Notitie Persoonsgebonden Budget
Walcheren Oktober 2013
1
Inleiding
In Zeeland functioneert vanaf 2012, onder de paraplu van het College Zorg en Welzijn (CZW), het provinciaal transitieteam (PTT). In deze ambtelijke werkgroep werken de drie Zeeuwse regio’s samen bij de voorbereidingen van de transitie en transformatie van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Eén van de vraagstukken voor gemeenten is het wel of niet handhaven van het persoonsgebonden budget (PGB) als alternatief voor zorg in natura voor deze nieuwe taken. De provinciale samenwerking heeft geleid tot een gezamenlijke notitie (bijlage 3), waarin overwegingen voor lokaal PGB-beleid worden gegeven. Deze notitie is gemaakt door het CZW-bureau op verzoek van de regio Walcheren. In de afgelopen tijd is duidelijk geworden dat met name bij PGBhouders veel onrust is over de toekomst. Dat bleek ook bij de reacties op “Denk mee over zorg”: de meeste reacties gingen over PGB’s. We moeten dan ook nu al uitspraken doen over onze plannen met het PGB. Het CZW heeft de concept-notitie eind vorig jaar besproken met vijf Zeeuwse PGBambassadeurs van Per Saldo, een vertegenwoordiger van Per Saldo en een aantal beleidsmedewerkers van Zeeuwse gemeenten. De suggesties en de opmerkingen, die tijdens dit overleg zijn gedaan, zijn in de definitieve notitie van CZW verwerkt. De notitie van het CZW is door ons gebruikt om te onderbouwen waarom en op welke manier wij gebruik willen maken van het instrument PGB. Ter voorbereiding op het schrijven van deze notitie is ook gesproken met de 3 Walcherse Wmo-raden en is het onderwerp aan de orde gekomen tijdens 1 een werkplaats . Deze notitie die nu voor u ligt gaat in op de notitie van het CZW. Daarnaast worden het advies van de Wmo-raden en de kamerbrief langdurige zorg gebruikt om tot een voorstel over de Walcherse kaders van beleid voor PGB’s te komen.
2
Notitie CZW (bijlage 3)
De notitie is zeer informatief. Het beeld dat er uit ontstaat is dat het huidige PGB in de AWBZ aan het eigen succes ten onder is gegaan: er was sprake van een aanzuigende werking. Uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) blijkt dat 43% van de huidige PGB-cliënten zich nooit voor een naturavoorziening zou hebben gemeld. Dit heeft dan ook geleid tot een stop op PGB’s: vanaf juni 2011 komen alleen nog mensen met een indicatie zorg met verblijf (zorgzwaartepakket) in aanmerking voor een PGB. Bij de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) in 2007 kwam voor gemeenten ook de verplichting mee om de optie PGB aan te bieden. Hier heeft het echter niet geleid tot grootschalig kiezen voor het PGB, althans niet bij de traditionele voorzieningen die voorheen via de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) werden verstrekt (zoals rolstoel, scootmobiel, woningaanpassing). PGB-ers vinden we in de Wmo vooral in de voormalige AWBZ-voorziening huishoudelijke hulp. Maar ook in de Wmo groeit het aantal PGB-houders harder dan het aantal naturacliënten.
1
De werkplaats dagbesteding en begeleiding was een bijeenkomst waarbij de Walcherse gemeenten en (grote en kleine) zorgaanbieders met elkaar in gesprek zijn gegaan over toekomstbeelden en mogelijkheden rondom contractering, samenwerking en partnerschap, privacy en delen van gegevens.
2
In de notitie worden de voor- en nadelen van het PGB opgesomd (pagina 17 en 18). Bij de nadelen ligt het accent vooral op financieel nadeel voor de overheid, zoals betalen van het netwerk (dat dit voorheen gratis deed) en de toename van de zorgconsumptie (door zoveel mogelijk te claimen door aansporing door intermediairs). Bij de voordelen ligt het accent vooral op de cliënt: die heeft keuzevrijheid en kan maatwerk krijgen voor zijn eigen specifieke situatie. De notitie noemt een aantal overwegingen (pagina 19, 20 en 21) die leiden tot een conclusie/aanbeveling, namelijk dat het PGB behouden moet worden. Bij deze overwegingen en conclusies moet de volgende kanttekening worden gemaakt: hoewel de titel niet voor niets aangeeft dat het om overwegingen gaat, is het afrondende hoofdstuk “Conclusie en aanbeveling” voor ons te mager. De hierin opgenomen stelling “behoud het huidig PGB beleid” onderschrijven we niet. Het gaat om handhaving van het instrument PGB en niet om handhaving van het huidige beleid.
3
Advies van de Wmo-raden (bijlage 1)
De notitie van het CZW is besproken met de Wmo-adviesraden van de 3 gemeenten. Zij onderschrijven de notitie. Hun opmerkingen zijn opgenomen in bijlage 1. Samengevat kwamen zij tot de volgende belangrijke aandachtspunten/opmerkingen: • Sluit gebruik van bemiddelingsbureaus uit; • Wel (beter dan nu) controleren, maar niet bureaucratisch maken; • Voorkom het betalen van het eigen netwerk c.q. de mantelzorgers, tenzij het in dat geval de juiste oplossing is.
4
Kamerbrief langdurige zorg2
In een aantal passages, die terug te vinden zijn in de kamerbrief “hervorming van de langdurige ondersteuning en zorg”, zijn een aantal visies en uitgangspunten te vinden die van belang zijn voor deze notitie over PGB. Overigens wordt de kamerbrief nog uitgewerkt in overleg met de VNG. Er kunnen dus nog wijzigingen plaatsvinden. 4.1 Decentralisatie naar gemeenten en herinrichting van de Wmo Voordat onze inwoners een beroep doen op de publieke financiering van de gemeente, dient er gekeken te worden naar oplossingen in de eigen sociale omgeving. Vervolgens wordt er binnen de Wmo gekeken naar collectieve voorzieningen. Tenslotte komen de individuele voorzieningen aan bod. Bij individuele voorzieningen is zeggenschap en keuzevrijheid een groot goed, daarom is in die gevallen, onder stringente voorwaarden, een PGB mogelijk. Hiernaast wordt door het kabinet bezien of gemeenten zelf mogen besluiten of en onder welke voorwaarden een PGB verstrekt kan worden bij mantelzorg. 4.2 Zeggenschap bij de cliënt Voor mensen die lange tijd afhankelijk zijn van ondersteuning en zorg is zeggenschap van groot belang. Elementen van zeggenschap zijn:
2
De brief is te vinden op: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2013/04/25/kamerbrief-hervorming-langdurige-zorg-naar-een-waardevolletoekomst.html
3
• • • •
Keuzevrijheid voor een aanbieder; Zorgplan waarin eisen van levering in beschreven zijn; intensiteit en tijden bijvoorbeeld; Continuïteit van zorg en zorgverleners; Zeggenschap over de financiële tegemoetkoming aan zorgverlener(werkgeversrol). 3
Uitwerking van zeggenschap kan zowel via een persoonsvolgend budget (PVB) of 4 persoonsgebonden budget geregeld worden. Het PGB zorgt ervoor dat cliënten met voldoende eigen regie, zeggenschap krijgen over de ondersteuning en zorg. Dit komt ten goede aan de kwaliteit en leidt tot innovaties in de zorg. Het PGB gaat geregeld worden in een nieuwe kern-AWBZ en de Wmo (bij een individuele voorziening). De gemeenten op Walcheren krijgen als taak de PGB-systematiek te organiseren met betrekking tot de Wmo. Vanwege de ervaringen met de PGB-regeling worden er vanuit het Rijk strenge voorwaarden gesteld aan het verstrekken van een PGB: • • • • • •
•
De budgethouder dient daadwerkelijk in staat te zijn de regie te kunnen voeren over de ondersteuning en zorg; De kwaliteit van de zorg dient goed te zijn (wel oog houden voor eisen die de budgethouder stelt); De zorg moet goedkoper zijn dan via zorg in natura; Oriëntatie op gemeentelijke ingekochte voorzieningen; 5 De PGB’s dienen bruto toegewezen te worden; 6 De regeling dient fraudebestendig te zijn. Dit kan door onder andere het trekkingsrecht in te voeren. Trekkingsrecht is vergelijkbaar met persoonsvolgend budget. Wij stellen voor om die term te blijven gebruiken. In de concept-tekst van de nieuwe Wmo staat dat ter voorkoming van misstanden niet meer een geldbedrag aan de klant wordt verstrekt, maar dat de gemeente een budget beschikbaar stelt, waaruit de Sociale Verzekeringsbank (SVB) namens het college betalingen kan doen aan degene die de aanvrager heeft ingeschakeld voor zijn ondersteuning (na een toets door het college of aan de gestelde voorwaarden is voldaan).
3
Bij het persoonsvolgend budget wordt een bedrag gekoppeld aan een cliënt. Deze cliënt kan dan zorg inkopen bij een zorgaanbieder. De zorgaanbieder wordt dan via een derde (op dit moment het zorgkantoor) betaald. De cliënt krijgt in tegenstelling tot een PGB het geld niet in handen. 4 Bij een persoonsgebonden budget krijgt een budgethouder een geldbedrag in handen wat de budgethouder uit dient te geven aan hulp. De budgethouder is zelf opdrachtgever of werkgever van zijn hulpverleners. Hij krijgt zijn PGB op zijn rekening gestort en organiseert zijn eigen zorg (huurt zijn hulpverleners in, sluit contracten met ze af, betaalt ze en legt verantwoording af over de besteding). 5 Bij een bruto PGB zullen PGB-houders het PGB bruto ontvangen en wordt de eigen bijdrage van de budgethouder achteraf in perioden geëind door het CAK. Bij een netto PGB wordt de eigen bijdrage afgetrokken van het bruto budget en krijgt de budgethouder een lager PGB. 6 Bij het trekkingsrecht krijgen cliënten het PGB niet meer op hun eigen rekening gestort. De SVB gaat de budgetten beheren. De cliënt geeft deze organisatie de opdracht om betalingen te doen aan zijn zorgverleners, vanuit een omgeving die lijkt op internetbankieren. Trekkingsrecht is vergelijkbaar met persoonsvolgend budget. Wij stellen voor om die term te blijven gebruiken.
4
5
Gegevens huidige PGB (AWBZ)
In 2011 waren er op Walcheren in totaal 931 PGB’s voor volwassenen. Deze waren als volgt over de gemeenten in functies verdeeld. Middelburg Veere Vlissingen Totaal PGB 2011 totaal 430 123 378 931 waarvan Begeleiding 227 67 219 513 Persoonlijke verzorging 92 42 105 239 Tijdelijk verblijf 22 1 7 30 7 Restant 89 13 47 149 In het PGB-bestand zitten dubbelingen. Een cliëntnummer kan meer dan één keer voorkomen. Het gaat dan vooral om mensen die een PGB hebben voor zowel Persoonlijke verzorging als Begeleiding. De verdeling van unieke cliënten volwassenen is als volgt:
PGB 2011 totaal
Middelburg 323
Veere 97
Vlissingen 277
Totaal 697
Daarnaast waren er in 2011 PGB’s voor jeugd (tot 18 jaar). Hiervan waren er in totaal 855 op Walcheren. Deze waren als volgt over de functies verdeeld.
PGB 2011 totaal waarvan Begeleiding Persoonlijke verzorging Tijdelijk verblijf 8 Restant
Middelburg 369
Veere 153
Vlissingen 333
Totaal 855
264 38 62 5
99 25 29 0
239 35 55 4
602 98 146 9
Veere 71
Vlissingen 154
Totaal 408
De verdeling van unieke cliënten jeugd is als volgt
PGB 2011 totaal
Middelburg 183
Bij jeugd neemt de behoefte niet af met het stijgen van de leeftijd. Er zijn meer jongeren van 12 tot 17 dan van 0 tot 11 jaar die een PGB hebben. Ook als we alleen naar de functie Begeleiding kijken. Bij ongewijzigd beleid zal de vraag naar PGB’s dan ook blijven groeien.
7 8
Varieert van GGZ 1-5, VG 1-8, LG 3-7 en VV 3-9 Varieert van GGZ 1-5, VG 1-8, LG 3-7 en VV 3-9
5
6
Beleid
6.1 Vooraf 9
Wij onderscheiden op dit moment drie groepen PGB-houders : • • •
Mensen die zorg nodig hebben en bewust kiezen voor het PGB als middel om zo eigen regie te behouden; Mensen die zorg nodig hebben en moeten kiezen voor het PGB omdat er geen passende zorg in natura beschikbaar is; Mensen die zorg nodig hebben en dit via een PGB verkrijgen, maar waar het PGB te veel administratieve last geeft.
De Rijksoverheid heeft in de Kamerbrief langdurige zorg aangegeven voorwaarden aan een PGB te gaan stellen (zie pagina 4): Aan deze voorwaarden dienen onze PGB’s minimaal te voldoen. Het is nu nog onduidelijk of gemeenten zelf mogen besluiten of en onder welke voorwaarden een PGB verstrekt kan worden bij mantelzorg. Uit de voorwaarden die de Rijksoverheid gaat stellen, kunnen we afleiden dat het PGB vooral bedoeld is voor de eerste groep. De tweede en derde groep willen helemaal geen PGB, maar de zorg in natura is (nog niet) afgestemd op hun behoeften. Dat betekent dat we er voor moeten zorgen dat dit gaat veranderen. Kleine zorgaanbieders zijn flexibeler en kunnen daardoor makkelijker inspringen op specifieke wensen. Grote zorgaanbieders zijn deze slag ook aan het maken. Onze inkoopvoorwaarden moeten afgestemd worden op zo veel mogelijk leveren in natura. Dit wordt uitgewerkt in de pentekening. Dit is het vervolg van de houtskoolschets en gaat over de toegang van de zorg. De pentekening wordt als kadernota aan de raad van februari 2014 voorgelegd. 6.2 Voorgestelde kaders Op basis van de notitie van de CZW, het advies van de afzonderlijke Wmo-raden en de Kamerbrief langdurige zorg stellen wij de volgende kaders voor: •
Aanzuigende werking voorkomen. Dit is al geregeld met de voorwaarden van het rijk.
•
Betalen van het eigen netwerk als het tot een betere en effectievere ondersteuning leidt. Het betalen van het eigen netwerk is een lastig dilemma. Wij vinden dat zorg die (voorheen) gratis werd verstrekt door de omgeving niet vergoed moet gaan worden. Dit staat ook haaks op het idee van eigen kracht: je doet het zelf, of je zoekt hulp in je omgeving, daarna kijk je naar collectieve voorzieningen en pas daarna komen individuele voorzieningen in beeld. Het is dan ook onlogisch om het eigen netwerk te gaan betalen. Aan de andere kant: er kan (veel) professionele zorg vermeden worden doordat de mantelzorger (een deel van) de zorg op zich neemt. Bovendien geeft betaling een wat meer zakelijke verhouding en kan de zorgvrager zijn verzorger makkelijker aanspreken op kwaliteit.
9
Dit werd bevestigd in de reacties op Denk mee over zorg en tijdens de werkplaats.
6
Wij denken dat de oplossing voor dit dilemma is te vinden in het daadwerkelijk in dienst nemen van de mantelzorger door de zorgvrager: als een mantelzorger immers minder of niet meer kan werken vanwege de mantelzorg ligt betaling wel voor de hand, met inachtneming van de regelgeving rondom gebruikelijk zorg. Overigens wordt dit ook in de concept-wettekst van de nieuwe Wmo genoemd: “de gemeente kan om redenen van doelmatigheid bepalen welke mogelijkheden geboden worden om nietprofessionals financieel voor hun diensten te belonen. De regering acht het wenselijk dat dit beperkt blijft tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt (bijvoorbeeld 24/7 beschikbaarheid van ondersteuning op afroep ). De gemeente kan differentiatie aanbrengen voor professionele en niet professionele ondersteuning.” Kortom: we gaan het netwerk alleen (laten) betalen als het tot een betere en effectievere ondersteuning leidt. Hieronder kan ook worden verstaan mantelzorgers die professionele zorg mogen verlenen. In de verordening die moet worden vastgesteld in het kader van de nieuwe Wmo 2015, moeten criteria worden opgenomen onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk. •
Sluit gebruik van bemiddelingsbureaus uit. Wij stellen voor om deze voorwaarde op te nemen. Hij komt ook logisch voort uit de voorwaarden van de Rijksoverheid: een budgethouder moet immers in staat zijn om zelf de regie te voeren. Een bemiddelingsbureau is daarmee overbodig.
•
Beter controleren (maar niet bureaucratisch maken). Wij stellen voor om de zorgvragers te verplichten om een zorgplan te hebben. Hiermee wordt duidelijk waar de zorg/ondersteuning voor gebruikt gaat worden. Hiermee is meer controle op de uitgaven mogelijk.
•
Gebruiken van contra-indicaties Ook nu verstrekken we geen PGB als “op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een PGB”. Hier kan sprake van zijn als de aanvrager: Wilsonbekwaam is; Geen inzicht heeft in zijn functionele beperkingen; Niet over voldoende organisatie- en regelvermogen en verantwoordelijkheidsbesef beschikt; Niet over voldoende inzicht beschikt door dementie, een verstandelijke handicap, of ernstige psychische problemen; Schuldenproblematiek heeft; Eerder onjuist gebruik heeft gemaakt van een PGB.
•
Het PGB zo veel mogelijk verstrekken in de vorm van een PVB. Het persoonsvolgend budget kan gezien worden als een middenweg tussen een PGB en ondersteuning in natura. Het persoonsvolgend budget is een geldbedrag dat is toegekend aan een cliënt, maar het bedrag wordt niet aan de cliënt uitgekeerd. We geven opdracht aan een interne of externe partij om het PGB te beheren voor onze budgethouders. De cliënt kan kiezen bij welke zorgaanbieder hij zijn budget besteed en kan in principe met meerdere aanbieders in onderhandeling gaan. Hiermee voorkomen we fraude.
7
NB: Zoals al aangegeven op pagina 4: in de concept-tekst van de nieuwe Wmo staat dat niet meer een geldbedrag aan de klant wordt verstrekt, maar dat de gemeente een budget beschikbaar stelt, waaruit de Sociale Verzekeringsbank namens het college betalingen kan doen aan degene die de aanvrager heeft ingeschakeld voor zijn ondersteuning. Hiermee wordt dit een voorwaarde. Wij stellen voor om dit zelf te regelen als het alsnog uit de wettekst verdwijnt. •
Ondersteuning op- en afschalen naar gelang de situatie Ondersteuning moet niet geprotocolleerd worden op frequentie en aantal uren, maar op- en afgeschaald worden naar gelang de situatie. Voorgesteld wordt om dit uitgangspunt uit de houtskoolschets van het Klantproces over te nemen.
•
Via inkoop bewerkstelligen dat zorg wel in natura beschikbaar is. In 6.1 is al aangegeven dat er PGB-houders zijn die voor een PGB kiezen, omdat er geen passende zorg in natura beschikbaar is. Dit gebeurt bijvoorbeeld als iemand een specifieke vorm van dagbesteding wil hebben en deze alleen via een PGB kan worden ingekocht. Deze constructie willen wij uit het systeem halen. We denken hierbij aan inkoop als collectieve voorziening met betaling via het PVB.
6.3 Afsluitend Hoewel er nog veel onduidelijk is op dit gebied (de nieuwe Wmo is nog niet vastgesteld en de kamerbrief wordt nog verder uitgewerkt) is het toch tijd om al een aantal uitspraken te doen over hoe wij aankijken tegen het PGB. Dit zal een hoop onrust wegnemen bij de huidige PGB-houders.
8
Bijlage 1
Opmerkingen Walcherse Wmo-raden
Vlissingen (31/5/13) • Stuk CZW is goed. • De 10-uursregeling niet gebruiken voor gemeenten. Het gaat om zelfregie en dan is het aantal uren niet relevant. NB: deze regeling is landelijk inmiddels geschrapt. • Beheren PGB kan niet iedereen: coach nodig. • Gebruik bemiddelingsbureaus verbieden. Of zorgen voor keurmerk. Opmerking: sinds 2012 is er het keurmerk van het Keurmerkinstituut. Zie --> http://www.keurmerk.nl/NL/Keurmerkinstituut/Productenen-diensten/Keurmerk-Pgb-bureaus . Overigens kunnen alleen budgethouders aan wie voor of op 31 december 2011 een PGB is toegekend nog bemiddelingskosten verantwoorden aan het zorgkantoor (budget > 25.000 max. 500 per jaar bemiddelingskosten, budget < 25.000 max. 250 per jaar).Er is in Zeeland op dit moment 1 PGB-bureau met een keurmerk; dat is Buitenkans v.o.f. uit Goes. • Nu een deel van het bedrag vrij besteedbaar. Zou toch verantwoord moeten worden. Opmerking; het vrij besteedbaar bedrag is 1,5% van het budget met een minimum van € 250 en een maximum van € 1250. Verantwoording hiervan lijkt overbodig. • Wel controleren, maar niet te bureaucratisch (te duur). • Denk na over maximeren bedrag voor inzetten mantelzorgers of vrijwilligers. • Belangrijk is gesprek aan begin: wat is nodig en hoe kun je daar voor zorgen? Kan leiden tot conclusie PGB of niet. PGB dus niet bij voorbaat uitsluiten of inzetten. Hangt af van de situatie. Middelburg (4/6/13) • Stuk CZW is helder, met name het stuk geschiedenis. • PGB houden kan alleen maar onderschreven worden, maar dan wel met betere controle op uitgaven. Je kunt denken aan bijvoorbeeld zorgplan hebben. • Denk ook aan rol SVB: die zorgt nu (als mensen dat zelf willen) dat mensen geen enkele administratieve last hebben en het is gratis. Opmerking: gratis voor de zorgvrager, maar niet voor de belastingbetaler c.q. gemeente. • Goede controle op gelden kan ook via goede intake, te halen doelstellingen en goede opvolging. • Verder is trekkingsrecht ook een goede optie (opmerking: nu kan het bij gebruik maken van de SVB zo zijn dat er al een soort van trekkingsrecht is. De budgethouder geeft uren door aan SVB en SVB schrijft door middel van incasso geld af van rekening budgethouder. Alleen de budgethouder bepaalt hoeveel uren er uitbetaald worden en houdt daarom volledig de regie. Trekkingsrecht heeft eigenlijk geen invloed op PGB, het is meer dat de budgethouder geen geld kan ‘pinnen’ (denk dan vooral aan mensen die leuke dingen doen van PGB en dan bij verantwoording geen zorg kunnen verantwoorden). • Aanbesteden straks is belangrijk: eisen bepalen en vragen aan instellingen of ze dat kunnen leveren en hoe dan. Denk vooral ook aan de kleintjes: daar zit innovatie en flexibiliteit. Veere (11/6/13) • Stuk CZW is gedegen. • Wmo-raad is voorstander van trekkingsrecht. Dat voorkomt fraude (beter). • Ook wordt genoemd: PGB op declaratiebasis. Daarmee zal iemand eerst nadenken of de uitgave echt nodig is, want het risico bestaat dat het niet vergoed wordt. • Wmo-raad is geen voorstander van dienstencheques. Die kunnen onderling geruild worden en dan komt de zorg misschien juist niet op de goede plaats terecht. Bovendien ben je daarmee een soort tweederangsburger. • Wmo-raad is er voorstander van om de bemiddelingsbureaus te verbieden.
9
• • •
De 10-uren regeling zijn ze geen voorstander van: het gaat om het juiste maatwerk en dan is het onlogisch om een ondergrens te gebruiken. NB: deze regeling is landelijk inmiddels geschrapt. Bij de contra-indicaties wordt de opmerking gemaakt dat zij niet graag degenen zouden zijn die aan iemand moet vertellen dat hij/zij de voorziening niet krijgt. Raad begrijpt de worsteling of je wel/niet toestemming moet geven om mantelzorg te kunnen betalen uit het budget. Na een discussie is het gevoel: niet toestaan, tenzij iemand echt zorg levert (bijvoorbeeld baan opzegt om te zorgen).
10
Bijlage 2
Gebruikte afkortingen
AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
CZW
College voor Zorg en Welzijn
PGB
Persoonsgebonden Budget
PVB
Persoonsvolgend Budget
PTT
Provinciaal Transitie Team
SCP
Sociaal Cultureel Planbureau
SVB
Sociale Verzekeringsbank
Wmo
Wet Maatschappelijke Ondersteuning
WVG
Wet Voorzieningen Gehandicapten
11
Bijlage 3
Notitie CZW
Overwegingen voor lokaal PGB10 (persoonsgebonden budget) beleid11 In Zeeland functioneert vanaf 2012, onder de paraplu van het College Zorg en Welzijn, het provinciaal transitie team Wmo begeleiding (PTT). In deze ambtelijke werkgroep werken de drie Zeeuwse regio’s samen bij de voorbereidingen van de transitie en transformatie van de AWBZ begeleiding en persoonlijke verzorging (samenstelling PTT zie bijlage 2). Een van vraagstukken voor gemeenten is het wel/ niet handhaven van het persoonsgebonden budget als alternatief voor zorg in natura voor deze nieuwe taken. In het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ d.d. 29 oktober 2012 wordt gesteld dat gemeenten geheel verantwoordelijk worden voor de activiteiten op het gebied van ondersteuning, begeleiding en verzorging en dat gemeenten een zeer ruime beleidsvrijheid wordt gegeven met betrekking tot de concrete invulling van de nieuwe taken. Gezien deze uitspraak gaan gemeenten er daarom van uit dat de verantwoordelijkheid voor een PGB beleid primair bij het lokaal bestuur ligt. Deze notitie ‘Overwegingen voor lokaal PGB beleid’ kan door gemeenten en regio’s worden gebruikt om een afgewogen keuze te maken en te onderbouwen waarom en op welke manier zij gebruik willen maken van het instrument PGB. Op vijf december is de conceptnotitie ‘Overwegingen voor PGB beleid’ besproken met vijf PGB 12 ambassadeurs van Per Saldo uit Zeeland, een vertegenwoordiger van Per Saldo en een aantal beleidsmedewerkers van Zeeuwse gemeenten. De suggesties en de opmerkingen die tijdens dit overleg zijn gedaan, zijn in deze notitie verwerkt. De definitieve versie van deze notitie wordt aangeboden aan de Zeeuwse gemeenten.
10
Het persoonsgebonden budget (het PGB) is een geldbedrag dat mensen krijgen om binnen bepaalde regels zorg en ondersteuning te organiseren. 11
Er is in ruim gebruik gemaakt van de Positionpaper, de Handleiding voor PGB beleid van de VNG en lokale notities Wmo van Zeeuwse gemeenten. 12 Per Saldo: de belangenorganisatie van budgethouders Per Saldo uit Utrecht.
12
Goes, 7 maart 2013
13
Inhoud 1
Achtergronden van het PGB in de AWBZ.................................................................... 15
2
Gemeenten en het PGB.............................................................................................. 16 2.1 Vanaf 2007............................................................................................................ 16 2.2 Juni 2011 .............................................................................................................. 16 2.3 Mei 2012 ............................................................................................................... 16 2.4 Oktober 2012 ........................................................................................................ 17
3
Inventarisatie van voor en nadelen van het PGB......................................................... 19 3.1 Nadelen:................................................................................................................ 19 3.2 Voordelen:............................................................................................................. 19
4
Overwegingen .............................................................................................................. 21 4.1 Meer maatwerk ..................................................................................................... 21 4.2 Ondermijning collectieve voorzieningen ............................................................... 21 4.3 Ondermijning informele zorg................................................................................. 21 4.4 Rol van de bemiddelingsbureaus/ vertegenwoordiger ......................................... 22 4.5 Samenhang Wmo/ zorgkantoor en zorgverzekeraar............................................ 22 4.6 Overige aandachtspunten/ overwegingen ............................................................ 22 4.7 Alternatieve vormen van vraag gestuurde financiering ........................................ 23
5
Conclusie en aanbeveling ............................................................................................ 24 5.1 Behoud het PGB ................................................................................................... 24
6
Nawoord ....................................................................................................................... 25
7
Bijlagen:........................................................................................................................ 26 7.1 Bijlage 1 ................................................................................................................ 26 7.2 Bijlage 2 ................................................................................................................ 27
14
Achtergronden van het PGB in de AWBZ
Het PGB werd in 1996 door staatssecretaris Erica Terpstra ingevoerd in de AWBZ en bestaat uit een geldbedrag, waarvan de besteding aan bepaalde regels gebonden is, dat mensen krijgen om zorg en ondersteuning te organiseren voor zichzelf of hun familieleden. Het PGB geniet sindsdien brede en bijna unanieme steun als hét middel om doelen als vraagsturing, deregulering en de ‘cliënt centraal’gedachte dichterbij te brengen. Het paternalisme, waarbij de overheid bepaalt wat voor voorziening iemand nodig heeft, moest verdwijnen; de cliënt zelf is de ultieme expert van zijn probleem en van zijn oplossing. Deze gedachte oversteeg partijpolitieke grenzen. Tegenstanders van het PGB waren lange tijd nauwelijks te horen. Waren er aanvankelijk allerlei administratieve drempels, zoals het feit dat het geld werd beheerd door een overheidsdienst, gaandeweg werd het PGB steeds meer gedereguleerd. Dit had het (beoogde) effect op het gebruik ervan. Volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau groeit het gebruik sinds de invoering elk jaar met 18%, de laatste jaren ongeveer met 25%. De regeling (het PGB in de AWBZ is een subsidieregeling) kost inmiddels ongeveer € 2,3 miljard per jaar en er maken 130.000 mensen gebruik van: ouderen, gehandicapten, chronisch zieken, maar ook kinderen met bijvoorbeeld autisme of andere psychische problemen. Pas de laatste jaren begint er meer aandacht te komen voor de negatieve aspecten van het PGB. Behalve de onbeheersbare groei werden vooral allerlei vormen van onbedoeld en oneigenlijk gebruik en fraude belicht. Niet alleen in de media, maar ook in onderzoek en politiek. Het bleek dat het laagdrempelig maken van deze overheidsvoorziening in de vorm van een geldbedrag heeft geleid tot een geheel nieuwe doelgroep die niet aan de loketten zou zijn verschenen als er alleen een dienst ‘in natura’ beschikbaar was. Deze ‘aanzuigende werking’ werd wel al langer vermoed, maar recent heeft het SCP laten zien dat 43% van de huidige PGB-cliënten zich nooit voor een naturavoorziening zou hebben gemeld. De laagdrempeligheid van het PGB is ook aanleiding geweest voor het ontstaan van allerlei ‘intermediairs’ die de burgers op hun PGB-rechten wijzen en hen de administratieve verplichtingen uit handen nemen. Het PGB is aan het eigen succes ten onder gegaan. De kosten overschrijden de begroting van VWS bijna ieder jaar. Najaar 2010 werd het PGB zelfs tot het eind van het jaar ‘op slot’ gezet. In het regeerakkoord van het kabinet Rutte 1 was in september 2010 al aangekondigd dat het PGB ‘beheersbaar’ gemaakt zou worden.
15
Gemeenten en het PGB
In de Wet voorzieningen gehandicapten (1994-2006) kwam het begrip PGB niet voor en ook in de praktijk gebruikten gemeenten het begrip zelden. Wel verstrekten gemeenten bepaalde voorzieningen standaard in de vorm van een geldbedrag, meestal met de overweging dat er dermate sprake was van maatwerk, dat de cliënt het beste zelf als opdrachtgever of inkoper kon optreden. Bijvoorbeeld bij aanpassingen aan de woning of aanschaf van een sportrolstoel. Afgezien van dergelijke forfaitaire vergoedingen (sportrolstoel) was er meestal geen sprake van een ‘ongebonden’ bedrag. Verantwoording van de besteding was vereist of de gemeente betaalde rechtstreeks aan de leverancier.
Vanaf 2007 Bij de invoering van de Wmo in 2007 is voor gemeenten wél de verplichting meegekomen om de PGB-optie aan te bieden, waarbij de wetgever overigens heeft verzuimd om te definiëren wat een PGB precies inhoudt (qua bestedingsbinding, verantwoording, hoogte). De wet bepaalde dat als een burger recht had op een individuele voorziening, de gemeenten hem de keuze moest bieden tussen natura of PGB. Het PGB was dus een ‘wijze van verstrekken’, niet een voorziening op zich. Iets wat zowel in de AWBZ als in de Wmo nogal eens vergeten wordt. Gemeenten maakten zich rond de wetsbehandeling in 2006 en 2007 ernstig zorgen over de gevolgen van de verplichte PGB-optie voor tot dan toe collectief georganiseerde Wvg-voorzieningen, zoals het collectief vraagafhankelijk vervoer. Als een groot deel van de gebruikers voor het PGB zou kiezen, zou het economisch draagvlak voor de vervoerssystemen wegvallen. In de kamerbehandeling is toen vastgelegd dat gemeenten cliënten met een vervoersvoorziening de PGB-optie niet hoefden te bieden. De verplichte PGB-optie in de Wmo heeft niet geleid tot een grootschalig kiezen voor een PGB door gebruikers van de traditionele Wvg-voorzieningen (rolstoel, scootmobiel, woningaanpassing). De PGB-ers in de Wmo vinden we grotendeels in de voormalige AWBZ-voorziening huishoudelijke hulp. Tussen de 8 en 16% van de Wmo klanten maakt gebruik van een PGB. Het SCP geeft in haar advies over het Wmo budget huishoudelijke hulp voor 2011 aan dat er bij de Wmo HH sinds 2006 sprake is van een groei van ¾ % per jaar voor zorg in natura. Met het PGB HH erbij stijgt het groeicijfer tot 1,5% per jaar. Ook in de Wmo groeit het aantal PGB-houders dus harder dan het aantal natura-cliënten.
Juni 2011 De ongewenste en explosieve kostenstijgingen van het PGB in de AWBZ leidde in juni 2011 tot een ingrijpende maatregel van de regering Rutte 1 ten aanzien van het PGB. Deze maatregel hield in dat alleen mensen met een indicatie zorg met verblijf (zorg zwaartepakket) in aanmerking kwamen voor een PGB. Later werd deze ingreep afgezwakt door de introductie van de Vergoedingsregeling Persoonlijke Zorg. Onder bepaalde voorwaarden kunnen burgers een beroep doen op de nieuwe vergoedingsregeling persoonlijke zorg.
Mei 2012 In mei 2012 werd, als resultaat van het lenteakkoord, vervolgens de hierboven geschetste maatregel in de AWBZ vervangen door de 10-uursmaatregel. Cliënten met alléén een indicatie voor Begeleiding (en/ of Kortdurend Verblijf) voor minder dan 10 uur per week werden uitgesloten van het PGB. Deze maatregel gaat vanaf januari 2014 ook gelden voor bestaande budgethouders.
16
Oktober 2012 In het regeerakkoord Rutte 2 zijn de volgende teksten/ citaten te vinden over het PGB. Deze uitspraken zijn voorlopig de kaders voor gemeentelijk beleid ten aanzien van het PGB:
17
Het PGB in de AWBZ • “De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) wordt omgevormd tot een nieuwe landelijke voorziening waarin de intramurale ouderen- en gehandicaptenzorg (vanaf ZZP 5) landelijk wordt georganiseerd met een budgetgrens middels de contracteerruimte. De voorziening krijgt daarbij een centraal beleidskader, zowel zorg in natura als PGB’s maken deel uit van de voorziening”. •
In januari 2013 kondigt het Zorgkantoor aan dat de vergoedingsregeling persoonlijke zorg (VPZ) komt te vervallen en weer worden omgezet naar een regulier PGB. De volgende cliënten worden in de AWBZ uitgesloten van een PGB: Cliënten met een indicatie alleen voor de functie begeleiding voor minder dan 10 uur; Cliënten met een zorgbehoefte van minder dan 10 uur per week; Cliënten met een indicatie voor ZZP VV9b, 4LVG, 5 LVG,1SGLVG, GGZ B. Het PGB in de Wmo • “De gemeenten wordt een zeer ruime beleidsvrijheid gegeven met betrekking tot de concrete invulling van deze gedecentraliseerde voorzieningen”. • Het ‘recht op zorg’, het PGB ‘kan’ bepaling en de gemeentelijke taak worden in de nieuwe wet zodanig beschreven dat dit voldoende beleidsvrijheid en ruimte voor maatwerk biedt. Voorlopig betreft het regeerakkoord de hoofdlijnen van beleid en laat op veel punten onduidelijkheden bestaan. Gezien de bovenstaande uitspraken in het Regeerakkoord kan worden aangenomen dat gemeenten gaan beschikken over de gewenste beleidsvrijheid.
18
Inventarisatie van voor en nadelen van het PGB Nadelen: Er is de laatste jaren meer aandacht gekomen voor de negatieve aspecten van het gebruik van het PGB in de AWBZ. • Wanneer het PGB wordt ingezet om het eigen sociale netwerk te betalen voor het leveren van hulp en zorg kan dit op gespannen voet staan met het bevorderen van informele zorg zoals buren- en vriendenhulp en de hulp die familieleden als vanzelfsprekend aan elkaar geven. • Als steeds meer burgers kiezen voor het PGB verdwijnt het financieel draagvlak (schaalvoordeel) voor collectieve voorzieningen. Dit kan zich voordoen bij de inkoop van hulpmiddelen. Of dit effect zal optreden hangt ook af van bestuurlijke keuzes die worden gemaakt. • Het PGB heeft in de AWBZ geleid tot toename van de zorgconsumptie. Hierdoor is in de AWBZ een diagnose- en indicatiecircuit ontstaan, om in aanmerking te kunnen komen voor een PGB. Ook vinden indicatieprocedures plaats om in aanmerking te kunnen komen voor het mantelzorgcompliment (SVB). • Commerciële bureaus stimuleren mensen uit winstoogmerk om zoveel mogelijk hulp te claimen. • Met het PGB vinden grensoverschrijdende uitbetalingen aan buren, kennissen en familie voor gangbare en gebruikelijke hulp en zorg aan elkaar. • Er is geen zicht en controle op de kwaliteit en effectiviteit van de zorg en ondersteuning. • De budgethouder is in principe altijd werkgever of opdrachtgever, met alle bijbehorende administratieve lasten en verantwoordelijkheden. Niet ieder budgethouder beschikt over de juiste kennis en vaardigheden om deze taken uit te voeren. Een check op deze vaardigheden is noodzakelijk. • Het PGB-tarief is weliswaar lager dan de natura-kosten, maar het PGB wordt vaker volledig besteed terwijl een naturavoorziening gemiddeld maar voor 75 tot 80% wordt gebruikt.
Voordelen: •
•
• •
13
Het persoonsgebonden budget is voor burgers met beperkingen het geëigende instrument om regie te houden op het eigen leven. Door het PGB wordt het mogelijk de zorg zelf te organiseren zoals: - Een vast team van zorgverleners samen te stellen. De budgethouder kan zelf de zorgverleners aannemen of ontslaan. - De budgethouder maakt zelf rechtstreeks afspraken met zorgverleners. Er is geen tussenkomst van teamleiders of planners. Een budgethouder kan met zorgverleners flexibele afspraken maken. Dan gaat het ook om zorg buiten kantoortijden (bijvoorbeeld hulp bij het aan en uitkleden) en zorg op verschillende locaties. Een PGB maakt maatwerk en keuzevrijheid mogelijk. Het PGB stelt burgers in staat de zorg te regelen die het beste bij hun leefsituatie en levensfase past. Jonge mensen met ernstige beperkingen voelen zich minder thuis in een traditioneel verzorgingshuis en kunnen met een PGB deze zorg in hun eigen omgeving organiseren. Het PGB kan worden ingezet om het netwerk en mantelzorgers te ondersteunen, zodat een gezins- of leefsituatie in stand kan blijven. Het PGB kan leiden tot vernieuwing van het zorgaanbod in de hele sector. De zorgboerderijen 13 en de woondroom woningen zijn door burgers met een PGB tot stand gekomen. Met een PGB worden burgerinitiatieven mogelijk.
Woondroom woningen zijn woonprojecten voor mensen met autisme en normale begaafdheid.
19
• • •
Een PGB levert in beginsel ‘meer zorg per euro’, omdat de cliënt inkoopt zonder overhead. Afhankelijk van beleid heeft de gemeente minder uitvoeringslasten. Als er geen passende zorg in natura beschikbaar is kunnen burgers met een PGB deze zorg toch inkopen. Burgers die heel veel zorg in de vorm van een achterwacht nodig hebben, zoals bijvoorbeeld 24-uurs zorg, biedt het PGB de mogelijkheid om met een kleine vergoeding deze achterwacht in te kopen binnen het netwerk.
20
Overwegingen
Er zijn geen aanwijzingen dat de problemen met het PGB binnen de AWBZ zich ook in de Wmo zullen voordoen. De AWBZ is een collectieve volksverzekeringswet. Dat betekent dat wanneer een persoon voldoet aan de toelatingscriteria, er een verzekerd recht is op zorg. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) geeft gemeenten een compensatieplicht en kent niet het ‘verzekerde recht’ zoals dat in de AWBZ van toepassing is. De Wmo geeft opdracht aan de gemeenten om de zelfredzaamheid van mensen te bevorderen en ondersteuning te bieden waar dit niet goed lukt. Gemeenten zoeken samen met de burger naar oplossingen die compensatie bieden voor zijn/ haar beperkingen en die de burger in staat stelt zelfstandig te blijven deelnemen aan de samenleving. In een intake gesprek (keukentafelgesprek) met de burger komt de ondersteuning van mantelzorgers, de mogelijkheden vanuit het netwerk en voorliggende voorzieningen aan de orde. De focus in de Wmo ligt niet op het verstrekken van voorzieningen, maar op het bereiken van resultaten. Zo kan bijvoorbeeld een aanvraag voor een traplift (voorziening) na een gekanteld gesprek leiden tot andere oplossingen (resultaat). Voorbeelden van oplossingen zijn o.a. een nieuwe knie/ heup, fysiotherapie gericht op traplopen, op de benedenverdieping een slaapgelegenheid maken, verhuizen naar een gelijkvloerse woning of een traplift.
Meer maatwerk Deze benadering van gemeenten zal aanbieders stimuleren om meer maatwerk oplossingen te bieden. De noodzaak bij aanbieders om de zorgvraag van burgers om te zetten in declarabele ‘functies’ en ‘producten’ zoals dat in de AWBZ gebeurt, is in de Wmo verdwenen. Aan aanbieders kan contractueel de ruimte worden geboden om dit maatwerk te leveren. De komende jaren zal door bovengeschetste werkwijze van gemeenten het gebruik van een PGB vanzelf afnemen. Voor een andere groep burgers, vaak met een zeer specifieke en complexe zorgvraag, blijft het PGB het meest geëigende instrument om regie/ zelfmanagement te behouden en versterken. Een PGB maakt flexibele inzet van zorg mogelijk, zoals zorg op afroep, zorg en ondersteuning buiten kantoortijden en op verschillende locaties. Deze flexibele zorg en ondersteuning wordt niet ‘in natura’ geleverd en zou ook in natura voor de overheid erg duur zijn.
Ondermijning collectieve voorzieningen Als bezwaar is genoemd dat een PGB de ondermijning van een collectief systeem, zoals collectief vervoer kan bewerkstelligen. Indien de cliënt voldoende is geholpen met een voorliggende algemeen toegankelijke voorziening of een voorziening die collectief beschikbaar is, is er dan ook niet de verplichting een PGB te verstrekken. Dus dit bezwaar kan zich in de praktijk niet voordoen.
Ondermijning informele zorg Om te voorkomen dat het leveren van mantelzorg ‘uitbetaald wordt’ kan de gemeente overwegen om alleen onder specifieke voorwaarden of omstandigheden een PGB ter beschikking te stellen. Een van die omstandigheden kan zijn als er sprake is van inkomensverlies van de (inwonende) mantelzorger. Ook kan besloten worden voor deze zorg lagere tarieven beschikbaar te stellen dan voor professionele zorg. De PGB ambassadeurs stellen dat het betalen van mantelzorgers vaak gebeurt over een klein deel van de totale inzet die de mantelzorger levert. Het vraagt maatwerk van gemeenten om te kunnen vaststellen welke hulp en belasting van een mantelzorger of netwerk in redelijkheid verwacht kan worden.
21
Rol van de bemiddelingsbureaus/ vertegenwoordiger Gemeenten wordt geadviseerd zich terughoudend op te stellen als het gaat om het inhuren van bemiddelingsbureaus. Degene die het beheer over het PGB doet (en dat kan ook de wettelijk vertegenwoordiger of partner zijn) is aansprakelijk en moet daarom ook de verantwoordelijkheid zelf nemen. Goede begeleiding of ondersteuning van de budgethouder bij de uitvoering van de administratieve taken is gewenst. Gemeenten kunnen overwegen om in de regelgeving vast te leggen dat het PGB niet kan worden besteed aan bemiddelingsbureaus of inhuur van niet-zorgverleners.
Samenhang Wmo/ zorgkantoor en zorgverzekeraar Wanneer begeleiding en verzorging naar de gemeenten gaan, zal er een nieuwe combinatie Ziektekostenwet verzekering (ZWV) – Wmo voorkomen. De functies persoonlijke verzorging en verpleging liggen dicht bij elkaar en het is niet wenselijk om deze te scheiden. Budgethouders hebben meestal één zorgverlener die zowel de functie verzorging (Wmo) als de functie verpleging (AWBZ) uitoefenen. Het voorkomt veel bureaucratie als deze functies bij elkaar kunnen blijven. Gemeenten en zorgverzekeraars zouden hiervoor een oplossing moeten zoeken.
Overige aandachtspunten/ overwegingen Een gemeente kan met aanvullende regelgeving en procedures voorkomen dat het PGB niet het gewenste resultaat oplevert. Een overzicht van de mogelijkheden hierover: Duidelijke informatievoorziening en check de mogelijkheden via zelftest Goede informatie vooraf over het administratief beheer van een PGB, vergroot de kans dat burgers het PGB goed beheren. Per Saldo heeft een zelftest ontwikkeld waarmee mensen kunnen bepalen of het PGB iets is wat bij hen past. De test is bedoeld om zorgvragers inzicht te bieden in de mate waarin zij geschikt zijn om een PGB te beheren, zodat ze een meer afgewogen keuze kunnen maken tussen een PGB en zorg in natura. Deskundigheid bij het voeren van een eerste gesprek De gemeente zorgt in de oriënterende fase, indien nodig, voor aanvullende en/of specifieke deskundigheid over de aard van de beperkingen van de cliënt. Mogelijke contra-indicaties In de huidige situatie verstrekken gemeenten geen PGB vanuit de Wmo als ‘op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een PGB. Hier kan sprake van zijn als de aanvrager: • wilsonbekwaam is; • geen inzicht heeft in zijn functionele beperkingen; • niet over voldoende organisatie - en regelvermogen en verantwoordelijkheidsbesef beschikt; • niet over voldoende inzicht beschikt door dementie, een verstandelijke handicap, of ernstige psychische problemen; • schuldenproblematiek; • eerder onjuist gebruik van een PGB. Door de PGB ambassadeurs (Per Saldo) wordt afgeraden om een 10-uren grens als contra-indicaties te hanteren. Hiermee wordt een groep burgers uitgesloten van het PGB. Het voorstel is dit standpunt van Per Saldo over te nemen.
22
Alternatieve vormen van vraag gestuurde financiering Naast het PGB zijn nog alternatieve vormen van vraaggestuurde financiering denkbaar zoals een systeem met persoonsvolgende budgetten of dienstencheques. Deze alternatieven kunnen in sommige situaties beter maatwerk leveren. Het persoonsvolgend budget Het persoonsvolgend budget is een vorm van vraaggestuurde bekostiging die als een middenweg tussen een PGB en ondersteuning in natura gezien kan worden. Het persoonsvolgend budget is een geldbedrag dat is toegekend aan een cliënt maar niet aan de cliënt wordt uitgekeerd. De cliënt kan kiezen bij welke zorgaanbieder hij zijn budget besteedt, en kan in principe met meerdere aanbieders in onderhandeling gaan. Trekkingsrecht Bij ‘trekkingsrecht’, zoals dat nu ook in de AWBZ toegepast gaat worden, geeft de gemeente opdracht aan een interne of externe partij om het PGB te beheren voor haar budgethouders. Een aantal gemeenten heeft bij het SVB servicecentrum de vraag neergelegd of het servicecentrum budgethouders kan ondersteunen door de kassier van het PGB te zijn. De term ‘trekkingsrecht’ wordt gebruikt in de AWBZ. Er wordt in de praktijk hetzelfde bedoeld als het Persoonsvolgend Budget. Het voorstel is in de Wmo het begrip ‘Persoonsvolgend Budget’ te blijven hanteren. Dienstencheque De dienstencheque kan worden gekocht tegen een gereduceerd tarief en worden ingewisseld tegen diensten van bijvoorbeeld de sociale werkplaats t.b.v. klussen in en om het huis. De ondernemers kunnen deze cheque weer bij de gemeente inwisselen. De uitbreidings- mogelijkheden kunnen nog worden onderzocht.
23
Conclusie en aanbeveling Behoud het PGB Gemeenten wordt geadviseerd het huidig PGB beleid te continueren, ook als gemeenten per 1 januari 2015 verantwoordelijk worden voor de nieuwe taken op het gebied van ondersteuning, verzorging en begeleiding. Dit betekent dat aan burgers, waarbij is vastgesteld (overeengekomen) dat een individuele voorziening noodzakelijk is om de beperkingen te compenseren, de keuze wordt geboden tussen een voorziening in natura of het PGB. Dit kan ook een persoonsvolgend budget of bijvoorbeeld een dienstencheque zijn Door de gekantelde werkwijze en de omslag van aanbodgerichte zorg naar vraaggerichte zorg, zal bij het merendeel van de burgers een belangrijke drijfveer verdwijnen om zorg via een PGB in te kopen. De inschatting is echter dat een PGB, voor bepaalde groep burgers met een specifieke of een complexe zorgvraag, de beste manier is om beperkingen te compenseren. Ook al bieden de zorgaanbieders het gewenste maatwerk, dan nog kan een PGB een beter passende en goedkopere oplossing zijn. Het PGB geeft burgers een instrument in handen waarmee ze zelf de zorg kunnen organiseren. Het zelfstandig inkopen van zorg versterkt de positie van de zorgvrager en past bij de intentie van de overheid het zelfmanagement en zelfregie te bevorderen.
24
Nawoord Deze notitie is tot stand gekomen met de huidige actuele kennis van en informatie over het regeringsbeleid. Wat betreft het PGB is het van belang dat de toegezegde beleidsvrijheid van gemeenten ook tijdens de behandeling van de Wmo in de Tweede Kamer overeind blijft. We hopen dat gemeenten aansluiten bij de denkrichting zoals geschetst in deze notitie. Hiermee wordt een gemeenschappelijke positieve basis gecreëerd waarmee vanuit de lokale overheid het PGB beleid verder kan worden ingebed in de lokale infrastructuur.
25
Bijlagen: Bijlage 1 Het PGB als verstrekking vorm in de huidige extramurale AWBZ begeleiding in Zeeland (bron: rapportages SCOOP) Uit de inventarisatie die Scoop in april van 2012 heeft gehouden onder de beschikbare informatie blijkt dat circa de helft (!) van het aantal cliënten met een indicatie voor extramurale begeleiding kiest voor de verstrekking in de vorm van het PGB. Dit zijn in Zeeland op de teldatum 1 januari 2011 2169.personen. Aantal indicaties extramurale begeleiding dat per gemeente is afgenomen, onderverdeeld naar persoonsgebonden budget en Zorg in Natura Aantal cliënten PGB
% PGB
Aantal Cliënten ZIN
Borsele
% ZIN
185
62%
112
38%
297
Goes
295
49%
306
51%
601
Noord-Beveland
25
50%
25
50%
50
Kapelle
72
53%
64
47%
136
Tholen
140
50%
140
50%
280
Schouwen-Duiveland
127
41%
181
59%
308
Reimerswaal
151
65%
80
35%
231
Regio
995
52%
908
48%
1903
Sluis
91
32%
195
68%
286
Terneuzen
282
35%
535
65%
817
Hulst
150
34%
291
66%
441
Regio
523
34%
1021
66%
1544
Veere
95
50%
95
50%
190
Vlissingen
272
41%
398
59%
670
Middelburg (Z.)
284
45%
351
55%
635
Regio
651
44%
844
56%
1495
Totaal aantal Zeeland
2169
44%
2773
56%
4942
• •
Totaal aantal cliënten
Cliënten Kunnen zowel zorg in natura als een PGB kunnen hebben, waardoor de opgetelde totalen hoger liggen dan het werkelijk aantal cliënten Scoop heeft gebruik gemaakt van de registratiegegevens van het Zorgkantoor Zeeland, peildatum1 januari 2011.
26
Bijlage 2 Deelnemers aan de overlegbijeenkomst met PGB ambassadeurs, dd 5 december 2012 PGB-Ambassadeurs: − Frank van Ieperen − Jan Harpe − Adri Kaland − Ria Meerman − Majo de Pundert − Katja Harpe als begeleider/ mantelzorger van Jan Harpe Vanuit PerSaldo: − Marjan Schuring, projectleider landelijke belangenvereniging Per Saldo Beleidsmedewerkers vanuit de gemeenten: − Olga Idema (Borsele), − John Duinkerke (Goes), − Richard Schriemer (Sluis), − Martijn van Poecke (Middelburg), − Ingrid Brilleman (Reimerswaal) Het provinciaal transitieteam begeleiding / verzorging /ondersteuning bestaat uit: − Anita van den Brande (contactpersoon transitie Zeeuws Vlaanderen/ ambtenaar Hulst), − Thijs Terlouw (projectleider transitie Oosterschelderegio) − René Boone (projectleider transitie Walcheren), − Jeroen Bosch (provincie Zeeland) tot 01-01-2013) − Els Akkermans (beleidsmedewerker CZW) De transitiemanagers van de Jeugdzorg, Janine van Niel en Loek Schipper waren verhinderd.
27