Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Kern ’s-Graveland en landgoederen
1
Inhoudsopgave
De zienswijzen………………………………………pagina 3 Ambtshalve aanpassingen………………………..pagina 28
2
Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Kern ’s-Graveland en landgoederen I.
De zienswijzen
Ontvankelijkheid
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 15 maart 2012 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon een ieder zienswijzen bij de raad indienen. De laatste dag van de termijn was woensdag 25 april 2012, de termijn eindigde derhalve die dag om 24.00 uur 1 Mevrouw E.J.H. van Lith van Cleerdin en Hamer advocaten te Amsterdam heeft namens de heer F.J.H. de Bruin een zienswijze gericht aan burgemeester en wethouders ingediend. Deze zienswijze is per fax ingekomen op 26 april 2012, ’s middags om 16.39 uur. Gelet op artikel 3.16 en artikel 6.9 van de Algemene wet bestuursrecht is de zienswijze niet tijdig ingediend. Reclamant heeft op verzoek niet kunnen aantonen dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Reclamant is derhalve niet ontvankelijk in zijn zienswijze. Ambtshalve wordt wel op de inhoud van de zienswijze ingegaan (zie onder II). De zienswijzen 2 T. de Jong, Oranjeweg 12, 1241 XS Kortenhoef Samenvatting zienswijze De heer De Jong schrijft dat hij twee jaar geleden een zienswijze heeft ingediend om het bouwvlak van het oude wachthuisje aan de Leeuwenlaan 10a met 2,5 meter te vergroten om op deze locatie een klein kantoor op te richten. Hij verzoekt het bouwvlak te vergroten tot vijf meter, gerekend vanaf de bestaande gevel in de richting van Hilversum. Reactie De heer De Jong heeft een aantal jaren geleden het oude wachthuisje met trafostation nabij de bushalte aan het begin van de Leeuwenlaan gekocht. Hij gaf toen aan er na verbouwing een klein kantoor in te willen vestigen. Het voorontwerpbestemmingsplan liet een iets kleiner bouwvlak zien dan gewenst en naar aanleiding van zijn inspraakreactie is het bouwvlak met drie meter in oostelijke richting (Hilversum) vergroot. De heer De Jong acht dit thans nog niet groot genoeg en wil dat het bouwvlak in totaal met vijf meter vergroot wordt, teneinde meer armslag te krijgen bij het ontwerpen van het kantoorgebouwtje. De gronden waarop het verzoek doelt, hebben in het ontwerpplan de bestemming verkeersdoeleinden en zijn nu feitelijk een grasveldje. Deze gronden zijn in eigendom bij reclamant. Reclamant heeft destijds de gronden en opstallen gekocht met het oog op renovatie/nieuwbouw. Indien aan de wens tegemoet wordt gekomen, ontstaat er de bouwmogelijkheid van een kantoor tot 68 m2. Ingevolge de ‘Beleidsregels parkeernormen gemeente Wijdemeren’ genereert dit een parkeerbehoefte van 2,38, afgerond 2 parkeerplaatsen. Parkeerplaatsen moeten op grond van de Bouwverordening ten minste 1,80 bij 5,00 meter zijn. Het overblijvende terrein van de heer De Jong heeft een oppervlakte van 4 x 5,5 meter, voldoende voor de aanleg van de twee benodigde parkeerplaatsen. 3
Conclusie Wij achten het verzoek niet onredelijk en uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar. Wij vergroten het bouwvlak met twee meter in oostelijke richting, zodat, gerekend vanaf de oostelijke zijgevel van het gebouwtje, het bouwvlak in totaal vijf meter breder wordt.
3 T. Meijers van Architectenbureau Thierry Meijers , Torenlaan 47, 1217 RV Hilversum namens bewoners Noordereinde 327 Samenvatting zienswijze Reclamant is van mening dat er nut en noodzaak aanwezig is om op het perceel Noordereinde 327 vijf woningen te realiseren. Dit is gelegen in het feit dat de woningen in de lintbebouwing van het dorp ’s-Graveland worden gerealiseerd en daarmee het karakteristieke karakter van het dorp versterken. Het bouwplan blijft binnen de rode contouren van het streekplan Noord-Holland Zuid en voorkomt dat juist het landelijk gebied van de gemeente verder versnippert en verrommelt door het plannen van woningen in dit landelijke gebied. Wat betreft de extra verkeersbelasting die deze woningen zullen veroorzaken op het totaal van de verkeersbewegingen op het Noorder- en Zuidereinde, is volgens reclamant te verwaarlozen. Ook als deze woningen op een andere plek binnen het bestemmingsplan zouden worden gerealiseerd, of zelfs in het landelijk gebied,zullen deze gebruik gaan maken van het Noorder- en Zuidereinde als uitvals- en toegangsweg. Waardoor het geheel van deze wegen veel drukker zal worden. Doordat het ontwerp voor de vijf herenhuizen zich in het noordelijke deel van het Noordereinde bevindt, zal de drukte minder zijn omdat er juist meerdere mogelijkheden zijn met de auto naar Amsterdam, Bussum of Hilversum te gaan, waardoor en het Noorder- en Zuidereinde eerder zal worden ontzien dan extra worden belast. De in de reactie van de gemeente gehanteerde parkeernorm van 2,2 parkeerplaats per eengezinswoning is hier niet van toepassing. Het plan valt binnen de rode contouren van het streekplan waardoor de parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per woning voldoet. Verder draagt het ontwerp er toe bij dat juist de ‘verrommeling’ die in dit deel van de lintbebouwing zijn intrede heeft gedaan, wordt tegengegaan door een eenheid te creëren binnen het geheel van de bebouwing. Het plan zal dan ook een katalysator kunnen zijn om de rest van het lint een hoogwaardig karakter te geven. Zoals dit ook aan het begin van het Noordereinde het geval is. Tot slot heeft de schaarse open ruimte die door dit ontwerp komt te vervallen, niet de hoge kwaliteit van de locaties waar er over de vaart doorzichten zijn naar de aan de andere zijde gelegen weilanden. Ter plaats van het Noordereinde 327 zijn deze kwaliteiten juist niet aanwezig. Aan de overzijde van de vaart ligt het bedrijventerrein waardoor er geen sprake is van een doorzicht van enige ecologische waarde en kwaliteit. Bij de zienswijze zijn twee mogelijk alternatieve ontwerpen opgenomen. Deze genieten echter niet reclamants voorkeur omdat zij de karakteristiek van het diorp tegengaan en het landschap verrommelen. Deze alternatieven zijn ontwikkeld om u tegemoet te komen en te helpen een discussie te krijgen over de nut en noodzaak van de bebouwing binnen de kern van het lintdorp.
4
Reactie Reclamant overlegt drie mogelijke invullingen van het perceel Noordereinde 327. Twee daarvan diskwalificeert hij zelf reeds, zodat we enkel de variant van vijf aaneengebouwde woningen beoordelen. De parkeernorm is hier inderdaad 1,5 parkeerplaats per woning. Reclamant heeft een oplossing voor het parkeren die niet aanvaardbaar is. Het meetellen van de twee bestaande parkeerplaatsen aan de overkant van de weg is in strijd met ons beleid. Achter een langsparkeerplaats aan de weg is een groenstrook van het nutsbedrijf Liander die sinds jaar en dag gebruikt wordt voor parkeren. De extra parkeerdruk kan niet afgewenteld worden op bestaande parkeerplaatsen. Het parkeren zal toch echt op eigen terrein moeten worden opgelost. De door reclamant aangevoerde varianten komen geen van alle voor uitvoering in aanmerking. Gelet op de omgeving, achten wij de bouw van ten hoogste 2 maal twee-ondereenkapwoning op het perceel Noordereinde 327 het hoogst haalbare. De ruimte tussen de woningen moet dan benut worden voor parkeren op eigen terrein. De goothoogte moet in overeenstemming zijn met die van woningen in de directe omgeving. Conclusie Wij achten de zienswijze gedeeltelijk gegrond. Op het perceel Noordereinde wordt de bestemming ‘tuin’ vervangen door de bestemming ‘wonen’ voor de bouw van 2x2 woningen met een goothoogte van maximaal 3 meter. 4 J. Colenbrander, Machineweg 14, 1394 AV Nederhorst den Berg, namens R. Hoekstra, Zuidereinde 23 Samenvatting zienswijze Reclamant verzoekt een woning te kunnen bouwen tussen de woningen Zuidereinde 31 tot en met 35 en nummer 23 tot en met 29. De kavel is voldoende groot en de plek geeft geen belemmering in de zichtlijnen en het beschermd dorpsgezicht. Reactie De locatie heeft de bestemming ‘Tuin’ gekregen conform het huidige bestemmingsplan Noorder- en Zuidereinde. Omdat er een ontheffing van gedeputeerde staten nodig is en dieze niet voor de vaststelling van het bestemmingsplan kan worden verkregen, zal in het plan voor dit perceel een wijzigingsbevoegdheid naar ‘wonen’ worden opgenomen. Conclusie Wij achten de zienswijze gegrond. Op de gronden met de bestemming ‘tuin’’zal een wijzigingsbevoegdheid voor de bestemming ‘wonen’ worden gelegd. 5 F. Lehman en W. Bakker, Zuidereinde 1d, 1243 KG ‘s-Graveland Samenvatting zienswijze Reclamanten hebben het perceel Zuidereinde 1d in 1997 gekocht en er investeringen gepleegd op grond van de bestemming die zowel bedrijfsruimte als woning toelaat op deze locatie. Het nieuwe bestemmingsplan beperkt dit tot bedrijfsruimte, waardoor reclamanten schade zullen lijden. Ze gaan derhalve niet akkoord met een wijziging van het bestemmingsplan. Reactie Het toenmalige college van burgemeester en wethouders van ’s-Graveland heeft op 14 april 2000, nummer 50-2000, verguning verleend voor het geheel vernieuwen en vergroten van 5
bedrijfsruimte op het perceel Zuidereinde 1d. Dit bouwplan is ingepast in het bestemmingsplan partiële herziening Noorder- en Zuidereinde. De bestemming is gemengde bebouwing bestemd voor wonen, dienstverlening en bedrijven. Het ontwerpbestemmingsplan beperkt dit tot enkel de bestemming bedrijven. Aangezien het uitgangspunt van dit bestemmingsplan is zoveel mogelijk te bestemmen conform de bestaande regeling, is de gelegde bestemming onjuist te achten. Conclusie De zienswijze is gegrond te achten en het bestemmingsplan zal worden aangepast, zodanig op het perceel Zuidereinde 1d de bestemming Gemengd 1 komt te liggen. 6 I. Olivier en R. Olivier, Oud- Loosdrechtsedijk 99, 1231 LR Loosdrecht Samenvatting zienswijze Reclamante heeft een aanvraag ingediend om aan de achterzijde van het pand Noordereinde 87 een tweetal boven elkaar gelegen balcons van circa 1 meter diep te plaatsen. Het bestemmingsplan laat dit echter niet toe. Reactie Het ontwerpbestemmingsplan kent inderdaad niet de mogelijkheid balcons aan de achterzijde van woningen te plaatsen indien deze grenzen aan de bestemming water, of korter dan een afstand van 2,5 meter tot de waterkant. Het bestemmingsplan kent wel de mogelijkheid tot het aanbrengen van een steiger langs de waterkant met een breedte van maximaal 1,20 meter. Hierdoor wordt het vaarwater reeds enigszins versmald. Door het plaatsen van een of meer balcons wordt het gebruiksgenot van aanliggende woningen vergroot. In de huidige situatie is er een aantal woningen aan het Noorder- en Zuidereinde dat reeds van een balcon is voorzien. Als deze balcons niet verder uit de oeverlijn steken dan 1,20 meter, is er ons inziens geen reden de mogelijkheid tot het aanbrengen van balcons uit te sluiten. De maatvoering sluit aan bij de door het waterschap AGV toegestane insteekdiepte van steigers. Hierdoor komen in voorkomende gevallen steiger en balcon in één lijn te liggen, waardoor eventuele problemen met masten worden voorkomen. Conclusie De zienswijze is gegrond te achten en het bestemmingsplan zal worden aangepast, zodanig dat onder de bestemming ‘Water’ tevens balcons tot maximaal 1,20 uit de bestemmingsgrens met ‘wonen’ zijn toegestaan. 7 P. Kooijman, Kortenhoefsedijk 135, 1241 LX Kortenhoef Samenvatting zienswijze Het pand Zuidereinde 98 heeft een bouwvlak met een diepte van 11,5 meter op de begane grond en 9,5 meter op de eerste verdieping met een toegestane goothoogte van maximaal 6 meter. Reclamant wil graag voor Zuidereinde 100 dezelfde maatvoering krijgen, zodat na enige verbouwing beide panden enigszins in harmonie kunnen worden gebracht. Reactie De maximale goothoogte van het perceel Zuidereinde 100 is gesteld op 4 meter. De goothoogte van het pand is ongeveer 3 meter. Zuidereinde kenmerkt zich onder meer door de afwisseling in bouwhoogte, goothoogte en bouwstijlen. Het stuk Zuidereinde waarin genoemde percelen liggen, kennen goothoogten van 3, respectievelijk 5,4,6,4 en 6 meter. Er is dus een behoorlijke variatie. Door de maximale goothoogte van twee naast elkaar gelegen 6
woningen zal deze kenmerkende variatie nauwelijks geweld worden aangedaan. Het in onderlinge harmonie brengen van twee naast elkaar gelegen panden hoeft dan ook op zich op bezwaren te stuiten. Het bouwvlak van nummer 98 is ca. 7 meter diep, dit is te klein voor de woning die een exclusief aanbouw een diepte van 9,5 meter heeft. Conclusie Wij achten de zienswijze gegrond en deze leidt derhalve tot aanpassing van het bestemmingsplan door de maximale goothoogte van Zuidereinde 100 op 6 meter te brengen en het bouwvlak van nummer 98 en 100 beide op een diepte van 9,5 meter te brengen. 8 T. Kroon van Jonghe Graef bv, Machineweg 43, 1394 AT Nederhorst den Berg Samenvatting zienswijze Reclamant verzoekt Noordereinde 131-133 (gedeeltelijk) de bestemming te wijzigen, zodanig dat er twee woningen kunnen worden opgericht, met een goothoogte van 6,5 meter en een terras boven het water. Reclamant verwijst daarbij naar een brief van het college van burgemeester en wethouders van 15 april 2011 waarin wordt toegezegd dat het voorontwerp hierop zal worden aangepast. Reactie Er is op dit punt een inspraakreactie geweest waarin onder meer gevraagd werd de maximale goothoogte van 3 meter te verhogen naar 6 meter. Het aanpassen van de goothoogte werd niet wenselijk geacht omdat ook met een goothoogte van 3 meter een woning kan worden gebouwd die voldoet aan de huidige bouweisen. Nu wenst reclamant twee woningen te bouwen met een goothoogte van 6,5 meter en een nokhoogte van 11 meter. Een deel van de gronden waar de twee woningen op geprojecteerd staan, heeft in het ontwerpbestemmingsplan de bestemming Gemengd-1 met een maximale goothoogte van 4 meter. Onder Gemengd-1 valt onder meer de bestemming wonen. Het andere deel heeft de bestemming wonen met een maximale goothoogte van 3 meter. In het geldende bestemmingsplan hebben beide percelen een maximale goothoogte van 4 meter. Naast de gewenste bouwlocatie bevinden zich Noordereinde nummers 133 en 135. Dit zijn een twee-onder-een-kapwoningen met een lage goot- en nokhoogte. Aan de andere zijde is een voormalige koetshuis en aanbouw aan een restaurant (nr. 129) met eveneens een (zeer) lage gootlijn. Diversiteit in nokrichting, bouwhoogte en goothoogte is een kenmerk van de straat. Echter, het verschil in goot- en bouwhoogte van bouwplan en bestaande bouw is dusdanig groot, dat de goothoogte van het bouwplan ca. 1 meter groter is dan de nokhoogte van de dubbele woning er naast. Dit moet uit stedenbouwkundig opzicht een ongewenste situatie worden geacht. De locatie is gelegen in een beschermd dorpsgezicht, dat betekent dat de oorspronkelijke schaal en maat van de bebouwing zoveel mogelijk behouden moet blijven. Dit betekent niet dat er geen afwijkingen mogelijk zijn, maar de verhouding met de bebouwde omgeving is wel maatgevend. Daar komt nog bij dat de nokhoogte 2 meter groter is dan het bestemmingsplan toestaat (9 meter). Gelet op het vorenstaande is een verhoging van de goothoogte naar 4 meter acceptabel te achten. Dit is voldoende om een woning te ontwerpen die voldoet aan de wooneisen die de huidige tijd stelt. Een gedeelte van de bestemming Gemengd-1 zal daartoe gewijzigd moeten worden in ‘Wonen’ met een maximale goothoogte van 4 meter. Ook het bouwvlak waarbinnen nummer 133 en 135 zich bevinden krijgt een maximale goothoogte van 4 meter. Op deze wijze wordt het mogelijk twee woningen te bouwen met een gelijke goothoogte, namelijk van maximaal 4 meter. 7
Het kunnen aanbrengen van een terras in plaats van een steiger is niet bezwaarlijk te achten. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond te achten. Een gedeelte van de bestemming Gemengd1 wordt daartoe gewijzigd in ‘Wonen’ met een maximale goothoogte van 4 meter. Ook het bouwvlak waarbinnen nummer 133 en 135 zich bevinden krijgt een maximale goothoogte van 4 meter. Het kunnen aanbrengen van een terras wordt in de regels mogelijk gemaakt. 9 C. en E. Greve, Cannenburgerweg 17-19, 1244 RE ’s-Graveland Samenvatting zienswijze Reclamanten zijn van mening dat het plangebied vergroot moet worden met twee historische buitenplaatsen ‘Berg en Vaart’’en ‘Villa Nova’, gelegen aan de westzijde van de vaart. Deze zouden gerekend moeten worden tot de landgoederen van dit bestemmingsplan. Verder wordt in het plan niet gesproken van de buitenplaats biotoop. Een voorbeeld daarvan is de zichtlijn voor Schaep en Burgh over de Ankeveens weilanden. Het plan zou ook de herbouw van ooit verdwenen huizen op de buitenplaatsen mogelijk moeten maken. Buitenplaatsen waren gebieden van rust: de vraag rijst hoe dit gegarandeerd kan worden bij het creëren van een recreatieknooppunt op Boekesteijn. Voor het overige plaatsen reclamanten detailopmerkingen bij de toelichting. Tot slot pleiten reclamanten voor een grootscheeps herstelplan voor de bebouwing en natuur aan weerszijden van de ’s-Gravelandse vaart met de cultuurhistorie als leidraad. Reactie De raad is in beginsel vrij de grenzen van een bestemmingsplan te bepalen. De nu gekozen grens is een logische omdat de westzijde van de vaart buiten de ontstaansgeschiedenis van de 17e eeuwse buitenplaatsen op de zandgronden van het Gooi valt. Bovendien valt dit gebied buiten de begrenzing van het door het Rijk aangewezen beschermd dorpsgezicht. Het bestemmingsplan staat in beginsel niet-agrarische nieuwbouw in het buitengebied, dus buiten het zogenaamde Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) zoals aangeduid in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS), niet toe. Dat is ook de reden dat herbouw van ooit verdwenen huizen op grond van het bestemmingsplan niet mogelijk is. Het verdwijnen van zichtlijnen is om dezelfde reden niet te verwachten. De opmerkingen over de toelichting nemen wij voor kennisgeving aan omdat deze niet juridisch bindend is en de opmerkingen geen gevolgen hebben voor regels en verbeelding. Conclusie Wij achten de zienswijze ongegrond en deze leidt derhalve niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. 10 R.J. Bestevaar, voorzitter WerkaandeWeg.NU, Noordereinde 1, 1243 JG ’sGraveland Samenvatting zienswijze
8
Reclamant plaatst enkele opmerkingen bij de toelichting over het wegverkeer, het wegcategoriseringsplan en het wegverkeerslawaai . Verder is hij van mening dat dit bestemmingsplan formeel ter advisering moet worden voorgelegd aan de Advies Commissie Verkeer (ACV). Reactie In het bestemmingsplan zijn geen grote ruimtelijke ontwikkelingen voorzien die van invloed zijn op de verkeerssituatie.Evenmin is er sprake van de aanleg of het verdwijnen van openbare wegen. Het bestemmingsplan regelt niet de maximum snelheid die op de wegen moet worden aangehouden. Gelet hierop, lag het dan ook niet in de rede het bestemmingsplan aan de Adviescommissie Verkeer voor te leggen. Allereerst merken wij op dat de toelichting weliswaar onderdeel is van het bestemmingsplan maar niet juridisch bindend is. Initiatieven worden niet aan de toelichting getoetst.De opmerking dat in de toelichting ten onrechte geen melding wordt gemaakt van het vastgestelde Beleidsplan Verkeer is terecht. Dit is een omissie die zal worden hersteld. Het nieuwe Wegcategoriseringsplan heeft geen rol gespeeld mede omdat het nog geen vastgesteld beleid betreft. Van strijdigheid met het Wegcategoriseringsplan is en kan geen sprake zijn omdat dit plan geen plan is met ruimtelijke gevolgen voor het bestemmingsplan. Voor het Zuidereinde geldt nog steeds 50 km/u als maximum-snelheid en daar moeten gemeente en initiatiefnemers bij de planvorming rekening mee houden zolang er geen 30 km-regime geldt. De paragraaf in de toelichting over wegverkeerslawaai is een weergave van het wettelijk regime waarmee bij de toetsing van initiatieven rekening moet worden gehouden. Er kan opgemerkt worden dat het Noorder- en Zuidereinde als slecht voor wat betreft het wegverkeerslawaai kan worden getypeerd, maar dit heeft verder geen gevolgen voor het plan omdat nieuwe initiatieven altijd aan de wettelijke normen moeten voldoen. Dat is maatgevend. Conclusie Het bestemmingsplan is niet in strijd met het in procedure zijnde nieuwe Wegcategoriseringsplan. In de toelichting zal het Beleidsplan Verkeer als beleidsdocument worden genoemd. De zienswijze kan dan ook gedeeltelijk gegrond worden geacht. 11 P.J. Kouwenberg van Kouwenberg, Bosman, Fokker advocaten, postbus 2108 1200 CC Hilversum Samenvatting zienswijze Reclamant is eigenaar van het perceel Zuidereinde 78. Hij wenst de daarop staande woning te splitsen in twee woningen. Tot dusver heeft hij geen medewerking van de gemeente gekregen omdat hij niet aangeeft hoe aan de parkeernorm wordt voldaan. Hij geeft aan dat aan het omzetten van bedrijfsopstallen naar woningen op Zuidereinde 66a en b wel medewerking Is verleend in strijd met de wet. Reactie Als reclamant van mening is dat ten onrechte vergunning is verleend voor de omzetting van Zuidereinde 66a en b naar woningen, had hij destijds daar tegen op moeten komen. Voor zover hij een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel, kan dit geen doel treffen omdat de situaties niet identiek zijn en bovendien niet van de gemeente kan worden verwacht nogmaals mee te werken aan een beweerdelijk illegale situatie.
9
De bestemming van het perceel is ‘wonen’. In het bestemmingsplan wordt geen restrictie gesteld aan het aantal woningen in dit bouwvlak. Dit betekent dat in principe splitsing in twee woningen niet door het bestemmingsplan wordt verhinderd. Evenwel zal de benodigde omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen pas kunnen worden verleend nadat onder meer voldaan wordt aan de ‘Beleidsregels parkeernormen gemeente Wijdemeren’. Conclusie Wij achten de zienswijze ongegrond en deze leidt derhalve niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. 12 F. den Hartog, Emmaweg 73, 1241 LJ Kortenhoef Samenvatting zienswijze Uit de bestemming ‘Water’ moet recreatievaart worden verwijderd, omdat in de ’sGravelandse vaart vanaf de geschiedenis tot nu geen gemotoriseerd verkeer is toegestaan, omdat de aanliggende bebouwing hierop niet is berekend en het onevenredig veel gemeenschapsgeld kost en strijdig is met de aanleg van de natuurverbinding NaardermeerAnkeveense plassen. Reactie Dat er vanuit historisch oogpunt nooit gemotoriseerd scheepvaartverkeer door de ’sGravelandse vaart is geweest, is onjuist. Eind 19e eeuw toen de motorisering van de scheepvaart zijn intrede deed, vond aan- en afvoer van goederen ten behoeve van de net ontstane wasserijen aan de vaart plaats door middel van gemotoriseerde schepen. Dat er beroepsvaart heeft plaatsgevonden is nog te zien op het bord uit de eerste helft van de vorige eeuw bij ‘’t Swaentje’ waarop de tarieven staan van te heffen bruggelden voor het passeren van de brug aan het noordeinde van de vaart door schepen vanaf 4 ton laadvermogen. Recreatievaart omvat meer dan alleen gemotoriseerde pleziervaart. Gebruik door bijvoorbeeld kano’s en roeiboten valt daar ook onder. Alleen al om deze reden is het noodzakelijk recreatie op het water mogelijk te maken. Dat op termijn ook de kleinere recreatievaart van deze vaart gebruik kan maken, is een toekomstbeeld waarvan de realisering onder meer afhangt van aanpassingen aan kunstwerken, het uitbaggeren van gedeelten van de vaart, het aanbrengen van beschoeiingen. Dit alles zal bekostigd moeten worden uit bestaande fondsen en subsidieregelingen en eventueel andere financieringsbronnen. Dat de bestemming strijdig is met de aanleg van de natuurverbinding NaardermeerAnkeveense plassen is niet onderbouwd en achten wij niet aangetoond. Conclusie Wij achten de zienswijze ongegrond en deze leidt derhalve niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. 13 De heer S. Brandsma en mevrouw S. Haijtema, Leeuwenlaan 34, 1243 KB ’sGraveland Samenvatting zienswijze De gemeente heeft het door reclamanten gewenste bijgebouw bij hun woning niet op de juiste plaats gesitueerd, ondanks dat hierover overleg is gevoerd. Hier ligt een vijver en het bijgebouw zal bovendien het zicht vanuit de woning richting het zuiden wegnemen.
10
Reactie Bij de woning van reclamanten is thans geen bijgebouw aanwezig. In het voorontwerpplan was de grens van het bouwvlak strak om deze woning gelegd. Reclamant Brandsma heeft hierop een inspraakreactie gegeven. In antwoord hierop is aangegeven, dat wij het niet onredelijk vinden dat er bij de woning een bijgebouw gewenst is. Omdat uitbreiding van het hoofdgebouw echter niet gewenst is, is er een aanduidingsvlak opgenomen voor een bijgebouw aan de zuidzijde van de woning. Omdat hier een zwemvijver is aangelegd, is het toestaan van een bijgebouw op deze plek niet reëel. In overleg met reclamant is gekozen voor een plek naast de sloot. Het totaal aan bebouwing mag de 190 m2 niet ontstijgen. De woning heeft een oppervlakte van ca. 160 m2, zodat er voor een bijgebouw 30 m2 over blijft. Conclusie Wij achten de zienswijze gegrond. De nader aanduiding ‘bg’ wordt van de verbeelding verwijderd en een nadere aanduiding ‘bg’ met een oppervlakte van 5x6 meter wordt los van de woning aan de oostzijde daarvan ingetekend op de verbeelding. 14 De heer J. Thjo en mevrouw B. Thjo, Leeuwenlaan 20, 1243 KB ’s-Graveland Samenvatting zienswijze Op de tuinderij Land en Boschzigt is een parkeervlak opgenomen aan de bosrand, achteraan op het terrein. Dit zou hun uitzicht en woongenot schaden. Bovendien is het te ver van de gebouwen van de tuinderij gelegen waar de mensen hun boodschappen halen. Ook zou een perkeerveld met de bijbehorende verkeersbewegingen de natuur schaden vanwege het voorkomen van dieren, zoals reeën, vossen en buizerds. Verder keren reclamanten zich tegen de mogelijkheid tegen de mogelijkheid op Land en Bosch een camping van 2000 m2 met 75 m2 aan gebouwde voorzienen voor 20 kampeermiddelen toe te staan. Reclamanten stellen ernstig geschaad te worden in hun woongenot. Reactie Nabij de gebouwen van de tuinderij is een parkeervlak opgenomen. Achterin het terrein is een parkeervlak opgenomen dat als overloop is bedoeld. In het nu nog geldende bestemmingsplan Oud ’s-Graveland hebben de gronden de bestemming ‘sportvelden’. Onder deze bestemming vallen ook parkeervoorzieningen (artikel 25, lid 1 van genoemd bestemmingsplan). Het nieuwe bestemmingsplan brengt derhalve geen wijziging in de planologische situatie voor wat het parkeren betreft. Gelet op de kortste afstand van de aanduiding ‘parkeerterrein’ tot aan de woning van reclamanten, zijnde ca. 70 meter, is er geen aanleiding te veronderstellen dat reclamanten in hun uitzicht en woongenot worden geschaad. Aan de oostzijde van de woning van reclamanten bevinden zich gronden met de bestemming Gemengd- 2. De kortste afstand tot de woning bedraagt 10 meter. In het huidige bestemmingsplan hebben deze gronden de bestemming ’bos van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwetenschappelijke waarden’ . Deze bestemming maakt medegebruik voor kampeerdoeleinden niet mogelijk. Gelet op de korte afstand van de woning tot de bestemming, is een aantasting van het woongenot van reclamanten op voorhand niet uit te sluiten. De mogelijkheid tot het vestigen van een kampeerterrein achter Leeuwenlaan 40 op de gronden met de bestemming Gemengd-2 moet dan ook uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening worden uitgesloten. Conclusie
11
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond te achten. Het bestemmingsplan wordt gewijzigd vastgesteld, in die zin dat op het perceel Leeuwenlaan 40 (Land en Bosch) de vestiging van een kampeerterrein wordt uitgesloten. 15 De heer T. Reymond, Leeuwenlaan 16, 1243 KB ’s-Graveland Samenvating zienswijze Reclamant heeft een zienswijze ingediend die gelijkluidend is aan nummer 13. Leeuwenlaan 16 en 18 zijn gesitueerd naast nummer 20. De kortste afstand tot het parkeervlak bedraagt ca. 53 meter. De reactie en de conclusie onder nummer 13 zijn van toepassing op deze zienswijze. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond te achten. Het bestemmingsplan wordt gewijzigd vastgesteld, in die zin dat op het perceel Leeuwenlaan 40 de vestiging van een kampeerterrein wordt uitgesloten. 16 Familie Reymond-Zindler, Leeuwenlaan 18, 11243 KB ‘s-Graveland Samenvating zienswijze Reclamanten hebben een zienswijze ingediend die gelijkluidend is aan nummer 13 en 14. De reactie hierop en de conclusie onder nummer 13 zijn dan ook van toepassing op deze zienswijze. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond te achten. Het bestemmingsplan wordt gewijzigd vastgesteld, in die zin dat op het perceel Leeuwenlaan 40 de vestiging van een kampeerterrein wordt uitgesloten. 17 De heer D. Maingay, Leeuwenlaan 24J, 1243 KB ‘s-Graveland Samenvatting zienswijze Reclamant wijst op de bezwaren en angsten die leven bij de bewoners van de Wilgenhof voor de toekomstige ontwikkelingen op de biologische kwekerij Land en Boschzigt. Reclamant vindt dat de gemaakte afspraken over Land en Boschzigt nog niet aan belanghebbenden is meegedeeld. Hij meent dat het WLTO-rapport van 21 juli 2003 leidend moet zijn voor de raad bij de vaststelling van het plan. Verder wil reclamant dat de bestaande goot- en bouwhoogte van de tweede bedrijfswoning van respectievelijk 3 en 5 meter gehandhaafd blijft. Ook is reclamant tegen uitbreiding van het bouwvlak voor een bijgebouw omdat de exacte locatie, bouwoppervlak en goot- en nokhoogte onbekend zijn. Reactie Er is in de nota inspraak en overleg aangegeven dat de ruimtelijke onderbouwing op 21 juli 2003 is opgesteld door WLTO. Reclamant kent dit rapport. Aan de orde is thans het bestemmingsplan en de vraag of de mogelijke ruimtelijke invulling aanvaardbaar is. In de reactie op de inspraak is aangegeven dat per saldo 190m2 (bedrijfswoning met bijgebouwen) en 300 m2 (overige bebouwing, exclusief de kas) mag worden gebouwd. De locatie is gelegen in de noordwesthoek van het terrein. In de bestemmingsomschrijving staat dat het gaat om ondergeschikte kleinschalige activiteiten. In het bestemmingsplan is verder niet aangegeven wat hieronder moet worden verstaan. Het plan bevat in de verbeelding een bouwvlak van ca. 1890 m2 zonder aanduiding van een maximale bebouwingspercentage.
12
Om inhoud te geven aan het begrip kleinschalig dient het bouwvlak een restrictie te bevatten tot 490 m2 bebouwing. De tweede bedrijfswoning aan de oostzijde van het perceel is vergund met een goothoogte van 3 meter en een bouwhoogte van 5 meter. Het bestemmingsplan kent voor bedrijfswoningen een bouwhoogte van maximaal 8 meter en een goothoogte van maximaal 3,5 meter. Waarom deze regeling niet aanvaardbaar is wordt niet beargumenteerd. Het bestemmingsplan geeft de locatie, maximale goothoogte en bouwoppervlak aan. Het laatste onderdeel van de zienswijze is dan ook ongegrond te achten. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond te achten. De verbeelding zal worden aangepast, in die zin dat op het bouwvlak met de bestemming ‘Agrarisch’ met de nader aanduiding (sa-1), op de verbeelding een maximale bebouwing van 490 m2 wordt opgenomen. 18 De heer D.H. ’t Hoen, Oude Meentweg 2, 1243 JD ’s-Graveland Samenvatting zienswijze Reclamant wil dat een groter deel van zijn tuin tevens bestemd wordt voor beeldentuin. Hij wijst op de hoofdlijnennotitie Kunst en Cultuur waarin het benutten van de buitenplaatsen voor culturele activiteiten wordt aanbevolen. De beeldentuin De Zanderij wordt door verschillende organisaties genoemd in hun brochures. Er zijn voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein en op 100 meter afstand zijn 30 openbare parkeerplaatsen. Verder wijst reclamant erop dat het insecten/zwaluwhotel dat hij wil bouwen, niet in het bestemmingsplan is opgenomen. Tot slot geeft reclamant aan op zijn perceel aan de westzijde een schuur te willen bouwen. Daarvoor sloopt hij twee oude schuren die niet meer in het geheel passen van de perceelindeling. Hij verzoekt het bouwvlak hierop aan te passen. Reactie Het perceel Oude Meentweg 2 heeft een woonbestemming met tuin. Het plaatsen van tuinbeeldjes en beelden past op zich binnen de bestemming. Nu het om grotere aantallen gaat dan men normaliter in een tuin kan verwachten, verdient het aanbeveling dit in ruimtelijke zin te regelen. De beelden zijn een uiting van een hobby van reclamant en niet bedoeld om publiek te trekken. De nu in het plan opgenomen nadere aanduiding ten behoeve van de beeldentuin beperkt zich tot een strook, die reclamant in eerste instantie had aangegeven. Nu blijkt dat reclamant zich het gebied groter wenst. Hier is geen bezwaar tegen. Reclamant beklaagt zich terecht over de afwezigheid van de bouwmogelijkheid van een zwaluwhotel. Dit was hem in een eerder stadium van de planvorming toegezegd. Ook een iets gewijzigde vorm van het bouwvlak is geen probleem. Conclusie De zienswijze kan gegrond worden geacht. De bestemming ‘tuin’ met de aanduiding (st-3) zal op de verbeelding vergroot, conform de wens van reclamant. Verder zal in het bestemmingsplan de bouw van een zwaluwhotel mogelijk worden gemaakt en het bouwvlak van het perceel Oude Meentweg zal enigszins worden gewijzigd, zodanig dat de zuidgrens iets noordwaarts opschuift en dat de noordgrens gedeeltelijk richting het perceel Oude Meentweg 6 opschuift. 13
19 Mevrouw E.J.N. Kessler, ’s-Gravelandseweg 85c, 1217 EK Hilversum Samenvatting zienswijze Reclamante wenst twee wijzigingen in het bestemmingsplan: verschuiving en vergroting van het bouwvlak Oude Meentweg 4 en uitbreiding van het maximale bouwoppervlak, waardoor een bijgebouw mogelijk wordt. Reclamante heeft namelijk een bouwplan opgesteld dat niet in het ontwerpbestemmingsplan past.Ze vraagt zich af waarom er op haar perceel en die van de buren een maximale bebouwing in een driehoekje op de plankaart is opgenomen. Ze mag maximaal 160 m2 bouwen, wat ze niet meer van deze tijd vindt. Reactie Op het perceel Oude Meentweg 4 heeft een kleine woning gestaan. De toenmalige eigenaar heeft een bouwvergunning verkregen na toepassing van artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Een verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten was nodig omdat het bouwplan buiten de toenmalige rode contouren lag en afweek van het bestemmingsplan ‘Oud ’s-Graveland en Oud ’s-Graveland herziening 1987’. Het bouwplan behelsde een woning van 160 m2 met onderkeldering. Destijds moest de Rijksdienst voor de Monumentenzorg over het bouwplan gehoord worden. Over de bouwmogelijkheden op het perceel Oude Meentweg 4 heeft de Rijksdienst voor de Monumentenzorg ons bij brief van 19 augustus 2004, nr. RS-2004-535, geadviseerd. De Rijksdient kwam onder andere tot de conclusie dat een maximum-bruto bebouwingsoppervlakte van 160 m2 voor de bebouwing, inclusief aan- en bijgebouwen, zeer ruim is ten aanzien van het perceel dat gelegen is binnen een gebied dat nadere bescherming geniet. Dat de Rijksdienst niet meer om advies hoeft te worden gevraagd, is op zich geen reden het advies thans als ondeugdelijk of achterhaald te beschouwen. Reclamante vraagt in haar zienswijze een woning met een oppervlakte van 160 m2 plus een bijgebouw van maximaal 70 m2. De maatvoering van 160 m2 zonder bijgebouwen is altijd als maximum aangegeven in de beantwoording van vragen over de bouwmogelijkheden. Reclamante had destijds bij de koop zich de zekerheid moeten verschaffen dat zij, gelet op haar aan huis verbonden beroep, voldoende mogelijkheden heeft deze in een woning van 160 m2 uit te oefenen. Dat het gekochte perceel meer dan 3000 m2 bedraagt, rechtvaardigt op zich niet de bouw van een grote woning omdat hiervoor naar de omvang van het bestemmingsvlak/bouwperceel wordt gekeken en niet van het eigendom. Ingevolge het nog vigerende bestemmingsplan is op dit perceel toegestaan een woning met bijgebouw van maximaal 122 m2 (na vrijstelling voor vergroting bijgebouw). Nu laat het ontwerpbestemmingsplan 160 m2 toe. Een verwijzing naar het coaltieakkoord dat ruimte geeft aan redelijke bouw- en uitbreidingswensen is hier niet relevant, omdat een uitbreiding reeds verwerkt is in het bouwplan van 160 m2. Aan de aangevoerde argumenten kan dan ook geen doorslaggevende betekenis worden toegekend. Wij zijn van oordeel dat er nadat de eerder vergunde bouwmogelijkheid onbenut worden gelaten, een nieuwe situatie is ontstaan die op zijn eigen merites moet worden beoordeeld. Reclamante heeft een bouwplan voor een woning ontwikkeld met een oppervlakte van 160 m2. Dit ontwerp is door de welstandscommissie positief ontvangen. Om de benodigde ruimte te creëren, is het gebouw onderkelderd, waarvoor in de ondergrond naast de woning een diepe sleuf moet worden aangebracht. Uit de zienswijze van reclamante blijkt dat dit niet haar voorkeur heeft om deze zeker ‘afbreuk zal doen aan de landschappelijke schoonheid en vriendelijkheid van het gebied’. Wij zijn dit met reclamante eens en achten de verdiepte toegang in dit reliëfrijke gebied een hoogst ongewenste ingreep. Het heeft dan ook onze voorkeur reclamante een bouwgelegenheid te bieden voor een losstaande bijgebouw met 14
een maximum-oppervlakte van 75 m2. Het totale te bebouwen oppervlak van het perceel bedraagt dan 235 m2. Op verzoek van reclamante heeft haar architect na afloop van de inspraakperiode een gewijzigde situering van het bestemmingsvlak overgelegd. De wijziging hield een verschuiving oostwaarts in. Dit zou een betere landschappelijke inpassing met zich meebrengen. Aangezien de eigenaar van het aangrenzende perceel Oude Meentweg 2 geen bezwaren had, is het bestemmingsvlak aangepast voor de tervisielegging van het ontwerpplan. Nu blijkt dat het volgens reclamante te smal is. Reclamante wenst niet zo dicht met de woning op het buurperceel te zitten en vraagt een verschuiving van 8 meter in westelijke en een verruiming met 4 meter in noordelijke richting. Daardoor wordt het bouwperceel groter dan 250 m2 waardoor er bijgebouwen tot 75 m2 kunnen worden opgericht inplaats van 50 m2. Wij achten de veranderde situering van de woning binnen het bestemmingsvlak niet onredelijk en zullen deze aanpassen. De gewenste woning zal met een omlijning op de verbeelding worden aangegeven.Wij zullen daarbij de reactie op de zienswijze van reclamant nummer 17 betrekken, zodat beide bestemmingsvlakken goed op elkaar aansluiten. Tot slot wijzen wij erop dat de situatie van Oude Meentweg 2 en 4 totaal verschillend is, ook al qua rechtshistorie. De reden om hier maximale bouwoppervlakten aan te geven, is een regeling te maken, toegespitst op de specifieke situatie. Conclusie De zienswijze is gegrond te achten. Het bestemmingsvlak zal in westelijke en noordelijke richting vergroot worden. De woning zal in het bouwvlak worden getekend, conform de aanvraag vergunning. Het getal ‘160’ zal worden verwijderd van de verbeelding. 20 De heer R.B.M. Kemp, Franse Kampweg 2, 1243 JC ’s-Graveland Samenvatting zienswijze Reclamant verzoekt het agrarisch bouwblok op Franse Kampweg 2 te vergroten overeenkomstig de werkelijke situatie. In het bestemmingsplan wordt het bedrijf ten onrechte ‘Swaenenburgh’ genoemd. Hij verzoekt de naam ‘Cruysbergen’ te gebruiken. Reactie Aan de oostkant ter hoogte van de bedrijfsopstallen is het bouwvlak 3 meter te krap ingetekend. Verder is een woning aan de noordoostzijde niet in het bouwvlak opgenomen en is een tuin ten onrechte als ‘agrarisch waardevol’ bestemd. Wij zullen het bouwblok in oostelijke richting vergroten, veranderen een deel van de bestemming ‘agrarisch waardevol’ in ‘agrarisch’ (buiten het bouwvlak) en geven op de verbeelding aan dat hier twee dienstwoningen zijn toegestaan. Voor een hulpbehoevende, oud familielid kan de mantelzorgregeling worden toegepast, zodat de voormalige schuur aan de noordoostzijde van het perceel geen woonbestemming krijgt.. Het bestemmingsplan bestaat uit regels, verbeelding en toelichting. Alleen de regels en de verbeelding zijn juridisch bindend. Noch in de regels, noch op de verbeelding wordt het perceel Franse Kampweg 2 ‘Swaenenburgh’ genoemd. Dit onderdeel van de zienswijze kan dan ook niet leiden tot aanpassing van het plan. Conclusie Wij achten de zienswijze gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan wordt aangepast door het bouwblok in oostelijke richting met 3 meter te verbreden, op de verbeelding wordt aangegeven dat op dit perceel 2 dienstwoningen zijn toegestaan en een deel van de 15
bestemming ‘agrarisch waardevol’ aan de noordoostzijde van het bouwperceel wordt gewijzigd in ‘agrarisch’.
21 Mevrouw M.R.E. Baan, Leeuwenlaan 12, 1243 KC ‘s-Graveland Samenvatting zienswijze Reclamante wenst achter het perceel Leeuwenlaan 12 met woonhuis een recreatievoorziening te starten in de vorm van een minicamping voor senioren. Deze gronden hebben de bestemming ‘agrarisch met waarden’. Het is uit het bestemmingsplan niet goed af te leiden waaruit die cultuurhistorische waarden bestaan. Het is dan ook niet per definitie zo dat het gebruik als recreatieve standplaats van recreanten per se schade zal toebrengen aan die cultuurhistorische waarden. Bovendien past dit in het gemeentelijk beleid dat zich richt op het versterken van de positie als toeristisch-recreatieve trekpleister van Wijdemeren in Het Groene Hart. Reactie 's-Graveland kent een groot aantal buitenplaatsen met een hoge cultuurhistorische waarde. Het is een uniek gebied dat beschermenswaardig is. De landgoederenzone maakt dan ook onderdeel uit van het beschermd dorpsgezicht. Het beschermd dorpsgezicht bevat een ensemble van landgoederen en buitenplaatsen, inclusief lanen, zichtassen en zanderijstructuur. Het gebied is in de loop der tijd redelijk gaaf gebleven. In de landschapsstructuur zijn dan ook geen ingrijpende wijzigingen opgetreden.De huizen op de landgoederen hebben rond de huiskavel gronden met een recreatieve functie (bos, tuin) of met een nutsfunctie (bouwland of weiland) of beide. De gronden waarop reclamante de minicamping wil realiseren, heeft naast de bestemming ‘bos’ grotendeels de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ gekregen. Dit is conform de huidige bestemming. De bestemming dient mede voor het behoud en beheer van landschap-, natuur- en cultuurhistorische waarden. Het gebruik als camping is uitgesloten. Het weiland is omzoomd door bomen. De gronden liggen achter het gedeelte waar de woning van reclamante staat en die de bestemming ‘Gemengd-2’ heeft gekregen. De gronden van reclamante maakten ooit deel uit van de verdwenen buitenplaats Spiegelrust. Het huis Spiegelrust is in 1808 afgebroken. In de 19e eeuw is het gehele gebied van Spiegelrust tussen Jagtlust en het Zuidereinde stap voor stap verkaveld en met woningen bebouwd. In de 19e eeuw is het perceel van reclamante afgesplitst van de meer oostelijk gelegen delen. Op historische kaarten is te zien dat het perceel in twee delen is verdeeld. Het zuidelijke deel is steeds in gebruik als bouwland. Op het noordelijke deel is parkachtig van opzet waar in 1905 de woning van reclamante is gebouwd. Het staat nu bekend als Oostereinde. Het voormalige bouwland heeft enige jaren als voetbalveld gediend. De conclusie is dat het terrein vanuit cultuurhistorisch oogpunt een juiste bestemming heeft gekregen. Conclusie Wij achten de zienswijze ongegrond en deze leidt derhalve niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. 22 De heer U.F. Hylkema van Hylkema Consultants BV, Doelenstraat 20, 3512 XJ Utrecht namens de Vereniging Natuurmonumenten, Hylkema Consultants BV en Hermon BV Samenvatting zienswijze
16
Reclamant vraagt het plan zodanig aan te passen dat op het landgoed Land en Bosch aan de Leeuwenlaan 26 restauratie, ver- en nieuwbouw mogelijk is ten behoeve van een zorgcomplex. Reclamant voegt een ‘masterplan’ toe dat de ruimtelijke onderlegger kan zijn voor het nieuwe bestemmingsplan. Verdere uitwerking zal gebeuren in overleg met onder andere de gemeente. Reactie De zienswijze moet gezien worden als een aftasten van de aanvaardbaarheid van de nieuwe situatie. Dat blijkt ook uit de vraagstelling van reclamant. Het voorstel tot wijziging van het bestemmingsplan mist de nodige onderzoeksgegevens die behoren tot een goede ruimtelijke onderbouwing. Zo is er geen akoestisch onderzoek uitgevoerd waaruit blijkt wat de gevelbelasting van het wegverkeer op de vier zorgwoningen naast het hoofdhuis bedraagt. Als er een besluit tot hogere waarde van het college nodig is, had dat verleend moeten zijn voor de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. Een ander aspect is dat de nieuwe bebouwing buiten de begrenzing van het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie valt. De nieuwe functies zijn niet de functies die in het buitengebied thuishoren. Dit betekent dat een ontheffing nodig is van Gedeputeerde Staten die moet zijn verleend voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Bij de ontheffingsaanvraag moeten nut en noodzaak worden aangetoond en tevens dat een alternatief binnen de BBG niet aanwezig is. Er zijn geen onderzoekgegevens bekend waaruit blijkt dat er een grote vraag is naar de zorgvoorzieningen op deze locatie. Reclamant heeft bij de zienswijze een tekening met de gewenste situatie gevoegd. Hieruit blijkt dat het zogenaamde slaaphuis, gelegen achter het hoofdgebouw, de koetsierswoning en de bungalow gesloopt zullen worden. Dit is in totaal 558 m2. De nieuwbouw die ervoor in de plaats komt bedraagt 1055 m2, zijnde een toename van 497 m2. De nieuwe woning met vier zorgeenheden komt op ca. 10 meter van het bestaande hoofdgebouw te staan. Op deze plaats heeft niet eerder een gebouw gestaan. Beide gebouwen hebben een vrij grote gevelbreedte en verdienen meer ruimte om zich heen te hebben, zeker op een buitenplaats.Daarbij kan ook vraagtekens worden geplaatst in het grote verschil in goothoogte tussen de bestaande bebouwing (7 meter) en de nieuwbouw (4,5 meter). De kleinere woning staat meer in het midden van de kavel en dichter bij de Leeuwenlaan, daardoor krijgt het een prominentere plaats op de kavel dan het grotere gebouw. Het verdient dan ook aanbeveling het terug te rooien en een grotere afstand tot het hoofdgebouw te hanteren. De geplande nieuwbouw met 16 zorgeenheden op het achterterrein zorgt voor meer activiteiten op het terrein dan voorheen. Dit zal naar verwachting aanleiding geven tot bezwaren van de bewoners van de buurpercelen, zoals de Wilgenhof. Vanuit historisch oogpunt is nieuwbouw voor een zorgfunctie op een buitenplaats iets nieuws. Jagtlust heeft ook een zorgfunctie, maar daar ging het om een nieuwe functie in een bestaand gebouw. Dat het een nieuwe ontwikkeling op een buitenplaats is, betekent niet dat het onaanvaardbaar is maar het moet qua aard en schaal wel passen. Het betreft hier een bijzondere woonvorm, dus de functie kan als passend beoordeeld worden. Wel dient het kleinschalig te blijven, een aantal van 20 à 22 eenheden moet als maximum worden beschouwd. Hierbij hoort een aantal van 14 parkeerplaatsen. In het plan zal ook aan het parkeren aandacht moeten worden geschonken. Gelet op de ligging ten opzichte van de Wilgenhof, verdient het aanbeveling het complex zo’n 20 meter verder zuidwaarts te projecteren. Conclusie Met inachtneming van het overwogene kan meegewerkt worden aan een andere invulling van Land en Bosch. Het nu aan de orde zijnde bestemmingsplan zal dit niet kunnen
17
faciliteren, derhalve is de zienswijze ongegrond te achten. Er zal een apart bestemmingsplan moeten woren gemaakt.
23 LTO Noord, postbus 649, 2003 RP Haarlem Samenvatting zienswijze Reclamant is van mening dat de bouwregels betreffende agrarische bedrijfsgebouwen te beperkend zijn. Een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale nokhoogte van 10 meter zou moeten worden opgenomen, in plaats van de 3 meter goot- en 6 meter nokhoogte van het plan. Deze regeling is dan vergelijkbaar met de bestemmingsplannen van de omliggende plangebieden in Weesp (ten wensen van de Vecht), Nigtevecht (Vechtgenoegen) en Abcoude (Buitengebied). De bouwhoogte is noodzakelijk om bij een goothoogte van 5 á 6 meter en een dakhelling van 20 graden een voldoende overspanning te behalen bij een bouwbreedte van 26 meter. Deze maatvoering is gangbaar bij nieuwbouw die nu plaatsvindt. Dit sluit aan bij de Meetlat Duurzame Veehouderij die als leidraad voor deze nieuwbouw wordt gebruikt. In de komende planperiode wordt verwacht dat deze ontwikkeling van hoger en breder bouwen zich voortzet. Dit houdt verband met de ontwikkeling van het gebruik van traditionele ligboxstallen naar vrijloopstallen waarin meer ruimte per dier noodzakelijk is. Tevens moeten de bouwvlakken niet worden voorzien van onnodig beperkende bebouwingspercentages. De archeologische medebestemmingen zijn voor de agrarische bedrijven onnodig belastend. Ten behoeve van het realiseren van gebouwen moet vooraf een archeologisch rapport worden opgesteld. Omdat de grond binnen het bouwvlak vanwege de aanwezige bebouwing aanzienlijk is verstoord, zijn eventuele archeologische waarden veelal niet meer aanwezig binnen het bouwvlak. Het opstellen van een archeologisch rapport is in het algemeen niet zinvol. Reactie Allereerst willen wij aangegeven dat de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) veelal algemene criteria geven. Door te bouwen volgens MDV kan een veehouder in aanmerking komen voor certificering en mogelijk voor aantrekkelijke fiscale regelingen. Ten tweede zijn de door reclamant opgevoerde maten opgenomen op de verbeelding. In de regels is onder artikel 3.2.2.c.3. bepaald dat de goothoogte maximaal 4 meter en bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt. Deze regeling geldt alleen wanneer er op de verbeelding geen maatvoering is opgenomen. Op de verbeelding staat voor alle agrarische gebouwen een maatvoering van 3, c.q. 6 meter opgenomen, waardoor de regeling van artikel 3.2.2.c.3 niet aan de orde is. Wij erkennen dat de ontwikkelingen in de veehouderij noodzaken ruimer te bouwen. Aan de andere kant dienen wij rekening te houden met de ruimtelijke kenmerken van het gebied. Het is niet als een puur agrarisch gebied aan te merken waar agrarisch grondgebruik het primaat heeft. Wij achten een bouwhoogte van maximaal 10 meter dan ook te fors. Wel zijn wij van mening dat de regeling in de voorschriften op alle in het gebied voorkomende agrarische bedrijven van toepassing kan zijn. Wij passen de verbeelding dan ook op dit punt aan. Met betrekking tot de bouwvlakken merken wij op dat er gedurende de planperiode van het nog geldende plan zich nauwelijks ontwikkelingen hebben voorgedaan die een vergroting van de bouwmogelijkheden vragen. Uitzonderingen hierop zijn Franse Kampweg 2 en Leeuwenlaan 44b. Voor deze bedrijven zijn de bouwmogelijkheden vergroot. Voor de overige bedrijven moet de bestaande regeling voldoende worden geacht. Het gebied maakt onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur en grootschalige ontwikkelingen zijn hier 18
niet te verwachten. Van concrete bouwplannen die een aanpassing van het bouwvlak vergen buiten de twee genoemde bedrijven, is ons thans niets bekend. Dit neemt niet weg dat in voorkomende gevallen er een noodzaak kan ontstaan bedrijfsgebouwen buiten de huidige grenzen op te richten. Wij achten het daarom opportuun een wijzigingsbevoegdheid in het plan op te nemen tot vergroting van het agrarische bouwvlak tot een maximum van 1,5 ha. Voorwaarde hierbij is dat de aanwezige waarden zich er niet tegen verzetten. Ingevolge de Monumentenwet 1988 houdt de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening met de in de grond aanwezige en te verwachten archeologische waarden. Gelet op deze verplichting is door de Stichting Cultureel Erfgoed Noord-Holland een beleidskaart Archeologie gemaakt voor de gemeente Wijdemeren. Op grond van deze beleidskaart hebben wij de bescherming van archeologische waarden geregeld in het bestemmingsplan. Gelet op de toegekende waarden volgens genoemde waardekaart (die zijn vertaald in het bestemmingsplan) en de grote kans op vondsten, zullen geen van de agrarische bouwvlakken binnen het plangebied van onderzoeksplicht worden uitgezonderd. Het feit dat mogelijk delen van een bouwvlak reeds zijn geroerd, laat onverlet dat in resterende delen van bouwvlakken nog archeologische waarden aanwezig kunnen zijn. Daar komt overigens bij dat niet in alle gevallen bij de bouw van gebouwen een onderzoek naar archeologische waarden is vereist. Overigens komt de archeologische medebestemming maar een maal voor in het plangebied. Wij hebben kennisgenomen van de systematiek van het betreffende bestemmingsplan van de gemeente Weesp waarbij de agrarische bouwvlakken zijn vrijgesteld van een archeologische (dubbel)bestemming. Daarbij merken wij op dat de omstandigheid dat in dat bestemmingsplan de agrarische bouwvlakken zijn vrijgesteld van een archeologische (dubbel) bestemming niet meteen betekent dat wij in dit bestemmingsplan zijn gehouden dezelfde systematiek te volgen. Niet alleen is sprake van twee verschillende gebieden, ook heeft iedere gemeente beleidsvrijheid bij de opstelling van haar bestemmingsplannen en is daarvoor zelf verantwoordelijk. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond te achten. De verbeelding zal worden aangepast, in die zin dat op de bouwvlakken met de bestemming ‘Agrarisch’ de nadere aanduiding van maximale goot- en bouwhoogte wordt verwijderd. Verder zal in de regels een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen voor vergroting van agrarische bouwpercelen tot 1,5 ha, mits de aanwezige waarden zich er niet tegen verzetten. 24 De heer E.P. Hermsen, Spanderswoud 6, 1243 HZ ’s-Graveland Samenvatting zienswijze Reclamant heeft een zienswijze ingediend die exact gelijkluidend is aan die van de LTO Noord (nummer 22). Kortheidshalve verwijzen wij dan ook naar de behandeling van die zienswijze. Reactie Zie nummer 22. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond te achten. De verbeelding zal worden aangepast, in die zin dat op de bouwvlakken met de bestemming ‘Agrarisch’ de nadere aanduiding van maximale goot- en bouwhoogte wordt verwijderd. Verder zal in de regels een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen voor vergroting van agrarische bouwpercelen tot 1,5 ha, mits de aanwezige waarden zich er niet tegen verzetten.
19
25 De heer T.H.J. Evers van DLV, Postbus 511, 5400 AM Uden, namens maatschap Brouwer, Leeuwenlaan 44b te ‘s-Graveland Samenvatting zienswijze Reclamant is van oordeel dat het bebouwingspercentage van 30 te laag is; dit moet 45 % worden om nog een verdere ontwikkeling van het bedrijf mogelijk te maken. Ook de maximale goot- en bouwhoogte zijn te laag. Dit moet 4, respectievelijk 8 meter worden, met een afwijkingsmogelijkheid van een halve meter. Er is een aanvraag ingediend om een uitbreiding van de ligboxenstal met een goothoogte van 4 meter. Na realisering hiervan is er bijna geen ruimte meer voor verdere uitbreiding. In de toelichting wordt landbouw niet genoemd, een ruimtelijke en functionele analyse daarvan ontbreekt. Reclamant stelt zich voor dat voor een goede landschappelijke inpassing het plan tevens regels gaat bevatten voor situering en nokrichting van gebouwen. Reactie Het bedrijf van de maatschap Brouwer heeft ten opzichte van het vigerende plan een aanzienlijke verruiming van de bebouwingsmogelijkheden gekregen door vergroting van het bouwvlak. Reclamant wenst een maximale bebouwingspercentage van 45% in plaats van 30% , zoals nu in het ontwerpplan is geregeld. Het bouwvlak van reclamant heeft in het ontwerpbestemmingsplan een oppervlakte van ca.10.800 m2. Dertig procent daarvan is 3240 m2. Aanwezig is bebouwing met een totale oppervlak van 2302 m2. Op een concept-aanvraag omgevingsvergunning voor het verbreden van de ligboxenstal is door het college van burgemeester en wethouders positief gereageerd, onder de voorwaarde dat bij de vaststelling van het plan de raad een grotere goothoogte opneemt dan het maximum van 3 meter dat nu in de regels is opgenomen. Deze uitbreiding heeft een oppervlakte van 464 m2. Na realisatie is de totale bebouwde oppervlakte 2302 + 464 = 2766 m2. Dat blijft binnen de toegestane 30%. Reclamant is een van de weinige agrariërs die op eigen kavel een boerenbedrijf exploiteert. In de loop der jaren is het bedrijf gegroeid en reclamant geeft aan dat het bedrijf geleidelijk moet kunnen doorgroeien. Hij verzoekt het maximum van 30% te verhogen naar 45%. Dat betekent dat er 4860 m2 gebouwd kan worden. Dat is ruimschoots voldoende te achten om in de planperiode te kunnen doorgroeien. Extra bebouwing in het plangebied wordt zoveel mogelijk tegengegaan om het unieke karakter te behouden. Maar dat betekent niet dat ontwikkelingen onmogelijk moeten worden gemaakt. Naar ons oordeel kan in de wens worden meegegaan. Dat andere bedrijven niet altijd hetzelfde bebouwingspercentage hebben gekregen, vloeit voort uit de omvang van het bouwvlak. De vorm van het bouwvlak kan beperkt zijn door de ligging naast andere bestemmingen. De situatie is van bedrijf tot bedrijf verschillend. In de toelichting worden agarische bedrijven niet specifiek genoemd omdat zij geen drager van de ruimtelijke structuur zijn. In het plangebied zijn nog maar vijf agariërs actief. Op pagina 18 worden agrarische bedrijven genoemd in de planbeschrijving. In reactie op reclamant nummer 22 hebben wij aangegeven de maximale goot- en bouwhoogte te wijzigen in 4, respectievelijk 8 meter. Het stellen van extra eisen aan nokrichting en situering van gebouwen achten wij vanuit ruimtelijk perspectief niet nodig. Het betreft hier geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Het stellen van extra eisen zou een onnodige beperking van de vrijheid binnen het bouwvlak betekenen. Bouwplannen zullen moeten voldoen aan de welstandscriteria en dat achten wij voldoende. Conclusie
20
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond te achten. De verbeelding zal worden aangepast, in die zin dat op het bouwvlak van reclamant het getal ‘30’ wordt gewijzigd in ‘45’. 26 De heer J. van Vulpen van CMS Derks Star Busmann, Postbus 85250, 3508 AG Utrecht namens de heer E.M. van Keulen en mevrouw K. Reineke, Leeuwenlaan 46, 1243 KB ‘s-Graveland Samenvatting zienswijze Reclamanten hebben bezwaren tegen de regeling voor hun eigen perceel en die voor het perceel van de buren, Leeuwenlaan 48. Ten opzicht van het voorontwerpbestemmingsplan is de maximale goothoogte van 6 meter teruggebracht tot 3 meter hoog. Dit is niet conform de huidige situatie en reclamant verzoekt dan ook de hoogtebepaling weer op 6 meter te stellen. Voor het perceel Leeuwenlaan 48 zijn twee woonvlekken opgenomen. Het betreft de voormalige paardenschuur en in de zuidwesthoek van het perceel de woning Leeuwenlaan 48. Reclamant verwijst naar de inspraaknota en vreest dat het gedogen van bewoning door de heer Kortenoever zal leiden tot het alsnog toestaan van bewoning door anderen van deze ‘vierde woning’. Reclamant wijst er hierbij op dat er een erfdienstbaarheid van weg op het perceel nr. 46 rust voor de bewoners van de woningen op het achterliggende perceel Leeuwenlaan 48. Een toename van het verkeer over recamants gronden in de rustige en groene, waardevolle omgeving achten zij onwenselijk. Reclamant wenst een schriftelijke bevestiging in de plantoelichting en zienswijzennota dat de zogenaamde vierde woning alleen door de heer Kortenoever mag worden bewoond. Verder is reclamant van mening dat artikel 4.2.1.sub b van de regels in strijd is met artikel 31.1.sub c (overgangsrecht bouwwerken) en kan daarom niet in stand blijven. De woonbestemming van de voormalige paardenschuur is onjuist. Dit zou een beloning zijn voor het illegaal uitbreiden van de bebouwing en illegaal in gebruik nemen van de paardenschuur als woning. De regeling in het bestemmingsplan biedt ook nog een vergroting van het gebouw. Bovendien is dit een toevoeging van een woning in het buitengebied, wat in strijd is met het gemeentelijk en provinciaal beleid en met een goede ruimtelijke ordening. Reactie De zienswijze betreffende de veranderde maximaal toe te stane goothoogte is op terechte gronden ingediend. Bij de aanpassing van het voorontwerpplan naar het ontwerpplan is deze wijziging onbedoeld in het plan geslopen. Wij vinden dit vervelend en zullen dit op de plankaart aanpassen. Dit onderdeel van de zienswijze is dan ook gegrond te achten. Over bewoning door de heer Kortenoever van de zogenaamde vierde woning merken wij op dat het bestemmingsplan in het algemeen niet bepaalt wie en hoe lang een woning mag bewonen. Hiervan kan worden afgeweken indien het noodzakelijk is een persoonsgebonden overgangsregeling op te nemen op grond van artikel 3.2.3. Besluit ruimtelijke ordening. Wij nemen dan ook geen beperkende regeling op in de toelichting. Verder is de vrees voor toename van activiteiten in de toekomst niet afhankelijk van het bestemmingsplan. Deze activiteiten worden immers nu al in de aanwezige opstallen ontplooid. Het bestemmingsplan verandert daar op zich niets aan.
21
De zienswijze betreffende artikel 4.2.1.sub b is juist te achten. Het kan niet zo zijn dat ook illegaal aanwezige bebouwing op deze wijze wordt gelegaliseerd. Artikel 31 geeft een afdoende overgangsregeling. Artikel 4.2.1.sub b zal uit de regels worden geschrapt. De tot woning bestemde voormalige paardenschuur is in 1979 in gebruik genomen als woning. Vanaf in ieder geval 1984 is het onafgebroken bewoond geweest, zij het door verschillende personen. Reeds in het nog geldende bestemmingsplan Oud ’s-Graveland en herziening 1987 is het wegbestemd. Gebruik van de gronden en bebouwing in strijd met de bestemming was en is op grond van artikel 41, lid 1 van de planvoorschriften verboden. Artikel 47, lid 1 van die planvoorschriften bevat de overgangsbepaling dat, gronden en bouwwerken die ten tijde van het van kracht worden van het plan gebruikt worden voor een doel dat krachtens artikel 41 is verboden, op die wijze in gebruik mogen blijven.Nu er een nieuw plan ter vaststelling voorligt, moet worden beslist of er eind aan het illegale gebruik wordt gemaakt, of dat het wordt gelegaliseerd. Er is gedurende de planperiode niet aan de eigenaar te verstaan gegeven de illegale bewoning te (doen) staken, zodat er voor gekozen is de situatie positief te bestemmen. De voormalige paardenschuur valt binnen het Bestaand Bebouwd Gebied van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. De omvang van het bouwvlak is in vergelijking met de bestaande bebouwing inderdaad aan de forse kant. De verbeelding wordt dan ook aangepast, zodanig dat de noordzijde van het bebouwingsvlak samenvalt met de noordwant van de bebouwing. De zienswijze is dan ook op dit punt gegrond te achten. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond te achten. De maximale goothoogte van Leeuwenlaan 46 wordt 6 meter. Artikel 4.2.1.sub b wordt uit de regels gehaald. Het bouwvlak van de woonbestemming op de voormalige paardenstal zal worden versmald.
27 De heer G. Scholten van Tomlow advocaten, postbus 85016, 3508 AA Utrecht, namens de heer A.M. Kortenoever, Leeuwenlaan 48, 1243 KB ‘s-Graveland Samenvatting zienswijze Reclamant wijst erop dat op het kadastrale perceel B 3113 zich een bouwwerk bevindt dat als woning in gebruik is bij Kortenoever. In de loop der tijd is deze aangepast en gemoderniseerd (de vierde woning).Reclamant claimt dat het gebruik van deze gronden en het bouwwerk ook reeds sinds de jaren 60 van de vorige eeuw ongewijzigd is gebleven, zodat dit gebruik wordt beschermd door het overgangsrecht voor gebruik in artikel 31.2. De gemeente heeft dit altijd geweten en gedoogd. Uit de Nota inspraak en overleg leidt reclamant af dat de gemeente niet verder wil gaan dan persoonsgebonden gedogen,omdat er verwezen wordt naar een brief van de gemeente van 15 november 1989, waarin staat dat de opstal, indien deze niet meer door Kortenoever wordt bewoond, niet meer voor bewoning dienst mag doen. Verder noemt reclamant de schuur naast de tot woning bestemde voormalige paardenstal (perceel B 2692). Deze is nu bestemd tot bijgebouw bij deze woning. Wat reclamant niet goed vindt aan deze regeling, maakt hij niet duidelijk. Reactie Uit onderzoek is gebleken dat de voormalige paardenschuur sinds 1979 opeenvolgend bewoond is. Aangezien in de afgelopen jaren niet handhavend is opgetreden en bebouwing niet twee maal achtereenvolgens onder het overgangsrecht gebracht mag worden, is voor de voormalige paardenschuur een woonbestemming opgenomen. Gelet op de uiterlijke
22
verschijningsvorm zal hiervoor niet alleen een maximale goothoogte (3 meter) moeten zijn opgenomen, maar ook een maximale nokhoogte van 6 meter. De voormalige paardenschuur en de positief bestemde woning Leeuwenlaan 48 zijn eigendom van A.M. Kortenoever. In de schuur nabij de voormalige paardenstal heeft de heer Kortenoever enige tijd polyester boten geconstrueerd. Nu zijn er geen bedrijfsactiviteiten meer. Nu niet duidelijk is wat het bezwaar is tegen de bestemde schuur bij de woning, kan dit geen aanleiding geven tot wijziging van het bestemmingsplan. De niet bestemde woning op het kadastrale perceel nummer B 3113 is sinds jaar en dag bewoond.Deze woning is, zoals reclamant aangeeft, in de loop der jaren steeds verbouwd. Deze woning was reeds bij de gemeente bekend toen het nu nog vigerende bestemmingsplan werd opgesteld en is op de plankaart wel aangeduid als bestaande bebouwing, maar is niet positief bestemd. Op een luchtfoto uit 1997 is de woning duidelijk zichtbaar. Gelet hierop, en op de jurisprudentieregel dat bebouwing niet twee maal achtereenvolgens onder het overgangsrecht gebracht mag worden, wordt deze woning positief bestemd, conform de bestaande situering en maatvoering. Ook hiervoor zal daarom een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale nokhoogte van 6 meter gaan gelden. De aanwezigheid van het agrarische bedrijf van Brouwer op Leeuwenlaan 44b zal voor deze geen beperkingen met zich mee brengen door de nieuwe woonbestemming, omdat er reeds dichterbij zijn bedrijf de woning Leeuwenlaan 46 staat. Conclusie Wij achten de zienswijze gedeeltelijk gegrond. De woning op het kadastrale perceel B 3113 wordt positief bestemd en krijgt de maximale maatvoering van 3 meter goot- en 6 meter nokhoogte, evenals de voormalige paardenstal. 28 De heer D. Roesink van Roesink De Zeeuw, postbus 1040, 1400 BA Bussum namens de maatschap Brouwer, Leeuwenlaan 44b te ’s-Graveland Samenvatting zienswijze Reclamant maakt bezwaar tegen het op de verbeelding opgenomen maximale bebouwingspercentage op het perceel van de heer Brouwer dat zijns inziens te laag is. Vervolgens ageert hij tegen de situatie bij de buurman, de heer Kortenoever. Hij suggereert illegaal gebruik van opstallen en vraagt zich bovendien af waarom er voor het perceel van Kortenoever geen maximale bebouwingspercentage geldt. Ook ervaart reclamant het als meten met twee maten dat Natuurmonumenten een agrarische bestemming met 1 bedrijfswoning aan de Oude Meentweg 6 en 8 mag omzeten in twee woningen. De maatschap heeft een bedrijf met 120 koeien met bijbehorende machinepark en 50 ha weiland. Dit rechtvaardigt volgens reclamant de bouw van een tweede bedrijfswoning. Daarnaast is de noodzaak tot mantelzorg actueel geworden door de gezondheidstoestand van de echtgenote van Brouwer. Reactie Voor wat betreft de te geringe bebouwingspercentage verwijzen wij naar reclamant nummer 24. De heer Kortenoever oefent geen agrarisch bedrijf uit. Op zijn perceel geldt een woonbestemming en de bestemming agrarisch met waarden zonder agrarisch bouwvlak. Waarom er toch op zijn perceel een maximale bebouwingspercentage moet worden opgenomen, maakt reclamant niet duidelijk. Dat er aan de Oude Meentweg een agrarisch bedrijf wordt omgezet in twee woningen is onjuist. Oude Meentweg 6 had en behoudt een woonbestemming. De bedrijfswoning van 23
nummer 8 blijft bedrijfswoning en krijgt geen woonbestemming (zie hoofdstuk II ambtshalve aanpassingen.) Het bestemmingsplan sluit de bouw van een tweede bedrijfswoning op een agararisch bouwvlak uit. Wij zijn van oordeel dat, gelet op de situatie, waaronder de gezondheidstoestand van de echtgenote van de heer Brouwer, er uit ruimtelijk oogpunt geen bezwaar is tegen het verbouwen van een deel van een schuur tot tweede dienstwoning. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond te achten. De verbeelding zal worden aangepast, in die zin dat op het bouwvlak van reclamant het getal ‘30’ wordt gewijzigd in ‘45’. Daarnaast wordt op de verbeelding aangegeven dat op dit perceel een tweede bedrijfswoning is toegestaan.
29 De heer G. Lemmen, beheerder Gooi en Vechtstreek van de Nederlandse Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten, Meerkade 2, 1412 AB Naarden Samenvatting zienswijze Reclamant kan instemen met de wijzigingen die zijn aangebracht naar aanleiding van de inspraakreactie. In aanvulling daarop heeft reclamant nog een lijstje van niet-correcte bestemmingen, c.q. aanduidingen. De door reclamant gehanteerde nummering gebruiken wij bij de beantwoording. Reactie 1. Schaep en Burgh. Reclamant verzoekt het opnemen van drie bestaande schuren als ‘bijgebouw’. Een van de schuren staat links van het hoofdgebouw, de andere twee verder op het terrein, waarvan er een in de bestemming bos is gelegen. De constatering is juist. De twee bijgebouwen binnen de bestemming Gemengd-2 zullen op de verbeelding worden opgenomen. Binnen de bestemming bos zijn geen gebouwen voorzien. De onderhoudsschuur in het bos achter Schaep en Burgh is niet in het plan opgenomen. De noodzaak van een dergelijk gebouw is echter voorstelbaar. De planregels van de bestemming bos worden aangevuld voor onderhoudsgebouwen met een maximale bouwhoogte van 3 meter. 2. Reclamant verzoekt tot het wijzigen van de bestemming bedrijf op Boekesteijn te wijzigen in kantoor, omdat het gebruik recentelijk is beëindigd. Het gebruik van de gebouwen op de buitenplaatsen als bedrijf is minder passend dan als kantoor. Het gebruik als kantoor zonder baliefunctie kent een hogere parkeernorm dan die van extensief bedrijf (2,5 parkeerplaats per 100 m2 in plaats van 1,0 parkeerplaats). De parkeerbehoefte stijgt daardoor van 2 naar 6 parkeerplaatsen. De toename van 4 parkeerplaatsen zal op eigen terrein op te lossen zijn (zie ook punt 3.) Wij zullen de verbeelding aanpassen, de zienswijze is op dit punt gegrond te achten. 3. Reclamant verzoekt tot het vergroten van de oppervlakte van de overloopparkeerplaats bij Boekesteijn tot drie maal de afmetingen, zoals aangegeven op de verbeelding. Deze overloop hangt samen met de ontwikkeling van het nieuwe bezoekerscentrum op het terrein. Voor dit bezoekerscentrum is een ruimtelijke onderbouwing gemaakt waarbij onder meer aandacht is besteed aan het parkeren (bijlage 1 verkeersadvies bezoekerscentrum Gooi en Vechtstreek). De conclusie is dat er voor een aantal van circa 20 keer per jaar een overloopterrein nodig is met een capaciteit van 200 auto’s (pagina 7 van de bijlage). Daarvoor is op de verbeelding een aanduiding opgenomen van 90 x 28 m. Op de huidige parkeerplaats is plek voor 24
150 tot 200 auto’s. De overloop moet dus ongeveer gelijk qua oppervlakte zijn. Dat is niet het geval. Het door reclamant aangeduide oppervlakte voldoet daar wel aan. De zienswijze is dan ook op dit punt gegrond te achten. De verbeelding zal dienovereenkomstig worden aangepast. 4. Reclamant verzoekt tot verwijderen van de woonfunctie op Boekesteijn, boerderij Brambergen en ruimere bevoegdheden voor de overige functies. Met de ontwikkeling van de locatie ten behoeve van de functies bed en breakfast, museum en bijeenkomsten vervalt namelijk de woonfunctie. Bed en breakfast is altijd gekoppeld aan een woonfunctie. In dit bestemmingsplan is hier een koppeling met de functie hotel gelegd. Nu wordt aangegeven dat er niet gewoond wordt, zal de aanduiding wonen dan ook van de verbeelding worden gehaald. De zienswijze is op dit punt gegrond te achten. 5. Reclamant verzoekt een perceel grond achter Brugchelen te wijzigen van agrarisch met waarden naar Gemengde doeleinden- 2 in verband met het gebruik als park. Gelet op het huidige gebruik is de bestemming agarisch met waarden niet doelmatig te achten.De bestemming Gemengd-2 voorziet er wel in. De zienswijze is op dit punt gegrond te achten en de verbeelding zal dan ook dienovereenkomstig worden aangepast. 6. Reclamant verzoekt een strook grond nabij Jagtlust de bestemming bos te geven, conform het huidige gebruik. Gelet op het huidige gebruik is de bestemming agarisch met waarden niet doelmatig te achten. De bestemming bos voorziet er wel in. De zienswijze is op dit punt gegrond te achten en de verbeelding zal dan ook dienovereenkomstig worden aangepast. 7. Reclamant verzoekt tot het opnemen op de verbeelding van twee gebouwtjes, zogenaamde follies (schelpengrot, kijkhuisje) en een speelhuisje op Jagtlust. Deze bouwwerken zijn ten onrechte niet in het plan opgenomen. De zienswijze is gegrond te achten en het plan zal worden aangepast. 8. Reclamant verzoekt tot het wijzigen van een deel van de bestemming agrarisch met waarden nabij de hoek Leeuwenlaan/’s-Gravelandseweg te wijzigen naar Gemengd-2 ten behoeve van een parkeervoorziening voor de exploitatie van een toekomstige exploitatie van de moestuin en veldschuur op Jagtlust. Het is onduidelijk waar de behoefte van extra parkeerplaatsen op gestoeld is. Als er al extra parkeerplaatsen nodig zijn, dan zal dat opgelost moeten worden op het terrein behorende bij Jagtlust. De bestemming Gemengd-2 maakt de aanleg van parkeervoorzieningen mogelijk. De gedachte parkeerlocatie ligt op ca. 150 meter van Jagtlust, daarmee is de relatie met Jagtlust ruimtelijk en visueel afwezig. Bovendien ligt de locatie in een bocht van de drukbereden Leeuwenlaan. De in- en uitrit naar het terein ligt dan op een hoogst ongelukkige plaats uit het oogpunt van verkeersveiligheid. De zienswijze is op dit punt ongegrond te achten. 9. Reclamant verzoekt het zogenaamde slaaphuis op het landgoed Land en Bosch op te nemen als bijgebouw. Dit gebouw is ten onrechte niet in het plan opgenomen. De zienswijze is gegrond te achten en het plan zal worden aangepast. 10. Reclamant verzoekt het voormalige agrarische bedrijf aan de Beresteinse weg nabij de begraafplaats een woonbestemming met tuin te geven conform het huidige gebruik. Het aantal woningen neemt door de omzetting van de bestemming niet toe omdat er op grond van het geldende bestemmingsplan één bedrijfswoning is toegestaan. De bebouwing behoort tot het Bestaand Bebouwd Gebied van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. De gelegde bestemming is ten onrechte agrarisch. De zienswijze is dan ook op dit punt gegrond te achten. De verbeelding zal worden aangepast, in die zin dat het perceel de bestemming wonen en de bestemming tuin krijgt.
25
11. Reclamant verzoekt tot het aanpassen van de bestemming van de gebouwen nabij de siertuin op Gooilust. De aanduiding ‘m’ voor de voormalige kantoor/kantine is op het verkeerde gebouw gelegd. De aanduiding ‘m’ zal op het juiste bijgebouw worden gelegd. De zienswijze is dan ook op dit punt gegrond te achten. De verbeelding zal worden aangepast. 12. Reclamant vraagt het opnemen van het kijkhuisje (folly) van Gooilust op de verbeelding. Zie nummer 7. 13. Reclamant verzoekt de voormalige gnoestallen bij Gooilust een woonbestemming te geven in plaats van de agrarische bestemming. Als de bestemming wonen niet mogelijk is,dan wil reclamant er de bestemming recreatiewoning, permanente verblijfsrecreatie of bijgebouw op laten leggen. Recentelijk hebben wij vergunning verleend op grond van de Monumentenwet voor het restaureren van beide stallen. De noodzaak voor de plotse bestemmingswijziging is niet gegeven. Het anders bestemmen voor wonen of recreatiewoning heeft een ongewenste precentwerking. De aanduiding bijgebouw kan hier niet gelegd worden omdat er op de bestemming geen hoofdgebouw aanwezig is. Dit onderdeel van de zienswijze achten wij ongegrond en deze leidt derhalve niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. Verder heeft reclamant nog een aantal opmerkingen over de planregels. Artikel 4.3.c. bepaalt dat het overloopparkeerterrein ten hoogste 12 x per jaar gebruikt mag worden. Reclamant wil dit veranderd zien in 30 x per jaar. De reden is dat er in de toekomst door de klimaatverandering meer mooie zondagen komen. Bovendien moet er regelmatig onderhoud aan de parkeerplaats plaatsvinden, waardoor het gewenst kan zijn dat het overloopparkeerterrein ook doordeweeks wordt opengesteld. Allereerst merken wij op, dat het niets is geregeld dat de overloopparkeerplaats enkel op zondagen mag worden gebruikt. Ten tweede is de gevraagde 30 x fors meer dan het plan toestaat, waarbij deze toename niet feitelijk is onderbouwd. Dat er in de toekomst meer mooie zondagen komen, wordt niet door onderzoek gestaafd. Daarentegen wordt er in de ruimtelijke onderbouwing bij het bezoekerscentrum ervan uitgegaan, dat het overloopterrein per jaar maximaal 20 x gebruikt zal moeten worden (pagina 7 bijlage 1 verkeersadvies bezoekerscentrum Gooi en Vechtstreek). Wij achten dit aantal van 20 voldoende en het artikellid zal overeenkomstig worden aangepast. De zienswijze is op dit punt gedeeltelijk gegrond te achten. Artikel 6 (Bos) en artikel 8 (Gemengd-2) moeten worden uitgebreid met een regeling voor de aanwezige follies (schelpengrot, kijkhuisje, speelhuisje, pilaar), aldus reclamant. De bestemming bos is medebestemd voor extensieve en kleinschalige dagrecreatie. Follies zoals schelpengrot en kijkhuisje passen in de bestemming. De bouwvoorschriften laten echter bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, toe. Allereerst zal in de regels (artikel 1’ begrippen’) moeten worden aangegeven wat onder een folly moet worden verstaan. Per bestemmingsvlak met de bestemming bos kan dan maximaal één folly worden toegestaan met een maximale bouwhoogte van 4 meter. Verder zal per bestemmingsvlak ten hoogste één schuur met een maximale goothoogte van 3 meter voor onderhoud en beheer van bos worden toegestaan. De bestemming Gemengd-2 laat kleine gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, toe. Follies kunnen hieronder worden gerekend. Alleen zal hiervoor de maximale bouwhoogte op 4 meter moeten worden gesteld nu het plan een maximale hoogte van 3 meter kent.
Tot slot is er van reclamant een aanvullende zienswijze ingekomen aangaande de moestuin bij Jagtlust. De moestuin met de kassen zullen als zorgproject voor mensen met een beperking worden geëxploiteerd. De veldschuur met woonbestemming zal dienst gaan doen 26
als weekendlogement voor maximaal 4 personen en als kleinschalig vergader- en trainingcentrum. In de zijvleugel met de bestemming bijgebouw zal een keuken, wc’s en werkruimte worden ondergebracht. Reclamant geeft aan parkeerruimte in te richten voor 10 tot 12 auto’s, zoals eerder onder nummer 8 genoemd. Reclamant verzoekt het bestemmingsplan hierop aan te passen. De moestuin valt onder de op de locatie gelegde bestemming Gemengd-2 zodat het plan op dit punt geen aanpassing behoeft. De woning zal naast de woonfunctie tevens als kleinschalig vergader- en trainingscenrum dienen. Hiertegen bestaat uit ruimtelijk oogpunt geen bezwaar, zodat een nadere aanduiding ‘kantoor’ op de woonbestemming kan worden gelegd. De aan de woning gebouwde veldschuur zal dienst doen voor activiteiten verbonden aan het gebruik door mensen met een beperking. Hiertegen bestaat uit ruimtelijk oogpunt geen bezwaar, zodat een nadere aanduiding ‘maatschappelijk’ op de woonbestemming kan worden gelegd. Conclusie De zienswijze gedeeltelijk gegrond te achten. Planregels en verbeelding zullen worden aangepast. 30 M.V. de Jong en mw. C. Probst, Leeuwenlaan 14, 1243 KB ’s-Graveland Samenvatting zienswijze Reclamanten hebben een zienswijze ingediend die gelijkluidend is aan zienswijzen nummer 14,15 en 16. Daaraan is het volgende toegevoegd: Op de plankaart is het bijgebouw niet ingetekend. De huidige locatie van het bijgebouw is nu bestemd tot tuin. In het geldende bestemmingsplan was de woonbestemming achter het huis doorgetrokken tot aan de sloot, waarbij het bijgebouw binnen de bestemmingsgrens valt. Graag de huidige situatie in het plan opnemen en de woonbestemming weer tot aan de sloot doortrekken. Reactie Voor zover de zienswijze gelijkluidend is aan de zienswijzen genummerd 14, 15 en 16, verwijzen wij naar onze reactie aldaar. Voor de zienswijze aangaande het bijgebouw, merken wij het volgende op. Het bijgebouw valt inderdaad buiten het bestemmingsvlak wonen, hetgeen niet de bedoeling is. Op de verbeelding zal het perceel van reclamanten conform het nu nog geldende bestemmingsplan worden aangepast. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond te achten. Het bestemmingsplan wordt gewijzigd vastgesteld, in die zin dat op het perceel Leeuwenlaan 40 de vestiging van een kampeerterrein wordt uitgesloten, alsmede dat op de verbeelding het bestemmingsvlak ‘wonen’ voor wat betreft het perceel van reclamanten, wordt aangepast conform het nu nog geldende bestemmingsplan Oud ’s-Graveland en Oud ’s-Graveland herziening 1987.
27
II Ambtshalve aanpassingen
1. De verbeelding a. Op detailblad gedeelte Leeuwenlaan- Hilversumskanaal staat onder ‘schaal’ abusievelijk aangegeven 1:2500. Dit moet zijn 1:1000. b. Op alle bladen van de verbeelding staat de naam ’s-Gravenland vermeld. Dit is verkeerd gespeld en moet zijn ’s-Graveland. c. De twee appartementengebouwen Castor en Pollux aan het Noordereinde staan aan de achterkant abusievelijk ingetekend in ‘water’. Dit is niet correct; de bestemming water moet worden gewijzigd in ‘Tuin’. d. Op de bestemming ‘water’ moet tussen de bestemming ‘bos’ en de bestemming ‘agrarisch’ van het perceel Spanderswoud 7 de aanduiding ‘brug’ worden opgenomen. e. De bebouwing op het hoekperceel Zuidereinde 149/ Beresteinseweg is niet geheel correct op de verbeelding weergegeven. De twee garages staan los van elkaar en de kleinere op de hoek staat dichter op de weg dan de andere. f. Op het perceel Oude Meentweg 2 is per abuis het zogenaamde zwaluwhotel niet opgenomen.Op de verbeelding komt een nadere aanduiding. g. Op hetzelfde perceel is de aanduiding maximale bebouwing 380 m2 onjuist: dit moet zijn 345 m2. h. Ook op dit perceel is het bijgebouw dat tipt aan de woning per abuis ingetekend als woning. Dit zou betekenen dat er twee in plaats van een woning is toegestaan. De omlijning van het bijgebouw zal worden verwijderd, conform de huidige situatie. i. Op het perceel Noordereinde 70 staat een tuinhuisje. De eigenaar wil dit geheel vervangen maar het ontwerpbestemmingsplan laat dit niet toe. Het college heeft op 19 juli 2011 besloten te bevorderen dat het plan wordt aangepast. De bestemming is daarna wel aangepast, maar de vervanging van het tuinhuisje is nog niet geregeld. Op de plankaart zal een bouwvlak van 4 x 4 meter worden aangebracht met de aanduiding ‘bg’ op de plaats van het huidige tuinhuisje. j. Hoewel reclamante onder 1 wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding niet in haar zienswijze kan worden ontvangen, is er aanleiding nader op de inhoud in te gaan. Het betreft de planologische situatie van Oude Meentweg 6 en 8. Wij hebben de door reclamante genoemde uitspraak van de kantonrechter van 18 april 2012 opgevraagd. Deze uitspraak gaat over over het beeindigen van het gebruik van gronden en opstallen van Natuurmonumenten door de heer P.J.J. de Bruin en de heer F.J.H. de Bruin. Uit deze uitspraak blijkt dat de Vereniging Natuurmonumenten nu niet en in ieder geval niet op korte termijn, de volledige beschikking over haar perceel Oude Meenweg 8 krijgt. Hieruit concluderen wij dat de planologische situatie in het bestemmingsplan moet worden opgenomen conform de huidige bestemmingen van het bestemmingsplan Oud ’s-Graveland. Dat betekent dat Oude Meentweg 6 de woonbestemming en Oude Meentweg 8 de bestemming ‘agrarisch bedrijfserf’ behoudt. k. Het trottoir voor de percelen Noordereinde 44,46 en 48 is per abuis niet bestemd conform het nog vigerende bestemmingsplan, dat het de bestemming verkeersdoeleinden geeft. De bestemmingen ‘ tuin’ voor de percelen Noordereinde 44 en 48 en ‘bedrijf’ voor het perceel nummer 46 worden gewijzigd in ‘verkeer’ voor zover gelegen tussen de bebouwing en de weg. Tevens wordt de bestemming ‘verkeer’ gelegd op een gedeelte van de bestemming ‘tuin’ op het perceel naast de woning nummer 48, gelegen in het verlengde van het eerder genoemde trottoir.
28
2. De planregels a. De regeling voor bed en breakfast is recentelijk door het college verruimd. De nieuwe regeling is nog niet in dit bestemmingsplan verwerkt. Dit gebeurt alsnog. b. Artikel 3 ‘agrarisch’ kent geen regeling voor opslag binnen de bedrijfsgebouwen., zoals in andere bestemmingsplannen. Deze verruiming van de gebruiksmogelijkheden wordt in de regels opgenomen. c. Artikel 8: toevoegen aan 8.2.4.a: ‘en aanduidingsborden’. d. Artikel 8: 8.2.3.d: kleine gebouwen en kassen moeten ook bij 8.2.1.c (ijskelders) worden genoemd. In de huidige redactie zijn ze niet toegestaan. e. Artikel 13 ‘tuin’: Het zwaluwhotel op het perceel Oude Meentweg 2 regelen via een nader aanduiding met een maximale bouwhoogte van 3 meter. f.
Artikel 16 ‘water’: de verwijzing in 16.2.2 is niet correct: de verwijzing naar lid b en lid c moet zijn lid a en lid b.
g. Artikel 19,20 en 21: per abuis is het woordje ‘niet’ weggevallen in de bouwregels (lid 2,sub c onder 3).
29