november 2015 ‘Het is belangrijk om te laten zien welke toegevoegde waarde een jongere zou kunnen leveren, ook als hij geen volledige kwalificatie behaald heeft’
‘Haal alles uit de kast om leerlingen te begeleiden bij hun zoektocht naar hun plek op de arbeidsmarkt’ ‘Je verleden heb je, maar je toekomst moet je maken’
'Alleen als ze op de goede plek zitten, kunnen ze hun vaardigheden laten zien' 1
VOORWOORD
Een extra steuntje De overstap van onderwijs naar een baan is niet voor iedere leerling vanzelfsprekend. Er is een groep jongeren die daarbij een extra steuntje in de rug kan gebruiken. Als directeur bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft deze groep jongeren mijn bijzondere aandacht. Het afgelopen jaar is er veel veranderd. Passend onderwijs, de nieuwe Jeugdwet en de Participatiewet zijn een grotere rol gaan spelen als het gaat om jongeren die extra ondersteuning nodig hebben. Scholen, jeugdzorg, gemeenten en werkgevers staan samen voor de uitdaging om, in een veranderende omgeving, jongeren de ondersteuning te geven die ze nodig hebben.
‘Scholen, jeugdzorg, gemeenten en werkgevers staan samen voor de uitdaging om jongeren de ondersteuning te geven die ze nodig hebben’ Dat is een uitdaging, maar vooral ook een kans. Het organiseren van die ondersteuning vraagt om meer samenwerking van de betrokken partijen in de regio en biedt de mogelijkheid om binnen die samenwerking te vernieuwen. Ook de ministeries van OCW, VWS en SZW zetten zich hiervoor gezamenlijk in, daarmee proberen we de ontwikkelingen in de regio te ondersteunen. Vanuit ons ministerie kijken we mee in de regio’s en denken we mee over hoe deze samenwerking het beste vormgegeven kan worden. Zo halen we voorbeelden uit de praktijk en kunnen we deze verspreiden.
Het is goed om te zien dat ook in de scholen, bij gemeenten en bij bedrijven steeds meer aandacht is voor een betere arbeidstoeleiding van kwetsbare jongeren. Tijdens mijn werkbezoeken zie ik al veel goede voorbeelden van scholen die gebruik maken van faciliteiten die er al zijn in de regio. Zo wordt door scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs samengewerkt met bedrijven, gemeenten, en mbo-opleidingen. Ook maken scholen gebruik van branchecertificering en praktijkverklaringen en wordt er gebruik gemaakt van ESFsubsidies om leerlingen toe te leiden naar de arbeidsmarkt. ‘Boris brengt je naar een baan’ vind ik een goed voorbeeld van een methodiek die gebruik maakt van de mogelijkheden van de leerlingen, om zo arbeidstoeleiding te verbeteren. Door leerlingen op te leiden bij erkende leerwerkbedrijven en hun goede werk te bekronen met een praktijkverklaring, helpt Boris-leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs beter de overstap te laten maken naar de arbeidsmarkt. Dat soort initiatieven juich ik van harte toe! Christianne Mattijssen Directeur Voortgezet Onderwijs ministerie van OCW
Boris de geleidehond De Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) en de PO-Raad hebben bij de ontwikkeling van de Borismethodiek nagedacht over een aansprekend beeld. Al snel kwamen ze op het idee om een geleidehond te gebruiken als metafoor voor het ondersteunen van de jongere met een beperking bij het realiseren van zijn participatie. Boris is door het KNGF opgeleid tot geleidehond. Na veel oefenen in de praktijk mocht hij laten zien wat hij kon. Hij heeft zijn opleiding afgerond en werkt nu als geleidehond. Het traject van Boris staat symbool voor de werkwijze binnen het project ‘Boris brengt je bij ‘n baan’. 3
Inhoudsopgave
05 07 10 11
de school als werkendleren-organisatie
de borisaanpak en het onderwijs
beroepenorientatie
een traject op maat
14
het boris praktijkloket
16
bedrijfstakgroepen
17
op school in
19
praktijk gebracht
werkend leren in een leerbedrijf
Inleiding
22
goed werknemerschap
24
begeleiding op
26
de borisaanpak en
28 30 31 32
de werkplek
gemeenten
borisadviseurs aan het woord
tot werk in staat
de toekomst van boris
de boris scholentest
Het onderwijs heeft de taak om jongeren voor te bereiden op maatschappelijke participatie. Voor veel jongeren verloopt deze voorbereiding succesvol. Er is echter ook een groep kwetsbare jongeren voor wie de weg naar participatie niet vanzelfsprekend is. Die groep bestaat onder andere uit leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs (vso) en het praktijkonderwijs (pro) die niet verder kunnen in het onderwijs. De afgelopen jaren is gewerkt aan het project ‘Boris brengt je bij ’n baan’. De Borisaanpak biedt leerlingen perspectief bij het vinden van hun plek op de arbeidsmarkt. Door de inzet van regionale arbeidsmarktinformatie krijgt de leerling inzicht in de opleidingsmogelijkheden, waar vervolgens doelgericht aan gewerkt kan worden. Daarnaast zorgt een breed netwerk van gemotiveerde werkgevers, intensieve begeleiding en de mogelijkheid tot het behalen van praktijkverklaringen ervoor dat duurzame plaatsing bij een werkgever mogelijk is. Boris is ontwikkeld door de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) en scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs, met steun van het ministerie van OCW en met steun van de werkgevers- en werknemersorganisaties. In dit magazine leest u over de Borisaanpak. Wat houdt die precies in? Hoe kan de aanpak worden ingezet door gemeenten? Hoe kijkt de politiek aan tegen de voorbereiding van jongeren met een beperking op de arbeidsmarkt? Ook leest u over de kosteloze dienstverlening van SBB. Zo verzamelt deze organisatie regionale arbeidsmarktinformatie om inzicht te bieden in kansrijke
banen. Ook heeft SBB de Boris Werkverkenner ontwikkeld. Aan de hand van een digitaal leerlingprofiel wordt een selectie gemaakt van werkprocessen die passen bij de talenten en wensen van de leerling. Op basis hiervan kan een maatwerkopleiding worden samengesteld. Een andere dienst van SBB is het Boris Praktijkloket. Via dit loket kunnen scholen beoordelingsformulieren en een praktijkverklaring aanvragen. Dat is een weergave van de werkprocessen binnen het maatwerktraject van de leerling. Door het ondertekenen van de praktijkverklaring geeft de praktijkopleider aan dat de leerling de werkprocessen voldoende beheerst. De leerling kan met zijn verklaring laten zien wat zijn inzetbaarheid in het bedrijf is. De verklaringen worden door de brancheorganisaties erkend als een bewijs van vakbekwaamheid in het uitvoeren van de werkprocessen die in de verklaring zijn vermeld. Als u meer wilt weten over de Borisaanpak, kunt u kijken op www.borisbaan.nl of contact met ons opnemen via info@ borisbaan.nl. In elke arbeidsmarktregio is een SBB Borisadviseur beschikbaar om scholen te informeren over de dienstverlening van SBB en over de verbinding met leerbedrijven in de regio. Welke adviseur actief is in uw regio vindt u achterin dit magazine.
Will Seignette Projectleider Boris brengt je bij ’n baan
[email protected] 06 23 946 656
ì www..s-bb.nl www.borisbaan.nl
BESCHOUWING
De school als werkend-leren-organisatie Om de laatste fase van het onderwijs te benutten voor de overdracht naar werk moeten school, leerling en bedrijf alle drie gericht zijn op het bereiken van resultaat: optimale aansluiting op duurzame arbeid, maximale loonwaarde voor de leerling en minimaal afbreukrisico voor het bedrijf. Als de school dat resultaat voorop wil stellen, moet deze een werkend-leren-organisatie worden. Alleen op die manier kan de school optimaal gebruikmaken van de leermogelijkheden in het leerbedrijf en is de kans op een baan voor de leerling het grootst.
Van leren op school naar werken in een bedrijf
Kans op werk Verkoper Keukenhulp Hovenier Kapper Postbode Monteur Zorghulp
Informatie regionale arbeidsmarkt
Kwalificatie taak 1
1 Testen
Eigen kracht ontdekken
Sollicitatie
keuze
Snuffelstage Beroepsinformatie
Maatwerk productie
Opleiding in bedrijf
Praktijkverklaring
geslaagd!
3 Werk
Ondersteuning leerbedrijf
Werkend leren
• bestaat sinds 1919 • belangrijkste wervingskanaal bedrijfsleven • dé weg naar werk voor 100.000 jongeren per jaar
Leerbedrijven
92.000
leerbedrijven zijn bereid Boriskandidaten te scholen (40% van totaal 230.000 leerbedrijven)
Hulptools leerbedrijven
• risicomanagement • taakaanpassing • interne jobcoaching • subsidie • scholing praktijkopleider
Boriskandidaten*
5.000 5.000 praktijkonderwijs 53.000
voortgezet speciaal onderwijs
uitval mbo / vmbo
taak 3
Praktijkverklaring
2
Realiteit
taak 2
Branchecertificering
• bedrijfstakerkenning • marktwaarde • deel van kwalificatie • productie inzet gegarandeerd
Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur
Jobcoach intern Jobcoach extern
Aantal scholen
216 174
voortgezet speciaal onderwijs praktijkonderwijs
56
middelbaar beroepsonderwijs
Belang overheid
Boris ondersteunt het participatiebeleid bij: • invoering Participatiewet • uitvoering sociaal akkoord • bestrijding jeugdwerkloosheid • invoering passend onderwijs
* uitstroom per jaar
Werkend leren De Borisaanpak is gebaseerd op de systematiek van het werkend leren uit het middelbaar beroepsonderwijs (mbo), een systeem dat al bijna een eeuw in de onderwijswetgeving is verankerd. Voor
100.000 jongeren per jaar is dit de belangrijkste route naar arbeid en voor het bedrijfsleven is het de belangrijkste manier om nieuw personeel te werven. Belangrijk binnen het werkend leren zijn: 5
ᴥᴥ Oriëntatie op beroep en loopbaan Er zijn allerlei instrumenten die jongeren helpen bij het bepalen van hun talenten, wensen en kansen als het gaat om hun toekomstige werk. Sommige van die instrumenten zijn al geschikt voor het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, andere worden daarop aangepast. Zo heeft SBB samen met UWV arbeidsmarktschetsen voor alle regio’s ontwikkeld; deze zijn te vinden op Borisbaan.nl. Daarnaast is er beroepeninformatie beschikbaar via Beroepeninbeeld.nl. De talententest op de site vergelijkt het persoonlijk competentieprofiel van een leerling met wat er voor een bepaald beroep nodig is.
Kenmerken werkendleren-organisatie 1. Doel van het onderwijs is om leerlingen te laten uitstromen naar duurzame arbeid. Dat is vastgelegd in het beleid van de school én dat is de verwachting die leerlingen en hun ouders hebben van het opleidingsresultaat. 2. De school beschikt over een netwerk. Het netwerk van erkende leerbedrijven is een afspiegeling van de regionale arbeidsmarkt. Met elk leerbedrijf wordt een samenwerkingsovereenkomst afgesloten waarin alle wederzijdse verwachtingen zijn vastgelegd. Daarnaast werkt de school samen met andere organisaties in de regio, zoals gemeentelijke diensten en verwante scholen. 3. Medewerkers van de school kunnen de leerlingen beoordelen op hun arbeidsvermogen en –motivatie. Ze zijn in staat om passende opleidingstrajecten te ontwikkelen of te selecteren en de leermogelijkheden in een leerbedrijf vast te stellen en optimaal te benutten. Verder kunnen medewerkers aangeven welke risico’s de beperking van de leerling met zich meebrengen in een duurzame arbeidsrelatie. 4. De processen voor arbeidsoriëntatie en de onderwijsleerprocessen staan alle direct of indirect ten dienste van de te bereiken duurzame arbeidsplaats van de leerling. 5. De programmering van de opleiding naar duurzame arbeid is gebaseerd op de kwalificatiedossiers uit het mbo. 6. Het resultaat dat de leerling bereikt, wordt vastgelegd in een certificaat waaruit de inzetbaarheid van de leerling in arbeid blijkt. Dat certificaat heeft landelijke herkenbaarheid en geldigheid. 7. Het resultaat van de school is meetbaar in het aantal bereikte duurzame arbeidsplaatsen door de leerlingen van de school. 8. Gedurende langere tijd wordt de leerling gevolgd in zijn arbeid om vast te stellen of de plaatsing in arbeid duurzaam is gebleken en of verdere ontwikkeling van de leerling in arbeidsvermogen heeft plaatsgevonden. Als de leerling is uitgevallen, wordt uitgezocht wat daar de reden van is. 9. De tevredenheid over de samenwerking tussen school en leerbedrijf wordt binnen elke samenwerkingsrelatie vastgesteld. 10. De evaluatie van de onderwijsprocessen, de meetgegevens over de uitgestroomde leerlingen en de tevredenheidsmeting leiden tot verbetering van het totale proces.
ᴥᴥ Een traject op maat Als de jongere samen met school heeft bepaald waar zijn kansen en talenten liggen, wordt een maatwerkopleiding samengesteld. Scholen kunnen hiervoor terecht op www.s-bb.nl/ kwalificatiedossiers. Hierop staan alle kwalificatiedossiers. Per opleiding/beroep is aangegeven wat een leerling moet beheersen. Ieder dossier is opgebouwd uit kerntaken en werkprocessen; om een werkproces goed te kunnen uitvoeren, zijn competenties nodig. De kwalificatiestructuur, het geheel aan kwalificatiedossiers, is door deze opzet bruikbaar voor het maken van opleidingsplannen op maat: door de combinatie van een beperkt aantal werkprocessen is een takenpakket samen te stellen dat de inzet en de mogelijkheden van de leerling verbindt met productief werk in het bedrijf. De Werkverkenner helpt om de werkprocessen te vinden die passen bij de mogelijkheden van de leerling. ᴥᴥ Leren in een bedrijf Een bedrijf kan erkend leerbedrijf worden als het werk kan aanbieden dat past bij de opleiding van een leerling, als er een deskundige praktijkopleider is voor de begeleiding en als de werkplek veilig is. Alle ruim 230.000 erkende bedrijven die stageplaatsen bieden, staan op Stagemarkt.nl, met de werkprocessen die je er kunt leren en de contactgegevens. Bestaande infrastructuur De Borisaanpak gebruikt dus de bestaande infrastructuur: de netwerken, de programma’s, de leerbedrijven, de praktijkopleiders, de bedrijfstakregelingen, de wetgeving… alles wat er al is. Wat nog ontbrak, waren de verbindingen met het voortgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs. Die konden eenvoudig gelegd worden, soms met kleine aanpassingen. Hoe zit het bijvoorbeeld met de begeleiding van leerlingen en werknemers met een beperking? En hoe haal je werkgevers over de streep om mensen met een beperking aan te nemen? Het is essentieel voor de leerling én zijn collega’s dat de leerling zo snel mogelijk wordt gezien als werknemer. Dat is zijn toekomst.
Wilt u weten of u al een werkend-leren-organisatie bent? Vult u dan de Boris Scholentest in achterin dit magazine! ì www.beroepeninbeeld.nl www.borisbaan.nl www.s-bb.nl/kwalificatiedossiers www.stagemarkt.nl
6
De Borisaanpak en het onderwijs De Borisaanpak is gericht op de jongeren die vanwege hun beperking geen startkwalificatie kunnen halen: een diploma op mbo 2-niveau. Die jongeren zijn verspreid over voortgezet speciaal onderwijs, praktijk-onderwijs en mbo. Kenmerk is dat dat onderwijs voor deze jongeren eindonderwijs is. Werkgevers die deze jongeren ontvangen en werk willen bieden, zijn gebaat bij een warme overdracht en een zo duidelijk mogelijke aansluiting op werk. Alle schooltypen hebben daarvoor in hun opdracht van OCW goede mogelijkheden.
ᴥᴥ beroepenoriëntatie ᴥᴥ loopbaancompetenties voor het verwerven en behouden van een passende baan ᴥᴥ algemene competenties om te functioneren als werknemer ᴥᴥ specifieke competenties voor een bepaald beroep of om een specifieke functie in het bedrijf te vervullen
Voortgezet speciaal onderwijs Het project Boris brengt je bij ’n baan is gestart om het voortgezet speciaal onderwijs (vso) te helpen bij het leiden van leerlingen naar een plek op de arbeidsmarkt. De Wet kwaliteit vso zegt dat vso-scholen ontwikkelingsperspectief moeten bieden en de ontwikkeling moeten organiseren. Er zijn drie uitstroomprofielen: dagbesteding, arbeidsmarkt of vervolgonderwijs. De wet gaat over de taak en het onderwijsaanbod van het vso en verplicht scholen tot het opstellen van een ontwikkelingsperspectief per leerling, het vaststellen van een transitiedocument en het uitreiken van een getuigschrift aan leerlingen die geen regulier diploma voortgezet onderwijs kunnen behalen. Ook moeten vso-scholen de onderwijsopbrengst inzichtelijker maken.
Loopbaansturing Een belangrijke component is de loopbaansturing. Hiervoor zijn ook kerndoelen opgesteld. Eén doel daarvan is dat de leerling actief werkvelden en beroepen verkent, bij voorkeur in de eigen regio.
Arbeid Boris richt zich vooral op het uitstroomprofiel dat gericht is op arbeid. Leerlingen met dit profiel moeten een passende baan vinden. ‘Passend’ betekent: voor die individuele leerling met zijn of haar mogelijkheden geschikt. Het doel is dat leerlingen zich oriënteren op geschikte beroepen en hun loopbaan-, arbeidsmarkt- en beroepsvaardigheden maximaal kunnen ontwikkelen.
Verder zijn er algemene competenties geformuleerd rondom de voorbereiding op arbeid, zoals ‘De leerling leert om te gaan met veranderingen en zich aan te passen’ en ‘De leerling leert met druk en tegenslag om te gaan’. Naast algemene werknemerscompetenties zijn specifieke vaardigheden nodig die passen bij de eigen keuzes, mogelijkheden en beperkingen. Daarbij gaat het om de ontwikkeling van vakspecifieke fysieke, manuele of mentale vermogens.
Het is belangrijk om te weten wat een leerling in het arbeidsmarkgerichte uitstroomprofiel aan het einde van het vso kan en weet. Een succesvolle overgang van school naar werken, wonen, vrijetijdsbesteding en burgerschap is een optimaal resultaat. Tijdens de opleiding zijn kerndoelen geformuleerd gericht op:
7
Ruim baan voor het praktijkonderwijs!
‘Je verleden heb je, maar je toekomst moet je maken’ Stages Stages zijn een verplicht onderdeel in het uitstroomprofiel Arbeidsmarkt. Dat betekent dat extra aandacht en zorg voor vormgeving en begeleiding van stages nodig is. Immers: stagekwaliteit is een integraal onderdeel van de onderwijskwaliteit. Stagetijd is onderwijstijd. Vanaf 14 jaar mogen leerlingen stage lopen. Er wordt geen minimum stagetijd voorgeschreven, wel een maximum: maximaal vier dagen per elke schoolweek, rekening houdend met de arbeidstijdenwet waarin een maximum werktijd per leeftijd staat. Tijdens de stage voert de leerling onder begeleiding beroepstaken uit en ontwikkelt zo beroepscompetenties. De beroepstaken zijn samenhangende werkzaamheden die voorkomen in de beroepspraktijk.
Tjitske Siderius SP Tweede Kamerlid Woordvoerder Onderwijs & Kinderopvang
Het praktijkonderwijs is de parel van ons onderwijssysteem. Ook al heb je een beperking of gaan alle ontwikkelingen in de samenleving soms wat snel voor je: op het praktijkonderwijs leer je een vak. Van het wassen van auto’s tot het beleggen van broodjes. Belangrijk werk dat altijd nodig blijft.
Praktijkonderwijs De Borisaanpak bleek niet alleen relevant te zijn voor leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs, maar ook voor het praktijkonderwijs. Dat heeft twee centrale wettelijke taken: brede vorming en voorbereiding op werk. Praktijkonderwijs bestaat uit aangepast theoretisch onderwijs, persoonlijkheidsvorming en het aanleren van sociale vaardigheden en een deel dat de leerling voorbereidt op werken. De school stemt het onderwijs af op de mogelijkheden en keuzes van de leerling. Omdat de doelen rechtstreeks uit de mbo-kwalificatiestructuur komen, sluit de opleiding aan op de afspraken van beroepsonderwijs en bedrijfsleven over productieve arbeid. Zo kunnen leerlingen specifieke beroepstaken uitvoeren en productie draaien. Daarmee is de loonwaarde gegarandeerd.
Toch lijkt de regering roet in het eten te gooien. Ondanks mooie woorden in het regeerakkoord lijkt het Kabinet er alles aan te doen om leerlingen die van het praktijkonderwijs komen de weg naar een werkplek af te snijden. De toegang tot de sociale werkplaats is gestopt, het verkrijgen van een uitkering voor jonggehandicapten is nog maar voor weinigen weggelegd, een vervolgopleiding in het mbo wordt door een rekentoets onmogelijk gemaakt en op de dagbesteding wordt in veel gemeenten fors bezuinigd. Blijft over: de arbeidsmarkt.
Mbo Het mbo wordt aangeboden op vier niveaus. Opleidingen op niveau 1 worden Entreeopleidingen genoemd. Ze zijn er voor jongeren van 16 jaar en ouder zonder een vmbo- of mbo-diploma die extra zorg nodig hebben en voor mensen die moeten reintegreren. De opleidingen zijn gericht op het behalen van een diploma dat toegang biedt tot vervolgonderwijs, maar kunnen ook leiden tot uitstroom naar de arbeidsmarkt. Het Albeda College en Zadkine hebben in Rotterdam, Capelle aan den IJssel, Vlaardingen en Spijkenisse het Startcollege opgericht. Hier worden de volgende Entreeopleidingen aangeboden:
Maar juist in sectoren waar eerder leerlingen van het praktijkonderwijs een baan vonden – zoals de zorg – regeert de snoeischaar en verdwijnen juist deze geschikte banen. Bovendien is het nogal lastig om zonder begeleiding en een jobcoach een baan te krijgen en nog belangrijker te houden. Resultaat: een mooie opleiding maar dan geen baan én geen geld. Tel uit het verlies voor leerling, ouders, school en samenleving. Als er zo onbezonnen wordt bespaard op werk, inkomen en begeleiding van leerlingen organiseren we geen eerlijke kansen voor leerlingen, maar op termijn hoge maatschappelijke kosten in de zorg en op het gebied van justitie.
ᴥᴥ ᴥᴥ ᴥᴥ ᴥᴥ ᴥᴥ ᴥᴥ ᴥᴥ
De school voor praktijkonderwijs is een voorbeeld hoe we onderwijs zo inrichten dat het aan iedereen een eerlijke kans biedt om vooruit te komen in het leven. Zoiets goeds mag je niet door kortzichtige en asociale Haagse regeldrift degraderen tot een opleidingsinstituut voor werkeloosheid. De SP kiest daarom voor het praktijkonderwijs: ruim baan voor de scholieren die via deze opleiding hun plek in de samenleving kunnen verwerven. Dat kost wat, maar daar krijgen zij en wij heel veel voor terug!
Assistent Bouwen & Wonen Assistent Dienstverlening & Zorg Assistent Horeca & Voeding Assistent Installatie- & Constructietechniek Assistent Logistiek Assistent Mobiliteit Assistent Verkoop
See perfection in imperfection itself De studenten kunnen een diploma halen, maar ook losse certificaten, bijvoorbeeld voor EHBO, lassen, vorkheftruck, digitale vaardigheden, houtbewerking of VCA (Veiligheid, gezondheid en milieu Checklist Aannemers). Jongeren die geen diploma kunnen halen kunnen in hun portfolio wel praktijkverklaringen opnemen. In een voormalige basisschool in Rotterdam Zuid is een locatie van het Startcollege gevestigd van de regionale opleidingencentra 8
Zadkine en Albeda. In de kantine hangt een schoolbordje in de vorm van een hart waarop iemand geschreven heeft: ‘Love is that you accept persons with all their failures, stupidities, ugly points and nonetheless see perfection in imperfection itself’. Dat is precies hoe Ineke Mulder, directeur van het Startcollege, tegen haar studenten aankijkt. De vraag of er jongeren met een beperking op de school zitten, doet ze af met een “O ja, ongetwijfeld.” Dat antwoord komt niet voort uit onverschilligheid, maar uit de manier waarop ze naar haar studenten kijkt: “We moeten niet uitgaan van beperkingen, maar van wensen. Wat wil iemand bereiken in zijn of haar leven? Vaak bestaat het beeld dat jongeren dat niet weten, maar mijn ervaring is dat ze dat juist wél weten. Het gaat er meer om of hun wensen voor de toekomst reëel zijn. Ik vind het belangrijk om die dromen niet te negeren, maar om ze op te delen in haalbare stappen. Iemand die er bijvoorbeeld van droomt om zangeres te worden, kun je vertellen dat je voor zanglessen geld nodig hebt, en voor geld een baan en voor een baan een diploma. Daarnaast kun je de talenten van jongeren benadrukken; je kunt van dealers zeggen wat je wilt, maar het zijn wel ondernemers! En iemand die op tijd op school is, toont daarmee aan afspraken te kunnen nakomen. Dat is een heel andere benaderingswijze dan onze leerlingen gewend zijn; ze hebben vaak al een heel leven achter zich en hebben een negatief zelfbeeld. Ze hebben te vaak gehoord wat ze niet kunnen; wij vragen hen juist wat ze wel goed kunnen. Je verleden heb je, maar je toekomst moet je maken. En dat kan bij ons. We houden onze leerlingen dan ook voor dat ze hier zijn om te leren; we zijn geen bewaarplek of een plek waar je studiefinanciering krijgt, maar een school.”
‘Als school moet je dus niet denken in onderwijsstructuren, maar in wat nodig is: werken met échte vacatures, die matchen met jongeren’ Vormen die voor iedereen werken Wat Ineke betreft zouden scholen minder onderscheid moeten maken tussen praktijkonderwijs en onderwijs voor leerlingen uit de beroepsbegeleidende leerweg van het mbo: “Het is maar net hoe de indicatie uitvalt waar een leerling terechtkomt. We maken ons druk om onderwijssoorten, terwijl het er eigenlijk gewoon om gaat dat je een leerling op een goede manier voorbereidt op zijn toekomst. Voor de een werkt een route naar werk het beste en voor de ander een route naar een vervolgopleiding. Het gaat om maatwerk, net als bij ‘Boris brengt je bij ’n baan’. De truc is om te zoeken naar vormen die voor iedereen werken. Dat doen we bijvoorbeeld door uit te gaan van de vervangingsvraag van bedrijven. We vragen hen welk deel ingevuld kan worden door onze leerlingen. Vervolgens leiden wij onze leerlingen op en geven we hen een diploma of certificaten. Daarnaast begeleiden we hen op hun werkplek, want niet iedereen beschikt over de basisvaardigheden die nodig zijn om met collega’s om te kunnen gaan, of om op tijd aanwezig te zijn, ook als de tram niet rijdt. Als school moet je dus niet denken in onderwijsstructuren, maar in wat nodig is: werken met échte vacatures, die matchen met jongeren en deze jongeren goed begeleiden.” 9
Beroepenorientatie Niets is zo demotiverend als leerlingen in de waan te laten dat hun droomberoep bereikbaar is terwijl iedereen weet dat dat niet zo is. Ga weg uit die gedroomde werkelijkheid en kijk in de echte wereld. Daar zijn tal van mogelijkheden die in de buurt komen van die droom. De leerling heeft recht op goede informatie over alle beroepen op de regionale arbeidsmarkt. hoe ze de arbeidsmarktgegevens kunnen gebruiken en hoe die tot stand zijn gekomen. Onze fundamenten zijn: ᴥᴥ het gaat om de beroepen die zijn opgenomen in de kwalificatiestructuur. Dat is het geheel aan kwalificatiedossiers, waarin per opleiding/beroep is aangegeven wat een leerling moet beheersen aan het eind van zijn of haar opleiding. ᴥᴥ de regio is het vertrekpunt. Om te voorkomen dat er discussie ontstaat over wat nu precies een regio is, hanteren we dezelfde indeling als bijvoorbeeld het ministerie van OCW, werkgevers en het UWV. Een tip voor scholen: kijk goed bij welke regio je hoort. Daarbij gaat het om de vestigingsplaats(en) van de school én om de plaatsen waar hun leerlingen vandaan komen. Een van de onderdelen binnen de Borisaanpak is de oriëntatie op beroep en loopbaan. Er zijn allerlei instrumenten die jongeren helpen bij het bepalen van hun talenten, wensen en kansen als het gaat om hun toekomstige werk. Sommige van die instrumenten zijn al geschikt voor het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, andere worden daarop aangepast. Zo is er beroepeninformatie beschikbaar via www.beroepeninbeeld.nl. De talententest op de site vergelijkt het persoonlijk competentieprofiel van een leerling met wat er voor een bepaald beroep nodig is.
Arbeidsmarkt voor vso/pro Op basis van de algemene informatie hebben we speciale rapporten gemaakt voor het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs; deze zijn te vinden op Borisbaan.nl. Ik roep scholen op: maak er gebruik van, haal
‘Haal alles uit de kast om leerlingen te begeleiden bij hun zoektocht naar hun plek op de arbeidsmarkt’
Praktische informatie De informatie op Beroepeninbeeld.nl is verzameld door de kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven. Zij zorgden onder andere voor het erkennen van leerbedrijven en voor het verzamelen van arbeidsmarktinformatie in hun eigen sector. Per 1 augustus 2015 zijn de kenniscentra opgegaan in SBB. Ruud Baarda van SBB: “Wij verzamelen niet alleen de arbeidsmarktinformatie van de kenniscentra, maar ook van het Centraal Bureau voor de Statistiek, het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) en het UWV. Door die koppeling hebben we bijvoorbeeld zicht op of schoolverlaters een baan vinden en zo ja, waar en op welk niveau. We zorgen daarmee voor praktische informatie die voor zowel onderwijs als bedrijfsleven herkenbaar en bruikbaar is. En actueel; als er nieuwe gegevens beschikbaar zijn, verwerken we die in onze informatie op www.s-bb.nl/doelmatigheid. Op de site staan een instructiefilmpje en een handleiding, zodat scholen kunnen zien
alles uit de kast om leerlingen te begeleiden bij hun zoektocht naar hun plek op de arbeidsmarkt. En vergeet niet: het is voor iedereen een zoektocht om een passende baan te vinden, niet alleen voor leerlingen met een beperking.” ì www.beroepeninbeeld.nl www.s-bb.nl/doelmatigheid www.borisbaan.nl
10
Een traject op maat Duurzame arbeid kan alleen worden bereikt als de jongere bijdraagt aan de productiviteit van het bedrijf, als hij loonwaarde heeft. Kies werkprocessen die passen bij de leerling en zijn verdienvermogen kan worden aangetoond. De Boris Werkverkenner helpt hierbij.
Zo werkt de Werkverkenner Scholen voor praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs kunnen met hun BRINnummer en mailadres een gratis inlogcode krijgen. Het werkt als volgt: 1. In de Werkverkenner wordt een leerlingprofiel gemaakt bestaande uit werkzaamheden, interesses en competenties. 2. Dan voeg je het niveau toe. De Werkverkenner selecteert zelf de bijbehorende werkprocessen uit alle kwalificatiedossiers met de meest toepasbare werkprocessen bovenaan.
Boris Werkverkenner Probleem is dat er honderden kwalificatiedossiers en zo’n 3.300 werkprocessen zijn. Hoe kun je de arbeidsmogelijkheden van de leerling zo in beeld brengen dat deze gekoppeld kunnen worden aan werkprocessen en aan een leerbedrijf dat deze werkzaamheden aanbiedt?
Als een leerling gekozen heeft voor een opleidingsrichting, moet er een maatwerkopleiding samengesteld worden. Daarbij kan de school gebruikmaken van kwalificatiedossiers. In de kwalificatiedossiers is per beroep aangegeven wat een leerling moet beheersen. Ieder dossier is opgebouwd uit kerntaken en werkprocessen. Een voorbeeld: de opleiding Opperman bestratingen bevat twee kerntaken. Kerntaak 1 is Straatwerk uitvoeren. Deze kerntaak bestaat uit meerdere werkprocessen, zoals grond ontgraven en verdichten. Iemand die dit werkproces uitvoert, moet kunnen overleggen met collega’s, volgens instructie kunnen werken en de juiste gereedschappen kunnen kiezen. Alle dossiers zijn te vinden op www.s-bb.nl/dossiers.
SBB heeft hiervoor een instrument ontwikkeld: de Boris Werkverkenner. Aan de hand van een digitaal leerlingprofiel wordt een selectie gemaakt van de werkprocessen die passen bij de talenten en wensen van de leerling. Vervolgens wordt bekeken welke bedrijven er in de buurt van de leerling zijn waar hij deze werkprocessen in de praktijk kan aanleren. Dan wordt een maatwerktraject met een bedrijf en de
De kwalificatiedossiers zijn ontwikkeld voor het mbo, maar zijn door hun opzet bruikbaar voor het maken van opleidingsplannen op maat: door de combinatie van een beperkt aantal werkprocessen is een takenpakket samen te stellen dat de inzet en de mogelijkheden van de leerling verbindt met productief werk in een bedrijf.
11
3. Per werkproces kan bekeken worden wat de competenties, kennis en vaardigheden en prestatieindicatoren zijn die aangeleerd moeten worden. Op basis hiervan kan met een leerbedrijf een maatwerktraject afgesproken worden. 4. Voer een postcodegebied in en de erkende leerbedrijven worden gepresenteerd. Als u vragen heeft, kunt een een bericht sturen naar
[email protected].
school opgesteld en gaat de leerling bij het bedrijf aan de slag om werkervaring in de benoemde werkprocessen op te doen. De Boris Werkverkenner is te vinden via www.borisbaan.nl/boris-werkverkenner.html. Waar word je blij van? SBB heeft de Werkverkenner samen met Meurs HRM ontwikkeld. Quint Dozel, ontwikkelaar bij Meurs: “Een van onze activiteiten is het ontwikkelen van vragenlijsten, waarmee mensen kunnen onderzoeken wat hen uniek maakt: waar word je blij van, wat drijft je? Een jaar of 5-6 geleden hebben we een speciale versie daarvan gemaakt voor leerlingen met een beperking: Heft in eigen handen. Voor SBB hebben we een kleine en een grote werkverkenner ontwikkeld. De kleine maakt rechtstreeks een advies gebaseerd op het profiel van de leerling. De grote is een uitgebreide toolbox voor loopbaanoriëntatie. Deze versie is wat minder tekstueel en wat meer visueel.”
Screenshot Werkverkenner: werkprocessen & erkende leerbedrijven
De methode bestaat uit drie stappen: 1. Leer jezelf kennen door vragenlijsten en gesprekken. Wie ben ik?, Wat kan ik? en Wat wil ik? Om die laatste vraag te beantwoorden, verkent de leerling sectoren en werkzaamheden met filmpjes, geluid en plaatjes. De leerling kan zijn ideale werkomgeving aangeven en de rol die hij wil vervullen. Met die informatie kunnen leerling en coach een reële ambitie formuleren en koppelen aan de benodigde arbeidsmarktcompetenties.
Screenshot Werkverkenner: werkprocessen op basis van competenties
2. Werk aan je toekomstplan door jezelf te ontwikkelen. De leerling ziet welke competenties hij al beheerst en waar hij nog aan moet werken. Een helder ontwikkel-resultaat geeft houvast en motiveert de leerling.
‘Belangrijk is dat je jongeren een wat breder beeld geeft van de arbeidsmarkt dan alleen de beroepen die ze al kennen’
Screenshot Werkverkenner: werkprocessen op basis van generieke werkzaamheden
12
‘Het is belangrijk om te laten zien welke toegevoegde waarde een jongere zou kunnen leveren, ook als hij geen volledige kwalificatie behaald heeft’ 3. Presenteer jezelf. De leerling vult samen met zijn coach zijn profiel in. De sollicitatieprocedure komt stap voor stap aan de orde: vacatures zoeken, brieven schrijven en het gesprek. De leerling krijgt tips over het verkopen van zijn profiel in een sollicitatiegesprek. Hoe bewijs je dat je ergens goed in bent? Hoe vertel je wat je belangrijk vindt en waarom ze jou moeten hebben? Maar ook: vind ik dit een aantrekkelijke werkgever? Op het CV-prikbord kan de leerling toekomstige werkgevers uitnodigen voor een kijkje op zijn of haar prikbord met CV, testuitslagen en stageverslagen, foto’s en filmpjes. Veel creatiever omgaan met de arbeidsmarkt Quint Dozel: “Belangrijk is dat je jongeren een wat breder beeld geeft van de arbeidsmarkt dan alleen de beroepen die ze al kennen via hun ouders of de buren. We vragen hen informatie over henzelf, bijvoorbeeld over hun motivatie,
is de ‘taal’ van de dossiers heel herkenbaar voor bedrijven. En dat is mooi, maar de kunst is om ze slim in te zetten. We hebben daartoe een eerste stap gezet door te bekijken welke generieke werkzaamheden er in die dossiers zitten. Schoonmaakwerkzaamheden bijvoorbeeld; die moeten in iedere werkomgeving plaatsvinden. Je moet op zoek naar jongeren die hier blij van worden én naar werkgevers die de toegevoegde waarde zien. Je moet aansluiten bij hoe zij denken. Zij denken eerder in klussen die geklaard moeten worden en resultaten die geleverd moeten worden; daarom is het belangrijk om hen te laten zien welke toegevoegde waarde een jongere zou kunnen leveren, ook als hij geen volledige kwalificatie behaald heeft. Natuurlijk doen we dat al door een koppeling met het Boris Praktijkloket; via dit loket kunnen scholen een praktijkverklaring op basis van werkprocessen aanvragen. Maar het zou ook mooi zijn als een werkgever bijvoorbeeld via een tool zou kunnen zien welke talenten er in zijn regio binnenkort
‘Je moet op zoek naar werkgevers die de toegevoegde waarde zien. Je moet aansluiten bij hoe zij denken‘ drijfveren en talenten. Die puzzelstukjes koppelen we aan beroepen. Beroepen is eigenlijk niet helemaal de goede term; we moeten veel creatiever kijken naar de arbeidsmarkt, door op zoek te gaan naar de koppeling tussen wat mensen echt leuk vinden en wat ze daarmee kunnen in hun werkomgeving. Dat geldt voor iedereen, maar zeker ook voor jongeren die geen volledige kwalificatie kunnen behalen. Als je met de Boris Werkverkenner hebt bepaald welke werkprocessen passen bij de talenten en wensen van de leerling, is het belangrijk om een bedrijf te vinden waar de leerling in de buurt woont en waar hij zich kan ontwikkelen in die werkprocessen. Daarom is er een koppeling tussen de Boris Werkverkenner en Stagemarkt.nl.” Op deze site staan de gegevens van alle erkende leerbedrijven. Slim inzetten van de kwalificatiestructuur De kwalificatiedossiers zijn ontstaan vanuit sectoren en beroepen. Quint Dozel: “Daarmee 13
van school komen. Of als mensen zichzelf online kunnen presenteren: wie zijn ze, wat zijn hun talenten en mogelijkheden, hoe ontwikkelen ze zich? Dat is interessant voor iedereen op de arbeidsmarkt!”
ì www.s-bb.nl/dossiers www.borisbaan.nl/boris-werkverkenner.html www.stagemarkt.nl
Het Boris Praktijkloket De meeste leerlingen in het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs zien een examen als een bedreigende situatie. Hun vaardigheden kunnen beter in het natuurlijke proces vastgesteld worden, tijdens hun stage. De praktijkopleider binnen het leerbedrijf is hiervoor de aangewezen persoon. Deze ziet immers in de praktijk wat een leerling kan én of de leerling in de toekomst binnen het bedrijf kan functioneren. De praktijkverklaring is daarbij het resultaat. Via het Boris Praktijkloket kunnen scholen een praktijkverklaring aanvragen op basis van werkprocessen. Dat is een weergave van werkprocessen binnen het maatwerktraject van de leerling. Door het ondertekenen van de praktijkverklaring geeft de praktijkopleider aan dat de leerling de werkprocessen en de onderliggende prestatie-indicatoren voldoende beheerst. De leerling kan met zijn verklaring aan anderen laten zien wat zijn mogelijkheden zijn. Will Seignette, projectleider ‘Boris brengt je bij ’n baan’: “Deze aanpak is niet nieuw, maar grijpt terug op de praktijkverklaringen die al gebruikelijk waren in het leerlingstelsel. De kern is vertrouwen: in het leerbedrijf en in de praktijkopleider. Maar dat vertrouwen moet wel waargemaakt worden. Als een praktijkopleider een leerling een praktijkverklaring geeft en vervolgens blijkt dat die leerling toch niet functioneert in het bedrijf, dan krijgt de praktijkopleider dat op zijn bord! Overigens bevat het praktijkloket ook alle bestaande branchecertificaten. Daarvoor wordt de aanvrager doorgeleid naar de organisatie die de uitgifte van die certificaten beheert. Het is wel zo handig voor de scholen dat we alle branchecertificering in één loket aanbieden.”
Sander Kooistra uit Burgum neemt met gepaste trots bij Siersmederij Easterhei in Sumar zijn praktijkverklaring in ontvangst. Hij is de eerste leerling van het praktijkonderwijs van CSG Liudger die het Boris-traject heeft afgerond.
komen kijken!” Neem voor meer informatie contact op met Carli Pellegrom via
[email protected] of 06 10 013 604. Zo werkt het Boris Praktijkloket Uitgangspunt is dat er een maatwerktraject voor de kandidaat met een erkend leerbedrijf wordt afgesproken en dat de praktijkopleider van het erkende leerbedrijf de begeleiding voor zijn rekening neemt. Dat maatwerktraject bevat de afspraken over de werkprocessen uit een kwalificatiedossier die beoefend en later beoordeeld gaan worden. Deze keuzes zijn al eerder gemaakt, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de Boris Werkverkenner. Na inloggen op het praktijkloket kunnen de werkprocessen geselecteerd worden en met een druk op de knop kunnen de bijbehorende beoordelingsformulieren worden gedownload of geprint. Dit kan een leidraad vormen voor de opleiding en begeleiding, want alle vereisten en prestatie-indicatoren staan daarin. Als de kandidaat het werkproces volgens de praktijkopleider beheerst, dan kan via het praktijkloket een praktijkverklaring worden uitgedraaid. De naam van de praktijkopleider van het leerbedrijf en de naam van het bedrijf worden ingevoerd en komen op de praktijkverklaring te staan. Het logo van de branches die de Borispraktijkverklaring ondersteunen, wordt vanzelf gekoppeld aan de werkprocessen. Bij de carrosserie is dat de Focwa en bij het boerenbedrijf LTO Nederland. De branches krijgen elk half jaar een overzicht van uitgegeven praktijkverklaringen voor hun sector. Op basis daarvan kunnen ze zelf besluiten of verdere instroom van jongeren uit de doelgroep in hun branche moet worden gestimuleerd en kunnen ze zonodig actie daarop ondernemen.
De Van Udenhout Groep, een afspiegeling van de maatschappij Een van de branches waar afspraken mee worden gemaakt op het gebied van certificering, is de schadeherstelbranche. Carli Pellegrom is bestuurslid van Focwa (de vereniging van ondernemers in het carrosseriebedrijf) en is manager schadeherstel bij de Van den Udenhout Groep in het zuiden van Nederland. “We hebben nog geen ervaring met certificaten, maar wel met mensen die een afstand hebben tot de arbeidsmarkt. Als je hen een weekje begeleidt, kunnen ze repeterende werkzaamheden uitstekend zelf uitvoeren. Misschien niet zo snel als andere werknemers, maar dat maakt niet uit. De kracht van een praktijkverklaring is dat je daarmee laat zien wat iemand wél kan; als iemand geen diploma heeft, wordt alleen maar duidelijk wat hij niet kan. Een mooi voorbeeld: als mensen hier binnenkomen, beginnen ze met het wassen van auto’s. Vervolgens gaan we hen smal opleiden, bijvoorbeeld tot lakspecialist. Je bent dan niet zo breed opgeleid als wanneer je een volledige mbo-opleiding gedaan hebt, maar dat geeft niet. We vinden het belangrijk om allerlei mensen te hebben rondlopen; daarmee wordt je bedrijf een afspiegeling van de maatschappij. Daarnaast lever je een bijdrage aan die maatschappij. Wat mij betreft zouden veel meer bedrijven dat moeten doen. Wie wil weten hoe dat in de praktijk werkt, is van harte uitgenodigd om bij ons te
Als u vragen heeft, kunt u een bericht sturen naar:
[email protected]. 14
Honsele
rsdijk, 1
septem
ber 201 5 De hou der van d e ze verk praktijk laring k uitvoere an de h n. iero
nder ge
noemd
e werk
process
en in d
e
Joeri A
lb
las n te Gro Werkpro ningen op 5 ju cessen ni 1989 zoals b crebo 9 eschrev 5030. en in h et kwa lificatie dossier Kernta ‘Autosc ak 1. H hadehe erstelt rsteller c arrosse □ 1.3. nivo 2’, Voorbe riescha re d e id e □ 1.5. n w e rk Herstell zaamhe en van den. □ 1.6. carross Werkple eriedele k, gere n. edscha ppen e Kernta n appara ak 2. H tuur on erstelt derhou voertuig □ 2.3. den. Voorbe system reiden e n □ 2.4. werkza (De)mo amhed nteren en. □ 2.7. van vo Werkple ertuigs k, gere y stemen edscha . ppen e Afgege n appara ven do tuur on or: Dhr. derhou Praktijk B.A. (B den. opleide a s ) v r bij: Au an Luijk toschad ehuis G ouda, c ode lee rbedrijf : 04AR B10036 5880 Gebore
Handte
kening
B.A. (B
as) van
Luijk Handte
kening
Joeri A
FOCW A erken t deze verklari verklari ng zijn ng als e genoem startbe en bew d. De B wijs vo ijs va oris Pra or de a ktijkverk n vakbekwaa rbeidsm mheid laring g arkt. in het u eeft ge itvoere en rech n van d t op ine werk of doors process troom en die binnen in deze het mb o, maa r is een
lblas
De Praktijkverklaring bedrijf gelijkwaardig aan zijn gediplomeerde collega. Binnen het bedrijf kunnen daar nieuwe, verwante taken aan worden toegevoegd en de verklaring kan dan worden uitgebreid. De verklaring is geen opstap naar vervolgonderwijs in het mbo; op de verklaring staat duidelijk dat daaraan geen rechten op vervolgonderwijs aan het regionaal opleidingencentrum kunnen worden ontleend. Het is het paspoort naar de arbeidsmarkt.
Brancheorganisaties hebben meegewerkt aan de uitgifte van praktijkverklaringen. Het leerbedrijf heeft de kwaliteit dat daarin de werkzaamheden worden uitgevoerd zoals die in de kwalificatie staan. De praktijkopleider is geschoold en bekwaam om vast te stellen dat de leerling aan de norm voldoet. Het logo van de branche op de verklaring is de waarborg dat de houder van de verklaring die werkzaamheden bij alle bedrijven in de branche kan uitvoeren. Voor die onderdelen is de jongere daarmee in het 15
Bedrijfstakgroepen Verschillende bedrijfstakgroepen hebben plannen om de instroom binnen hun branche te ondersteunen. Binnen Boris kan SBB helpen om relaties te leggen met de scholen die voor die instroom kunnen zorgen. Een voorbeeld uit de agrarische sector.
Het project Werkboeren biedt jongeren in Friesland die een afstand hebben tot de arbeidsmarkt een kans zichzelf verder te ontwikkelen onder begeleiding van boeren; deze boeren krijgen een training in begeleiding. De instroom bestaat zowel uit jongeren die met een Wajong-uitkering thuiszitten als leerlingen van de praktijkscholen in Dokkum en Drachten. Door de jongeren twee maanden mee te laten draaien op het boerenbedrijf en vaardigheden op te laten doen, worden ze vervolgens met behulp van AB Vakwerk geplaatst bij een boer met een contract van minimaal een half jaar.
geholpen om een intakeformulier te maken met relevante werkprocessen uit de kwalificatiedossiers. We kijken daarbij naar de werkprocessen die we kunnen aanleren en afsluiten met een praktijkverklaring; daarmee kunnen jongeren ook aan toekomstige werkgevers laten zien wat ze bij een Werkboer geleerd hebben. Ik denk dat deze systematiek goed kan werken en dat we tot succesvolle plaatsingen kunnen komen. Wellicht kunnen we ons in de toekomst ook richten op een bredere doelgroep; hier hebben we al gesprekken over met gemeenten.”
Stichting PJS De jongere en de Werkboer worden ondersteund door Auke de Jong van Stichting PJS (Plattelands Jongeren Services): “We voeren nu de eerste gesprekken met boeren. Hun bedrijven worden steeds groter, waardoor er druk komt te liggen op arbeid. Veel van hen willen mensen begeleiden. Ze zien kansen om mensen niet verticaal, maar horizontaal weg te zetten: je hoeft niet alle werkzaamheden die nodig zijn in een agrarisch bedrijf uit te kunnen voeren, maar je kunt je ook richten op een aantal daarvan. Dieren voeren bijvoorbeeld, of trekkerwerk. Met de jongeren hebben we gesprekken over wat zij willen en kunnen. Boris heeft ons
Het project Werkboeren wordt uitgevoerd in Friesland en Noord-Holland, in samenwerking met AB Vakwerk, UWV en SBB. Werkboeren wordt mede mogelijk gemaakt door Startfoundation. Meer informatie:
[email protected].
16
Foto Hollandse Hoogte
Op school in praktijk gebracht Een jongere moet tijdens zijn schooltijd zo goed mogelijk worden voorbereid op de volgende levensfase: arbeid, het liefst tot aan zijn of haar pensioen. Verblijf in het leerbedrijf kan daarbij sturen op het onderwijsaanbod. Hoe ze dat doen in Rotterdam? De A.J. Schreuderschool in Rotterdam Lombardijen is een school voor voortgezet speciaal onderwijs. De school kent twee uitstroomprofielen: de B-stroom (arbeid) en de C-stroom (dagbesteding). Voor alle leerlingen geldt dat zij een onderwijsprogramma volgen dat aansluit bij hun mogelijkheden. Het aanleren van zelfredzaamheid is daarin een centraal begrip. De B-stroom bestaat uit drie fasen:
Leerlingen van de B-stroom halen gedurende hun opleiding door de branche erkende certificaten. Motivatie Eugène Schilperoordt startte twee jaar geleden bij de A.J. Schreuderschool als coördinator stage en arbeidstoeleiding. “Destijds was er een omslag bezig binnen de organisatie: onze leerlingen werden vooral toegeleid naar dagbesteding, maar de tijd dat ze met open armen ontvangen werden op dagbestedingsplekken was voorbij. Ik volgde een cursus bij Edunova met handreikingen voor stagecoördinatoren en hoorde van mijn medecursisten over ‘Boris brengt je bij ‘n baan’. Tegelijkertijd startte Rijnmond Netwerkt, een gezamenlijk initiatief van een aantal partijen om jongeren uit het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs meer perspectief op werk te bieden. We werken dan misschien wel met jongeren met een beperking, maar ze kunnen zo veel! Een mooi voorbeeld is onze interne stage. De leerlingen komen
1. Fase 1 (12-14 jaar): deze fase is oriënterend van aard. Leerlingen maken kennis met de praktijkvakken: consumptieve technieken, groen, techniek, handel en economie en zorg en welzijn. Kennismaking met de beroepspraktijk gebeurt met de hele groep. In deze fase wordt veel aandacht besteed aan cognitieve vakken als lezen, taal en rekenen. 2. Fase 2 (14-16 jaar): het programma bestaat in deze fase voor een groot deel uit het aanleren en oefenen van werknemersvaardigheden via onder meer interne stages en een groepsstage. Bij de groepsstage werkt een aantal leerlingen onder begeleiding van een docent een dagdeel in een bedrijf. Een apart programma traint de motorische vaardigheden en de arbeidsvaardigheden.
‘Leerlingen zijn veel gerichter bezig met wat ze moeten leren om zich in de toekomst beter staande te kunnen houden’
3. Fase 3 (16-18 jaar of ouder): in de afsluitende fase kiezen de leerlingen een beroepsrichting, een keuze die gebaseerd is op een beroepeninteressetest en eerder opgedane vaardigheden. In deze fase gaat een leerling het grootste deel van de tijd naar een individuele externe stage.
langs de klassen met een koffiekar. Voorheen werden ze daarbij geholpen, bijvoorbeeld bij het openhouden van deuren. Maar eigenlijk help je hen daarmee juist niet, want het is de bedoeling dat ze leren om een oplossing te vinden voor problemen die ze tegenkomen. Hoe rijd je een koffiekar door een klapdeur? Is het handig om met in iedere hand een kop koffie te proberen om de deur van een klaslokaal open te maken?
De stages verlopen bij de A.J. Schreuderschool op vaste wijze. Eerst verrichten de leerlingen binnen de school eenvoudige werkzaamheden. Ze worden daarbij aangestuurd door medewerkers van de school. In een volgende fase sturen ze elkaar aan. 17
MELBA MELBA staat voor ‘Merkmalprofile zur Eingliederung Leistungsgewandelter und Behinderter in Arbeit’. Binnen dit Duitse instrument worden 29 kenmerken gebruikt om enerzijds een functie te beschrijven en anderzijds om de capaciteiten van een persoon in beeld te brengen.
Probleemoplossend vermogen hebben de leerlingen niet alleen nodig binnen de school, maar ook daarbuiten. Bijvoorbeeld in een stagebedrijf. En natuurlijk hoeven ze niet alles meteen op te kunnen lossen; er zijn ook dingen die ze eerst moeten leren. Zo is er een meisje dat stage loopt bij een Wibrawinkel; op deze kleine vestiging moet ze allerlei taken kunnen uitvoeren. Ze had wat moeite met het geld teruggeven aan klanten. Toen ik dat hoorde van het bedrijf, heb ik dat doorgegeven aan haar docenten. Zij hebben haar gewone lesprogramma even losgelaten en zijn aan de slag gegaan met terugrekenen. Een andere leerling had moeite met het ‘spiegelen’ van producten in een supermarkt. Dat kunnen we op school niet oefenen, maar wel in een bedrijf waar we vaker komen met groepjes leerlingen. Leerlingen zijn veel gerichter bezig met wat ze nog moeten leren om zich in de toekomst beter staande te kunnen houden en dat vergroot hun motivatie.” Vastleggen van wat je kunt Wat ook goed is voor de motivatie, is het vastleggen van wat je kunt. Eugène Schilperoordt: “We werken met certificaten. Daarnaast heeft een van onze leerlingen, Olaf, net een praktijkverklaring gekregen. Ik heb met zijn stagebedrijf afgesproken aan welke werkprocessen hij zou gaan werken. Ik heb hem geobserveerd aan de hand van MELBA. Op basis van mijn observatie heb ik de werkgever een positief advies gegeven en hij heeft de praktijkverklaring ondertekend. Voordeel is dat Olaf hiermee ook aan andere bedrijven kan laten zien
welke werkprocessen hij beheerst. Hij heeft er nu drie behaald en gaat de komende tijd werken aan werkprocessen op het gebied van communicatie. Het mooie is dat zo’n verklaring niet alleen een positief effect heeft op een leerling, maar ook op de ouders; zij zien dat hun kind meedoet, participeert. Het kind wordt bevestigd in wat hij of zij kan. Dat is een voordeel van de Borisaanpak, net als het gebruik van termen als ‘werkprocessen’. Dat is de taal van het bedrijfsleven; je laat ermee zien dat je serieus bezig bent met het voorbereiden van je leerlingen op de arbeidsmarkt. Daar hoort ook bij dat je leerlingen een goed beroepsbeeld geeft; is een wensbaan ook een kansbaan? Het is niet de bedoeling dat je de dromen van leerlingen (en hun ouders!) inslaat, maar je moet wel gesprekken hebben met leerlingen over hun toekomst op de arbeidsmarkt. En over wat ze daar zelf voor moeten doen; het is niet de bedoeling dat ze achterover leunen, maar dat ze zelf op gesprek gaan bij bedrijven. Die eigen verantwoordelijkheid is belangrijk, ook hier op school. Zo krijgen sommige leerlingen binnen de interne stage de rol van manager. Een rol die ze serieus nemen, soms te serieus. We hebben weleens een leerling gehad die in tranen op het schoolplein zat omdat het niet ging zoals hij wilde. Maar dat is wel een heel wijze les voor hem; hij weet nu dat hij eerder aan de bel moet trekken én hij kan zich inleven in andere leerlingen die in dezelfde situatie terechtkomen. En zo kan het gebeuren dat je opeens een autistische jongen zijn armen om een schoolgenoot heen ziet slaan om hem te troosten!”
‘Zo’n verklaring heeft ook een positief effect heeft op de ouders; zij zien dat hun kind meedoet, participeert. Het kind wordt bevestigd in wat hij of zij kan’
Werkend leren in een leerbedrijf Volgens een onderzoek van MKBNederland is 40% van de bedrijven hoog gemotiveerd om met de doelgroep aan de slag te gaan. Van het totaal aan leerbedrijven moeten dat er dus ruim 100.000 zijn. Veel bedrijven hebben evenwel huiver om de eerste stap te maken, omdat ze er onzeker van zijn dat ze het tot een succes zullen maken. Dat ligt voor een deel aan de leerling en voor een deel aan het bedrijf zelf. Aan de scholen vragen de bedrijven de jongeren goed voor te bereiden in werknemersvaardigheden en goede informatie te geven over de
Motieven en meerwaarde SBB onderzocht de motieven en meerwaarde van leerbedrijven voor het opleiden van jongeren. Leerbedrijf zijn levert naast balans in eigen personeelsbestand ook een beter imago en een dynamische sfeer op. Ook ziet de buitenwereld leerbedrijven als maatschappelijk verantwoorde ondernemingen. Bedrijven die stageplaatsen aanbieden aan leerlingen met een beperking, doen dit om dezelfde redenen. Wel bieden directeuren of stagebegeleiders sneller een stageplaats aan als ze zelf iemand met een beperking kennen.
mogelijkheden en beperkingen van de jongere. Zelf wil het bedrijf graag ondersteuning hebben in het organiseren van een flexibele werkstructuur zodat maatwerk in functies mogelijk is. Ook
De vier hoofdmotieven van werkgevers om met de doelgroep aan de slag te gaan zijn:
is het bedrijf onzeker of ze voldoende begeleidingsexpertise hebben om de
1. De werkgever kent iemand met een beperking in zijn eigen directe omgeving en voelt zich medeverantwoordelijk voor het welzijn van deze relatie en is bereid een arbeidsplaats te bieden. De persoonlijke relatie garandeert een grote betrokkenheid bij de begeleiding van de werknemer maar de persoonlijke band kan ook een professionele arbeidsrelatie in de weg staan.
jongere in te passen in het bedrijf en daar te handhaven. Op alle terreinen zijn initiatieven om de positie van de
2. De werkgever heeft een geloofsovertuiging of levensovertuiging van waaruit hij ruimte geeft aan mensen met een beperking in zijn bedrijf. Bij deze twee redenen, de persoonlijke overtuiging van de werkgever, bestaat het risico dat de overige werknemers die overtuiging onvoldoende delen.
leerlingen in de bedrijven te versterken.
19
Word erkend als leerbedrijf
3. De werkgever besluit de doelgroep in zijn bedrijf op te nemen omdat dat goed is voor zijn bedrijf, omdat de klanten dat waarderen. Vooral in de horeca en de groenvoorziening komt dit motief vaker voor. Opdrachtgevers geven gemakkelijker opdrachten als het bedrijf openlijk ook een maatschappelijke doelstelling heeft.
Als een bedrijf nog geen erkend leerbedrijf is, kan dat via www.s-bb.nl/erkenning een aanvraag voor een erkenning doen. Een adviseur praktijkleren van de SBB komt dan langs. Niet alleen om het vinkje voor de erkenning te zetten, maar juist ook om het gesprek aan te gaan: welke werkprocessen kunnen jongeren hier aanleren? Hoe is het proces rondom de begeleiding van de leerlingen opgezet? Hoe kun je de instructie verzorgen? Het gesprek gaat over de randvoorwaarden die nodig zijn om opleiden binnen het bedrijf mogelijk te maken. Ook scholen kunnen bedrijven voordragen voor een erkenning, die noodzakelijk is als er jongeren gaan stagelopen of gaan leren en werken. Dat kan via www.s-bb. nl/onderwijs/beroepspraktijkvorming/leerbedrijf-voordragen.
4. De werkgever is op zoek naar mensen met specifieke bekwaamheden die in zijn bedrijf tot een hoog rendement kunnen leiden. Als de leerling een plaats heeft gevonden die goed past dan wordt hij of zij een loyale en betrouwbare medewerker die niet snel wegloopt naar een ander bedrijf.
Bedrijven en scholen die vragen hebben, kunnen terecht bij de servicedesk van SBB via 088 338 00 00 of via www.s-bb.nl/contact.
Alle bedrijven die erkend zijn als leerbedrijf staan op Stagemarkt.nl. Die erkenning geldt in het bijzonder voor het opleiden van leerlingen uit het mbo, maar veel bedrijven zijn echter ook bereid om leerlingen uit het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs een plek te bieden. Daarbij kan gedacht worden aan bedrijven met:
ᴥᴥ Als uw bedrijf erkend is, ontvangt u van SBB inloggegevens voor de website van SBB. ᴥᴥ Door in te loggen op www.s-bb.nl/inloggen-voor-bedrijven kunt u uw bedrijfsgegevens aanpassen en stageplaatsen publiceren. ᴥᴥ Zo kunt u zelf actief zoeken naar leerlingen vanuit het praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs.
ᴥᴥ Eenvoudige werkzaamheden en/of repeterende werkzaamheden ᴥᴥ Sociaal ondernemerschap ᴥᴥ Eén (vaste) begeleider die affiniteit heeft met de doelgroep en die openstaat voor coaching. ᴥᴥ Bij voorkeur vaste werkplekken voor mensen met een beperking ᴥᴥ De mogelijkheid tot maatwerk
De Nedco Groep: rekening houden met elkaar De Nedco Groep richt zich vooral op de witgoed- en sanitairbranche. Het assortiment bestaat onder meer uit lekbakken, ventilatoren, roosters en regenkappen. Het bedrijf is gevestigd in Nieuwerkerk a/d IJssel en Jinjiang (China). Nedco startte in 1996 als klein familiebedrijf en heeft inmiddels rond de 90 medewerkers. Logistiek manager Klaas van de Wetering: “Als mensen bij ons komen solliciteren, vertel ik meteen dat we 17 medewerkers met een beperking hebben. Dat kan betekenen dat je in de kantine bij iemand zit die zes keer hetzelfde vertelt in een kwartier of niet zo netjes eet. Als je daar niet tegen kunt, moet je hier niet komen werken. We maken geen onderscheid tussen medewerkers met en medewerkers zonder beperking, maar vinden wel dat mensen rekening moeten houden met elkaar. Je maakt bijvoorbeeld geen grappen ten koste van iemand met het syndroom van Down; ik wil niet dat medewerkers voor de gek worden gehouden. Tegelijkertijd moeten mensen met een beperking leren welke regels er gelden. Zo hebben we hier iemand die ooit mijn kamer binnenstormde: ‘Leg die telefoon eens neer, ik moet je iets vertellen!’ Ik heb duidelijk aangegeven dat dat niet kan. Duidelijkheid, structuur, waardering, complimentjes geven…allemaal dingen die belangrijk zijn voor mensen met een beperking. Maar net zo goed voor jou en mij.”
Mark Hulsen, Boriscoördinator bij SBB: “De bedrijven op Stagemarkt.nl zijn erkend om stageplaatsen en leerwerkplekken te bieden aan leerlingen uit het mbo. Als bedrijven ook Borisleerbedrijf willen zijn, kunnen ze dat zelf aangeven via het profiel van het leerbedrijf.” Dit profiel kan een erkend leerbedrijf zelf aanmaken en beheren: ᴥᴥ Ga naar erkenning aanvragen op www.s-bb.nl. ᴥᴥ Volg de procedure via www.s-bb.nl/inloggenvoor-bedrijven. ᴥᴥ Vul bij opleiding in ieder geval VMBO Leerwerktraject/Boris in. ᴥᴥ Als u alle gegevens heeft ingevuld en uw aanvraag heeft bevestigd, zal een adviseur van SBB contact met u opnemen om de erkenning met u door te nemen. De adviseur zal samen met u de voorwaarden voor erkenning doornemen en bepalen voor welke kwalificaties u erkend kunt worden. ᴥᴥ Voorwaarden voor de erkenning kunt u terugvinden op: www.s-bb.nl/bedrijven/ erkenning/voorwaarden-voor-erkenning
Boerenverstand Klaas van de Wetering: “Je kunt heel ingewikkeld doen over de begeleiding van mensen met een beperking, maar volgens mij is het een kwestie van boerenverstand: wat je tegen de ene medewerker niet mag of kunt zeggen, moet bij de ander juist wel. Als je dat kunt aanvoelen, ben je al een eind op weg. Natuurlijk stoot je weleens je kop, maar daar kun je van leren. Ook kun je leren van de mensen om iemand met een beperking heen: ouders, broers, zussen, hulpverleners, jobcoaches… als ik weet dat er thuis iets speelt, dan houd ik daar rekening mee. Ook meer weten 20
over iemands verleden kan helpen. Als iemand een trauma heeft opgelopen, dan wil ik dat graag weten. Niet uit nieuwsgierigheid, maar om mensen te helpen. Tot op zekere hoogte dan: ik ben geen sociaal werker. Ik vind het prettig als ik zo nu en dan met een jobcoach kan praten over de beste aanpak.” Bouviers en herders Een tip van Van de Wetering: als je mensen met een beperking een werkplek wil bieden, overtuig dan eerst je personeel van je keuzes. “Wij willen maatschappelijk verantwoord ondernemen (hoe cliché dat ook klinkt) en dat weet iedereen binnen ons bedrijf. Ook is er één contactpersoon voor de Wajongers. Vroeger waren er drie begeleiders. Tot bleek dat we allemaal andere afspraken maakten. Nu doe ik de begeleiding. Dat kost tijd ja. Tsja, een bouvier iets leren, kost wat tijd, maar hij vergeet het nooit meer. Een herder leert veel sneller, maar is alles ook zo weer vergeten!”
Foto's NH Hotel Group
Vrijheid en veiligheid NH Hotel Group is een keten met 400 hotels in 25 landen. Een daarvan, in Amsterdam Noord, heeft 296 kamers die bestemd zijn voor crewleden van Delta die vliegen van en naar Amerika. In de kelder van het gebouw is een grote keuken, het werkterrein van Murat en zijn praktijkbegeleider Barry. Murat wilde vroeger de politiek in voor de PvdA, of taxichauffeur worden. Op zijn school, Kolom praktijkcollege Noord, heeft hij eerst vakken gedaan om automonteur te kunnen worden. “Daar ging ik mijn diploma niet halen en toen ben ik horecavaardigheden gaan doen. Mijn koksmeester zei dat ik wel kok kon worden.” En dat blijkt, want hij heeft zijn eerste certificaat al gehaald. Nu werkt hij aan nieuwe taken, zoals de hygiënecode en bestellingen. Praktijkbegeleider Barry Latjes: “Dat gaat zeker lukken; Murat is heel loyaal en leergierig. Toen hij hier kwam, was hij heel verlegen. Dat was ik vroeger ook, dus ik weet dat je dan af en toe een duwtje nodig hebt. Zo vraag ik Murat om te bedienen. Of om te helpen met een lunch voor 3.000 mensen op de Zuidas.” Murat: “Als ik dat hoor, is dat eerst wel een schok. Maar als je aan het werk begint, valt het echt mee! Bedienen vind ik niet leuk, maar in de keuken werken wel: koken, bakken, frituren en soms de chef pesten!” Barry: “NH Hotels heeft veel stagiairs, onder andere leerlingen met een beperking. Dat hoort bij de manier waarop we ondernemen. We geven leerlingen veel vrijheid én zorgen voor veiligheid. Murat kan nu zelfstandig alle gerechten maken van de menukaart. En als hij iets fout doet, geeft dat niet; we controleren alle gerechten voordat ze naar de gasten toe gaan. Wat vooral belangrijk is, is dat stagiairs vragen durven te stellen. Als iemand iets niet begrijpt, heb ik het liefst dat hij om meer uitleg vraagt.” Birgit Versteeg, stagecoördinator bij Kolom praktijkcollege Noord: “Murat heeft hier op school zijn SVH certificaat keukenvaardigheden en sociale hygiëne gehaald. Bij Barry gaat hij zijn praktijkverklaring halen voor Horeca assistent en Kok op mbo-niveau. Hij komt komend schooljaar terug bij ons daar helpen wij hem met de vak theorie en geven nog Rekenen, Nederlands en Burgerschap. Murat gaat van school zodra hij een baan heeft. Het Boristraject vergroot zijn kansen op de arbeidsmarkt! Het mooie is dat een bedrijf op deze manier de leerling op maat een opleiding laat volgen, mede volgens de regels van het leerbedrijf.”
‘Wat vooral belangrijk is, is dat stagiairs vragen durven te stellen. Als iemand iets niet begrijpt, heb ik het liefst dat hij om meer uitleg vraagt’
ì www.s-bb.nl/inloggen-voor-bedrijven
21
Goed werknemerschap MKB Goed Werknemerschap is een keurmerk dat samen met MKB Nederland – dus met de werkgevers – is ontwikkeld. Iemand die beschikt over het pasje, voldoet aan de eisen die MKB-werkgevers en ondernemers stellen aan houding en gedrag. Dus aan de attitude die iemand heeft, en niet de inhoudelijke competentie.
Houding en gedrag ‘Goed Werknemerschap’ is ontstaan omdat er veel MKB-bedrijven zijn die graag mensen een kans willen geven in hun bedrijf. Maar ze willen graag mensen met de juiste houding en gedrag. Veel opleidingen en certificaten zijn gericht op het aantonen van vakkennis. Scholen en instellingen proberen voortdurend ervoor te zorgen dat de opgedane kennis zoveel mogelijk aansluit bij de wensen van het bedrijfsleven. Toch leidt dit niet in alle gevallen tot de gewenste resultaten. Houding en gedrag van stagiairs, werkzoekenden en re-integranten zijn vaak heel bepalend voor het succes. ‘Goed Werknemerschap’ gaat juist over houding en gedrag. Daarbij kan gedacht worden aan op tijd komen, afspraken nakomen, flexibiliteit, sociale hygiëne en algehele fitheid. Zinvol om iemand iets te leren Cees Jan Gieskes is initiatiefnemer van Goed Werknemerschap: “In 2006 was ik betrokken bij een project van MKB-Noord, waarbij we mensen zonder werk plaatsten bij MKB-bedrijven uit ons netwerk. Collega-ondernemers dus; ik ging ervan uit dat ik wel wist waar zij naar op zoek waren. Maar soms kreeg ik na drie dagen al een telefoontje: sorry, maar de match is toch niet gelukt. Ik vroeg me af wat er mis ging. Tegelijkertijd merkte ik dat bedrijven soms knettergek werden van alle bemiddelaars die langskwamen: met mensen die langdurig zonder werk zaten, met Wajongers, met allochtone jongeren, met alleenstaande moeders… Als bedrijf wil je iemand best een kans bieden, als je maar de zekerheid hebt dat het zinvol is om diegene iets te leren. Een deel van die zekerheid zit in de houding en het gedrag van werknemers en daar zijn we mee aan de slag gegaan. Zo kwamen we erachter dat er dingen zijn die belangrijk zijn voor werkgevers, maar die niet vastgelegd zijn in een functieprofiel en waar je niet voor betaald krijgt. Een collega helpen bijvoorbeeld, of een probleem oplossen zodat de manager er geen tijd aan kwijt is. We hebben een methode ontwikkeld om te observeren of werknemers beschikken over dit soort vaardigheden. Daarbij kijken we zo generiek mogelijk. We kijken dus niet of iemand taalvaardig genoeg is om als telefoniste te werken, maar wel of ze kan luisteren, spreken en begrijpen.” Zo gestandaardiseerd mogelijk MKB Goed Werknemerschap heeft een kwalificatiedossier ontwikkeld waarin aandacht wordt besteed aan vijftien competenties:
22
'Alleen als ze op de goede plek zitten, kunnen ze hun vaardigheden laten zien. Dus: zo min mogelijk in de school en zoveel mogelijk in de praktijk. Dat geldt trouwens niet alleen voor de leerlingen, maar ook voor de docenten' Cees Jan Gieskes: “Daarnaast werken we met scorekaarten. Ook al gaat het om lastig te meten vaardigheden, toch werken we zo gestandaardiseerd mogelijk. We hebben assessoren door het hele land en kunnen bijvoorbeeld docenten opleiden tot assessor, zodat zij zelf aan de slag kunnen met de werknemersvaardigheden van hun leerlingen. Ook hebben we een lespakket voor het onderwijs. Daarbij moet je trouwens niet denken aan een handboek of iets dergelijks, want zo werkt het niet met werknemersvaardigheden. Iedereen heeft bijvoorbeeld een ander idee bij wat ‘beleefd zijn’ inhoudt. Daarnaast spreek je je vrienden op straat anders aan dan dat je een klant bij de receptie benadert. Een handboek werkt dus niet, maar je kunt mensen wel testen door een sportieve activiteit. Daarbij meten we nadrukkelijk geen enkele sportieve prestatie; het gaat er niet om hoe hoog je kunt komen op een klimwand, maar wel of je kunt luisteren naar instructies, of je samenwerkt, of je doorzettingsvermogen hebt. De kern is: kennis en kunde zijn belangrijk, maar als je houding en je gedrag niet op orde zijn, kom je nergens!”
'Volgens mij is dat de succesformule: jongeren op tijd ‘oppakken’ en samen met hen ontdekken waar ze kunnen gaan werken. Dat verdienen ze!' 100.000 banen MKB-Nederland is niet alleen betrokken bij het keurmerk MKB GoedWerknemerschap, maar ook bij het project ‘Op naar de 100.000!’, samen met VNO-NCW en LTO Nederland. Aart van der Gaag: “Op naar de 100.000! Met dit doel ben ik sinds enige tijd aan de slag namens VNO-NCW, MKB-Nederland en LTO Nederland. Wij willen mensen met een arbeidsbeperking aan een reguliere baan in bedrijven helpen. Die 100.000 banen moeten er in 2026 zijn. Nu is arbeidsbemiddeling de rode draad in mijn carrière, maar natuurlijk is dit een grote uitdaging. Ik geloof er met hart en ziel in. Waar ik ook spreek, ik merk dat ondernemers er zeer voor openstaan 23
om in hun eigen bedrijf ruimte te scheppen. Ondernemers willen een waardevolle bijdrage leveren aan een maatschappelijk vraagstuk. Daarnaast zien ze ook de voordelen van werken met mensen met een arbeidsbeperking voor hun onderneming. Het moet onder de streep ook iets opleveren en het is inmiddels bewezen dat dat kan. Velen is het al gelukt: zij leveren een maatschappelijke bijdrage, het werk wordt leuker én de cijfers worden zwarter. Kijk maar naar de praktijkvoorbeelden op www.opnaarde100000.nl. Natuurlijk hebben ondernemers nog volop vragen: waar te beginnen, wat wordt er precies van mij verwacht? Daarom bevat de site ook praktische informatie over de wet. De komende maanden willen we werkgevers nog veel beter antwoord geven op deze vragen, wegwijs maken en inspireren met geslaagde voorbeelden. Samen onbeperkt – op naar de 100.000 werkplekken!” Henk Krauwel is projectleider van het 100.000-banenproject. Hij is duidelijk over wat hij van het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs verwacht als het gaat om het begeleiden van mensen naar de arbeidsmarkt: “Jongeren moeten goed voorbereid worden op die arbeidsmarkt. Zodra ze op school komen, moeten ze werknemersvaardigheden leren én kennismaken met bedrijven. Het is belangrijk dat ze een goed beeld hebben van wat er in de praktijk van hen verwacht wordt; ze moeten bij wijze van spreken minimaal de derde maandag halen binnen een bedrijf en niet eerder afhaken omdat het tegenvalt of omdat ze nog moeten leren met anderen om te gaan. Alleen als ze op de goede plek zitten, kunnen ze hun vaardigheden laten zien. Dus: zo min mogelijk in de school en zoveel mogelijk in de praktijk. Dat geldt trouwens niet alleen voor de leerlingen, maar ook voor de docenten. Die moeten achter hun bureautje vandaan; ze moeten de dag beginnen met een belletje naar de leerling: ‘Ben je op tijd je bed uit? Je moet vandaag aan het werk en ik ga je daarbij begeleiden’. Daarnaast moeten ze inspelen op kansen in de omgeving. Een voorbeeld: in Amsterdam komt een groot nieuw hotel, ontworpen door Rem Koolhaas. Je zou nu al leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs vaardigheden moeten leren die ze in de hotelwereld kunnen gebruiken, zodat ze over drie jaar daar aan de slag kunnen. Volgens mij is dat de succesformule: jongeren op tijd ‘oppakken’ en samen met hen ontdekken waar ze kunnen gaan werken. Dat verdienen ze, daar hebben ze recht op!”
ì www.opnaarde100000.nl
Begeleiding op de werkplek Sommige mensen hebben wat meer begeleiding nodig bij het uitoefenen van hun werkzaamheden dan andere. Dat vraagt wat van hun begeleiders. Zo organiseren ze vaker voortgangsgesprekken of geven ze op een andere manier uitleg over werkzaamheden. Er zijn verschillende initiatieven om begeleiders op een goede manier voor te bereiden op hun taak. UWV, CNV en SBB ontwikkelen gezamenlijk het profiel van de interne jobcoach om tegemoet te komen aan de behoefte van de bedrijven om de begeleiding meer in eigen hand te hebben. Dat laatste is noodzakelijk voor een duurzame arbeidsrelatie. Het profiel moet een basis hebben en moet modulair kunnen worden uitgebreid op basis van de behoefte van het bedrijf. Als op termijn alle bedrijven 5% van hun personeelsbestand laten bestaan uit werknemers met een beperking dan wordt de interne jobcoach net zo'n normaal verschijnsel als de bpv-er nu.
HARRIE Sinds een aantal jaar houdt CNV Jongeren zich bezig met 'supported employment'. Vrij vertaald, begeleid werken: werk op een werkplek met langdurige ondersteuning voor mensen met een beperking. Samen met Vilans (het kenniscentrum voor langdurende zorg) is onderzocht wat succesvoorwaarden zijn voor duurzame plaatsing van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Op basis van het onderzoek is het HARRIE-concept ontwikkeld. Harrie is een personificatie van een collega die begeleiding biedt. Het is een collega die Hulpvaardig, Alert, Realistisch, Rustig, Instruerend en Eerlijk is. De werkbegeleiders binnen bedrijven en organisaties zijn de Harries-in-wording. Harrie© word je niet zomaar; het moet je liggen. Het begeleiden en ondersteunen van een collega-werknemer op de werkvloer heeft vaak een relatie met de dagelijkse werkzaamheden. Harrie doet bijvoorbeeld hetzelfde werk, of werkt op dezelfde afdeling. Harrie heeft en krijgt tijd om een collega-werknemer te begeleiden. Het voordeel hiervan is dat hij of zij altijd in de buurt en een direct aanspreekpunt is. Harrie kent de werkinhoud en geeft de collega-werknemer instructies of corrigeert. Ook werkgevers kunnen de rol van Harrie op zich nemen, bijvoorbeeld binnen een klein bedrijf. Het is een voordeel wanneer Harrie eerder een begeleidende rol heeft vervuld, of zelf weet wat het is om een beperking te hebben (ervaringsdeskundige). Kijk ook op www.ikbenharrie.nl. De interne jobcoach Het UWV heeft al een aantal jaren experimenten uitgevoerd om bedrijven te stimuleren de begeleiding meer zelf ter hand te nemen en medewerkers daarvoor te scholen. Het profiel van de interne jobcoach dat daarbij werd gehanteerd, kwam in grote lijnen overeen met de Harrie van CNV. Inmiddels heeft het ministerie van SZW een subsidieregeling beschikbaar voor bedrijven die een interne jobcoach hebben om ze tegemoet te komen in de kosten van de extra begeleiding. De coach en het bedrijf moeten aan een aantal voorwaarden voldoen: ᴥᴥ Vraagt u voor de eerste keer subsidie aan voor een interne jobcoach? Dan moet uw werknemer een dienstverband hebben van minimaal 6 maanden. Hij werkt 24
bedrijf waar hij gaat werken. Moet je er werken in een kantoortuin of kan er ook een andere werkplek gecreëerd worden als dat nodig is? Hoe is de afdeling? Waar zijn ze trots op? We willen dat er een goede match is, dat iemand passend werk vindt. Als dat niet zo is, staat hij na een half jaar weer buiten en is het een teleurstelling voor hem én het bedrijf. Dat willen we voorkomen. Om bedrijven goed voor te bereiden, is er een HARRIE-expeditie vanuit het CNV. Het UWV heeft een vijfdaagse training, waarin bijvoorbeeld aandacht wordt besteed aan begeleidingsvragen als: stel dat iemand te laat op het werk is, hoe ga je daar dan mee om? Wat zou de achterliggende oorzaak kunnen zijn? Maak je een inwerkprogramma voor een nieuwe medewerker, of laat je die nieuwe medewerker zelf aangeven waar hij behoefte aan heeft? Naast de trainingen van CNV en UWV is er een interne coachpool en bieden we intervisie. Zo zorgen we ervoor dat iedereen goed voorbereid is.”
minimaal 12 uur per week en verdient minimaal 35% van het minimumloon. Verlengt u de arbeidsovereenkomst van uw werknemer? Dan kunt u subsidie krijgen zolang het dienstverband duurt, met een maximum van in totaal 3 jaar. Heeft uw werknemer na deze 3 jaar toch nog begeleiding van een interne jobcoach nodig? Ook dan kunt u misschien nog subsidie krijgen. U moet uw aanvraag dan wel goed onderbouwen. ᴥᴥ Heeft uw werknemer eerder hulp gehad van een jobcoach? En wilt u nu subsidie voor een interne jobcoach aanvragen? Houd er dan rekening mee dat we de periodes waarin uw werknemer gebruik heeft gemaakt van een jobcoach aftrekken van de maximale periode van 3 jaar. Op www.uwv.nl/werkgevers/werknemermet-uitkering staat meer informatie. Dianne Hafkamp, arbeidsdeskundige UWV Inclusief: “Hoe invulling wordt gegeven aan de subsidieregeling interne jobcoach, verschilt per bedrijf. Ook zijn er verschillende omschrijvingen: werkbegeleider bijvoorbeeld, of praktijkbegeleider. Belangrijk om te weten is dat het geen aparte functie is, het gaat om een rol die een werknemer binnen een bedrijf heeft. In tegenstelling tot de externe jobcoach; dat is iemand van een jobcoachorganisatie, waarvan de hulp ingeroepen kan worden door iemand met een beperking. Een interne jobcoach is iemand die al op de werkvloer aanwezig is en meteen in kan springen als dat nodig is. Iedereen kan gebruikmaken van de regeling interne jobcoach. Vanuit UWV bekijken we hoe iemand het beste geholpen kan worden. Sommige mensen met bijvoorbeeld complexe psychische problemen zijn gebaat bij een externe jobcoach. Anderen hebben voldoende aan iets meer dan de gebruikelijke begeleiding die aan een nieuwkomer binnen een bedrijf gegeven wordt. Weer anderen hebben veel herhaling nodig, of wat langere één-op-één-begeleiding. Het is altijd maatwerk; we kijken naar de persoon om wie het gaat én naar de omstandigheden binnen het
De praktijkopleider plus SBB heeft als wettelijke taak om de kwaliteit van het leerbedrijf te bewaken, onder meer door het bewaken van de deskundigheid van de praktijkopleiders. Vanuit de leerbedrijven klonk al lange tijd de behoefte om de praktijkopleider te scholen om jongeren te kunnen begeleiden met ADHD, autisme, gedragsproblemen en andere zaken in de relatie leerling-praktijkopleider die om specifieke deskundigheid vroegen. Daardoor war er een grote variëteit aan cursussen ontstaan die nu zijn gebundeld in een modulair aanbod.De profielen van de Harrie, van de interne jobcoach en van de praktijkopleider plus zijn nu samengevoegd onder het algemene begrip Interne jobcoach om duidelijkheid te verschaffen aan de bedrijven en om aan te sluiten bij de subsidieregeling interne jobcoach voor de bedrijven. Probleem daarbij is nog wel dat de subsidieregeling beschikbaar is voor de begeleiding van Wajongers die uit een uitkering aan het werk komen. De partijen zijn in overleg met het ministerie van SZW om de regeling ook te laten gelden voor leerbedrijven die jongeren begeleiden uit vso en praktijkonderwijs. Voor trainingsmogelijkheden zie www.borisbaan.nl.
ì www.ikbenharrie.nl www.uwv.nl/werkgevers/werknemer-met-uitkering www.borisbaan.nl
'Een jobcoach is iemand die al op de werkvloer aanwezig is en meteen in kan springen als dat nodig is' 25
De Borisaanpak en gemeenten Leerlingen die een stageplek zoeken voor hun beroepsopleiding, mensen met een uitkering die een werkervaringsplaats nodig hebben, jongeren die ondanks hun beperking op zoek moeten naar een plek op de arbeidsmarkt… allemaal komen ze langs bij bedrijven. Dat kan efficiënter door gebruik te maken van de Borisaanpak, die bij uitstek geschikt is om de samenwerking tussen scholen, gemeenten en bedrijfsleven mede te organiseren. Daarvoor is het wel belangrijk dat die bedrijven op een eenduidige manier worden benaderd. Als de scholen deskundige werkend-leren-organisaties zijn met een solide toeleiding naar duurzame arbeid dan zijn ze in de toekomst ook re-integratiepartner van de gemeente. SBB ondersteunt op dat gebied projecten van een aantal gemeenten.
De aanpak... ᴥᴥ ...helpt scholen om leerlingen toekomstperspectief te bieden. Scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs hebben met de invoering van het passend onderwijs de opdracht gekregen om leerlingen voor te bereiden op de arbeidsmarkt. Dat kan door leerbedrijven te gebruiken als opleidingslocatie, maar daarvoor is het wel belangrijk dat die bedrijven op een eenduidige manier worden benaderd ᴥᴥ ...helpt gemeenten bij het beperken van het beroep dat gedaan wordt op uitkeringen; ze kunnen immers beter sturen op een doelmatige arbeidstoeleiding van kwetsbare jongeren ᴥᴥ ...helpt bedrijven bij het realiseren van de participatieafspraken. De Participatiewet is bedoeld om te organiseren dat mensen kunnen participeren naar vermogen. In de participatieafspraken tussen kabinet en bedrijfsleven staat onder andere dat mensen naar vermogen moeten deelnemen aan arbeid en dat bedrijven ook mensen met een beperking arbeid moeten bieden. Met de bedrijven in een regio kunnen afspraken worden gemaakt over: ᴥᴥ De manier waarop scholen samenwerken in het benaderen van bedrijven voor de arbeidstoeleiding van hun leerlingen. ᴥᴥ De afstemming van de volumes aan op te leiden leerlingen per branche en de beschikbaarheid van leerplaatsen daarvoor. Scholen, bedrijven en gemeenten kunnen dus met een hoog rendement tegen relatief lage kosten de arbeidstoeleiding van kwetsbare jongeren organiseren. Dat vraagt wel wat van die partijen: samenwerking, commitment in de bereidheid elkaars doelstelling te helpen verwezenlijken en een visie op de maatschappelijke opdracht die groter is dan de bedrijfsvoering van het eigen instituut. Rijk van Nijmegen Binnen de regio Rijk van Nijmegen startte op 1 januari 2015 het Regionaal Werkbedrijf Nijmegen. Dit werkbedrijf voert voor de
gemeenten de Participatiewet uit. Doel van deze wet is dat alle mensen, ongeacht leeftijd, herkomst of beperking, als volwaardige inwoners mee kunnen doen aan onze samenleving, bij voorkeur via een reguliere baan. Met de komst van het Werkbedrijf hebben werkgevers één regionaal aanspreekpunt gekregen als het gaat om de instroom van nieuwe medewerkers. Het gaat hierbij niet alleen om volwassenen, maar ook om jongeren. Bij het project vanuit de gemeente Nijmegen zijn de volgende scholen betrokken: Mikado, De Kom, TalitaKoemi, VSO De Marwindt, de Tarcisuisschool, Kristallis Scholengroep, het PROCollege, Visio en de Werkenrode School. De laatste school is penvoerder. Otto Ritsema, beleidsadviseur Onderwijs bij de gemeente Nijmegen: “Toen we begonnen met het Borisproject, bleek dat het handig was om één beschikking, één contactschool, één projectleider en één plan te hebben. Dan wordt het echt iets van de scholen zelf. Dat is het trouwens al, want we hebben hen gevraagd om cofinanciering toen we startten met de Borisaanpak. Het is wel de vraag of de methodiek over een jaar genoeg ingebed is en of de scholen genoeg kennis en ambassadeurs hebben om bijvoorbeeld nieuwe mensen te trainen.” Deskundigheidsbevordering De docenten krijgen binnen het project vanuit SBB in ieder geval de volgende expertisegebieden via scholing aangereikt:
'We zijn steeds op zoek naar manieren waarop we bestaande infrastructuren beter aan elkaar kunnen koppelen, zodat we onderwijs, zorg en arbeid met elkaar kunnen vervlechten'
Doelstellingen voor het Borisproject Binnen vso-scholen moet het omslagdenken bewerkstelligd worden. Kansen en mogelijkheden van leerlingen moeten onderkend worden in relatie tot mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Vso-scholen geven aan ondersteuning te willen bij het onderzoeken van de kansen voor deze jongeren op de regionale arbeidsmarkt en het effectief vormgeven van de arbeidsmarktgerichte leerroute binnen de scholen. Dit betekent ondersteuning op de volgende terreinen: ᴥᴥ loopbaanoriëntatie vanuit perspectief op arbeid vormgeven ᴥᴥ ontsluiten van beroepeninformatie ᴥᴥ zicht krijgen op kansrijke branches voor de doelgroep ᴥᴥ bij het maken van de match tussen leerling en leerbedrijf ᴥᴥ in samenspraak met school het maatwerktraject vormgeven ᴥᴥ certificeren van de stage-ervaring ᴥᴥ realiseren van arbeid naar aanleiding van stage ᴥᴥ vormgeven van nazorgtraject Het praktijkonderwijs wil bereiken dat ze een completer zicht op arbeidsmarktkansen in de regio krijgen. Vanuit Boris moeten voor de leerlingen meer ingangen gecreëerd worden op de arbeidsmarkt. Dit moet worden bewerkstelligd door sectoren aan te boren waar nog weinig contacten mee zijn. De Borisaanpak wordt ingezet om dit doel te bereiken.
ᴥᴥ Loopbaanoriëntatie op basis van de beroepen in de kwalificatiestructuur gekoppeld aan de mogelijkheden op de eigen arbeidsmarktregio ᴥᴥ Verbinding voor elke leerling met een erkend leerbedrijf uit de bedrijfstak van de keuze van de leerling ᴥᴥ Selectie van de werkprocessen die de basis vormen van de opleiding van de leerling in afstemming met de werkgever, opstellen van de praktijkovereenkomst ᴥᴥ Inrichting van de opleiding met de juiste werkverdeling tussen school en bedrijf en uitvoering daarvan ᴥᴥ Ondersteuning van het bedrijf bij het analyseren van de arbeidsrisico's verbonden aan het profiel van de leerling en bij het nemen van maatregelen om die risico's te beperken ᴥᴥ Het certificeren van het opleidingsresultaat met praktijkverklaringen via het Boris Praktijkloket Het management krijgt scholing aangereikt op het gebied van het inrichten en leiden van een werkend-leren-organisatie. Ook wordt het management ondersteund bij het ontwikkelen van een bedrijvennetwerk afgestemd op de regionale arbeidsmarkt en het maken van samenwerkingsafspraken op organisatieniveau. Grenzen Otto Ritsema: “We hebben het Borisproject mede bekostigd vanuit de middelen die de provincie Gelderland beschikbaar heeft gesteld voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid. We zijn gaan praten met scholen in de regio die belangstelling hadden voor de Borisaanpak. Overigens hebben we ‘regio’ breed opgevat; er zit ook een school bij die eigenlijk buiten de grenzen van ons werkgebied valt. Maar soms moet je die grenzen overschrijden als je daarmee kinderen en het onderwijs kunt helpen. Dat doen we ook met het Jongerenteam van het Werkbedrijf: dit team overlegt met scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs over jongeren die zij niet naar werk kunnen begeleiden. Dit hoort helemaal bij de Borisaanpak; we vinden het toch belangrijk om ook deze jongeren te helpen: wat hebben zij nodig, op school én binnen een bedrijf? Hoe kunnen we voorkomen dat ze uiteindelijk toch bij het gemeenteloket terechtkomen? We zijn steeds op zoek naar manieren waarop we bestaande infrastructuren beter aan elkaar kunnen koppelen, zodat we onderwijs, zorg en arbeid met elkaar kunnen vervlechten.” Pareltjes "Scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en scholen voor praktijkonderwijs verschillen in wat ze kunnen hebben aan de Borisaanpak. Het praktijkonderwijs heeft al meer ervaring in het toeleiden van leerlingen naar de arbeidsmarkt. Vso-scholen kunnen daarvan leren. Die samenwerking is belangrijk, ook als het gaat om het benaderen van werkgevers in de regio. Boris is niet de oplossing voor alles, maar ondersteunt scholen wel bij het op een andere manier werken met jongeren met een beperking. Onder andere door hen toegang te geven tot bedrijven. Scholen kennen vaak al wel van die pareltjes waar altijd leerlingen welkom zijn op de werkvloer, maar we hebben nog veel meer van die bedrijven nodig. We zetten steeds meer in op het voorbereiden op de arbeidsmarkt. Bijvoorbeeld: wat doe je als het niet botert met een collega? Ga je ergens mee gooien of vraag je je begeleider om hulp?”
Borisadviseurs aan het woord Interviews met Borisadviseurs Aliki Boef, Johan Meijer, Ernst Voogd en coördinator Mark Hulsen Wat is voor jou het belang van het project 'Boris brengt je bij 'n baan'? Aliki: "Ik vind het belangrijk dat leerlingen met andere talenten dan de ‘gemiddelde’ leerling ook aan het werk kunnen in een gewoon bedrijf, waar ze deel uit kunnen maken van een groter geheel, dat zij ook kunnen bijdragen aan het werk binnen dat bedrijf en dat ze erbij horen. Veel van hen horen/voelen al heel hun schoolcarrière dat ze anders zijn, voelen het stempel dat ze krijgen door het speciaal onderwijs. Dit veroorzaakt bij veel van hen een minderwaardigheidsprobleem. Op deze manier, hoop ik, dat dit enigszins kan worden weggenomen, zodat de leerling blij is en het bedrijf ook. Want ik denk zeker dat deze leerlingen van toegevoegde waarde kunnen zijn voor de bedrijven." Johan: "‘Meedoen’, ‘erbij horen’, dat wil iedereen. Dit geldt zeker voor jongeren met een beperking. Dankzij Boris kunnen deze jongeren ook meedoen op de arbeidsmarkt en een betaalde baan krijgen. Het is mooi om hiervan deel uit te maken. Het is uitdagend en motiverend om deze jongeren, de scholen en de leerbedrijven te mogen begeleiden." Ernst: "Jongeren met een beperking zijn vaak niet in staat om een startkwalificatie te behalen. Betekent dit 'uitschakeling' in de werkende maatschappij? Zeker niet. De Borisaanpak zorgt voor een gedegen werkend-leren-maatwerktraject. Wanneer vanuit een oriëntatiefase de sector bekend is, wordt een passend bedrijf gezocht. Na een proefperiode worden uit een kwalificatie passende werkprocessen van MBO1, maar ook MBO2 besproken, en beoordeeld op haalbaarheid. Zo kunnen jongeren binnen een bedrijf werken aan hun vaardigheden, houding en gedrag en werkprocessen inoefenen. Dit wordt afgesloten met een beoordeling door de werkgever en leidt tot een certificaat. Deze succesfactor maakt hen een (bijna) volwaardige kracht met uitzicht op passende arbeid."
Aliki Boef
Johan Meijer
Ernst Voogd
Mark Hulsen
en de werkprocessen van een kwalificatie, kan er een goede matching plaatsvinden met een leerbedrijf. Daarnaast lopen de leerlingen langdurig stage in een bedrijf, zodat zij werkelijke alle facetten van het beoogde werkproces of de beoogde werkprocessen onder de knie krijgen. Hierdoor worden de deelnemers waardevolle medewerkers in het bedrijfsproces. Ze nemen immers volwaardig deel aan het productieproces op basis van hun vermogen. Dat hoeft dus niet voor de volledige kwalificatie te zijn, maar het kan soms ook wel. Boris zorgt er dus voor dat er naar vermogen goed opgeleide jongeren uitstromen richting de sectoren en daarmee worden de jongeren uit het pro en vso een volwaardig onderdeel van de Nederlandse samenleving." Wat kunnen scholen en bedrijven van je verwachten? Aliki: "Ik hoop de scholen in contact te kunnen brengen met de juiste bedrijven. Hiervoor is een goede samenwerking en afstemming een voorwaarde, maar dat spreekt voor zich. De bedrijven zal ik begeleiden in de voorbereidingen om te zorgen dat ze de leerling op een juiste manier in het bedrijf ontvangen, opnemen en begeleiden, als ze hier nog geen ervaring mee hebben. Als er geen kennis aanwezig is over de doelgroep dat zal ik handvaten geven door middel van een workshop of een goed gesprek. Verder zal ik ze gedurende de tijd dat de leerling er werkt bezoeken; de frequentie is afhankelijk van hoe het gaat." Johan: "Samen met collega adviseurspraktijkleren en de Boris-adviseurs van SBB ga ik scholen en bedrijven ondersteunen bij het invoeren en uitvoeren van de Borismethode. Een succesfactor bij Boris is de goede samenwerking tussen de school en het bedrijf. Als Borisadviseur ben ik daarbij de verbindende partij (of schakel) en breng school en bedrijf bij elkaar door samen te onderzoeken waar de mogelijkheden liggen." Ernst: "Vanuit de pilotfase mogen scholen van mij ondersteuning verwachten bij het zoeken naar passende, welwillende bedrijven die de maatschappelijk 'handschoen' opnemen om deze doelgroep op te nemen in het werkendleren-proces. Tijdens het gehele proces houden we contact over het verloop en zonodig biedt ik ondersteuning bij vraagstukken rondom aan-
Mark: "Boris is een beproefde systematiek die jongeren met een beperking sneller en beter kan laten aansluiten op de mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Hierdoor kunnen jongeren beter en duurzamer worden opgeleid en toegeleid naar een baan. Doordat er een concrete afstemming plaatsvindt tussen de ambities van de jongere 28
sluitend onderwijs, teneinde de Boris kandidaat succesvol in de werkprocessen te laten zijn. Bedrijven krijgen de passende ondersteuning in het verlengde van hun rol als leerbedrijf. Vereiste is natuurlijk wel dat er een praktijkopleider is die anticipeert op de Boriskandidaat en die stimuleert, enthousiasmeert en als interne jobcoach zorgt voor een succesvolle begeleiding. In de nieuwe rol als regionaal Borisadviseur ondersteun ik scholen/bedrijven met: maatwerktrajecten organiseren, faciliteren van de school bij inrichten van maatwerkprogramma’s. Het ondersteunen en faciliteren van leerbedrijven, te denken valt aan: leerbedrijf werven en selecteren, bedrijf erkennen, matching bedrijfleerling, ondersteunen bedrijven bij de opname van de doelgroep; bekwaamheid praktijkopleider (praktijkopleider+interne jobcoach) en het organiseren van de certificering." Mark: "Scholen, bedrijven en SBB zijn wat mij betreft onlosmakelijk verbonden. Door de continue wisselwerking tussen deze drie partijen en de bewegingen op de arbeidsmarkt en in het onderwijs is een goede flexibele houding enorm belangrijk. Daarnaast is ook het luisteren naar elkaars belangen bijzonder belangrijk. Bedrijven hebben behoefte aan personeel wat bekwaam is. Voor jongeren vanuit het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs betekent dat veel oefenen in echte situaties. Scholen en bedrijven moeten dat kunnen en willen en daar ligt mijn rol, de verbindende schakel zijn tussen onderwijs en bedrijfsleven met als doel om zoveel mogelijk jongeren toe te leiden naar een baan. Wij zullen daarvoor bedrijven benaderen en informeren over het Borisproject, wij informeren scholen over de systematiek van Boris en de instrumenten die er zijn. Bedrijven worden voorbereid op de komst van een stagiair vanuit het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs door bijvoorbeeld de accreditatie of de juiste informatie die verwijst naar de opleidingsmogelijkheden voor een praktijkbegeleider. Als er eenmaal een leerling is dan begeleiden wij het leerbedrijf om van de stage een succes te maken. Kwaliteitsbevordering van de stage is immers al jarenlang onze belangrijkste wettelijke taak." Wat zou er (in de toekomst) moeten veranderen om nóg meer leerlingen te kunnen helpen bij het vinden van hun plek op de arbeidsmarkt? Aliki: "Bedrijven moeten zich bewust worden van de doelgroep en de bijbehorende talenten, zodat deze jongens en meisjes veel meer ingezet kunnen worden en deel kunnen gaan uitmaken van het arbeidsproces." Johan: "Nog niet alle scholen en bedrijven zijn bekend met het succes van de Borisaanpak.
Aan die bekendheid gaan we werken. Hoe meer bedrijven en scholen gaan werken volgens de methodiek, hoe meer kansen er zijn voor de jongeren. Daarnaast werkt Boris goed omdat er in de mindset van iedereen iets verandert. In plaats van een “het kan niet!, want….”, gaan we naar een “Het kan wel!, door...!”
Contact met de Borisadviseurs In elke arbeidsmarktregio is een SBB Borisadviseur beschikbaar om scholen te informeren over de dienstverlening van SBB en over de verbinding met leerbedrijven in de regio.
Ernst: "Het bedrijfsleven zou het vanzelfsprekender moeten gaan vinden dat er medewerkers zijn die een beperking hebben, maar op onderdelen in het werkproces een waardevolle bijdrage kunnen leveren. Als niet alleen het hart, maar ook de ratio gaat meebepalen. Dan zijn we dichter bij een succesvolle inzet van medewerkers met een beperking én een praktijkverklaring." Mark: "De Borissystematiek kan breder worden ingezet. Het is een heel goed concept dat ook goed gebruikt kan worden voor toeleidingstrajecten van mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Het mooie van het traject is dat er altijd wordt toegewerkt naar arbeid en een praktijkverklaring." Mark, wat is jouw rol als coördinator? "Als Boriscoördinator zorg ik voor de randvoorwaarden, waaronder de 24 Borisadviseurs in de 35 arbeidsmarktregio’s optimaal hun werk kunnen doen, naast hun normale wettelijke taken. Ik zorg ervoor dat beleid wordt omgezet naar concrete taken en actie en dat de verschillende brokken met (onderwijs- en arbeidsmarkt) informatie worden gefilterd en verspreid richting de betreffende adviseurs." Zie voor contactgegevens Boris-adviseurs: www.borisbaan.nl/regio.html 29
Ernst Voogd Stedendriehoek en Noordwest Veluwe Irene Trejic Twente Mari van Geel Midden-Brabant Dick de Rooij Haaglanden Tijn Schalke West-Brabant Aliki Boef Holland Rijnland, Midden-Holland Mark Hulsen Zeeland, Rijnmond Jan Willem van het Hof Zuid-Limburg Hanneke van den Broek Zuidoost-Brabant, Helmond-De Peel Ria Pots Friesland Edward Jacobs Midden-Utrecht Gylaine Meertens Zaanstreek/Waterland, Zuid-Kennemerland en IJmond
Jan Kerver Noord-Holland Noord, GrootAmsterdam, Gooi en Vechtstreek Henk Kip Achterhoek, Midden-Gelderland Harm Vissers Zuid-Holland Centraal Lammert van Pijkeren IJsselvechtstreek Riek Houtappels Noord-Limburg, Midden-Limburg Henk Harink Flevoland Onno van Megen Drechtsteden, Gorinchem Iris van Aurich Amersfoort, Food Valley Carien van der Willigen Rivierenland, Rijk van Nijmegen Johan Meijer Groningen, Drenthe Carla van Heezen Noordoost-Brabant
Tot werk in staat Romke van der Veen is hoogleraar Sociologie van arbeid en organisatie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Tijdens de studiemiddag ‘Tot werk in staat’ van het Sociaal Cultureel Planbureau gaf hij aan:
“Het beleid om de arbeidsongeschiktheid terug te dringen, is in de afgelopen 25 jaar redelijk succesvol gebleken. Niettemin is het aantal arbeidsongeschikten in Nederland nog altijd hoog en keren maar weinig mensen vanuit de uitkering terug naar de arbeidsmarkt.”
Redenen voor geringe participatie Het onderwijs heeft de taak om jongeren voor te bereiden op maatschappelijke participatie. De participatie van mensen met een arbeidsbeperking is nog altijd gering. Volgens Romke van der Veen zijn hier verschillende redenen voor: ᴥᴥ De arbeidsongeschiktheidsregelingen brengen de werkgevers een hoge prijs in rekening voor een probleem die zij niet altijd zelf kunnen beïnvloeden. Het bekende voorbeeld is de werknemer die al dan niet tijdelijk arbeidsongeschikt raakt door een ongelukkige manoeuvre op de skipiste of een mislukte parachutesprong. Door de hoge kosten van arbeidsongeschiktheidsregelingen zijn werkgevers huiverig om mensen uit risicogroepen in dienst te nemen. Dat effect is sterker naarmate het bedrijf kleiner is. ᴥᴥ Er is sprake van een overbelaste arbeidsrelatie: werkgevers hebben te maken met een complex systeem dat een zware administratieve belasting met zich meebrengt. Het effect daarvan is dat werkgevers de regelingen proberen te ontlopen door zo min mogelijk vaste arbeidsrelaties aangaan. Overigens bieden de uitvoeringsorganisaties desgevraagd administratieve ondersteuning, maar veel werkgevers zijn er nog onbekend mee. Wat hier parten speelt, is dat de uitvoeringsorganisaties grote moeite hebben om continuïteit in hun relaties met werkgevers te brengen, waardoor vooral de re-integratie wordt belemmerd. ᴥᴥ Omgevingsfactoren oefenen een opwaartse druk uit op het aantal arbeidsongeschikten en remmen de re-integratie af. De verwachting is dat werkgevers in de toekomst minder verplichtende arbeidsrelaties zullen aangegaan, waardoor er minder mogelijkheden zijn voor de re-integratie van mensen met een arbeidsbeperking wier relatie met een werkgever niet meer bestaat, nooit heeft bestaan of verstoord is geraakt. Een andere omgevingsfactor is het feit dat gemeenten in toenemende mate financieel aansprakelijk zijn voor de uitvoering van de bijstandswet. Ze hebben er daardoor alle belang bij om het beroep op bijstand zo laag mogelijk te houden, bijvoorbeeld door aanvragers van een uitkering te verwijzen naar andere voorzieningen.
30
Verbetering van de situatie Volgens Romke van der Veen is het een uitdaging om deze situatie te verbeteren. “Gelet op de meest bepleite oplossingen, valt op dat de inzet van het financieel instrumentarium maar beperkt effect sorteert. Sterker nog, de loondoorbetalingverplichting heeft eerder averechtse gevolgen voor de re-integratie. Ook positieve stimulansen om mensen weer aan het werk te helpen, hebben maar weinig effect. Werkgevers nemen immers vooral mensen aan die rendabel zijn. De actieve beïnvloeding van werkgevers en werknemers heeft als groot nadeel dat een toch al overbelaste arbeidsrelatie verder wordt belast. En de samenvoeging van de diverse regelingen voor mensen met een arbeidsbeperking in een nieuwe, geïntegreerde regeling als de Wet werken naar vermogen stuit op de grenzen van wat een gemeente vermag. Gemeenten zijn immers al verantwoordelijk voor de uitvoering van de Algemene wet bijzondere ziektekosten, de jeugdzorg en de verzwaarde Wet maatschappelijke ondersteuning.” Wat dan te doen? “De regering zou erover kunnen nadenken om de periode van loondoorbetalingverplichting weer wat korter te maken en daarmee de arbeidsrelatie minder te belasten. Ook zou ze de re-integratie van mensen met een arbeidsbeperking kunnen bevorderen door bijvoorbeeld het ontslagrecht te versoepelen. Beide maatregelen leiden tot een ontlasting van de werkgever die – hoe je het ook wendt of keert – risico’s neemt door mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Tegenover die versoepeling zou een poortwachterregeling kunnen staan die eisen stelt aan de inzet van de werkgever. Die eisen kunnen betrekking hebben op de inspanningen ten behoeve van employability die vervolgens bepalend zijn voor het verlenen van een ontslagvergunning, voor de hoogte van een eventuele ontslagvergoeding of voor de premie voor de werkloosheidsverzekering. Een dergelijke poortwachterregeling belast de arbeidsrelatie ook weer, maar dan zodanig dat de werkgever wel direct invloed heeft op de eisen die aan hem worden gesteld en zodanig dat de belasting van de arbeidsrelatie zo veel mogelijk bijdraagt aan participatiebevordering in plaats van dat ze deze remt.”
De toekomst van Boris Bedrijven en scholen hebben een lange relatie in het gezamenlijk organiseren van beroepsopleidingen. Deze relatie gaat terug tot 1919, toen de Nijverheidswet in werking trad. Met deze wet werd de gezamenlijke verantwoordelijkheid van bedrijfsleven en overheid in het scholen van jongeren voor een ambacht vastgelegd. De systematiek van het werkend leren biedt jongeren met een beperking de opstap naar werk.
Will Seignette, bij het Borisproject betrokken vanuit SBB: “De systematiek van het werkend leren is een groot goed dat wordt gekoesterd door scholen, bedrijven, de politiek, de overheid… De Borisaanpak maakt daar gebruik van, niet door een revolutie te veroorzaken, maar door de systematiek toegankelijk te maken voor jongeren met een beperking. Niet alleen door hen te begeleiden in hun zoektocht naar een plek binnen een bedrijf, maar ook door dat bedrijf te ondersteunen. Zonder daar al te ingewikkeld over te doen: bij iedere leerling kijk je naar zijn mogelijkheden, naar zijn talenten. Iedereen heeft een handleiding. Tegelijkertijd moet je de beperking niet bagatelliseren: sommige leerlingen hebben een aangepaste werkplek nodig, voor anderen is van belang dat de taken binnen het bedrijf op een flexibele manier toebedeeld worden. Overigens is dat niet alleen belangrijk voor leerlingen met een beperking, maar voor iedereen. Er gaan al lang stemmen op dat het weinig zin heeft om medewerkers een standaard takenpakket te geven, maar dat ze aangesproken moeten worden op hun sterke punten.”
van OCW en ik merk dat ze zich daarop én op de goedkeuring van de Inspectie van het Onderwijs richten. Logisch, maar wat mij betreft is er breder perspectief nodig: scholen moeten zich ontwikkelen tot organisaties die gespecialiseerd zijn in het in beeld brengen van de arbeidsmogelijkheden van mensen én in het begeleiden van die mensen naar de juiste plek. Als ze dat doen, zijn ze een interessante partner voor gemeenten. Binnen die gemeenten zouden sociale zaken, economische zaken en onderwijs een gezamenlijke agenda moeten hebben. In die agenda zou moeten staan wat de arbeidsmarktbehoeften in de toekomst in de regio zijn. Aan de hand hiervan kunnen onderwijsinstellingen de werknemers van de toekomst gericht informeren over de kansen in die regio. De afdeling sociale zaken kan de onderwijsvoorzieningen gebruiken om een passende plek te vinden voor de mensen die zijn uitgevallen. Daarmee vermijd je dubbele circuits. En dat bespaart uiteindelijk geld.” Op z’n KNVB’s Het Boris-team ondersteunt scholen de komende tijd op verschillende manieren. Belangrijk is de relatie met bedrijven. Vaak zijn die relaties er wel, maar dan op het niveau van de stagebegeleider en niet structureel. Er moeten ook relaties gelegd worden tussen directieleden van scholen en bedrijven, zeker als het gaat om landelijke organisaties die filialen in verschillende plaatsen hebben. Ook de samenwerking met andere partners in de regio is van belang, bijvoorbeeld toeleverende scholen, de gemeente en UWV. Will Seignette: “Uiteindelijk moet het Boris-team zichzelf misbaar maken. We werken op z’n KNVB’s: we coachen de mensen die uiteindelijk andere scholen gaan coachen.”
Bushalte Regionale samenwerking is een belangrijke succesfactor voor jongeren om hun bestemming te bereiken. Bij die bestemming gaat het niet alleen om een werkplek, maar ook om zelfredzaamheid. Soms zal een hoger onderwijsniveau daarbij helpen, maar zeker niet altijd. Het heeft bijvoorbeeld weinig zin om een leerling door te laten stromen van het voortgezet speciaal onderwijs naar een regionaal opleidingencentrum als je weet dat hij het daar niet gaat redden. Will Seignette: “Dan wordt het een soort busreis: leerlingen worden netjes verzorgd vervoerd tot de volgende bushalte en worden er dan uitgezet. We moeten niet naar het ’hier en nu’ kijken, maar naar het ‘daar en straks’: waar zit de toekomst van een jongere en hoe breng je hem daar?”
Onderzoek Oberon doet onderzoek naar de Borisaanpak en doet aanbevelingen voor de toekomst. Zodra de onderzoeksrapport klaar is, leest u erover op www.borisbaan.nl.
Financiën Een andere succesfactor zijn de financiën volgens Will Seignette: “Scholen zijn afhankelijk van de financiering vanuit het ministerie 31
st jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test je ezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf est jezelf jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test j Detest Boris Scholentest ezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf st jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test je ezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf zelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf est jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test st jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jez ezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf zelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf zelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf est jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test st jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test je ezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf zelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf t zelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf est jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test ezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf zelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf est jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test st jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jez ezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf zelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf est jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test ezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf zelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf est jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test ezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf zelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf zelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf est jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test st jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test je De Boris scholentest geeft u inzicht in welke mate de school al opereert als werkend-leren-organisatie en de Borismethode uitvoert. Kruis bij alle tien de vragen de tekst aan die het beste op uw schoolorganisatie van toepassing is. Dat is de beschrijving die het dichtst komt bij de werkelijke situatie van uw school. Beslis op basis van uw eerste ingeving. Niet de door u gewenste situatie is van belang maar de feitelijke situatie.
1. Uitstroom Arbeid a. De school richt zich op doorstroom naar voort- gezet onderwijs en arbeidsmatige dagbesteding. Uitstroom naar de reguliere arbeidsmarkt komt niet voor. b. De school richt zich op doorstroom naar voort gezet onderwijs en het mbo. c. De school heeft een volwaardige uitstroom naar arbeid die gelijkwaardig is aan de andere uit- stromen maar zet voor de leerlingen zo hoog mogelijk in. d. De uitstroom naar arbeid is het beste toekomst perspectief voor de hoofdmoot van onze leerlingen en de school specialiseert zich in de organisatie van die uitstroom.
2. Bedrijvennetwerk a. De school heeft geen contacten met het bedrijfsleven. b. De school heeft een beperkt netwerk aan stage bedrijven (< 50). De relatie daarmee wordt onderhouden door de stagedocent. c. De school heeft contact met een uitgebreid netwerk aan bedrijven (> 50). De relatie daar mee wordt onderhouden door een speciale stagecoördinator in de school. d. De school heeft een netwerk dat een afspiegeling vormt van het regionale bedrijfsleven. De relatie daarmee wordt onderhouden door de directie op strategisch niveau en met het onderwijs personeel op operationeel niveau.
3. Regionale samenwerking a. De school is een zelfstandig opererende organi satie zonder verbindingen naar andere scholen of regionale organisaties. b. De school is een zelfstandig opererende organisa tie maar heeft contacten met andere regionale organisaties over doorstroom, zorgondersteuning, jobcoaching etc. c. De school opereert in een netwerk met andere onderwijs-‐ en ondersteuningsorganisaties gericht op uitwisseling en inschakeling van elkaars expertise in het onderwijsproces. d. De school participeert in een regionaal netwerk van scholen, gemeente en bedrijfsleven en vervult daarin de specialistische functie toeleiding naar werk. De school functioneert zowel binnen het stelsel van onderwijs als binnen de dienstverlening aan gemeente en bedrijfsleven op het terrein van toeleiding naar arbeid.
32
4. Schoolorganisatie a. De school werkt met vastgestelde roosters en onderwijsprogramma’s en vakdocenten. Een stagedocent regelt de stages. Onderwijs en voor bereiding op werk zijn gescheiden trajecten. b. De school werkt met vastgestelde onderwijs- programma’s. De leerlingen die uitstromen naar arbeid ontvangen in het laatste stadium van hun opleiding een arbeidsvoorbereidend onderwijs- aanbod eventueel in combinatie met een AKA- opleiding. c. Het onderwijs is flexibel en richt zich naar de behoefte van de leerling maar de keuze is beperkt door het aantal vakrichtingen op school. De sta- gecoördinator begeleidt leerling en bedrijf. d. Er is een mentor per leerling die het traject voor de leerling ontwerpt en organiseert. Deze on- derhoudt ook de relatie met het leerbedrijf en stemt het proces af met de praktijkopleider. 5. Zicht op de regionale arbeidsmarkt a. De school heeft geen informatie over de mogelijk heden voor de leerlingen op de regionale arbeids markt. b. De school heeft zicht op de regionale arbeids- markt via haar eigen stagebedrijven. c. De school heeft zicht op de mogelijkheden voor hun leerlingen op de regionale arbeidsmarkt via de gegevens van het UWV. d. De school heeft zicht op de mogelijkheden voor hun leerlingen op de regionale arbeidsmarkt via de basiscijfers jeugd van SBB en benut de leer bedrijven van de relevante bedrijfstakken uit stagemarkt in hun regio.
6. Loopbaanoriëntatie a. Er vindt loopbaanoriëntatie plaats. De leerling wordt geadviseerd welke opleiding die de school biedt het beste bij hem past en die wordt uitge- voerd. b. Alle leerlingen volgen hetzelfde programma voor loopbaanoriëntatie dat hoofdzakelijk gericht is op arbeidsvoorbereiding in algemene zin. c. De arbeidsmogelijkheden worden bij elke leerling apart via testen en assessment in beeld gebracht, daarna maakt de leerling een keuze uit de oplei- dingen die de school biedt. d. De arbeidsmogelijkheden van elke leerling wor- den apart in beeld gebracht en getoetst aan de regionale arbeidsmogelijkheden. Er wordt een leerbedrijf gezocht in de sector die de voorkeur
ezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf f test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf tes jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jeze f test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf ezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf f test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf te test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf tes jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jeze zelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf f test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf te test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf tes test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf tes jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jeze ezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf f test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf te test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf tes jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jeze f test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf te test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf tes jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jeze zelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf f test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf te test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf tes jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jeze f test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf te test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf tes jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jeze f test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf tes test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf tes test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf tes jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jeze ezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf test jezelf heeft van de leerling en daarmee wordt een opleidingstraject vastgesteld.
7. Werken met leerbedrijven a. Het onderwijs wordt georganiseerd op de school. Stages hebben een oriënterend karakter. Het bedrijf wordt niet ingeschakeld in het onderwijs- proces. b. Het onderwijs vindt in hoofdzaak plaats op school. De stages maken daar deel van uit maar er is geen overleg met het bedrijf welke meetbare doelen daarin moeten worden bereikt. c. Het onderwijs vindt deels op school en deels in het bedrijf plaats. Er wordt kritisch gekeken welk deel daarvan in het bedrijf kan worden gerealiseerd. d. Het onderwijs vindt in hoofdzaak plaats bij het leerbedrijf. Het programma is vastgesteld in over- leg met het bedrijf en de toekomstige taken zijn daarin leidend. School en bedrijf gaan er van uit dat de leerling na de opleiding bij het bedrijf in dienst komt. 8. Ondersteuning bedrijven a. Omdat de leerlingen doorstromen naar mbo of naar beschermde arbeid is er geen behoefte aan ondersteuning van bedrijven in de omgang met de leerling. b. De stagebegeleider instrueert het bedrijf over de omgang met de leerling. c. De ondersteuning van het stagebedrijf wordt verzorgd door een externe jobcoach. d. Met het bedrijf samen worden de voorwaarden in beeld gebracht die bij het bedrijf en bij de leer- ling moeten worden vervuld om het werken tot een succes te maken. Die voorwaarden worden vervuld voordat de leerling wordt geplaatst.
10. Nazorg na diplomering a. Nazorg wordt niet georganiseerd door de school. b. De leerling wordt nog enige tijd gevolgd en er wordt bijgehouden of de leerling aan het werk blijft of uitvalt. c. De school zorgt ervoor dat na de schoolperiode de risico’s op uitval bij de leerling en bij het bedrijf zoveel mogelijk zijn beperkt. d. De school volgt de leerling en het bedrijf na diplomering actief en ondersteunt bedrijf en leerling bij het verkleinen van afbreukrisico en bij het realiseren van nieuwe ontwikkelings mogelijkheden.
Scoring Voor ieder antwoord dat u heeft gegeven krijgt u het volgende aantal punten:
a. b. c. d.
1 punt 2 punten 3 punten 4 punten
Puntenoverzicht Het totaal aantal punten vermeldt u in onderstaand overzicht en telt u bij elkaar op. Nr. Onderwerp 1. Uitstroom arbeid 2. Bedrijvennetwerk 3. Regionale samenwerking 4. Schoolorganisatie 5. Zicht op de regionale arbeidsmarkt 6. Loopbaanoriëntatie 7. Werken met leerbedrijven 8. Ondersteuning bedrijven 9. Certificering 10. Nazorg na diplomering
9. Certificering a. De leerling ontvangt geen (branche)certificaat bij uitstroom. b. Bij uitstroom naar arbeid gaan we voor een AKA- diploma. c. Waar mogelijk zetten we in op een branche certificaat. d. De leerling ontvangt een certificaat waarop de werkprocessen uit de kwalificatiestructuur van het mbo vermeld staan die de leerling beheerst. Dat certificaat draagt het stempel van de betreffende branche-organisatie.
Totaal aantal punten
De uitleg bij de uitkomsten is terug te vinden op de laatste pagina van dit magazine.
33
Punten
Colofon Uitgave © Boris, Zoetermeer november 2015 (Eind)redactie Miranda van Elswijk, Wendy van Rijnsbergen, Will Seignette Opmaak en illustraties Peter-Jan Nieuwenhuizen Drukwerk Bestenzet, Zoetermeer Meer informatie? Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) Boris Pasternaklaan 4 2719 DA Zoetermeer www.s-bb.nl
Uitkomsten Boris Zelftest Van 10 tot 20 punten De school is sterk gericht op de organisatie van het interne proces. Werkend leren komt in uw school niet gestructureerd voor. Er is weinig ruimte voor het faciliteren van de individuele ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling en bij doorstroom naar werk is het afbreukrisico hoog. De school is overigens meer ingesteld op doorstroom naar de volgende (zorg)omgeving voor de leerling dan op uitstroom naar betaald werk. Voor de omschakeling naar een werkend-leren-organisatie heeft de school een intensief trainings- en coachingsprogramma nodig op alle onderdelen van het scholingsaanbod. Van 20 tot 30 punten De school heeft het individuele resultaat van de leerling voor ogen maar heeft nog onvoldoende mogelijkheden om dat goed te organiseren. De school zoekt de oplossing daarvoor teveel bij zichzelf en kan in de samenwerking met anderen een groter resultaat bereiken. Er moet meer ruimte komen om de onderwijsgevenden zelf te laten beslissen wat goed is voor de leerlingen maar dan moeten ze daarin wel professioneel kunnen handelen. Zowel het management als het onderwijsgevend personeel hebben veel baat bij een opener onderwijsproces; samen met anderen en met een professionele relatie met de bedrijven. De mogelijkheden van bedrijven als onderwijspartner van de school kunnen beter worden benut. Besteed bij de scholing en coaching aandacht aan zowel management als onderwijsgevend personeel en stel die goed af. Van 30 tot 40 punten De school richt zich op de arbeidsmogelijkheden van de leerling en probeert die zo ver mogelijk te ontwikkelen en benut de leerplaats in het bedrijf daarbij goed. Al in een vroeg stadium wordt de oriëntatie op de regionale arbeidsmogelijkheden ingezet en samen met een bedrijf omgezet in een programma gericht op productieve vaardigheden. De ontwikkelingsmogelijkheden op de werkplek worden goed benut en er is veel vertrouwen in de praktijkopleider. Het bedrijf wordt ondersteund in het managen van het afbreukrisico en kan dit na diplomering zelfstandig. Scholing op onderdelen van het proces kan het rendement verder versterken. 34
Contactpersonen Will Seignette projectleider Boris brengt je bij ’n baan
[email protected] 06 23 946 656 Mark Hulsen coördinator Borisadviseurs
[email protected] 06 50 517 411 Bert Vliegers Borisvoorlichter scholen Oost-Nederland
[email protected] Jan Kerver Borisvoorlichter scholen West-Nederland
[email protected]
'Boris brengt je bij 'n baan' wordt uitgevoerd door SBB met steun van het ministerie van OCW met deelname van werkgevers- en werknemersorganisaties, scholenorganisaties speciaal onderwijs en praktijkonderwijs, UWV en VNG.