nr 05
jaargang 15, december 2014, prijs losse nummers € 2,75
nvo bulletin
Gedachten delen met doofblinden 4 Andere herkomst, andere diagnose 9 / Radicalisering 10 / Renske Keizer over vaderschap 11 / Vrijwilligers in weeshuizen 12 / Studenten & starters 15
Aandacht I have heard of the stars, of the play of light on the waves these I would like to see but far more than sight I wish for my ears to be opened the voice of a friend the imaginations of Mozart life without these is darker by far than blindness Volgens Helen Keller (1880-1968) is doof erger dan blind. Zij werd doofblind na een ernstige ziekte toen ze 19 maanden was. Gelukkig had ze rijke ouders. Zij contracteerden een lerares die haar - toen bijna zeven jaar - in no time het vingeralfabet leerde. Keller was de eerste doofblinde met een universitaire titel. Ze zette zich wereldwijd in voor onderwijs aan dove en blinde kinderen. In Scandinavië krijgen alle doofblinde kinderen een coach, vertelt Saskia Damen in het omslaginterview. Zo kunnen ze op hetzelfde niveau leren communiceren als anderen. In Nederland leven minstens 2000 mensen met aangeboren doofblindheid. De meesten zijn afhankelijk van de zorg voor verstandelijk gehandicapten, waar ze vaak onvoldoende aandacht en erkenning krijgen. Damen maakt de vergelijking met dieren in een kooi. Dankzij haar onderzoek gaat die kooi nu open. Bij sommige doofblinden voor het eerst. Doofblinden zijn afhankelijk van ‘contactmomenten’ met professionele begeleiders. Veel bezoek van ouders en andere familie krijgen ze niet. Sommigen nooit. En bij vrijwilligers is het ook geen populaire groep. Ik hoop van harte dat al die professionals zich gaan scholen in de methode Hoge Kwaliteit Communicatie van Saskia Damen. Volgend jaar komt er minder geld, dus nog minder contactmomenten. Als de kwaliteit van die contacten beter wordt, is er toch veel gewonnen. Als kind groeide ik op in een gezin met zes andere vrouwen. Mijn moeder was druk met de schoenenwinkel, mijn oma altijd ziek, mijn drie tantes nog jong. Kostganger juffrouw Meijer, oudonderwijzeres en op latere leeftijd blind geworden, had alle tijd en alle aandacht. Er is een foto waarop ik als peuter het trapje naar de tuin afga, juffrouw Meijer aan de ene en een stoel in de andere hand. Richting zandbak. Pas nu besef ik dat zij waarschijnlijk net zo blij was met die aandacht.
Sommigen krijgen nooit bezoek
Annemiek Haalboom hoofdredacteur NVO-Bulletin a.i.
Helen Keller
2
NVO bulletin
inhoud
nvo bulletin 4
Gedachten delen met doofblinden
8 Column Hans du Prie 13
9 Onderzoek: andere herkomst, andere diagnose 10 Radicalisering is voer voor pedagogen
7
11 Vijf vragen aan Renske Keizer, hoogleraar Vaderschap 12 Rien van IJzendoorn: Geen vrijwilligers in weeshuizen 13 Mijn Ding 14 Pas verschenen: nieuwe boeken 15 Studenten & starters bij de NVO 16 FAQ’s: juridische en ethische kwesties 17 Beroepscompetentieprofiel orthopedagoog-generalist 18 Ledennieuws
11
8
19 Bestuursberichten 12
Fotografie cover en pagina 4 Rianne den Balvert, cartoon pagina 7 Jan Dirk Barreveld
NVO bulletin
3
interview
4
NVO bulletin
Gedachten delen met doofblinden Saskia Damen (41) is orthopedagoog bij Bartiméus en verbonden aan het Expertisecentrum Doofblindheid. Mensen met aangeboren doofblindheid zijn haar doelgroep. In februari promoveert ze in Groningen op een onderzoek naar een hoge kwaliteit van communiceren met doofblinden. Niet alleen emoties delen, maar ook ervaringen en gedachten.
Haar eerste contact met een doofblinde cliënt bij Bartiméus is vijftien jaar geleden en maakte veel indruk. Saskia Damen: “Dat was met een vrouw die vaak in deuropeningen ging liggen. Heel slim, want daar heb je de grootste kans dat er iemand langskomt. Anderen waren niet zo mobiel en hadden hun vaste plek in de woongroep. Alleen de begeleiders liepen heen en weer. Ik stond naar die vrouw te kijken, ze voelde blijkbaar dat er iemand was, ze pakte mijn hand vast en wilde niet meer loslaten. Zo van: Je weet niet of er nóg iemand langskomt.”
NVO bulletin
Utrechtse Heuvelrug Het is een verborgen wereld, het werkterrein van Saskia Damen bij Bartiméus in Doorn. Letterlijk verborgen in de bossen van de Utrechtse Heuvelrug. Zelf groeide ze in deze omgeving op. Haar ouders leerden elkaar op hun zestiende kennen tijdens hun opleiding voor z-verpleegkundige in Tilburg. Ze verhuisden naar de Utrechtse Heuvelrug toen haar vader zijn psychiatriediploma kon halen bij een instelling in Den Dolder. Haar moeder werkte er ook, totdat Saskia en haar twee zusjes kwamen. Zelf kwam ze in aanraking met gehandicapte kinderen toen ze kindervakantiewerk ging doen. “Zo is mijn belangstelling voor de doelgroep ontstaan. Ik was verantwoordelijk voor hun integratie tussen de andere kinderen. Mijn ouders hebben me niet in die richting gestimuleerd. Maar we gingen vroeger wel vaak wandelen op hun oude werkterrein in Den Dolder. Daar kwamen we ook verstandelijk gehandicapten tegen. Mijn zusjes en ik werden altijd geknuffeld en mijn ouders zeiden dan: Dat is niet eng!”
Nabijheidzintuigen Na haar afstuderen aan de Universiteit van Amsterdam, ging ze als orthopedagoog aan de slag bij Bartiméus, een instelling voor mensen met een verstandelijke en visuele beperking. Een werkervaringsplaats, want ze wilde nog een postdoctorale studie doen. “Ik liep mee met een orthopedagoog die ook de doofblindengroepen deed. Maar daar mocht ik niet aankomen vond hij, want dat was veel te complex. Dus >> werd ik extra nieuwsgierig. Toen hij wegging, kon ik
5
interview
zijn baan overnemen. Eerst voor een dag, later ben ik er helemaal gaan werken. Het eerste psychologische rapport dat ik moest schrijven, was over die mevrouw in de deuropening die me vastgreep.” Ze kwam terecht in een wereld zonder geluiden, zonder beelden, zonder taal. “Een wereld die we ons niet voor kunnen stellen”, zegt ze. “Sommige cliënten kunnen nog iets zien of iets horen, maar dat is heel fragmentarisch. Daar moet je dan maar een geheel van zien te maken. Je bent aangewezen op je tast, je reuk, je nabijheidzintuigen. Dat betekent dat de wereld letterlijk naar jou toe moet komen. De meesten gaan niet zelf in die wereld op zoek. Je bent dus sterk afhankelijk van wat een ander jou aanreikt, of iemand je aanraakt om contact te maken.”
‘Hun wereld is enorm uitgebreid’
Leerstoel doofblindheid
In de universitaire wereld is de aandacht voor doofblindheid lang een ondergeschoven kindje geweest. Dat veranderde in 2008, toen Marleen Janssen de eerste hoogleraar Doofblindheid ter wereld werd. Zij zette aan de Rijksuniversiteit Groningen een internationale master Doofblindheid en Communicatie op. Saskia Damen hoorde bij de eerste lichting studenten en studeerde, voor de tweede keer, cum laude af in de pedagogische wetenschappen. De leerstoel werpt haar vruchten af. Naast Saskia promoveren er dit halfjaar nog vijf anderen. Allemaal op onderzoek naar aspecten van het verbeteren van de communicatie met doofblinden. Pionierswerk, dat voortborduurt op de methode Contact die Marleen Janssen zelf ontwikkelde. Hierbij is een grotere rol weggelegd voor de begeleiders van doofblinden. “Bij de methode Contact gaat het om meer basale vormen van interactie,” legt Saskia Damen uit. “Zoals het delen van emoties. Wij willen die ontwikkeling verder stimuleren en kijken naar mogelijkheden om ook ervaringen en gedachten te delen. Een hogere vorm van communicatie.”
Contactmomenten Saskia Damen deed praktijkonderzoek bij elf cliënten van Bartiméus en van Kentalis. Met per persoon twee tot vijf sociale partners, meest professionele begeleiders plus een paar ouders. Een coach trainde hen in de interventie Hoge Kwaliteit Communicatie (HKC). Daarbij gaat het vooral om het beter leren kijken naar een cliënt, proberen te begrijpen wat die bedoelt, daarop reageren en checken of het klopt.
6
Video-opnames van contactmomenten waren een belangrijk onderdeel. Ze laat een voorbeeldje zien van ‘Keith’, 49 jaar, te vroeg geboren en ernstig verstandelijk beperkt. Hij zit heen en weer te wiebelen op de bank, krijgt van een begeleider koffie met koek en knort van genoegen. Daarna voelt hij een paar keer naast zich op de bank. Niemand. De begeleider pikt zijn signaal niet op, die praat tegen een collega. In een tweede video maakt dezelfde begeleider wel contact met Keith. Ze geeft hem weer koek en gaat naast hem zitten. Dan gaat ze met haar hand van zijn mond naar zijn buik. Daar zit de koek nu. “Hij begreep het en moest erg lachen”, zegt Saskia Damen. “In een ander filmpje is Keith hevig aan het ruiken. Bedoelt hij de narcissen die op tafel staan? De begeleidster raakt zijn neus aan en dan brengen ze samen de bloemen naar zijn neus. Het klopte, hij bedoelde de narcissen.”
Grapjes Keith heeft ook gebaren geleerd voor begeleiders. Die had hij niet. Zijn favoriete begeleidster had een kuiltje in haar hals en het aantikken van dat plekje op zijn eigen hals, duidde op haar. Toen zij op een dag vertrok bij Bartiméus, kon ze hem dat duidelijk maken. Voorheen was dat onmogelijk geweest. “Zijn wereld is enorm uitgebreid”, zegt Saskia Damen. “Ook andere cliënten waren blij dat ze beter begrepen werden. Sommigen zijn voor het eerst gebaren gaan maken, kregen voor het eerst een eigen naam. Stap voor stap ontstonden er gesprekjes en over meer onderwerpen dan alleen eten. Een cliënt ontdekte bijvoorbeeld dat hij grapjes kon maken, iets vertellen dat niet waar was. En de begeleider maakte duidelijk dat zij de grap begreep. Geweldig!” De resultaten van haar onderzoek bleken verrassend positief. Communicatie met doofblinden kan op een veel hoger niveau dan gedacht. Orthopedagogen en psychologen bij Bartiméus gaan de interventie HKC vaker toepassen. Vanuit de RUG komt er een officiële scholing. Ze droomt van verder wetenschappelijk onderzoek. Liefst bij jonge kinderen. Saskia Damen: “Hoe kun je hen van jongs af aan stimuleren met mijn interventie? Hoe kunnen ze een volwaardige taal ontwikkelen? Ik heb voorbeelden gezien uit Scandinavië waar ouders al heel jong gebaren gaan gebruiken en een kind op twee-, driejarige leeftijd op een vergelijkbaar taalniveau zit als een kind dat kan horen en zien. Maar in Scandinavië krijgt elk doofblind kind een eigen coach. En die gaat een levenlang mee.”
NVO bulletin
Heartbeat Haar passie voor het vak zet Saskia Damen ook in bij de NVO. Ze is al jaren redactielid van dit tijdschrift en sinds twee jaar voorzitter van de netwerkgroep Lichamelijk Zintuiglijk Meervoudig Gehandicapten. Vanuit Bartiméus richtte ze, samen met collega’s, het Expertisecentrum Doofblindheid op. Een van de nieuwste projecten is de Heartbeat, een technologisch hulpmiddel om op afstand te communiceren. “Het zijn twee piepers”, legt ze uit. “De ene heeft een cliënt, de andere een begeleider. Er zit een systeem in dat de afstand tussen die twee piepers meet. Die afstand
wordt vertaald in de snelheid van een hartslag. Die gaat omhoog als een begeleider dichterbij komt en omlaag als ie verder weggaat. Cliënten kunnen op een knop drukken om een begeleider op te piepen. En ze voelen dus, als de hartslag sneller gaat, of ze gehoord worden. Het is echt iets nieuws. We zijn ze nu bij drie verschillende instellingen aan het uitproberen.” Haar eerste cliënt leeft niet meer. “Anders had ik haar uiteraard een Heartbeat gegeven.” Annemiek Haalboom
Damen, S., Janssen, M. J., Huisman, M., Ruijssenaars, W. M., & Schuengel, C. (2014). ‘Stimulating intersubjective communication in an adult with deaf blindness: A single-case experiment’. Journal Of Deaf Studies And Deaf Education, 19(3), 366-384. doi:10.1093/deafed/enu006
NVO bulletin
7
column
Dit is de drieëntwintigste aflevering van ‘De Knuppel’, een columnachtige rubriek die tot enig gekrakeel zou kunnen leiden in het pedagogisch hoenderhok. ‘De Knuppel’ zal voor ieder nummer aan een andere auteur worden doorgegeven. Uw reacties zijn van harte welkom:
[email protected]
Heb het lef en pak die kans Per 1 januari 2015 draagt het Rijk de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg over aan gemeenten. Dit zorgt voor de nodige alarmbellen en noodklokken die worden geluid door verschillende instanties, maar het wordt tijd dat we die slachtofferrol achter ons laten. De transitie is een gouden kans om de negatieve effecten van de verzorgingsstaat aan te pakken. Het is van essentieel belang dat jeugdzorginstellingen het lef hebben om de eigen organisatie tegen het licht te houden. Voldoet een instelling of organisatie nog wel in de huidige maatschappij? Is wat wij doen nog wel in overeenstemming met wat de samenleving van ons vraagt? Dat is een heel andere vraag dan enkel blijven vertellen waar je goed in bent. Het vraagt om een volstrekt andere houding binnen onze branche. Je moet het gesprek aangaan, je werk opnieuw heel kritisch bekijken. Daar is Horizon Jeugdzorg en Onderwijs twee jaar geleden mee begonnen. De jeugdzorg is geen op zichzelf staand instituut. Ik denk dat we in deze bijzondere tijd vooral vanuit onze kennis kunnen bijdragen aan het nationale debat over kwaliteit van opvoeding. Want waar gaat het om? We willen dat een jeugdige zich kan handhaven in de samenleving. Dat betekent dat je de omgeving moet betrekken bij een jeugdige. Pak die kans. Doe een beroep op een oom, tante, iemand van de kerk of de sportvereniging. Betrek ze erbij en maak ze verantwoordelijk. Leer jeugdigen wat er in de maatschappij gebeurt en wat er van ze verwacht wordt. Dat doet Horizon onder andere door het geven van levenslessen op ons speciaal onderwijs.
8
Doe een beroep op oom, tante Ik denk dat Horizon vooruitloopt door nieuwe initiatieven te ontwikkelen. We zijn gestart met projecten om te kijken of dit een antwoord kan zijn op bestaande hulpverlening. Eén van die nieuwe initiatieven is het realiseren van gezinsopname op een bijzondere plek met bijzondere kennis, waar we mensen behandelen die normaal een beroep zouden doen op de meest zware vorm van zorg. Want hoe eerder we jeugdigen samen met het gezin kunnen behandelen, hoe eerder zijzelf de regie oppakken en op eigen benen verder kunnen. Al onze nieuwe initiatieven worden dan ook wetenschappelijk getoetst, zodat we meetbaar kunnen maken wat werkt en wat niet. Dit jaar hebben we veel tijd besteed aan overleg met gemeenten, en het opstellen van de inkoopovereenkomsten. Zodat we het in 2015 kunnen hebben over herinrichting van het jeugdzorglandschap. Dat betekent voor Horizon concreet dat we begin van het jaar beleids ambtenaren en wethouders uit de regio uitnodigen om te praten over hoe we onze gezamenlijke ambitie handen en voeten kunnen geven. Horizon wil samen op zoek naar nieuwe wegen om jeugdigen met gedragsproblemen snel en doeltreffend te helpen, zonder tussenkomst van bureaucratie. Hans du Prie, bestuurder Horizon Jeugdzorg en Onderwijs
NVO bulletin
onderzoek
Andere herkomst, andere diagnose Jongeren van niet-Nederlandse herkomst worden anders gediagnosticeerd dan jongeren van Nederlandse herkomst. Dat blijkt uit het onderzoek waarop Anna de Haan onlangs promoveerde. Voor het NVO-Bulletin zet ze de uitkomsten kort uiteen. Mijn proefschrift beschrijft vanuit drie invalshoeken de resultaten van onderzoek bij de jeugd-ggz in Den Haag: het gebruik van de jeugd-ggz, de gestelde diagnoses en het voortijdig beëindigen van de behandeling: drop-out.
Toegankelijkheid niet gelijk De kans om in de jeugd-ggz behandeld te worden voor psychische problemen is kleiner voor kinderen van niet-Nederlandse herkomst in vergelijking met hun autochtone leeftijdgenoten. Deze verschillen worden ook gevonden bij adolescenten, maar bij deze leeftijdsgroep zijn de etnische verschillen veel minder prominent dan bij kinderen. Daarnaast blijkt dat op wijkniveau etnische herkomst een belangrijkere rol speelt bij jeugd-ggz gebruik dan sociaaleconomische aspecten.
Verschil in diagnostiek Jongeren van niet-Nederlandse herkomst worden anders gediagnosticeerd dan jongeren van Nederlandse herkomst. Dat is opmerkelijk omdat er vrijwel geen verschil zit in het vóórkomen van psychische problemen bij de verschillende etnische groepen jongeren. Comorbidititeit - het tegelijkertijd vóórkomen van meerdere psychische problemen - wordt bij jongeren uit een etnische minderheidsgroep bijvoorbeeld minder vaak geclassificeerd dan bij autochtone jongeren. Bij deze jongeren worden daarentegen de problemen waarmee ze in de jeugd-ggz terecht komen vaker verklaard door relatie-, communicatie-, of omgevingsproblemen dan door een psychiatrische stoornis.
Geen verschil in drop-out Uit een meta-analyse van internationale literatuur blijkt dat therapie/therapeut variabelen (zoals de therapeutische relatie) over het algemeen een sterkere samenhang vertonen met drop-out dan kindvariabelen (zoals leeftijd, etniciteit, geslacht) of de ouder/ familie variabelen (zoals gezinssamenstelling, psychische problemen ouders, SES). Voor sommige etnische minderheidsgroepen wordt een verhoogde kans op drop-out gevonden, maar over het algemeen lijkt de herkomst op zichzelf geen verhoogde kans te geven. Uit het eigen onderzoek naar de therapeutische relatie, uitgevoerd bij een interculturele instelling voor jeugd-ggz, blijkt dat het afronden van de behandeling inderdaad samenhangt met een ervaren verbetering van de kwaliteit van de therapeutische relatie. Dropout hangt daarentegen samen met een ervaren verslechtering van de kwaliteit van de therapeutische relatie.
Aanbevelingen Het is belangrijk dat psychische problemen op tijd worden behandeld, omdat zo vermeden kan worden dat de problemen erger worden. Voorlichting aan potentiële cliënten en hun ouders (vooral in ‘zwarte’ wijken waar nu heel weinig cliënten vandaan komen), voorlichting op scholen en het verbeteren van de relatie met verwijzers (zoals huisartsen, leerkrachten, Bureau Jeugdzorg), zouden de toegankelijkheid van de jeugd-ggz voor jongeren met een niet-Nederlandse herkomst kunnen vergroten. Daarnaast is het aan te raden om bij het diagnostische proces aandacht te besteden aan de culturele achtergrond van de cliënt en zijn of haar familie om zo de crossculturele validiteit van dit proces te verhogen. Ook zouden therapeuten veel aandacht moeten hebben voor (het verbeteren van) de kwaliteit van de therapeutische relatie. Hierdoor zou het aantal voortijdige beëindigingen van de behandeling - drop-out - kunnen worden verminderd. Anna de Haan
Proefschrift ‘Ethnic minority youth in youth mental health care: utilization and dropout’ http://books.ipskampdrukkers.nl/thesis/203151-dehaan
NVO bulletin
9
opinie
Radicalisering is voer voor pedagogen In haar plan van aanpak tegen radicalisering zet het kabinet ook in op meer opvoedingsondersteuning. Wie zou niet zo vroeg mogelijk willen ingrijpen wanneer een gezin zich als hofleverancier van IS dreigt te ontwikkelen? Maar radicalisering is nauwelijks te voorspellen op harde indicatoren. Niet alle gezinnen waarin jonge jihadi’s zijn opgegroeid waren een slechte plek. Sommige van deze jongeren beweren stellig dat zij geen moeilijke jeugd hebben gehad. De complexiteit van het probleem vraagt om een nadere invulling van de opvoedingsondersteuning, met een eigen aanpak gericht op de socialisatie en waardeontwikkeling van de jongeren zelf. Reeds op jonge leeftijd in gesprek gaan met kinderen over hun denkbeelden, kan de vertrouwdheid met discussie over sensitieve of politieke thema’s vergroten. Daarnaast loont het om te investeren in netwerkmogelijkheden van ouders en leerkrachten die aanlopen tegen hetzelfde probleem: communiceren over waarden en idealen valt hen moeilijk. Dit zijn realiseerbare doelen die groot effect kunnen hebben. Immers, wanneer zij verder politiek ontluiken, zijn jongeren vanuit idealisme of frustratie geneigd tot ongenuanceerdheid en ongeduld. En ook daarom een makkelijke prooi voor radicale bewegingen.
Zwart-wit Vanuit een pedagogisch perspectief moet deze fase van zwart-wit opvattingen bij jeugdigen ook beschouwd worden als een bijdrage aan, mogelijk zelfs een voorwaarde voor, groei naar volwassenheid. Opvoedingsondersteuning van deze groep moet zich daarom ook richten op de gronden van dat idealisme, op existentiële vragen waar jongeren mee worstelen:
10
Wie ben ik? Wat doe ik hier? En, wat heeft het allemaal voor zin? Of de ongemakkelijkere variant: Als iets niet waard is om voor te sterven, waarom zou ik er dan voor leven? Hun ideeën en idealen zullen soms gecounterd en vooral gekanaliseerd moeten worden, zodat zij in ieder geval hun energie kwijt kunnen. Hiervoor zijn de bestaande effectief bewezen opvoedingsprogramma’s hoogst ongeschikt omdat die in hoofdzaak gericht zijn op gedragstraining. Om geen toevlucht te nemen tot een akelige ideeënpolitie is het dus van het grootste belang om met een specifiek aanbod te komen om de meest kwetsbare gezinnen te ondersteunen. Zonder dat dit ten koste gaat van de aandacht voor de stem van de jongeren en interesse in hun ideeën. Dat is niet soft, integendeel. Er is weinig harder dan jongeren afhouden van extremisme.
Wederzijdse steun Zo is radicalisering te duiden als een maatschappelijk opvoedingsvraagstuk. Het komt erop aan alle pedagogische professionals en vrijwilligers niet enkel te helpen met het oppikken van signalen, maar ook te adviseren hoe je deze jongeren het best kunt blijven binden aan de samenleving. Als het nodig is kunnen pedagogen daartoe de juiste, indien nodig religieuze, hulpbronnen inschakelen en ouders met vergelijkbare problemen bijeenbrengen. Zo wordt wederzijdse steun mogelijk. De NVO wil meer aandacht voor deze maatschappelijke pedagogiek en beschrijft dit in haar recent verschenen visiedocument het Pedagogisch perspectief. Zij wil hiertoe innovatieve praktijken en onderzoeksprojecten ondersteunen. Radicalisering aanpakken via de opvoeding, zo leert tien jaar onderzoek, vraagt immers om een combinatie van sterke maatschappelijke verbanden en participatie door de jongere zelf, en is dus bij uitstek voer voor pedagogen die hier dagelijks op zouden moeten inzetten. Stijn Sieckelinck (docent/onderzoeker Pedagogische Wetenschappen, Universiteit Utrecht en NVO-lid), Micha de Winter (hoogleraar Maatschappelijke Opvoedvraagstukken, Universiteit Utrecht) en Marlies Post (directeur NVO)
NVO bulletin
5 vragen
5 vragen aan
Renske Keizer eerste hoogleraar Vaderschap ‘Pedagogen doen vaders tekort’
Wat is het belang van de leerstoel? “De leerstoel is ingesteld om onderzoek en onderwijs op het gebied van vaderschap te versterken. En met deze kennis een bijdrage te kunnen leveren aan het verbeteren van beleid en de informatievoorziening omtrent vaderschap. Het meeste onderzoek naar vaderschap komt uit Amerika en Engeland. In Nederland is relatief weinig kennis beschikbaar over de rol van de vader in de ontwikkeling van zijn kinderen. Bovendien zijn de meeste Nederlandse onderzoeken al wat gedateerd. In de huidige samenleving kunnen mannen op verschillende manieren de rol van vader vervullen; als biologische vader of als stiefvader, als getrouwde of gescheiden vader, als heteroseksuele of als homoseksuele vader, et cetera. Het is belangrijk om die diversiteit in ogenschouw te nemen wanneer we gaan onderzoeken welke rol
NVO bulletin
Nederlandse vaders spelen in het leven van hun kinderen.”
besteden aan de zorg voor hun kinderen.”
Hoe doet Nederland het vergeleken met het buitenland, als het gaat om de erkenning van de rol van de vader bij de opvoeding?
U wilt een belangrijke rol gaan spelen in het maatschappelijk debat over vaderschap. Welk geluid mist u nu?
“Daar kan ik kort over zijn: Behoorlijk slecht. Nederlandse vaders hebben enkel recht op twee dagen betaald vaderschapsverlof. De hoogte van de vergoeding voor ouderschapsverlof hangt af van de cao waaronder je valt, waardoor vaders zich in sommige sectoren het opnemen van verlof wél kunnen veroorloven en vaders in andere sectoren niet. Daarnaast is Nederland atypisch wat betreft onze cultuur; we gaan hier nog heel sterk uit van de moeder als belangrijkste opvoeder, en de vader als kostwinner. Dit kan verklaren waarom Nederlandse vaders onderaan bungelen in Europa wat betreft de tijd die zij
“Hoewel we op basis van de beschikbare literatuur weten dat vaders een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van hun kinderen, wordt betrokken vaderschap in onze samenleving nauwelijks gefaciliteerd. Ik vind dat onze maat schappij, en dan vooral beleidsmakers, werkgevers, rechters, pedagogen, hulpverleners, moeders en natuurlijk mannen zelf, de vaderrol serieuzer moeten nemen.”
Kan het wel, een vrouw als hoogleraar Vaderschap? “Blijkbaar. Maar het feit dat de eerste hoogleraar Vaderschap een vrouw is, heeft sommige mensen
verbaasd. Ik denk echter dat het ook voordelen heeft: Mannen die praten over het belang van het vaderschap kunnen al snel beticht worden van het ‘preken voor eigen parochie’.”
Wat zou de rol van pedagogen moeten zijn rond dit thema, waartoe roept u hen op? “Ik denk dat het als eerste stap belangrijk is dat de rol van een vader serieuzer wordt genomen. Veel pedagogen gaan nog steeds uit van de moeder als belangrijkste opvoeder. Ik weet bijvoorbeeld dat bij sommige opleidingen pe dagogiek de vader slechts aan bod komt in het vak ‘Nonmaternal care’. Daarmee doe je vaders, en de invloed die zij kunnen hebben op de ontwikkeling van hun kinderen, tekort. Op dat vlak kunnen de pedagogen zelf ook wel wat opvoeding gebruiken.”
11
opinie
Geen vrijwilligers in weeshuizen Weeshuizen zijn een ernstige vorm van kindermishandeling. Ondanks voldoende voedsel en medische zorg kwijnen jonge kinderen weg. Ze raken ondervoed en lopen grote cognitieve achterstanden op. De belangrijkste oorzaak is de gefragmenteerde zorg. Vrijwilligerswerk in weeshuizen betekent nog meer fragmentatie. En dat is geen verbetering in het hachelijke bestaan van de acht miljoen kinderen die er opgroeien. In een van onze studies in Oekraïne vonden we driejarige kinderen die sinds hun geboorte al meer dan vijftig verschillende opvoeders hadden meegemaakt. En dat is geen uitzondering. In Russische weeshuizen zagen kinderen van nog geen twee jaar oud al meer dan zestig verschillende verzorgers. Hun verzorger van vandaag was bijna altijd een ander dan die van gisteren of morgen. Doorgaans zijn er in wees huizen te weinig opvoeders voor te grote groepen. Opvoeders moeten in ploegendienst werken om de kinderen te verzorgen. Het is een zwaar beroep, leidt tot veel ziekteverzuim en frequente doorstroming van personeel. Goedwillende verzorgers zijn niet in staat tegen de stroom van structurele verwaarlozing in - de kinderen een beter bestaan te bieden.
Gefragmenteerde verzorging Fragmentatie van de opvoeding leidt tot grote achterstanden in de ontwikkeling. In Oekraïne zagen we een gemiddelde achterstand in lichaamslengte van twee standaarddeviaties. Dat is bijna dwerggroei. Hun IQ was gemiddeld 30 punten lager en grensde aan een verstandelijke beperking. Driekwart was angstig gehecht, een goede voorspeller van een pro blematische sociale ontwikkeling. Dit is ook het beeld dat oprijst uit onze andere studies naar weeshuizen, in India en in Griekenland. In India zagen we schokkende achterstanden in de groei van gewicht, lengte en hoofdomtrek (een ruwe indicatie voor achterstanden in hersengroei). In Griekenland bleven baby’s iedere maand meer achter in gewicht hoewel er ruim voldoende voedsel
12
was. Eten werd onpersoonlijk toegediend, alsof de kinderen aan een infuus lagen. Maar in Griekenland zagen we ook dat adoptie van tweejarige weeskinderen snel tot een indrukwekkende inhaalslag leidde. Achterstanden in lichaamsgroei en in cogni tieve ontwikkeling werden binnen enkele jaren bijna volledig ingehaald. Dit illustreert dat achterstanden van weeskinderen niet genetisch zijn bepaald, maar ontstaan door de belabberde omgeving. En dat kinderen een gezin (van welke samenstelling ook) nodig hebben in plaats van gefragmenteerde verzorging in weeshuizen.
Pedagogische infrastructuur Vrijwilligers die hun tussenjaar besteden aan werk in een weeshuis willen iets betekenen voor kinderen die het minder goed hebben getroffen. Een lovenswaardig motief. Het past bij een leeftijd waarop onrechtvaardigheid nog scherp wordt gevoeld. Jongeren hebben ook de avontuurlijke neiging om de handen uit de mouwen te steken. We zouden dat rechtvaardigheidsgevoel en die daadkracht moeten koesteren. Maar niet ten koste van weeskinderen die onbedoeld nog meer tijdelijke verzorgers meemaken aan wie ze zich even kunnen binden om dan weer achtergelaten te worden. Hoe kunnen we zorgen dat structurele verwaarlozing van kinderen in weeshuizen stopt? En hoe kunnen ondernemende jongeren daaraan bijdragen? Ten eerste door versterking van ondersteuning bij de opvoeding in landen met veel weeshuizen. Vaak is geen sprake van
‘echte’ weeskinderen, maar van ‘sociale’ weeskinderen die in de steek gelaten zijn. Betere steun aan zwangere vrouwen kan het aantal vondelingen verminderen. Een betere pedagogische infrastructuur kan jonge moeders helpen hun kinderen zelf op te voeden. Als ouders hun kind toch niet zelf kunnen opvoeden, vormen adoptie of pleegzorg - bij voorkeur in de eigen omgeving - een beter alternatief. In veel landen ontbreekt dit alternatief nog en het vergt forse investeringen in werving, opleiding en begeleiding van adoptieen pleegouders. Liefdadigheid wil zich graag vertaald zien in bricks and stones, een concreet gebouw, maar bijdragen aan de opbouw van een onzichtbare pedagogische infrastructuur is waarschijnlijk een betere investering. Vrijwilligers kunnen op allerlei manieren meehelpen aan de opbouw van een pedagogische infrastructuur. In het tussenjaar zouden ze geld bijeen kunnen brengen voor de opleiding van professionele ondersteuners. Ze zouden jonge ouders kunnen bijstaan in de dagelijkse verzorging en huishouding, en steun kunnen bieden aan beginnende adoptie- of pleegouders. Ze maken daarmee aandachtige omgang en opvoeding door de (vervangende) ouders mogelijk. Dat ze daarbij niet rechtstreeks met kinderen te maken krijgen is dan misschien wel hun grootste gift. Rien van IJzendoorn Hoogleraar Gezinspedagogiek, Universiteit Leiden
NVO bulletin
mijn ding
Mijn Ding Sommige NVO-leden zijn zo enthousiast over een methode waar zij mee werken, dat zij die graag doorgeven aan hun collega’s. Ze vertellen erover in deze rubriek.
ReAttach Therapy De zorg voor kinderen en jeugdigen is sterk in beweging en er wordt een toenemende verantwoordelijkheid gelegd bij professionals die preventief of op secundair preventieniveau te maken krijgen met specifieke opvoedings- en ontwikkelingsvraagstukken. Dit biedt enorme kansen voor collega’s die houden van het vak orthopedagogiek. Vanuit de wens terug te keren naar orthopedagogiek pur sang ontwikkelde ik een gezinsinterventie. Praktijk gestuurd onderzoek liet al snel zien dat deze interventie breder toepasbaar is dan oorspronkelijk gedacht. De resultaten van het praktijk gestuurd onderzoek bij autisme zijn veelbelovend en zijn onlangs gepresenteerd op het World Autism Organization Congress in Koeweit.
Pubermind ‘Door Pubermind weet ik dat er niet echt haar groeit in mijn keel!’, Steven, (14 jaar, autisme). Pubermind is een methodiek waarbij een spel wordt ingezet om erva ringen, ideeën en verwachtingen over de puberteit te behandelen. De manier van spelen creëert een open sfeer, waardoor weerstand afneemt en de cliënt openstaat voor nieuwe informatie. Ik heb in mijn werk ervaren hoe een passende voorlichting problemen kan verhelpen en voorkomen. Vanuit de praktijk miste ik een passende methode om cliënten - met of zonder beperking spelenderwijs voor te bereiden op de puberteit (en niet enkel over seks). Samen met mijn team heb ik Pubermind ontwikkeld. Bij Pubermind bepaal je zelf welke onderwerpen aan bod komen. Er zijn zes thema’s: Contact met anderen, Lichaam,
Verzorging, Gevoelens, Seksuele ontwikkeling en Seksualiteit. Pubermind kan je samen met de cliënt spelen, maar ook in groepjes, zoals binnen een woongroep, op school of tijdens een gezinssessie. Pubermind is een methode. Het spel is een middel, de manier van spelen bepa lend voor het effect! Je kunt Pubermind inzetten voor communicatie, voorlichting óf verkenning met betrekking tot kennis en vaardigheden. Voor nazorg, herhaling en om in te schatten of alles goed begrepen is. Meer informatie: www.pubermind.nl
Afgelopen september startte een enthousiaste daadkrachtige groep orthopedagogen effectiviteitonderzoek van de gezinsinterventie bij circa 150 kinderen en hun ouders. Dit onderzoek loopt tot eind februari 2015. Parallel aan dit project loopt de beschrijving van het protocol ReAttach voor Kinderen en Jeugdigen. Zo kunnen zowel de metingen als het protocol in 2015 ingediend worden bij het Nederlands Jeugd Instituut. Eind maart wordt dit project met een feestelijke certificering afgerond en kan de gezinsinterventie door dertig orthopedagogen in Nederland worden aangeboden. Meer informatie: www.reattach-therapyinstitute.com Paula Weerkamp-Bartholomeus Orthopedagoog NVO
Mischa Wink Msc. Orthopedagoog i.o.t. Orthopedagoog-Generalist Autismedeskundige en docent Meedoen aan Mijn Ding? Mail:
[email protected]
NVO bulletin
13
boeken
Pas verschenen Kinderen uit de Knel Het boek is ontstaan uit onvrede. Visser werkt bij het Kinder- en Jeugdtraumacentrum, Van Lawick bij het Lorentzhuis in Haarlem. Apart van elkaar kwamen ze vechtscheidende ouders tegen en hun kinderen die hier de dupe van zijn. Behandeling van beide groepen was lastig zolang ouders als kemphanen tegenover elkaar bleven staan. Daarom ontwikkelden ze Kinderen uit de Knel, een interventie voor gezinnen verwikkeld in een vechtscheiding. Het programma is bedoeld voor ouders die al meer dan een jaar gescheiden zijn en waar de strijd escaleert en de kinderen uit beeld raken. In groepsbijeenkomsten leren zes ouderparen om weer een veilig opvoedklimaat voor hun kinderen te scheppen. Om elkaar niet te blijven zwartmaken, maar weer aandacht te krijgen voor hun kinderen. De kinderen hebben een eigen creatief programma, waarin ze de pijn over de strijd tussen hun ouders kunnen uiten, samen met lotgenoten. Het sociale netwerk van de ouders - dat vaak al partij heeft gekozen - wordt bij de behandeling betrokken. Het programma draait nu twee jaar en de ervaringen zijn positief. De acht groepssessies staan in het boek uitvoerig beschreven. Er is veel aandacht voor de rol van de therapeuten. Een mooi naslagwerk voor professionals. Annemiek Haalboom Kinderen uit de Knel van Justine van Lawick & Margreet Visser is een uitgave van SWP.
Diagnostiek en beperkte begaafdheid De omslag is geheel vernieuwd. Maar verder is de nieuwste uitgave van het gerenommeerde Handboek psychodiagnostiek en beperkte begaafdheid, een standaardwerk binnen de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, wat minder grondig gereviseerd dan de achterzijde van het boek doet vermoeden. Niettemin is deze uitgave een verrijking voor de boekenkast. Voor diegenen die nog geen exemplaar hadden: Het boek geeft een zeer nauwgezet en grondig overzicht van de uitgangspunten en onderzoeksmiddelen voor diagnostiek bij deze specifieke doelgroep. Ook wordt een aantal veel voorkomende syndromen waarbij sprake is van verstandelijke beperking besproken. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de vorige druk betreffen de aanpassingen met het oog op het gebruik van de DSM-V in plaats van de DSM-IV-TR en de toevoeging van een aantal (nieuwe of herziene) tests die in de tussenliggende jaren verschenen zijn. Toch ook goed om te lezen dus voor diegenen die de vorige druk al hadden. In de periode tussen de vorige druk en de huidige overleed Dirk Kraijer. Het voorwoord bevat terecht een korte hommage aan deze vermaarde onderzoeker. Jan Plas zal het volgende deel wellicht in zijn eentje moeten verzorgen. Misschien is het uitbrengen van een losbladig systeem of digitale versie een praktische tip? Annemieke Ferweda
Eerste hulp bij… In Eerste hulp bij… Kijk- en handelingswijzers voor passend onderwijs beschrijft Willem de Jong op een heldere manier over probleemgedragingen. De meeste voorkomende problemen en stoornissen in de kinder- en adolescentieleeftijd worden benoemd: angst, depressiviteit, zelfbeschadiging, suïcidaliteit, hechtingsstoornissen, voedings- en eetstoornissen, schizofrenie en psychose, persoonlijkheidsstoornissen, ADHD en autisme spectrumstoornis. De schrijver verwijst naar de DSM-V. Hij omschrijft duidelijk en toepasbaar hoe je probleemgedrag kunt onderscheiden van normaal gedrag. Elk hoofdstuk heeft een vergelijkbare opbouw: uitingsvormen (vaak ook met een kijkwijzer), oorzaken, gevolgen, behandeling en hoe te handelen in het gezin. Ook worden de gevolgen voor school besproken en hoe daar te handelen, gevolgd door pedagogische en/of didactische handelingswijzers voor de docent en mogelijke valkuilen. Verhelderend zijn de casussen die worden genoemd bij het probleemgedrag. Niet alles is vernieuwend, maar het boek is een leidraad om in de praktijk succesvol met kinderen en jongeren met probleemgedragingen om te gaan. Het is een toegankelijk boek, met duidelijke en concrete beschrijvingen. Een boek voor orthopedagogen om naar te verwijzen en voor elke leerkracht of hulpverlener als hulpmiddel om zich verder te professionaliseren. Sonja Kastelein Eerste hulp bij… Kijk- en handelingswijzers voor passend onderwijs van Willem de Jong is een uitgave van Pica.
Handboek diagnostiek en beperkte begaafdheid van Dirk Kraijer en Jan Plas is een uitgave van Pearson. 14
NVO bulletin
leden
Netwerk Studenten & Starters Het netwerk Studenten & Starters organiseert activiteiten voor de jongste groep NVO-leden: studenten en afgestudeerden die hun eerste stappen zetten op de arbeidsmarkt. Verdieping in het vakgebied en netwerken staan centraal. Het netwerk bestaat uit een gemêleerd gezelschap van zeven dames en een heer. Variërend van een student opvoedingsonder steuning gespecialiseerd in allochtone groepen tot een orthopedagoog in de Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Met de activitei ten wordt gepoogd studenten en starters meer te betrekken bij de NVO en ze een bredere blik op het werkveld te geven. Anouk - promovenda aan de Universiteit Leiden, actief sinds 2013 - vertelt: “Voor de themabijeenkomsten regelt de NVO alle randvoorwaarden, zoals de zaalhuur, sprekerscontracten en catering. Zo kunnen wij ons echt richten op de inhoud. Zoals het bedenken van de onderwerpen die op een bijeenkomst aan bod komen en de vorm waarin deze worden gestoken.” Recente themabijeenkomsten gingen over: passend onderwijs, kindermishandeling, transitie jeugdzorg, rouwverwerking, communicatie met pubers en visuele beperkingen.
Het netwerk is ooit opgericht als het ‘Netwerk Studenten’. Barbara - orthopedagoog en actief in het netwerk sinds 2008 - vertelt dat ze zich toentertijd heeft hard gemaakt om het netwerk te verbreden naar studenten en starters, omdat ook afgestudeerde startende pedagogen en onderwijskundigen veel interesse in de lezingen bleken te hebben. De afgelopen jaren heeft Barbara het netwerk steeds actiever zien worden. Zo is de frequentie van activiteiten en vergaderingen in de loop der tijd flink opgeschroefd, mede door het enthousiasme van bezoekers en de ondersteuning vanuit de NVO.
Congres en buddyproject Momenteel is het netwerk bezig met het organiseren van nieuwe themabijeenkomsten voor het komend seizoen. Daarnaast is er een congres gepland in het najaar van 2015. Barbara is hier erg enthousiast over. “Door mijn bezoek aan het door het netwerk georganiseerde studentencongres ‘De Virtuele Pedagoog’ in 2008, werd mijn interesse in het netwerk gewekt. Niet lang daarna ben ik lid geworden. Het is ontzettend leuk om nu een nieuw congres op poten te zetten en te brainstormen over mogelijke onderwerpen en sprekers.” Naast deze nieuwe activiteiten is ook het buddypro ject een hot item. Jeanine - student-lid van het NVObestuur en actief sinds 2014 - heeft dit project opgestart. In het buddyproject worden starters gekoppeld aan professionals die al langer werkzaam zijn, zodat zij met vragen bij hen terecht kunnen. “In januari dit jaar zijn we gestart met een pilot, waarbij vijf starters gekoppeld zijn aan professionals. Dit loopt goed en we krijgen veel positieve reacties. Binnenkort wordt de pilot geëvalueerd en kijken we of het project een vervolg krijgt.”
Startende pedagogen De leden die actief zijn binnen het netwerk hebben hier verschillende redenen voor. Vooral de moge lijkheid tot verdieping in het vakgebied, het meer uit het NVO-lidmaatschap willen halen en het netwerken met andere studenten, starters en professionals zijn belangrijke motivaties. Daarnaast is het samen vergaderen en organiseren uiteraard ook een gezellige bezigheid.
NVO bulletin
Het netwerk staat altijd open voor nieuwe leden. In het bijzonder zoeken we nog studenten of starters met een onderwijskunde achtergrond. Ben jij een enthousiaste student of net-afgestudeerde en wil je meer weten? Neem dan contact op met het netwerk via
[email protected].
15
faq
Inzage tests en werkaantekeningen Mag een pedagoog inzage geven in ingevulde tests of een afschrift daarvan geven? En hoe zit het met werk aantekeningen? Nicoline Jacobs geeft antwoord op deze veel gestelde vragen. Als een cliënt om een kopie van de inhoud van het dossier vraagt1 dient de pedagoog met betrekking tot een ingevulde test alert te zijn. Wanneer de pedagoog daarvan een kopie maakt en deze aan de cliënt of diens wettelijk vertegenwoordiger(s) verstrekt, schendt hij naar alle waarschijnlijkheid het auteursrecht dat op de test rust, en dat aan de testuitgever toekomt. Het auteursrecht vormt dus een juridisch beletstel om aan het verzoek te voldoen. Er is nog een argument. Met het uitgeven van een kopie van een (ingevulde) test bestaat het risico dat met de verkregen testvragen wordt geoefend, waardoor de validiteit afneemt. Dit is niet in het belang van degenen die ermee worden getest en evenmin van degenen die een oordeel baseren op de test. Dus niet in het belang van de cliënten van de beroepsgroep noch van de beroepsbeoefenaren.
Beroepsethische opvatting Hoewel in de Beroepscode van de NVO (NVO, 2008) en in de Beroepscode voor psychologen (NIP, 2007) de bepaling is opgenomen dat de pedagoog/psycholoog desgevraagd inzage en afschrift geeft, heeft de beroepsethische opvatting zich ontwikkeld. Zo zullen de tuchtcolleges het derhalve als good practice aanmerken wanneer de beroepsbeoefenaar de cliënt op het bovenstaande wijst en hem daarom inzage in, maar geen afschrift van een ingevulde test aanbiedt. Zie ook het wetgevingsadvies van het College Bescherming Persoonsgegevens van 19 augustus
1
16
Zie artikel 33 lid 1 Beroepscode NVO.
Nicoline Jacobs mr. Nicoline Jacobs is medewerker juridische en beroepsethische zaken bij de NVO
2008. (Op www.cbp.nl te vinden met zoekopdracht ‘inzage psychologische tests’.)
Werkaantekeningen Persoonsgegevens die in het kader van orthopedagogische begeleiding of onderzoek door de pedagoog over een cliënt worden verkregen, bewerkt of bewaard, vallen in beginsel onder de regels rond gegevensverwerking en dossiervoering. Alleen die gegevens die als werkaantekeningen mogen worden beschouwd, mogen kortdurend door de pedagoog buiten het dossier worden bewaard en dienen nadat het doel van de professionele relatie is bereikt - te worden vernietigd of in het cliëntdossier te worden opgenomen2. Werkaantekeningen zijn gegevens over de cliënt of het cliëntsysteem die naar hun aard niet zijn bestemd om ter inzage te komen van de cliënt en die daarom buiten het dossier worden bewaard. Bijvoorbeeld een hypothese, een vermoeden van geweld, een signaal van een ketenpartner. Wanneer de hypothesen voor het onderzoek zijn bepaald, het besluit om te melden is genomen, etcetera, dienen de werkaantekeningen ter zake te worden vernietigd, dan wel in geobjectiveerde formulering in het dossier te worden opgenomen. Als de cliënt niet weet dat er buiten het dossier gevoelige persoonsgegevens over hem worden bewaard, kan hij of zijn wettelijk vertegenwoordiger(s) zijn rechten ten aanzien van die gegevens niet uitoefenen: hij kan geen inzage vragen en vervolgens het correctierecht en het vernietigingsrecht niet uitoefenen. Dit is in strijd met het recht op privacy zoals vastgelegd in de Wet Bescherming Persoonsgegevens en in strijd met het beginsel van zelfbeschikking dat geldt in de beroepsethiek. Nicoline Jacobs
2
Zie artikel 29 Beroepscode NVO.
NVO bulletin
bcp
B3
Orthopedagoog-generalist Vlak voor de zomer is het - zeg maar - BCP afgerond. De NVO omschrijft hierin voor het eerst inhoudelijk wat een
E1 R2
O1
orthopedagoog-generalist moet kunnen. Joyce Aalberts was
E1
voorzitter van de projectgroep die deze publicatie tot stand heeft
P3
gebracht. Mickey Waringa een van de eerste studenten die ermee
S2
werkte. Joyce Aalberts introduceerde het BCP in september bij twee groepen opleidelingen in Amsterdam en Leiden. In Amsterdam startte een nieuwe groep van negen personen met hun tweejarige opleiding. In Leiden begon een groep aan hun laatste half jaar.
C5 voor hun eigen leerwensen en -vragen en om hun vorderingen in kaart te brengen. In de bachelor- en masteropleiding gebruiken we het BCP ook om de taak en rol van orthopedagogen te verhelderen.”
Opleideling Wat is het belang? Joyce Aalberts: “Het BCP maakt duidelijk wat het werk van een orthopedagoog-generalist (OG) inhoudt en in moet houden. Dus niet alleen wat een OG-er moet kunnen. Er staat in wat de kenmerkende beroepssituaties en daarmee de belangrijkste taken van een OG-er zijn. Daar staan ook kwaliteitseisen bij. Er ligt nu meer accent op kwaliteit in plaats van op de meer kwantitatieve eindtermen om het niveau te toetsen.” Hoe verloopt de introductie in de onderwijspraktijk? Joyce Aalberts: “Daar wordt het BCP met de opleidelingen doorgenomen. In hoeverre herkennen en onderschrijven zij het competentieprofiel in hun eigen werksetting? Het kan gebruikt worden om de samenhang en lijn in hun curriculum te verhelderen. Individuele opleidelingen kunnen het BCP gebruiken
Wat is het BCP? In het beroepscompetentieprofiel staan zeven competenties van een orthopedagoog-generalist inhoudelijk omschreven. Centraal staat het vakinhoudelijk - orthopedagogisch - handelen. De andere zes competenties zijn professionaliteit, communicatie, samenwerking, kennis & wetenschap, maatschappelijk handelen en organisatie. De opleiding tot orthopedagoog-generalist duurt twee jaar en wordt aangeboden in Amsterdam, Leiden, Eindhoven en Groningen.
Mickey Waringa is onderwijskundig adviseur bij ZIEN in de Klas. Zij begeleidt verschillende scholen in het regulier en speciaal onderwijs over individuele leerlingen, handelingsgericht werken, onderwijsvernieuwing, diagnostiek en behandeling. Ze volgde de postmasteropleiding tot Orthopedagoog-Generalist. Wat zijn je ervaringen met het BCP? Mickey Wieringa: “Het BCP geeft - door het CanMEDS-model* - een duidelijk kader waarbinnen je als opleideling kunt kijken waar de uitdagingen, voor jou persoonlijk, nog liggen. Het geeft een richtlijn om je eigen ontwikkeling duidelijker te kaderen. Het is namelijk gemakkelijk om je te verliezen in alle aangeboden stof tijdens de opleiding. Er komt veel op je af en vaak wil je het ook allemaal in de praktijk uitproberen. Als je van te voren een duidelijk beeld hebt van wat je bij elk deelgebied wilt leren, heb je hier zelf veel meer sturing op.” Binnen de kaders kon ze verschillende kanten kiezen en veranderen wanneer dat nodig was. “In de loop van de opleiding kon ik doelen bijstellen en er, zoals Joyce Aalberts aangaf tijdens een bijeenkomst, een grote veranderingsgerichte hypothese van maken. Voor ons als opleidelingen was het bijkomende voordeel dat het BCP niet een eenduidige lijn geeft. Er is ruimte voor een eigen invulling en voor persoonlijke voorkeuren.” Meer informatie: www.nvo.nl onder ‘Registratie en Accreditatie’
O1 M3
P3 E1
T2 E1 N1
T2 I1 E1 P3
R2 O1
F4 I1 E1
NVO bulletin
L173
leden
ledennieuws Meer informatie Heeft u ideeën, suggesties en/of opmerkingen over/voor de verschillende NVO-netwerken? Of wilt u meer te weten komen over bovenstaande informatie? Er zijn financiële middelen voor interessante initiatieven vanuit de leden, dus aarzel niet als u een idee heeft en leg het voor aan het NVO-bureau! Neem dan contact op met Lara van der Linden, Coördinator Ledenactiviteiten,
[email protected], 030 2320637 (werkdagen: maandag, dinsdag - tot 15.00 uur - en donderdag).
Bijeenkomst ADHD Op vrijdag 31 oktober is door de werkgroep Inhoudelijke Thema’s een bijeenkomst georganiseerd over ADHD. Hanneke van Ewijk, verbonden aan de afdeling Klinische Neuropsychologie van de Vrije Universiteit van Amsterdam, gaf hier een heldere presentatie over de huidige kennis en stand van zaken omtrent ADHD. De bijeenkomst is goed bezocht door ruim veertig leden.
Herregistratieregeling NVO BasisOrthopedagoog
Eigen Praktijk ‘Rouwverwerking’ Op vrijdagochtend 6 februari 2015, van 9.30 tot 12.30 uur, vindt de bijeenkomst ‘Rouwverwerking’ van de werkgroep Eigen Praktijk plaats in Utrecht. Binnenkort volgt nadere informatie & inschrijving, op www.nvo.nl
Per 1 maart 2015 zal er voor de registraties NVO Basis-Orthopedagoog en NVO Basis-Pedagoog een herregistratieregeling ingaan. De termijn zal vijf jaar zijn. De eisen voor deze herregistratie vindt u binnenkort op de NVO website. U houdt uw activiteiten voor de herregistratie bij via een eigen digitaal dossier in PE-online (via het ledengedeelte van de NVO website).
In memoriam: Kees van der Wolf Als bestuur en bureau van de NVO zijn wij getroffen door het droevige bericht van het volkomen onverwachte overlijden van Kees van der Wolf op 9 november. Kees was emeritus hoogleraar orthopedagogiek, lector gedragsproblemen in de onderwijspraktijk en medeoprichter van ‘De Onderwijsadviseurs’. Vanaf 2007 was hij als professor of education aangesteld bij de Adek University of Suriname. Kees heeft zich de laatste jaren buitengewoon betrokken getoond bij de invoering van passend onderwijs en bijdragen geleverd aan het gedachtegoed daarover. Vorig jaar schreef hij voor de NVO, in het kader van de Campagne Daar doen wij het voor! een blogje, waarin hij pleitte voor de kwaliteit van het speciaal onderwijs. En vooral voor de betrokkenheid van pedagogen bij het vinden van een goede arbeidsplek voor jongeren met een beperking. Al dan niet als vervolgstap op dat speciaal onderwijs. Wij zullen ons Kees blijven herinneren als een integer en oprecht betrokken voorvechter van kansen voor kinderen en jongeren met een beperking. Wij zullen hem zeer missen en wensen allen in zijn directe familie- en vriendenkring veel sterkte bij het verwerken van dit verlies. Bestuur en directie NVO
18
NVO bulletin
bestuur
bestuursberichten
Richtlijnen Jeugd Het bestuur heeft vier richtlijnen geautoriseerd: Gedragsproblemen, Problematische gehechtheid, Stemmingsproblemen en KOPP. In de vergadering van december zal het bestuur er nog een aantal autoriseren. De richtlijnen worden ontwikkeld in een programma, in opdracht van NIP, NVO en NVMW, dat in 2014 en 2015 wordt ‘uitgerold’. In totaal worden er zo’n vijftien gepubliceerd. U vindt ze op: www.richtlijnenjeugdzorg.nl
Eerste P-congres Begin november vond bij de Universiteit van Utrecht het eerste P-congres plaats. Georganiseerd door de NVO, de studievereniging O&A, uitgeverij Garant en de Faculteit Pedagogiek van de Universiteit Utrecht. Een kleine honderd mensen gaf acte de presence. Het werd een dag van het Pedagogisch Palet. ‘In één dag bij’ op alle domeinen van de pedagogiek: leerstoornissen als dyscalculie, participatie en kwaliteit van leven van licht verstandelijk beperkten, voordelen van adoptie en pleegouderschap boven plaatsing in tehuizen, forensische pedagogiek en ouderbetrokkenheid bij kinderrevalidatie. Prominente hoogleraren en universitair docenten, allen lid van de NVO, deelden hun nieuwste inzichten. Allen maakten ook een vertaalslag naar de betekenis van de Jeugdwet voor hun domein. Daarna was het woord aan besteldeskundigen in Nederland en Vlaanderen. Mischa de Winter sloot het congres af met de intrigerende vraag: wat als er géén transitie Jeugdzorg zou zijn?
Kwaliteitskader Jeugd In opdracht van het ministerie van VWS en de VNG is een Kwaliteitskader Jeugd ontwikkeld, gericht op registratie van professionals onder de nieuwe Jeugdwet. De NVO vindt dit een goed initiatief en waardeert de aanzet. Wel maakt de NVO zich zorgen dat professionals die preventief werken niet geregistreerd hoeven te zijn. Ook hun kwaliteit moet immers worden geborgd. Een gevoelig gemis vindt de NVO dat nog niet is gedifferentieerd naar vakbekwaamheid tussen de te registreren professionals. Voor een norm van ‘verantwoorde werktoedeling’ - zoals we die al kennen in de zogeheten ‘smalle jeugdzorg’ en die de NVO noodzakelijk acht - is dat een vereiste. De NVO dringt er op aan dat die differentiatie nu zeer voortvarend ter hand wordt genomen. De hele reactie van de NVO leest u op: www.nvo.nl
NVO bulletin
Samenwerkingsvormen In januari ontstond het initiatief van veertien organisaties van psychologen, pedagogen en psychotherapeuten om intensiever te gaan samenwerken. Ontwikkelingen in de buitenwereld, vooral de positie van zorgverzekeraars, versterken de urgentie. De organisaties oriënteerden zich op de bestuurlijke structuur van zo’n samenwerkingsverband, maar schikten zich ook om ‘inhoudelijke tafels’ om een visie en productontwikkeling uit te werken: beroepenstructuur ggz/BIG, vergoedingen & contracten, de ontwikkeling van de generalistische basis en de specialistische zorg en ‘Jeugd’. Inmiddels hebben NIP en VGCT het initiatief genomen een federatie op te richten. Een aantal organisaties, waaronder de NVO, oriënteert zich op aansluiting.
Verkenning internationalisering Mede naar aanleiding van het bezoek van de IGHB aan Nederland, begin november, heeft het bestuur besloten zich grondig te bezinnen op het doel en de aard van verdere internationalisering. De NVO wil begin 2015 een werkgroep starten die daarvoor, met een heldere opdracht vanuit het bestuur, een goed doordachte opzet ontwikkelt. De werkgroep moet eind 2015 haar advies uitbrengen. Werving van leden gebeurt t.z.t. via de website en de digitale nieuwsbrief, maar gegadigden kunnen zich ook nu al melden bij Marlies Post, directeur van de NVO:
[email protected]
19
Colofon NVO Het NVO – bulletin is een uitgave van de NVO, de Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen. De NVO is een landelijk opererende beroepsvereniging. Doel van de vereniging is om de kwaliteit van de beroepsuitoefening van haar leden – (ortho)pedagogen en onderwijskundigen – te waarborgen en te bevorderen, en de belangen van haar leden op een herkenbare manier te behartigen. Het ledenbestand van de NVO wordt gevormd door zo’n 6.500 universitair opgeleide professionals. Het bureau is gevestigd in Utrecht.
Bezoek- en postadres NVO – bureau Catharijnesingel 47 3511 GC Utrecht
Secretariaat Het secretariaat is bereikbaar van: ma t/m vr van 9:00 – 17:00 uur t 030 – 232 24 07 e
[email protected] Meer informatie over de NVO, waaronder een lijst met spreekuren en medewerkers, vindt u bij ‘Contact’ en ‘Over de NVO’ op www.nvo.nl.
NVO – bulletin Het NVO – bulletin verschijnt 6 maal per jaar in een oplage van 6.750 exemplaren en wordt verzonden aan de leden van de NVO en andere abonnees. Redactie Marleen Baeten, Saskia Damen, Annemieke Ferweda, Sonja Kastelein en Annemiek Haalboom (hoofdredacteur a.i.) met ondersteuning van Olaf Stomp. Advertenties, inserts en verzending Anoesjka van Leur (
[email protected]). Tarieven en voorwaarden vindt u bij ‘NVO – bulletin’ en bij ‘Vacatures en Oproepen’ op www.nvo.nl. Redactieadres NVO – bulletin Catharijnesingel 47 3511 GC Utrecht
[email protected] Ontwerp en druk de Toekomst, Hilversum
Het volgende NVO-bulletin verschijnt in februari, de deadline voor kopij is 25 januari. nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen Catharijnesingel 47 3511 GC Utrecht t (030) 232 24 07 f (030) 236 97 49
[email protected] www.nvo.nl