Agendapuntnr.: 8
Nr.: 133794 Renswoude, 16 september 2014 Behandeld door: H. Davelaar Onderwerp: verordening leerlingenvervoer Renswoude 2014
Aan de gemeenteraad Geachte raad,
Samenvatting: Het passend onderwijs gaat op 1 augustus 2014 van start. De wetswijzigingen die direct het leerlingenvervoer betreffen zijn in aantal beperkt. Het gaat om: 1. de verordening moet rekening houden met de van de ouders redelijkerwijs te vergen inzet; 2. leerlingen die voortgezet speciaal onderwijs volgen kunnen slechts aanspraak maken op een vervoersvoorziening als zij wegens hun handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, of vanwege hun handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken; 3. het ondersteuningplan, dat wordt vastgesteld door de samenwerkingsverbanden, wordt bij de beoordeling betrokken. Ook is de verordening vereenvoudigd ten opzichte van de Verordening leerlingenvervoer Renswoude 2012.
De verordening leerlingenvervoer Renswoude 2012 dient gewijzigd te worden. Ten eerste maken wetswijzigingen in verband met het passend onderwijs een aanpassing noodzakelijk en ten tweede is de oude verordening enigszins ingewikkeld en is deze nieuwe verordening vereenvoudigd. Allereerst proberen wij u een beeld te geven van de situatie in Renswoude zoals deze nu is. Definities soorten onderwijs 1. speciaal basisonderwijs: een onderwijsvorm die bedoeld is voor moeilijk lerende kinderen en kinderen met opvoedingsmoeilijkheden die intensieve zorg nodig hebben. Bij deze leerlingen is de zorg binnen het reguliere basisonderwijs niet genoeg. Normaliter gaan deze leerlingen daarna naar het reguliere voortgezet onderwijs. 2. scholen voor speciaal onderwijs: bij deze leerlingen is er sprake van een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke beperking. De meeste van deze leerlingen zal hierna ook speciaal voortgezet onderwijs volgen. 3. scholen voor speciaal voortgezet onderwijs: bij deze leerlingen is er sprake van een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke beperking. Algemene informatie leerlingenvervoer in Renswoude Op dit moment maken 27 leerlingen uit Renswoude gebruik van het leerlingenvervoer. Zij worden vervoerd naar 14 verschillende scholen. Dit zijn speciale scholen voor basisonderwijs, scholen voor speciaal onderwijs en scholen voor voortgezet speciaal onderwijs. Eén leerling volgt praktijkonderwijs op De Meerwaarde in Barneveld. In principe is er geen zorgplicht in het kader 1
Agendapuntnr.: 8
van leerlingenvervoer voor deze leerling. Een uitzondering geldt voor leerlingen die vanwege hun handicap niet of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken. Deze leerling behoort tot deze uitzondering.
Het grootste aantal (20 leerlingen) volgt (voortgezet) speciaal onderwijs. Het gaat dan vooral om zogenoemde Cluster 4 leerlingen. Dit zijn o.a. zeer moeilijk opvoedbare kinderen en kinderen met gedrags- en/of psychiatrische stoornissen zoals ADHD, PDD-NOS of klassiek autisme. Een vaak gestelde vraag is hoeveel leerlingen er om een godsdienstige of levensbeschouwelijke reden naar verder gelegen scholen worden vervoerd. In Renswoude zijn dit 5 van de 27 leerlingen (reformatorische grondslag). Twee van deze vijf leerlingen gaan naar de Ds. D.A. Detmarschool in Ede (speciaal basisonderwijs) en drie van hen volgen speciaal onderwijs op de Rehobothschool in Ede (speciaal onderwijs). Op 21 maart 2012 is in de commissie Samenleving & Financiën ook uitvoerig over het leerlingenvervoer gesproken. Toen ging het met name om de stijgende kosten en het sterk groeiende aantal leerlingen in het vervoer. Met name de toename van leerlingen naar het speciale basisonderwijs viel op (2005 → 9 leerlingen, 2011 → 24 leerlingen). Dit aantal is inmiddels fors gedaald (2013 / 2014 → 6 leerlingen). Dit komt o.a. door een grote groep leerlingen die inmiddels het speciaal basisonderwijs heeft verlaten, gesprekken die zijn aangegaan met de directeuren van de twee basisscholen in Renswoude en door mensen te wijzen op de positieve ontwikkeling die leerlingen doormaken als zij zelf per fiets naar school gaan. Door de daling van het aantal leerlingen dat gebruik maakt van het leerlingenvervoer is ook een daling in de kosten te zien. In 2011 hebben we € 168.444,66 uit moeten geven, in 2012 € 149.265,90 en in 2013 een bedrag van € 126.264,83. 2
Agendapuntnr.: 8
Vooralsnog is niet in beeld te brengen wat de financiële gevolgen zijn van de invoering van deze nieuwe verordening. De verwachting is dat op termijn minder leerlingen gebruik maken van aangepast vervoer, maar het zal enige tijd duren voordat substantiële financiële aspecten zichtbaar worden. Daarbij blijft het leerlingenvervoer een moeilijk in te schatten kostenplaats in de begroting in verband met de wisseling van het aantal kinderen gedurende een schooljaar. Inhoud en indeling verordening De indeling van de verordening is vereenvoudigd. De indeling van de huidige verordening volgt de drie onderwijswetten (Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra (die het (voortgezet) speciaal onderwijs betreft) en de Wet op het voortgezet onderwijs). Deze indeling wordt vervangen door een indeling die de tweedeling van de samenwerkingsverbanden passend onderwijs volgt: het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs. Wijziging verordening door invoering van het passend onderwijs Het passend onderwijs gaat op 1 augustus 2014 van start. De wetswijzigingen die direct het leerlingenvervoer betreffen zijn in aantal beperkt: Redelijkerwijs te vergen inzet van ouders De verordening dient rekening te houden met de van de ouders redelijkerwijs te vergen inzet. Het vervoer van en naar school is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de ouders. Er wordt niet naar de handicap van het kind gekeken, maar eerst naar wat het kind kan en naar de van de ouders (sociaal netwerk) redelijkerwijs te vergen inzet. Per leerling wordt passend vervoer gerealiseerd, passend bij het ontwikkelingsperspectief van het kind. Dit kan in de vorm van een vergoeding van het reizen met het openbaar vervoer, een fietsvergoeding op basis van het aantal te fietsen kilometers van en naar school (al dan niet onder begeleiding), een kilometervergoeding op basis van eigen vervoer per auto of aangepast vervoer in de vorm van een taxi(busje). Vervoer naar voortgezet speciaal onderwijs wordt niet meer ‘standaard’ vergoed Leerlingen die voortgezet speciaal onderwijs volgen kunnen slechts aanspraak maken op een vervoersvoorziening als zij wegens hun handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege hun handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken. Het landelijk steunpunt passend onderwijs en de Chronisch zieken en gehandicapten Raad Nederland (CG-Raad) ondersteunen dit standpunt. Leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs worden voor het leerlingenvervoer dus gelijkgesteld aan leerlingen van het regulier voortgezet onderwijs. De vraag of een leerling al dan niet als gehandicapt valt aan te merken is hierbij niet van belang. Het gaat om de vraag of de leerling al dan niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken. Zo zijn er situaties denkbaar waarbij een leerling met een bepaalde structurele handicap wel degelijk zelfstandig met het openbaar vervoer kan reizen. Een gewenningsperiode zal dan meestal noodzakelijk zijn, waarbij de leerling de gelegenheid krijgt de weg te leren kennen, om leert gaan met de ov-chipkaart en dergelijke. Begeleiding in het vervoer is primair een taak van de ouders. Als zij niet in staat zijn hun kind te begeleiden, dienen zij zelf voor een oplossing te zorgen. Zo kan ook een familielid, een kennis, een oppas, een van de buren of een ouder van een andere leerling begeleiden.
3
Agendapuntnr.: 8
Ondersteuningsplan samenwerkingsverbanden Vanaf augustus 2014 bepalen (nieuw opgerichte) samenwerkingsverbanden grotendeels zelf hoe zij de leerlingen in hun regio passende onderwijsondersteuning bieden. De bekostiging daarvoor wijzigt. Zo verdwijnt het rugzakje (leerlinggebonden financiering), Regionale expertisecentra worden opgeheven, net als de Commissie van Indicatiestelling en de Permanente Commissie Leerlingenzorg die onder meer bepaalden of een kind naar het speciaal (basis)onderwijs kon gaan. Vanaf 1 augustus 2014 organiseert het samenwerkingsverband dat allemaal zelf en beslist ook over het geld voor onderwijsondersteuning. De regio-indeling voor samenwerkingsverbanden is bepaald door de minister van OCW. Voor Renswoude gelden vier samenwerkingsverbanden, te weten: 1. Primair Onderwijs Rijn & Gelderse Vallei; 2. Samenwerkingsverband primair onderwijs Berséba regio Midden (reformatorisch); 3. Reformatorisch Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs; 4. Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs Barneveld - Veenendaal. In het passend onderwijs oordeelt het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het speciaal basisonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs. Het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband speelt in het passend onderwijs een grote rol. Het leerlingenvervoer is uitdrukkelijk een van de onderwerpen die bij het Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) aan de orde is gesteld. Renswoude wordt tijdens de OOGO-overleggen vertegenwoordigt door wethouder Dorrestijn en beleidsambtenaar Eilander. Afspraken / uitgangspunten die tijdens het OOGO met de samenwerkingsverbanden zijn gemaakt zijn: 1. Het welzijn van het kind is leidend in de afweging voor thuisnabij of verder gelegen onderwijs. 2. Onderwijs en gemeenten hanteren het principe ‘versterken eigen kracht’. 3. Het samenwerkingsverband onderzoekt de oorzaken van het aantal verkeersbewegingen binnen en buiten de regio (de gemeenten leveren hiervoor gegevens leerlingenvervoer aan). 4. Het samenwerkingsverband biedt een overzicht van scholen die extra ondersteuning bieden en welke tussenvoorzieningen er gecreëerd worden. In de bijlagen staat de tekst zoals deze in de ondersteuningsplannen van de samenwerkingsverbanden van het primair onderwijs is opgenomen aangaande het leerlingenvervoer. Inhoudelijke afwijkingen op modelverordening VNG Artikel 11, lid 1 De leeftijd van negen jaar is verhoogd naar elf jaar. Reden: door de relatief grote afstanden en het meerdere malen moeten overstappen, is reizen zonder begeleiding per fiets of openbaar vervoer op die leeftijd niet verantwoord. Artikel 16, lid 2 toegevoegd. Reden: uniforme toepassing zoals bij artikel 9, lid 2 en om het speciaal onderwijs van gecombineerde scholen uit te sluiten. 4
Agendapuntnr.: 8
Artikel 17 aangepast waarbij vergoeding mogelijk is voor begeleiding voor leerling en begeleider in openbaar vervoer en per fiets. Reden: uniformiteit bij toekennen begeleidingsvergoeding. Uitvoering en communicatie Na vaststelling door uw raad zal de verordening op 1 oktober 2014 in werking treden. In de verordening is een overgangsregeling opgenomen (art. 25). De verordening zal op de wettelijk voorgeschreven wijze via het elektronisch gemeenteblad bekend worden gemaakt. Daarnaast wordt de bekendmaking vermeld in de overige gemeentelijke communicatiemiddelen. De commissie SE is op 3 september 2014 gehoord.
Hoogachtend, burgemeester en wethouders van Renswoude, de secretaris, J. van Dijk
Bijlage 1: Bijlage 2:
wnd. burgemeester, A.E.H. van der Kolk
tekst aangaande het leerlingenvervoer zoals opgenomen in de ondersteuningsplannen conceptverordening leerlingenvervoer Renswoude 2014
5
Agendapuntnr.: 8
Bijlage 1 tekst aangaande het leerlingenvervoer zoals opgenomen in de ondersteuningsplannen In het vastgestelde ondersteuningsplan van samenwerkingsverband Rijn & Gelderse Vallei staat het volgende opgenomen over het leerlingenvervoer: “Niet alle kinderen die wonen in één van de gemeenten van het samenwerkingsverband Rijn- en Gelderse Vallei gaan naar scholen binnen het samenwerkingsverband. Een aantal kinderen wordt vervoerd naar speciaal onderwijs buiten de regio. Het aantal verkeersbewegingen binnen het samenwerkingsverband is groot. Nader onderzoek moet uitwijzen wat de mogelijke oorzaken hiervan zijn. Bepalend zijn onder meer de locaties van het speciaal (basis)onderwijs in de regio. De verwachting is niet dat met passend onderwijs de leerlingstromen op korte termijn anders gaan lopen, maar in de nabije toekomst is dit zeker denkbaar. Thuisnabij onderwijs heeft altijd de voorkeur, tenzij het voor de leerling beter is om verder weg passend onderwijs te volgen. Het welzijn van het kind is dan leidend. De gemeentelijke verordeningen leerlingenvervoer bieden de kaders voor het toekennen van een vervoersvoorziening. Uitgangspunt daarbij is bekostiging naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Bij de beoordeling daarvan betrekken de gemeenten hetgeen daarover is opgenomen in het ondersteuningsplan. De ouders behouden een wettelijke keuzevrijheid als het om denominaties van scholen gaat. Om te bepalen wat passend vervoer is (fiets, zelfstandig reizen met OV of aangepast taxivervoer et cetera) kan een onafhankelijk advies van een deskundige gevraagd worden. Het ontwikkelingsperspectief van de leerling dient hierin betrokken te worden. Ook voor het leerlingenvervoer geldt het versterken van de eigen kracht.” In het vastgestelde ondersteuningsplan van samenwerkingsverband primair onderwijs Berséba staat het volgende opgenomen over het leerlingenvervoer: “Binnen de reformatorische basisscholen neemt het leerlingenvervoer een belangrijke plaats in. Primair zijn de ouders ervoor verantwoordelijk dat hun kind (op tijd) op school komt. Ook geldt het principe dat wie zelfstandig kan reizen ook zelfstandig reist. Toch blijven er veel kinderen over die zijn aangewezen op leerlingenvervoer, waarvoor de gemeente verantwoordelijk is. Op sommige (streek)scholen wordt hiervan veel gebruik gemaakt. Op andere scholen speelt dit minder of nauwelijks. Op korte termijn zijn hierin geen veranderingen te verwachten. Berséba heeft de ambitie zoveel mogelijk thuisnabij onderwijs te geven en de nodige leerlingondersteuning te geven binnen de eigen school. Daarom streeft het samenwerkingsverband naar een zo laag mogelijk deelnamepercentage s(b)o. Er zijn dan ook geen redenen om toename van het leerlingenvervoer te verwachten. Ook zijn er geen plannen voor de spreiding van leerlingvoorzieningen. Op dit ogenblik is het niet geheel duidelijk hoe de wetgever in de toekomst omgaat met leerlingenvervoer naar bao, sbo, en so. Wellicht zullen hierdoor zaken veranderen. De uitvoering van het vervoer vindt plaats op basis van de ‘verordening leerlingenvervoer’. Deze verordening is recent aangepast zodat een grotere verantwoordelijkheid voor het vervoer naar de school wordt toegedicht aan ouders. Er kan een spanningsveld ontstaan omdat een afweging gemaakt moet worden tussen de meest dichtbij gelegen school en de meest passende school. Het is belangrijk dat schoolbestuur, samenwerkingsverband en gemeente elkaar in dergelijke gevallen tijdig weten te vinden. Zo wordt voorkomen dat een toelaatbaarheidsverklaring wordt afgegeven en daarna discussie ontstaat of 6
Agendapuntnr.: 8
het vervoer wel vergoed wordt. Daarnaast blijkt steeds meer dat bij leerlingenvervoer sprake is van maatwerk.” NB: de ondersteuningsplannen van de overige twee samenwerkingsverbanden zijn op het moment van schrijven nog niet beschikbaar.
7