de eigen situatie. Door zelf vanuit het bed deuren, ramen en gordijnen te kunnen openen of de temperatuur te regelen. Als patiënt wil je zo onafhankelijk mogelijk zijn. Ook afleiding bevordert de genezing. Door gezellige plekken te creëren worden patiënten gestimuleerd om leven te zoeken en dat maakt mensen weer mobiel.
‘GEEF DE PATIËNT MEER CONTROLE OVER DE EIGEN SITUATIE’ In het perfecte ziekenhuis is aan de behoeften van patiënten voldaan en werkt tegelijkertijd ook het personeel prettig, makkelijk en efficiënt. Het ziekenhuis en de architect moeten dus goed naar patiënten luisteren. Met hun input kan de zorg aanzienlijk winnen aan kwaliteit.
* Atie Schipaanboord was tot 1 januari 2010 directeur Beleid en Innovatie van de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie. Zij is nu directeur bij Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland.
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
123
MENSELIJKE MAAT EN KLEUR EN MATERIAAL, EEN EXTROVERTE OVERPEINZING Marcel Schouten * Een absoluut niet wetenschappelijke onderbouwing van keuzes, wegingen en herleidingen gestoeld op praktijkervaring, brede interesses en het streven om een succesvol ontwerp te leveren. EEN MENSELIJKE MAAT De menselijke maat is één van de meest gehanteerde begrippen in de architectuur en vormgeving om grip te krijgen op de te vormen materie. Het geeft echter vooral aan dat de mens constant op zoek is naar het onder controle krijgen van zijn wereld. De mens zoekt constant naar onderbouwingen van haar wil. De moderne mens eist ook steeds vaker en dwingender een antwoord op de vragen die ons al eeuwen bezighouden, iets wat zeker in de gezondheidszorg een bekend verschijnsel zal zijn Het is mijn overtuiging dat de Menselijke Maat altijd een streven zal zijn en nooit een exacte wetenschap, hoewel dit door veel grote architecten werd nagestreefd. Dit kan ook niet omdat de Menselijke Maat gebonden is aan Individuen, Culturen, Associaties en Tijdsgewrichten. Daarom kun je in feite nooit spreken van DE menselijke maat, hoogstens van EEN menselijke maat. Het ontwerpen op een (laat staan DE) traditionele menselijke schaal leidt al snel tot generalisaties en gemiddelden, dit om grip te krijgen op het ontwerp en verklaring te geven voor keuzes in het proces. En zoals we allemaal weten, de gemiddelde mens bestaat niet. Moderne varianten van het werken op de menselijke schaal gaan al veel meer uit van het algemeen welbevinden van degene die zich in de omgeving bevindt. De zogenaamde ‘healing environment’ is in ieder geval een goed voorbeeld hiervan,
een complete benadering van de menselijke maat. Zeker als de factor ‘persoonlijke beinvloeding’ erbij wordt betrokken past dit in een moderne maatschappij. KLEUREN Aan kleur wordt vanuit kleurenleer en vooral symboliek een hoge mate van betekenis toegekend. Dit zijn interessante gegevens en voor een groot deel is dit waar. Echter, binnen ons moderne leven is deze symboliek zeker nog aanwezig maar slechts binnen zeer beperkte marges; zwart is nog steeds de kleur van de rouw, maar slechts in de symboliek van de rouwstoet. Geen enkele dame die in zwart loopt wordt anno nu nog aangezien voor een weduwe! Sterker nog, sinds jaar en dag is zwart voor kleding de meest populaire kleur. Om het geheel nog gecompliceerder te maken; veel dames dragen geen zwart omdat ze het mooi vinden, maar omdat het ze slanker laat lijken! En veel heren dragen deze kleur omdat het zo ‘makkelijk‘ is om er iets op te combineren. Bovenstaand voorbeeld laat zien dat de lading van een kleur verandert met de tijd, maar in onze tijd ook zeker (en vooral) samenhangt met de invloed van de media. Aankomend bij de media wordt dan direct een interessant onderwerp aangesneden. De media in algemene zin hebben veel teweeggebracht in de introductie en vooral acceptatie van kleuren. Met de komst van kleurenreclame in print en 124
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
kleurentelevisie werd kleur een onderscheidend element. Zeker in de laatste decennia met toename van de soorten media en de hoeveelheid informatie die we tot ons krijgen zijn we gewend geraakt aan ware kleurbombardementen. Ons referentiekader verandert voortdurend en steeds sneller en daardoor ook de acceptatie van veranderingen, kleuren en materialen. We zijn eraan gewend geraakt verrast en geprikkeld te worden. In zo’n snelle wereld die overspoeld wordt met prikkels en veranderingen zie je dat er organisaties zijn die het recht op een kleur proberen te verwerven. (T-mobile op magenta) of hun naam en kleur sterk aan elkaar koppelen (Orange) en, niet in het minst, hun imago proberen te koppelen aan de associatie met een kleur… U begrijpt het gaat hier over de kleur groen. Het gaat in de toepassing op een menselijke maat eerst en vooral om de primaire beleving van kleur (en materiaal). Het woordje primair wil ik dan gelijk gebruiken als springplank naar het gebruik van primaire kleuren. Deze zitten het sterkst vast aan associaties. Dit heeft simpelweg te maken met het feit dat deze kleuren feitelijk de ‘oude’ kleuren zijn en waaromheen in de vele eeuwen van het menselijk bestaan de meeste symboliek aan is toegekend. Het is alom bekend dat rood wordt geassocieerd met gevaar, energie en waakzaamheid en groen met kalmte, beheersing en concentratie, etc. Deze leer komt voort uit de klassieke gedachte over kleuren en hun koppelingen met elementen uit onze ontwikkeling als mens (vuur, bloed etc.). Toch is het zo dat de beleving van kleuren uitermate contextafhankelijk is. Er bestaan legio onderzoeken die aantonen welke kleur op welke manier van invloed is op de psyche. Mijn inziens laat dit slechts zien dat de context bepaalt
in welke mate een kleur de mens (al of niet aangeleerd) beïnvloedt. Een test aan een universiteit wilde aantonen dat rood negatieve gevoelens kan opwekken. Zij voorzagen een IQ test van opmerkingen in rood, een ander deel van de onderzochten kregen ditzelfde in de kleur groen. De deelnemers aan de ‘rode’ test scoorden lager dan de ‘groene’ test. Het strekt te ver om de hele test te analyseren, maar de associatie is duidelijk. Rood waarschuwt als het ware voor gevaar en waakzaamheid. In een testsituatie als deze maakt dit studenten, die al constant het zwaard van Damocles boven zich hebben hangen in de vorm van de rode pen van de docent, nog onzekerder. Een associatieve test in een uiterst beïnvloedbare groep! Interessant is te zien of rood juist besluitvaardigheid en inspiratie kan oproepen. Dat is inderdaad het geval. In veel elementen van de samenleving staat rood voor scherpzinnigheid, passie, inspiratie en motivatie. Het is een dominante kleur die zelfverzekerdheid uitstraalt. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat felle en heldere kleuren de creativiteit en het denkvermogen prikkelen en (raar maar waar in tegenstelling tot bovengenoemd onderzoek) de prestaties bevorderen. De onderzoeken naast elkaar houdend zou je kunnen zeggen, rood binnen de context van een IQ test kan negatief uitpakken voor de resultaten, op de muur aangebracht kan het de resultaten verbeteren! De context bepaalt de beleving! KLEUR EN INDIVIDU Wat is kleurbeleving nu voor een individu binnen een openbare ruimte? Kleurbeleving wordt bepaald door de context. Meer nog dan context spelen associaties een rol. Je kunt positieve en negatieve (en natuurlijk neutrale) associaties ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
125
aan een kleur hebben. Veel associaties zijn niet eens bewust! De associatie met de emotie is er wel ,maar waar deze vandaan komt, is veelal weggezonken. Wel is het zo dat bij bepaalde leeftijdsgroepen bepaalde positieve en negatieve associaties zijn te vinden. Zo is het een bekend fenomeen dat er jarenlang bijna een embargo lag op de kleur oranje (Koninginnedag daargelaten). Pas in het midden van de jaren ’90 kwam oranje weer langzaam ten tonele in de inrichting en ontwikkelde zich samen met andere uitgesproken kleuren als appeltjesgroen en rood tot acceptabele en zelfs hippe kleuren (m.i. in verband met de toename van de mediastromen). Veel meer dan nu was het in de jaren 60 en 70 zo dat trends bijna universeel waren. Wie herinnert zich uit zijn jeugd (mits de leeftijd het toelaat) niet de hypes van de rotanstoeltjes, het oranje kunststof, de parkajassen en Rootsschoenen? In die tijd was een hype ook écht een hype, als je niet meedeed lag je eruit. Nadeel was dat je letterlijk overspoeld werd door de hype en er ook duidelijk geen alternatief mogelijk was. Wie in de jaren 70 geen oranje kunststof in huis had, was niet van deze (die) tijd. Klaarblijkelijk heeft dat toch iets met de gemeenschappelijke kijk op deze kleur gedaan. Na een aantal jaren verdween de kleur en bleef hij ruim 20 jaar ‘not done’. Dit zou ik graag eens onderzocht zien door een sociaal-psycholoog!! Bij de kleur oranje zou je, wat Nederland betreft, op verschillende niveaus van massa-associatie kunnen spreken. In ieder geval heeft de oranjehype van de jaren ’70 geleid tot een afkeer die lang heeft aangehouden, net zoals we dit gezien hebben bij de kleur bruin die het oranje opvolgde. Mijn voorspelling is dat we dit in onze hedendaagse samenleving niet meer zullen meemaken. Trends zijn er wel, maar op een veel beperktere en subtielere schaal. De bandbreedte
waaromheen de voorkeuren zich bewegen, is vele malen groter geworden. Dit heeft alles te maken met globalisering, informatie en media. Culturen vermengen zich, en voor iedere voorkeur is wel aansluiting te vinden bij een subcultuur. Opmerkelijk is de hoeveelheid aan thema’s die tegenwoordig gebruikt worden om kleurvoorkeuren aan te duiden. Een folder van welke fabrikant van verf dan ook laat zien dat geen enkele kleurniche onaangeroerd blijft. Een fabrikant als Flexa heeft dit jaar 12 kleurthema’s in haar collectie. En het laat zich raden, het complete kleurpalet wordt afgedekt. Kort gesteld, kleurvoorkeuren worden gestuurd door de fabrikanten en trendwatchers; een vorm van ‘self-fulfilling prophecy’. Wat echter het geval is, is dat het sturen in de marge is. Waar vroeger massaal voor een kleur werd gekozen, ‘omdat het nu kan’, worden de kleuren nu gestuurd in termen als verzadiging, vergrijzing, matheid etc. Het complete pallet vindt aftrek maar dan zijn hoogglansvarianten in zwang en dan weer extramatte varianten of vergrijsde tinten. Net als in de mode zijn er hoofdtinten maar niemand vind het gek of opmerkelijk als men daar van afwijkt. KLEUR EN INDIVIDU IN DE PRAKTIJK In mijn ontwerppraktijk kom ik bovenstaande elementen heel duidelijk tegen. Vaak is het in ontwerpprocessen zo dat er op zeker moment participatie van de eindgebruikers gewenst is. Met regelmaat worden kleuren in workshopsetting of door middel van voorkeuren bepaalt. Waar tot enkele jaren geleden de uitkomsten niet verrassend waren, wordt het nu steeds onvoorspelbaarder. Bij een organisatie uit de gezondheidszorg (een hoofdkantoorvestiging) werd recentelijk een ontwerp gemaakt waarbij een aantal ruimtes kleurrijk zou worden uitgevoerd. De gebruikers mochten de kleuren bepalen. De uitkomst was zeer verrassend! 126
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
Afdelingen Kleurnummers
A
59 39 56 29 32 61 62 44 50 52 4 9 17 54 37 51 42 22 8 6 18 19 53
1 1 1
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
1
1 1
1 1 1 1 1
6 3 3
1 1 1 1 1
Bovenstaand de aangegeven voorkeuren in kleuren (kleurnummers die alle varianten beslaan) en de afdeling-/individuele keuzes. Iedere afdeling mocht naar verhouding van omvang een aantal voorkeuren aangeven. Het meest verrassend en voor mij nog steeds raadselachtige is dat zelfs als keuzes gemiddelde van een afdeling zijn dit gemiddelde in dit geval niet wordt gedempt! Ik wil dit niet als een onderzoek poneren, maar uit voorgaande neem ik de vrijheid een aantal conclusies te trekken. De keuzes lopen door het hele spectrum van kleuren heen; absolute kleurvoorkeuren (trends etc.) nemen dus duidelijk af. De gekozen kleuren zijn over het algemeen de vollere kleuren; mensen durven meer risico te nemen met kleur. De toepassingsgebieden zijn bekend bij de gebruiker (het is de eigen werkomgeving) men is steeds minder bang voor kleur als prikkel of overheersend element, zolang de afbakening helder is.
6 1
1 1 1 1 1 1
6 1 1
1 1
1
1 1 1 1 1
1 1
1
De meeste keuzes vielen in de range paarsblauw tot lila. Laat dit nu de kleurenrange zijn waaruit de huisstijl bestaat! Dit geeft dus duidelijk aan dat een kleurenvoorkeur kan worden opgelegd door het gevoel van identiteit (eigen of de organisatie) maar mogelijk ook loyaliteit naar de organisatie toe en/of de persoonlijke logica in de koppeling van kleur en organisatie. Niet verrassend was dat de communicatieafdeling letterlijk voor de huisstijlkleuren had gekozen, duidelijk vanuit de verantwoordelijkheid voor de organisatie en niet, zoals gevraagd, vanuit de persoonlijke voorkeur! KLEUR EN GROEP Een groep bestaat uit een verzameling mensen binnen een beroepsgroep, sportvereniging of land; je praat al snel over een cultuur of subcultuur. Voor de beleving maakt dit niet zoveel uit, voor een groep in welke context dan ook ontstaan voor- en afkeuren. Zo ook voor kleuren. In grotere groepen zijn nog veel meer culturele verschillen te zien. Voor een westerling is wit ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
127
de kleur van onbevlektheid en puurheid. In China is het de kleur van de rouw! Geel is in vele opzichten een weinig populaire kleur in Nederland maar een onmisbare kleur in het boeddhisme. In Nederland wordt geel vooral geassocieerd met goedkoop! Let maar eens op de huisstijl van aanbieders aan de onderkant van de markt, Zeeman textiel, Lidl, etc. allemaal hebben ze geel in de huisstijl. Aanbiedingen worden aangeprezen met gele sterren eromheen etc. Een jaar of wat geleden heb ik het ontwerp gemaakt voor nieuwe legeringskamers (verblijven) voor de Koninklijke Marine. Bij de kleurkeuze is er onderzocht wat de voorkeur had. Men kon kiezen uit een aantal houtprints in combinatie met een aantal uni-kleuren. De keuze was unaniem! Het moest teakhout worden met donkerblauw!! Verrast? Niet echt, de Marine is een organisatie die sterk gefocust is op professionele trots. Alle, maar dan ook alle communicatieve elementen hebben de marineblauwe kleur in zich. De kleurdoctrine is zo hoog dat er feitelijk geen andere keuze mogelijk was. ORGANISATIE EN KLEUR Binnen organisaties worden kleuren in alle varianten steeds vaker toegepast , juist binnen de huisvesting, om te prikkelen en te inspireren. Maar hoe leidt je dit in banen, hoe zorg je ervoor dat de balans tussen prikkel en rust verzekerd is . Hoe vindt je de juiste tonen? C’est le ton qui fait la musique; dit geeft impliciet al aan dat het niet om individuele keuzes gaat maar om de pluriformiteit. Het in balans krijgen van de pluriforme elementen, dit maakt een menselijke maat. De kunst om te onderzoeken wat belangrijk is voor de gouden 3-hoek; De driehoek Organisatie - Personeel - Client/bezoeker. Een balans in deze gegevens, geven de organisatie een identiteit, het personeel een professionele trots en gebondenheid en de cliënt vertrouwen.
Een organisatie moet vooral uitstralen dat je aan het goede adres bent waar het de core-business betreft, professionaliteit. Deze professionaliteit kan vele vormen hebben en is er voor iedere niche, ook binnen de gezondheidszorg. Anders gezegd, er moet een verwachting worden ingevuld. Vervolgens moet een organisatie, vooral binnen de gezondheidszorg, op de mens gericht zijn. Een geleide vorm van pluriformiteit. De zeer brede waaier van bezoekers moet zich herkennen of op zijn minst zich senang voelen. Last but not least de werknemer, als drager van de identiteit van de organisatie. Het personeel koppelt de organisatie aan het individu en moet de professionele trots uitdragen. Door de betrokkenheid van personeel te integreren in het ontwerp- en keuzetraject wordt de omgeving en huisvesting ook meer door hen gedragen. Als de belangen van de gouden driehoek O-P-C in balans zijn en op de juiste en voelbare manier vertaalt naar de omgeving kun je spreken van een geslaagd concept. Dan zijn de tonen in balans en klinkt er muziek. MATERIALISATIES Tot nu toe gaat het voornamelijk over kleurgebruik in abstracte zin. Er gebeurt nog iets interessants als je kleur koppelt aan materialisaties. Je kunt hele traditionele vormgeving kiezen en dit versterken met kleur, maar andersom kan ook. Kleuren en materialen worden over het algemeen sterk met elkaar geassocieerd. Denk maar aan de uitdrukking ‘naturelle kleuren’. Hiermee bedoelt men over het algemeen bruintinten mee. Groen is echter zo natuurlijk als wat maar zal nooit als naturelle kleur worden bestempeld. We zijn vanuit een natuurlijk en voorvaderlijk perspectief gewend kleuren binnen bepaalde verhoudingen te beleven en dat is een interessant gegeven! Groen is een kleur die we in grote hoeveelheden kunnen verdragen maar rood veel minder. Belangrijk is dus om de toepassing 128
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
van kleuren niet zozeer op basis van sec de toepassing ervan in te zetten maar veel meer naar de verhouding te kijken. Daar komt in ieder geval een andere menselijke maat om de hoek kijken. Een menselijke maat die in feite perfect aansluit bij de constatering dat anno nu een kleurvoorkeur steeds minder absoluut is. Dit maakt tezamen dat het toepassen van kleuren steeds acceptabeler geworden is mits de verhouding aansluit bij de kleurtonen en vervolgens bij de toepassing. Een zeer felle kleur op een bankstel heeft een veel minder belevingseffect dan dezelfde kleur op de wand achter het bankstel. Diezelfde kleur oranje heeft veel minder effect in combinatie met een wand in muisgrijs dan met een wand in zachtgeel. Kleuren en materialisaties kunnen elkaar versterken, compenseren en afzwakken. Intrinsiek behouden ze hun waarde, maar toegepast spelen ze een rol. De toepassing van kleuren in juiste verhoudingen en materialisaties speelt verder een belangrijke rol in de onbewuste visuele rust. Je kunt visueel en in vormentaal een rustige ruimte hebben, terwijl door de combinatie van kleuren de omgeving toch vermoeiend kan werken op de geest. Weet iedereen in de gezondheidszorg eigenlijk waarom operatiedekens en schorten groen zijn? Het is de complementaire kleur van rood en laat zodoende geen nabeeld achter op het netvlies wat rust geeft aan de hersenen. Dit effect van nabeeld treedt ook op bij te grote contrasten in licht en donker. Een goede methode om rust te creëren in een omgeving is om op een uitgebalanceerde manier om te gaan met opdringende en wijkende kleuren. Dit is een gegeven die het meest in de mens zit ingebakken. Wijkende kleuren zijn de tinten die we beleven als lucht en horizonkleuren, vergrijsde en minder stralende tinten. Heldere tinten dringen zich op en lijken altijd dichterbij, als bloemen in het veld. Een kleuropbouw van laag naar hoog niveau in
inrichting is dan ook logischerwijze gekoppeld aan dit begrip. Dit is exact de reden dat plafonds bijna altijd wit zijn, een donker plafond is in de beleving niet logisch, zeker niet in grotere ruimten. EPILOOG Als er al een boodschap in mijn contemplerend betoog zit, is het er één van een eeuwige zoektocht. Er zijn handvaten die nog steeds werken, er zijn er die nú werken en er zijn er die over een jaar achterhaald zijn. Belangrijk in deze tijd waarin we alles, overal en altijd kunnen zien horen en beleven is dat visuele beleving steeds meer een individuele interpretatie is geworden. Daardoor moeilijker te vangen in wetmatigheden, maar des te uitdagender in de context van toepassingen. Voor mij is het uitgangspunt altijd de voornoemde driehoek O-P-C. Breng deze behoeftes samen en in balans en de beleving klopt. De hybriditeit in onze wereld neemt dagelijks toe. Waar is de tijd gebleven dat een mobiele telefoon alleen kon bellen? Zo ook in mijn opinie de manier waarop we met problematieken moeten omgaan. Wetenschap en boerenverstand, ervaring en visie, wetmatigheden en willekeur; ze zullen steeds verder verweven raken in een wereld die te groot is geworden voor een universele waarheid. Handvaten voor kleurgebruik en materialisatie in een Menselijke Maat (houdbaarheid onbekend); Denk in pluriformiteit, kleur- en materiaalvariatie. Denk in zones, kleurzone’s in een neutrale omgeving. Denk in harmonieuze kleurstellingen binnen vlekken, dit brengt rust. Denk grootvormig met versterkende details. Dringende kleuren op lagere niveaus, wijkende kleuren op hogere niveaus (met af en toe een doorschieter). Koppel materiaal op een heldere manier aan kleur en pas op vervreemdende varianten.
* Marcel Schouten, Partner bij FACD (For Architecture Consultancy and Design) ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
129
KLEINSCHALIG WONEN: EEN PRAKTIJKVOORBEELD Anne Dulon Barre – Dirkse * Hieronder wordt de dagelijkse praktijk beschreven van een zorgaanbieder in de regio Utrecht (AxionContinu). Welke visie met betrekking tot de menselijke maat ligt ten grondslag aan hun dienstverlening en hoe wordt dat in een praktijkvoorbeeld (Woonzorgcentrum De Ingelanden in Leidsche Rijn) toegepast? DE AANBIEDER AxionContinu is een zorgorganisatie die zich richt op het ondersteunen van zorgvragers, meestal ouderen, op het gebied van wonen, zorg en welzijn. De zorgvragers/cliënten zijn woonachtig in Utrecht en omgeving. Aan hen wordt een kwalitatief hoogwaardig zorg- en dienstenpakket geboden. AxionContinu profileert zich als een organisatie waar de medewerkers zich in woord en daad met de organisatie identificeren en door cliënten als aangenaam, verrassend, betrouwbaar, slagvaardig en flexibel worden ervaren. Met deze kernwaarden onderscheiden wij ons van andere partijen. Op het gebied van wonen, zorg en welzijn leveren wij: de combinatie wonen, zorg en welzijn, waarbij een langdurige relatie met de cliënt wordt onderhouden diensten op het gebied van huishoudelijke en persoonlijke verzorging, verpleging, behandeling, begeleiding, verblijf, zingeving en dagbesteding aan groepen en individuen specialistische zorg DE VISIE De menselijke maat in onze dagelijkse zorg en dienstverlening komt tot uiting in de volgende elementen die in onze visie centraal staan:
Aangenaam en gastvrij Met het motto “thuis voor iedereen” zetten wij ons in om alle cliënten zich thuis te laten voelen. Dit betekent dat cliënten hun eigen gewoonten en leefwijzen kunnen voortzetten als ze verhuizen naar één van onze locaties. De cliënt ervaart gastvrijheid bij ons doordat uit ons handelen blijkt dat de cliënt welkom is in onze organisatie. Wij stellen ons ten doel om het de cliënt zoveel mogelijk naar de zin te maken en hem of haar een veilige en vertrouwde woonomgeving te bieden. Wij streven naar een goede kwaliteit van zorg en diensten die geboden wordt op een voor de cliënt prettige en aangename manier. De nadruk wordt gelegd op de mogelijkheden van de zorgvrager (in plaats van op het benadrukken van de ziekte en/of de beperkingen). Elke cliënt vraagt om een individuele benadering, waarbij de eigen identiteit en mogelijkheden van de cliënt voorop staan. Door met iedere individuele cliënt afspraken te maken, passend bij de verwachtingen en wensen, willen en kunnen wij een thuis bieden aan iedereen. Onder ‘iedereen’ wordt hier verstaan de ouderen uit Utrecht en omgeving, maar ook de doelgroep ‘niet aangeboren hersenletsel’ (NAH), vaak bewoners die slachtoffer zijn geweest van een verkeersongeluk. Naast ouderen uit Utrecht en omgeving komen er ook ouderen uit de rest van het land, als bijvoorbeeld de kinderen in de buurt van Utrecht wonen en vader of moeder graag in de buurt hebben om de nodige mantelzorg te kunnen leveren. Dit betekent voor ons dat de cliënt leidend is voor het handelen van het personeel en de organisatie. Het thuisgevoel voor de een is nu eenmaal niet het thuisgevoel voor de ander. 130
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
‘Het thuisgevoel voor de een is nu eenmaal niet het thuisgevoel voor de ander.’ Betrouwbaar & slagvaardig In een dienstverlenende organisatie als de onze valt of staat de kwaliteit van de dienstverlening met de deskundigheid en motivatie van medewerkers. De organisatie wordt gedragen door de medewerkers die gezamenlijk de zorg verlenen die gevraagd wordt. De kwaliteit van de medewerkers bepaalt in hoge mate de kwaliteit van de dienstverlening en hoe die door de cliënten wordt ervaren. Het nakomen van de gemaakte afspraken, op slagvaardige wijze de beloftes waarmaken, maakt ons tot een betrouwbare partner in de zorg. Onze medewerkers zijn deskundig én servicegericht. Onze deskundigheid wordt door medewerkers en de organisatie samen bewaakt, bijvoorbeeld door scholingen te volgen en door hierop te coachen en te sturen. De mening van de cliënt t.a.v. onze servicegerichtheid stellen wij zeer op prijs en we vragen er ook om. Zo kunnen wij slagvaardig zijn in onze dienstverlening en aansluiten bij de wensen en leefgewoontes van de cliënt. Flexibel & verrassend Wij staan open voor de wensen van onze cliënten, ook als deze afwijken van het gebruikelijke. Ons uitgangspunt is “ bij ons kan ‘t “. Een voorbeeld. Een bewoner van een van onze locaties is trainer bij een Utrechtse voetbalclub geweest en wilde de trainer van FC Utrecht graag ontmoeten. Dit is door deze locatie georganiseerd en de bewoner heeft een prachtige dag gehad. En als wij desondanks toch niet geheel aan de wensen kunnen voldoen, zoeken we samen met de cliënt naar het beste alternatief. Op basis van wederzijds respect voor de wensen enerzijds en onze mogelijkheden anderzijds, stellen we
samen het optimale ‘zorgarrangement’ samen. Onze medewerkers zijn flexibel en doen naast de gebruikelijke activiteiten graag iets extra’s of verrassends voor de cliënt. Een bewoner van De Ingelanden wilde bijvoorbeeld graag een hond als huisdier. Uiteraard vraagt dat wat organisatie en voorbereiding, maar nadat dit, tot en met het uitlaatschema, geregeld is, geniet de bewoner van haar huisdier. HET WOONZORGCENTRUM In mei 2008 is het nieuwe woonzorgcentrum van AxionContinu, De Ingelanden in gebruik genomen. De Ingelanden is een van de genomineerden voor de De Ingelanden is kleinschalig van opzet: het bestaat uit twaalf geclusterde groepswoningen voor zeven à acht bewoners. De doelgroep bestaat uit 56 dementerende ouderen en 34 ouderen die voor revalidatie en reactivering komen. Deze laatste groep verblijft maximaal drie maanden in De Ingelanden om daarna terug te gaan naar de thuissituatie, een serviceappartement of een verzorgingshuis. De bewoners delen een gezamenlijke woonkamer en hebben allemaal hun eigen kamer, waarin ze zich kunnen terugtrekken. De kleinschalige opzet maakt persoonlijke, op de wensen en behoeften van de bewoners afgestemde zorg, mogelijk. Geclusterd kleinschalig wonen Het concept voor het geclusterd kleinschalig wonen, zoals dat in ons woonzorgcentrum De Ingelanden is gerealiseerd, is begin 2000 ontwikkeld. In die tijd leefde bij de zorgaanbieders de gedachte dat woonvormen voor psychogeriatrische bewoners vooral in kleinschalige vorm aangeboden moest worden. AxionContinu onderschreef destijds deze visie, maar had wel een andere kijk op hoe dat in de praktijk vormgegeven moest worden. ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
131
Bewoners en bezoekers komen hier vaak voor een kopje koffie en een praatje. Het Grand Café kijkt uit over een grote daktuin. Hier staan borders met verschillende grassen en heidesoorten, lage sierappelbomen in potten en aromatische kruidenplanten. Bewoners die niet veel buiten komen beleven hier toch het buitenleven.
Landelijk zijn er veel voorbeelden van kleinschalige woonvormen, met een omvang van ongeveer 20 bewoners. Daarbij doet zich het probleem voor dat deze woonvormen geïsoleerd staan in een woonwijk, moeilijk te exploiteren zijn en dat professionele deskundigheid op deze schaal moeilijk te organiseren is. In het overleg met de zorgaanbieders hebben wij daarom destijds gekozen voor kleinschalig wonen, maar wel in een geclusterde vorm. Dusdanig dat kennis en welzijn op een voldoende niveau aangeboden kan worden. Op deze basis is De Ingelanden gebouwd. Een centrum voor wonen, zorg en kennis in het Utrechtse Leidsche Rijn.
Het Grand Café en het daktuinterras zijn gericht op de omliggende woonwijk. Hoewel de omliggende woonwijk nog in aanbouw is, is de aantrekkingskracht vanuit het Grand Café naar buiten erg groot. Het buitenleven is heel belangrijk voor de bewoners. Naast de daktuin beschikt De Ingelanden over nog twee tuinen. Hier kunnen de bewoners lekker wandelen, eten of even een boekje lezen. Op de begane grond bij de entree zijn de receptie, de winkel en de kapsalon. In de hal staat een grote tafel waar de bewoner zijn of haar krantje kan lezen of gewoon even kan genieten van het uitzicht. Doordat De Ingelanden een open uistraling heeft, met veel glas in de voorgevel, geeft dit bij de bewoners een gevoel van vrijheid. Hierdoor ontstaat er veel levendigheid bij de entree.
Het gebouw De Ingelanden bestaat uit twaalf woningen voor zes tot acht bewoners. Daarbij zijn er zeven woningen voor psychogeriatrische ouderen en vijf woningen voor somatische bewoners die opgenomen zijn voor revalidatie en reactivering. Daarnaast is er nog een woning die gehuurd wordt door Amerpoort, een stichting voor mensen met een beperking. Naast de woningen beschikt De Ingelanden op de eerste etage over een gezellig Grand Café. Hier staat een stamtafel en luie stoelen. Dit wordt, mede door de huiselijke sfeer, goed bezocht. 132
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
De woningen De woningen in De Ingelanden hebben een eigen voordeur. Wanneer een bezoeker de woning betreedt komt hij in de sfeervolle hal met direct aansluitend de huiskamer. De bewoners van de woning hebben hun eigen zit/slaapkamer. Deze kan ingericht worden met persoonlijke spulletjes. Het leven in de woning speelt zich overdag vooral af in de huiskamer. De ruime huiskamer beschikt over een eethoek en een zitgedeelte met televisie. In de huiskamer is ook een keuken aanwezig. In de woonkamer is ruimte om kleine persoonlijke spulletjes neer te zetten. Hierdoor voelt het voor de bewoners als een thuis. De medewerkers stimuleren de zelfstandigheid van de bewoners terwijl er, voor wie daar behoefte aan heeft, de nodige structuur aanwezig is. Doordat er zes tot acht bewoners in een woongroep leven, ontstaat er veel onderling contact. Het maaltijdconcept Bij de opzet van De Ingelanden is ervoor gekozen om alle woningen te voorzien van een volledige keuken. De keuken staat in de huiskamer, daarom is er veel aandacht besteedt aan de detaillering van de keuken. Alle keukens hebben een extra werkblad zodat bewoners actief kunnen mee doen met koken of andere huishoudelijke activiteiten. Tussen de middag lunchen de bewoners van de woning zoveel mogelijk gezamenlijk. De tafel wordt gedekt waardoor het gevoel van thuis aanwezig is. De bewoners hebben volledige keuzevrijheid om de maaltijden zelf te bereiden, deels zelf te bereiden of de maaltijden volledig kant-en-klaar aan te laten leveren. Deze maaltijden komen uit de productiekeuken van AxionContinu in IJsselstein. AxionContinu stimuleert de bewoners zoveel mogelijk deel te nemen aan het zelf bereiden van de warme maaltijden. Naast deze activiteit worden bewoners ook uitgenodigd mee te helpen bij
andere huishoudelijke activiteiten, zoals het doen van de afwas of ander licht huishoudelijk werk. Als de bewoners de maaltijden zelf bereiden, hebben de bewoners de keuze om de ingrediënten hiervoor te bestellen bij onze leverancier. De bestelling wordt dan bij de woningen afgeleverd. Ook kunnen de bewoners zelf boodschappen doen in de winkel van De Ingelanden. De medewerkers van de woningen kunnen ook, al dan niet samen met de bewoners, boodschappen doen bij de supermarkt in de buurt. Inmiddels is het ruim een jaar geleden dat de bewoners hun intrek hebben genomen in De Ingelanden. In het begin waren er een paar woningen waar voorzichtig zelf gekookt werd. Inmiddels wordt in bijna de helft van de woningen de maaltijden zelf gekookt.
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
133
DE BEWONERS De bewoners ervaren het kleinschalig wonen als zeer prettig. Het benadert het beste de thuissituatie, ook al is het een groot “gezin” met acht personen. De meeste bewoners blijven overdag in de huiskamer en trekken zich bijna niet terug op hun eigen slaapkamer. Dit betekent dat zij zich geborgen en veilig voelen. De mogelijkheid om mee te helpen in het huishouden en te koken, wordt door de bewoners als zeer positief ervaren. De bewoners wordt ook gevraagd wat zij graag willen eten. Het voelt voor de bewoners als een stuk waardering; zij krijgen het gevoel dat ze toch nog iets zelf kunnen bepalen in hun dagelijkse activiteiten. De familie van de bewoners vinden het erg prettig dat de bewoners ook nog een eigen slaapkamer hebben. Dit geeft toch een grote mate van privacy. Het geeft de bewoners meer rust dan wanneer je
met twee of drie personen een slaapkamer moet delen. Om de bewoners de ruimte te geven, staat vaak de deur van de huiskamer open. Zo kunnen zij een wandeling door de gang naar de andere woning maken. DE ACTIVITEITEN Twee middagen in de week gaat een medewerker met de bewoners naar buiten. Voor mensen die niet ver kunnen wandelen, wordt er vaak een rondje om het huis gelopen, om toch even een frisse neus te halen. Met degenen die wel wat verder kunnen, wordt gewandeld in de woonwijk. Met ondersteuning van vrijwilligers worden zoveel mogelijk mensen meegenomen. Als het weer tegen zit, organiseert de medewerker een andere activiteit. Dat kunnen spelletjes zijn of iets creatiefs. Iedereen is vrij om te komen, ook degenen die niet bij de wandelclub zijn ingeschreven. Ook sporten komt aan bod in De Ingelanden. Iedere woensdagmiddag wordt er in de fysiotherapieruimte gewerkt aan de conditie. Er wordt gestart met een “warming-up” op vrolijke muziek. Alle spieren worden losgemaakt, van hoofd tot voeten. Daarna wordt er gezamenlijk een sportief spel gedaan, zoals kegelen, jeu de boules, balspellen, oefeningen met stokken, 134
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
ringen, bewegen op muziek et cetera. Daarna volgt een cooling-down. Donderdagochtend wordt er gebakken in de dagbestedingsruimte. Met elkaar een taart maken, maar ook cake, speculaas, broodjes of tompouces behoren tot de mogelijkheden. De een leest het recept voor en anderen helpen met het invetten van een springvorm of kloppen van een mix. Zoveel mogelijk mensen worden gestimuleerd om mee te helpen. Eens per maand gaan de medewerkers en de bewoners er met een rolstoelbus op uit. Er zijn veel mogelijkheden zoals een stedenbezoek of een optreden. Er gaan altijd één of meer begeleiders mee. DE MEDEWERKERS Ook de medewerkers ervaren het kleinschalig wonen als plezierig. Bij kleinschalig wonen ligt het accent veel meer op wonen en welzijn, afgestemd op de individuele vraag van de cliënt. Dit is wel even wennen voor de medewerkers. Het vergt andere vaardigheden dan bij reguliere zorg. Daarom volgen alle medewerkers van De Ingelanden de cursus Woonzorgbegeleider. De cursus bestaat uit zeven sessies gedurende een half jaar en een kookworkshop om te leren maaltijden voor groepen te koken. Tijdens de cursus wordt aandacht besteed aan hoe de medewerker nog meer kan kijken naar de behoeftes en het leefritme van de individuele bewoner. Goed communiceren met bewoners en familieleden is belangrijk. En omdat wonen in De
Ingelanden lijkt op het wonen in een woongroep, wordt in de cursus ook aandacht besteed aan groepsdynamiek. De medewerker leert hoe groepsprocessen werken, hoe belangrijk een vaste plaats aan tafel kan zijn, of dat zich in elke groep een “onbeschreven leider” ontpopt. De medewerker leert ook dat hij of zij zelf ook deel uitmaakt van dit proces, dat zij het groepsproces ook kunnen sturen, en hoe. Uiteindelijk is toch het doel de mensen in harmonie met elkaar samen te kunnen laten leven. Als de medewerker gewend is aan dit proces, vindt men het prettig: meer contact met de bewoners, makkelijker contact met familie en kleinere teams met een betere communicatie. Elk team werkt in twee woonkamers. In de late middag en de avond is er altijd één medewerker in de huiskamer aanwezig. CONCLUSIE De menselijke maat speelt in de dagelijkse praktijk van een zorgcentrum als De Ingelanden continu een belangrijke rol. Belangrijke aspecten daarbij zijn de omvang en opzet van het centrum, de benadering van bewoners en de vrijheid die zij hebben, maar ook het werkplezier van de medewerkers en het beroep dat gedaan wordt op hun creativiteit, verantwoordelijkheidsgevoel en improvisatietalent. Dat maakt het aangenaam toeven voor zij die er wonen en leuk en uitdagend voor hen die er werken. Het lijkt zo vanzelfsprekend en eigenlijk is dat het ook.
* Anne Dulon Barre – Dirkse, projectleider Facilitair Bedrijf en Bouw bij AxionContinu Zorg en Wonen
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
135
INTERVIEW: KEES SOL Oogziekenhuis Rotterdam Het Oogziekenhuis in Rotterdam was in 2007 de winnaar van de vorige NVTG Bouwaward. Het thema was toen ‘exploitatiegericht bouwen in de zorgsector’. Wij waren benieuwd hoe het de winnaar sindsdien is vergaan en natuurlijk ook wat deze heeft met de menselijke maat. Kees Sol, lid RvB van Het Oogziekenhuis, nam samen met zijn medebestuurslid Frans Hiddema het initiatief voor het nieuwe concept achter het vernieuwde Oogziekenhuis en licht een en ander toe. Het thema ‘angstreductie’ was en is een van de speerpunten binnen het ziekenhuis. Wat in 2007 opviel en ook nu weer, is hoe bewust het Oogziekenhuis bezig is met het overal doorvoeren van een geheel vanuit de klant gedachte visie. IMPACT BOUWAWARD Wat heeft het Oogziekenhuis gemerkt van het winnen van deze prijs. De uitgereikte trofee heeft een tijd lang bij de entree uitgestald gestaan. Dat leverde flink wat gespreksstof op en heeft de naamsbekendheid vergroot. Het roept nieuwsgierigheid op bij andere managers, al of niet in de facilitaire wereld, en interesse voor ‘de beleveniseconomie’. Wat mensen bijbleef, was de visie die erachter zit en in hoeverre iets heel praktisch als een renovatie ook een vertaling is van consistent beleid. Wat ook indruk maakte, was wat ook in het juryrapport specifiek genoemd werd: de link tussen bouw en kunst. CONCEPT EN UITWERKING Kruipen in de huid van de patiënt; dat komt nadrukkelijk in alles naar voren. Om de angst die veel patiënten hebben (zeker als er iets met hun ogen is!) zoveel mogelijk weg te nemen, wordt een groot scala aan faciliteiten geboden en experimenten gedaan. Daarbij worden alle zintuigen aangesproken. Voor de toepassing van kunst in het gebouw is door de directie en de interieurarchitect (Marijke van der Wijst) een concept ontwikkeld dat door een speciale kunstadviseur (Ineke van Ginneke) is vertaald. Een voorbeeld van hoe dat werkt. Een organisatie die het al lang doet maar niet is ingedut, wekt vertrouwen bij patiënten. De historie van het instituut en het mooie oude pand (iets wat het klaarblijkelijk al lang doet) worden uitgedrukt en ondersteund door toepassing van een parketvloer en lambrisering, terwijl 136
het frisse, nieuwe (niet ingedut) wordt belichaamd in de kunst die overal in het gebouw prominent aanwezig is.
‘IETS NIEUWS KOMT TOT WASDOM IN EEN OUDE SETTING’ Maar het gaat nog veel verder. Het Oogziekenhuis durft te experimenteren en is redelijk uniek in het zich zo sterk richten op de beleving van de patiënt. Ze hebben bijvoorbeeld de ‘week van de kwaliteit’ in het leven geroepen. In deze week hebben ze onder andere geëxperimenteerd met uiteenlopende thema’s, zoals stoelmassages voor patiënten (waarbij de associatie wordt gelegd met slechtzienden die hun handicap tot een voordeel maken) of een pianist die in de ‘hotellobby’ speelde. Er is verder aandacht voor geurbeleving en Het Oogziekenhuis heeft een geluidsdeskundige ingeschakeld, die zorgt dat mensen (bijvoorbeeld tijdens anesthesie) rustiger worden. Op basis van reacties van patiënten (gasten) en medewerkers zijn een aantal van deze experimenten onderdeel geworden van de bedrijfsvoering. Het Oogziekenhuis heeft verder als eerste ziekenhuis in Nederland een parkeerservice, waarbij je de sleutels afgeeft en je auto wordt geparkeerd, doen ze mee aan de Museumnacht en gaan de patiënten na een ingreep met een polaroidfoto en een presentje weer naar huis. Deze bejegening maakt veel indruk op de mensen en wordt verder verteld in gesprekken met familie en kennissen. Het gehele totaalconcept vergt een langetermijnvisie en durf van het bestuur. Ook een gebouw ontwerpen, doe je uiteindelijk zelf en laat je niet over aan derden. Continuïteit in het bestuur is belangrijk voor het bepalen van een koers. Dat discontinuïteit op bestuursniveau weinig spectaculaire gebouwen oplevert getuige een uit de mond van een architect opgetekende uitspraak: ‘Dat ziekenhuismanagement wisselt zo vaak; ik bouw gewoon een doos waar alles in kan, dan wordt het in ieder geval goedgekeurd’.
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
137
‘EEN ARCHITECT ZEI EENS: ‘DAT ZIEKENHUISMANAGEMENT WISSELT ZO VAAK; IK BOUW GEWOON EEN DOOS WAAR ALLES IN KAN, DAN WORDT HET IN IEDER GEVAL GOEDGEKEURD’ DE BLIK NAAR BUITEN Het Oogziekenhuis leert veel van andere organisaties, ook uit andere sectoren. De luchtvaart, als het planning en veiligheid betreft, musea als het gaat om kunst, gastvrijheid en het toepassen van licht. Er is een internationaal netwerk van Oogziekenhuizen, waar dit Oogziekenhuis ook deel van uitmaakt. Daarin leren ze veel van de deelnemers uit zuidoost Azië als het aankomt op serviceoptimalisatie, van de Amerikaanse deelnemers over opbrengstoptimalisatie en van de Europese deelnemers over het reduceren van kosten. Het zijn maar een paar voorbeelden om aan te geven hoe men de blik naar buiten heeft. Dit in tegenstelling tot de zorgsector in het algemeen.
‘DOOR DE BANK GENOMEN ZIJN ZORGVERLENERS HEEL INTERN GERICHT; HET IS EEN ERG GESLOTEN SECTOR’ REACTIES Een graag gehoorde reactie van bezoekers is ‘dat het helemaal geen ziekenhuis is; het ziet er niet uit als ziekenhuis en ruikt er ook niet naar.’ Uit onderzoek naar angstreductie (samen met de universiteit van Tilburg) blijkt een hoge tevredenheid bij patiënten. Het concept krijgt ook erkenning en interesse van vakbroeders. Het respect van het ziekenhuis voor haar patiënten betaalt zich terug. Door toepassing van zorgvuldig uitgekozen en goed onderhouden interieurelementen zijn er bijvoorbeeld weinig herstelkosten. Vijf jaar geleden is de renovatie afgerond, maar het gebouw ziet er nog als nieuw uit. De beleidsontwikkeling wordt bewust neergelegd bij eigen mensen en niet bij adviesbureaus. De organisatie is daardoor van hoog tot laag bekend met de gemaakte keuzen. Niet alleen de kosten blijven daardoor laag, ook de eigen medewerkers
138
kunnen zich daardoor verder ontwikkelen. Medewerkers zijn trots om in Het Oogziekenhuis te werken, bezoekers voelen zich prettig, dat praat zich rond. TOEKOMST Voor de toekomst voorziet Het Oogziekenhuis uitbreiding. Het concept kan dan nog een stapje verder, meer hotel, minder ziekenhuis opleveren. Het belang van een goed gebouw wordt duidelijk onderkend en is zelfs groter dan gedacht. Los daarvan is Het Oogziekenhuis een franchiseorganisatie aan het uitrollen, samen met afdelingen oogheelkunde van andere ziekenhuizen. In andere sectoren een heel gebruikelijk model, in de cure sector uniek. Toch kan een franchiseorganisatie in de zorg, net als Starbucks in de koffiebranche, de kwaliteit sterk vergroten. Het Oogzorgnetwerk is een kennisnetwerk waar de nadruk ligt op de organisatorische en medische aspecten. Vooral het ontwikkelen van kwaliteitsnormen vraagt nog extra aandacht. Het franchiseconcept bevordert het lokaal ondernemerschap en kiest bewust niet voor een centrale aansturing vanuit één hoofdkantoor. De standaardisatie in de franchise organisatie is nog niet doorgetrokken in de gebouwinrichting. De inrichting van de OOGbus (een mobiele faciliteit voor oogonderzoek voor 60 plussers) heeft duidelijk wel overeenkomsten met de inrichting van Het Oogziekenhuis. Alhoewel de initiatieven van het Oogziekenhuis nog redelijk uniek zijn, krijgen zorginstellingen wel steeds meer oog voor de patiënt. Het is eigenlijk opvallend dat het zo lang duurt. Als je zelf wat onder de leden krijgt, merk je pas hoe anders het is om als patiënt door een gebouw te lopen. Alles wordt uitvergroot door de spanning die er is en je let op de kleinste details.
‘EIGENLIJK ZOUDEN OPDRACHTGEVERS ZICH MEER MOETEN VERDIEPEN IN WAT HET BETEKENT PATIËNT TE ZIJN’
Voor meer informatie, kijk op www.oogziekenhuis.nl
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
139
JURYRAPPORT: Aan de Pas wint NVTG BouwAward 2010
Van de circa veertig projecten die voor de NVTG BouwAward 2010 zijn ingestuurd, heeft de jury na een uitgebreide voorselectie in twee ronden acht projecten genomineerd. Na de eerste ronde waren nog veertien projecten in de “race’ voor de NVTG BouwAward 2010. De acht genomineerde projecten zijn: Sinaï Centrum Locatie Bankras in Amstelveen VU Kinderstad in Amsterdam Duurzaam Verblijf in Beilen Aan de Pas in Bunde Parkhoff in Dordrecht De Fjord in Capelle aan den IJssel Vlietland Ziekenhuis in Schiedam Steinmetz | De Compaan in Den Haag De genomineerde projecten zijn door de voltallige jury onder leiding van professor dr. Robert Huijsman MBA op donderdag 21 en vrijdag 22 januari 2010 bezocht. Alle projecten kennen diverse aspecten die een positieve indruk op de juryleden maken. De jury is unaniem van mening dat Aan de Pas in Bunde de NVTG BouwAward 2010 hoofdprijs wint. In de categorie Cure wint het Vlietland Ziekenhuis een NVTG BouwAward. In de bijzondere categorie is er een NVTG BouwAward voor VU Kinderstad. Een bijzondere aanbeveling/ blijk van waardering wil de jury uitspreken voor Steinmetz | De Compaan .De jury wil benadrukken dat de wijze waarop de genomineerden hun projecten presenteerden bijzonder professioneel was en dat de ontvangst op de locaties getuigde van een grote gastvrijheid.
AAN DE PAS Aan de Pas in het Limburgse Bunde is een woonzorggebouw voor patiënten met een progressieve spierziekte of andere complexe zorgvraag. Deze mensen zijn aangewezen op intensieve verzorging. De achttien bewoners van Aan de Pas zijn geheel of gedeeltelijk afhankelijk van ademhalingsondersteuning. Het uitgangspunt bij de realisering van Aan de Pas was een gebouw te maken dat de bewoners echt als hun huis ervaren. Uit een reactie van de voorzitter van het bewonersoverleg tijdens het bezoek van de jury aan dit project, blijkt dat serieus met de voorstellen en opmerkingen van bewoners rekening is gehouden. De jury ervaart Aan de Pas als een warme, gezellige en huiselijke omgeving. De appartementen in Aan de Pas zijn zo geschakeld dat de patiënten maximale privacy hebben. De voorzieningen in het appartement zorgen ervoor dat de bewoners binnen hun beperkte mogelijkheden toch zoveel mogelijk enige zelfstandigheid kennen.
140
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
Winnaar NVTG BouwAward 2010 ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
141
De plafonds van de appartementen (60 m2) zijn hoger dan gangbaar omdat de bewoners veel tijd liggend in bed doorbrengen. Door de hoogte worden de kamers ook vanuit een liggende positie prettig ruimtelijk ervaren. De voorzieningen in de appartementen maken het mogelijk dat bedden op diverse plaatsen kunnen worden geplaatst. Bijzonder vindt de jury ook de badkamer in het gebouw die door de toepassing van speciale verlichting, een geluidsinstallatie en aankleding als een “loungeruimte” kan worden gebruikt. Onder de indruk is de jury van het oog voor detail, de kwaliteit van de materialen en het architectonische ontwerp van in- en exterieur. Door veel juryleden wordt een positieve opmerking gemaakt over de netheid in het gebouw. Ook de integratie van het gebouw in de bestaande bebouwde en natuurlijke omgeving wordt door de jury als positief ervaren. De jury is van mening dat uit het gebouw het respect blijkt dat de instelling en de bij de bouw betrokken partijen hebben voor de bewoners. Zeer positief is de jury over de integratie van de domotica in het dagelijkse leven van de bewoners, hiermee wordt toegekomen aan de menselijke maat. De bewoners zijn immers zonder tussenkomst van derden zelf in staat om bijvoorbeeld gordijnen, verlichting, hoogte van de aanrecht en deuren te bedienen. Dit geeft veel vrijheid en extra mogelijkheden. Met betrekking tot de toegankelijkheid van enkele voorzieningen zijn er volgens de jury nog enkele details voor verbetering vatbaar. Waarom zijn er bijvoorbeeld klapspiegels in de sanitaire ruimten die voor de meeste mensen in de ruststand niet bedienbaar zijn? En waarom ontbreekt in de sanitaire ruimte een rondgaand alarmkoord als extra toevoeging op het persoonlijke assistentie alarm? 142
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
143
VU KINDERSTAD Op zo’n 35 meter hoogte bevindt zich de wonderlijke wereld van Kinderstad in het VU Medisch Centrum. Het gaat hier om een ontspanningsruimte voor kinderen die in het VU zijn opgenomen. Het doel is om het zieke kind (4 tot 18 jaar) even te laten vergeten dat het ziek is. Ook broertjes, zusjes en andere familieleden en vrienden van het zieke kind zijn in Kinderstad welkom. Kinderstad sluit op de negende verdieping van het VU Medisch Centrum aan op de kinderafdeling van het ziekenhuis. De sfeer in Kinderstad doet in niets denken aan een ziekenhuis. Zelfs artsen die hier binnen komen, dragen over hun witte jas een vrolijk gekleurde gele “camouflagejas”. Kinderstad komt voort uit de BNA Jonge Architecten Prijsvraag van 2003, die is uitgeschreven door de BNA (Bond van Nederlandse Architecten) en het Ronald McDonald Kinderfonds. VU Kinderstad is een project dat imponeert door de perfecte uitvoering van een doordacht concept. Hierdoor is sprake van meer dan zomaar een ontspannings- en recreatieruimte voor kinderen. De keuze van duurzame materialen die aansluiten op de kinderwereld, het groeperen van de verschillende items, de kwaliteit van de verschillende onderdelen in combinatie met de locatie bovenop het bestaande gebouw maakt VU Kinderstad tot een uniek project . De kinderen kunnen zich in Kinderstad vermaken met onder meer DJ-tafels, een vliegtuiginrichting en cockpit , een racesimulator in een auto, een kunstgras trapveldje met vitrines vol collector items van Ajax en een whizzkid ruimte. Voorzieningen die allemaal door bedrijven zijn geplaatst. Kinderstad beschikt echter ook over de traditionele ontspanningsmogelijkheden zoals een knutseltafel, een poppenhoek en spelletjestafels. 144
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
De ontwerpers hebben de thematiek geografisch neergezet zodat er vanuit de vliegtuiginrichting en de cockpit uitzicht is op Schiphol. Bij het Ajaxthema is uitzicht op de Arena. Centraal in de ruimte bevindt zich het theater waarvan de zitplaatsen tevens de trap vormen naar de tweede verdieping van Kinderstad. Kinderen die in deze wonderlijke wereld een trap te gewoon vinden om naar beneden te gaan, kunnen hiervoor de glijbaan gebruiken. Voor minder mobiele kinderen is een lift beschikbaar. VU Kinderstad is een voorbeeld voor hoe een recreatieruimte voor kinderen kan worden opgezet, waarbij uiteraard moet worden aangetekend dat hier sprake is van royale sponsorgelden. De jury is evenwel van mening dat ook in andere steden een dergelijk zakelijke opzet realiseerbaar is. Hierbij zal dan wel moeten worden gelet op het concept en dat de inrichting niet te veel een “commerciële uitstraling” krijgt. Kinderstad wordt “gerund” door twee betaalde krachten en een grote groep van vrijwilligers. Daarnaast is er ook een “kinderburgemeester”. Een kanttekening wordt door enige juryleden gemaakt bij de overzichtelijkheid van de trap als onderdeel van het theater. Die is voor verbetering vatbaar.
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
145
VLIETLAND ZIEKENHUIS Met 480 bedden en vele duizenden polikliniekbezoekers is het Vlietland Ziekenhuis in Schiedam een groot ziekenhuis. Bij de ontwikkeling hebben de twee thema’s Toscane en Schiphol centraal gestaan. Toscane voor de kleuren en warme uitstraling, Schiphol voor de verwerking van grote bezoekersaantallen. Aan de buitenzijde maakt het ziekenhuis een verzorgde, eigentijdse en vriendelijke indruk. Het is een groot gebouw, maar komt heel toegankelijk over. De centrale hal, die van twee zijden toegankelijk is (OV en parkeerterrein), wordt gekenmerkt door de toepassing van warme, mooie materialen. Centraal in de hal is de receptie ondergebracht. Ondanks het feit dat er behoorlijk veel bezoekers aanwezig zijn constateert de jury dat er een rustige, ontspannen sfeer hangt. Opmerkelijk fraai zijn de grote spanten waarop het dak van de centrale hal rust. Positief ervaart de jury ook de aandacht voor details in dit gebouw. Bijzondere waardering bestaat voor de looproutes waar men veelal contact met de buitenwereld heeft. Op strategische plaatsen zijn loopbruggen aangebracht die bijdragen aan korte loopwegen. De bewegwijzering in het gebouw is goed. Het gebouw voorziet erin dat een unieke vermenging van poliklinische- en verpleegafdelingen kon worden gerealiseerd waardoor integrale zorgpaden mogelijk zijn. Zo is bijvoorbeeld sprake van een integratie van de Spoed Eisende Hulp en de Huisartsenpost. De jury ervaart het Vlietland Ziekenhuis als een bouwproject van hoog professioneel niveau. 146
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
Waardering heeft de jury voor de toepassing van duurzame materialen. Een negatief punt wordt genoemd dat het ziekenhuis nog over vierpersoonskamers beschikt. Minder te spreken is de jury eveneens over de loopafstand van de parkeerplaats naar de ingang. Dit wordt als een behoorlijke afstand ervaren. Overigens is het uiteraard mogelijk om mensen met de auto bij de ingang af te zetten. De menselijke maat ziet de jury terug in onder meer het feit dat bezoekers en patiënten zich in dit gebouw goed kunnen oriënteren. Positief is dat de technische infrastructuur van het gebouw voor de langere termijn volop flexibiliteit biedt en daardoor mogelijkheden voor aanpassingen. ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
147
SINAÏ CENTRUM Het Sinaï Centrum in Amstelveen is een Joodse zorginstelling voor cliënten met een psychiatrische of verstandelijke handicap. Het centrum is verdeeld over twee locaties. Genomineerd is de locatie Bankras voor kleinschalige woon,- werk en behandelvoorzieningen. De jury heeft bijzondere waardering voor de wijze waarop de nieuwbouw onderdeel is geworden van de bestaande wijk. Bouwhoogte en kleurkeuze van materialen sluiten naadloos bij de omgeving aan. Voor de gevels van Sinaï Bankras is gebruik gemaakt van stenen en hout. De zandkleurige stenen moeten associaties oproepen met de grote blokken zandsteen in de binnenstad van Jeruzalem. De keuze voor blank hout is gebaseerd op de overtuiging van de helende werking van dit materiaal. In de praktijk blijkt nu al dat Sinaï Centrum de nodige extra aandacht moet besteden aan de onderhoud van dit materiaal. De integratie van het Sinaï Centrum in de wijk wordt benadrukt door de toegang tot het gebouw via de winkel. Buurtbewoners kunnen hier terecht voor producten uit de bakkerij van de instelling. Het gaat hier overigens om een bakkerij die op traditionele Joodse wijze brood bakt en daarom ook klanten uit de wijde omgeving trekt. De aanwezigheid van de bakkerij heeft nog een ander positief effect. In de directe omgeving van de bakkerij ruikt het in dit gebouw heerlijk naar vers gebakken brood. Positief is de jury over de kleurstellingen die bijdragen aan de vriendelijke uitstraling. De inspiratie hiervoor komt uit de kleuren die men in de Sinaï woestijn ziet. 148
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
De standaard cliëntenkamers zijn aanpasbaar aan de specifieke omstandigheden van de persoon die er woont. De jury is van mening dat de kamers bescheiden van afmetingen zijn. De gezamenlijke woonkamers met geïntegreerde keukens (waar de apparatuur voorziet in de Joodse tradities van scheiding van melk- en vleeskost) maken een ruime indruk. Locatie Bankras van het Sinaï Centrum kent een rijk aanbod van voorzieningen zoals een creatieve ruimte, een snoezelruimte en werkruimtes. In zijn opzet maakt het gebouw een traditionele institutionele indruk en wordt het door de jury niet als vernieuwend ervaren.
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
149
DUURZAAM VERBLIJF Deze instelling van de GGZ Drenthe in Beilen is als het ware een therapeutisch dorp voor 120 psychiatrische patiënten met een verslavingsproblematiek. De patiënten komen allen uit de Randstad. Veelal hebben ze detentie achter de rug en is sprake van een gedwongen verblijf. De landelijke locatie aan de rand van Beilen hoort bij de opzet die VWS voor ogen stond bij de realisering van de kliniek. Er zijn verschillende type woningen op het terrein: vrijstaande, twee onder een kap en etagewoningen. Alle woningen hebben dezelfde indeling: woonkamer, keuken, sanitaire voorziening en slaapruimte. Met een oppervlakte van 55m2 zijn de woningen ruim van opzet. Op het terrein zijn een winkel, een keuken en een fitnessruimte, naast de diverse therapeutische voorzieningen zoals een timmerwerkplaats en een fietsherstelwerkplaats aanwezig. Ook is er een stabilisatiekliniek voor 20 patiënten. In die visie van de jury draagt de parkachtige aanpak ertoe bij dat Duurzaam Verblijf over enkele jaren, wanneer de groenvoorzieningen wat meer volume hebben gekregen, een nog positievere uitstraling zal hebben op de patiënten die in veel gevallen jarenlang op straat hebben geleefd. De zogenoemde organische architectuur van de woningen en facilitaire gebouwen zorgt bij de jury voor een sterk déjà vue gevoel. Door het aantal woningen is het kleinschalige aspect van de huisvesting van individuele personen redelijk grootschalig uitgewerkt. Opmerkelijk vindt de jury dat een centrale voorzieningen als de winkel,werkplaatsen en fitnessruimte aan de rand van de instelling zijn gesitueerd en niet een centrumfunctie hebben gekregen aan een dorpsplein. Positief is de jury over de aanpasbaarheid van dit project. De jury is verdeeld over het antwoord op de vraag of een gedwongen verblijf in een landelijke omgeving als positief moet worden aangemerkt. 150
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
DE FJORD De Fjord is een bijzondere jeugdpsychiatrische voorziening in Capelle aan den IJssel. Er worden jongeren behandeld (16 tot 21 jaar) met psychiatrische stoornissen en gedragsproblemen. Vaak zijn ze in aanraking geweest met politie en justitie. De nieuwbouw is een uitbreiding van het bestaande complex en beschikt over onderwijs-, therapie- en sportvoorzieningen. Aan de buitenzijde oogt De Fjord strak, zonder franje. De binnenzijde wordt gekenmerkt door onder meer een opmerkelijke toepassing van materiaal (plaatmateriaal dat op de wanden is geschroefd) en de felle kleur groen.
De jury begrijpt dat deze doelgroep het noodzakelijk maakt dat materialen vandalismebestendig zijn, toch zou het in de visie van de jury mogelijk moeten zijn ook met dergelijke materialen een vriendelijkere sfeer te realiseren. Dat geldt voor bijvoorbeeld de behandelruimten en de woonkamer op de begane grond. Voor de grote centrale hal moet nog een invulling worden gevonden. De jury constateert dat de akoestiek van deze ruimte in elk geval aangepast moet worden. De onderwijsruimten op de eerste verdieping kennen een aangenamere sfeer. Positief ervaart de jury de sportaccommodaties in het gebouw. ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
151
PARKHOFF Parkhoff is een kleinschalige woonvoorziening voor 36 psychogeriatrische bewoners in Dordrecht. De 36 bewoners zijn verdeeld over drie groepen op verzorgingsniveau en drie groepen op begeleidingsniveau. De groepen zijn gehuisvest in drie fraaie stadvilla’s. Aanvankelijk waren omwonenden niet blij met de bebouwing van het parkeerterrein van het achterliggende zorgcomplex, maar die vrees is voorbarig gebleken. Parkhoff is niet alleen prima geïntegreerd in de bebouwde omgeving, de drie villa’s zorgen voor een opwaardering van het straatbeeld. Zowel voor als achter beschikken de villa’s over tuinen die, als de hagen zijn volgroeid, volop privacy aan de bewoners bieden. De drie villa’s beschikken net als een reguliere woning, elk over een eigen toegang aan de straatzijde. De woningen zijn gegroepeerd als drie tweeonder-een-kapwoningen. Door de huiselijke uitstraling die Parkhoff aan de buitenzijde heeft, ben je bijna verrast als je in het gebouw een verzorgingsinstelling aantreft. Maar wel een verzorgingsinstelling waar de menselijke maat volop aanwezig is. Beneden treffen we royale gezamenlijke huiskamers aan die door de eigen meubels van de bewoners een informele sfeer uitstralen. Alle bewoners hebben een eigen slaapkamer op de verdiepingen. In de ogen van de jury hadden de slaapkamers ruimer gekund, ook de plafonds had men graag wat hoger gezien, daarnaast beschikken de slaapkamers niet over eigen sanitair. Als bijzonder positief ervaart de jury dat men in deze kleinschalig opzet voor elke unit van twee woningen een lift heeft gerealiseerd. Ondanks de kleinschalige opzet en de huiselijke 152
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
uitstraling aan de buitenzijde en de informele inrichting van de woonkamers kent Parkhoff nog een institutionele uitstraling. De jury is van mening dat het hier om een kwalitatief hoogstaand project gaat dat na aanpassing van details nog beter uit de verf zal komen. Positief is de jury over de aanwezigheid van een sfeervol restaurant dat zo is gesitueerd dat het met een eigen ingang aan de straatzijde ook heel toegankelijk is voor bezoekers die niet in Parkhoff of het aangrenzende zorgcomplex wonen. De jury is van mening dat Parkhoff ook relatief eenvoudig aanpasbaar is voor andere functies.
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
153
Steinmetz | De Compaan Dit project in het Belgisch Park in Den Haag biedt huisvesting aan 14 mensen met een lichamelijke of meervoudige beperking of niet aangeboren hersenletsel. De bewoners hebben behoefte aan intensieve zorg. Het project is ontwikkeld door corporatie Haag Wonen en wordt gehuurd door Steinmetz | De Compaan. Het project is gerealiseerd op het voormalige terrein van een beademingscentrum van Leyenburg Ziekenhuis. De nieuwbouw past prima in de mooie omgeving van deze chique Haagse wijk. De uitstraling van het gebouw aan de buitenzijde is verzorgd en kleinschalig. Het gebouw kent verschillende type appartementen. Zo zijn er appartementen met een gezamenlijke woonkamer en appartementen die echt op zich
154
.................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. .................. ..................
zelf staan. De appartementen zijn ruim van opzet, de zelfstandige appartementen (ca 80 m2) beschikken over een ruime woonkamer en één of twee slaapkamers en kunnen door meerdere personen worden bewoond. De jury is van mening dat het hier om een geslaagd project gaat waarbij men echter op het niveau van detaillering nog een slag moet maken. Bijvoorbeeld deuren met grote opschriften verwijzend naar de functie ervan horen niet in een huiskamer. De jury vindt het jammer dat de plafonds in de appartementen laag zijn. In het algemeen heeft de jury echter bijzondere waardering voor dit project. Over de aanpasbaarheid van dit project is de jury positief. De jury is van mening dat dit project een eervolle vermelding waard is.
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
155
(Advertorial)
INTEGRALE OPLOSSING VOOR VEILIGHEID EN ZORGCOMMUNICATIE VOOR KLEINSCHALIGE WONEN Er zijn diverse bewegingen in de zorgmarkt zichtbaar. Eén daarvan is het integreren van kleinschalige woonvormen in de wijk. Woonvormen voor mensen met een beperking en mensen die op zoek zijn naar een verpleeg- of verzorgingsplaats. Dit vergt naast de bouw van deze faciliteiten ook de nodige invulling op het gebied van veiligheid en zorgcommunicatie. ADT Fire & Security, één van de grootste aanbieders op het gebied van veiligheid en zorgcommunicatie wereldwijd, ziet deze ontwikkelingen en neemt deze bijzonder serieus. Veiligheid begint bij een veilig gevoel. Je thuis voelen in je eigen woning.Met intelligent camera toezicht kan men erop toezien wie er binnen komt maar ook kunnen ongewenste bezoekers buiten worden gehouden. Daarnaast kan de bewoner zelf bepalen wie hij toegang tot zijn woning geeft. Naast vrienden en bekenden die langskomen, komt de zorgverlener ook op bezoek. Om dit te vergemakkelijken kan er gebruik gemaakt worden van een “elektronische sleutel” die de zorgverlener onder bepaalde condities of binnen bepaalde tijden toegang verleent tot het gebouw en tot de woning. De veiligheid in het gebouw staat voorop. Ook brandveiligheid en brandmelding horen daar zeker bij. Zorgverleners worden ook middels een zorgoproepsysteem opgeroepen om zorg te verlenen. De bewoner bedient het zorg(oproep)systeem zelf of bij mensen met een beperking wordt er een oproep gegenereerd door bijvoorbeeld geluidstoename in een bepaalde tijd. Deze oproepen worden ontvangen door de zorgverlener op hun communicatie-unit (pager, dect handset enz.) waardoor ze direct kunnen zien wie er hulp nodig heeft. Een betrouwbare oplossing hiervoor draagt ook bij aan het veilige gevoel van de bewoner. Gebruiksvriendelijkheid is van groot belang. Dit zorgt voor draagvlak bij de bewoner maar ook bij de zorgverleners. Om de veiligheid van de zorgverlener verder te vergroten gaan steeds meer instellingen over tot het gebruik van persoonsbeveiliging. Als de zorgverlener zich bedreigd voelt kan hij een oproep maken met de rode knop op zijn communicatie-unit (pager, dect handset enz.) Hiermee kan hij de hulp inroepen van zijn collega of van een professionele beveiligingsdienst, deze kunnen direct lokaliseren waar de persoon die de oproep plaatst zich bevindt en hier hulp heen sturen. Voor zover herkenbare zaken van alle dag. Maar met de nieuwe technologieën die ons ter beschikking staan kunnen wij als ADT Fire & Security een waardige zorgverlening ondersteunen. “Skypen”, met de computer, beeldbellen, internet en vooral de IP netwerken maken dit mogelijk. IP technologie neemt een enorme vlucht en ADT neemt ook dit serieus. De IP ontwikkeling biedt uitgebreide mogelijkheden, functionaliteiten van grote systemen worden ook beschikbaar gemaakt voor kleine(re) gebouwen. Daarnaast groeit de behoefte om centraal vele zaken te managen, te beheren en te onderhouden. 156
Eén integrale oplossing voor de genoemde uitdagingen van alle dag wordt steeds belangrijker. Eén aanspreekpunt en één partij met kennis en kunde. De integrale aanpak van ADT maakt dit mogelijk. In overleg met bewoners, zorgorganisaties en bouwpartijen zorgen wij voor één integrale en sluitende oplossing. Dankzij IP technologie is het mogelijk om diverse systemen te koppelen en onderling informatie uit te wisselen. Afstanden zijn geen probleem meer. Met de IP netwerken van nu kunnen we vanuit Groningen in Maastricht een gebouw “observeren ”. Dit vergt wel betrouwbare en kwalitatief hoogwaardige producten, systemen en netwerken. Door systemen te decentraliseren, centraal te beheren en te managen kan hieraan tegemoet worden gekomen. Hoogwaardige intelligente camera’s op basis van IP met HD kwaliteit bieden vele mogelijkheden. Met intelligente camera’s is het bijvoorbeeld mogelijk om beelden automatisch te analyseren en daarmee verdacht gedrag ook te detecteren. Deze informatie wordt centraal gemeld en de informatie uitwisseling vindt vanzelfsprekend ook plaats via het IP netwerk. De toegangscontrolelezers bij de toegang van het gebouw en bij de deur van de woning wordt ook op het IP netwerk aangesloten. Deze bepaalt wie er wel en geen toegang heeft. De bewoner kan aangeven of een hulpverlener op gezette tijden binnen mag of niet. Maar ook bij een alarm van de bewoner kan de hulpverlener, zonder eerst naar een sleuteladres te moeten, naar binnen. Dit kan centraal beheerd en gemanaged worden. Maar ook als de zorgverlener alarm maakt is het mogelijk om de juiste de hulp naar de juiste plaats te sturen. Veiligheid van de zorgverlener staat voorop. Met de huidige paging- en dectsystemen, inclusief persoonsbeveiliging, wordt ook steeds meer gebruik gemaakt van het IP netwerk. Koppelen met andere systemen zoals camera, toegangscontrole, video-intercom, zorgcommunicatie en brandmeldsystemen wordt eenvoudiger. Het is nu al mogelijk om oproepen te maken via de nieuwste zorgcommunicatie systemen op IP technologie. Met of zonder spraakcommunicatie (VOIP/SIP). Het koppelen van de oproepunits op het IP netwerk biedt vele mogelijkheden. Het wordt flexibeler, makkelijker te beheren en te onderhouden. Door gebruik te maken van IP netwerken kunnen de diverse systemen op één IP infrastructuur aangesloten, centraal beheerd en gemanaged worden. Daarnaast wordt service op afstand (remote diagnostics) eenvoudiger en minder kostbaar. Grote systemen worden “klein”. De mogelijkheden die grote en complexe systemen bieden zijn nu ook bereikbaar voor kleine gebouwen. ADT biedt niet alleen de nieuwste technologische oplossingen, maar heeft ook een organisatie die deze systemen kan integreren tot één betrouwbare oplossing en een landelijk opererende service organisatie om op terug te vallen mochten er onverhoopt nog vragen zijn. Kortom: uw integrale oplossing voor veiligheid en zorgcommunicatie is nu ook binnen handbereik voor kleinschalige woonvormen. ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
157
(Advertorial)
MONDOOR ONTWIKKELT VOOR EN SAMEN MET DE MENSEN UIT DE MARKT FLEXIBILITEIT Flexibiliteit is een steeds grotere wens van elke opdrachtgever, zelfs beddenkamers moeten multifunctioneel zijn en in een handomdraai tot een isoleerkamer kunnen worden omgetoverd. Niet alleen zijn de luchtbehandeling-systemen daar beter op ingericht, maar ook de zweefdeuren van Mondoor passen daar naadloos in. Over flexibiliteit gesproken, een in de wand zwevende deur kunt u tegenwoordig ook inzetten als voorbereid voor latere automatisering. Er wordt enkel wat extra ruimte boven het systeem in uw wand gereserveerd en er worden door de installateur wat loze leidingen aangelegd. Hiermee kunt u de zweefdeuren automatiseren op elk gewenst moment, zonder dat u daarvoor een verbouwing hoeft uit te voeren. U kunt de automatisering dan uitvoeren alleen bij die deuren waar een gebruiker een zorgindicatie heeft. Of bijvoorbeeld wanneer de bestemming van de ruimte anders wordt. Of zelfs pas als er subsidie beschikbaar komt voor automatisering. Dit kan zelfs per kamer achteraf weer omgewisseld worden, wanneer de wensen en eisen of de doelgroepen veranderen. GEDEELDE BADKAMERS Een andere ‘met mensen uit de markt ontwikkelde oplossing’ is het delen van een badkamer met meerdere beddenkamers en toch de privacy van de patiënten waarborgen. De Mondoor®Privacymodule maakt het delen van badkamers zelfs met twee meer-persoons kamers mogelijk met behoud van privacy. Hoe werkt het: door toepassing van een lichtsluis wordt waargenomen dat bijvoorbeeld gebruiker A de ruimte binnengaat. De zweefdeur van gebruiker B wordt automatisch vergrendeld (elektromagnetisch slot), dit wordt middels een signalering boven of naast de deur aangegeven. Het slot van gebruiker A blijft ontgrendeld, aan de gebruikerszijde is duidelijke signalering aanwezig om de gebruiker de juiste uitgang te wijzen. Het systeem activeert de rode verlichting aan de buitenzijde zowel bij gebruiker A als B. Aan de binnenzijde wordt aan de kant van gebruiker A een groene signaallamp aangestuurd, en bij gebruiker B is de signaallamp niet actief. Wanneer gedurende enige tijd (instelbaar van 1 tot 5 minuten) geen activiteit wordt waargenomen in de badkamer door de aanwezige sensor, wordt de ruimte geheel vrijgegeven voor beide verpleegkamers. 30 MINUTEN BRANDVERTRAGING, MAAR OOK TRANSPARANTIE De toegangsdeuren van beddenkamers zijn bijna allemaal 30 minuten brandvertragend en moeten een gecontroleerde dichtgang hebben bij een brandalarm. De Mondoor zweefdeur heeft niet alleen een 2-zijdig attest op deze deuren, maar registreert en controleert ook de dichtgang. Daarnaast zijn ze sinds vorig jaar ook met een brandwerende glasopening verkrijgbaar. De wens voor transparantie vanuit de verpleging is hier een duidelijke aanleiding voor. Afhankelijk van de locatie van de deur (wel of niet in een vluchtroute) en de wens van de opdrachtgever worden de deuren automatisch dicht- of opengestuurd bij calamiteiten. 158
SAMEN DOOR ÉÉN DEUR Tillen en verplaatsen van cliënten in zorginstellingen gebeurt steeds veiliger en comfortabeler. Het komt steeds vaker voor dat cliënten met plafondsystemen worden verplaatst. Mondoor ontwikkelde het onderbroken zweefdeursysteem en dat bracht ze tot samenwerking met onder andere ArjoHuntleigh. Een patiëntentransfersysteem kan onder meer bestaan uit een plafond-tillift railsysteem. Hoe beter dat systeem aansluit op de Zweefdeuren, hoe soepeler het verplaatsen verloopt. Bij het verplaatsen van cliënten -bijvoorbeeld van slaapkamer naar badkamer- moet de lift door deuropeningen heen. Samen met bijvoorbeeld ArjoHuntleigh biedt Mondoor dáár de juiste oplossing voor. Rob van Overbeek van ArjoHuntleigh aan het woord: “Vóór elk project dat we samen uitvoeren wisselen we informatie en tekeningen uit, daardoor kloppen de hoogtes en maten precies. Wij geven de exacte hoogte op van de onderkant van de rails. Daardoor weet Mondoor precies op welke hoogte zij de kozijnen moet maken. Alles past nu direct. Dat zorgt ervoor dat wij samen aan onze opdrachtgever een mooi systeem kunnen leveren. En de cliënt voelt niet dat hij door een deuropening gaat.” De leverancier van het railsysteem maakt een uitsparing in de rails van haar liftsysteem en wij maken een uitsparing in ons kozijn zo kunnen we samen door één deur. De Mondoor-deur zweeft naadloos onder de uitsparing door. Zweefdeuren hebben een voordeel ten opzichte van traditionele schuifdeuren. Bij een traditionele schuifdeur wordt de ophanging door de raildoorvoer onderbroken waardoor het gewicht van de deur maar over een deel van de ophanging wordt verdeeld. Daardoor hangt en schuift die deur niet zo netjes symmetrisch als een zweefdeur. Het gaat niet om een exclusieve samenwerking. ArjoHuntleigh doet ook projecten met andere deurenleveranciers. En Mondoor levert haar deuren natuurlijk ook aan zorginstellingen met een ander railsysteem op dezelfde werkwijze. Maar daar waar ze allebei voor een project zijn uitgekozen, werken de twee bedrijven samen. MENS STAAT VOOROP De magnetische zweefdeur is er uiteraard nog steeds voor om het de mens (patient, verpleging of andere gebruikers) gemakkelijk te maken, licht bedienbaar (zo licht dat automatiseren soms niet eens noodzakelijk is), onderhoudsarm (in een 24-uurs bedrijf moet de deur nagenoeg altijd werken) en zeer stil (de nachtverpleging kan zonder de patiënten te storen gerust een kijkje nemen door de deur op een kier te zetten). Er is over nagedacht en over doorgedacht. Uiteraard staan de ontwikkelingen net als de wensen en eisen uit de markt nooit stil, maar mocht u direct een mogelijke ontwikkeling voor de zweefdeuren te binnen schieten, dan bent u van harte welkom om dit met ons te delen. Wellicht kunnen we samen aan de slag. OORDEEL ZELF Sinds kort heeft Mondoor een showroom aan huis waar de meeste ontwikkelingen ook live door alle mensen kunnen worden getest, wanneer uw nieuwsgierigheid is gewekt neemt u dan contact op met Mondoor Zweefdeuren op telefoonnummer 0418-516420 of via
[email protected] om bijvoorbeeld een bezoek aan de showroom in te plannen. ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
159
(Advertorial)
EEN ZORGZAME SAMENLEVING, WAARBIJ DUURZAAMHEID, COMFORT, FUNCTIONALITEIT EN VEILIGHEID HAND IN HAND GAAN Er zijn maar weinig branches waarin ontwikkelingen op technisch gebied zo snel gaan als in de zorg. Zorgcentra en ziekenhuizen zijn steeds meer op zoek naar nieuwe vormen van wonen, zorg en dienstverlening en ontwikkelen daarbij passende bouwplannen. Nieuwbouw met veel aandacht voor de cliënten. Gebouwen waarin de zorg optimaal rond de patiënt kan worden georganiseerd. Kleinschalige woonzorgvormen die de autonomie van bewoners zoveel mogelijk intact laat. Het moeten comfortabele, energiezuinige gebouwen worden, die ook aan de hoogste eisen moeten voldoen op het gebied van integrale beveiliging en ICT. Gebouwen waarin technologie, innovatieve woonvormen mede mogelijk maakt en de zorg optimaal ondersteunt. GEEN KWALITEIT ZONDER TECHNIEK De kwaliteit van een gebouw wordt voor een groot deel bepaald door de technische installaties en voorzieningen. Zonder techniek geen goed binnenklimaat, onvoldoende comfort, geen afdoende beveiliging (bijvoorbeeld bij brand en agressie). En nog belangrijker: zonder techniek geen primair proces. Techniek binnen de zorg is bovendien van wezenlijk belang voor de informatievoorziening in de keten en dus voor ontwikkelingen zoals het elektronisch patiëntendossier of interactieve sociale alarmering. Meer en meer raken alle verschillende technische systemen in de intra- en extramurale zorg met elkaar verknoopt. De complexiteit van technologie zal alleen maar toenemen. Geen wonder dat veel instellingen opteren voor een langdurige samenwerkingsrelatie met (technische) dienstverleners. Zodat zij zich kunnen concentreren op de zorg zelf. Een delicate en belangrijke opdracht; de stand van zaken in de zorg wordt immers gezien als een peilstok voor het beschavingsniveau van een samenleving. DUURZAAM BOUWEN EN BEHEREN Ook binnen de zorg is veel aandacht voor duurzaamheid. Dit blijkt uit initiatieven die de milieubelasting door de zorgorganisaties minimaliseert, als onderdeel van een goed doordacht MVO beleid. Daarnaast zijn er ook regels vanuit de overheid om de emissiedoelen zoals overeengekomen in het Kyoto protocol te behalen. Om deze doelen te bereiken moeten er drastische maatregelen genomen worden met betrekking tot energiebesparing en CO2 reductie. Een gebouw is pas echt duurzaam wanneer installaties hun beste performance leveren. Belangrijk hierbij is het maken van doordachte keuzes voor installaties en systemen en het optimaal afstemmen van beheer en onderhoud. Buiten de milieuvoordelen die dit met zich meebrengt zorgen de energiebesparingen ook voor een kostenverlaging.
160
OPTIMAAL COMFORT In ieder gebouw zijn installaties aanwezig die ervoor zorgen dat er in een gebouw een aangenaam klimaat heerst. Verwarming, koeling en ventilatie zijn daar voorbeelden van. Voor een optimaal comfort in een gebouw dient het beheer en het onderhoud van deze installaties integraal te worden aangepakt. Wanneer het beheer- en onderhoud wordt opgeknipt gaat dit ten koste van de efficiency en de effectiviteit van de installaties. Dit komt door de invloed die de verschillende onderdelen van de technische installatie op elkaar hebben. Bovendien kan dit een negatieve invloed hebben op het binnenklimaat, wat weer van invloed is op het welbevinden van de cliënten en het personeel. Een comfortabele en gezonde werk- en leefomgeving zorgt er tenslotte voor dat mensen prettiger werken, beter leren en beter genezen. GREEN OFFICE 2015 Technische ontwikkelingen in gebouwen volgen elkaar snel op. De meeste zijn op dit moment gefocust op energiebesparingen en verbetering van het comfort. Een goed voorbeeld waarin innovaties worden gecombineerd met als doel een duurzame leefomgeving te ontwikkelen is het Green Office 2015 concept. In dit unieke concept worden wonen, werken, zorg en recreëren gecombineerd in één leefgebied. Er wordt een hoog comfortniveau gerealiseerd tegen zeer laag energieverbruik. Dit wordt bereikt met innovatieve technieken die worden gebruikt, zoals een volledig vraag gestuurd hybride ventilatiesysteem dat buitenlucht nabehandelt tot het gewenste binnenklimaat op werkplekniveau. Een ander voorbeeld is het toepassen van OLED verlichting wat egaler licht geeft dan puntverlichting en bovendien geen warmte afgeeft. Het project is echter veel meer dan een combinatie van vernieuwende technieken. Het geeft een innovatieve visie op en een concreet plan af voor het activeren van binnenstedelijke gebieden en de integratie van omliggende gebieden. Het concept is voor de case toegepast op een gebied waar nu alleen spoor- en snelwegen zijn en zet hier als het ware een laag bovenop wat ruimte biedt voor veel andere functies als werken, wonen, zorgen en recreëren, maar ook energie opwekking. Green Office 2015 zorgt er allereerst voor dat de energiebehoefte zo laag mogelijk is. Energieopwekking gebeurt zoveel mogelijk lokaal waardoor ook restwarmte efficiënt (her)gebruikt kan worden. Milieuvriendelijke opwekking staat voorop. De komende tijd zullen de energieconcepten nog verder ontwikkeld worden om ook in bestaande en nieuwbouw projecten toegepast te kunnen worden. De energetische doelstelling bij dergelijk projecten is dat deze meer energie opleveren dan dat zij verbruiken.
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
161
(Advertorial) SAMENWERKING MET EEN DUURZAAM RESULTAAT Verschillende patijen binnen en buiten Imtech werken samen om innovatieve technieken toe te passen. Een voorbeeld hiervan is de toepassing van stadskoeling. Gebouwen worden duurzaam gekoeld met water vanuit de omgeving. Water in meren en plassen dat op natuurlijke wijze tijdens de winter afkoelt tot vijf à zes graden, kan het hele jaar door worden gebruikt voor koeling. Koud water uit een plas kan zo geschikt worden voor airconditioning. De energieleverancier draagt zorg voor de centrale aanvoer van duurzame stadskoeling terwijl de klimaatinstallaties in de gebouwen door Imtech worden verzorgd. Met dergelijke nieuwe methode is een koelinstallatie bij een gebouw niet meer nodig. Het gebruik van een natuurlijke bron voor koeling is veel milieuvriendelijker dan de traditionele koelmethode met koelmachines. Naast de stadskoeling past Imtech nog tal van andere installatietechnieken toe, om gebouwen duurzaam te maken. Zo kan er voor de verlichting gebruik gemaakt worden van een daglichtafhankelijke regeling. Hiermee wordt het kunstlicht afgestemd op de hoeveelheid daglicht die reeds beschikbaar is. Om daarnaast het optimale comfort en beheer te kunnen realiseren, biedt een gebouwbeheerssysteem de mogelijkheid om integraal alle installaties aan te sturen. Steeds vaker is er vraag naar duurzame oplossingen. Voor Imtech een uitdaging om mee te denken aan ‘groene’ oplossingen en het upgraden van de gebouwen naar de laatste stand van techniek met duurzaamheid, comfort, functionaliteit en veiligheid als uitgangspunt.
162
(Advertorial)
PLATFORMBOUW.NL: PLATFORM VOOR ALLE BOUWPROFESSIONALS Het is enkele jaren geleden dat prof. Jos Lichtenberg (TU/e) en Cor van Litsenburg, (uitgever van FMT gezondheidszorg), het idee uitwerkten voor een platform bouw. De eerste activiteiten die de initiatiefnemers ontwikkelden waren de organisatie van masterclasses voor bouwopdrachtgevers in de zorgsector en de nationale brainstormsessie huisvesting zorgsector. De eerste jaren diende de website platformbouw.nl vooral als een veredeld visitekaartje voor de activiteiten die werden georganiseerd die met name waren gericht op de zorg. Inmiddels is platformbouw.nl uitgegroeid tot een volwaardige website die dagelijks actuele informatie biedt voor bouwprofessionals in de gehele sector. Nog altijd is de zorgsector goed vertegenwoordigd. Platformbouw.nl richt zich op alle partijen die actief zijn in de bouwsector. Behalve projectbeschrijvingen vinden bezoekers van deze site ook informatie over regelingen, subsidies en dergelijke. Ook is uitgebreide informatie beschikbaar over nieuwe producten en diensten. Veelal worden bij de diverse onderwerpen diapresentaties getoond. Aan de site wordt meegewerkt door diverse bouwgerelateerde ondernemingen en onderwijsinstellingen. THEMA’S Op platformbouw.nl komen we thema’s tegen zoals wet- en regelgeving, onderwijs, projecten, milieu en energie. Daarnaast worden dagelijks artikelen gepubliceerd in het digitale magazine op de website. Bezoekers vinden er ook een overzicht van diverse bouwgerelateerde persberichten. Bedrijven en organisaties kunnen gratis lid worden van platformbouw.nl en informatie plaatsen op deze site. Voor meer informatie: wwwplatformbouw.nl Diverse thema’s maken van platformbouw. nl een gevarieerde, veelzijdige website voor bouwprofessionals.
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
163
(Advertorial)
INRICHTING VAN ZORGOMGEVINGEN: DERTIEN IN EEN DOZIJN OF IMPLEMENTEREN VAN DE MENSELIJKE MAAT! Gezamenlijk met opdrachtgever, architect en adviseur ontwerpt, ontwikkelt en realiseert Rooms For Care in Nederland en België patiënten- en zorgkamers, isolatiekamers, intensive en medium care ruimtes, beeldvormende ruimtes (zoals MRI en bucky ruimtes) en andere behandelruimtes. De focus van Rooms For Care ligt bij ziekenhuizen, privéklinieken, zorghotels, verzorgingsinrichtingen, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg en revalidatie instellingen. Renovatie of nieuwbouw, het team van Rooms For Care ontzorgt de opdrachtgever en waarborgt innovatieve, kwalitatief hoogwaardige oplossingen met het oog op de eisen van vandaag en morgen. ‘Healing environment’ en ‘rooming in’ zijn aspecten die door intensief overleg met architect en opdrachtgever en integratie van de juiste parameters, bijdragen aan het genezingsproces en welbevinden van de patiënt. Kleur- en materiaalgebruik zijn hierbij van essentieel belang. Voorts is er in het ontwerpstadium volop aandacht voor het minimaliseren van besmettingsgevaar door een optimale schoonmaakbaarheid en klimaatbeheersing. Dit wordt mogelijk gemaakt door het gebruik van hoogwaardige anti bacteriële materialen en slimme details.
164
Vanuit de ruime ervaring in de zorg bouwt men niet alleen turn-key zorgruimtes maar zijn o.a. ook esthetische en functionele medische verzorgingssystemen ontwikkeld. Rooms For Care werkt de volledige inrichting tot in detail uit om de ideale afstemming te vinden tussen wand-, plafond- en vloerafwerking. Omdat ook alle andere disciplines vanuit de eigen organisatie worden aangestuurd kan flexibel, snel en in detail worden ingespeeld op de behoeften en wensen van de gebruiker. Informeert u vandaag nog naar de mogelijkheden en maak een afspraak voor een kennismaking of een bezoek aan onze showroom in Bergeijk. Onze producten:
De Waterlaat 2 – 5571 MZ Bergeijk Postbus 87 – 5570 AB Bergeijk T +31 (0)497 556111 www.rooms-for-care.nl
Wanden, plafonds en vloeren Vaste inrichting Medische verzorgingssystemen Loodwanden en beglazing Aanrijdbeveiliging en handrails
...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
165
(Advertorial)
MENSELIJK MAATWERK, KWALITEIT EN INNOVATIE Technische Unie heeft de zorg meer te bieden Technische Unie staat bekend als een groothandel met een breed assortiment technische installatiematerialen, snelle levertijden en logistiek maatwerk. Maar wist u dat Technische Unie zich ook specifiek richt op ontwikkelingen, trends en noviteiten in de zorgsector en een breed aanbod van producten voor de intramurale en extramurale zorgmarkt in huis heeft? WIE IS TECHNISCHE UNIE? Met 2000 medewerkers en 36 verkoopkantoren door heel Nederland is Technische Unie één van de grootste en bekendste technische groothandels in Nederland. Klanten hebben de keuze uit ruim 280.000 artikelen van meer dan 1200 leveranciers. Bestellen kan eenvoudig via de website van Technische Unie (www.technischeunie.com) of via een van de deskundige medewerkers. De belofte ‘vandaag besteld is morgen geleverd’ (one-stop-shopping!) wordt dagelijks waargemaakt. Bovendien kan een groot aantal artikelen direct bij een van de vele Servicecentra in de buurt worden afgehaald. EEN UITGEBREID PAKKET AAN ZORGARTIKELEN Het assortiment zorgartikelen dat Technische Unie levert, is zeer uitgebreid. Het omvat zaken als aangepast sanitair, zorg- en comfortartikelen en domotica oplossingen. Alle producten voldoen uiteraard aan de strenge regels met betrekking tot hygiëne, brandveiligheid en milieu en zijn volledig gecertificeerd. Omdat Technische Unie partner is van leveranciers én van klanten sluit het assortiment optimaal aan bij de laatste ontwikkelingen en bij vragen uit de markt. Technische Unie brengt een speciale zorggids uit, daarnaast verschijnt zes keer per jaar de nieuwsbrief ‘Zorg aan bod’. Hierin worden producten en noviteiten uitgelicht, wordt praktische informatie gegeven en komen leveranciers en zorgprofessionals aan het woord. Daarnaast besteedt het bedrijf ook veel aandacht aan de overdracht van kennis en het geven van adviezen. GESPECIALISEERD IN ZORG Zorgcoördinatoren binnen Technische Unie brengen de zorgmarkt in kaart, verdiepen zich in organisaties, houden de actuele ontwikkelingen bij en luisteren goed naar wat de zorg wil. Martin Droog is zo’n zorgcoördinator. Hij komt al een aantal jaren bij diverse zorginstellingen over de vloer en is zeer gedreven als het gaat om het bieden van de beste oplossingen. “Steeds meer zorginstellingen ontdekken hoe gemakkelijk het is om met Technische Unie te werken. Op onze website zijn alle producten snel en eenvoudig te bestellen. Bijna alles is op voorraad en wordt de volgende dag in één keer afgeleverd. Dat zorgt ook voor minder facturen. We nemen de zorgmarkt uitermate serieus, we verdiepen ons in de vraagstukken die spelen en we dragen hiervoor adequate en innovatieve oplossingen aan. We weten waar we over praten en dat is in deze specialistische branche erg belangrijk.” EEN ANTWOORD OP MAATSCHAPPELIJKE ONTWIKKELINGEN Dat Technische Unie meer doet dan alleen het leveren van de juiste zorgproducten, mag duidelijk zijn. De groothandel verzorgt onder andere ook trainingen aan installateurs en Technische 166
Dienst medewerkers. Deze trainingen zijn gericht op het werk in de zorgbranche, zodat de (zorg)installateur de voorzieningen optimaal kan afstemmen op de persoonlijke situatie van de gebruiker. “De mens staat centraal in de zorg,” vervolgt Martin, “ouderen blijven langer thuis wonen, juiste aanpassingen gericht op zorg, veiligheid, en comfort maken dat mogelijk. Het is van belang dat de installateur de juiste kennis en vaardigheden in huis heeft om een zorgvraag goed en op maat te kunnen invullen.” De maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van zorg en vergrijzing hebben tot gevolg dat ook de vraag naar domoticatoepassingen blijft toenemen. Een vakgebied waar Technische Unie al jaren in thuis is. Martin benadrukt dat er met domotica nog veel meer mogelijk is dan men denkt. “Zeker in de zorg kan domotica een belangrijke ondersteunende rol spelen. Wij bieden oplossingen waarbij de zorgverlener en de zorgvrager het uitgangspunt zijn. We geven heel graag advies over de mogelijkheden of denken mee met onze klanten, het gaat immers om menselijk maatwerk.” DUURZAME OPLOSSINGEN DIE KOSTEN BESPAREN Een andere actuele ontwikkeling is duurzaamheid. Veel zorginstellingen hebben energiebesparing en duurzaamheid hoog op de agenda staan. Technische Unie speelt ook hier graag een adviserende rol en draagt praktische en uitvoerbare oplossingen en toepassingen aan. Oplossingen die naast energiebesparend ook kostenbesparend werken. Martin: “We voeren op verzoek energiescans uit in zorgcentra. We gaan dan samen met de Technische Dienst van de instelling het gebouw door en we geven aan waar en op welke manieren energie bespaard kan worden en wat de terugverdientijd is van deze investeringen. Om een voorbeeld te geven: laatst heeft een zorginstelling alle lampen in een grote zaal op ons advies vervangen. Zij besparen nu 60% aan energie op deze verlichting en de hele investering is binnen één jaar al terugverdiend.” WERK UIT HANDEN NEMEN Zowel bij nieuwbouw als bij verbouwingen en renovaties is Technische Unie een deskundige en betrouwbare partner. “We zitten steeds vaker in het beginstadium van grote projecten al aan tafel bij de zorginstellingen,” vertelt zorgcoördinator Ger Loozen. “Die samenwerking is erg zinvol. We inventariseren wat de klant wil en bieden oplossingen op maat. De klant heeft één aanspreekpunt, dat werkt duidelijk, snel en voorkomt heel wat misverstanden. Daarbij bieden we als dat nodig is maatwerk in logistiek zoals nachtdistributie of het plaatsen van logistieke hulpmiddelen op de bouwplaats; verrijdbare kasten, speciale kruiwagens of compleet ingerichte voorraadcontainers. Het is zelfs mogelijk om logistieke medewerkers van Technische Unie op de bouwplaats in te zetten. Al deze oplossingen nemen de klant veel werk uit handen en werken dus tijd- en kostenbesparend.” EEN WAARDEVOLLE PARTNER Kortom, Technische Unie biedt de zorgmarkt meer dan je in eerste instantie van een groothandel zou verwachten. Met het brede aanbod van producten, de gebruiksvriendelijke bestelwijze, snelle levering en logistiek maatwerk wordt het de klant gemakkelijk gemaakt. De aanwezige kennis en de samenwerking met verschillende leveranciers maken Technische Unie ook op het specialistische gebied van zorg een waardevolle partner met oog voor kwaliteit en innovatie. ...DE MENS ALS UITGANGSPUNT
167
FOTOVERWIJZINGEN Pagina 8: Links: Aan de Pas, Bunde Midden: Duurzaam Verblijf Beilen Pagina 9: Sinaï Centrum, Amstelveen Pagina 12: Links, midden Aan de Pas, Bunde Pagina 13, DuurzaamVerblijf, Beilen Pagina 14: Vlietland Ziekenhuis, Schiedam Pagina 15: Steinmetz| De compaan Pagina 18: Vlietland Ziekenhuis, Schiedam Pagina 36 boven: Parkhoff, Dordrecht, onder: Aan de Pas, Bunde Pagina 37: Duurzaam Verblijf, Beilen, onder: Sinaï centrum, Amstelveen Pagina 38 : Parkhoff, Dordrecht Pagina 40: Parkhoff, Dordrecht Pagina 42: Steinmetz | De Compaan Pagina 43: Parkhoff, Dordrecht Pagina 61: Duurzaam Verblijf Beilen Pagina 70: Sinaï Centrum, Amstelveen Pagina 77, VU Kinderstad, Amsterdam Pagina 78: Sinaï Centrum, Amstelveen Pagina 79: Sinaï Centrum, Amstelveen Pagina 81: Aan de Pas, Bunde Pagina 137: Oogziekenhuis, Rotterdam Pagina 138: Oogziekenhuis, Rotterdam Pagina 140: Aan de Pas, Bunde Pagina 141 Aan de Pas, Bunde Pagina 142: Aan de Pas, Bunde Pagina 143: Aan de Pas, Bunde Pagina 144: VU Kinderstad, Amsterdam Pagina 145: VU Kinderstad, Amsterdam Pagina 146: Vlietland Ziekenhuis, Schiedam Pagina 147: Vlietland Ziekenhuis, Schiedam Pagina 148: Sinaï Centrum, Amstelveen Pagina 149: Sinaï Centrum, Amstelveen Pagina 150: Duurzaam Verblijf, Beilen Pagina 151: De Fjord, Capelle aan den IJssel Pagina 152: Parkhoff, Dordrecht Pagina 153: Parkhoff, Dordrecht Pagina 154: Steinmetz | De Compaan, Den Haag Pagina 155: Steinmetz | De Compaan, Den Haag
168