dinsdag 2 juli 2013 - jaargang 16 nummer 6 | Energie Actueel verschijnt 10 keer per jaar | Oplage 3.000 | Abonneren via www.energieactueel.nl
‘De klant staat bij ons altijd centraal’
6
Duurzame educatie In Etten-Leur heeft energiebedrijf Eneco het eerste Windlab van Nederland geopend. Leerlingen van basisscholen kunnen daar op educatieve wijze kennis maken met windenergie.
Matthijs Lugtenburg, manager Productmanagement bij DELTA
Industriepolitiek voor Britse offshore wind
3
4-5 7
Nieuwe marktmodel: energieleverancier voortaan centrale aanspreekpunt klant
Energievoorziening in België hangt aan zijden draadje
Nucleaire stresstesten worden niet herhaald: teveel moeite en te duur DOOR JAN SCHILS, BRUSSEL
De Europese Commissie ziet in het vervolg af van stresstesten naar de veiligheid van de 134 kerncentrales in de EU. Wel werkt zij aan een verbetering van de bestaande ‘Nuclear Safety Directive’ over de veiligheid van installaties, die nucleaire energie produceren, zo heeft een woordvoerder van de Commissie bevestigd. De Commissie doet dat samen met de Europese vereniging van nucleaire veiligheidsagentschappen (ENSREG), die bevestigt dat een voortzetting van de stresstesten teveel moeite en geld kost. De resultaten van de stresstesten zullen wel verwerkt worden in de bestaande veiligheidsprocedures voor
Energie Actueel is ook digitaal beschikbaar:
Homepage
Online krant
energieactueel.nl
kerncentrales. De stresstesten waren een gevolg van de kernramp in Fukushima in maart 2011. Volgens Philip Lowe, topambtenaar bij EU-energiecommissaris Oettinger, zal de Commissie niet (zoals eerder gepland) met vastgelegde doelstellingen komen voor de verhoging van de
nucleaire veiligheid. Ze mikt nu op verbeteringen na elke periodieke controle. Verzet
Dat de Commissie de stresstesten opgeeft, heeft alles te maken met het verzet van een aantal lidstaten van de EU, onder aanvoering van Frankrijk.
Het zit Parijs nog steeds dwars dat de Franse kerncentrales bij de jongste stresstesten nogal wat kritiek te verduren kregen. Zo zouden de veiligheidsvoorschriften de stroomaggregaten onvoldoende beschermen bij natuurrampen. Ook tegen aardbevingen zouden de Franse kerncentrales niet afdoende bestand zijn. De veiligheid in de kerncentrales in Oost-Europa en de vier centrales in Finland en Zweden laat volgens de testen eveneens te
wensen over, terwijl die in Borssele er minder slecht vanaf komt. ‘Brussels nattevingerwerk’
Op basis van de stresstesten concludeerde EU-commissaris Oettinger dat de werkzaamheden om de Europese kerncentrales veiliger te maken tussen de 10 en 25 miljard euro zouden bedragen. In verschillende lidstaten werd die conclusie op ongeloof onthaald en in Frankrijk werd zelfs spottend gesproken over “Brussels nattevingerwerk.” Het opgeven van de stresstesten is overigens nog geen ramp. De Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) houdt immers alle Europese kerncentrales zeer scherp in de gaten.
Invoering nieuwe marktmodel op 1 augustus
‘Energielocomotief’ geeft Zweden hoop in onzekere tijden
Op 1 augustus is het nieuwe marktmodel een feit. Vanaf die datum krijgen huishoudelijke en kleinzakelijke klanten een gecombineerde energierekening van hun energieleverancier. Met daarop de netwerkkosten en de kosten van het energieverbruik. Meterstanden worden vanaf die datum door de leverancier verwerkt. De eerder geplande datum van invoering van het marktmodel, 1 april 2013, werd niet gehaald, zegt Arthur van Wylick, directeur van EDSN en voorzitter van NEDU. “Bij deze ICT-operatie komt veel kijken. We zijn er nu helemaal klaar voor.”
De investeringen in de Zweedse energiebranche blijven op recordhoogte, terwijl de overige industrie de investeringen terugschroeft. Dat constateert brancheorganisatie Svensk Energi aan de hand van cijfers van het centraal bureau voor de statistiek (SCB).
‘We zijn er klaar voor, alle lichten staan op groen’
Van Wylick is directeur van Energie Data Service Nederland (EDSN) en voorzitter van de Vereniging Nederlandse EnergieData Uitwisseling (NEDU), het platform voor administratieve verbindingen in de energiesector. Hij zegt dat er door netbeheerders, energieleveranciers en andere marktpartijen ruim een jaar lang intensief is gewerkt om alle aansluitgegevens van klanten in de huidige ICT-systemen op 1 augustus aanstaande over te hevelen naar de nieuwe, centrale systemen. “Een ingewikkelde en majeure operatie die veel menskracht en uren vergt van
alle marktpartijen om bij die conversie niets aan het toeval over te laten. Waren we op 1 april nog niet zover, nu staan alle lichten op groen.” Faciliteren
Van Wylick: “Sinds de liberalisering van de energiemarkt voor consumenten zie je dat alle marktpartijen veel beter in staat zijn om die liberalisering te faciliteren. Er kwam kort na de liberalisering een stortvloed van problemen op de sector af. ICT-problemen die niet voorzien waren. Meterstanden die foutief werden verwerkt, administratieve processen die minder solide waren dan men dacht. De kritiek die dit los maakte was terecht. De sector heeft vervolgens alles in het werk gesteld om al die problemen op te lossen. En dat is gelukt. Netbeheerders, energieleveranciers en PV-partijen (verantwoordelijk voor de balans tussen de energie die op het net komt en die gebruikt wordt, red.) hebben hun taak en verantwoordelijkheid professioneel opgepakt.” Lees meer op pagina 4 en 5.
DOOR WIM VERSEPUT, KOPENHAGEN
De rol van locomotief die de energiesector in de Zweedse economie is gaan vervullen, komt daarmee volgens de organisatie steeds duidelijker uit de verf. Het aandeel van de energiesector in de totale industriële investeringen is nu 44%. Dit jaar wordt door het energiebedrijfsleven 4,8 miljard euro gestoken in nieuwe voorzieningen. Dat is nogmaals meer dan in het voorafgaande jaar, hoewel het groeitempo wel aanzienlijk lager uitpakt, namelijk 2%. In 2012 noteerden de statistici ten opzichte van het jaar daarvoor een plus van niet minder dan 28%. Hoopgevend
De realisering van de plannen om in de periode 2009-2018 in totaal 35 miljard euro te investeren in de
energie-infrastructuur lijkt op dit moment binnen handbereik. “Verheugend en hoopgevend voor industrieel Zweden, want de economische tijden zijn onzeker”, vindt Svensk Energi-baas Kjell Jansson. Volgens hem is het bovendien waarschijnlijk dat het tienjarenplan nog verder zal worden opgevoerd. “De ambities in de EU voor een vergroting van de elektriciteitshandel tussen de landen onderling en het streven om meer duurzame energie in het systeem te krijgen, houdt immers meer kosten voor de netten en de productie in, zij het dat we daar nog geen cijfers kunnen invullen.” In ieder geval moet het hoogspanningsnet in Zweden verder worden uitgebouwd. Tevens staan onder meer uitbouw van de gasen stadsverwarmingsinfrastructuur op de agenda, naast maatregelen voor een verdere verbetering van de leveringszekerheid, de aanleg van windkrachtparken (door de politiek geformuleerde doelstelling voor 2020: 30 TWh tegen nu nog slechts 7 TWh) en upgrading van de kernreactoren en de waterkrachtfaciliteiten.
2 ECONOMIE markt & bedrijven Energie Actueel | jaargang 16, nummer 6 | dinsdag 2 juli 2013
EnBW blijft speelbal van de politiek DOOR JAN van hoof, frankfurt EnBW, met 20.000 medewerkers het derde grote Duitse energieconcern, heeft na enige moeilijke jaren weer van zich doen spreken. Het wil de onderneming radicaal veranderen en tot een grote producent van windenergie omvormen, aldus Frank Mastiaux, de nieuwe topman. Hij wil de windproductie van 12% nu tot 40% in 2020 verhogen en de operationele winst in die sector tot 800 miljoen euro verviervoudigen.
‘Producenten windenergie moeten zelf marktrisico nemen’
Terwijl de directeur van EnBW de plannen bekend maakte voor een drastische uitbreiding van het windenergievermogen, liet Bondkanselier Angela Merkel op een congres in Berlijn weten, dat ze de productie daarvan voorlopig wil gaan beperken. Dit omdat er meer windstroom wordt opgewekt dan verwacht werd en die energie niet kan worden afgenomen wegens het ontbreken van voldoende transportleidingen. Soms verdwijnt een deel van de windstroom over de grens naar andere landen. De windproducenten kunnen bij voorrang alles kwijt tegen de afgesproken volle vergoeding van 9 eurocent per kWh, waarvoor op stroombeurzen soms tussen 3,5 en 4,5 eurocent wordt betaald. Alle Duitse stroomgebruikers draaien op voor het verschil van de kosten via een subsidiëring die per gezin nu al 5,3 eurocent per kWh bedraagt, samen per jaar al meer dan 20 miljard euro. De Duitse bondsregering vreest terecht dat deze last voor burgers en bedrijven teveel wordt, en dit met het vooruitzicht op de verkiezingen aanstaande september. Merkel wil om die reden dat de producenten van groene stroom zelf ook een deel van de kosten gaan betalen. Hildegard Müller, voorzitter van de organisatie van Energiebedrijven (BDEW), meent zelfs dat de duurzame stroomopwekkers zelf het totale marktrisico moeten dragen.
Dat de vier kernenergiecentrales, waaraan het energieconcern tot voor kort het grootste deel van zijn inkomsten te danken had, dicht gaan of al zijn, is een gegeven. Dat geldt voor alle Duitse kerncentrales. Voor EnBW komt dit echter goed uit. Want de huidige regering van de deelstaat Baden-Württemberg, met voorop de ‘groenen’, hoort niets liever en is samen met de socialisten sinds kort eigenaar van het energieconcern. Ze hadden zeker ook zelf de atoomcentrales stilgelegd als bondskanselier Merkel dat niet voor ze had gedaan. Meespreken mag ook OEW, een organisatie van elektriciteitsbedrijven in de deelstaat, die onder controle staat van negen districtsbesturen. Met de regering van de deelstaat hebben ze samen rond 90% van de aandelen van EnBW in handen. Voor Mastiaux zijn ‘windplannen’ openbaarde, hadden zij daarvoor al hun goedkeuring gegeven. Machineruimte
Mastiaux was voorheen manager bij E.On en is pas sinds vorig jaar september
Slimme meter van Endesa, Gas Natural Fenosa helpt boeren Door Peter Westhof
Energiebedrijven bevinden zich in een merkwaardig soort spagaat. Aan de ene kant willen ze meer energie verkopen, aan de andere kant zetten ze in op energiebesparing. Dat laatste is ook een soort ‘business’ en heeft mede te maken met de maatschappelijke verantwoordelijkheid die zij voelen. Zo is Endesa in Spanje druk bezig met een installatieprogramma van liefst 13 miljoen slimme meters. Daarnaast helpt Gas Natural Fenosa boeren in Spanje hun energierekening te drukken en zorgt GDF Suez voor een nog lager energieverbruik van farmaciebedrijf Sanofi. Endesa heeft in Spanje al 30% van de traditionele meters door de slimme apparatuur vervangen, zo meldde het bedrijf onlangs. Dat komt neer op 3,5 miljoen slimme meters. De technologie hiervoor is ontwikkeld door moedermaatschappij Enel en wordt ook gebruikt in ‘smart cities’ als Málaga, Barcelona, Búzios (Brazilië) en Santiago (Chili). De slimme meter geeft automatisch aan de energieleverancier door hoeveel gas en elektriciteit men verbruikt. Consumenten kunnen met behulp van de meter ook beter bepalen hoe ze energie kunnen besparen. Miljoenen consumenten in Italië maken al gebruik van de slimme metertechnologie van Enel. Het slimme meterplan van Endesa is erop gericht om de komende jaren in Spanje in totaal 13 miljoen traditionele meters te vervangen. Dit is ook goed voor de werk-gelegenheid, want het levert 2.000 banen op. Die moeten, in lijn met de Europese en Spaanse wetgeving, in 2018 gerealiseerd zijn.
Boeren
Ook bij Gas Natural Fenosa is energiebesparing een belangrijk thema. Dochteronderneming Gas Natural Servicios heeft een contract gesloten met de organisatie ASAJA, de associatie van jonge boeren in Spanje. Doel hiervan is onder meer het promoten van meer energie-efficiency onder de ASAJAleden. Gas Natural Servicios biedt hun schema’s aan, waarmee zij hun energieverbruik kunnen optimaliseren en hun energierekening omlaag kunnen brengen. De leden van ASAJA krijgen toegang tot de voordelen van een speciaal besparingsplan voor ondernemers. Ze kunnen voor een korting van 10 tot 19% op hun energierekening in aanmerking komen, afhankelijk van het soort contract dat zij afsluiten. Als het ASAJA-lid ook gebruik maakt van aardgas, kan daarop een extra korting van 10% worden verkregen. De ASAJA-leden verwerven ook toegang tot de zogeheten Energy Class, een exclusieve service voor kleine en middelgrote bedrijven met een hoge energierekening. Deze bedrijven krijgen
hier een voorkeursbehandeling en kunnen over hun energieverbruik gratis telefonisch advies inwinnen, 365 dagen per jaar. Gas Natural Servicios houdt zich al vijftien jaar bezig met het verbeteren van de efficiency op het gebied van energie. Samenwerking
GDF SUEZ (via dochter Cofely) en farmaceut Sanofi maken ook werk van energiebesparing. Eind juni ondertekenden ze een vijfjarig contract, waarmee ze hun samenwerking verder uitbreidden. In maart 2012 gingen beide partijen al met elkaar in zee voor energiebesparende maatregelen in de vestigingen van Sanofi in Europa en Turkije. De samenwerking beviel zo goed dat het contract nu wordt uitgebreid van drie naar vijf jaar. Bovendien zijn de maatregelen nu ook van toepassing op de vestigingen in de VS, Canada, Mexico, Brazilië, China en Singapore. Alle productielijnen van Sanofi zijn bij het contract betrokken:
bij EnBW. Niettemin lijkt hij de taal van de ‘groenen’ goed te beheersen. “Energiewende. Zeker. Doen”, was het leitmotiv van zijn speech. Hij wil “dichtbij de klanten” zijn, “de machinekamer voor de Energiewende” zijn en “een voorbeeldrol bij de vormgeving van de energiewereld van morgen spelen.” Voorganger van Mastiaux bij EnBW was Hans Peter Villis, die als nalatenschap nog een kolencentrale met 912 megawatt heeft nagelaten, die nog niet in bedrijf is. Maar hij had als directeur ook een regering van christendemocraten, de partij van Angela Merkel, en werd ingeruild voor een man die beter zou passen bij de groen-rode wind die in Baden-Württemberg waait. Afwachten
Voor modernisering van productieinstallaties en infrastructuur, inclusief de uitbreiding van netwerken en windenergie, vooral op land, wil Mastiaux tot 2020 7 miljard euro investeren. Om dat financieel mogelijk te maken, zullen belangen in andere ondernemingen afgestoten worden. Verder zullen van
de ongeveer 300 eigen dochterondernemingen vele worden samengevoegd en strakker georganiseerd worden. Als “één EnBW” presenteerde Mastiaux deze nieuwe strategie. Veel medewerkers van het energiebedrijf kijken daar met zorg en scepsis naar. Sommigen hebben het gevoel dat ze bij een andere onderneming terecht zijn gekomen en vrezen overbodig te zullen worden. “Maar we wachten af”, zegt de vertegenwoordiger van de vakbond Verdi. Financieel staat EnBW er slecht voor. De gedwongen sluiting van inmiddels al twee kerncentrales is een zware last. Bovendien bevat het mismanagement onder de vorige regering van de deelstaat en de gevolgen daarvan voor de onderneming nog altijd veel onzekerheden. De winst voor rente, belastingen en afschrijvingen lag in 2012 met 2,3 miljard euro 18% lager dan in 2010, het nettoresultaat zelfs 32% lager. “Als we zo doorgaan, is het voortbestaan van de onderneming op lange termijn in gevaar”, meent EnBW-directeur financiën Thomas Kusterer. Tot 2020 hoopt hij niettemin de winstgevendheid van EnBW op het huidige niveau te houden.
Tabel stijgers en dalers Periode 27 mei t/m 24 juni 2013 best presterende
EVN
-1.31 %
EDP
-3.20 %
Gasnatural - Union Fenosa
-6.18 %
Iberdrola
-6.38 %
E.On
-7.37 %
minst presterende
GdF Suez/International Power
-9.82 %
Veolia Env
-10.04%
RWE
-10.79 %
National Grid Group
-14.82 %
Enel
-16.55 %
chemicaliën, farmacie, vaccinaties, biotechnologie en dierenwelzijn. “Dankzij deze overeenkomst tussen Sanofi en GDF SUEZ zijn we in staat ons concurrentievermogen te vergroten en onze doelstellingen op het gebied van het milieu te behalen”, stelde Christopher Viehbacher, topman van Sanofi. “Ons target is een energiebesparing van 20% in 2020.” Gerard Mestrallet, topman van GDF SUEZ stelde: “De samenwerking met Sanofi is een goed voorbeeld van ons treven om onze industriële
partners van innovatieve, succesvolle en duurzame oplossingen te voorzien.” Sinds het begin van de samenwerking in 2012 zijn de twee partijen vijf projecten in Frankrijk, Italië en Duitsland gestart. Deze projecten betroffen de installatie van duurzame gasturbines en biomassa-boilers. Hiermee krijgen de Sanofi-vestigingen een flinke duurzame impuls.
3 ANALYSE energiebeleid Energie Actueel | jaargang 16, nummer 6 | dinsdag 2 juli 2013
Column
Is drie meer dan één? En hoeveel dan?
In Brussel woedt een heftig debat over de vraag welke doelen en welke beleidsinzet Europa na 2020 moet formuleren. Nederland heeft nog geen standpunt geformuleerd. Voor zover nu standpunten van landen zijn te bepalen, vallen die in drie groepen uiteen. Een klein aantal landen wil alleen Europese inzet om klimaatverandering tegen te gaan nadat er internationale afspraken zijn gemaakt.
Pieter Boot is verbonden aan het Planbureau voor de Leefomgeving. Voor zover nu standpunten van landen zijn te bepalen, vallen die in drie groepen uiteen. Een klein aantal landen wil alleen Europese inzet om klimaatverandering tegen te gaan nadat er internationale afspraken zijn gemaakt. Polen is daarvan de woordvoerder. Veel landen zetten in op een nu te formuleren al of niet voorwaardelijk klimaatdoel voor 2030, maar geen andere inzake hernieuwbare energie of energiebesparing. Groot-Brittannië, Spanje en Italië zijn hiervan voorbeelden. Het belangrijkste argument van deze landen is dat één klimaatdoel goedkoper is om te realiseren dan drie aparte doelen. Een derde groep bestaat uit de landen die wel meerdere doelen willen: soms op het terrein van het tegengaan van klimaatverandering en het bevorderen van hernieuwbare energie (Oostenrijk), of ook een doel
voor energiebesparing (Denemarken). Veel landen weten het nog niet (zoals Nederland) of zijn openlijk verdeeld (Frankrijk, Duitsland). Een veelgehoorde argumentatie is dat de huidige Europese beleidsinzet met drie aparte doelen duurder is dan wanneer we er slechts één zouden hebben. Dat klopt, maar alleen als je niet verder kijkt dan het emissiedoel van 2020. In plaats van discussiëren over doelstellingen is het interessanter om te kijken naar de in te zetten beleidsinstrumenten. Een recente PBL-studie (EU Policy Options for Climate and Energy beyond 2020) gaat hierop in. Daarin wordt beargumenteerd dat het op langere termijn goedkoper is gericht beleid te voeren inzake meer energiebesparing, tegengaan van klimaatverandering en energie-innovatie dan alleen een broeikasgasaanpak te hanteren, omdat de barrières die het behalen van deze doelen in de weg staan zo verschillend zijn.
Energiebesparing vindt niet plaats omdat eigenaars en huurders verschillende belangen hebben, of omdat mensen tegen de rompslomp in hun huis opzien. Windmolens op zee worden niet gebouwd omdat ze duur zijn. Als je al die zaken met één CO2-prijs wil aanpakken, moet die erg hoog zijn. Maatwerk is niet alleen slimmer dan confectie, maar ook goedkoper. Economen stellen dat één klimaatdoel het goedkoopst gerealiseerd kan worden door een systeem met verhandelbare rechten, gedreven door een prijs voor broeikasgassen. De hoogte van deze prijs is dan een indicatie van de marginale koste die je moet maken, de kosten van de laatste eenheid reductie die nodig is om het doel te realiseren. In modellen hoeft die prijs niet zo hoog te zijn omdat economen van een rationele wereld uitgaan, waarin goedkope maatregelen het eerst gerealiseerd worden en dure wachten. Maar zo gaat het in de werkelijkheid niet.
In werkelijkheid worden maatregelen die minder weerstand oproepen of die zichtbaar zijn eerder genomen. Dus wel zon-PV en geen muurisolatie. We willen doelen in 2020 realiseren, maar weten ook wel dat je aan de verdere toekomst moet werken en zetten een beetje in op innovatie. Dat gebeurt allemaal betrekkelijk los van elkaar. Het Nederlandse kabinet verhoogde het budget voor hernieuwbare energie om een hoger doel voor hernieuwbare energie te halen. Waarschijnlijk deed het dat in de veronderstelling dat dit een nuttige bijdrage aan innovatie is. Tegelijk bleef het R&D-budget constant en bescheiden rond de 100-150 miljoen per jaar. De kans om door een gecombineerde inzet van ‘uitrol’ en ‘leren’ bij bijvoorbeeld wind op zee de kosten te verlagen, werd nog niet helemaal benut. Dat geldt in nog sterkere mate voor CCS, waarvan deze noodzakelijk is om een energietransitie in ons land te realiseren, maar waarvan de toepassing stagneert. Een doel van
hernieuwbaar is dus zowel te groot (snelle inzet op veel biomassa stimuleert weinig innovatie), als te klein (CCS wordt vergeten). Iets anders ligt het bij energiebesparing. In veel landen heeft de recente Energy Efficiency Directive tot nieuwe beleids aandacht geleid. Dat is nuttig, want energiebesparing is het moeilijkste onderdeel van het energiebeleid. We willen het allemaal, maar weten niet hoe. Opmerkelijk is dat vrijwel geen enkel land een nieuw besparingsdoel na 2020 wil. Waarschijnlijk is dat omdat de meting van energiebesparing zo ingewikkeld is gemaakt dat niemand weet waaraan hij begint, of omdat men vindt dat energiebesparing beter een nationale verantwoordelijkheid kan zijn. Dat laatste is maar ten dele waar, want strikte efficiencystandaarden voor auto’s of voor apparaten via de Ecodesign Directive zijn buitengewoon belangrijk. Ook hier dreigt de vraag naar meer of minder doelen in de weg te komen staan van de zinvollere vraag naar wat effectief en efficiënt beleid is. Kortom, de Europese landen dreigen in een debat te komen waarin ideologie of retoriek de overhand kan krijgen op beleidsanalyse. Dat zou jammer zijn, want een kosteneffectieve langetermijnaanpak is mogelijk. Energiebesparing zou daarin het startpunt zijn en innovatie een centrale plaats krijgen; het klimaatdoel past daarin, gezien de mondiale bijdrage die Europa wil leveren en voor hernieuwbare energie organiseer je investeringszekerheid. Drie is toch meer dan één.
Industriepolitiek voor Britse offshore wind investeringen in offshore wind verder stimuleert en de motor zijn achter de schepping van duizenden banen in de sector zelf en in de toeleverende industrieën. Fallon: “Offshore wind is een enorm Brits succesverhaal. We hebben meer wind op zee geïnstalleerd dan de rest van de wereld bij elkaar. De oprichting van deze door de industrie geleide organisatie en onze steun voor innovatieve projecten zullen de Britse economie verdere grote voordelen brengen.’’ Zekerheid voor investeerder
Michael Fallon, staatssecretaris voor Energie en Economie: “Offshore wind is een enorm Brits succesverhaal. We hebben meer wind op zee geïnstalleerd dan de rest van de wereld bij elkaar.” Door Arjan schippers, Londen
Groot-Brittannië richt een investeringsorganisatie op voor offshore wind. Daarmee moet een gericht industrieel beleid voor wind op zee gestalte krijgen. De Britse staatssecretaris voor Energie en Economie, Michael Fallon, kondigde de oprichting van de Offshore Wind Investment Organisation (OWIO) aan op de jaarlijkse offshore wind conferentie van brancheorganisatie RenewablesUK. De OWIO moet een partnerschap worden tussen bedrijfsleven en overheid dat
De minister wees op nieuwe wetgeving, de Electricity Market Reform, die met contractprijzen voor duurzame energie investeerders zekerheid voor de toekomst zal verschaffen, en op de offshore windstrategie, die later dit jaar wordt gepubliceerd. De OWIO is daar onderdeel van en het is de bedoeling dat de organisatie investeringen in en naar Groot-Brittannië aantrekt. De focus die de OWIO daarbij heeft op de toeleveringsketen kan volgens de minister helpen de kosten van offshore wind te verlagen. Dat is broodnodig, aldus Fallon, die verder het belang van innovatie benadrukte. Hij maakte daarom subsidies bekend voor drie innovatieve projecten in de toeleveringsketen. Uitgelezen kans
Op dezelfde conferentie werd ook het rapport ‘Building an Industry’
gepresenteerd, dat werd geschreven werd in opdracht van RenewableUK. Het rapport maakt duidelijk wat er nodig is voor de verwezenlijking van de ambitieuze Britse doelstellingen op het gebied van offshore wind en de enorme kansen die daardoor worden geschapen voor de economie. Op het moment zijn er in de Britse wateren windparken operationeel met een gezamenlijk vermogen van 3,3 gigawatt (GW). Die leveren jaarlijks 8 terawattuur (TWh), voldoende stroom voor twee miljoen huishoudens. Naast de reeds geïnstalleerde capaciteit is er nog eens 3,8 GW in aanbouw of heeft inmiddels vergunning. Verder zit er nog 7,8 GW aan capaciteit in de planning. De overheid heeft de ambitie om, afhankelijk van verschillende factoren zoals kostprijsontwikkeling, in 2020 tussen de 11 GW en 18 GW aan offshore wind operationeel te hebben. En daar zal het niet bij blijven. Met de zeegebieden die in de zogeheten derde ronde zijn aangewezen, kan het totaal na 2020 tot 31 GW oplopen. Dat is een grote uitdaging, maar het is volgens het rapport ook een uitgelezen kans voor Groot-Brittannië om daaromheen een industrie op te bouwen die duizenden banen schept. Alleen om de bestaande Britse plannen te realiseren zijn 33 faciliteiten en fabrieken nodig. Als een groot deel daarvan zich in Groot-Brittannië vestigt, brengt dat
Tienduizenden nieuwe banen door Britse offshore windprogramma Volgens het rapport ‘Building an Industry’ heeft de Britse offshore windindustrie tussen nu en 2030 meer dan 7.900 turbinemasten nodig, bijna 24.000 wieken en meer dan 9.000 kilometer aan onderzeese kabel.
op het gebied van offshore wind (samen net zoveel als Groot-Brittannië alleen, 18 GW voor 2020) en daarvoor zou nog eens een verdubbeling van bovenstaande productiecapaciteit nodig zijn. Groot-Brittannië heeft op het moment slechts een beperkte productiecapaciteit. Bedrijven als Vestas Dat betekent dat er zeven fabrieken voor turbinemasten nodig zijn, zeven om wie- en Siemens hebben wel belangstelling om te investeren in productie op de ken te fabriceren, nog eens zeven voor Britse eilanden, maar twijfelen omdat nacelles (behuizing op de top van windmasten, red.), zes fabrieken voor fundering- het regeringsbeleid tot nu toe weinig vertrouwen voor de toekomst gaf. en, zes voor offshore transformatoren Misschien dat de OWIO hen over de en zes voor onderzeese kabels. Ook zijn streep trekt. Een dynamische offshore er meer schepen nodig voor constructie windindustrie aan de overkant van de en onderhoud. Al met al een complete industrie, goed voor tienduizenden banen. Noordzee zou ook gunstig kunnen uitpakken voor de Nederlandse ambities op het gebied van windparken in zee. Over de streep trekken De rest van Europa heeft ook ambities
het land enorme economische voordelen en kan het zijn positie als wereldleider in offshore wind verstevigen. Maria McCaffery, de chief executive van RenewableUK: “We hebben allemaal gezien wat offshore olie
en gas exploratie de afgelopen veertig jaar voor de Britse economie hebben gedaan. Offshore wind is nog groter.”
4 THEMA marktmodel Energie Actueel | jaargang 16, nummer 6 | dinsdag 2 juli 2013
Nieuwe marktmodel: duidelijkheid, transparantie en eenvoud
Energieleverancier voortaan centrale aanspreekpunt klant
DOOR ALEXANDER HAJE Op 1 augustus 2013 treedt het nieuwe marktmodel binnen de energiesector in werking, vier maanden later dan aanvankelijk de bedoeling was. Vanaf die datum is de energieleverancier nog het enige aanspreekpunt voor huishoudens en kleinzakelijke klanten. De netbeheerder raakt daardoor buiten beeld. Tot voor kort was die verantwoordelijk voor de verwerking van de meterstanden en het factureren van de netwerkkosten. Maar op 1 augustus neemt de energieleverancier die taken van hem over. Klanten ontvangen straks een energierekening met verbruiks- en netwerkkosten op één factuur samengebracht. De gecombineerde energierekening maakt de energiekosten voor de klant inzichtelijker en vergemakkelijkt het betalingsproces.
Arthur van Wylick (NEDU) over invoering nieuwe marktmodel
‘Die vier maanden uitstel is volledig te rechtvaardigen’ De eerder geplande datum van invoering, 1 april 2013, werd weliswaar niet gehaald. Maar nu is de energiesector er helemaal klaar voor om het nieuwe marktmodel in werking te laten treden. Dat zegt Arthur van Wylick, directeur van EDSN en voorzitter van NEDU. “Het is onaanvaardbaar om bij zo’n ingrijpende operatie risico’s te nemen.” Van Wylick, directeur van Energie Data Service Nederland (EDSN) en voorzitter van de Vereniging Nederlandse EnergieData Uitwisseling (NEDU), wijst op de complexiteit die deze ingreep met zich meebrengt. “We hadden dit voorjaar
teveel twijfels of we als sector de overstap naar het nieuwe marktmodel vlekkeloos konden maken. En dat was voor ons reden genoeg om geen enkel risico te nemen en te wachten tot 1 augustus aanstaande.” Complexer
- Kunt u uitleggen waarom 1 april dit jaar niet is gehaald? Van Wylick: “Er is heel hard aan gewerkt om die datum wel te halen. Maar wat je wel vaker ziet bij dit soort heel grote ICT-projecten, is dat er toch vertraging optreedt. Die vertraging komt onder meer voort uit het feit dat niet alle specificaties op tijd klaar waren, en de bouw van de systemen complexer bleek. We hebben
Lifeline
Van Wylick legt uit waarom de invoering van een nieuw marktmodel binnen de energiesector noodzakelijk is en blikt terug naar de jaren 2003 tot 2005. “Wat er in die periode haperde, was dat meterstanden niet of onvoldoende beschikbaar waren. Daardoor werden er fouten gemaakt. En meterstanden zijn nu juist voor energieleveranciers de lifeline waarop ze hun commerciële activiteiten baseren. Dat is de basis voor de afrekening met klanten. Dat is ook de basis voor switchen van leverancier en de basis voor verhuizingen. Die verantwoordelijkheid voor de juiste meterstanden komt nu met de invoering van het nieuwe marktmodel bij de
leveranciers te liggen. Dat zorgt ervoor dat problemen uit het verleden niet meer kunnen voorkomen, omdat er meer eenduidigheid is in de afhandeling van processen. Alles wordt nu geconcen treerd bij één marktpartij: de energieleverancier. Je ziet dat iedereen het commerciële spel goed onder de knie heeft en dat de hele administratieve afhandeling – verhuizingen en switchen van leverancier – nu heel soepel verloopt.” Spannend
- Wat moet er nu nog gebeuren om die invoering op 1 augustus soepel en probleemloos te laten verlopen? “Er wordt nu door alle betrokken partijen nog intensief getest, zodat straks de overstap ook inderdaad vlekkeloos verloopt. Zowel door energieleveranciers, netbeheerders als programmaverantwoordelijken. Die tests hebben betrekking op de nieuwe centrale ICT-systemen en individuele ICT-systemen. Mogelijke knelpunten en fouten kunnen nu nog worden opgelost.” - Wat is de rol van EDSN in dit hele proces? “EDSN is de spil in dit traject. EDSN bouwt de centrale ICT-systemen in opdracht van de netbeheerders. En EDSN faciliteert alle sectortesten in opdracht van NEDU en daarmee dus van alle marktpartijen.”
- Waar zitten nog mogelijke bottle necks die voor problemen zouden kunnen zorgen? “Er zijn eigenlijk twee soorten risico’s. Het eerste risico is de conversie zelf, de overgang van de oude naar de nieuwe systemen. Dat hebben we al een aantal keren geoefend en dat gaan we nogmaals testen. Een tweede risico is dat er op 1 augustus bij alle marktpartijen in een versneld tempo transacties - switches, verhuizingen - die een paar dagen zijn blijven liggen moeten worden verwerkt. Je zit, met andere woorden, met een achterstand van een paar dagen. Na 1 augustus weten we pas zeker of alles zonder problemen is verlopen. Zo’n conversie blijft tot op het allerlaatste moment spannend.”
Arthur van Wylick (NEDU/ EDSN): “Het gaat uiteindelijk om de klant: die mag niets merken van wat er nu achter de schermen gebeurt.”
‘Performance ook in 2013 vasthouden’
Van Wylick: “In het afgelopen jaar hebben we als energiesector over de hele linie zeer goed gepresteerd op de zakelijke en consumentenmarkt. Verstoringen werden snel opgelost en het verhuizen en switchen van klanten verliep uitstekend. Die performance zou ik graag in 2013 vasthouden. We hebben inmiddels laten zien dat we als energiesector goed uit de voeten kunnen met de vrije markt. Laten we dat ook zo houden.”
C-AR: 14 miljoen aansluitgegevens in één Centraal Aansluitingen Register
Nieuwe marktmodel onderdeel programma ‘Stroomopwaarts’ Begin 2011 zijn de wetsvoorstellen ‘Verbetering werking Elektriciteitsen Gaswet’ en de novelle met daarin een aantal aanpassingen op het wetsvoorstel aangenomen door de Eerste Kamer. Hiermee werd de weg vrijgemaakt voor de implementatie van het nieuwe marktmodel en de herstart van het programma ‘Stroomopwaarts’, dat door de energiesector na het liberaliseren van de huishoudelijke en kleinzakelijke energiemarkt in gang is gezet. Een deel van de inhoud van ‘Stroomopwaarts’ is al gerealiseerd. Zo zijn de nieuwe grens grootverbruik/ kleinverbruik gas en het capaciteitstarief per 1 januari 2009 in werking getreden. Installatie, onderhoud en beheer van de meetinrichting voor kleinverbruik komt voor rekening van de netbeheerder. Die is vanaf 1 januari 2012 verplicht om slimme meters te plaatsen in nieuwbouwwoningen en te renoveren woningen. Vanaf 2014 moet de slimme meter (na een kabinetsbesluit) grootschalig worden uitgerold bij alle bestaande huishoudelijke aansluitingen.
toen in gezamenlijkheid besloten om die datum uit te stellen. Waarom? Omdat je anders het risico loopt dat zo’n mutatie gepaard gaat met uitval en problemen. Waardoor je een situatie krijgt die onwenselijk is. We hebben dat besluit uiteraard in nauw overleg met het ministerie van Economische Zaken en de Autoriteit Consument en Markt, de ACM, genomen. Ook EZ en de ACM waren ervan overtuigd dat een vlekkeloze invoering van het nieuwe marktmodel, zonder dat de klant er wat van merkte, niet gegarandeerd kon worden. En dat het beter was om het uit te stellen tot 1 augustus dit jaar. Want het gaat bij dit marktmodel uiteindelijk maar om één ding: meer transparantie en eenduidigheid voor de afnemer, de klant. Hij mag niets merken van deze operatie en moet zonder haperen op tijd zijn factuur ontvangen. Daar mag niets aan schorten. Waarom zou je risico’s nemen als je twijfels hebt of je als sector wel helemaal klaar bent voor zo’n operatie? Dan is uitstel van vier maanden volledig te rechtvaardigen.”
Alle huishoudens in Nederland krijgen vanaf 1 augustus nog maar één energienota waarop alle verschillende kosten staan vermeld: van hun leverancier.
Tot voor kort hadden alle regionale netbeheerders in ons land een eigen database met de aansluitgegevens van hun huishoudelijke en kleinzakelijke klanten. In 2009 werd onder leiding van EDSN begonnen om deze 14 miljoen gas- en elektriciteitsaansluitingen onder te brengen in een Centraal Aansluitingen Register (C-AR). Het elektronische berichtenverkeer tussen de verschillende partijen wordt hierdoor sterk vereenvoudigd. En dat maakt de afhandeling
van marktprocessen transparanter, simpeler en eenduidiger.
staan in het C-AR geregistreerd. Energieleveranciers hebben met het in werking treden van het nieuwe marktHet C-AR houdt de specifieke gegevens model rechtstreeks (zonder tussenkomst van elke aansluiting (zowel groot- als van de netbeheerder) toegang tot deze kleinverbruik) centraal bij in een centrale database. In het C-AR kan op database die wordt beheerd door EDSN. elk moment slechts één leverancier per In C-AR zijn de fysieke eigenschappen aansluiting geldig zijn. Conflicten over van de aansluitingen (zoals de aansluit- welke leverancier wanneer een aansluiting waarde en indicatie of een aansluiting heeft beleverd, zullen daardoor tot het is afgesloten) opgenomen. Maar ook verleden behoren. gegevens over de energieleverancier, PV-partij en meetverantwoordelijke
EDSN stroomlijnt berichtenverkeer in de energiemarkt Energie Data Services Nederland (EDSN) werd in 2007 opgericht. Het fungeert als platform voor administratieve verbindingen tussen de marktpartijen in de energiesector. EDSN is de uitvoerende organisatie van Vereniging Nederlandse EnergieData Uitwisseling (NEDU). EDSN ondersteunt het berichtenverkeer tussen partijen in de energiemarkt. Bij het wisselen van leverancier, bij verhuizingen en bij het wijzigen van klantgegevens moet een groot aantal administratieve gegevens worden uitgewisseld tussen de partijen in de energiesector.
EDSN stroomlijnt en borgt de kwaliteit van deze processen tussen de energiebedrijven. Het heeft de taak de processen in de energiemarkt verder te standaardiseren en centraliseren. Het platform is tevens een ontmoetingsplaats waar marktpartijen samenwerken om de
marktprocessen en het dataverkeer vorm te geven. Zoals nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de slimme meter, smart grids, elektrisch vervoer en duurzame decentrale opwekking. Al deze ontwikkelingen vereisen een betrouwbaar en efficiënt dataverkeer tussen partijen in de energiemarkt.
5 THEMA marktmodel Energie Actueel | jaargang 16, nummer 6 | dinsdag 2 juli 2013
Arjan Ten Elshof, directeur Supply van Eneco
‘Geen kwestie van zomaar even een knop omzetten’ Ruim een jaar is er door Eneco gewerkt aan de voorbereidingen om op 1 augustus definitief over te stappen op het nieuwe marktmodel, zegt Arjan ten Elshof, directeur Supply van Eneco. “Dit ICT-traject vraagt veel tijd en menskracht binnen onze organisatie. Het is niet zomaar even een knop omzetten.” Ten Elshof noemt de transitie naar het nieuwe marktmodel een zeer zwaar dossier. “Het betekent dat er veel processen anders gaan lopen na 1 augustus. De transitie vraagt een ingrijpende verandering in de huidige IT-systemen om straks met die nieuwe processen te kunnen gaan werken. De lange voorbereiding die we hebben gehad en de vier extra maanden die ons nu gegeven zijn, maakt dat we hebben kunnen werken aan nog robuustere centrale IT-systemen. Daardoor hebben we nu wél het volste vertrouwen dat de transitie probleemloos zal verlopen. Dat collectieve vertrouwen ontbrak in april.” Nieuwe databases
Ten Elshof: “Rond 1 augustus worden door de netbeheerders alle data (aansluitgegevens) in het centrale aansluitingenregister overgezet naar een nieuwe versie van het Centraal Aansluitingen Register, het C-AR. Daarmee wordt het mogelijk om allerlei nieuwe informatie toe te voegen en dat levert vervolgens weer
nieuwe toepassingsmogelijkheden op. Dat betekent dat er 7,7 miljoen huishoudens in Nederland worden omgezet naar het nieuwe datamodel. Natuurlijk gaan we daarvoor niet over één nacht ijs. We hebben diverse tests uitgevoerd om de kans op problemen te minimaliseren. Wat deze operatie extra complex maakt, is dat de transitie tegelijkertijd plaatsvindt bij alle betrokken partijen in de sector, netbeheerders en energieleveranciers.” Discussies
Zo’n acht jaar geleden begonnen de gesprekken tussen de toen nog geïntegreerde energiebedrijven en de overheid over het nog beter laten werken van de energiesector, zegt Ten Elshof. “Bij het vrijkomen van de markt in 2004 traden er allerlei problemen op die deze discussie met de energietoezichthouder in gang zetten. Administratieve processen werkten niet optimaal en dat zorgde voor de nodige problemen. Uit de intensieve discussie die volgde, kwam het nieuwe marktmodel voort.” Meetdataketen
Ten Elshof: “De belangrijkste elementen uit het nieuwe marktmodel zijn het leveranciersmodel en het omdraaien van de meetdataketen, waarbij de leverancier verantwoordelijk wordt voor het ophalen de meterstanden. Gaandeweg is daar – buiten de wet om - door de netbeheerders zelf het initiatief genomen om daar het Centraal Aansluitingen
Register aan toe te voegen. C-AR is ontstaan op vrijwillige basis. Feitelijk zijn dat de drie hoofdcomponenten van de wijzigingen die nu op 1 augustus worden doorgevoerd.” Noodzaak
Parallel aan die discussie en het programma ‘Stroomopwaarts’ dat de energiesector in gang zette om verbeteringen door te voeren, zijn de administratieve processen wel steeds beter gaan werken, memoreert Ten Elshof. “Als je nu terugkijkt, dan was naar mijn mening de noodzaak tot deze ingrijpende verandering minder groot dan toen werd gedacht.” Hoewel hij de invoering van het nieuwe marktmodel een goede zaak vindt, denkt Ten Elshof dat het een gering effect zal hebben op de administratieve werking van processen. “Sinds het vrijkomen van de energiemarkt in 2004 heeft de energiesector er zelf al grotendeels voor gezorgd dat problemen uit het verleden zijn opgelost. Daarvoor heb je geen nieuw marktmodel nodig. Wel denk ik dat het bijdraagt aan meer helderheid en versimpeling voor de klant.” Er is wellicht nog een derde voordeel, zegt hij. “Met de drie componenten die we nu gaan veranderen in de markt ontstaat weer een nieuwe route om toekomstige verbeteringen door te voeren. De voordelen van C-AR zitten niet zozeer in het operationeel worden ervan, maar veel meer om uitdagingen beter aan te kunnen.” Toekomst
Die uitdagingen hebben betrekking op een consument die steeds kritischer en mondiger wordt, zegt Ten Elshof. “En die steeds vaker zijn eigen plan trekt bij wie hij zijn energie wil betrekken. Dat is nu al zo en wordt nog sterker. Een andere belangrijke ontwikkeling
is dat de klant steeds onafhankelijker wil zijn van zijn energieleverancier en zelf stroom wil opwekken en opslaan. Denk aan zonnepanelen. Denk ook aan elektrische auto’s. De consument van nu kan zomaar een producent van de toekomst worden. Hij is én consument én producent, en beslist zelf wat hij met zijn opgewekte elektriciteit wil gaan doen. Opslaan, terugleveren aan het net of bijvoorbeeld verkopen aan zijn buurman. Of verkopen aan het net van een groot industrieel bedrijf dat die stroom weer goed kan gebruiken. Kortom, er zullen meer keuzes en mogelijkheden ontstaan in de toekomst en die vragen om een systeem dat dat administratief kan managen.” Eenvoudiger
Het nieuwe marktmodel en Centraal Aansluitingen Register kunnen dit soort veranderingen beter en eenvoudiger stroomlijnen, zegt Ten Elshof. “Op het moment dat je zou besluiten om real time pricing voor de consument te gaan invoeren – dat gebeurt bij grootverbruikers al geruime tijd, zij betalen de stroomprijs die op dat moment actueel is -, dan helpt het als je nog maar één aansluitingenregister hebt. Zou er sprake zijn van meerdere registers, dan is real time pricing qua implementatie weer een stuk ingewikkelder.”
vergemakkelijkt de communicatie. Je maakt afspraken met elkaar op één en hetzelfde platform. Zo’n centrale database kan op den duur uitgroeien tot een database voor heel Nederland.” Uitgangspunt
C-AR zal dus een goed uitgangspunt kunnen zijn voor toekomstige veranderingen, zegt Ten Elshof. “Het is bedacht vanuit een efficiency drive. Op korte termijn biedt het vereenvoudiging en ondersteuning, op langere termijn is het een stekkerdoos waarin nieuwe functies kunnen worden geplugd. Binnen het bestuur van EDSN en NEDU, alsook in de ledenvergadering en verschillende ondersteunende commissies, bespreken we toekomstige ontwikkelingen. Er wordt heel scherp naar dat vergezicht gekeken. Zonder dat we overigens weten welke kant het precies uitgaat. Dat maakt de uitdaging om ons nu al te prepareren op de toekomst alleen nog maar groter.”
Eén platform
Ten Elshof: “Het allocatie- en reconciliatieproces moet flink op de schop als je met real time pricing aan de slag gaat. Met één centraal aansluitingenregister verlopen die processen soepeler, want je beschikt dan immers over één basis voor verrekening. Je hoeft zaken maar op één plek aan te passen en kunt processen centraal faciliteren. Dat voorkomt vergissingen en het
Arjan ten Elshof (Eneco): “De uitdaging om ons te prepareren op de toekomst wordt alleen nog maar groter.”
Autoriteit Consument & Markt
Energieleveranciers presteren goed sinds 2008 Een goede graadmeter voor de kwaliteit van de administratieve processen van de energieleverancier is de tijdigheid van het versturen van de jaar- en eindafrekening. Dat stelt de energietoezichthouder, Autoriteit Consument & Markt (ACM). Na het liberaliseren van de markt hadden energieleveranciers grote moeite om te voldoen aan de wettelijke termijn voor het versturen van een factuur. Vanaf 2007 presteerden energieleveranciers steeds beter en vanaf 2008 zelfs goed, aldus de toezichthouder. Dit blijkt uit de scorecard die ACM hanteert als instrument om dit te meten. Op de Energiewijzer van Consuwijzer (http://www.consuwijzer.nl/energiewijzer)
worden de scores vermeld van de tijdigheid van de factuur. Hieruit blijkt dat er nu nauwelijks problemen zijn op dit vlak. De uitdaging voor energiebedrijven is om nu de factuur zelf begrijpelijker en eenvoudiger te maken voor de consument.
er één aanspreekpunt is voor hun energievoorziening. Zij betalen in het nieuwe model zowel leverings- als netwerkkosten aan de leveranciers. Ook kunnen zij daar met al hun vragen terecht.
Keuze
De administratieve problemen die destijds speelden binnen de energiesector zijn algemeen bekend, zegt Autoriteit Consument & Markt. Ze onderschrijft daarom des te meer de noodzaak tot het voorkomen van problemen na de invoer van het nieuwe marktmodel. Op dit moment zijn er geen grote administratieve problemen, laat ACM desgevraagd weten. Ze wijst er verder nog op dat de transitie zonder terugval in de administratie dient te verlopen.
Het is de keuze van de minister van Economische Zaken geweest om de Tweede Kamer in 2007/2008, in reactie op de administratieve problemen na de marktliberalisering in 2004, structurele verbetering te beloven. Deze belofte is vorm gegeven - via een nieuw marktmodel - in de wet. In dit nieuwe model stelt ACM de consument centraal. Van belang is, aldus de toezichthouder, dat het voor consumenten duidelijker wordt dat
Geen terugval
Netbeheerder Endinet
‘Voorbereid zijn op verdergaande centralisering in de energiesector’ Van de acht netbeheerders die inmiddels hun aansluitgegevens hebben overgezet naar het Centraal Aansluitingen Register (C-AR) was Endinet onlangs de hekkensluiter. De netbeheerder telt 513.000 gas- en elektriciteitsaansluitingen in Oost-Brabant. Herwin Stegeman, projectleider bij Endinet: “Begin juni
hebben we alle data overgezet. Met nul uitval kunnen we terugkijken op een succesvolle migratie.”
getest. Uitgangspunt was om met zo min mogelijk uitval tot een dataconversie te komen.”
Stegeman: “We hebben het afgelopen jaar deze overstap technisch en functioneel terdege voorbereid. Dat betekent dat we die via een aantal proefmigraties hebben
Nieuwe versie
Stegeman: “Op 1 augustus gaan we over naar een nieuwe versie van het C-AR. Ook gaan we, zoals bekend, over naar
het leveranciersmodel, waarbij de facturering voortaan door de energieleverancier wordt verzorgd. De omdraaiing van de meetdataketen is de derde component van het nieuwe marktmodel.” De Brabantse netbeheerder heeft de afgelopen maanden veel mensen binnen de organisatie vrijgemaakt om de migratie
soepel te laten verlopen, zegt Stegeman. “Daarnaast hebben we er voor gekozen om een nieuw systeemlandschap te introduceren. Dat betekent dat we overgaan naar nieuwe systemen om voorbereid te zijn op een verdergaande centralisering in de energiesector.”
6 SERIE fresh energy Energie Actueel | jaargang 16, nummer 6 | dinsdag 2 juli 2013
De toekomst van de energievoorziening Ze zijn jong en ambitieus en geven mede richting aan een duurzame, betrouwbare en betaalbare energievoorziening van de toekomst. Wat drijft deze nieuwe lichting medewerkers van energiebedrijven? Waarom hebben ze voor deze dynamische sector gekozen? En hoe geven zij op hun terrein vorm aan oplossingen voor de essentiële energievraagstukken?
‘De klant staat bij ons altijd centraal’ Matthijs Lugtenburg, manager Productmanagement DELTA
In deze serie laat Energie Actueel de aanstormende top van de Nederlandse energiesector aan het woord over hun werk, hun doelen en hun visie op het energielandschap van straks. In dit elfde deel Matthijs Lugtenburg van DELTA. DOOR SANDER SCHILDERS “Ik kom uit Vlissingen en heb in Tilburg marketing gestudeerd. Omdat ik eigenlijk graag in Vlissingen wilde blijven wonen, was DELTA toen een logische keuze. In deze regio heb je namelijk niet veel bedrijven met een eigen marketingafdeling. Bij veel grote bedrijven in de regio is die vaak elders in het land of zelfs elders in de wereld gevestigd. In de periode dat ik zoekende was naar een baan, ben ik ook even vervangend docent economie geweest op een VMBO-school. Al snel brak het gebrek aan pedagogische achtergrond me op en bleek dit niet mijn roeping te zijn. Toen het uitzendbureau belde of ik niet aan de bak wilde bij DELTA, was de keuze dan ook snel gemaakt.”
“Door de liberalisering van de energiemarkt moest DELTA de facturen en contracten herzien. Meterstanden moesten worden overgetypt. Op hoogtijdagen zaten we met 250 man in een oude fabriek van Philips. Ik heb in die beginperiode bij DELTA links en rechts mijn cv laten vallen en van het één kwam het ander. Met de vrije energiemarkt ontstond ook de behoefte om meer en meer van je klanten te weten. Dus werd er een database opgezet. Toen er bij de retailtak ineens drie dames tegelijkertijd weggingen op de afdeling marketing intelligence, kon ik daar aan het werk en zat ik direct in de goede hoek.” Loyaal
“Onze klanten bevinden zich voornamelijk hier in Zeeland en zijn loyaal. Zo hebben we in 2012 slechts 1,5% klanten verloren aan de concurrentie, terwijl landelijk ongeveer 12,7% overstapt. Onze retentiestrategie voeren we heel bewust, we letten daarbij ook goed op onze concurrenten. Wij willen waarde bieden aan onze klanten door hoge kwaliteit tegen een faire prijs te bieden. Wil je het onderste uit de kan, dan moet je niet bij ons zijn, zo simpel is het. Maar we zijn ook zeker niet de duurste, dus we hebben een bewuste prijspositie en we geloven erin dat we onder andere met onze service net dat beetje meer waard zijn.” “Ik heb 1,5 jaar als databasemarketeer
gewerkt. Maar door het lokale/regionale zijn we bij DELTA niet alleen afhankelijk van die database. Je spreekt ook gewoon je klanten op een feestje, op een verjaardag of als je op de bus staat te wachten. Je krijgt je informatie uit diverse hoeken en de database is daar eentje van. Daar voegen we natuurlijk extra informatie, zoals geotypologie aan toe en allerhande verrijkingsslagen om meer en meer van de klant te weten. Als je onze energieklant beschrijft, dan beschrijf je eigenlijk de Zeeuw. Zeeuwen zijn nuchter, eerlijk en kopen graag bij Zeeuwen. Ze zijn ook loyaal, misschien loyaler dan een Randstedeling. Maar als ze eenmaal weg zijn, komen ze ook lastig terug. Dus het is van groot belang om ze gebonden en loyaal te houden. Hoewel DELTA nu nog vooral gericht is op Zeeland, kunnen we heel Nederland bedienen. Dit kan met elektriciteit en gas, we zijn bijvoorbeeld te vinden op de prijsvergelijkingssites en groeien daarmee lichtjes buiten Zeeland, maar ook met andere proposities. Zo kunnen we bijvoorbeeld met DELTA Zon Garant een bepaalde nichemarkt aanspreken die ook breder in Nederland bestaat, en daarmee onze visie op comfort ook buiten Zeeland exploiteren.” Beleving
“Als je kijkt naar je energiehuishouding of de impact van energie op je leefcomfort, dan wordt dat de laatste jaren een stuk tastbaarder door middel van
CV Matthijs Lugtenburg 1982: 2000: 2004: 2004: 2005: 2007: 2011 - heden:
geboren in Vlissingen atheneum, CSW Middelburg drs. bedrijfseconomie, service & retailmarketing, Universiteit van Tilburg vervangend docent Economie, VMBO, CSW Middelburg markt- & concurrentieanalist DELTA, Middelburg productmanager Kleinzakelijke Markt DELTA manager Productmanagement DELTA
allerhande hulpmiddelen. Was voorheen de prijs het enige tastbare waarop je je kon onderscheiden, nu beschikken energieleveranciers over middelen om het tussen de oren van mensen te krijgen, om er een gevoel en een beleving omheen te creëren. En daarmee wordt het spel ook leuker. Uiteraard analyseren we de concurrentie, maar we varen wel duidelijk onze eigen koers. Onze DELTA Comfort Wijzer is een voorbeeld van een productvertaling, gebaseerd op hoe wij naar de markt kijken. We positioneren het niet als een los stukje hardware, maar als een wezenlijk onderdeel van energiesturing en het verbeteren van je leefcomfort. We introduceren niet zomaar producten op de markt. Nee, ben je eraan toe en wil je het hebben, dan leveren we dat.”
‘DELTA wil het hele palet bieden’ Besparen
“Besparen op energie is ingegeven vanuit de geachte dat we minder eindige brandstof verbruiken. Terwijl ik het straks wel zie gebeuren dat iemand de moeite neemt om zijn dak vol te leggen met zonnepanelen, daarmee zelfvoorzienend kan zijn en zegt: ‘Het interesseert me niet meer hoe lang die lamp brandt, ik wil het comfort van die lamp aan. En dat maakt niet uit, want de stroom die ik verbruik komt van de zon.’ En dan ga je ineens vanuit een bespaargedachte naar een vorm van milieuneutraal. De manier waarop we de DELTA Comfort Wijzer of DELTA Zon Garant introduceren, is dan ook ingegeven vanuit het leefcomfort. Daar hoort besparen bij als je dat wilt en natuurlijk geven we ook besparingsadvies. Dus we zetten ook in op duurzame productiemiddelen als zon of elektrisch vervoer. We willen het hele palet bieden en daarmee eigenlijk het scala aan klantbehoeften afdekken. Juist door aan al die wensen tegemoet te komen denk ik dat we een unieke plek in het veld kunnen bemachtigen. En omdat we zo dicht op die klant staan en daar op allerhande manieren zo mee verbonden zijn, zijn we daar als geen ander toe in staat.”
Uitdagend spel
“Wat het werk op dit moment erg leuk maakt, is de ontwikkeling in de energietransitie en alles wat op het gebied van
techniek aan de gang is, het hele energiemodel, de energiewaardeketen. Het is duidelijk dat data en administratie nog veel meer toe gaan nemen en dat we daar als DELTA als intermediair tussen willen staan. Dat betekent wel dat we op alle vlakken daaromheen, zoals energiemanagement, zonnepanelen, elektrisch vervoer, cv-ketels, advies omtrent een energielabel tot een lokaal advies, daarin het spel willen spelen. En de truc is om dat op zo’n manier aan elkaar te verbinden, dat de klant daar wat aan heeft en met een lach net iets meer wil betalen. Dat is voor een productmanager een heel uitdagend spel.” Leiding geven
“Ik wil mezelf verder ontwikkelen als leidinggevende. Dat kan op energie, maar kan binnen DELTA als multiutilitybedrijf ook zeker breder. Mijn ambitielijn is in ieder geval wel omhoog. Binnen deze organisatie heb ik redelijk snel stappen gemaakt en dat wil ik doorzetten. Van 1,5 jaar databasemarketing, via 3,5 jaar productmanager naar nu bijna 2 jaar manager van de afdeling Productmanagement. Als je de ambitie hebt om door te groeien, wordt daar binnen DELTA ook de ruimte voor gecreëerd. Zo heb ik nu bijna een potential programma afgerond samen met elf collega’s. Mijn volgende logische stap zou leidinggevende van de business-unit zijn. Natuurlijk zou het leuk zijn als dat binnen mijn huidige business-unit zou kunnen, maar ik denk ook wel dat ik inmiddels over zoveel vaardigheden beschik dat ik voor een andere business-unit daar de uitdaging in zie. Wat ik met name leuk vind, is een heel complexe achterkant om te zetten naar iets heel logisch en begrijpelijks voor de klant.”
ik niet verwacht dat er straks wijken zijn die volledig zelfvoorzienend zijn. Nee, de leveringszekerheid en de gewenning daaraan zijn in Nederland daarvoor te groot. Simpelweg energie leveren wordt straks in mijn beleving wel bijzaak. Ik denk juist dat het hele administratieve deel enorm gaat toenemen. Waar we van een klant nu één keer per jaar data krijgen, krijgen we die straks per kwartier. Ja, en daar zullen we wel iets mee moeten en dat wordt alleen nog maar gekker als mensen op plek A panelen hebben liggen en op plek B wonen.”
‘Simpelweg energie leveren wordt straks bijzaak’ “De klant is en zal voor ons centraal blijven staan. Het is niet voor niets dat we onlangs wederom de Customer Centric DNA Award hebben gewonnen. Deze award wordt jaarlijks over elf branches uitgereikt aan die bedrijven die er het best in slagen de klant centraal te zetten in hun klantcontact. In 2011 hebben we hem gewonnen, in 2012 waren we tweede en nu hebben we hem weer gewonnen. Met name op consistentie en vertrouwen scoren we erg goed en laten we de concurrentie achter ons. Dat ook de klant, want het is een klantonderzoek, de werkwijze van DELTA zo waardeert, vinden we en groot compliment.”
‘Beschrijf je de energieklant, dan beschrijf je de Zeeuw’ Toekomst
“De rol van de energieleverancier zal zich waarschijnlijk steeds verder ontwikkelen als intermediair. Ook de collectiviteit zal een steeds grotere rol gaan spelen. Dat mensen zich gaan verenigen om samen energie op te wekken, bijvoorbeeld op het dak van een appartementengebouw. Alhoewel
Matthijs Lugtenburg: “Uiteraard analyseren we de concurrentie, maar we varen wel duidelijk onze eigen koers.”
7 BUITENLAND achtergrond Energie Actueel | jaargang 16, nummer 6 | dinsdag 2 juli 2013
Energievoorziening in België hangt aan zijden draadje
DOOR JAN SCHILS, Brussel Terwijl energie-experts al geruime tijd waarschuwen dat “het licht dreigt uit te gaan in België” en het dit jaar al twee keer bijna zover was, blijft de federale regering in Brussel door interne verdeeldheid de noodzakelijke beslissingen over de energievoorziening van het land voor zich uitschuiven. In feite bevindt het land zich op het gebied van zijn energievoorziening in een soort vacuüm.
De redenen voor het gebrek aan eensgezindheid zijn zowel van politiekideologische als financiële aard. De regering-Di Rupo bestaat uit christendemocraten, liberalen en socialisten en die denken heel verschillend over de vraag welke energiepolitiek België de komende jaren moet voeren. Een vraag die nog bemoeilijkt wordt door de tegenstelling tussen links en rechts over al dan geen kernenergie. De Waalse christendemocratische staatssecretaris voor energie, Melchior Wathelet, wil de heersende impasse doorbreken. Hij heeft daartoe een plan op de regeringstafel gedeponeerd om de bouw van nieuwe gasgestookte centrales met een totaal vermogen van 1200 megawatt (MW)
te subsidiëren. “Alleen op die manier kunnen bevoorradingsproblemen en/of stroomtekorten op korte termijn worden voorkomen”, probeerde de staatssecretaris de regering te overtuigen. Tevergeefs. Tijdens het kabinetsberaad werd zijn plan door de socialistische ministers zelfs min of meer weggehoond met nogal cynische opmerkingen. De kern van de kritiek, die deels werd overgenomen door de Vlaamse regeringspartijen, luidde dat er momenteel verschillende gascentrales in België zo goed als stil liggen en dat bij een dreigend stroomtekort altijd elektriciteit kan worden ingevoerd uit Frankrijk, Nederland en Duitsland. Kortom, het plan-Wathelet werd te duur geacht, zeker nu België van Europa miljarden euro’s extra moet besparen
om de EU-begrotingsdoelstellingen te halen. Voor premier Di Rupo was de grote verdeeldheid binnen zijn kabinet aanleiding de discussie over de energievoorziening naar later te verdagen, met als argument dat “het dossier nog niet rijp is voor besluitvorming.” Twijfel
Ook het feit dat de federale energiewaakhond CREG de plannen van Wathelet afkraakte, zal de regering aan het twijfelen hebben gebracht. Volgens de CREG zou het pan van de staatssecretaris pas op zijn vroegst in 2016-2017 nieuwe centrales opleveren. Dat is te laat omdat er zich voordien al bevoorradingsproblemen kunnen voordoen. Ook vreest de energiewaakhond dat - als het plan van Wathelet wordt
uitgevoerd - de regering investeringen in nieuwe energiebronnen zal uitstellen of terugschroeven. Daarom wil de CREG dat de bestaande gascentrales draaiende worden gehouden en dat zo nodig de kerncentrales langer worden open-gehouden, omdat ze stroom produceren tegen lage kosten. De energiesector in België is bezorgd over de huidige ontwikkelingen. De topvrouw van Electrabel (GDF SUEZ) in België, Sophie Dutordoir, toonde zich in de Vlaamse beurskrant De Tijd al eerder bezorgd: “Zeker als we het industriële en ondernemende land willen blijven dat België van oudsher is
geweest. Er wordt te weinig geïnvesteerd. Er worden geen energiecentrales meer bijgebouwd en intussen veroudert het productiepark. Als we willen inzetten op economische groei, moet het energieaanbod meegroeien. Hoe kan dat als zelfs de vervangingsinvesteringen uitblijven? Ik hoor teveel bedrijven spreken over het verplaatsen van hun fabrieken naar andere landen en telkens heeft men het over energie. De energiefactuur is te hoog en er is ongerustheid over de bevoorrading. Enkele seconden zonder stroom en het productieproces is om zeep.”
Electrabel verliest steeds meer terrein op Belgische markt De situatie op de Belgische energiemarkt is de laatste jaren sterk veranderd. Dat is niet alleen het gevolg van de moeizaam verlopende liberalisering van de Belgische energiemarkt, maar ook van de aanhoudende aanvallen van Vlaamse en Waalse socialistische kopstukken als Van de Lanotte en Magnette op de monopoliepositie van Electrabel.
Daardoor is het marktaandeel van Electrabel van ooit 90% inmiddels ingekrompen tot 57,3%. Het bedrijf verloor de laatste twee jaar maar liefst 200.000 klanten, voornamelijk in Vlaanderen. Tweede op de Belgische markt is EDF Luminus met 17,5% marktaandeel, gevolgd door ENI Gas & Power (6,4%), Eneco (5%), Lampiris (3,5%) en Essent Belgium (2,8%).
Electrabel maakte vorig jaar voor het eerst verlies, maar voor de federale regering is dat geen beletsel om het bedrijf met een extra nucleaire belasting op te zadelen van 550 miljoen euro, omdat haar kerncentrales in België al geruime tijd zijn afgeschreven. Intussen heeft het bedrijf beroep aangetekend tegen deze ‘pestbelasting’.
Passieve Zweedse consumenten ‘subsidiëren’ stroomleveranciers met 100 miljoen euro Gunstig
DOOR WIM Verseput, KOPENHAGEN
De huishoudens in Zweden die afgelopen winter – dat wil zeggen van oktober tot april - passief zijn gebleven op de stroommarkt hebben bij elkaar een slordige 100 miljoen euro laten liggen. Dat heeft toezichthouder Elmarknadsinspektionen (EI) berekend. De passieve huishoudens – 850.000 in getal – hebben genoegen genomen met de in de handel gehanteerde basisstroomprijs. De 100 miljoen euro hadden zij in de zak kunnen steken als
ze hadden gekozen voor een contract met variabele prijzen die direct zijn gerelateerd aan het marktverloop. Alle 120 leveringsbedrijven in Zweden bieden zo’n contract aan. De basisprijzen worden door de leveranciers volgens EI instantie bewust hoger gehouden, wetende dat degenen die daarvoor kiezen blijven zitten waar ze zitten. Energieconcern Vattenfall is niettemin al tien jaar geleden bewust opgehouden met het aanbieden van basisprijzen, juist om de consument bij wijze van spreken te dwingen tot actie.
Concreet waren de basisprijzen in het winterhalfjaar 35% hoger dan de variabele prijzen. Over het geheel genomen was het marktverloop voor de Zweedse stroomconsument namelijk bepaald gunstig. Uitgaande van de berekeningen van het Europese statistische bureau Eurostat ontwikkelden de stroomprijzen zich vanuit het perspectief van de afnemer in Zweden aanzienlijk beter dan gemiddeld in de rest van de EU, althans in de tweede helft van 2012 in vergelijking met dezelfde periode in 2011. In Zweden leverde het stroomprijsniveau namelijk 5% in, terwijl gemiddeld voor de EU door Eurostat een stijging met krap 7% wordt genoteerd. De Zweedse deflatie op de stroommarkt weerspiegelt het grote aanbod als gevolg van goed gevulde stuwmeren en een stabiele kernenergieproductie,gelooft marktanalist Magnus Thorstensson van brancheorganisatie Svensk Energi. De prijsdaling illustreert volgens hem eens te meer dat de Scandinavische markt functioneert zoals het moet, namelijk uitsluitend op basis van vraag en aanbod. Uiteraard houdt dat ook in dat het plaatje er in droge jaren anders kan komen uit te zien. De beschikbare watervolumes
Prijzen blijven stijgen
Intussen is van de bewering van de elkaar opvolgende Belgische regeringen van de laatste 15 jaar, als zouden de energieprijzen in België gevoelig dalen door de marktliberalisering en door het ongedaan maken van de monopoliepositie van Electrabel, niets terechtgekomen. De prijzen zijn almaar
blijven stijgen en liggen zowel voor de industrie als voor de consumenten hoger dan in de buurlanden. Dat is niet de schuld van de energieproducenten, maar van de netbeheerders en de federale en regionale overheden, die alle mogelijke heffingen op de producentenprijzen toepassen.
Deense stroomprijzen hoogste in EU Denemarken, onderdeel van de Scandinavische stroomgroothandelsmarkt, heeft volgens Eurostat de hoogste elektriciteitsprijzen in de Europese Unie. Gemiddeld betaalden de afnemers in de tweede helft van vorig jaar voor een kilowattuur 29,7 eurocent. Gecorrigeerd voor inflatie gaat daar echter 7,8 cent vanaf. Dat neemt niet weg dat vooral de Deense consumenten waarschijnlijk kunnen profiteren van de ‘gelijkschakeling’ van de Scandinavische eindverbruikersmarkt. Het enkele jaren geleden begonnen werk daaraan vordert gestaag. De interesse onder de Denen om te shoppen, lijkt de laatste tijd ook aardig te groeien. In de eerste vier maanden van dit jaar was het aantal hits (ruim 259.000) op de online stroomprijsgids van de rijksdienst energie ruim dubbel zo groot als in de vergelijkbare periode van vorig jaar. In alleen april werd de site 139.000 keer bezocht: vijf keer zoveel als in april vorig jaar. Deze plotselinge ‘boom’ hangt duidelijk samen met de aangekondigde aanbesteding van de leverantieplicht. De oude monopoliebedrijven werden op grond daarvan gedwongen samen met de concurrenten in te schrijven op de leveringen aan de huishoudens die verzuimen zelf een aanbieder te kiezen. Alle huishoudens zijn daarover door de branche per brief geïnformeerd. Volgens brancheorganisatie Dansk Energi is de concurrentie tussen de elektriciteitsbedrijven mede daardoor markant verscherpt. “Veel consumenten zijn attent geworden op de mogelijkheden,” aldus Thomas Krogh van Dansk Energi.
hebben een enorme invloed. Het productieverschil in een extreem droog en een heel nat jaar kan oplopen tot 30 TWh. In een normaal jaar produceren de Zweden rond de 65 TWh aan waterkracht. De prijsdaling resuteerde hoe dan ook in de tweede helft van vorig jaar in een kilowattuurtarief van gemiddeld 0,21 euro inclusief belastingen. Als ook nog wordt gecorrigeerd voor de koopkracht ligt deze prijs (die dan 15,5 cent zou bedragen) zelfs 20% onder het gemiddelde in de EU. Overigens komt Nederland met nominaal 0,19 euro/kWh en 0,176 euro/kWh inflatiegecorrigeerd ook
niet slecht weg in deze statistiek. De Nederlandse tarieven vertoonden daarentegen in de vergelijkingsperiode wel een lichte stijging van 3,1%. Actieve huishoudens
De passiviteit van grote groepen en het relatief lage prijsniveau ten spijt neemt het aantal actieve huishoudens op de Zweedse markt wel toe. In maart bijvoorbeeld steeg het aantal huishoudens dat switchte ten opzichte van dezelfde maand van vorig jaar met 18% naar 34.000. In totaal switchten 465.000 huishoudens in de periode maart-maart. Dat komt neer op 9% van alle huishoudens.
8 OPINIE energie Energie Actueel | jaargang 16, nummer 6 | dinsdag 2 juli 2013
Column
Stippellijntje Coby van der Linde is hoofd van het Clingendael International Energy Programme en hoogleraar Geopoltiek en Energiemanagement aan de Rijksuniversiteit Groningen. Nederlanders proberen zichzelf moed in te praten door te wijzen dat we de slechtste leerling in de EU-klas zijn en nu echt een eindsprint moeten inzetten. De vraag is echter waarom er nu zoveel druk op de ketel moet; 2020 is niet meer dan een tussenstation op een veel langere route. Het is belangrijker om de hele tocht te vervolmaken, dan in een enkele etappe in de groepssprint mee te doen. Een akkoord moet dan ook gericht zijn op het langdurig kunnen vormgeven van het veranderingsproces. Het kabinet heeft al door het verhogen van de doel stelling van het aandeel duurzaam van 14 naar 16% in het regeerakkoord een ferme duw in de beleidsrichting gegeven. Het gaat hier om het iets ruimer nakomen van de duurzaamheidsverplichting van het 20-20-20 beleid van de EU. In de periode na 2020 zal veel principiëler moeten worden gekozen voor klimaatbeleid (CO2-uitstoot beperken) en de rol
Voor het zomerreces moet er een nationaal energieakkoord liggen. De verwachtingen zijn zowel hoog als laag gespannen. Het gaat dan ook om belangrijke zaken, waar menig belang in het geding is. Hoewel de oplossingsrichting bekend is, namelijk verduurzaming, gaat het vooral om tempo, doel en middelen, uitvoeringskosten en zorgen dat de integriteit van het energiesysteem bewaard blijft in de periode van aanpassingen. Dit alles moet worden uitgevoerd in een open Europese en internationale marktomgeving. Bovendien is het herschikken van belangen gemakkelijker in een periode van groei dan van krimp. Voorwaar geen sinecure. van hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie als middel en niet als doel van het beleid. Daar liggen nog veel hindernissen, maar hier zal het akkoord weinig uitspraken over doen, is de verwachting. In de markt
Het is echter maar net hoe je naar het transitieproces tot nu toe kijkt en met welke verwachtingen je het EU 20-20-20 beleidsproces bent ingestapt. Duitsland heeft recent harder in kunnen zetten op het uitbouwen van zonne- en windenergie, wellicht juist omdat de buurlanden dat niet deden en de grensoverschrijdende flexibiliteitsruimte, die nodig was om het systeem in balans te houden, ten volle kon worden benut. De verduurzaming van Duitsland (hoewel de CO2-score naar mijn idee teleurstellend is) is in die zin ook de verduurzaming van Nederland en andere buurlanden. Het kan niet allemaal tegelijk
Column
Elektriciteitsbedrijf is meer waard dan Kalverstraat
Onlangs speelde ik weer Monopoly, het bekende spel dat inmiddels bijna 80 jaar bestaat. En ineens vielen enkele zaken op. Uitgevonden in de jaren ‘30 van de vorige eeuw heeft het spel een enorme opmars gemaakt. De realiteit in spelvorm. Toch is het spel toe aan actualisering om de verbinding met de realiteit te behouden. Deze modernisering gaat verder dan enkele nullen toe te voegen aan de bedragen. En zeker moet de ons geliefde energiesector een meer prominente plek krijgen. Zes wijzigingen! Allereerst het toezichtwezen. Als energiesector zijn we meer dan bekend met toezicht, regulering en andere spelregels. Toch zou dit toezicht, de mogelijkheid van sancties door de ACM, het spel realistischer maken. Of duurt het spel te lang als je geen monopolies mag creëren? Op de tweede plaats: het bankwezen moet echt moderner. Bij het huidige Monopolyspel is één van de spelers, vaak de meest gehaaide, de bankier en heeft de beschikking over het geld. Zeker ook in relatie tot het genoemde toezicht, kan dat professioneler en gevarieerder. Waarom niet verschillende soorten banken, waarbij de coöperatieve, de handels- en de staatsbanken allemaal meespelen? Natuurlijk brengt dit risico’s met zich mee en zal er dus iets van een
en verstandig genoeg had het EU-beleid voorzien in een dergelijke uitkomst door lidstaten bij elkaar ‘groen’ in te laten kopen. Als het in totaal maar klopte. Uitdaging
niet zouden bestaan en derhalve lokale specialisatie ten volle kon worden benut. In een dergelijke visie gaat het niet om waar de verduurzaming plaatsvindt maar of die plaatsvindt voor de EU als geheel en in de portfolio’s van de energiebedrijven. De Desertec’s van deze wereld en de eerste roadmap van de European Climate Foundation zaten ook op deze lijn; dus zonnestroom van Zuid naar Noord en Noordzeewind van Noord naar Zuid en alles wat daar tussen paste. De werkelijkheid van het 20-20-20 beleid van de Europese Commissie was een veel nationalere aanpak dan gedacht en waarbij de uitvoering nadrukkelijk niet op het niveau van de interne markt werd gelegd, maar in de lidstaten. Samenwerking
Een complicerende factor voor de Nationale Akkoordbesprekingen is dat door de economische crisis de energievraag zwak is en mede door de aanwas van zonne- en windenergie bij de buren, de (over)capaciteit (soms) aanzienlijk. Dit beperkt de onderhandelingsruimte. Daarbij komt dat de visie op de interne energiemarkt van voor 2008 geheel niet blijkt aan te sluiten bij de werkelijkheid van vandaag. Nederland verwachtte een belangrijke rol te kunnen spelen als flexwerker en doorgeefluik van allerlei energiestromen en de locatie en infrastructuur daarbij optimaal te benutten. Dit alles in een goed werkende interne energiemarkt, waarbij nationale grenzen
Ook al is energiebeleid dus Europees ingegeven, als de uitvoering nationaal is, dan blijken de landsgrenzen ineens weer aardige barrières op te leveren. Duitse windmolens vangen meer geld dan Nederlandse of Deense zolang ze in Duitsland aanlanden, waardoor het
tegenwoordig de echte inkomstenbron voor deze gebieden. Bij het falen van een HSL: direct naar de gevangenis!
tot Moskou. Daarom zal een modern Monopolyspel in ieder geval Elektriciteitsbedrijf moeten opwaarderen. Hoe zit de combinatie Elektriciteitsbedrijf en Waterleiding nu? Samen zijn ze meer waard en kan meer gevraagd worden aan de ongelukkige die hierop terechtkomt. In wezen spreken we hier over het multi-utilityconcept dat in Nederland enkel Delta in de praktijk brengt, overigens ook nog tezamen met een kabelbedrijf en een afvalverwerkingsbedrijf. Ergo: net als bij de stations kan het Monopolyspel in de nieuwe versie vier kaartjes voor de Utilities bevatten. De eerder genoemde toezichthouders kunnen hierbij een rol spelen. Verder maken overheidsingrepen als een gedwongen splitsing, EnergieWende en SER-akkoorden het spel spannender.
Op de vierde plaats het onroerend goed zelf. Dat ‘Ons Dorp’ een plek heeft is prima (MVO avant la lettre). Anderzijds is het wellicht een idee dat deze maatschappelijke straten vervangen worden door de zogenaamde Vogelaar-wijken. Een fundamentele, zeker postuum, weeffout in het spel is dat Zuid-Nederland compleet ontbreekt. Het is bijna Randstedelijke arrogantie dat steden als Eindhoven, Maastricht en Breda geen plek hebben. Brainport Eindhoven en de ontwikkelingen in Limburg in relatie tot Vlaanderen en Duitsland worden volledig genegeerd. Verder hebben we, terug naar de Randstad, inmiddels befaamde groeigebieden als de Zuidas en delen van Rotterdam en Den Haag die oude straten doen verbleken. Moderner is te denken in stedelijke regio’s. Ruimte op het bord komt er automatisch als we nostalgische stadjes als Haarlem weglaten.
overheid moeten zijn, die inspringt als het fout gaat, tenzij de toezichthouder goed functioneert. Naast de traditionele zijn er voorts andere financiële partijen relevant: institutionele beleggers als pensioenfondsen, private equity-partijen en de bekritiseerde hedge funds.
Op de vijfde plaats moet het Monopolyspel aandacht hebben voor de maatschappij, de civil society. In het huidige spel krijgt het zakenleven de aandacht, zijn er overheidsingrepen (gevangenis, belastingen) en speelt de bank zijn rol. Echter, de maatschappelijke organisaties, van consumentenbond tot milieubeweging, doen nu niet mee en dat is niet realistisch.
Het vervoer, vier stations in de verschillende windstreken, is echt gedateerd. Vreemd, want ook in de jaren ‘30 waren zeehavens al belangrijk. In een nieuw Monopolyspel moeten naast de treinen, eveneens te verdelen in boemels, intercitytreinen en moderne HSL-en, zeehavens en vliegvelden een plek krijgen. Overigens zou het plaatsen van huizen (winkels) en hotels op deze vakken ook mogelijk moeten zijn, want dat is
Tot slot de verguisde kaartjes ‘Elektriciteitsbedrijf’ en ‘Waterleiding’ als laatste verbeterpunt. Ik probeerde deze meestal bij mijn moeder te dumpen, want ze waren niks waard en er kon niet ‘op gebouwd worden’. De realiteit van vandaag is volledig anders. Het gaat in Nederland, Europa en de wereld om energie. Centrales, oliebronnen en pijpleidingen zijn hot en speeltje van politieke machthebbers; van Koeweit
Dit zijn de zes belangrijkste onderwerpen die aanpassing behoeven. Misschien dat kleinere thema’s als de lengte van gevangenisstraffen en de tegenwoordig bijna idyllisch aandoende optie ‘vrij parkeren’ ook gemoderniseerd kunnen worden. Belangrijk is dat de makers van het Monopolyspel snel aan de slag gaan, want anders komen anderen met alternatieve spelen. Want dat is natuurlijk het echte gevaar, waar veel monopolisten last van hebben: niet meegaan met de tijd, de realiteit onderschatten en het zich niet aanpassen aan nieuwe omstandigheden.
efficiënt aansluiten van offshore windparken op de Europese netten belemmerd kan worden. De sluiting van kerncentrales in Zuid-Duitsland levert lokale problemen op van leveringszekerheid, maar wordt wellicht nationaal gerepareerd met capaciteitsmechanismen, die niet zonder effect zijn op de energiemarkten in de buurlanden. Kortom, een nationaal energiedebat is leuk, maar gaat voorbij aan het feit dat we een Europese interne markt hebben ingericht en dat overheidsinterventies grensoverschrijdende effecten kunnen sorteren. Met Duitsland is inmiddels een overleg op gang gekomen om de uitwassen van dit nationale beleid beter te managen en hopelijk de initiatieven beter op elkaar af te stemmen. Een Nederlands akkoord zou in ieder geval enige gevoeligheid aan de dag moeten leggen dat ook wij, net als de Duitsers, niet op een energie-eiland leven, maar onderdeel zijn van iets groters. Mijn verwachtingen zijn, net als iedereen, hoog en laag gespannen over wie en wat er boven het stippellijntje komt te staan.
Colofon Energie Actueel is een uitgave van de Vereniging Energie-Nederland. Energie Actueel biedt achtergronden en opinies uit de wereld van energie en klimaat. De krant verschijnt 10 keer per jaar. Daarnaast is Energie Actueel digitaal beschikbaar, met binnen- en buitenlands nieuws en een scala aan columnisten: energieactueel.nl Redactieadres Energie-Nederland, Lange Houtstraat 2 2511 CW Den Haag T: 070 311 4350 E:
[email protected] Hoofdredactie Anne Sypkens Smit Bladmanagement & eindredactie PACT Public Affairs, Den Haag Redactie Noud Köper, Sjoerd Marbus, Sander Schilders Medewerkers Alexander Haje, Peter Westhof Columnisten Pieter Boot, Aad Correljé, Frank van den Heuvel, Coby van der Linde, Han Slootweg, Ad van Wijk Correspondenten Elro van den Burg (Polen), Jan van Etten (Frankrijk), Jan van Hoof (Duitsland), Frank Kools (Noord-Amerika), Jan Schils (Europese Unie, België), Arjan Schippers (Groot-Brittannië), Wim Verseput (Scandinavië), Marcel Vink (China) Vormgeving & opmaak Aandagt reclame & marketing, Almelo Druk & distributie Senefelder Misset Grafisch Bedrijf, Doetinchem Abonnementen Energie Actueel wordt kosteloos toegezonden aan personen in dienst van bedrijven die lid zijn van Energie-Nederland, in dienst van de rijksoverheid of een hoger onderwijsinstelling. Zij en overige geïnteresseerden kunnen zich abonneren via de website energieactueel.nl. Daar kunnen ook abonnementen worden opgezegd. Een betaald jaarabonnement kost € 75,-. Abonnementsgelden worden namens de uitgever geïnd door Abonnementenland, Heemskerk. Adreswijzigingen www.energieactueel.nl Opzeggingen - Per post: Energie-Nederland / Energie Actueel Antwoordnummer 24603, 2490 WB Den Haag - Of per email:
[email protected]
Frank van den Heuvel is directeur Public Affairs bij TNO
Advertentie-exploitatie Recent André van Beveren, Postbus 17229 1001 JE Amsterdam T: 020 330 8998 F: 020 420 4005 E:
[email protected] Overname van artikelen uitsluitend toegestaan na toestemming van de hoofdredactie.