november 2008
Minder inwoners, meer ruimte en nieuwe kansen Introductie op de hoofdlijnen bij de Stadsdeelplannen Sittard-Geleen 2009-2011
Minder inwoners, meer ruimte en nieuwe kansen
Introductie op hoofdlijnen bij de Stadsdeelplannen Sittard-Geleen 2009-2011
november 2008
1
2
Inhoudsopgave 1
Inleiding
3
1.1
Bevolkingsdaling
3
1.2
Beleid in scenario’s
6
1.3
Zoeken naar een nieuwe balans
6
2
Demografie
9
2.1
Ontgroening en vergrijzing in Europa
9
2.2
Demografie in Nederland
10
2.3
Demografie in Sittard Geleen
10
3
Overige maatschappelijke ontwikkelingen en trends
13
3.1
Invloed van genoemde trends op leefbaarheid
14
4
Strategie: groei door kwaliteit
15
4.1
Mogelijke strategieën
15
4.2
De strategie van Sittard-Geleen
16
4.3
Groei door kwaliteit
18
5
Stadsdeelplannen: proces en methodiek
19
6
Basiskwaliteit leefomgeving naar thema’s
21
6.1
Thema Wonen
25
6.2
Thema Winkelen
26
6.3
Thema Veiligheid
26
6.4
Thema Openbare ruimte
26
6.5
Thema Jeugd en jongeren
26
6.6
Thema Ouderen
26
6.7
Thema Maatschappelijke voorzieningen
27
6.8
Thema Onderwijs:
27
Colofon Dit is een uitgave van de gemeente Sittard-Geleen. Afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling, team Stadsdeelmanagement tot stand gekomen in nauwe samenwerking met de externe maatschappelijke partners Eindredactie Ger Theelen
3
4
1 Inleiding Met dit document worden de stadsdeelplannen 2009-2012 aangeboden aan het gemeentebestuur en de maatschappelijke partners. Het is de eerste versie van de stadsdeelplannen voor de gemeente Sittard-Geleen. Ze betekenen een belangrijke mijlpaal in de ontwikkeling van het wijkgericht werken. De stadsdeelplannen vormen een vertaling van het (vastgestelde) stedelijk beleid naar de vijf stadsdelen met hun wijken en buurten. Het strategisch beleid richt zich op de leefbaarheid van de stad op lange termijn. Het is onderworpen aan wet- en regel geving, maar ook aan veel maatschappelijke en economische ontwikkelingen. Dit zijn invloeden van buitenaf die grote invloed hebben op de gemeente, maar waarop de gemeente zelf weinig invloed kan uitoefenen. Bij de aansturing moet hiermee ernstig rekening worden gehouden.
1.1 Bevolkingsdaling Om maar meteen met de deur in huis te vallen: sinds 2000 daalt het aantal inwoners, het aantal jongeren (0-19 jaar) en de beroepsbevolking (20-64 jaar). Het aantal ouderen(boven 65 jaar) stijgt. De geschetste ontwikkelingen zijn gebaseerd op recente demografische cijfers (E`til 2008). Daaruit blijkt dat de bevolkingsdaling vanaf 2000 definitief is ingezet. 0-19 jaar 20-39 jaar 40-59 jaar 60-79 jaar boven 80 jaar
100.000 80.000 60.000 40.000 20.000
leeftijdsopbouw (gestapeld)
0 2000
2007
2010
2020
2030
2040
De bevolkingsdaling, de daling van het aantal jongeren (ontgroening) en de vergrijzing zijn erg belangrijk voor de leefbaarheid, de zorg en het aantal voorzieningen. De ontgroening heeft onmiskenbaar gevolgen voor (het voortbestaan van) voorzieningen of faciliteiten voor de jeugd, zoals peuterspeelzalen, scholen en voor- en naschoolse opvang. Maar ook sportterreinen moeten bijvoorbeeld op tijd worden aangepakt. Nu al staan er klaslokalen leeg in het basisonderwijs en is er een overaanbod van voetbalvelden. Accommodaties hebben een minimale grootte en bezetting nodig om de exploitatie sluitend te krijgen. We zullen grote inspanningen moeten leveren om deze voorzieningen op gebied van sport, welzijn en zorg op een kwalitatief niveau te houden. Ook de gemeenschapshuizen krijgen het moeilijker, door het dalend aantal bezoekers. Enkele oorzaken zijn de individualisering (als individu i.p.v. groep in de samenleving staan) en vrijetijdsbesteding. Daar kan de overheid verder niets aan doen.
5
1.2 Beleid in scenario’s In deze stadsdeelplannen staan scenario’s die nieuwe mogelijkheden moeten bieden voor de verschillende beleidsterreinen. We schrijven scenario’s omdat de gemeente op allerlei vakgebieden mee afhankelijk is van maatschappelijke ontwikkelingen en partners, zoals schoolbesturen, (voetbal)verenigingen, corporaties en zorginstellingen. De gemeente moet wel voor voldoende maatschappelijke voorzieningen zorgen, maar verenigingen en instellingen zijn de werkelijke gebruikers of huurders. In de scenario’s zoeken we naar een nieuw evenwicht tussen bevolking en voorzieningen. In deze zogenaamde aanpassingsstrategie houden we rekening met negatieve scenario’s én met kansen . Het nieuwe evenwicht tussen inwoners en voorzieningen kunnen we bereiken via verschillende wegen (strategieën):
Aanval Verdediging Aanpassing
In de stadsdeelplannen beantwoorden we ook de volgende vraag: Hoe stemmen we ons lokale beleid af op demografische ontwikkelingen (ontwikkelingenin bevolkingsopbouw) en welke effecten heeft deze aanpak op de leefbaarheid? Dit is een van de kernvragen uit het NICIS Rapport ‘De Krimpende stad’, geschreven in opdracht van het Kenniscentrum Grote Steden (G4, G27, Min. EZ en Kennisprogramma Stedelijke Economie). NICIS wil verder de bevolking van meet af aan betrekken bij de verandering van groei naar krimp. Omdat een dergelijk scenario in Nederland vrij onbekend is en omdat draagvlak een randvoorwaarde is voor het noodzakelijke interactieve proces, hebben wij deze aanbeveling ter harte genomen.
1.3 Zoeken naar een nieuwe balans Regeren is vooruitzien, dus het gemeentebestuur moet de ontwikkelingen in bevolkingsopbouw (demografie) vertalen in beleid. Samen met onze maatschappelijke partners willen we nu onze bestuurlijke verantwoordelijkheid nemen om de leefbaarheid voor de komende generaties te waarborgen. Hierdoor zullen onze maatschappelijke voorzieningen ook op termijn bruikbaar en betaalbaar blijven. Het is onmogelijk om bij een bevolkingsdaling van 22% alle bestaande voorzieningen te laten voortbestaan. Zowel de stedelijke gebieden als de kleine kernen worden geconfronteerd met prangende vragen op gebied van leefbaarheid: Welke voorziening(en) moet(en) op welk niveau aanwezig zijn en wat zijn maximale afstanden?
6
Sittard-Geleen is redelijk dicht bevolkt en niet vergelijkbaar met het Groninger platte land waar kleine kernen leeglopen en dreigen te worden gesloopt. Wij concluderen dat hier nergens sprake is van ‘onoverbrugbare’ afstanden tot andere wijken, kernen en voorzieningen. We gaan uit van ‘Kwaliteit gaat voor nabijheid’. Vanuit dat standpunt moeten we goed afgewogen keuzes maken, om te komen tot voldoende toekomstbestendige voor zieningen. We houden hierbij rekening met het optimaal gebruik en de bereikbaarheid van bestaande voorzieningen. Op de plekken waar de leefbaarheid echt in het geding komt, zijn nieuwe voorzieningen een optie. De Stadsdeelplannen zijn in alle stadsdelen besproken en bediscussieerd. De discussie over het verbeteren en groeperen van voorzieningen - brede scholen, brede sportcentra en multifunctionele accommodaties - is daarmee ingezet, maar zeker niet ten einde. We willen vooral de kleine kernen, herstructuringswijken en risicogebieden leefbaar houden. Graag nodigen wij u uit om, samen met de gemeente en onder regie van de stadsdeelmanager, vorm en inhoud te geven aan de stadsdeelplannen als gemeenschappelijk beleidsinstrument.
7
8
2 Demografie 2.1 Minder jeugd en meer ouderen in Europa Demografische ontwikkelingen beschrijven de bevolkingsopbouw van een gebied op langere termijn. Demografie baseert zich op leeftijd, geslacht, gezinsverband, nationaliteit, aantal kinderen en gezondheid. Deze factoren zijn afhankelijk van allerlei gebeurtenissen zoals huwen, gezondheid, het krijgen van kinderen en overlijden. De bevolkingsontwikkeling wordt sterk beïnvloed door economische en sociale voorwaarden. Goede gezondheidszorg leidt tot een stijgende levensverwachting. In tijden van oorlog, epidemieën of zware recessie daalt de bevolking. Geboorte- en sterftecijfers vormen elkaars tegenpolen en dit geldt ook voor migratiecijfers (nieuwkomers en vertrekkers). Zijn deze cijfers in evenwicht, dan blijft de bevolking stabiel. Demografische ontwikkelingen en de gevolgen daarvan zijn van lange duur en kunnen niet zomaar worden bijgestuurd. Vruchtbaarheid in Europa Fertiliteit
land in Europa Ierland, IJsland
2,0
Frankrijk
1,9
Denemarken, Finland, Noorwegen
1,8
Nederland, Groot Brittannië, Zweden
1,7
België, Luxemburg
1,6
Liechtenstein
1,5
Oostenrijk, Zwitserland, Estland
1,4
Duitsland, Polen, Hongarije, Roemenië, Tsjechië, Letland, Moldavië
1,3
land buiten Europa 2,06
USA
2,07
Turkije
Bron: Databank wereldbevolking 2004
De huidige bevolkingsontwikkeling kenmerkt zich door de snelle daling van het geboortecijfer van 3,1 (1970) naar 1,7 (2003) geboorten per vrouw. Een voortplantingsniveau van 2,1 zorgt voor een stabiele bevolkingsontwikkeling. Er bestaan verschillende oorzaken voor het dalende geboortecijfer per vrouw : gewijzigde leeftijds opbouw, hogere huwelijksleeftijd, aantal echtscheidingen, minder potentiële moeders, minder kinderen per gezin. Economische motieven zijn mede oorzaak van het dalende geboortecijfer, zoals geboorteplanning, kinderloosheid, meer werkende vrouwen die kiezen voor carrière en hogere gemiddelde leeftijd van vrouwen bij de geboorte van het eerste kind. Door een hogere gemiddelde levensverwachting stijgt ook het aantal oudere mensen (vergrijzing). De pensionering van de naoorlogse geboortegolf (1960er jaren) versterkt dit effect. Deze natuurlijke ontwikkeling leidt tot een krimpende bevolking. Toch kan die krimp niet genoeg worden gecompenseerd door migratie. Daarom kennen we nu een negatieve bevolkingsspiraal. 9
De demografische ontwikkeling leidt elders tot urbanisatie (verstedelijking) en sub urbanisatie. Naar verwachting loopt de bevolking in de steden minder terug dan in het landelijk gebied. Daartegenover zoeken welgestelde inwoners hun toevlucht op het platteland, met de stedelijke voorzieningen binnen redelijke afstand. In de omringende landen (Duitsland en België) heeft dit o.a. geleid tot verarming in steden en dorpen, door gebrek aan draagvlak om voorzieningen betaalbaar te houden.
2.2 Demografie in Nederland De toekomstige bevolkingsontwikkeling in Nederland wordt gedomineerd door een laag geboortecijfer, een toenemende levensverwachting, vergrijzing en een lage migratie. Volgens voorspellingen stijgt in Nederland de gemiddelde leeftijd tussen 2008 en 2040 met drie tot vier jaar. Vrouwen worden in het jaar 2040 gemiddelde 83,67 jaar oud (2008: 81,81 jaar) en mannen gemiddeld 81,49 jaar (2008: 77,96 jaar). Bijgaande tabel toont de ontwikkelingen van alle leeftijdscategorieën tot 2030. Het effect van de vergrijzing is duidelijk. De categorie boven 65 jaar en boven 75 jaar wordt steeds groter, terwijl het aantal mensen onder 20 jaar afneemt. De middencategorie verschuift van 40,6 jaar naar circa 45 jaar in het jaar 2040. 18.000.000 16.000.000 14.000.000 12.000.000 65 jaar e.o. 20-64 jaar 0-19 jaar
10.000.000 8.000.000 6.000.000 4.000.000 2.000.000
Leeftijdsopbouw Nederland
0 1950
1960
1970
1980
1990
2000
2010
2020
2030
5.000.000
Ontwikkeling 65 plussers
4.500.000 4.000.000 3.500.000 3.000.000 2.500.000 2.000.000
65 jaar en ouder
1.500.000
allochtonen
1.000.000 500.000 0 2007
10
2010
2015
2020
2025
2030
2035
2040
2045
2050
De economische ontwikkeling (werkgelegenheid) veroorzaakt regionale afwijkingen van het geboortecijfer. Traditionele migratiegebieden (zoals de mijnstreek) hebbenvaak een afwijkende bevolkingsontwikkeling. Die wordt veroorzaakt door het vertrek van jonge mannen en vrouwen in de vruchtbare leeftijd uit deze regio’s. Veel migranten en allochtonen hebben van huis uit een hoger geboortecijfer. Vertrek van jongeren en migranten leidt tot een dip in de bevolkingsontwikkeling. Die herhaalt zich als de volgende generatie in de vruchtbare leeftijd komt. Dit wordt ook wel de tweede transformatiegolf genoemd. Door de samenloop van regionale en (inter)nationale demografische ontwikkeling zit Zuid-Limburg momenteel in deze tweede transformatiegolf. Onderstaande grafiek toont deze dip in de leeftijdscategorie 20-35 jaar.
Demografie in Sittard Geleen De bevolking in Sittard-Geleen daalt vanaf het jaar 2000. In een ideale situatie heeft de leeftijdsgrafiek per 5 of 10-jarenblok) de vorm van een piramide, met een brede basis (jeugd) en een smalle top (ouderen). De bijgaande tabel en grafiek tonen duidelijk de effecten van de naoorlogse babyboom. Het zwaartepunt ligt in 1995 op de groep 20-59 jaar. In 2020 is deze groep doorgeschoven naar 40-74 jaar en in 2040 naar 65 jaar en ouder.
Leeftijdsopbouw Sittard-Geleen
10.000
1995
9.000
2020
2040
8.000 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0 0-4
5-9
10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90 e.o.
Deze grafiek geeft een goed beeld van de voorspelde bevolkingsopbouw voor het jaar 2040. De basis (jongeren) wordt steeds kleiner en de top (ouderen) wordt zwaarder. De hogere levensverwachting verklaart het sterk toenemend aantal heel oude personen. Sittard-Geleen
Jaar
2000
2010
2020
2030
2040
in %
Ontwikkeling 2000-2040
0 - 19 jaar
22.164
19.768
16.460
15.334
13.921
18%
-8.243
-37%
20 - 39 jaar
27.852
20.708
19.611
17.485
14.552
19%
-13.300
-48%
40 - 59 jaar
28.239
30.424
25.426
19.362
18.417
24%
-9.822
-35%
60 - 79 jaar
17.261
19.605
23.549
26.090
22.043
29%
4.782
28%
boven 80 jaar
2.888
4.299
5.045
6.199
7.635
10%
4.747
164%
Totaal
98.404
94.806
90.090
84.470
76.568
100%
-21.836
-22%
11
0
leeftijdsopbouw Nederland
Volgens de literatuur heeft de voorliggende bevolkingspiramide een dubbel effect: Door
de ontgroening (dalend aantal jeugdigen) en vergrijzing, aangevuld met vertrekkers uit de groep 20-39 jaar, daalt ook het aantal vrouwen in de vruchtbare leeftijd sterker dan gemiddeld. Dat heeft een negatief effect op het geboortecijfer en het bevolkingsaantal.
e beroepsbevolking (het aantal 15- tot 64-jarigen) daalt sterk. Kinderen D studeren langer door en gaan later werken, waardoor de verhouding tussen werkenden en niet- werkenden wijzigt.
u het aantal jongeren tot 19 jaar (groene druk) daalt ten opzichte van het aanN tal 20- tot 65-jarigen is sprake van dubbele ontgroening.
Het aantal 65-plussers stijgt en de grijze druk neemt toe.
100%
Leeftijdsopbouw Sittard-Geleen
90% 80% 70% 60%
65 jaar e.o. 15-64 jaar 0-14 jaar
50% 40% 30% 20% 10% 0% 1995
2000
2005
2010
2015
2020
2025
2030
2035
2040
Voor Sittard-Geleen is de groene druk in 2008 lager dan het landelijk gemiddelde en de grijze druk hoger. Terwijl het inwonertal daalt zal het aantal huishoudens nog even toenemen. Elk huishouden zal wel minder personen tellen. Dat noemen we een lagere woningbezetting. 120.000 100.000
totaal woningen
80.000 60.000 40.000 20.000
inwoners en woningen
0 2000
2007
2010
12
2020
2030
2040
3 Overige maatschappelijke ontwikkelingen en trends Niet alleen de ontwikkelingen in de bevolkingsopbouw, maar ook een aantal andere belangrijke maatschappelijke trends en veranderingen zorgen ervoor dat de leefbaarheid van wijken en buurten meer onder druk komt te staan. Hierna wordt ingegaan op enkele herkenbare maatschappelijke trends en ontwikkelingen.
Individualisering versus solidariteit Individualisering (mensen die meer als individu i.p.v. als groep in de samenleving staan) is een trend die overal opduikt. Hierdoor raken minder mensen betrokken voor elkaar. Minder mensen voelen zich betrokken bij het verenigingsleven en de directe woon- en leefomgeving of zijn bereid zich vrijwillig hiervoor in te zetten. Hierdoor daalt het aantal verenigingsleden en krijgen accommodaties steeds minder bezetting. Toch kunnen we de individualisering ook nuanceren. Want de laatste jaren toont Nederland ook een zekere behoefte aan solidariteit. We herkennen nieuwe sociale verbanden die de eigen buurt overstijgen. Ontmoetingsmogelijkheden op verschillende niveaus zijn belangrijk voor de sociale samenhang. Ze behouden ook het draagvlak voor solidariteit en zorg voor een ander. Mensen vinden wel de culturele identiteit en de herkenbaarheid van de woonomgeving belangrijk, ze hebben niet alleen contact met de mensen uit hun directe buurt, maar in een ruimere cirkel in de omgeving.
Arbeidsdeelname Landelijk gezien stijgt de arbeidsdeelname vooral door het toenemend aantal tweeverdieners. Limburg zit hierin nog beneden het landelijke gemiddelde. Er wordt verwacht dat in Limburg meer mensen zullen gaan werken door het dalend aantal arbeidsgerechtigden. Deze ontwikkeling heeft ook een keerzijde. Mensen zullen dan minder vrije tijd hebben om zich in te zetten voor vrijwilligerswerk en mantelzorg.
Toegenomen mobiliteit De mobiliteit van mensen is de afgelopen decennia enorm toegenomen. Niet alleen omdat meer personen een eigen vervoersmiddel hebben, maar omdat ze zich verder kunnen verplaatsen. We winkelen minder in de eigen buurt, uitgezonderd vergeten boodschappen. De kapper kan in een andere stad liggen en mensen zijn bereid om een leuke voorstelling buiten de eigen regio te bezoeken.
Scheiden wonen en zorg/vermaatschappelijking van de zorg Deze trends hebben de meeste gevolgen voor de minder mobiele medemensen, zoals ouderen, gehandicapten en psychiatrische patiënten. Vermaatschappelijking van de zorg is een landelijk, grootschalig vernieuwingsproces. Het is bedoeld om ouderen en mensen met een verstandelijke, lichamelijke of psychische handicap in de samenleving te positioneren als volwaardige burgers met beperkingen én mogelijkheden. Bij voorkeur wonen deze mensen zo lang mogelijk zelfstandig tussen andere burgers in aangepaste woningen en krijgen zij zorg en begeleiding in de buurt. Om deze mensenzolang mogelijk zelfstandig thuis te laten wonen, moeten de zorg- en 13
welzijnsvoorzieningen worden gebracht of gehaald. Hierdoor is er een grote behoefte aan aangepaste woningen, in een prettige en veilige woonomgeving met voldoende zorg- en dienstverlening aan huis, met bereikbare winkels en andere voorzieningen en goed toegankelijk vervoer.
3.1 Invloed trends op leefbaarheid De bovengenoemde trends hebben nadrukkelijk invloed op de leefbaarheid in wijken en buurten, zoals we al eerder hebben aangegeven. Deze maatschappelijke trends en ontwikkelingen leiden tot minder draagvlak voor voorzieningen en maken de aanwezigheid van voorzieningen op buurtniveau minder noodzakelijk. Voor steeds meer mensen is de buurt waarin ze wonen het uitgangspunt in plaats van het enige bereik. Als de plek waar je woont je uitgangspunt is, is het vanzelfsprekend dat je van daaruit met fiets of auto naar je werk, naar de winkel, naar je sportclub en naar je vrienden gaat en deze activiteiten minder in de eigen wijk of buurt zoekt.
De consument van vandaag is individualistisch en kritisch ingesteld. Hij kiest bij de vervulling van zijn eigen wensen en behoeften voor kwaliteit en dan maakt het voor hem niet uit of hij daarvoor een grotere afstand moet afleggen. Deze trends zien we direct terug in Sittard-Geleen op het vlak van wonen, winkelvoorzieningen, cultuur en sport en indirect bij voorzieningen voor jeugd, sport en gemeenschapsaccommodaties. Kinderen, ouderen en mensen met een beperking vormen een uitzondering. Deze groepen zijn minder mobiel en daarom meer aangewezen op de eigen buurt. Veel ouderen zijn ook van een generatie die de buurt als enige bereik had en daarom afhankelijk was van lokale voorzieningen.
14
4 Strategie: groei door kwaliteit 4.1 Mogelijke strategieën Vanuit het verleden hebben de lokale overheid en de zorg voor infrastructuur zich ontwikkeld langs de lijn van professionaliseren, specialiseren, concentreren, reguleren en standaardiseren. Waar we te ver zijn doorgeschoten, doen we een stapje terug in de vorm van bijvoorbeeld dereguleren en de heroverweging ‘centraal versus decentraal’. In het kader van de bevolkingskrimp en (sociale) infrastructuur kunnen gemeenten kiezen voor verschillende strategieën zoals aanval, verdediging of aanpassing.
Aanvallende strategie Met een aanvallende strategie kunnen gemeenten proberen om de bevolkingsdaling en/of de migratie te beïnvloeden, zodat de maatschappelijke voorzieningen (scholen, sport- en gemeenschapsaccommodaties) volledig worden benut. Maar gemeenten hebben weinig invloed op geboorteregeling en migratie. Locale investeringen in migratie leiden elders weer tot nadelen voor de nabije omgeving door vertrek en leegstand. Migratie van grote groepen mensen vraagt een degelijke belangenafweging. Het is doorgaans geen structurele oplossing en kan leiden tot integratieproblemen. Er zijn voorbeelden te over van Oost-Europeanen die slecht integreren en in eigen land ook nodig zijn. Hun vertrek leidt daar tot dezelfde problemen. Een aanvallende strategiewerkt alleen als deze wordt uitgewerkt in een groot regionaal verband.
Verdedigingsstrategie Met de verdedigingsstrategie proberen gemeenten de kosten van maatschappelijke voorzieningen te verlagen, maar tegelijk ook de kwaliteit ervan te verbeteren. Hiervoor moeten onder andere de kwaliteit, omvang en het gebruik worden aangepast in de vorm van: Bundelen
of groeperen van voorzieningen of op langere termijn verminderen van het aantal maatschappelijkegebouwen; Belangen afwegen van de bestaande infrastructuur en nieuwbouw (ligging, bereikbaarheid, investering, exploitatie) Regionale samenwerking Infrastructuur flexibel maken door: - meervoudig gebruik; - zoeken naar nieuwe klanten, ontwikkelen van nieuw aanbod; - inzetten op nieuwe technieken (telematica); - inzetten op vrijwilligerswerk; - breken met vaste subsidienormen. Herstructureren
De verdedigingsstrategie is gericht op behoud van bestaande gebouwen en zoekt naar optimaal gebruik van elke accommodatie.
15
Aanpassingsstrategie Uiteindelijk zullen de wijzigingen in de bevolkingssamenstellingen moeten door werken in de overblijvende accommodaties. Daarbij zullen we niet zomaar tot verminderen van accommodaties overgaan. Een tekort aan voorzieningen kan leiden tot extra uitstroom van mensen, waardoor het aantal inwoners nog meer daalt. Op basis van deze redenering is de aanpassingsstrategie ontstaan. In deze benadering wordt eerst naar de ontwikkelingen in de bevolkingsopbouw gekeken en daarna wordt de (sociale) infrastructuur geanalyseerd. Op basis van die twee zaken kunnen we vervolgens een gericht beleid voeren. Deskundigen analyseren en beoordelen eerst de achtergronden en ontwikkelingen op verschillende schaalniveaus: regionaal, stedelijk en landelijk gebied. Vervolgens wordt een keuze gemaakt in de te volgen strategieën voor aanpassingen van de infrastructuur: Splitsen en/of flexibel maken; Zoeken van nieuwe klanten; Multifunctioneel gebruik; Innovatie; Draagvlak; Netwerken en groeperen
4.2 De strategie van Sittard-Geleen Als belangrijke strategische stap heeft de gemeente Sittard-Geleen in het coalitie akkoord (2006) de demografische ontwikkelingen (‘krimp’) benoemd als centraal thema voor de komende jaren.
Krimp In het midden van de jaren negentig circuleerden de eerste signalen over de bevolkingskrimp in Zuid-Limburg. Deze signalen werden niet serieus genomen en er kwam nauwelijks een discussie op gang. Het rapport van professor Derks, begin 2006, heeft tot een doorbraak geleid. De landelijke en Limburgse publicaties die hierop volgden hebben mede geleid tot een trendbreuk in het gemeentelijk beleid.
Kramp Basisscholen worden geconfronteerd met teruglopende leerlingenaantallen. Verenigingen zien het aantal leden afnemen. De huizenmarkt kent afzetproblemen en prijzen dalen. In de discussie over de bevolkingskrimp lijkt een verkrampte situatie te ontstaan. Die wordt vooral veroorzaakt door onzekerheid en de onmacht om de nieuwe problemen het hoofd te bieden.
16
Kracht De fase van kramp ligt inmiddels achter ons en Sittard-Geleen is zich ervan bewust dat het van groot belang is kracht te (her)vinden in de ontwikkelingen in de bevolkingsopbouw en maatschappelijke trends die onherroepelijk van invloed zijn op de toekomst. Waaruit bestaat deze kracht?
De kracht van de feiten De trend zegt dat de bevolking tot 2040 afneemt en daarna stabiliseert. De bevolkingskrimp is slechts één parameter bij het centrale doel van economische groei, welvaart en welbevinden van burgers. De kracht van de bestuurlijke visie De kracht van de bestuurlijke visie is te vinden in ‘van meer naar beter’. De bestuurlijke visie op Sittard-Geleen, de regio Westelijke Mijnstreek en Zuid-Limburg is niet langer gericht op groei en uitbreiding (voorzieningenniveau, woningvoorraad, arbeidsplaatsen), maar op duurzame en toekomstbestendige kwaliteit van de bestaande woonmilieus, voorzieningen en werkgelegenheid Dit is vertaald in de vernieuwingsopdracht ‘basiskwaliteit leefomgeving’. Hierin heeft het gemeentebestuur uitgangspunten op hoofdlijnen vastgesteld - gericht op basiskwaliteit leefomgeving – rekening houdend met de bevolkingsontwikkeling en overige maatschappelijke trends en ontwikkelingen.
17
4.3 Groei door kwaliteit In dit kader gaat de discussie niet over ‘demografische krimp’ maar gaat de discussie over ‘groei door kwaliteit’: in termen van duurzaam en toekomstbestendig (basis kwaliteit) en in termen van bijzonder en onderscheidend (topkwaliteit). De gemeente Sittard-Geleen meent dat de demografische ontwikkeling een unieke kans biedt om kwaliteit leidend te maken in haar beleid. Hiermee wordt vanuit de aanpassingsstrategie meteen doorgestoken naar de aanvalsstrategie.
Basiskwaliteit (leefomgeving) Onze huidige inwoners vinden vooral de huidige en toekomstige kwaliteit van de woon- en leefomgeving belangrijk: een goede woning, een prettige leefomgeving, voldoende openbare ruimte en beschikbare maatschappelijke voorzieningen. Met ‘basiskwaliteit leefomgeving’ kiezen we voor de aanpassingsstrategie. Hiervoor zijn de demografische en sociaal-maatschappelijke trends en ontwikkelingen geanalyseerd en op basis daarvan is het beleid in de stadsdeelplannen beschreven.
Topkwaliteit Door naast basiskwaliteit ook nadrukkelijk in te zetten op topkwaliteit kiest SittardGeleen ook voor een aanvallende strategie. Met topkwaliteit wordt niet meteen duur of excellent/exclusief bedoeld, maar wel ‘anders’. Dat wil zeggen, onderscheidend ten opzichte van het bestaande en ten opzichte van de regio. Hoewel dit meteen de huidige bewoners raakt, is het ook voor hen van groot belang. Wie wil er tenslotte niet wonen in een stad met landelijke dorpen en kernen, met een grote verscheidenheid aan woonmilieus, aantrekkelijke werkgevers met innovatieve economische ontwikkelingen, gekoppeld aan een stedelijk klimaat met beeldbepalende parken, gebouwen en culturele functies. Een aantrekkelijke stad met bijzondere en onderscheidende stedelijke functies en woonmilieus heeft sowieso een positieve invloed op de bevolkingsontwikkeling. ‘Groei door kwaliteit’ betekent dan:
18
Basiskwaliteit leefbaarheid: wordt gegarandeerd in de stadsdeelplannen. Geen baan maar een loopbaan: wordt gegarandeerd door een duurzame, sterke economie in de hoogtechnologische sectoren chemie, zorg en automobielsector. Geen woning maar een wooncarrière: wordt gegarandeerd door een structureel gezonde woningmarkt, die een groot en gevarieerd aanbod heeft met een goede prijs/kwaliteitverhouding. Niet alleen zorg, maar ook levenskwaliteit: wordt gegarandeerd door kwalitatieve zorg en voorzieningen, passend in de woonomgeving. Kwaliteit zorgt in de gezondheidszorg voor nieuwe kansen voor preventieve en innovatieve ontwikkelingen.
19
Genieten van de stad en de ruimte: wordt gegarandeerd met nieuwe stedelijke voorzieningen voor alle burgers, terwijl de omgeving zijn oorspronkelijke natuurlijke kwaliteiten weer terugkrijgt en de open ruimte groter wordt. Vrij en ongehinderd kunnen bewegen: wordt gegarandeerd door de doorstroom van het verkeer op de wegen te bevorderen en door comfortabel openbaar vervoer: regionaal, nationaal en internationaal.
20
5 Stadsdeelplannen: proces en methodiek Het bestuur en de ambtelijke organisatie van de gemeente Sittard-Geleen hebben nadrukkelijk gekozen voor het wijkgericht werken. Centraal binnen het wijkgericht werken in deze stad staat de stadsdeelcyclus. Een proces waarbij een verbinding wordt gelegd tussen de vraag, het beleid en de uitvoering. Door dit samen met bewoners en partnerorganisaties te doen, maken we betere keuzes en zorgen we voor meer samenhang. Dit leidt tot snellere, betere en meer gedragen oplossingen. Ook hier dus ‘van meer naar beter’. Partnerorganisaties verwachten dat de gemeente herkenbaar de regie in handen neemt bij het oplossen van leefbaarheidsvraagstukken. Stadsdeelmanagement zorgt voor oplossingen die aansluiten op het beleid van partnerorganisaties en overheden. Er is een koppeling gemaakt tussen wijkgericht werken (de stadsdeelcyclus) en de beleidsontwikkeling in de begrotingscyclus. Concreet betekent dit dat:
de buurt- en dorpsanalyses (per stadsdeel) en de hieruit voortvloeiende beleidsmatige speerpunten onderdeel uitmaken van het voorjaarsdebat van de gemeenteraad; bij de uitwerking van de meerjarige programmabegroting er ook meteen een vertaling wordt gemaakt naar de stadsdelen; bij de vertaling van de meerjarige programmabegroting naar de jaarlijkse productbegroting ook de vertaalslag naar de stadsdeelprogramma’s wordt gemaakt; de verantwoording van de stadsdeelprogramma’s (jaarlijks) en stadsdeelplannen (1x per 4 jaar) gebeurt via de planning en controle (managementrapportages en jaarrekening).
Om dit laatste vorm te geven zijn in 2008 stadsdeelplannen opgesteld. Geen lijvige documenten maar compacte analyses en voorstellen gericht op thema’s rond de basiskwaliteit van leefbaarheid. Op basis van allerlei eerder genoemde maatschappelijk trends en deze ontwikkelingen heeft het gemeentebestuur eind 2007 de notitie Basiskwaliteit Leefbaarheid vastgesteld. Daarin worden uitgangspunten geformuleerd binnen een aantal leefbaarheidthema’s. Die thema’s moeten een duurzame en toekomstbestendige leefomgeving
21
garanderen. Bij de keuze van die thema’s is goed gekeken naar wat de inwoners van Sittard-Geleen als een prettige woon- en leefomgeving beschouwen. Daarvoor is dankbaar gebruik gemaakt van de buurt- en dorpsanalyses uit 2006.
Evaluatie/ bijstelling jaarlijks
Uitvoering/ Afstemming
P&C / Marap
Stadsdeelverslag 4-jaarlijkse evaluatie Doelstellingen stadsdeelplan i.r.t. 0-meting
Stadsdeelanalyses 0-meting
Ontwikkeling (stedelijk) beleid inclusief initiatieffase
Stadsdeel programma’s 1 jaar
Meerjaren programma begroting
jaarlijkse productbegroting
Stadsdeelplannen 4 jaar
Stedelijke programma’s
Topics buurt- en dorpsanalyse 2006 Beheer, onderhoud en inrichting openbare ruimte Verkeer Sociale veiligheid Ouderen Jeugd en jongeren
ä Burgeronderzoek ä Sittard-Geleen monitor ä Consultaties partnerorganisaties in de buurten en dorpen ä 27 Buurt en dorpsgesprekken
ä Demografie ä Trends ä Wets- en stelselwijzigingen ä Landelijk beleid ä Beleid maatschappelijke partners
ä ä ä ä ä ä
Op de onderdelen: Openbare ruimte Volkshuisvesting Buurt- en dorpsvoorzieningen Sociale veiligheid Leefbaarheid irt jongeren/ouderen ä (Sociale) herstructurering
Thema’s basiskwaliteit leefbaarheid Integraal beheer openbare ruimte Wonen Wijkwinkelvoorzieningen Sociale veiligheid Maatschappelijke voorzieningen: gemeenschap-, sport-, onderwijs-, jeugd- en ouderenvoorzieningen
De genoemde thema’s basiskwaliteit van leefbaarheid maken duidelijk welke vragen de inwoners van buurten en dorpen ons stellen over leefbaarheid. De stadsdeelplannen 2009-2012 omvatten zeker niet het hele gemeentelijke beleidsterrein, maar zijn aan de hand van de kaderstelling ‘basiskwaliteit leefbaarheid’ samengesteld. Dit levert de volgende voordelen op:
22
Controle van de kaderstelling: kunnen we - wat we samen hebben bedacht - ook toepassen in een bepaald gebied? Helder maken van de uitgangspunten: door de vertaling van de ‘basiskwaliteit leefbaarheid’ in duidelijke stadsdeelplannen wordt voor bestuurders, raadsleden en bewoners(organisaties) duidelijk wat een bepaald uitgangspunt betekent voor een bepaald gebied. Duidelijk proces van visie naar gebiedsgerichte uitvoering: deze aanpak helpt het stadsdeelmanagement om het beleid van de gemeente af te zetten tegen het beleid van partnerorganisaties. Daarnaast kan het stadsdeelmanagement via de vragen en behoeften uit de buurten en dorpen de plannen uitvoeren door het organiseren en faciliteren van gebiedsgerichte leefbaarheidprojecten.
In elk stadsdeelplan wordt duidelijk per thema aangegeven wat de komende vier jaar nodig is om de ‘basiskwaliteit leefbaarheid’ in het stadsdeel, de buurt of het dorp: te
garanderen, in stand te houden, te overstijgen,.
Leeftijdsopbouw Sittard-Geleen
10.000
1995
9.000
2020
2040
8.000 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0 0-4
5-9
10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90 e.o.
De gemeente Sittard-Geleen is verdeeld in vijf stadsdelen. Elk stadsdeel heeft een stadsdeelbestuurder en een stadsdeelmanager, waarbij:
23
de stadsdeelbestuurder verantwoordelijk is voor de bestuurlijke coördinatie in het stadsdeel; de stadsdeelmanager ambtelijk verantwoordelijk is voor overleg, uitvoering, verslaglegging en communicatie van de stadsdeelplannen en –programma’s, de voortgang en de resultaten.
24
6 Basiskwaliteit leefomgeving naar thema’s Zoals gezegd zijn de uitgangspunten ‘basiskwaliteit leefomgeving’ het speelveld van de meerjaren stadsdeelplannen. De inwoners staan centraal wat de basiskwaliteit van de leefbaarheid betreft. Niet alleen de wensen van inwoners, maar vooral ook het dagelijks gedrag van inwoners. Bijvoorbeeld het gebruik maken van voorzieningen, inzet tonen voor de leefomgeving en mede-inwoners, de dagelijkse invulling (werken, sporten, naar school gaan, spelen, computeren, winkelen etc.) en bewegingen in de wijk of buurt. Natuurlijk wil iedereen het liefst zoveel mogelijk voorzieningen in zijn of haar buurt, maar dat is onbetaalbaar. Om keuzes te maken is het dagelijks gedrag van mensen van groot belang. Wat doen zij daadwerkelijk in hun buurt? De gemeente Sittard-Geleen benadert ‘basiskwaliteit leefbaarheid’ trapsgewijs. ‘Basiskwaliteit leefbaarheid’ is:
Schoon, heel en veilig. Dit gaat voor iedereen op en is voor een grote groep van onze inwoners al voldoende om van een leefbare en prettige woonomgeving te spreken. Voorzieningenniveau is afgestemd op het gebruik. Extra inzet voor ontmoetingsgelegenheden en contact voor jongeren en ouderen en op de plekken waar de sociale omgang groot is.
6.1 Thema Wonen Bij een dalende bevolking wordt een dalende woningbezetting verwacht, waardoor het woningaantal aanvankelijk stabiliseert en daarna daalt. Door ontgroening (daling van het aantal jeugdigen) en vergrijzing verandert de woningmarkt in snel tempo. Daarom is een een forse kwaliteitsimpuls nodig. Dit uitgangspunt leidt tot volgende doelstellingen: Eén woning erbij, één eraf: tot 2020 lichte groei in een centrumstedelijk woonmilieu, na 2020 afname. Prioriteit bij herstructurering en woon/zorg. Sterke afname sociale huurwoningvoorraad. Gericht op behoud eigen inwoners. Verscheidenheid/diversiteit realiseren door op kleine schaal uitstekende woonmilieus te realiseren. Sterk regionaal centrumstedelijk woonmilieu. Meer groen en ruimte. Het aantal woningen in de kleine kernen en dorpen in het landelijk gebied zal hetzelfde blijven. Op kleine schaal komen er aanpassingen voor ouderen en alleenstaanden.
25
6.2 Thema Winkelen Concentratie van het winkelaanbod: Op stadsdeelniveau streven we naar levensvatbare winkelcentra voor de dagelijkse aankopen. Het huidige aanbod is aan de ruime kant. Substantiële uitbreiding in voedings- engenotmiddelen is niet gewenst. Voor goede kwalitatieve en duurzame winkelcentra in buurten, kernen of dorpen zal centralisatie noodzakelijk zijn (verzorgingsgebied van 10.000 inwoners). Uitbreiding van winkels of het aanwijzen van locaties buiten deze structuur is ongewenst. Winkelcentra die in dit beleid passen, zullen actief worden gestimuleerd vanuit het beleid. Het initiatief blijft bij de ondernemers.
6.3 Thema Veiligheid Een veilige woonomgeving komt eerst tot stand op basis van maatwerk in inrichting en beheer van de openbare ruimte, aangevuld met maatwerk op het vlak van sociale veiligheid (voorkomen overlast en criminaliteitsbestrijding) in risicogebieden en rond jeugd en jongeren. Integraal veiligheidsbeleid zorgt ervoor dat, onder regie van de gemeente, systematisch en in samenhang met andere partijen (bijv. politie) werk wordt gemaakt van het behoud of de verbetering van de lokale veiligheid. Belangrijkste doel is het verminderen van het gevoel van onveiligheid (Subjectieve Veiligheid) in elk stadsdeel.
6.4 Thema Openbare ruimte De burger wenst een schone en hele (en veilige) omgeving. Openbare ruimte schoon, heel en veilig betekent dat de openbare ruimte voldoet aan basiskwaliteitsniveau B. Om stad en dorp schoon en heel te houden hanteren wij een onderhoudsprogramma (gericht op basiskwaliteit B) per stadsdeel. Daarin worden de wensen en aanbevelingen uit de wijken, buurten en stadsdelen meegewogen. Met andere partners (nutsbedrijven) bekijken we welke werkzaamheden in de bestekken en opdrachten kunnen worden meegenomen.
6.5 Thema Jeugd en jongeren Centraal in ons jeugdbeleid staat de ketenbenadering: opvoeden, opleiden en vrije tijd. Ketensamenwerking vereist informatie over en afstemming tussen partijen en voorzieningen. Passend
onderwijs, voorschoolse en naschoolse opvang. Om jongeren te laten instromen op de arbeidsmarkt wordt ingezet op een breed traject met begeleid wonen/leren/werken. Vroegtijdig signaleren en aanpakken van risicofactoren: onderwijsachterstand, schooluitval, jeugdcriminaliteit, huiselijk geweld en multiprobleemgezinnen, verdovende middelen, polarisering en radicalisering.
26
Vrije tijd: Voortzetten en op niveau brengen van het bestaande aanbod aan speelvoorziening(en) voor jonge kinderen (12-). Ontmoetingsplekken voor de oudere jeugd (12+) per stadsdeel. Eén beheerde JOP, aangevuld met onbeheerde JOP’s (Jongeren ontmoetingsplaatsen) Aanleg van nieuwe voorzieningen. Maar alleen als er draagvlak is en de buurt, kern of dorp er ook de verantwoordelijkheid voor neemt.
6.6 Thema Ouderen Het beleid is gericht op: Aanwezigheid van minimaal één ontmoetingsplek (mogelijkheid) voor ouderen per stadsdeel, dorp of combinatie van kleine kernen. Realiseren van woonservicezones in alle vijf stadsdelen, waarbij een zorg kruispunt, met 24-uurs zorg, het centrum vormt. Vaak betreft dit een intra murale voorziening zoals een verzorgingshuis of verpleeghuis. Verder streven we ernaar om rondom dit zorgkruispunt zoveel mogelijk aangepaste woningen en zorgwoningen te realiseren. Ondersteuning aan ouderen zoveel mogelijk op het niveau van de woonservicezones vorm te geven. De ondersteuning is hier herkenbaar aanwezig. Samen met partners, waar mogelijk, te investeren in ontmoetingsmogelijkheden en accommodaties voor ouderen en mensen met een lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperking.
6.7 Thema Maatschappelijke voorzieningen Uitgangspunten: Kwaliteit gaat voor nabijheid; bezettingsgraad is draagvlak. Maatschappelijke voorzieningen worden zo multifunctioneel mogelijk gebruikt. Investeren en ondersteunen van gemeenschapshuizen en sportaccommodaties wordt gebaseerd op draagvlak (bezettingsgraad). Uitgangspunt vormt een optimale benutting van bestaande complexen, waarbij toekomstbestendigheid - van het complex en de verenigingen - leidend is. De concrete uitwerking en verbetering van voorzieningen wordt maatwerk in overleg met de betrokken partners.
6.8 Thema Onderwijs: De bestaande onderwijsinfrastructuur wordt zoveel mogelijk in stand gehouden. In ruimtes die vrijkomen (klaslokalen) worden kindgerelateerde voorzieningen ondergebracht. Daar kunnen in tweede instantie overige voorzieningen aan worden toegevoegd (binnen de kaders van het accommodatiebeleid.) Alleen als de bestaande infrastructuur/gebouwen niet kunnen worden aangepast, wordt op basis van de huidige situatie bekeken of nieuwbouw een oplossing is. Het concept van de brede maatschappelijke voorzieningen, zoals de brede basisschool en de multifunctionele accommodatie, maakt het mogelijk om deze basisvoorzieningen in (de buurt van) in de wijk of het dorp te behouden.
27