COLLEGE VAN DIJKGRAAF EN HOOGHEEMRADEN COMMISSIE SKK ALGEMEEN BESTUUR
Agendapunt 10 Onderwerp: Groenblauwe diensten en nieuw Gemeenschappelijk Landbouw Beleid
Nummer: 649067
In D&H: In Cie:
Msc. E.M. Langbroek (06)11614706 Strategie en Innovatie
In AB: Portefeuillehouder:
06-08-2013 BMZ SKK 05-09-2013
Steller: Telefoonnummer: Afdeling:
Beugelink/Van der Maat
Dit onderwerp wordt geagendeerd ter kennisneming ter consultering ter advisering
In de vergadering van 6 augustus 2013 heeft het college besloten om: 1. De huidige ‘Stimuleringsregeling natuurvriendelijke oevers en nieuw open water’ tot en met 2015 te handhaven, en het jaarlijkse budget terug te brengen van € 150.000 naar € 50.000; 2. Het resterende deel van het budget (€ 100.000 per jaar) tot en met 2015 in te zetten om te anticiperen op het nieuwe Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en Plattelandontwikkelingsprogramma, door binnen het KRW gebiedsproces afspraken te maken met agrarische collectieven over een breder pakket groenblauwe diensten ten bate van de KRW en NBW doelstellingen van HDSR.
CONSULTERINGSVRAAG De huidige stimuleringsregeling natuurvriendelijke oevers en nieuw open water is niet voldoende krachtig gebleken om de KRW (kaderrichtlijn water) en NBW (nationaal bestuursakkoord water) doelen van HDSR te behalen. De ontwikkelingen in het nieuwe Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en de uitwerking daarvan in het Plattelandontwikkelingsprogramma (POP3) bieden kansen om in samenwerking met de agrarische sector maatregelen te realiseren ten bate van KRW en NBW. Aan de commissie wordt gevraagd haar mening te geven over het besluit om binnen het KRW gebiedsproces te anticiperen op het nieuwe GLB en daar een deel van het budget van de ‘Stimuleringsregeling natuurvriendelijke oevers en nieuw open water’ voor in te zetten.
INHOUDELIJKE OMSCHRIJVING HDSR heeft te maken met een aantal ontwikkelingen die van invloed zijn op de kansen voor het op een kosten-effectief manier bereiken van de NBW (wateroverlast en droogte) en KRW (waterkwaliteit) doelen. Wateropgave wateroverlast / Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) We krijgen steeds beter duidelijk waar we precies een opgave hebben, en denken na over verschillende maatregelen om de opgave te realiseren. Het aanleggen van NVO’s en open water is een van de mogelijke maatregelen, maar niet meer altijd de meest voor de hand liggende maatregel. Voor de opgave wateroverlast geldt dat er waarschijnlijk voor eind 2013 een bestuurlijk vastgestelde kaart van ons gebied beschikbaar is waarop duidelijk staat welke opgave er waar ligt. Kaderrichtlijn Water (KRW) Ons inzicht in mogelijke oplossingen voor de waterkwaliteitsproblematiek ontwikkelt zich. Inrichtingsmaatregelen zoals de aanleg van natuurvriendelijke oevers (NVO’s) dragen zeker bij aan een betere waterkwaliteit en aan het oplossen van de opgave wateroverlast, maar zijn niet de enige en altijd meest effectieve maatregel. Beheermaatregelen zijn ook belangrijk bij de verbetering van de waterkwaliteit. Daarbij blijkt de opgave aan natuurvriendelijke oevers binnen de KRW-waterlichamen moeilijk realiseerbaar te zijn. HDSR, en ook de waterschappen om ons heen, kijkt daarom voor de volgende planperiode of en hoe maatregelen buiten de waterlichamen ook de waterkwaliteit kunnen verbeteren. Groenblauwe diensten kunnen hier een belangrijke rol in spelen. Europees Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) Binnen het Europees Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) komt er vanaf 2016 middels cofinanciering geld beschikbaar ter stimulering van de vergroening van de agrarische sector. Het nieuwe GLB start op 1-1-2016, de jaren 2014 en 2015 zijn overgangsjaren. Het nieuwe GLB stuurt aan op collectieven van agrariërs die door middel van een gebiedsofferte bij de verschillende overheden cofinanciering kunnen krijgen voor het realiseren van maatschappelijke doelen. De helderheid in onze doelen is daarbij voor onze omgeving van groot belang. Een duidelijke kaart met wat we als HDSR op welke plek willen (vlekkenkaart) is voor de collectieven een bijna onmisbare input. We kunnen optimaal gebruik maken van de mogelijkheden van het GLB, wanneer we zorgen dat we niet alleen goede kaarten en een helder verhaal leveren, maar ook de collectieven ondersteunen in het opstellen van hun gebiedsoffertes. Daarbij moeten we los durven laten, maar wel betrokken blijven. De ontwikkelingen binnen het GLB gaan zeer snel. Wanneer er meer duidelijkheid is over de invulling door het Rijk en de Provincies en de consequenties daarvan voor HDSR, zal het bestuur geïnformeerd worden. Groenblauwe diensten en effectiviteit huidige ‘Stimuleringsregeling NVO’s en nieuw open water’ In de afgelopen periode is met betrokkenen buiten en binnen HDSR gesproken over de (on)mogelijkheden van de huidige stimuleringsregeling van HDSR, en de mogelijkheden die het nieuwe GLB biedt voor groenblauwe diensten. Het resultaat hiervan is het advies in de bijlage, dat hieronder kort toegelicht wordt. In 2008 is HDSR gestart met de ‘Stimuleringsregeling natuurvriendelijke oevers en nieuw open water’, een subsidieregeling voor de aanleg van NVO’s en nieuw open water door particuliere grondbezitters. Het vertrekpunt van de regeling was de wateropgave wateroverlast (NBW), waarbij waterkwaliteit (KRW) kon meeliften. Met deze werd ook invulling gegeven aan de wens om samen te werken met mensen in ons gebied. Het doel is om in 2015 te voldoen aan de normen voor wateroverlast uit het Nationaal Bestuursakkoord Water, mede door middel van de ‘Stimuleringsregeling natuurvriendelijke oevers en open water’. In 2010 is de stimuleringsregeling geëvalueerd. Uit de evaluatie is gebleken dat de regeling binnen het Experiment Groenblauwe Diensten Utrecht-West redelijk succesvol was, maar dat er daarbuiten weinig gebruik wordt gemaakt van de regeling. De huidige ‘Stimuleringsregeling natuurvriendelijke oevers en nieuw open water’ is niet krachtig genoeg om onze NBW en KRW opgaven te realiseren. Hieronder volgt een korte weergave van de evaluatie van de stimuleringsregeling. Een meer uitgebreide weergave is te vinden in de bijlage. Het animo van grondeigenaren om een NVO aan te leggen is niet groot. Dat heeft een aantal oorzaken: - Agrariërs hebben al te maken met schaarste van land, en leveren liever geen land in;
-
-
Het is voor agrariërs soms onduidelijk of de NVO ook in de legger van HDSR komt te staan, en daarmee of het verlies van land permanent is;
HDSR wordt niet altijd als flexibel ervaren wanneer een agrariër ook wil dempen of andere inrichtingsplannen heeft; Regelingen van de overheid worden als onbetrouwbaar beschouwd, omdat het beleid snel wijzigt; De regeling is bij veel agrariërs (te) onbekend.
Een opvallende succesfactor was het Experiment Groenblauwe Diensten Utrecht-West, waarin drie agrarische natuurverenigingen samenwerkten en een gebiedsmakelaar (agrariër uit het gebied) met een breed pakket groene en blauwe diensten bij de agrarische ondernemers langsging. Het succes kwam mede door het brede maatregelenpakket binnen het experiment waar de regeling voor NVO’s er één van was, waardoor de gebiedsmakelaar makkelijker in gesprek kwam met boeren. Ook zat er veel meer energie en geld (in de vorm van een vergoeding voor de gebiedsmakelaar) op het project. HDSR was een van de deelnemers aan dit Experiment. Het Experiment is nu afgelopen omdat voor de meeste maatregelen uit het pakket slechts tot en met 2012 geld beschikbaar is gesteld (beheer en onderhoudsvergoedingen voor reeds aangelegde nvo’s worden wel uitbetaald). Het is daarom des te belangrijk om de energie die nu nog aanwezig is binnen de deelnemers van het Experiment vast te houden, en de periode tot aan het nieuwe GLB te gebruiken om groenblauwe diensten te blijven realiseren.
ARGUMENTEN Huidige stimuleringsregeling handhaven maar budget terugbrengen naar € 50.000 per jaar tm 2015 Het is gezien de ontwikkelingen van het GLB, de NBW en de KRW, niet verstandig om energie te zetten op het aanpassen van de huidige regeling. Wel is het verstandig om een aantal zaken helder te krijgen, zoals het wel of niet opnemen van de NVO in de legger en het scherp formuleren van onze waterschapsdoelen. Vanaf 2016 zal de regeling voor het aanleggen van NVO’s waarschijnlijk niet meer naast het nieuwe GLB kunnen bestaan ivm dubbeling van staatssteun waar vanuit Brussel erg strenge controle op is. Degenen die tot nu toe oevers hebben aangelegd hebben tot uiterlijk 2027 recht op onderhoudsvergoedingen. Er moet geregeld worden dat deze onderhoudsvergoeding onder het nieuwe GLB uitgekeerd kunnen worden. De huidige stimuleringsregeling kan dan opgeheven worden. Onder het nieuwe GLB zal het mogelijk blijven om agrariërs te vergoeden voor aanleg en onderhoud van NVO’s, alleen zal dit niet meer via een eigen regeling van HDSR kunnen, maar via co-financiering. Dat geldt ook voor alle andere groenblauwe diensten. Anticiperen op nieuw GLB met groenblauwe diensten en daar € 100.000 per jaar voor reserveren tm 2015 Om meerdere redenen is er weinig animo vanuit de grondbezitters om NVO’s aan te leggen. We moeten ons realiseren dat het aanleggen van 45 hectare nieuwe NVO’s en open water op de huidige manier niet gaat lukken. Daarnaast is het aanleggen van NVO’s een van de (vele) maatregelen die bijdragen aan de NBW en KRW opgaven. Willen we onze opgaven oplossen, dan zullen we een breder pakket aan maatregelen moeten toepassen en stimuleren dan alleen de aanleg van NVO’s. Daarbij valt te denken aan maatregelen uit het Nutriëntenadvies Rijn-West en het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. Het nieuwe GLB biedt kansen voor een breder pakket aan maatregelen en een groter draagvlak bij agrariërs, omdat vergroening en verblauwing een voorwaarde gaan worden voor het ontvangen van gelden uit het GLB. Als we op tijd inspringen op deze mogelijkheden, kunnen we veel bereiken.
RELATIE MET ORGANISATIEMISSIE, COLLEGEPROGRAMMA OF ANDERE BELEIDSDOCUMENTEN HDSR Bestuursakkoord 2012-2014 In het bestuursakkoord staat over de Kaderrichtlijn Water dat de overige wateren te weinig aandacht hebben gekregen, en dat in deze bestuursperiode de volgende tranche (SGBP2) van de KRW wordt voorbereid, waarbij geldt dat dezelfde ambitie als bij het huidige plan uitgangspunt zal zijn. Synergieprojecten en werk met werk maken hebben de voorkeur. Zowel faseren als het naar voren halen van projecten kunnen hierbij aan de orde zijn. Over groenblauwe diensten staat in het bestuursakkoord dat HDSR in toenemende mate groenblauwe diensten zal ontwikkelen en inzetten om haar (KRW en NBW) doelen te bereiken. Degene met wie die (meerjarige) groenblauwe dienst wordt aangegaan, zal daarvoor een passende vergoeding ontvangen.
FINANCIËLE CONSEQUENTIES Voor de uitvoering van de stimuleringsregeling ‘natuurvriendelijke oevers en nieuw open water’ is er tot 2017 jaarlijks een bedrag van € 150.000 opgenomen in de begroting, voor zowel aanleg als onderhoud. Bij het vaststellen van de regeling in 2008 is tot 2027 voorzien in onderhoudsvergoedingen. Binnen de
stimuleringsregeling wordt jaarlijks een deel van het begrote budget uitgekeerd. We lopen achter op de realisatie van onze KRW en NBW doelen, waardoor een groot deel van het budget ongebruikt blijft. Wanneer vanaf 2014 het bedrag dat overblijft (na uitkering van aanleg en onderhoudsvergoedingen voor
natuurvriendelijke oevers) ingezet wordt voor een breder maatregelenpakket, zijn we in staat om zowel te anticiperen op het nieuwe GLB, als onze NBW en KRW doelen sneller te realiseren. In onderstaande tabel is weergeven welke bedragen de komende jaren op de begroting staan en wat de uitgaven binnen de huidige stimuleringsregeling zijn. In 2013 betaalt HDSR het laatste deel van de kosten voor het Experiment Groenblauwe Diensten Utrecht-West aan de Provincie Utrecht. Dit bedrag is opgenomen in de ‘uit te keren aanlegkosten’. Onderhoudskosten worden jaarlijks uitgekeerd aan agrariërs die al een oever hebben aangelegd, tot en met 2027. De onderhoudsvergoedingen voor de periode 20132027 bedragen in totaal € 6.135 en worden jaarlijks aan de begunstigden uitgekeerd. Tabel 1: Financieel overzicht 2013-2015 Jaar Begroot
2013 € 150.000
2014 € 150.000
2015 € 150.000
Uit te keren aanlegkosten
€ 69.385
Afhankelijk van aanvraag
Afhankelijk van aanvraag
Uit te keren onderhoudskosten
2013-2027
€ 6.137
Op basis van de aanspraak op de huidige stimuleringsregeling tot nog toe wordt ingeschat dat zowel voor 2014 als 2015 van het totale budget van € 150.000 ongeveer € 100.000 niet wordt gebruikt. Dit restant kan deels worden ingezet voor het anticiperen op het nieuwe GLB. Het overige deel leidt tot een onderschrijding in het betreffende boekjaar en valt vrij ten gunste van het rekeningresultaat in het betreffende boekjaar.
KANTTEKENINGEN Het GLB biedt kansen voor samenwerking met de agrarische sector middels de vergoeding van groenblauwe diensten. HDSR is daarbij sterk afhankelijk van de slagkracht van agrarische natuurverenigingen en de bereidheid van agrariërs om zich in te zetten voor de groenblauwe diensten. Er is op dit moment veel energie en betrokkenheid bij de agrarische natuurverenigingen. HDSR moet hierop inspelen en de moed hebben om samen met haar gebiedspartners ongebaande paden te betreden. De ontwikkelingen van het GLB zijn nog onzeker. De rol van gebiedscollectieven staat vast, maar over de wijze van financiering wordt nog intensief overleg gevoerd. Het bedrag dat beschikbaar komt voor cofinanciering van waterschapsmaatregelen wordt nog bediscussieerd en zal met Prinsjesdag bekend worden. Waarschijnlijk gaat het om € 16 – 18 miljoen per jaar voor alle waterschappen samen. Het oplossen van de KRW en NBW opgaven kan deels gerealiseerd worden middels groenblauwe diensten, maar HDSR zal ook zelf maatregelen moeten blijven nemen.
UITVOERING Ambtelijk is er de wens om de energie die nu uit het gebied komt aan te grijpen om ervaring op te doen met het ondersteunen van het opstellen van een lokale gebiedsvisies/gebiedsoffertes, en de uitvoering van de maatregelen die daaruit voortvloeien in 2014 en 2015 financieel mogelijk te maken. Vanaf 2016 zal het mogelijk zijn om via de dan officiële weg van het GLB maatregelen te financieren. Binnen dit project is nauw samengewerkt met het project Nota Oeverbeheer en met het KRW team. In de uitvoering zal deze krachtenbundeling worden voortgezet. Hoe gaan we het in de praktijk doen? Aanhaken bij het KRW gebiedsproces Voor het 2e stroomgebiedbeheerprogramma van de KRW worden met alle agrarische natuurverenigingen (ANV’s) uit ons gebied gesprekken gevoerd. Daarin wordt verkend welke maatregelen kansrijk zijn, zowel voor waterkwaliteitsverbetering als voor het oplossen van de opgaven wateroverlast en droogte. Deze gesprekken kunnen bijdragen aan de gebiedsvisies die ANV’s gaan opstellen of al aan het opstellen zijn. We zoeken samen met het gebied naar mogelijkheden, en bieden inhoudelijk ondersteuning in het totstandbrengen van een gebiedsofferte en in een later stadium ook een gebiedsvisie.
We kunnen op deze manier anticiperen op het nieuwe GLB: we zoeken samen met het gebied naar mogelijkheden, en bieden ondersteuning in het totstandbrengen van een gebiedsvisie. De maatregelenlijst uit het nutriëntenproject Rijn-West en de plannen uit het DAW gebruiken we hierbij intensief. Op deze manier doen we ervaring op met het inbrengen van onze opgaven bij ANV’s, en bereiden we ons gezamenlijk voor op het nieuwe GLB. De gezamenlijke voorbereiding kan ervoor zorgen dat we de periode tot 2016 overbruggen en geen kansen laten liggen om nu al goede maatregelen te nemen en in stand te
houden. Vanaf 2016 zijn we dan goed voorbereid, en kan het werk dat nu gedaan wordt door de ANV’s gebruikt worden als basis voor gebiedsvisies en gebiedsoffertes voor het nieuwe GLB. De drie ANV’s die gezamenlijk het Experiment Groenblauwe Diensten succesvol hebben gerealiseerd, hebben al aangegeven dat ze graag samen met HDSR kijken naar de mogelijkheden om te anticiperen op het nieuwe GLB. Ze schatten in dat het in de periode tot 2016 goed mogelijk is om een aantal blauwe diensten weg te zetten, zoals natuurvriendelijk slootschonen, baggeren met de baggerspuit, onderwaterdrainage en het aanleggen en onderhouden van natuurvriendelijke oevers. In het westelijke veenweidegebied kunnen we de reeds aanwezige structuur en energie benutten, maar ook in andere delen van ons beheergebied zijn goede mogelijkheden om samen met ANV’s op het nieuwe GLB te antciperen. Wanneer de commissie positief adviseert op punt 1 en 2 uit dit voorstel, zal een nadere uitwerking van deze plannen, inclusief financiële onderbouwing, aan het college en de commissie ter consultatie voorgelegd worden.
COMMUNICATIE We zijn al in gesprek met de agrarische natuurverenigingen, en in overleg met de stuurgroep van het Experiment Groenblauwe Diensten Utrecht-West om te bekijken welke groenblauwe diensten in de komende periode zowel voor agrariërs als voor het waterschap wat opleveren. We blijven actief communiceren en inhoudelijke ondersteuning bieden aan de agrarische collectieven in ons beheergebied.
BIJLAGE(N) nee ja, namelijk Advies stimuleringsregeling natuurvriendelijke oevers en nieuw open water (DM 630599)
TER INZAGE nee ja, namelijk
Stimuleringsregeling natuurvriendelijke oevers en nieuw open water
ADVIES
S&I Else Langbroek Mei 2013 DM 630599
Inhoudsopgave 1. Aanleiding ..............................................................................................................................2 2. Achtergrond van het advies......................................................................................................4 Evaluatie huidige regeling ........................................................................................................4 Verwachtingen........................................................................................................................4 Ontwikkelingen .......................................................................................................................5 Kosteneffectiviteit ...................................................................................................................6 3. Conclusie ................................................................................................................................7 4. Advies ....................................................................................................................................7 5. Anticiperen op het nieuwe GLB ................................................................................................8 Bijlage 1: Achtergrondinformatie KRW, NBW en GLB....................................................................10 Bijlage 2: Definitie, HDSR Bestuursakkoord en Gespreksweergaven...............................................12
1. Aanleiding In 2008 is het waterschap gestart met de ‘Stimuleringsregeling natuurvriendelijke oevers en nieuw open water’, een subsidieregeling voor de aanleg van natuurvriendelijke oevers (nvo’s) door particuliere grondbezitters. Met deze regeling worden zowel de ecologische doelen (KRW) als de opgave wateroverlast (NBW) gediend, en wordt samengewerkt met belanghebbenden in het gebied. Het doel is om in 2015 te voldoen aan de normen voor wateroverlast uit het Nationaal Bestuursakkoord Water, en tot 2017 45,4 km nieuw aan te leggen nvo’s te realiseren, mede door middel van de ‘Stimuleringsregeling natuurvriendelijke oevers en open water’. In 2010 is de stimuleringsregeling geëvalueerd. Uit de evaluatie is gebleken dat er te weinig gebruik wordt gemaakt van de regeling. In het Verlengd Bestuursakkoord op hoofdlijnen 2012‐2014 staat; “het waterschap zal in toenemende mate groenblauwe diensten ontwikkelen en inzetten om haar (KRW en NBW) doelen te bereiken”. Binnen het Europees Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) komt er vanaf 2016 waarschijnlijk geld beschikbaar ter stimulering van een meer natuurlijke inrichting van de agrarische sector . De stimuleringsregeling van HDSR kan wellicht meer succes boeken wanneer koppeling met de doelen vanuit de EU mogelijk is. Naar verwachting gaat het nieuwe GLB vanaf 2016 lopen, en wordt de vergroening van de agrarische sector via co‐financiering geregeld. De Unie van Waterschappen heeft 40 miljoen euro op jaarbasis beschikbaar gesteld. Bij 50% co‐financiering (op dit moment het plan vanuit de EU) is er potentieel landelijk dus 80 miljoen euro per jaar beschikbaar voor vergroenende watermaatregelen. Relatie met Nota Oeverbeheer
Het beleidsplan oevers geeft antwoord op de vraag: welk type oever is in welke situatie het beste? Het dient als een handboek wanneer we de wens hebben om een oever aan te leggen of op te knappen. De vraag via welke weg je dat vervolgens doet wordt deels ook beantwoord in het beleidsplan oevers, en wel in de realisatiestrategie. Uit de afweging die is gemaakt in de realisatiestrategie blijkt dat het in primaire watergangen het over het algemeen het beste is om de inrichting en het onderhoud van een nvo onder verantwoordelijkheid van het waterschap uit te voeren. Wel is het belangrijk om in aanvulling hierop een regeling / budget beschikbaar te hebben voor vergoeding van aangelanden die zelf nvo’s willen aanleggen en onderhouden. Zie de realisatiestrategie van het beleidsplan oevers voor een nadere toelichting. Bij de stimuleringsregeling gaat het om de vraag: hoe kunnen we de stimuleringsregeling het beste inzetten vanuit de waterschapsdoelen? De projecten verschillen qua beheerdomein: het beleidsplan oevers is gericht op de opgaven uit het WBP voor het waterschap en daarmee op aanleg en onderhoud van oevers van primaire watergangen. De stimuleringsregeling richt zich voornamelijk op het realiseren van nvo’s en open water in het tertiaire water. De voorkeur om in het primaire water oevers in eigen beheer aan te leggen en te onderhouden kunnen we niet doorvertalen naar het tertiaire water. De eigendomssituatie, ligging, oeverconstructie en benodigde werkzaamheden zijn hier heel anders. Uit navraag bij collega waterschappen blijkt dat het de voorkeur heeft om aanleg en onderhoud van nvo’s in het tertiaire water aan particuliere grondeigenaren over te laten en te vergoeden via een regeling.
2
Werkwijze en resultaten Om te onderzoeken waarom de huidige regeling niet voldoet aan de verwachtingen, en te bekijken hoe we kunnen inspelen op het nieuwe GLB, zijn gesprekken gevoerd met bestuurders van een aantal ANV’s, LTO Noord, de afdelingen WSB (grondzaken, huidige stimuleringsregeling), P&A (beleidsplan oevers, KRW), en met portefeuillehouders Guus Beugelink en Huub van der Maat (doel van een stimuleringsregeling). Tegelijk met dit project is bij P&A aan het Beleidsplan Oevers gewerkt. Omdat beide projecten over oevers gaan en een zekere overlap vertonen, is er veel samengewerkt. De beide projectresultaten zijn los van elkaar te lezen, maar in nauwe samenhang tot stand gekomen. Uit gesprekken met betrokkenen komt het beeld naar voren dat een stimuleringregeling voor nvo’s nauw verweven is met uiteenlopend beleid van het waterschap, en raakt aan vele vraagstukken zoals handhaafbaarheid, draagvlak, kosteneffectiviteit, uitvoerbaarheid en doelrealisatie. De huidige stimuleringsregeling voldoet niet aan de verwachtingen, maar die verwachtingen blijken zowel intern als extern ook uiteen te lopen. Om tot verbetering van de ‘Stimuleringsregeling natuurvriendelijke oevers en nieuw open water’ te komen, is op beleidsniveau (1) en op uitvoeringsniveau (2) gekeken naar de mogelijke rol voor en eisen aan een stimuleringsregeling.
Leeswijzer Dit advies is tweeledig: enerzijds gaat het over de huidige stimuleringsregeling, en anderzijds gaat het over de wijze waarop we kunnen inspelen op de ontwikkelingen binnen het Europese gemeenschappelijk landbouwbeleid. Beide adviezen zijn in dit stuk verenigd omdat ze beiden voortkomen uit de opdracht om de huidige stimuleringsregeling kritisch te bekijken. Hoofdstuk 2 vindt u een korte evaluatie van de regeling en een schets van de ontwikkelingen in het GLB, de KRW en het NBW. Hoofdstuk 3 bevat de conclusie, en hoofdstuk 4 het advies. In hoofdstuk 5 vindt u de aanzet voor de uitwerking van het advies. In bijlage 1 worden KRW, NBW en GLB verder toegelicht. In bijlage 2 vindt u de definitie van groenblauwe diensten, relevant beleid van HDSR en verslagen van de voor dit project gevoerde gesprekken.
3
2. Achtergrond van het advies Evaluatie huidige regeling Vanuit het waterschap We hebben een stimuleringsregeling, maar we kunnen die niet goed uitdragen in ons gebied: - De regeling is bruikbaar, dat blijkt uit de aanvragen die in de praktijk gedaan en gehonoreerd worden. - De regeling is staatssteun proof. - Er is geld beschikbaar, er staat jaarlijks 150.000 euro op de begroting voor deze regeling. - De doelen van het waterschap zijn in het tertiaire water niet helder (niet duidelijk waar de wateropgave wateroverlast ligt, en geen vastgestelde KRW doelstellingen voor het tertiaire water. Er is wel een algemene waterkwaliteitsdoelstelling). Mensen die met de regeling de boer op moeten, hebben dus geen duidelijk verhaal, ze kunnen geen kaart op tafel leggen waarop staat wat het waterschap op welke plek wil. - Na afloop van het Experiment Groenblauwe Diensten Utrecht West, waarin onder anderen onze stimuleringsregeling via ANV’s werd aangeboden, hebben we niet veel energie meer gezet op het benaderen van agrariërs. - De boodschap naar de boer/grondeigenaar is vooral dat WIJ iets van hem willen. Dat valt niet altijd in goede aarde. Het inzetten van een ‘makelaar’ zoals bij het experiment groenblauwe diensten en bijvoorbeeld bij AGV blijkt succesvoller te zijn dan zelf de boer op gaan. Vanuit de agrariërs De bereidheid van grondeigenaren om een NVO aan te leggen is niet groot. Dat heeft een aantal oorzaken: - Agrariërs hebben al te maken met schaarste van land, en leveren liever geen land in - Het is voor agrariërs soms onduidelijk of de NVO ook in de legger van het waterschap komt te staan, en daarmee of het verlies van land permanent is. - Het waterschap wordt niet altijd als flexibel ervaren wanneer een agrariër ook wil dempen of andere plannen heeft - Regelingen van de overheid worden als onbetrouwbaar beschouwd, omdat het beleid snel wijzigt. - De regeling is (te) onbekend bij veel agrariërs - De regeling was redelijk succesvol binnen het Experiment Groenblauwe Diensten Utrecht West. Dat kwam mede door het brede maatregelenpakket binnen het experiment waar de regeling voor nvo’s er éen van was , waardoor de gebiedsmakelaar makkelijker in gesprek kwam met boeren. Ook zat er veel meer energie en geld (in de vorm van een vergoeding voor de gebiedsmakelaar) op het project.
Verwachtingen Zoals in de inleiding kort werd aangegeven, lopen de verwachtingen ten aanzien van de stimuleringsregeling uiteen. Hoewel de verwachtingen per individu verschillen kan er een voorzichtige algemene verwachting verwoord worden. Bestuurders en beleidsmedewerkers van het waterschap zijn van mening dat het aanleggen van nvo’s in het belang is van de agrariërs omdat daarmee wateroverlast voorkomen kan worden, dus dat het logisch is dat door hen ook een inspanning wordt geleverd. De service die wij bieden door zowel een vergoeding te geven als een heleboel zaken te regelen, zou agrariërs moeten
4
enthousiasmeren. Het is de vraag of agrariërs deze wateroverlast ook ervaren. Als hun land een aantal keren per jaar onder water staan is de bereidheid waarschijnlijk groter dan waneer dit niet het geval is en het water in de sloten misschien iets hoger staat dan normaal. Waterschappers die iets dichter op de praktijk staan zien dat agrariërs nu al kampen met een tekort aan land en een grote hoeveelheid regels, en hebben hierdoor een minder hoge verwachtingen van de stimuleringsregeling. Particuliere grondbezitters vinden dat het aanleggen van nvo’s een belangrijk waterschapsdoel is, waar ze zelf niet om gevraagd hebben. Er is wel enige bereidheid om met het waterschap mee te werken, maar dan moet daar een ruim voldoende vergoeding tegenover staan, en moet het weinig gedoe opleveren. Een praktisch punt waarop de verwachtingen van waterschap en agrariër niet matchen is het wel of niet opnemen van een nvo in de legger. Voor het waterschap is het logisch om een nvo in de legger op te nemen: we vergoeden het landverlies, en willen graag voor de lange termijn een maatregel nemen. Voor agrariërs is het prettiger wanneer een nvo niet in de legger wordt opgenomen. Het deel van de grond dat nvo wordt, blijft (waarschijnlijk) nog wel meetellen voor mest en melk quotum, wat in het geval van opname in de legger niet meer zo is. En mocht er na een aantal jaar door gewijzigd beleid geen vergoeding meer gegeven worden, dan kan de nvo teruggevormd worden. De 7 % braaklegging van agrarische grond die in het nieuwe GLB wordt voorgesteld kan een oplossing voor dit tegengestelde belang zijn, wanneer een nvo telt als braakliggend land (NB het percentage en de exacte invulling worden hevig bediscussieerd dus verandert waarschijnlijk nog).
Ontwikkelingen We hebben te maken met een aantal ontwikkelingen, die van invloed zijn op de (on)mogelijkheden voor de stimuleringsregeling én op de wijze waarop we onze waterschapsdoelen mogelijk kunnen bereiken. Gemeenschappelijk Landbouw Beleid Vanaf 2016 gaat het nieuwe GLB van start. Vergroening (en verblauwing) van het landelijk gebied zal dan via gebiedscollectieven gaan. De waterschappen leveren nu via het ministerie van EZ naar Brussel de maatregelen aan die ze willen co‐financieren. Een gebiedsaanvraag zal beoordeeld gaan worden door Dienst Regelingen. HDSR co‐financiert dan bepaalde onderdelen daaruit. Vanuit de Provincie wordt het sterk ontraden om nog een eigen regeling in de lucht te houden, aangezien de staatssteunregels erg streng worden. De maatregelen waar we nu een stimuleringsregeling voor hebben proberen we dan ook via het GLB te regelen. Het nieuwe GLB stuurt aan op collectieven van agrariërs die door middel van een gebiedsofferte bij de verschillende overheden cofinanciering kunnen krijgen voor het realiseren van maatschappelijke doelen. De helderheid in onze doelen is daarbij voor onze omgeving van groot belang. Een duidelijke kaart met wat we als waterschap op welke plek willen is voor de collectieven een bijna onmisbare input. We kunnen optimaal gebruik maken van de mogelijkheden van het GLB, wanneer we zorgen dat we niet alleen goede kaarten en een helder verhaal leveren, maar ook de collectieven ondersteunen in het opstellen van hun gebiedsoffertes. We moeten los durven laten, maar wel betrokken blijven. Een vraag bij deze ontwikkeling is wat we met particuliere grondbezitters doen die geen aanspraak kunnen maken op het GLB omdat ze geen agrariër zijn, maar wel oevers willen aanleggen of andere maatregelen willen treffen. Een goede oplossing zou zijn dat particuliere grondeigenaren zich kunnen aansluiten bij een ANV en binnen een gebiedsofferte ook een vergoeding kunnen krijgen voor de
5
geleverde diensten. Hoe dit precies geregeld wordt is nog niet duidelijk. De vraag is wel neergelegd bij de Unie van Waterschappen. Ecologische wateropgave (KRW) Ons inzicht in mogelijke oplossingen voor de waterkwaliteitsproblematiek ontwikkelt zich. Verbetering van de waterkwaliteit kunnen we voor een groot deel behalen door beheermaatregelen. Inrichtingsmaatregelen zoals de aanleg van nvo’s dragen zeker bij aan een betere waterkwaliteit en aan het oplossen van de opgave wateroverlast, maar zijn niet langer de enige en altijd meest effectieve maatregel. Bovendien is duidelijk geworden dat ons KRW doel voor de aanleg van 45 + 100 km nvo’s moeilijk realiseerbaar lijkt. Praktisch gezien lijkt het verstandig om te kiezen voor een combinatie van beheer –en inrichtingsmaatregelen, willen we onze KRW doelen behalen. Voor de KRW opgave geldt dat eind 2013 onze plannen voor het tertiaire (‘overig’) water klaar moeten zijn. Tegen die tijd hebben we dus ook voor de KRW een duidelijke doelstelling voor het tertiaire water. Daarnaast is binnen het Nutriëntenproject Rijn West in samenwerking met alle belanghebbenden uit het veenweidegebied een maatregelenlijst opgesteld voor het verbeteren van de waterkwaliteit. Het KRW proces, het Nutriëntenproject en het emissiebeleidsplan vormen een goede basis om verder op te bouwen. Wateropgave wateroverlast (NBW) NBW Wateroverlast is gedecentraliseerd beleid dat is vastgelegd in provinciale waterverordeningen. De opgave wateroverlast voor het gebied van HDSR is duidelijk. Er wordt nu nagedacht over verschillende maatregelen om de opgave te realiseren. NVO’s en open water is een van de maatregelen, maar niet meer altijd DE maatregel. Voor de opgave wateroverlast geldt dat er waarschijnlijk voor eind 2013 een bestuurlijk vastgestelde kaart van ons gebied beschikbaar is waarop duidelijk staat welke opgave er waar ligt. Kosteneffectiviteit “Een interventie is kosteneffectief (oftewel doelmatig) als de kosten die ermee gepaard gaan in verhouding staan tot de effecten. De kosteneffectiviteit van een interventie wordt berekend met een kosteneffectiviteitsanalyse (KEA). Een KEA vergelijkt de kosten en effecten van een nieuwe interventie met die van de standaardinterventie of geen interventie. Een KEA wordt in principe pas uitgevoerd als een interventie effectief is.” (RIVM 2013) Met name de vraag: ‘wat is kosteneffectiever: zelf aanleggen en beheren, of laten aanleggen met een stimuleringsregeling?’ speelde steeds op. Het precies in kaart brengen van alle kosten bleek lastig te zijn. Uit navraag bij collega waterschappen blijkt dat deze vraag nog nergens beantwoord is. Dat komt met name door het feit dat bijvoorbeeld kosten in voorbereiding en uitvoering niet aan projecten worden toegeschreven. Ook zitten de kosten van aanleg van een NVO vaak verstopt in een groter "werk met werk" project zoals baggeren of dijkverzwaring e.d.. Gezamenlijk met het beleidsplan oevers zijn de kosten voor het aanleggen van een theoretische nvo in primair water in beeld gebracht. Dit is gedaan voor 3 scenario’s: via de legger, door het waterschap zelf en via de stimuleringsregeling. In de realisatiestrategie van het beleidsplan oevers zijn de resultaten te vinden. De conclusie is dat de aanlegkosten voor een nvo’s via de stimuleringsregeling lager zijn dan de aanlegkosten die het waterschap zelf maakt, maar dat er zoveel extra overhead nodig is bij de stimuleringsregeling dat het uiteindelijk goedkoper is om zelf oevers aan te leggen en te onderhouden in primair water. Hoe deze vergelijking uitpakt voor het tertiaire water is niet berekend. De aanlegkosten en overheadkosten blijven voor een simpele oever waarschijnlijk vergelijkbaar.
6
De opzet van het nieuwe GLB gaat op dit vlak waarschijnlijk een grote verbetering opleveren: de collectieven gaan de behandeling van aanvragen, controle en uitbetaling op zich nemen. De aanvragen worden bovendien groter, niet langer per agrariër (in praktijk soms stukken nvo van 300 meter), maar een heel gebied in 1 keer (meerdere hectares aan maatregelen). Dat betekent dat de overhead geringer wordt, en daarmee de kosten voor het aanleggen van een nvo via een regeling aantrekkelijker.
3. Conclusie Het is gezien de ontwikkelingen van het GLB, de KRW en de NBW, niet verstandig om energie te zetten op het aanpassen van de huidige regeling. Wel is het verstandig om een aantal zaken helder te krijgen, zoals het wel of niet opnemen van de oever in de legger en het scherp formuleren van onze waterschapsdoelen. De conclusies en aanbevelingen van de evaluatie uit 2010 (DM 427800) zijn nog steeds relevant en in ieder geval tot 2016 het opvolgen waard. Vanaf 2016 zal de regeling voor het aanleggen van oevers waarschijnlijk niet meer naast het nieuwe GLB kunnen bestaan. We moeten wel zorgen dat degenen die tot nu toe oevers hebben aangelegd wel hun onderhoudsbijdrage blijven ontvangen, via het GLB of via onze eigen stimuleringsregeling. Om meerdere redenen, die in het voorgaande stuk zijn weergegeven, is er weinig animo vanuit de grondbezitters om nvo’s aan te leggen. We moeten ons realiseren dat het aanleggen van 45 hectare nieuwe nvo’s en open water op de huidige manier niet gaat lukken. Daarnaast is het aanleggen van nvo’s een van de (vele) maatregelen die bijdragen aan de KRW en wateroverlast opgave. Willen we onze opgaven oplossen, dan zullen we dus een breder pakket aan maatregelen moeten toepassen en stimuleren dan alleen de aanleg van nvo’s. Het nieuwe GLB biedt kansen voor een breder pakket aan maatregelen en een groter draagvlak bij agrariërs, omdat vergroening en verblauwing een voorwaarde gaat worden voor het ontvangen van gelden uit de 2e pijler van het GLB. Als we op tijd inspringen op deze mogelijkheden, kunnen we veel bereiken.
4. Advies Het nieuwe GLB plaatst ons voor een nieuwe uitdaging: we moeten de agrarische collectieven / natuurverenigingen in ons gebied gaan ondersteunen bij het opstellen van hun gebiedsvisies en de maatregelen uit deze gebiedsvisie co‐financieren. Het is dan ook verstandig om, net als veel andere waterschapen, nu al ervaring op te doen met deze nieuwe werkwijze. Daarnaast is het, gezien de ontwikkelingen binnen de KRW en de NBW, niet verstandig om energie te steken in het aanpassen van de huidige regeling. De huidige regeling zal onder het nieuwe GLB niet meer nodig zijn en waarschijnlijk ook niet meer toegestaan in verband met mogelijke stapeling van subsidies en verkapte staatssteun. Wel moet er een overgangsregeling komen voor de onderhoudsvergoeding voor degenen die binnen de huidige stimuleringsregeling een natuurvriendelijke oever aangelegd hebben. Het advies is dan ook in de jaren 2013, 2014 en 2015 te anticiperen op het nieuwe GLB: via collectieve gebiedsvisies vanuit agrarische natuurverenigingen (ANV’s) die maatregelen inbrengen en eventueel financieren die bijdragen aan onze KRW en NBW doelen. We anticiperen hiermee op het nieuwe GLB, dat vanaf 2016 in werking treedt en een grote verandering met zich meebrengt. We zetten een deel van het budget van de huidige ‘Stimuleringsregeling natuurvriendelijke oevers en open water’ dat nu niet gebruikt wordt in. De aanleg van natuurvriendelijke oevers en nieuw open water zal wel onderdeel blijven uitmaken van het maatregelenpakket dat nodig is om de KRW en NBW opgaven te realiseren. Daarom is het
7
verstandig om een aantal zaken helder te krijgen, zoals het wel of niet opnemen van de oever in de legger en het scherp formuleren van onze waterschapsdoelen.
5. Anticiperen op het nieuwe GLB Het advies voor de stimuleringsregeling natuurvriendelijke oevers en nieuw open water is om te anticiperen op het nieuwe GLB. Hieronder volgt een korte weergave van de invulling van dit anticiperen. De uitvoering zal een nieuw project zijn, en als zodanig ook aan het bestuur worden voorgelegd. Deze korte weergave dient als doorkijk, en als input voor de discussie over welke kant we op willen gaan. Ambtelijk gaat de voorkeur uit naar het opdoen van ervaring in het ondersteunen van het opstellen van een gebiedsvisie, en het eventueel financieren van de maatregelen die daaruit voortvloeien indien dat voor 2016 is. Vanaf 2016 zal het immers mogelijk zijn om via de dan officiële weg van het GLB maatregelen te financieren. Financiën Voor de uitvoering van de stimuleringsregeling ‘natuurvriendelijke oevers en nieuw open water’ is er tot 2017 jaarlijks een bedrag van 150.000 euro opgenomen in de begroting, voor zowel aanleg als onderhoud. Bij het vaststellen van de regeling in 2008 is tot 2027 voorzien in onderhoudsvergoedingen. Binnen de stimuleringsregeling wordt jaarlijks een deel van het begrote budget uitgekeerd. Een groot deel blijft echter ongebruikt, waardoor we achterlopen op de realisatie van onze KRW en NBW doelen. Wanneer vanaf 2014 het bedrag dat overblijft (na uitkering van aanleg en onderhoudsvergoedingen voor natuurvriendelijke oevers) ingezet wordt voor een breder maatregelenpakket, zijn we in staat om zowel te anticiperen op het nieuwe GLB, als onze KRW en NBW doelen sneller te realiseren. In onderstaande tabel is weergeven welke bedragen de komende jaren op de begroting staan en wat de uitgaven binnen de huidige stimuleringsregeling zijn. In 2013 betaalt HDSR het laatste deel van de kosten voor het experiment Groenblauwe Diensten Utrecht‐West aan de Provincie Utrecht. Dit bedrag is opgenomen in de ‘uit te keren aanlegkosten’. Onderhoudskosten worden jaarlijks uitgekeerd aan agrariërs die al een oever hebben aangelegd, tot en met 2027. De onderhoudsvergoedingen voor de periode 2013‐2027 bedragen in totaal € 6.135 euro en worden jaarlijks aan de begunstigden uitgekeerd. Tabel 1: Financieel overzicht 2013‐2015 Jaar 2013 2014 2015 2013‐2027 Begroot € 150.000 € 150.000 € 150.000 Nvt Uit te keren aanlegkosten € 69.385 Afhankelijk van Afhankelijk van Nvt aanvraag aanvraag Uit te keren € 6.137 onderhoudskosten Op basis van de aanspraak op de huidige stimuleringsregeling tot nog toe wordt ingeschat dat zowel voor 2014 als 2015 van het totale budget van 150.00 euro ongeveer € 100.000 niet wordt gebruikt. Dit restant kan deels worden ingezet voor het anticiperen op het nieuwe GLB. Het overige deel leidt tot een onderschrijding in het betreffende boekjaar en valt vrij ten gunste van het rekeningresultaat in het betreffende boekjaar. Voor het anticiperen op het GLB is personele inzet vereist voor het ondersteunen van agrarische natuurverenigingen bij de totstandkoming van hun gebiedsvisies, zie beslispunt 3. Een grove
8
inschatting is dat er in 2013 200 uur nodig is, en voor de jaren 2014 en 2015 elk 100 uur. Deze personele inzet kan geleverd worden binnen de huidige formatie. Aanhaken bij het KRW gebiedsproces Voor het SGBP2 (KRW) worden met alle ANV’s uit ons gebied gesprekken gevoerd. Daarin wordt verkend welke maatregelen kansrijk zijn, zowel voor waterkwaliteitsverbetering als voor het oplossen van de opgaven wateroverlast en droogte. Deze gesprekken kunnen bijdragen aan de gebiedsvisies die ANV’s gaan opstellen of al aan het opstellen zijn. We zoeken samen met het gebied naar mogelijkheden, en bieden inhoudelijk ondersteuning in het totstandbrengen van een gebiedsofferte en in een later stadium ook een gebiedsvisie. We kunnen op deze manier anticiperen op het nieuwe GLB: we zoeken samen met het gebied naar mogelijkheden, en bieden ondersteuning in het totstandbrengen van een gebiedsvisie. De maatregelenlijst uit het nutriëntenproject Rijn‐West en de plannen uit het DAW gebruiken we hierbij intensief. Op deze manier doen we ervaring op met het inbrengen van onze opgaven bij ANV’s, en bereiden we ons gezamenlijk voor op het nieuwe GLB. De gezamenlijke voorbereiding kan ervoor zorgen dat we de periode tot 2016 overbruggen en geen kansen laten liggen om nu al goede maatregelen te nemen en in stand te houden. Vanaf 2016 zijn we dan goed voorbereid, en kan het werk dat nu gedaan wordt door de ANV’s gebruikt worden als basis voor gebiedsvisies en gebiedsoffertes voor het nieuwe GLB. De drie ANV’s die gezamenlijk het Experiment Groenblauwe Diensten succesvol hebben gerealiseerd, hebben al aangegeven dat ze graag samen met HDSR kijken naar de mogelijkheden om te anticiperen op het nieuwe GLB. Ze schatten in dat het in de periode tot 2016 goed mogelijk is om een aantal blauwe diensten weg te zetten, zoals natuurvriendelijk slootschonen, baggeren met de baggerspuit, onderwaterdrainage en het aanleggen en onderhouden van natuurvriendelijke oevers. Wanneer de commissie positief adviseert om “Een deel van het budget van de huidige stimuleringsregeling in te zetten om de periode tot 2016 te overbruggen en met een breder pakket aan groenblauwe diensten te anticiperen op het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)” zal een nadere uitwerking van deze plannen, inclusief financiële onderbouwing, aan het college en de commissie ter consultatie voorgelegd worden.
9
Bijlage 1: Achtergrondinformatie KRW, NBW en GLB Kaderrichtlijn Water (KRW) (Uit HDSR Bestuursakkoord 2012‐2014) We doen het goed in de uitvoering van de KRW, maar ons KRW‐programma kan verder geoptimaliseerd worden. Zo hebben de overige wateren te weinig aandacht gekregen; in die wateren is naast mogelijkheden tot vismigratie ook een kwaliteit gewenst die overeenkomt met de KRW‐waterlichamen waar ze op uitmonden. Niet alleen in de aangewezen waterlichamen moet het water schoon zijn en ecologisch goed functioneren. Nog deze bestuursperiode wordt de volgende tranche van de KRW voorbereid, waarbij geldt dat dezelfde ambitie als bij het huidige plan uitgangspunt zal zijn. Synergieprojecten en werk met werk maken hebben de voorkeur. Faseren zowel als het naar voren halen van projecten kunnen hierbij aan de orde zijn. Op dit moment hebben we alleen te maken met opgaven voor de KRW in de waterlichamen. In een aantal van deze waterlichamen zijn al nvo’s aangelegd. Voor het overig water (primaire watergangen die geen waterlichaam zijn èn het hele tertiaire stelsel) is er nu alleen een algemene opgave tot verbetering van de waterkwaliteit. Redenerend vanuit opgaven die er nu liggen (smal) is het logisch om alleen in KRW waterlichamen nvo’s te realiseren. Redenerend vanuit het algemene doel een goede waterkwaliteit (breed) draagt elke meer natuurvriendelijke inrichting, waar dan ook, bij aan een betere waterkwaliteit en is het logisch om de aanleg van nvo’s overal in het gebied te stimuleren.
Wateropgave wateroverlast (NBW) (Deels overgenomen uit Implementatiestrategie wateropgave wateroverlast, DM 590040) De nieuwe opgave is opgesteld met sterk verbeterde data en is uitvoerig getoetst aan praktijkkennis. Het resultaat is een verbeterd inzicht in de opgave. Het algemene beeld van de toetsing uit 2012 is dat de opgave vergelijkbaar is met de opgave uit 2007. Het zwaartepunt van de huidige opgave ligt nog steeds in het westen van ons beheergebied. De wateropgave komt ook goed overeen met de gebiedsinzichten van de beheerders en is dus als realistisch te beschouwen. Uitgedrukt in bergingsvolume heeft het totale maatregelenpakket voor De Stichtse Rijnlanden sindsdien een aanzienlijk kleinere omvang: nog slechts 1.332.000 m³. Als vervolg op de herziene opgave wordt in 2013 een implementatiestrategie opgesteld. De uitkomst is een besluit over de maatregelen, inclusief planning en krediet. De volgende onderwerpen komen daarbij aan bod: Schaderegeling: Omwille van doelmatigheid wordt daarom onderzocht in welke mate een schaderegeling de voorkeur geniet boven watersysteemmaatregelen. Maatregelen. De vraag is welke set van maatregelen is gewenst per deelgebied. Vasthouden, bergen en afvoeren zijn de traditionele maatregelen die daarbij worden beschouwd. Nieuwe mogelijkheden zijn het vergoeden van schade, het “slimmer sturen” van water en het accepteren van de inundatie. De ervaring van de afgelopen jaren bij diverse waterschappen in den lande heeft uitgewezen dat de kosten van maatregelen om inundaties te voorkomen vaak niet in verhouding staan tot de schade die daarmee wordt vermeden. Omwille van doelmatigheid wordt daarom onderzocht in welke mate een schaderegeling de voorkeur geniet boven watersysteemmaatregelen. Met name in het veenweidegebied lijkt deze mogelijkheid het onderzoeken waard, aangezien de schades daar vaak
10
slechts een fractie betreffen van de kosten voor maatregelen en er van nature reeds veel waterberging aanwezig is. Nvo’s zijn bij uitstek geschikt voor het combineren van de ecologische opgave en de wateropgave wateroverlast. Hoewel de waterbergende capaciteit van een nvo over het algemeen kleiner is dan andere maatregelen zoals een schaderegeling of slimmer sturen, is het altijd een maatregel die complementair is. Zeker in natte tijden functioneert ons systeem in zeer nauwe samenhang. Water vasthouden in het ene gebied zorgt daarbij voor minder wateroverlast in het andere gebied. Redenerend vanuit een nauwe taakopvatting zou het alleen in gebieden waar een wateropgave wateroverlast ligt gewenst zijn om nvo’s aan te leggen. Redenerend vanuit algemene doel (meer waterberging is altijd goed) zorgt elke natuurvriendelijke oever die je aanlegt voor meer waterberging, en is daarmee een welkome ingreep in het gebied.
Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) Brussel werkt aan een Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Dit bestaat uit 2 pijlers, waarbij pijler 2 mogelijkheid biedt om waterschapsopgaven te realiseren op het gebied van KRW, wateropgave wateroverlast en watertekort. Het GLB treedt vanaf 1‐1‐2016 in werking. Hoe het nieuwe GLB eruit gaat zien wordt steeds verder uitgewerkt en moet op 1‐1‐2014 in vergaande mate uitgewerkt zijn. Er zijn een paar ontwikkelingen gaande waar we alvast rekening mee kunnen houden: Brussel wil af van individuele betaling aan boeren. Men wil naar een professionelere aanpak: volgens de nieuwe GLB regeling wordt er een alleen nog via een collectief gewerkt (= een groep boeren die een offerte maakt met te leveren diensten). Zowel EZ (agrarisch natuurbeheer), provincie (recreatie) als waterschap (water) kunnen hierin hun doelen laten opnemen en co‐financieren. Hieronder is een korte weergave te vinden van de stand van zaken van voorjaar 2013. Wat is verduurzaming? Verbreding van agrarisch Natuurbeheer. Voor de Europese commissie is het doel met agromilieuklimaatmaatregelen (GLB 2012‐2020): ‘de verduurzaming van het landelijk gebied en het voldoen aan de groeiende maatschappelijke behoefte voor milieudiensten’. Hiervoor wordt ingezet op het verzachten van de effecten van klimaatverandering, het verbeteren van grond‐ en waterkwaliteit, behoud van landschap en het versterken van de biodiversiteit. Agrarisch natuurbeheer kan breder worden ingezet, waardoor samenwerkende overheden binnen één stelsel logisch is. Om wie gaat het dan? Om een collectief als begunstigde, en samenwerkende overheden als subsidieverlener. •Het collectief aan zet, draagvlak. Een collectief kan een ANV zijn. •De regie qua doel bij provincies. •De regie qua stelsel bij het Rijk en Provincies. •Waar: de streek centraal •Hoe: Integraliteit, maatregelen in samenhang en ‘slim koppelen’, ondersteunend gebiedsprocessen. Voor de ANV’s is er veel werk te verzetten. EZ, provincie en bijvoorbeeld het Landschap Erfgoed Utrecht zijn druk bezig met het ondersteunen van deze professionalisering.
11
Bijlage 2: Definitie, HDSR Bestuursakkoord en Gespreksweergaven Weergave van inventariserende gesprekken over wensen en mogelijkheden van betrokkenen. Deze gesprekken hebben gediend als input voor het project, en zijn een weergave van de persoonlijke opmerkingen van gesprekspartners. Ze bevatten tips die we bij het anticiperen op bij het nieuwe GLB goed toe kunnen passen. Definitie Groenblauwe diensten (www.catalogusgroenblauwediensten.nl) Groene en blauwe diensten zijn activiteiten die worden ondernomen door particuliere grondeigenaren en grondgebruikers, veelal boeren. Deze activiteiten zijn niet wettelijk verplicht (zogenaamde bovenwettelijke publieke prestaties). Zij zijn gericht op realisatie van maatschappelijke wensen op terreinen als natuur, landschap, waterbeheer en recreatie. Met het doel om de kwaliteit en toegankelijkheid van het gebied te verhogen kunnen (decentrale) overheden een kostendekkende vergoeding voor deze activiteiten gegeven. Voor staatssteun aan de sector landbouw gelden strikte regels, die decentrale overheden dienen na te leven als zij groenblauwe diensten financieren. De Europese Commissie ziet ook streng toe om te voorkomen dat er vergoedingen worden verstrekt aan ondernemers voor diensten waar zij vanuit de ‘goede landbouwpraktijk’ al toe verplicht zijn, zoals richtlijnen op gebied van nitraat en pesticiden, kaderrichtlijn water en nationale wetgeving. HDSR Bestuursakkoord 2012‐2014 Kaderrichtlijn Water We doen het goed in de uitvoering van de KRW, maar ons KRW‐programma kan verder geoptimaliseerd worden. Zo hebben de overige wateren te weinig aandacht gekregen; in die wateren is naast mogelijkheden tot vismigratie ook een kwaliteit gewenst die overeenkomt met de KRW‐waterlichamen waar ze op uitmonden. Niet alleen in de aangewezen waterlichamen moet het water schoon zijn en ecologisch goed functioneren. Ook moet onderzocht worden wat ons waterschap in de KRW‐aanpak zou moeten doen ten aanzien van het grondwater. Nog deze bestuursperiode wordt de volgende tranche van de KRW voorbereid, waarbij geldt dat dezelfde ambitie als bij het huidige plan uitgangspunt zal zijn. Synergieprojecten en werk met werk maken hebben de voorkeur. Faseren zowel als het naar voren halen van projecten kunnen hierbij aan de orde zijn. Groen‐blauwe diensten Het waterschap zal in toenemende mate groen‐blauwe diensten ontwikkelen en inzetten om haar (KRW en NBW) doelen te bereiken. Denk bijvoorbeeld aan de aanleg en het onderhoud van nvo’s , die zowel een kwalitatief (verbetering ecologie) als een kwantitatief (vergroting berging) doel kunnen dienen. Degene met wie die (meerjarige) groen‐blauwe dienst wordt aangegaan, zal daarvoor een passende vergoeding ontvangen.` Hiervoor zal een pilot worden opgezet. Daarbij zullen de ervaringen van andere waterschappen worden betrokken. Er wordt onderzocht of we het aandeel water binnen het agrarisch eigendom (ongebouwd) op andere wijze kunnen belasten. Dit onderzoek richt zich zowel op juridische ‐ als maatschappelijk haalbaarheid. In 2012 wordt een voorstel over de invulling van groen‐blauwe diensten aan het algemeen bestuur voorgelegd.
12
LTO‐Noord De regeling is nu te onbekend, daarom wordt er weinig gebruik van gemaakt. ANV’s kunnen (en willen) een belangrijke rol vervullen in het maken van afspraken voor de aanleg van nvo’s. Vanuit ANV’s wordt gezegd dat de regeling van AGV gunstig en goed werkbaar is. Hoewel het effect van nvo’s op de ecologie in twijfel wordt getrokken door dhr Stam, zijn er wel agrariërs voor wie een nvo aantrekkelijk kan zijn. Vooral als ze mogen dempen of bij een verkaveling. De ruilverkaveling bij de Kromme Rijn is een gemiste kans, hier had het waterschap ruimte voor nvo’s kunnen uitonderhandelen. Zulke kansen worden vaker gemist, en dat is jammer. ANV’s / stuurgroep Experiment Groenblauwe Diensten West Boeren + KRW = Boeren + waterberging = De combinatie met andere maatregelen maakte dat het binnen het experiment makkelijker was om bij boeren aan tafel te komen en ook de aanleg van NVO’s bespreekbaar te maken. Met name de mogelijkheid om elders water te dempen maakt het graven van meer water bespreekbaar. Het aanbieden van een pakket aan diensten is qua overheadkosten ook veel aantrekkelijker. Baggerspuiten en slootschonen waren qua watermaatregelen het meest succesvol. Wat betreft de stimuleringsregeling was de vergoeding voor het onderhoud van NVO’s vaak te laag, dat is een belangrijke stimulans om wel of niet deel te nemen. In het veenweidegebied liggen praktisch gezien al NVO’s: vertrapte oevers die half onder water staan. Het is daar veel effectiever om beheermaatregelen in te zetten dan om inrichtingsmaatregelen te willen. De wensen van het waterschap voor de wateropgaves wateroverlast en KRW zijn niet duidelijk, een kaart zou erg behulpzaam zijn. Daarnaast beschikt het waterschap over te weinig slagkracht. Er komt geen snel en duidelijk antwoord op relatief simpele vragen. Er gaan teveel mensen over 1 onderwerp. AGV is zeer succesvol geweest. Dat komt omdat AGV zich meer richt op waterkwaliteit en ecologie, terwijl HDSR zich meer richt op diepte en bergingscapaciteit. De meeste ANV’s doen nu vooral weidevogelbeheer, en zijn onbekend met de wensen en mogelijkheden die waterschappen hebben. De stuurgroep ziet grote kansen voor het anticiperen op het GLB. We overbruggen daarmee de periode tot 2016, aangezien de meeste regelingen uit het experiment nu aflopen. We kunnen de waterkwaliteit en berging nu al verbeteren. En we kunnen alvast oefenen voor het GLB. Uitnodiging van ANV’s: HDSR geeft een presentatie aan de clustervergadering van Veelzijdig Boerenland. Daarin leggen we duidelijk uit welke maatregelen we willen co‐financieren. ANV’s kunnen dan in hun gebiedsoffertes anticiperen op onze doelen. Landschap Erfgoed Utrecht Het LEU heeft aan de basis gestaan van veel ANV’s. Een aantal ANV’s is nu zover geprofessionaliseerd dat ze zelfstandig zijn, andere maken nog gebruik van het LEU. Het LEU heeft als basistaak het adviseren van ANV’s. Soms wordt ook geholpen bij het schrijven van projectplannen. Het LEU is (zijdelings) betrokken bij het professionaliseren van de ANV’s. Voor de ANV’s is het belangrijk dat het waterschap een vlekkenkaart heeft waarop staat welke maatregelen waar wenselijk zijn, hoeveel geld ervoor beschikbaar is en welke voorwaarden daaraan verbonden zijn. De doelen van het waterschap moeten duidelijk zijn, maar wel ruimte laten aan de lokale mogelijkheden. Weidevogelbeheer is voor ANV’s erg belangrijk. Hoewel er veel wordt gedaan, gaat de vogelstand nog steeds achteruit. Voor vogels is het belangrijk dat er voldoende plas‐dras gebieden zijn. Hier kan een mooie koppeling gemaakt worden tussen het algemeen aanvaarde weidevogelbeheer en de
13
nieuwere / lastiger wens van het waterschap om natte oevers te creeeren. Vallei en Veluwe heeft in Eemland een succesvolle proef gedaan, zie site vogelbescherming. Wat betreft het experiment groenblauwe diensten het volgende: er was veel onduidelijk voor de agrariërs (natuurstrook of niet? Permanent of tijdelijk? Hoe lang blijft de regeling intact?). Als deze onzekerheden vermeden worden is het voor agrariërs veel aantrekkelijker om van de regeling gebruik te maken. Het LEU vervult graag een rol als makelaar tussen ANV’s en het waterschap, mochten we dat willen. Een plan voor Noorderpark ligt al klaar (is o.a. met Bob Laporte voorbereid), en kan onder het nieuwe GLB zo uitgevoerd worden. Gebiedspilots nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (www.toekomstglb.nl) Er is nog geen ervaring met het werken in collectieven en daarom zijn in 2010 vanuit het ministerie van EZ vier proefprojecten gestart. Vier boerencollectieven zijn uitgenodigd om te oefenen met een collectieve aanpak als mogelijk onderdeel van een toekomstig GLB. De plannen die deze collectieven hebben ingediend zijn gestoeld op een totale visie van de ontwikkeling in het betreffende gebied. In de plannen van aanpak zijn afrekenbare prestaties opgenomen. Het collectief ontvangt de subsidie, verdeelt deze en verantwoordt de uitgaven. De vier plannen hebben elk een eigen aanpak en een eigen manier van organiseren. In vier proefprojecten wil het ministerie van EZ antwoorden krijgen op de volgende vragen: -
Wat moet er vastgelegd worden over de maatschappelijke doelen en de maatregelen die het collectief en zijn leden daarvoor in het gebied neemt? Hoe kun je daarbij de administratieve lasten voor de ondernemers verminderen en welke gevolgen heeft dit voor de uitvoeringslasten bij het Rijk? Hoe regel je het toezicht op de uitvoering van de maatregelen en het bereiken van de afgesproken doelen? Welke ruimte is er binnen het huidige Europese landbouwbeleid om op de gewenste manier overeenkomsten met collectieven aan te gaan?
De betrokken collectieven worden begeleid door onder anderen Aequator. Zaken die Aeqautor opvallen zijn: Bij het regelen van groenblauwe diensten zijn we 1/3 van de tijd kwijt aan boeren, en 2/3 van de tijd aan het waterschap. De grootste verandering binnen het GLB zal liggen in de manier waarop het waterschap met aanvragen vanuit de omgeving omgaat. Het waterschap moet durven loslaten, maar tegelijk wel betrokken blijven. Het grootste probleem van de waterschappen is dat er teveel mensen over 1 onderwerp gaan, en dat iedereen iets anders vindt. Bestuurder Een aantal ANV’s in Zuid‐Holland en Utrecht (o.a. Weide en Waterpracht, de Utrechtse Venen, Lange Ruige Weide, en streekfonds Utrechtse Waarden) zijn een visie aan het vormen over weidevogelbeheer etc., om te kijken of GLB geld handig benut kan worden. Een stimuleringsregeling vanuit het waterschap kan daar mooi bij passen. Waterberging is een belangrijke drijfveer voor boeren. Vanuit meerdere ANV’s is er best animo voor groenblauwe diensten. Voorstel: een keer alle relevante (veenweide?) ANV’s uitnodigen en van gedachten wisselen, er is daar veel kennis over wat mogelijk / gewenst is. ANV’s kunnen een goede makelaarsrol vervullen in de gbd. Er is animo voor regelingen en natuurvriendelijk inrichten, zeker als het gaat zoals bij de Enkele Wiericke bijvoorbeeld. Ook bijvoorbeeld achterin een polder, daar heb je toch niet zoveel aan je land en kost natuurlijk inrichten relatief minder geld en ruimte.
14
Tip: Weet wat je wilt en waar als waterschap (eigen doelen helder in beeld hebben). Externe consultatie beleidsplan oevers Het gebruik van schouwpaden door het waterschap moet in goed overleg plaatsvinden. Puur op basis van de wettelijke mogelijkheden de schouwpaden betreden en gebruiken om onderhoud te plegen stuit op teveel weerstand bij de grondeigenaren. Onderhoud van nvo’s door het waterschap brengt ook met zich mee dat er iets moet gebeuren met het maaisel. Daarover moeten goede afspraken gemaakt worden (afvoeren of niet, wie betaalt, wie is eigenaar van het maaisel?). Vanuit de pilotgroep Groenblauwe diensten / ANV de Lange Ruige Wieden wordt aangegeven dat de stimuleringsregeling best goed liep, vooral tegen het einde van de pilot. Er wordt gehoopt op continuering. De lage toeloop in het begin was te wijten aan onbekendheid en onduidelijkheid. Ook wordt opgemerkt dat boeren vooral iets aan nvo’s hebben wanneer ze daarmee afkalving tegen kunnen gaan, of overstukjes en kopse kanten in zetten. De regeling zou ruimte moeten bieden voor dergelijke win‐win situaties. Ook combinatie met andere doelen en openstellen voor meer partijen (TBO’s) zal de regeling ten goede komen. Collectieve contractvorming via ANV’s wordt gezien als goede optie, vooral als maatwerk mogelijk is. Daarbij is het wel van belang om ook goede afspraken te maken over het beheer (en niet alleen over aanleg). Lessen van andere waterschappen Bij de meeste waterschappen valt het tegen hoeveel er gebruik gemaakt wordt van stimuleringsregelingen voor groenblauwe diensten / nvo’s. Het aanleggen van nvo’s in het bestaande slootprofiel is een succesvolle manier om veel oppervlak nvo aan te leggen, en het afkalven van slootkanten tegen te gaan. Bij AGV heeft men goede ervaringen hiermee. Voor boeren betekent het dat ze geen land hoeven in te leveren. In veel gebieden zijn de watergangen door oeverafkalving veel breder dan wat de legger aangeeft. Daar is dus ruimte voor een dergelijke regeling. Het is wel een kostbare regeling. Rivierenland verstrekt alleen een aanlegvergoeding. De regeling loopt redelijk. Boeren als waterbeheerders (overgenomen van AGV / Waternet: Nicolaas van Everdingen, Tim Pelsma) Het project is met cofinanciering uit de KRW innovatie regeling van het voormalige ministerie van V&W uitgevoerd door Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, ANLV Vechtvallei, ANV De Amstel, ANLV De Utrechtse Venen, Alterra, Veelzijdig Boerenland en Watermaatwerk. Nadat het project in 2009 van start is gegaan is het al snel “Boeren als waterbeheerders” gaan heten. Er waren een drietal projectdoelen: 1. Uitvoeren inrichtings‐ en beheermaatregelen door agrariërs om de ecologische kwaliteit te versterken. 2. Meten van de effectiviteit van inrichting‐ en beheermaatregelen (kosten‐baten). 3. Opstellen systeem om inzet agrariÎrs en vraag overheden op elkaar af te stemmen. Deze pilot heeft aangetoond dat er belangstelling bestaat bij agrariërs om op vrijwillige basis inrichtingsmaatregelen te nemen, zoals het aanleggen van nvo’s , oeverhoeken, visoverwinteringsplekken, en vergrote duikerbuizen, en dat deze aanpak ook aansluit bij de wensen die er in het gebied leven. Met 24 deelnemers die tezamen ca. 20 km NVO hebben
15
aangelegd blijkt de aanpak qua samenwerking waterschap – landbouw zeer succesvol. De basis van dit succes lijkt de combinatie te zijn van: Interessante regeling met redelijke vergoedingen; 12 jaar beheercontract en mogelijkheden om verbeteringen in bedrijfsstructuur “uit te ruilen”. Inzet van een “aanjager” die goed contact kan leggen met de doelgroep(en); vertrouwen en kennis heeft van waterschap en agrariërs en die rompslomp weghoudt bij de deelnemers. Inzet van veldcoördinatoren van agrarische natuurverenigingen die het waterschap ondersteunen, bijvoorbeeld met het uitvoeren van veldcontroles van juist onderhoud en beheer. De effecten op de waterkwaliteit zijn voorzichtig positief te noemen. Hoewel de maatregelen niet in KRW waterlichamen zelf zijn genomen, maar wel als zogenaamde groenblauwe dooradering in het agrarische achterland van die KRW waterlichamen functioneren, dragen de maatregelen indirect bij aan de KRW doelen. Ook dragen de maatregelen bij aan beleidsdoelen als het verhogen van de biodiversiteit, het vergroten van het waterbergend vermogen en recreatief medegebruik. Grondzaken Het ontbreekt aan een duidelijke realisatiestrategie voor de doelen van het waterschap, waardoor we niet met een sterk verhaal aan tafel zitten bij de boeren. Het is belangrijk om per watergang doelen te benoemen en te weten hoe een oever eruit moet zien. Agrariërs hebben meer aan kavelruil dan aan een vergoeding. Banken zijn op dit moment erg kritisch, het is voor melkvee en akkerbouwbedrijven lastig om financiering rond te krijgen. Wanneer een agrariër een stuk land wil omvormen tot nvo is het ook vaak de hypotheekverstrekker die dat niet goedkeurt. De realisatiekans is groter wanneer de regeling onderdeel is van een grotere subsidie vanuit het GLB. De LTO vertegenwoordigt weliswaar de boeren, maar geen situatie is gelijk. Het wel of niet deelnemen aan een stimuleringsregeling is afhankelijk van de persoonlijke situatie en mogelijkheden. In ons gebied hebben we te maken met boeren in het westen die financieel heel krap zitten, en boeren in het oosten die meer te besteden hebben. Ook het aandeel open water verschilt sterk per gebied. Een sjabloon dat voor elke situatie past is dus niet te maken. Maatwerk is de meest kansrijke strategie. Daarbij moeten we wel transparant zijn, vanuit een duidelijk doel opereren, en gelijkwaardige afspraken maken. Gek: bij aankopen grond door het waterschap wordt meer geld geboden (max 105% van de grondwaarde) dan bij aanleg en beheer door agrariër (85 % van de grondwaarde + 12 jaar beheervergoeding). Bij aankoop is de boer ook van het gedoe af. Wel moet hij toegang verlenen aan het waterschap om onderhoud te plegen en te controleren (schouwpaden). Voor het waterschap lijkt het makkelijker te zijn om het onderhoud zelf te doen, er is dan een grotere waarborg van de kwaliteit…. Begeleiding stimuleringsregeling HDSR Door meer bekendheid te geven aan de regeling en een betere communicatie, kan de regeling succesvoller worden. Dit houdt wel in dat er een coördinator/team wordt aangesteld die zich hiervoor voldoende kan inzetten. De coördinatie vanuit het Experiment Groenblauwe Diensten Utrecht‐West is immers ook weg gevallen. Pas ook op voor het doen van beloftes die je niet waar
16
kunt maken (zoals bijvoorbeeld bijdrage aan wateropgave wateroverlast Oude Rijngebied), en wees duidelijk in wat je verwacht. Overeenkomsten op basis van de huidige regeling zijn staatssteunproof als ze bij de notaris worden vastgelegd. Dit gebeurde eerder niet, maar wordt nu in principe voor alle nieuwe overeenkomsten gedaan. In het Oude Rijngebied ligt een grote wateropgave wateroverlast, maar waar de wateropgave wateroverlast het grootst is willen de boeren vaak juist meer land. Voor ons hele beheersgebied geldt dat de vergoeding van 85 % van de grondwaardedaling vaak als te laag wordt ervaren. Het bedrag verhogen is echter niet staatssteun proof. Er zijn 2 manieren om de aanleg van nvo’s te regelen en vergoeden: 1 permanent Het nieuwe oeverprofiel wordt in de legger opgenomen, en kan niet meer teruggevormd worden. De boer verliest voor dit deel van zijn land zijn mest en melk quotum. Vergoeding is eenmalig 85 % van de grondwaarde en een langjarige onderhoudssubsidie (max 12 jaar). 2 tijdelijk Er wordt een tijdelijke natuurvriendelijke oever aangelegd, die weer teruggevormd mag worden na afloop van de regeling. De boer behoudt zijn mest en melk quotum voor dit deel van zijn land. Vergoeding is inkomstenderving, die gedurende de looptijd van de regeling betaald wordt. Een overeenkomst voor onderhoud van nvo’s kan meerdere malen achter elkaar gesloten worden. De looptijd is meestal 12 jaar (er worden contracten afgesloten voor 6 jaar, met een toezegging voor verlenging met 6 jaar tegen dan geldende vergoedingen). Boeren ervaren echter dat het waterschap niet betrouwbaar is, omdat beleid snel wijzigt (net als bij andere overheden). Ze voelen zich dus vaak niet verzekerd van een langdurige compensatie voor de aanleg van nvo’s. NB: Voor agrariërs is het in veel gevallen gunstiger om uit te ruilen dan om gecompenseerd te worden. Bijvoorbeeld het mogen dempen van een binnensloot, in ruil voor aanleg van een nvo aan een kopakker die toch lastig te bereiken is. De bijdrage van de natuurvriendelijke oever aan de wateropgave wateroverlast is hierdoor in de praktijk vaak wel gering. Bij herziening van de stimuleringsregeling zal gekeken worden of de twee uitvoeringsregelingen voor het Oude Rijngebied en voor de overige gebieden, beter geïntegreerd kunnen worden. Vanuit de LTO wordt gezegd dat de huidige stimuleringsregeling best werkbaar is, en dat de aanvragen nu een beetje op gang komen. Het ontbreekt vooral aan bekendheid. Bestuurders In het gesprek met de bestuurders ging het om de vraag: welk doel heeft de stimuleringsregeling, en welke afwegingskaders zijn belangrijk bij het aanpassen van de regeling? Het werd duidelijk dat de stimuleringsregeling ingezet moet worden voor de KRW doelen en de wateropgave wateroverlast, en dat daarbij samenwerking met ingelanden een belangrijke drijfveer is. We bieden als waterschap de agrariërs een vergoeding aan voor het leveren van een dienst. Het gaat daarbij om blijvende veranderingen die de agrariër bewerkstelligt op zijn bedrijf (geen subsidie voor bestaand open water). Het is niet meer van deze tijd om als waterschap vanuit een ivoren toren doelen te verzinnen en uit te voeren, zonder te overleggen met je partners in het gebied, en gebruik te maken van hun kennis en capaciteiten. Waterberging kan ook gerealiseerd worden zonder nvo’s aan te leggen, denk bijvoorbeeld aan tijdelijke berging op het maaiveld. Vergoeding daarvoor kan via de natschaderegeling aangevraagd worden. Aansluiting bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU (GLB) is ook wenselijk. In 2016 (waarschijnlijk) zal het GLB veranderen. De veranderingen bieden mogelijkheden om ook vanuit de
17
GLB pot subsidie te krijgen voor diensten die agrariërs leveren voor het watersysteem. Tot 2016 gelden de huidige regels. Ook daarin zijn wellicht mogelijkheden tot meekoppelen van doelen. De stimuleringsregeling moet wellicht twee uitwerkingen krijgen, de eerste tot 2016 en de tweede vanaf 2016. Het belangrijkste criterium waar een stimuleringsregeling aan getoetst moet worden is kosteneffectiviteit. Kosteneffectiviteit en samenwerking met ingelanden kunnen op gespannen voet met elkaar staan, zeker als je op korte termijn de zaken bekijkt. In de realisatiestrategie zullen we daarom inzichtelijk maken wat de kosten en baten zijn van de verschillende opties, en wat de consequenties daarvan zijn voor samenwerkingsmogelijkheden en draagvlak. Het is dan aan het bestuur om te beslissen welke weg we inslaan.
18