COLLEGE VAN DIJKGRAAF EN HOOGHEEMRADEN COMMISSIE SKK ALGEMEEN BESTUUR
Onderwerp: Uitgangspuntennotitie integraal waterbodembeheer 2015 en verder
Nummer: 316334
In D&H: In Cie:
ir. J.F. Boegborn 030 634 5782 Planvorming en Advies
In AB: Portefeuillehouder:
31-08-2010 BMZ SKK 07-10-2010
Steller: Telefoonnummer: Afdeling:
Van der Maat
Dit onderwerp wordt geagendeerd ter kennisneming ter consultering ter advisering
Korte inhoudelijke omschrijving:
Het Baggerprogramma 2001-2015 is in 2001 door het Algemeen Bestuur vastgesteld. De doelstelling van dit programma is het uiterlijk in 2015 wegwerken van de achterstand in baggeren in de primaire en secundaire watergangen waarvan het onderhoud door ons waterschap wordt uitgevoerd. In 2001 is gekozen voor een projectmatige aanpak en is de Bagger Task Force ingesteld om het baggerprogramma te kunnen uitvoeren. Deze aanpak is tot op heden zeer succesvol gebleken. Ons waterschap ligt op schema binnen de indertijd ingeschatte financiële ramingen en behoort daarmee tot de koplopers in Nederland. Het baggerprogramma voorziet in het eenmalig op orde brengen van de waterbodem in alle primaire en 1 secundaire watergangen van ons waterschap. Na het wegwerken van de baggerachterstand in een watergang ontstaat de reguliere onderhoudsituatie: de aangroei moet op gezette tijden weggehaald worden om de functie van deze watergang blijvend te waarborgen. Deze reguliere onderhoudsituatie valt niet meer onder het baggerprogramma. Waterbodemonderhoud is en blijft een kerntaak voor ons waterschap, noodzakelijk voor een goed beheer van waterkwantiteit, waterkwaliteit (ecologie, KRW) en vaarwegen. Het niet of onvoldoende uitvoeren van waterbodemhoud leidt niet alleen tot -opnieuw- achterstand, maar kan ook negatieve gevolgen hebben voor andere investeringen (bijvoorbeeld vispassages). Na afronding van het baggerprogramma in 2015 moet het noodzakelijke baggerwerk uiteraard wel geregeld zijn. De Uitgangspuntennotitie geeft de uitgangspunten weer waarbinnen de betrokken afdelingen Watersysteembeheer, Ingenieursbureau en Planvorming & Advies samenwerken aan het opzetten van integraal waterbodembeheer, dat na 2015 operationeel moet zijn.
1
voor tertiaire watergangen zijn derden onderhoudsplichtig; deze vallen niet onder het baggerprogramma en de reikwijdte van de uitgangspuntennotitie; het waterschap is wel toezichthouder (diepteschouw).
316334
-1-
Uitgangspuntennotitie op weg naar integraal waterbodembeheer 2015 en verder
september 2010 Arjanne Mulder Erik Boegborn Freek Visser Menno Wieten Peter Westerbeek
Uitgangspuntennotitie Waterbodembeheer
Inhoud
0
Inleiding...................................................................................................................... 3
1
Samenvatting en Conclusies...................................................................................... 4
2
Achtergrond................................................................................................................ 5
3
Van project naar proces ............................................................................................. 7
4
Uitgangspunten beheercyclus waterbodembeheer.................................................... 9
5
Organisatie............................................................................................................... 11
DM 311046
2 / 12
1 september 2010
Uitgangspuntennotitie Waterbodembeheer
Inleiding Waterbodembeheer is één van de kerntaken van ons waterschap, noodzakelijk voor een goed beheer van waterkwantiteit, waterkwaliteit (o.a. KRW) en vaarwegen. In het verleden stond 'baggeren' synoniem voor deze taak, en nog steeds wordt bij waterbodembeheer vooral aan baggeren gedacht. De aangroei van de waterbodem en de noodzakelijke verwijdering daarvan is een cyclisch proces. Verwijdering van de waterbodem is weliswaar een belangrijk, maar zeker niet het enige onderdeel van deze kerntaak: ook het verzamelen van gegevens (monitoring), het beheer daarvan en planning maken deel uit van (integraal) waterbodembeheer. Het Baggerprogramma 2001-2015, dat in 2001 is vastgesteld door het Algemeen Bestuur, is gericht op de uitvoering (baggeren). Hoofddoel van dit programma is om in 2015 de baggerachterstand in het primaire en secundaire systeem 1 , ontstaan in de laatste decennia van de vorige eeuw, te hebben weggewerkt. Vanaf 2016 is ons waterschap 'bij', waarna alleen het periodiek verwijderen van de aangroei van slib voldoende is om geen nieuwe baggerachterstanden op te bouwen en het bodemprofiel te handhaven zoals de leggernorm verlangt. Dat vraagt om een andere, procesmatige aanpak, waarbij ook monitoring, databeheer en planning voldoende aandacht krijgen. Deze notitie schetst de uitgangspunten waarbinnen de nieuwe aanpak gestalte gaat krijgen: wij streven naar integraal waterbodembeheer dat garant moet staan voor een (kosten)efficiënte uitvoering van deze kerntaak. Dit betekent dat het waterbodembeheer afgestemd is op de normen volgend uit de functies van het watersysteem en dat de uitvoering integraal is afgestemd op relevante uitvoeringstaken van ons waterschap en derden.
Doel Het doel van deze notitie is het informeren van directie en bestuur over de interne aanpak om te komen tot een procesmatig waterbodembeheer. Met deze aanpak is het waterschap, na afronding van het Baggerprogramma in 2015, in staat een duurzaam en optimaal, integraal waterbodembeheer te realiseren. De in deze notitie geschetste uitgangspunten zijn tot stand gekomen na een uitgebreide analyse door de afdelingen Watersysteembeheer (WSB), Ingenieursbureau (IB) en Planvorming en Advies (P&A). Daarbij is in brede zin gekeken naar Inhoud, Proces en Organisatie van de huidige situatie en de verschillen met de beoogde situatie na 2015.
Leeswijzer In § 1 staan de samenvatting en conclusies van deze notitie. In § 2 wordt de achtergrond van het huidige baggerprogramma toegelicht. In § 3 worden de waterbodemcyclus en de voordelen van toestandsafhankelijk baggeren beschreven. Duidelijk wordt gemaakt waarom en hoe het waterschap nu al moet starten met het opzetten van een dergelijke aanpak. In § 4 wordt aangegeven welke zaken verband houden met een dergelijke sturing en binnen welke uitgangspunten deze verder moeten worden uitgewerkt. § 5 geeft een indicatie wat de overgang naar het nieuwe Waterbodembeheer voor de organisatie van de waterbodemopgave betekent (personele en financiële consequenties). Het is niet meer dan een ruwe schatting van de te verwachten kosten en benodigde personele inzet nà 2015. 1
waterbodemonderhoud wordt in primaire en secundaire watergangen uitgevoerd door het waterschap, in tertiaire watergangen door derden, waarbij het waterschap toezichthouder is (diepteschouw)
DM 311046
3 / 12
1 september 2010
Uitgangspuntennotitie Waterbodembeheer
Samenvatting en Conclusies In deze notitie is aangegeven binnen welke uitgangspunten de in het waterbodembeheerteam samenwerkende afdelingen van ons waterschap werken aan het opzetten en organiseren van het waterbodembeheer na afronding van het Baggerprogramma in 2015. Belangrijkste conclusie op dit moment is dat ons waterschap in het verleden zich vooral heeft gericht op de uitvoering van de baggertaak, maar dat we op dit moment te weinig van de ontwikkeling van de waterbodem weten om nu al verantwoord uitspraken te doen over de situatie nà 2015. Monitoring is nodig om zowel de huidige toestand van de waterbodem, als de ontwikkeling daarvan (aangroei en kwaliteitsontwikkeling) beter in beeld te krijgen. Dit is de rode draad die deze notitie kleurt: monitoring is essentieel en moet snel structureel opgestart worden. De voor monitoring benodigde gelden moeten voldoende beschikbaar zijn (voorjaarsnota, begroting, meerjarenraming). Hier wordt in de begroting al rekening mee gehouden. Voor watergangen die niet meer binnen het baggerprogramma vallen, moet zo snel mogelijk de voorgenomen procesmatige aanpak worden opgepakt, uiteraard met de beperking dat waar voldoende gegevens ontbreken met schattingen gewerkt moet worden ('best guess'). De initiatiefnemende opdrachtgeverrol voor deze werkwijze ligt bij de afdeling Watersysteembeheer. Als door monitoring meer gegevens beschikbaar komen, worden schattingen verfijnd en kan het toekomstige waterbodembeheer steeds beter vorm krijgen.
DM 311046
4 / 12
1 september 2010
Uitgangspuntennotitie Waterbodembeheer
Achtergrond 2.1 Waterbodembeheer = Kerntaak Een van de kerntaken van ons waterschap is beheer van de waterbodem. Het verwijderen van waterbodem is, net als maaien, een terugkerende onderhoudstaak. De Waterwet beoogt integraal waterbeheer een stap verder te brengen door één waterbeheerder verantwoordelijk te stellen voor het watersysteembeheer. Dit betekent dat het waterschap in principe verantwoordelijk is voor de uitvoeringstaken die samenhangen met het kwantiteits-, kwaliteits- en vaarwegbelang van het regionale watersysteem. Van deze watersysteembeheerder wordt verwacht dat hij optimaal uitvoering geeft aan de behartiging van deze belangen. De hier voorgestelde, uitvoeringsgerichte werkwijze geeft inhoud aan deze integrale aanpak voor zover het de waterbodem betreft. Een belangrijke randvoorwaarde hierbij is het op orde hebben van de Legger Oppervlaktewater (dient wettelijk op orde te zijn in 2012). Daaruit volgt de norm die voor het waterbodembeheer leidend is. Het opstellen van de (nieuwe) Legger Oppervlaktewater is momenteel in voorbereiding en maakt geen deel uit van het in deze notitie beschreven waterbodembeheer. Wel worden de aanpak en de randvoorwaarden van beide projecten optimaal op elkaar afgestemd. Functies watergang
Kwantiteit
Kwaliteit
Vaarweg
profieleis
profieleis
profieleis
Functioneel profiel
Praktijk
Aangroei van de waterbodem vindt continu plaats. Deze aangroei moet regelmatig worden verwijderd om de gewenste functie(s) van de watergangen te handhaven (zie figuur 1). Elke functie stelt eisen aan het profiel van een watergang: het functionele profiel. Bij meerdere functionele profielen in dezelfde watergang wordt het belangrijkste of best haalbare profiel als norm voor deze watergang vastgesteld.
Norm (legger) Figuur 1 Functioneel profiel en norm (bron: concept PvA Legger Oppervlaktewater)
Om te voorkomen dat alle watergangen ieder jaar op diepte moeten worden gebracht, wordt bij waterbodemonderhoud met 'overdiepte' gebaggerd. Er wordt dan meer waterbodem verwijderd dan de norm voorschrijft. Dit beperkt niet alleen de onvermijdelijke overlast door werkzaamheden, maar vooral ook de kosten. Ons waterschap heeft in het verleden voor het hoofdwatersysteem een cyclus van 25 jaar aangehouden. Voor de overige watergangen in stedelijk gebied wordt een cyclus van 15 jaar, in landelijk gebied van 10 jaar nagestreefd. Met deze frequenties als 'kapstok' werden baggerprojecten tot op heden vooral gebiedsgericht opgezet. 2.2 Achterstandsbagger Veranderende regelgeving, en daarmee samenhangend beperking van de afvoermogelijkheden en stijging van de kosten voor verwijdering en afvoer, zijn er de oorzaak van geweest dat waterschappen eind vorige eeuw verzuimd hebben hun watergangen op voldoende diepte te houden. Ook ons waterschap heeft in de laatste decennia van de vorige eeuw hierdoor een forse achterstand opgebouwd.
DM 311046
5 / 12
1 september 2010
Uitgangspuntennotitie Waterbodembeheer
2.3 Baggerprogramma Het baggerbeleid van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is gebaseerd op het Baggerbeleidsplan dat in 1996 is opgesteld. Dit plan heeft in 2001 geleid tot het vaststellen van het Baggerprogramma 2001-2015 door het Algemeen Bestuur. Het voorziet in het wegwerken van de achterstand uiterlijk in 2015, maar houdt ook rekening met het verwijderen van de aangroei in deze periode. Na afronding van het programma in 2015 hoeft het waterschap alleen nog de jaarlijkse aangroei te verwijderen. In 2003 is het saneringsprogramma, gericht op de sanering van ernstig verontreinigde bagger buiten het onderhoudsprofiel uiterlijk in 2015, vastgesteld. Dit programma is geïntegreerd in het baggerprogramma en -voorziening. De programmering en uitvoering van het baggerprogramma zijn sinds 2003 ondergebracht bij de afdeling Projecten, het latere Ingenieursbureau. De financiering is effectief geregeld via een voorziening, de baggervoorziening. Het Baggerprogramma verloopt tot op heden zeer efficiënt binnen de geraamde budgetten. Het kent een project- en gebiedsgerichte aanpak (planning), waarbij optimaal gebruik gemaakt wordt van subsidiemogelijkheden. De afdeling Watersysteembeheer (WSB) is sinds de reorganisatie van 2008 de formele opdrachtgever voor het watersysteembeheer in de interne taakorganisatie (m.u.v. waterkeringbeheer). WSB geeft hier invulling aan door o.a. als aanspreekpunt te fungeren voor de hoofdlijnen met betrekking tot het waterbodembeheer. Ook treedt WSB op als opdrachtgever richting het Ingenieursbureau met betrekking tot de uitvoering van baggerprojecten en naar de afdeling P&A met betrekking tot meer beleidsmatige waterbodembeheeraspecten.
DM 311046
6 / 12
1 september 2010
Uitgangspuntennotitie Waterbodembeheer
Van project naar proces 3.1 Baggerprogramma: projectmatige aanpak succesvol en kosteneffectief Het Baggerprogramma 2001-2015 is vooral gericht op het inhalen van de achterstand, maar houdt tevens rekening met de onvermijdelijke tussentijdse aangroei. Omdat in (vrijwel) alle watergangen sprake was van achterstand, is deze gebiedsgerichte, projectmatige aanpak zeer efficiënt en zeer succesvol gebleken: ons waterschap ligt nog steeds op schema en is binnen de indertijd geraamde kosten gebleven! Het baggerprogramma kan naar verwachting nog steeds binnen de gestelde tijd en budgetten worden uitgevoerd. Ons waterschap behoort daarbij tot de koplopers in Nederland. 3.2 Regulier waterbodemonderhoud: procesmatige aanpak gewenst De projectmatige aanpak van het Baggerprogramma brengt automatisch ook een beperking mee: een project kent per definitie een begin en een eind. Het baggerprogramma zorgt voor éénmalig waterbodemonderhoud van al onze watergangen, maar stopt na het voltooien van de uitvoering. Na oplevering vindt ook geen nazorg meer plaats (monitoring). Regulier waterbodemonderhoud moet dan het stokje overnemen. Omdat regulier waterbodemonderhoud een terugkerende gebeurtenis is, is een procesmatige, cyclische aanpak op zijn plaats. In § 4.1 wordt nader ingegaan op deze toestandafhankelijke sturing. 3.3
Optimale sturing Het uitvoeren van regulier waterbodemonderhoud verloopt optimaal als tegen zo laag mogelijke kosten (blijvend) voldaan wordt aan de norm(en). Daarbij spelen twee kostenbepalende aspecten een belangrijke rol: de verwijdering van baggerspecie wordt per m3 goedkoper als zoveel mogelijk specie tegelijk wordt verwijderd; dit is het geval als in een watergang de sliblaag het normprofiel vrijwel bereikt heeft; dit is toestandafhankelijke sturing (§ 4.1); versnippering van werkzaamheden leidt echter weer tot kostenverhoging en moet waar enigszins mogelijk worden voorkomen; het in één keer onderhouden van een watergang of stelsel van watergangen is meestal goedkoper, ook al heeft de waterbodem de norm nog niet over de gehele lengte van de watergang(en) bereikt; een gebiedsgerichte sturing kan daarom ook leiden tot kostenreductie. Omdat altijd aan de norm moet worden voldaan, geldt deze altijd als randvoorwaarde. De uitvoering (planning) wordt vervolgens gebiedsgericht geoptimaliseerd. Het waterbodembeheerteam (samenwerkingsverband tussen de afdelingen Watersysteembeheer, Ingenieursbureau en Planvorming & Advies) werkt dit de komende jaren uit. Toestandafhankelijke sturing met gebiedsgerichte bijsturing biedt meer mogelijkheden voor optimalisatie en kostenbeperking, maar vraagt wel veel meer inzicht in de actuele toestand van ons watersysteem. Deze kennis is momenteel niet in de gevraagde mate beschikbaar en moet de komende jaren door monitoring worden verkregen. Voor deze waterbodemmonitoring is in de begroting van de komende jaren geld gereserveerd.
DM 311046
7 / 12
1 september 2010
Uitgangspuntennotitie Waterbodembeheer
3.4 Procesmatige aanpak: snel opstarten Het baggerprogramma nadert de eindfase. Watergangen met een korte onderhoudscyclus, die vroeg in het baggerprogramma aan de beurt waren, zijn (ruim) vóór 2015 al opnieuw aan de beurt. Dit is regulier waterbodemonderhoud dat niet meer onder het baggerprogramma valt. Daarnaast worden op steeds meer locaties knelpunten geconstateerd. Daar moet -eerder dan verwacht- gebaggerd worden. Dit kan een gevolg zijn van een grotere aangroeisnelheid dan verwacht, maar ook omdat onvoldoende overdiepte was gerealiseerd bij de laatste oplevering. Ook het oplossen van knelpunten valt onder regulier waterbodemonderhoud. Niet oplossen van knelpunten en niet weghalen van aangroei leidt tot opbouw van een 'nieuwe achterstand'. Dit is volstrekt ongewenst, omdat het functioneren van het watersysteem hiermee in gevaar kan komen (en later opnieuw een inhaalslag nodig is). Het reguliere waterbodemonderhoud moet daarom zo snel mogelijk georganiseerd worden volgens de voorgenomen procesmatige systematiek. Dan wordt op kleine(re) schaal ervaring opgedaan en kan tijdig bijgestuurd worden. In 2015 moet dit uitgegroeid zijn tot een volledig operationele werkwijze (proces, inhoud en organisatie).
DM 311046
8 / 12
1 september 2010
Uitgangspuntennotitie Waterbodembeheer
Uitgangspunte n beheercyclus waterbodembeheer itgangspunten In § 3 is aangegeven dat ons waterschap toewerkt naar toestandafhankelijk waterbodembeheer met een procesmatige aanpak. De toestandafhankelijke sturing en de daarvoor benodigde monitoring worden in deze paragraaf toegelicht. Per (sub)paragraaf worden de uitgangspunten gegeven waarbinnen de komende jaren wordt toegewerkt naar het 'nieuwe' waterbodembeheer. 4.1 Toestandafhankelijke sturing Om de functies van watergangen te handhaven, moet het profiel op elk moment voldoen aan de voor iedere functie geldende randvoorwaarden: de norm. Vanuit verschillende functies kunnen verschillende voorwaarden worden opgelegd aan de gesteldheid van de waterbodem (functionele eisen). Bij vaststelling van de norm is in principe de scherpste (of belangrijkste) functionele eis leidend (voor zover de praktijksituatie dit toelaat). Om optimaal te kunnen sturen moet voor elke watergang niet alleen de norm, maar ook de actuele toestand bekend zijn. Uitgangspunt Normen Per watergang moeten functionele profielen worden bepaald op basis waarvan in de Legger Oppervlaktewater de norm per watergang wordt vastgelegd (de Waterwet bepaalt dat de nieuwe legger voor 22 december 2012 op orde moet zijn ). Een watergang kan meerdere functies en daarom meerdere functionele profielen hebben. Met de Legger Oppervlaktewater wordt voor elke watergang vastgesteld welke (nieuwe) norm voor regulier waterbodemonderhoud geldt. Tot dan geldt de huidige Legger.
Uitgangspunt Toestand Per watergang moet de actuele toestand van het profiel op ieder gewenst moment met voldoende betrouwbaarheid bekend (of in te schatten) zijn. Goede monitoring (zie § 4.2) vormt de basis voor de kennis van de actuele toestand. Op basis van monitoring worden de aangroeisnelheden in beeld gebracht. Daardoor kan door extrapolatie de actuele toestand betrouwbaar(der) worden ingeschat en wordt het mogelijk te voorspellen wanneer een ingreep in de waterbodem uiterlijk noodzakelijk is.
4.2 Monitoring en toetsing Regulier waterbodembeheer vraagt om een cyclisch proces, waarbij (liefst continu) wordt gemonitord en getoetst of de waterbodem voldoet aan de norm. Op basis van de actuele toestand (verkregen door monitoring en vastgelegd in een databeheersysteem -de kernegistratie(fase 0 en 1 in figuur 2) wordt bepaald of voldaan wordt aan de norm en of bijsturing nodig is (fase 2 en 3 in figuur 2). Na eventuele bijsturing en oplevering (fase 4 en 5 in de figuur) wordt de ontwikkeling van de waterbodem weer gevolgd door monitoring, waarmee de cyclus gesloten is (dit geheel in lijn met de PDCA-cyclus).
Figuur 2 Beheercyclus
DM 311046
Het is praktisch, maar ook financieel, niet haalbaar de toestand in alle watergangen continu te monitoren. Daarom moet een efficiënt montoringprogramma worden opgezet waarmee de actuele toestand voldoende nauwkeurig kan worden afgeleid en voorspeld. Voor dit monitoringprogramma is in de Voorjaarsnota 2010 en in de concept-begroting 2011 e.v. geld gereserveerd (2011: € 210.000, 2012-2015: € 250.000/jr)
9 / 12
1 september 2010
Uitgangspuntennotitie Waterbodembeheer
Uitgangspunt Monitoring In het westelijk deel van ons beheergebied wordt in 2010 al gestart met het in beeld brengen van de toestand van de waterbodem. Als eerdere nul-metingen beschikbaar zijn levert de nieuwe meting informatie over de aangroeisnelheid van de sliblaag; als geen eerdere metingen beschikbaar zijn wordt dit de nul-meting. Vanaf 2011 gaat het monitoringsprogramma zich richten op andere gebieden om de aangroeisnelheid zo betrouwbaar mogelijk te kunnen voorspellen. In 2015 moet de aangroeisnelheid voldoende betrouwbaar en gebiedsdekkend beschikbaar zijn.
Uitgangspunt Toetsing Zodra de toestand en norm bekend zijn, kan toetsing plaats vinden. Het resultaat van deze toetsing is input voor de programmering (§ 4.3).
4.3 Databeheer en programmering Het databeheer moet zo worden ingericht dat de beschikbare gegevens (toestand en normen) betrouwbaar en goed toegankelijk zijn (kernregistratie 2 ), en passen in de informatiearchitectuur van ons waterschap. Met behulp van goed inzicht in de actuele toestand van het watersysteem moet een -nog te ontwikkelen- toestandafhankelijke programmering (met gebiedsgerichte bijsturing) mogelijk worden. Toetsing van toestand aan norm is de ruggengraat van deze programmering. Uitgangspunt Databeheer Het databeheer wordt zo snel mogelijk zo ingericht dat gegevens (profielen en kwaliteit) efficiënt kunnen worden opgeslagen. Nieuwe monitoringsgevens worden direct ingevoerd. Waar zinvol worden bruikbare bestaande gegevens toegevoegd. De kernregistratie moet na 2015 een efficiënte programmering mogelijk maken op basis van de gewenste toestandafhankelijke sturing.
Uitgangspunt Programmering Er is (nog) geen 'all-inn' softwarepakket voor de programmering beschikbaar dat aan al onze randvoorwaarden voldoet. Het nieuwe IRIS beschikt over een baggermodule, maar deze is gericht op projectmatige aanpak en is niet geschikt voor toestandafhankelijke sturing. Er moet de komende jaren een keuze gemaakt worden op welke wijze wij deze gewenste programmering mogelijk gaan maken. Daarbij trekken wij waar mogelijk samen op met andere waterbeheerders.
4.4 Verbreding waterbodemonderhoud Inrichting van waterbodemonderhoud als regulier onderhoudsproces vraagt om afstemming op andere onderhoudsprocessen. Door combinatie van onderhoudstaken kan efficiencywinst behaald worden. Te denken valt bijvoorbeeld aan aanleg van natuurvriendelijke oevers of keringbeheer in combinatie met waterbodemonderhoud. Bij het inrichten van het nieuwe waterbodembeheerproces moeten deze mogelijkheden nader onderzocht worden. Ook afstemming met externe partijen kan leiden een win-win-situatie. Voorwaarde daarvoor is een goede afstemming met provincie, RWS, gemeenten en (buur-) waterschappen. Uitgangspunt Verbreding Afstemming met (delen van) verschillende interne onderhoudsprocessen, maar ook externe ontwikkelingen, kan leiden tot hogere efficiency en daardoor lagere kosten (synergie). Dit wordt waar mogelijk meegenomen in het nieuwe proces.
2
dit betreft de interne registratie van gegevens voor waterbodembeheer, uiteraard waar zinvol en mogelijk afgestemd op externe gegevensbehoefte (Waterschapshuis)
DM 311046
10 / 12
1 september 2010
Uitgangspuntennotitie Waterbodembeheer
Organisatie Personele en financiële consequenties 5.1 Baggeropgave na 2015 Na voltooiing van het Baggerprogramma 2001-1015 is er geen structurele (hooguit incidentele) achterstand meer. Daardoor verandert de baggeropgave waarvoor ons waterschap gesteld wordt. Het Baggerprogramma rekent met een jaarlijkse baggeropgave van 350.000-400.000 m3 (in situ). Na 2015 beperkt de baggeropgave zich tot de reguliere aangroei (in 2001 geschat op 270.000 m3 per jaar). De aangroei is indertijd berekend op basis van globale, landelijk gebruikelijke kentallen en is daardoor een zeer ruwe schatting. Monitoring (zie § 4.2) moet de komende jaren leiden tot steeds meer nauwkeurigheid. Om de financiële consequenties na 2015 in beeld te brengen wordt vooralsnog uitgegaan van een resterende baggeropgave van 65 % t.o.v. het baggerprogramma. Uitgangspunt Baggeropgave
De baggeropgave na 2015 wordt vooralsnog geschat op 270.000 m3 per jaar (schatting uit Baggerprogramma). Dit is ongeveer 60-70 % van het totale baggervolume uit het baggerprogramma. Monitoring moet de komende jaren de bandbreedte verkleinen waardoor een steeds nauwkeuriger schatting mogelijk is.
5.2 Financiële consequenties na 2015 Een reductie in het jaarlijks baggervolume betekent niet dat de jaarlijkse kosten ook rechtevenredig dalen. Het aantal watergangen dat moet worden onderhouden blijft ongewijzigd en de projectvoorbereiding en -begeleiding blijft per kilometer watergang vrijwel gelijk. Alleen het te verwerken volume per project daalt, en daarmee ook de direct daarmee samenhangende transport- en verwerkingskosten. Wel mogen we verwachten dat de hoeveelheid niet-verspreidbare en niet-toepasbare specie geleidelijk aan afneemt door de water(bodem)kwaliteitsmaatregelen die (o.a. in verband met de KRW) getroffen zijn en worden. Ook hier geldt dat onvoldoende gegevens beschikbaar zijn voor een redelijk nauwkeurige schatting. Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar over de werkelijke waterbodemopgave na 2015. Zeker is dat een aanzienlijk bedrag beschikbaar moet blijven om nieuwe achterstand te voorkomen. Vooralsnog moet rekening gehouden worden met een bedrag van € 3-€ 5 miljoen/jr (exclusief inflatie!). Op dit moment zijn geen (nieuwe) subsidiemogelijkheden te verwachten voor het verwijderen van onderhoudsbagger. Het waterbodembeheerteam blijft alert op subsidiemogelijkheden, zoals tijdens de uitvoering van het Baggerprogramma ook al met veel succes is gebeurd. De manier waarop de financiering plaats vindt moet tijdig geregeld zijn. Vanwege de -meestal lange- doorlooptijd van baggerprojecten heeft een nieuwe voorziening vooralsnog de voorkeur. Uitgangspunt Financiële consequenties Na 2015 moet ons waterschap rekening houden met € 3 tot € 5 miljoen jaarlijkse kosten voor waterbodemonderhoud. Monitoring moet de komende jaren beter inzicht geven in de baggeropgave na 2015 en daardoor een steeds nauwkeuriger schatting mogelijk maken.
DM 311046
11 / 12
1 september 2010
Uitgangspuntennotitie Waterbodembeheer
5.3 Personele consequenties na 2015 Zoals in § 5.2 is toegelicht, verandert de benodigde tijdsinzet voor projectvoorbereiding en -begeleiding niet of nauwelijks. Dat betekent dat voor ons waterschap ondanks de lagere baggeropgave de benodigde personele inzet niet significant verandert. Wel is het mogelijk dat vanaf 2015 door de andere werkwijze en het beschikbaar komen van een efficiënte programmeringsmodule (§ 4.3) de effectiviteit van de personele inzet verbetert, waardoor meer tijd besteed kan worden aan databeheer, kwaliteitsborging, projectbegeleiding en toezicht, taken die op grond van wet- en regelgeving steeds meer van ons gevraagd worden. De benodigde personele inzet blijft daarmee ongeveer 7 fte. De komende jaren wordt onderzocht of herverdeling van taken tussen de betrokken afdelingen leidt tot een efficiënter en beter ingericht waterbodembeheer. Uitgangspunt Personele consequenties Na 2015 blijft ~7 fte nodig voor waterbodemonderhoud. In de komende jaren wordt onderzocht hoe efficiencyverbetering mogelijk is. Daardoor kunnen kerntaken die nu vaak onvoldoende worden uitgevoerd of in de komende jaren verplicht worden, beter worden opgepakt.
DM 311046
12 / 12
1 september 2010