Notitie Concept verordeningen Participatiewet en Wet maatregelen Werk en Bijstand Advies Wij vragen uw advies over de volgende verordeningen en beleidsregel: 1)
Afstemmingsverordening Participatiewet gemeente Aa en Hunze 2015
2)
Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Aa en Hunze 2015
3)
Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Aa en Hunze 2015
4)
Verordening individuele studietoeslag gemeente Aa en Hunze 2015
5)
Handhavingsverordening Participatiewet , IOAW en IOAZ gemeente Aa en Hunze 2015
6)
Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Aa en Hunze 2015
Proces en bevoegdheden Als samenwerking Drentsche Aa (Aa en Hunze, Tynaarlo en Assen) kiezen wij ervoor om de vraagstukken die de komst van de Participatiewet met zich mee brengt gezamenlijk op te pakken. Wij beschouwen elkaar op dit terrein als natuurlijke partners (de arbeidsmarkt stopt tot slot van rekening niet bij de gemeentelijke grenzen). De concept-verordeningen in de drie gemeenten zijn dan ook wijken op dit moment inhoudelijk niet van elkaar af. Het college stelt de concept-verordeningen vast en geeft die vrij voor de adviesvraag aan u. Uw advies wordt betrokken bij de voordracht vanuit het college aan de raad. De gemeenteraad stelt uiteindelijk de verordeningen vast.
Achtergrond Op basis van de Participatiewet en de Kadernota Participatiewet (Participatie de norm, werk het doel) zijn nu concept-verordeningen opgesteld. Ook de wijzigingen van de Wet maatregelen Werk en Bijstand zijn in de verordeningen verwerkt. De verordeningen geven op hoofdlijnen de juridische kaders weer die nodig zijn om het beleid uit te voeren en vullen de beleidsruimte verder in, met name t.a.v. de uitkeringen. De Participatiewet wordt immers straks (ook) de nieuwe bijstandswet. Door de inwerkingtreding van de Participatiewet en de Wet maatregelen WWB moeten gemeenten een aantal bestaande verordeningen wijzigen, enkele intrekken en een aantal nieuwe verordeningen vaststellen. Een aantal van deze gemeentelijke regels moet beslist voor 1 januari a.s. vastgesteld worden, een aantal kunnen ook daarna worden vastgesteld (uiterlijk 1 juli 2015). Omdat de regelgeving met elkaar verweven is en de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) van Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo zich voorbereidt op invoering per 1 januari 2015 stellen wij voor het pakket zoveel mogelijk in één keer vast te stellen.
Verordeningen nieuwe Participatiewet en Wet maatregelen Werk en Bijstand: 1)
Afstemmingsverordening Participatiewet gemeente Aa en Hunze 2015
2)
Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Aa en Hunze 2015
3)
Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Aa en Hunze 2015
4)
Verordening individuele studietoeslag gemeente Aa en Hunze 2015
5)
Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Aa en Hunze 2015
6)
Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Aa en Hunze 2015
7)
Re-integratieverordening gemeente Aa en Hunze 2015
8)
Verordening cliëntenparticipatie gemeente Aa en Hunze 2015.
Wij vragen u zoals gezegd nu advies op de eerste zes verordeningen. De informatie over de reintegratieverordening en verordening cliëntenparticipatie, toeslagenverordening en de kostendelersnorm sturen wij u ter informatie. Re-integratieverordening en verordening cliëntenparticipatie De re-integratieverordening leggen wij u op dit moment niet voor, omdat besluitvorming in het Werkbedrijf gevolgen kunnen hebben voor de verordening. Besluitvorming zal de komende maanden zijn beslag krijgen. Bovendien is het nog wachten op een AMvB die in oktober of november door het Rijk vastgesteld zal worden. Om te voorkomen dat wij u in een kort tijdbestek tweemaal uw advies vragen over dezelfde verordening, hebben wij er vanuit praktisch oogpunt voor gekozen om dit begin 2015 aan u voor te leggen. De verordening cliëntenparticipatie wordt door iedere gemeente afzonderlijk opgesteld, omdat zij handelt over de werkwijze van de cliëntenraad en deels gaat over werkafspraken tussen de gemeente en cliëntenraad. Wij gaan daar graag over in gesprek met de cliëntenraad en doen dat dan bij voorkeur op een moment dat er minder tijdsdruk op staat. De re-integratieverordening en de verordening cliëntenparticipatie kunnen uitstel verdragen, want zij moeten voor 1 juli 2015 worden vastgesteld. Toeslagenverordening vervalt Omdat de landelijke norm de hoogte van de bijstand bepaalt, vervalt de grondslag voor de toeslagenverordening. Inwoners die op 31 december 2014 toeslagen ontvangen op grond van de toeslagenverordening blijven deze rechten houden tot 1 juli 2015. Daarna vervalt de toeslag ook voor deze groep. Kostendelersnorm 2015 Toelichting Vanaf 1 januari 2015 geldt de kostendelersnorm in de bijstand. De uitkering wordt lager naarmate meer personen hoofdverblijf hebben in dezelfde woning. De alleenstaande die alleen woont, ontvangt 70% van het sociaal minimum. De uitkering blijft, Zo gaat de uitkering als je met zijn 2-en woont 50% per persoon samen 100%). Als je met zijn 3-en woont (of meer) gaat de uitkering omlaag naar 43,55%, met zijn vieren naar 40% en zo verder. Het idee is dat in deze situaties mensen de kosten voor levensonderhoud kunnen delen. Het maakt niet uit met hoeveel personen iemand samenwoont.
De kostendelersnorm geldt niet voor bijstandsgerechtigden die samenwonen met: studenten, commerciële relaties en jongeren tot 21 jaar. Voor nieuwe bijstandsgerechtigden geldt de kostendelersnorm vanaf 1 januari 2015. Voor bestaande bijstandsgerechtigden is dit 1 juli 2015. Deze kostendelersnorm hoeft niet in een verordening te worden opgenomen omdat de Participatiewet het regelt, maar heeft wel consequenties voor de verordeningen. In beleidsregels moet het college op onderdelen nadere invulling geven aan de toepassing van de norm. Beleidsruimte Het college krijgt de bevoegdheid om in twee specifieke gevallen de hoogte van de uitkering te verlagen in het geval er geen woonlasten zijn voor de inwoner die een beroep doet op de bijstand. Dak- en thuislozen Bijvoorbeeld bij dak- en thuislozen of inwoners van wie iemand anders (bijv. een ex-partner) in de woonlasten voorziet. Hierbij wordt voorgesteld het huidige beleid voort te zetten en de bijstand te verlagen met 20%. Schoolverlaters Schoolverlaters die hun studie hebben beëindigd kunnen gekort worden op hun uitkering met het argument dat zij gewend zijn aan een lager bestaansminimum. Het voorstel is om hier geen beleid op te maken omdat het slechts om een paar gevallen per jaar gaat (ca. 10 personen in het werkgebied van de ISD). Uitvoering zou hoge administratieve lasten met zich meebrengen. Commerciële kamerverhuur Niet tot het huishouden, behoren huurders die een commerciële huurprijs betalen. In een beleidsregel moet worden vastgelegd wat de gemeente verstaat onder een ‘commerciële huurprijs’. Wij stellen voor de hoogte van de huurprijs aansluiting te zoeken bij de bedragen die gehanteerd worden door de Wet op de huurtoeslag (normhuur). Er is dan sprake van een reële huurprijs en dan geldt de kostendelersnorm niet. Daarnaast moet er een contract zijn en moet de huur jaarlijks worden aangepast. Veranderingen voor bijstandsgerechtigden De alleenstaande (ouder) vanaf 21 jaar ontvangt 70% van het sociale minimum. Alleenstaanden van 21 of 22 jaar gaan er op vooruit. Alleenstaande ouders krijgen minder bijstand (20% sociaal minimum) maar krijgen een hoger kindgebonden budget via de belastingdienst. Gehuwden blijven op het zelfde inkomensniveau. Als met meer personen op een adres wordt gewoond (niet zijnde commerciële onderhuurders of inwonende studerenden kinderen) dan wordt steeds minder bijstand ontvangen naar gelang het aantal personen op hetzelfde adres toeneemt. Beleidsruimte gemeenten gering De beleidsruimte die het Rijk de gemeenten geeft is gering. Enkele verordeningen zijn feitelijk niet meer dan een tekstuele aanpassing (wijziging terminologie) van bestaande verordeningen. De beleidsruimte is met name aanwezig bij de bevoegdheid om een tegenprestatie te eisen, bij de invoering van de kostendelersnorm en bij het toekennen van toeslagen. In hoofdlijn is de wetgeving ‘strenger’ voor uitkeringsgerechtigden. Er gelden meer voorwaarden voor het verkrijgen van een uitkering (bijv. verhuisplicht) voor het behouden van een uitkering (bijv. tegenprestatie) én de nieuwe regels kunnen verstrekkende gevolgen hebben voor het inkomen van de mensen die nu een uitkering hebben (kostendelersnorm, toeslagen). Een andere rode draad is dat de regelgeving aansluit op het reeds ingezette gemeentelijk beleid: zelfredzaamheid, eigen kracht, eigen verantwoordelijkheid. De nieuwe regelgeving bevat op onderdelen dan ook ‘’prikkels’’ voor de uitkeringsgerechtigde om participatie te stimuleren.
Dit alles heeft tot gevolg dat voor de uitvoering van de regels maatwerk nodig is. De ISD moet toetsen of en hoe de aanvrager omgaat met de verplichtingen die voor hem gelden. Een andere benadering van de klant is nodig. De ISD is daarom reeds vroeg gestart haar personeel bij te scholen voor de uitvoering van deze nieuwe taken. DE VERORDENINGEN WAAR WIJ UW ADVIES OVER VRAGEN: Hierna wordt per verordening aangegeven wat de verordening regelt, welke beleidsruimte er is, gevolgd door een voorstel over de invulling van die beleidsruimte. We schetsen ook zoveel mogelijk de veranderingen voor bijstandsgerechtigden. 1)
Afstemmingsverordening Participatiewet gemeente Aa en Hunze 2015
Toelichting Vanwege te grote verschillen in de uitvoering per gemeente worden met ingang van 1 januari 2015 de arbeidsverplichtingen vanuit de wet uitgebreid door de invoering van uniforme arbeidsverplichtingen. Daarnaast worden ook de bijbehorende maatregelen die opgelegd moeten worden als de bijstandsgerechtigde zich niet houdt aan de arbeidsverplichtingen op landelijk niveau vastgelegd. In aanvulling op de bestaande verplichtingen worden de volgende verplichtingen ingevoerd:
• • • • • •
De verplichting ingeschreven te staan bij een uitzendbureau; Solliciteren ook in andere gemeenten en eventueel naar een andere gemeente verhuizen; Het accepteren van een reistijd van 3 uur per dag indien dit noodzakelijk is voor het verkrijgen, aanvaarden of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid; Bereid zijn tot verhuizen als dit noodzakelijk is voor het verkrijgen, aanvaarden of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid; Het verkrijgen en behouden van kennis en vaardigheden, noodzakelijk voor het verkrijgen, aanvaarden of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid; Het naar vermogen verkrijgen, aanvaarden of behouden van werk niet belemmeren door kleding, gebrek aan persoonlijke verzorging of gedrag.
Dit betekent dat de beleidsvrijheid die de gemeenten hadden, door de Participatiewet drastisch wordt ingeperkt.
Beleidsruimte Spreiding maatregel Wanneer een uitkeringsgerechtigde een eerste keer een arbeidsverplichting niet nakomt moet een maatregel worden opgelegd van 100% gedurende een tot drie maanden. (Indien een belanghebbende een geüniformeerde arbeidsverplichting schendt (artikel 18 lid 4 Participatiewet) dan verlaagt het college de bijstand in ieder geval met 100% voor een bij afstemmingsverordening vastgestelde periode van ten minste 1 maand en ten hoogste 3 maanden (artikel 18 lid 5 Participatiewet). De periode van de verlaging moet worden vastgelegd in de afstemmingsverordening (artikel 8 lid 1 onderdeel a Participatiewet). De minimumperiode waarover een maatregel moet worden opgelegd is een maand. Voorts kan, als iemand voor de eerste keer de geüniformeerde of landelijke verplichtingen niet nakomt, de maatregel (100% korting) over maximaal 3 maanden verspreid worden. Als iemand binnen twaalf maanden opnieuw een verplichting niet nakomt is er geen beleidsvrijheid meer voor raad en college en gelden de landelijke maatregelen onverkort. Bij een tweede overtreding moet de maatregel dus conform de wet worden opgelegd.
Dringende redenen Het college kan in verband met dringende redenen afzien van het opleggen van een maatregel (art.6 lid 2). Het gaat dan om uitzonderlijke situaties die bij belanghebbende tot onaanvaardbare consequenties zouden leiden. Wat dringende redenen zijn is afhankelijk van de concrete situatie en kan dus niet op voorhand worden vastgelegd. Kan bepalingen Een aantal bepalingen is in de wet als “kan bepaling” opgenomen:
1. Het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid. De inhoud van de sollicitatieplicht is maatwerk en afhankelijk van de lokale arbeidsmarkt. Hier hoort geenuniforme verplichting bij.
2. Het niet voldoen aan de plicht tot tegenprestatie. 3. Zeer ernstige misdragingen jegens (vertegenwoordigers van) het college. Het zich ‘niet misdragen’ wordt een zelfstandige verplichting verbonden aan het verkrijgen van de bijstand. Misdragingen zijn daarbij in principe maatregelwaardig. Ook misdragingen jegens (vertegenwoordigers van) re-integratiebedrijven vallen nu onder de reikwijdte van deze maatregel.
4. Tekortschietend besef van de verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Hierbij valt te denken aan het te snel interen op vermogen of het kwijtraken of niet te gelde maken van een voorliggende voorziening zoals WW.
5. Niet nakomen van overige verplichtingen zoals het vorderen van alimentatie of het weigeren van een medisch noodzakelijke behandeling hoewel deze is geadviseerd door een arts.
6. Recidivebepalingen.
Voorstel verordening Spreiding maatregel Wij stellen voor de eerste maatregel vast te stellen op 100% gedurende een maand en deze te spreiden over 3 maanden (per maand 1/3de ). Dit is de maximale verzachting en sluit goed aan op de inkeerregeling die in de verordening is opgenomen. Het college kan namelijk, wanneer de uitkeringsgerechtigde aantoont binnen de periode van de eerste maand weer aan alle verplichtingen te voldoen, op verzoek de maatregel stopzetten. Bovendien, als de maatregel direct de eerste maand zou worden opgelegd voor 100% heeft inkeer tonen, geen effect meer. Dringende redenen Het voorstel is om ‘vergroting van de schuldenproblematiek’ en ‘dreigende huisuitzetting’ in ieder geval aan te merken als een dringende reden. Omdat het maatwerk blijft, is dit alleen in de toelichting opgenomen, niet in de tekst van de verordening. Kan bepalingen De concept-verordening neemt de percentages over zoals bekend uit de voorgaande WWB verordening. Nieuw is het niet nakomen of meewerken aan de verplichte tegenprestatie. Hiervoor wordt een indicatieve maatregel voorgesteld van 50% gedurende een maand. Veranderingen voor bijstandsgerechtigden Het afstemmen van de bijstand gaat, zo lijkt het, vaker voorkomen. Het aantal verplichtingen waaraan de burger moet voldoen is ruimer geworden. Bij niet nakoming van landelijke verplichtingen geldt een
indicatieve maatregel van 100% gedurende een tot drie maanden bij de eerste overtreding. De gemeente Aa en Hunze kiest er voor om bij de eerste overtreding maximaal 100% gedurende een maand op te leggen. Deze maatregel wordt vervolgens verrekend over de drie eerstvolgende maanden (dus ruim 33% per maand). Inkeerregeling Als tot inkeer wordt gekomen dan is hiervoor een speciale regeling. De burger kan vragen om het stopzetten van het besluit. Hij zal dan de afspraken of verplichtingen zoals die over en weer zijn vastgelegd wel (weer) moeten nakomen. Dringende redenen Het begrip dringende redenen is verruimd. Ook in geval van vergroting van de schuldenproblematiek of dreigende huisuitzetting kan van het opleggen van een maatregel worden afgezien. Wel moet belanghebbende bereid zijn mee te werken aan het wegnemen van de oorzaak van de dringende redenen (bijvoorbeeld verplichte schuldsanering) Verplichte tegenprestatie Bij het niet nakomen of meewerken aan de verplichte tegenprestatie wordt een indicatieve maatregel voorgesteld van 50% gedurende een maand. Een toelichting op de verplichte tegenprestatie staat bij de verordening tegenprestatie. 2)
Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Aa en Hunze 2015
Toelichting Het doel van de verplichte tegenprestatie is invulling geven aan de wens van het Rijk om iets terug te verlangen van mensen die een beroep doen op de solidariteit van de samenleving. De tegenprestatie kan ook in het belang van de inwoner zijn doordat invulling wordt gegeven aan zijn/haar maatschappelijke betrokkenheid. Maatschappelijke organisaties worden gestimuleerd tot het bieden van mogelijkheden in het kader van de tegenprestatie. Dit is een nieuwe verordening. De gemeenteraad krijgt de verplichting om bij verordening regels vast te stellen over het opdragen van een tegenprestatie van inwoners die een bijstandsuitkering ontvangen. Daarnaast heeft het college de opdracht beleid te ontwikkelen ten behoeve van het verrichten van een tegenprestatie en het uitvoeren ervan. Het moet gaan om maatschappelijk nuttige werkzaamheden waar geen beloning voor wordt ontvangen en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Hierbij speelt de lokale situatie een rol. Er zal dus maatwerk moeten worden geleverd, waarbij op individuele basis wordt aangegeven waarom deze activiteit geschikt is voor deze persoon en hoe deze activiteiten zijn afgestemd op de capaciteiten en mogelijkheden van belanghebbende. Verder moet worden gekeken naar de individuele omstandigheden van een uitkeringsgerechtigde. Hieronder kan in ieder geval verstaan worden de leeftijd, opleiding, werkervaring en andere relevante persoonlijke omstandigheden. Het aanbieden van een standaardovereenkomst aan (nagenoeg) alle uitkeringsgerechtigden voldoet dan ook niet aan de wettelijke eis van de individuele afweging. In de verordening wordt de tegenprestatie op hoofdlijnen geregeld, de wetgever heeft aangegeven dat het college in beleidsregels de verdere invulling van de uitvoering kan opnemen De tegenprestatie kan alleen worden opgelegd aan inwoners met een uitkering op grond van de Participatiewet. Alleenstaande ouders met kinderen jonger dan 5 jaar die een ontheffing van de arbeidsverplichting hebben en inwoners die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn, zijn uitgezonderd van de verplichting tot tegenprestatie.
De kaders, zoals opgenomen in de Kadernota Participatiewet:
• • • •
de tegenprestatie naar vermogen wordt afgestemd op de situatie en de persoon; het betreft activiteiten naast of in aanvulling op reguliere arbeid (additioneel) en dat niet leidt tot verdringing op de arbeidsmarkt; het verrichten van de tegenprestatie mag geen belemmering zijn voor arbeidsinschakeling; het kan ook gaan om werkzaamheden die iemand als vrijwilliger of als mantelzorger verricht.
Beleidsruimte De raad en het college kunnen zelf invulling geven aan de wijze waarop de tegenprestatie wordt ingekleed. Het is alleen niet toegestaan om een algemene regel op te nemen die inhoudt dat er in het geheel geen tegenprestaties worden opgelegd. Voorstel verordening Tegenprestatie naar vermogen in Aa en Hunze We stellen met elke uitkeringsgerechtigde een persoonlijk ontwikkelingsplan op. Hierin staan de afspraken die de uitkeringsgerechtigde en de medewerker van de sociale dienst (namens het college) maken over zijn/haar ontwikkeling en de route naar (regulier) werk. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de verdiencapaciteit van de uitkeringsgerechtigde en het onderscheid in doelgroepen, zoals in de Kadernota gemaakt. In deze overeenkomst tussen de sociale dienst en de uitkeringsgerechtigde worden stappen en ontwikkelingen vastgelegd. Zowel op het gebied van werk als van maatschappelijke participatie. Bij dat laatste worden met de individuele uitkeringsgerechtigde ook afspraken gemaakt over maatschappelijke inzet (vrijwilligerswerk, mantelzorg). Alleen als de uitkeringsgerechtigde wel in staat is om een tegenprestatie te leveren maar dit niet doet, of zich niet houdt aan de gemaakte afspraken uit het plan, dan legt de ISD (namens het college) met een beschikking de tegenprestatie op. Op deze manier voorkomen we veel beschikkingen en geven we ruimte aan de inwoners om zoveel mogelijk aan te sluiten bij hun persoonlijke omstandigheden, wensen en capaciteiten. Vrijwilligerswerk en mantelzorg In de verordening is aangegeven dat vrijwilligerswerk en mantelzorg leidt tot een vrijstelling van de plicht tot tegenprestatie. Hiermee komt tot uiting dat mantelzorg en vrijwilligerswerk als tegenprestatie worden aangemerkt. Het aantal uren is niet opgenomen, omdat dit afhankelijk is van waar de individuele uitkeringsgerechtigde op dat moment toe in staat is. Het is een tegenprestatie naar vermogen. Veranderingen voor bijstandsgerechtigden Als een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand, de IOAW of de IOAZ een uitkering wordt ontvangen dan kan een tegenprestatie worden verlangd. Dit is een maatschappelijk nuttige en onbeloonde activiteit. De tegenprestatie naar vermogen wordt afgestemd op de situatie en de persoon. Er moet dus sprake zijn van maatwerk. De gemeente gaat het maatwerk vormgeven door het opstellen van een persoonlijk ontwikkelingsplan, samen met de bijstandsgerechtigde. Hierin worden afspraken gemaakt over werk en maatschappelijke participatie (vrijwilligerswerk en mantelzorg). Alleen als de uitkeringsgerechtigde wel in staat is om een tegenprestatie te leveren maar dit niet doet, of zich niet houdt aan de gemaakte afspraken uit het plan, dan legt het college met een beschikking de tegenprestatie op. In de afstemmingsverordening wordt bij het niet nakomen of meewerken aan de verplichte tegenprestatie een indicatieve maatregel voorgesteld van 50% gedurende een maand.
3)
Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Aa en Hunze 2015
Toelichting Deze verordening vervangt de Verordening Langdurigheidstoeslag. De achtergrond van deze verordening is gelegen in het uitgangspunt van het Rijk dat de bijstand is bedoeld om te voorzien in alle noodzakelijke kosten van bestaan. Maar de financiële positie van inwoners die langdurig op een minimum inkomen zijn aangewezen kan onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid, het inkomen te verhogen. De langdurigheidstoeslag werd doorgaans ambtshalve toegekend; de individuele inkomenstoeslag wordt enkel op verzoek toegekend. Daarnaast moet er steeds een individuele afweging gemaakt worden of iemand hiervoor in aanmerking komt. Om te beoordelen of de inwoner gelet op zijn omstandigheden wel of niet zicht heeft op inkomensverbetering wordt gekeken naar: - de krachten en bekwaamheden van de inwoner en - de inspanningen die hij/zij heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Dit zijn wettelijke criteria waaraan het college moet toetsen. Beleidsruimte De individuele inkomenstoeslag kan toegekend worden aan inwoners die langdurig een laag inkomen hebben, geen in aanmerking te nemen vermogen hebben en gelet op hun omstandigheden geen zicht hebben op inkomensverbetering. Deze verordening kent een grote mate van beleidsvrijheid toe aan raad en college. Referteperiode Periode valt tussen 36 en 60 maanden. Doelgroep Per 1 januari 2015 wordt de grens tot waar gemeenten categorale bijstand kunnen verlenen, vrijgelaten. Zicht op inkomensverbetering Vanaf 1 januari zal getoetst moeten worden of er voldoende inspanningen zijn verricht om te komen tot een “zicht op inkomensverbetering” Als ondanks alle inspanningen er geen zicht is op inkomensverbetering, dan kan een langdurigheidstoeslag of inkomenstoeslag worden verstrekt. De gedachte achter dit criterium is dat de gevolgen niet op de gemeente kunnen worden afgewenteld wanneer iemand zicht heeft op inkomensverbetering maar niet wil werken of niet meer uren wil werken. Studerenden hebben per definitie zicht op inkomensverbetering en worden uitgesloten van deze toeslag. Om te beoordelen of de inwoner gelet op zijn omstandigheden wel of niet zicht heeft op inkomensverbetering wordt gekeken naar: - de krachten en bekwaamheden van de inwoner en - de inspanningen die hij/zij heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Voorstel verordening Referteperiode Wij stellen voor om de periode waarin men onafgebroken een laag inkomen moet hebben om in aanmerking te kunnen komen voor de individuele inkomenstoeslag (referteperiode), niet te wijzigen en vast te stellen op 36 maanden.
Het verlengen van de referteperiode levert wel eenmalig een financieel voordeel op voor de gemeente, maar is op de lange termijn meer in het nadeel van de doelgroep en de gemeente zal naar verwachting geconfronteerd worden met een groter beroep op de bijzondere bijstand. Doelgroep Wij stellen voor van de mogelijkheid gebruik te maken en de grens, zoals die nu geldt voor de langdurigheidstoeslag, te verruimen van 110 naar 120% van de WWB-norm. Dit sluit aan op het armoedebeleid. Uit onderzoek is o.m. naar voren gekomen dat de groep werkende armen aanzienlijk is toegenomen en buiten de bestaande regelingen valt. Deze verruiming komt deze groep tegemoet. Uitzicht op inkomensverbetering De toetsing van de criteria blijft maatwerk. Er vindt steeds een individuele afweging plaats. Wij stellen voor afhankelijk van de ervaringen de wijze van beoordelen nader in te vullen met een werkinstructie voor de ISD medewerkers. Veranderingen voor bijstandsgerechtigden De inkomensgrens wordt vastgesteld op 120% van het sociale minimum. Of voldoende is gedaan om zicht op het verkrijgen van werk te krijgen (inspanningen zijn verricht) is steeds een individuele afweging. Als er voldoende arbeidsmarktperspectief aanwezig is dan zal niet langer een individuele inkomenstoeslag (voorheen langdurigheidstoeslag) worden toegekend.
4)
Verordening individuele studietoeslag gemeente Aa en Hunze 2015
Toelichting De Participatiewet introduceert een studieregeling voor mensen met een arbeidshandicap. Deze nieuwe verordening vormt de juridische grondslag voor toekenning. Het idee is dat mensen met een arbeidshandicap een extra steuntje in de rug nodig hebben om te studeren. Voor hen is de drempel om te lenen hoger omdat de kans op een baan later, lager is. Een studieregeling stimuleert hen om naar school te gaan. Ook biedt een toelage hen financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan. Het betreft een kleine doelgroep (vnl. Wajongers) maar zal in de loop der tijd groter worden doordat de groep mensen met een arbeidshandicap waarvoor de gemeente verantwoordelijk wordt, toeneemt. De compensatie vanuit het Rijk is beperkt. Omdat het uitgangspunt blijft om binnen de rijksmiddelen de regelingen uit te voeren zal de ontwikkeling van de kosten worden gemonitord. Voor deze regeling wordt landelijk in 2015 € 6 miljoen beschikbaar gesteld, oplopend tot € 35 miljoen structureel. Beleidsruimte Doelgroep De wet geeft aan dat de toelage bestemd is voor personen ‘van wie is vastgesteld dat ze met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon’. Het college moet dat beoordelen. Hoogte toelage De raad beslist over welke periode (jaar, maand, kwartaal) de studietoeslag wordt verstrekt en over de hoogte van het bedrag.
Voorstel verordening Doelgroep Wij stellen voor de verdiencapaciteit vast te stellen op basis van de beschikbare gegevens van het UWV, informatie uit het netwerk, bijv. school, en als dat onvoldoende inzicht biedt, een advies te vragen bij een arbeidsdeskundige (art. 2 lid 2). Hoogte toelage Wij stellen voor de norm vast te stellen op 25% per maand van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Dit is gelijk aan de studietoelage die nu door de UWV wordt toegekend. Veranderingen voor studerenden met arbeidsbeperking Het stelt mensen in staat om, ondanks een arbeidsbeperking, een studie te beginnen of te voltooien.
5)
Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Aa en Hunze 2015
Deze bestaande verordening is een kaderverordening (invulling geschiedt door een jaarlijks op te stellen handhavingsplan). Het betreft enkel tekstuele aanpassingen, geen inhoudelijke wijzigingen.
6)
Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Aa en Hunze 2015
Het betreft hier enkel tekstuele aanpassingen, geen inhoudelijke wijzigingen. In deze bestaande verordening van 2013 wordt een bestuurlijke boete opgelegd wanneer iemand de inlichtingenplicht schendt. De gemeente is verplicht de boete met de lopende uitkering te verrekenen. Daarbij moet de bescherming van de beslagvrije voet (deel van het inkomen waarop geen beslag mag worden gelegd) in acht worden genomen. Wanneer sprake is van een boete wegens recidive kan het college maximaal 3 maanden zonder de beslagvrije in acht te nemen de boete verrekenen.
Bijlage 1: Illustratie tegenprestatie naar vermogen Participatiewet
Tegenprestatie naar vermogen Aa en Hunze
• maatwerk • Eigen kracht • Naar vermogen
De werkzoekende (uitkeringsgerechtigde) stelt samen met de uitvoeringsinstantie (contactpersoon) een P.O.P.(persoonlijk ontwikkelingsplan nu nog plan van aanpak) op. Het pop is een overeenkomst. Door beide partijen ondertekend.
Re-integratie -> werk (naar de arbeidsmarkt)
Maatschappelijke inzet (participatie) In het Pop worden afspraken gemaakt over inzet van betrokkene en inzet uitvoeringsinstantie. Wat verwachten wij van jou en wat mag je van ons verwachten. Zoals afspraken over re-integratie, opleiding maar ook participeren dmv vrijwilligerswerk dan wel mantelzorg (vrijwillige tegenprestatie naar vermogen).
Verplichte (opgelegde) tegenprestatie. De gemeente beslist voor hoeveel uur en op welke plek.
Als iemand niet (voldoende) meewerkt aan de uitvoering van zijn P.O.P. Dan kan er een tegenprestatie worden OPGELEGD door het college (via de uitvoeringsinstantie). De opgelegde tegenprestatie is een beschikking waartegen bezwaar en beroep openstaat.