Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Frankische Driehoek-Brede School
Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Goirle van 15 december 2009 Mij bekend,
De griffier
Gemeente Goirle Afdeling Ontwikkeling Postbus 17 5050 AA Goirle
INHOUD 1 1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
INLEIDING Aanleiding Lijst zienswijzen Ontvankelijkheid Inhoud van de zienswijzen
3 3 3 4 4
2. SCHRIFTELIJKE ZIENSWIJZEN
5
2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6. 2.7. 2.8.
5 6 6 6 6 6 6 6
Waterschap De Dommel Familie Geuze R. Zebregs Familie Van Mierlo Familie Broekhuijsen Familie Heerkens Familie Wols Familie Van der Heijden
BIJLAGEN 1.Ontvangen zienswijzen 2. Bestemming "Groen"
2
1. INLEIDING 1.1.
Aanleiding
Voor u ligt de zienswijzennota van het ontwerp-bestemmingsplan "Frankische Driehoek-Brede School". Dit ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken, van 19 maart 2009 tot en met 29 april 2009, voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode konden, naar keuze schriftelijk of mondeling, zienswijzen naar voren worden gebracht bij de gemeenteraad. Bekendmaking heeft plaatsgevonden in het plaatselijke nieuws- en advertentieblad "Goirles Belang" en in de "Staatscourant" van 18 maart 2009, op de gemeentelijke website, alsmede door middel van aankondiging op het gemeentelijke publicatiebord. Er zijn 8 schriftelijke zienswijzen binnengekomen, waarvan 7 gelijkluidend. Van de mogelijkheid om mondeling een zienswijze naar voren te brengen heeft niemand gebruik gemaakt. Deze zienswijzennota van het ontwerp-bestemmingsplan "Frankische Driehoek-Brede School" geeft een overzicht van de indieners van de zienswijzen, de inhoud van hun zienswijzen, de beoordeling ervan door burgemeester en wethouders en de eventuele gevolgen daarvan voor de plantoelichting, planregels en/of verbeelding.
1.2.
Lijst zienswijzen
In onderstaande tabel staan de namen en adressen van hen die een schriftelijke zienswijze bij de gemeenteraad naar voren hebben gebracht. Nr.
Naam:
1.
Waterschap De Dommel. Postbus 10.001 5280 DA Boxtel Familie Geuze. Bankven 67 5052 BB Goirle R. Zebregs. Bankven 69 5062 BB Goirle Familie Van Mierlo. Bankven 71 5052 BB Goirle Familie Broekhuijsen. Putven 7A 5052 BJ Goirle Familie Heerkens. Putven 9 5052 BJ Goirle Familie Wols. Putven 9A 5052 BJX Goirle Familie Van der Heijden. Putven 11 5052 BJ Goirle
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Adres:
Naar voren gebracht: Bij brief van 23 (ontvangen 24) april 2009. Bij brief van 23 (ontvangen 27) april 2009. Idem. Idem. Idem. Idem. Idem. Idem.
3
1.3.
Ontvankelijkheid
Vóórdat tot een inhoudelijke beoordeling van de zienswijzen kan worden overgegaan, moet worden beoordeeld of deze zienswijzen tijdig, dat wil zeggen binnen de daarvoor in artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening juncto afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde termijn van zes weken, bij de gemeenteraad naar voren zijn gebracht. Het ontwerp-bestemmingsplan "Frankische Driehoek-Brede School" heeft met ingang van 19 maart 2009 zes weken ter inzage gelegen. Dit betekent concreet dat 29 april 2009 (om 00.00 uur) de laatste dag was om omtrent het ontwerpbestemmingsplan bij de gemeenteraad een zienswijze naar voren te brengen. Waterschap De Dommel heeft zijn zienswijze abusievelijk aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden gestuurd. Deze zienswijze is wel binnen de daarvoor geldende termijn ontvangen. Met toepassing van artikel 2:3 van de Algemene wet bestuursrecht is de zienswijze doorgestuurd naar de raad van de gemeente Goirle. Deze zienswijze wordt geacht te zijn ingediend bij de raad van de gemeente Goirle, zijnde het bevoegde beslisorgaan ten aanzien van zienswijzen. Alle zienswijzen zijn binnen de daarvoor in artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening juncto afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde termijn naar voren gebracht en kunnen derhalve inhoudelijk worden beoordeeld.
1.4.
Inhoud van de zienswijzen
De schriftelijke zienswijzen zijn in hoofdstuk 2 samengevat en beoordeeld. Dit betekent niet, dat die onderdelen van de zienswijzen, die niet expliciet worden genoemd niet bij de beoordeling zouden worden betrokken. Elke zienswijze wordt in zijn geheel beoordeeld. Na de samenvatting van de zienswijze volgt de beoordeling. Onder het kopje "Conclusie" is aangeven of de zienswijze gevolgen heeft voor het plan en zo ja, welke gevolgen. Daar waar hierna wordt gesproken over het ontwerp-bestemmingsplan is daarmee bedoeld het ontwerpbestemmingsplan "Frankische Driehoek-Brede School". Kopieën van de ontvangen zienswijzen zijn bijgevoegd als bijlagen.
4
2. SCHRIFTELIJKE ZIENSWIJZEN 2.1.
Waterschap De Dommel
Samenvatting zienswijze In paragraaf 6.2.1 van de plantoelichting staat vermeld dat uit het geohydrologisch onderzoek blijkt dat de bodem slecht doorlatend is. Geconcludeerd wordt dat het gebied niet geschikt is voor infiltratie. De conclusie in paragraaf 6.3 van de plantoelichting geeft aan dat volgens het masterplan afkoppelen het verhard oppervlak zal afvoeren naar de aan te leggen hemelwaterafvoer. Het waterschap ziet echter ook mogelijkheden om door middel van bodemverbetering infiltratie mogelijk te maken. Een andere optie zou kunnen zijn het door vegetatiedaken vasthouden van water. Sowieso zal voor de toename aan verhard oppervlak (1261m²) binnen het plangebied een berging van 50 m³ moeten worden gerealiseerd. Concreet wordt verzocht om: a. in paragraaf 6.2.2 van de plantoelichting op te nemen dat binnen het plangebied minimaal 50 m³ zal worden geborgen; b. in paragraaf 6.3 van de plantoelichting te verwoorden dat er in de concrete uitwerking van het plan de mogelijkheden voor het vasthouden van water binnen het plangebied nader bekeken zullen worden; c. betrokken te blijven bij een nadere duurzame uitwerking van de bergingsopgave en het te realiseren regenwaterstelsel tot een concreet voorstel. In dit voorstel zal ook duidelijk moeten worden hoe wordt voorkomen dat er wateroverlast ontstaat bij een bui van T=100+10%.
Beoordeling zienswijze a. Aan dit onderdeel van de zienswijze kan tegemoet worden gekomen door de plantoelichting op dit punt aan te passen. b. Aan dit onderdeel van de zienswijze kan tegemoet worden gekomen door de plantoelichting op dit punt aan te vullen. c. Er bestaan geen bezwaren om aan dit verzoek tegemoet te komen. De gemeente zal het waterschap De Dommel betrekken bij een nadere duurzame uitwerking van de bergingsopgave en het te realiseren regenwaterstelsel tot een concreet voorstel.
Conclusie a. Dit onderdeel van de zienswijze wordt gedeeld en geeft aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Aan paragraaf 6.2.2 (Effecten planontwikkeling) van de plantoelichting wordt de volgende tekst toegevoegd: "In het plangebied zal minimaal 50 m³ water worden geborgen." b. Dit onderdeel van de zienswijze wordt gedeeld en geeft aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. In de plantoelichting zal aan paragraaf 6.3 de volgende zin worden toegevoegd: ”Bij de concrete uitwerking van het plan zullen de mogelijkheden voor het vasthouden van water binnen het plangebied nader worden bekeken.” c. Dit onderdeel van de zienswijze wordt gedeeld maar geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. De gemeente zal het waterschap De Dommel betrekken bij de nadere duurzame uitwerking van de bergingsopgave en het te realiseren regenwaterstelsel tot een concreet voorstel.
5
2.2 t/m 2.8 Families Geuze, R. Zebregs, Van Mierlo, Broekhuijsen, Heerkens, Wols, Van der Heijden
Samenvatting zienswijze a. Indieners benadrukken dat zij een voorstander zijn van de oprichting van een brede school, maar dat zij op zoek zijn naar een oplossing waarbij er geen of minimale gevolgen zijn voor hun leefklimaat, privacy en waarde van hun woningen. Insprekers kunnen zich niet verenigen met een breder gebruik van de school als dit zou betekenen dat de gebouwen structureel worden gebruikt buiten schooltijden en/of tijdens het weekend. Gevreesd wordt voor overlast. Verzocht wordt om in het bestemmingsplan te regelen dat de gebouwen niet structureel worden gebruikt tussen 18.00 en 08.00 uur. b. Op grond van lid (indieners hebben het abusievelijk over paragraaf) 4.2.2 (Bouwwerken, geen gebouwen zijnde) van de planregels mag de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 15 meter bedragen. Momenteel wordt in het bestemmingsplan uitgegaan van een maximale bouwhoogte van gebouwen van 11 meter enerzijds en 9 meter anderzijds. Ter voorkoming van horizonvervuiling wordt gevraagd om de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te maximaliseren tot de maximale bouwhoogte van de gebouwen. c. Gevraagd wordt naar de bedoeling van artikel 5 (Anti-dubbeltelregel). d. Op grond van artikel 8, (Algemene ontheffingsregels), onder e, van de planregels zijn burgemeester en wethouders bevoegd om ontheffing te verlenen ten behoeve van het oprichten van zend-, ontvang-, sirenemasten en masten ten behoeve van telecommunicatie, al dan niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 5 m² en een bouwhoogte van niet meer dan 40 meter, waarbij de mogelijkheden van gezamenlijk gebruik van deze voorzieningen zo veel mogelijk moeten worden benut. Om horizonvervuiling en degradatie van het leefklimaat en leerklimaat van de kinderen te voorkomen wordt verzocht om de in het plan opgenomen ontheffingsmogelijkheid te schrappen. e. Het bestemmingsplan voorziet in een gedifferentieerd bouwvlak met enerzijds een nok- en goothoogte van 11 meter (linker deel van het bouwvlak). Dit zal leiden tot bebouwing met zichtlijnen direct in de (slaap)kamers en tuin. Voorts zal dit leiden tot bebouwing die hoger is dan de bestaande bebouwing van de gymzaal en de school, die niet in lijn is met de huidige bouwstijl (schuine daken door verschil in nok- en goothoogte). De mogelijkheid om in het rechter deel van het bouwvlak te bouwen tot een nokhoogte van 9 meter heeft directe consequenties voor de horizon/uitzicht. Ook zal dit leiden tot bebouwing die hoger is dan de bestaande bebouwing van de gymzaal en de school, met gevolgen voor de horizon/uitzicht en zichtlijnen direct in/op de (slaap)kamers en tuin. Indieners stellen de volgende wijzigingen voor ten aanzien van de verbeelding (plankaart) en de planregels: - geen wijziging van het aanzicht van de school vanuit oostelijke richting; - behoud en herstel van de groenvoorzieningen ter behoud van het culturele erfgoed van de St. Jacobsbaan; - wijziging van de grens van het linker/rechterbouwvlak, zoals aangegeven in de tekening in de zienswijze; - wijziging in het linker bouwvlak van de maximale nok- en goothoogte in 9 respectievelijk 6 meter in lijn met de huidige bebouwing van de school/gymzaal; - geen wijziging in de huidige bebouwing van de school; - een eerste verdieping in het linker bouwvlak die past in de huidige bouwstijl van de school en de omgeving. Hierbij dient gedacht te worden aan een eerste verdieping met een schuin dak met zwarte dakpannen zonder ramen en zonder zicht richting de woningen van de indieners van de zienswijze. 6
f. Gevraagd wordt om in het bestemmingsplan een bepaling op te nemen teneinde de veiligheid te garanderen. Op dit moment liggen er bierflesjes, blikjes en drugsspuiten. g. Men kan zich verenigen met het gestelde in paragraaf 2.3.2 (Brede School) in de plantoelichting. Tijdens de op 11 december 2008 gehouden inloopavond is een ontwerp gepresenteerd dat in strijd is met de plantoelichting. Afbeelding 5, op pagina 6 van de plantoelichting kan de goedkeuring van indieners wel dragen omdat er geen extra verdieping op de bestaande school komt, er geen inkijk in de tuinen is, de architectuur en de verschijningsvorm aansluiten op de huidige bebouwing. h. Men kan zich niet vinden in de keus voor een ruim bebouwingsvlak, zoals aangegeven in paragraaf 2.4 (Planmethodiek). i. Men vraagt wat de bedoeling is van zorgvoorzieningen, zoals aangegeven in paragraaf 3.2.1. van de plantoelichting. j. Men vraagt wat is bedoeld met het gestelde in paragraaf 3.2.1 en 3.3.2. van de plantoelichting (“Wijkcentra vervullen een spilfunctie in de wijk en organiseren een scala aan activiteiten voor alle doelgroepen.” “Het concept biedt kinderen betere ontwikkelingsmogelijkheden en draagt bij aan een samenhang in de wijk, door combinatie met sportverenigingen en culturele instellingen.” ”In beeld brengen van samenhang tussen sociale, culturele en recreatieve functies enerzijds en (nieuwe) ontwikkelingen op het terrein van onderwijs anderzijds. Het gaat hierbij om samenhang in zowel fysieke als organisatorische sfeer.” “Daarnaast kan binnen de clusters gestreefd worden naar multifunctionele aanwending van onderwijsgebouwen en overige voorzieningen. Doel is samenhang te bewerkstelligen tussen onderwijs en sociaal-, cultureel- en recreatief gebied”.) k. Groenherstel St. Jacobsbaan. In de plantoelichting wordt in paragraaf 3.3.4. (Groenstructuurplan) de Frankische Driehoek en de boomgaard ten zuiden van de sporthal gekenschetst als groenelement met cultuurhistorische waarde. De St. Jacobsbaan wordt niet verwoord en niet opgenomen als cultuurhistorische waarde. Verzocht wordt om: - in het plan de cultuurhistorische waarde van de St. Jacobsbaan op te nemen en - het groen hier te herstellen l. In paragraaf 3.2.5 (Welstandsbeleid) staat: “Het gebied is aan te merken als een ontwikkelingsgebied. Hiervoor gelden de algemene welstandscriteria, nieuwe plannen kunnen redelijkerwijs niet getoetst worden aan de reeds opgestelde gebiedscriteria. Gevraagd wordt welke gebiedscriteria die eerder zijn vastgesteld nu worden overschreden. Naar het oordeel van indieners zijn de huidig opgestelde gebiedscriteria wel degelijk van toepassing en de architectuur van het nieuwe schoolgebouw dient in lijn te zijn met de oorspronkelijke opzet van de wijk. m. De locatie van het schoolplein en de locatie van Amarant aan de zijden van de woningen van indieners zal voor extra geluidshinder gaan zorgen in relatie tot hun woningen en zouden niet mogelijk moeten zijn in de nieuwe plannen, met andere woorden, geen schoolplein op de voormalige groenstrook en schooltuintjes (vanwege geluidhinder), geen Amarant en plein gelokaliseerd aan de tuinen van indieners, gemelde afstanden tot tuinen/huizen zijn onjuist, zoals vermeld in het eindverslag van de gevolgde inspraakprocedure. Gevraagd wordt hoe deze afstanden zijn gemeten. n. Er worden geen extra veiligheidsmaatregelen aangegeven in relatie tot de reeds bestaande problemen met hangjongeren, alcohol en druggebruik. Er wordt niet ingegaan op de voorstellen zoals gedaan in de inspraakreactie. o. Men kan zich niet vinden in de weerlegging van de ingediende inspraakreactie van 18 december 2008. p. Men ziet een planschaderisico-analyse met belangstelling tegemoet.
7
Beoordeling zienswijze a. Voor zover wordt gesteld dat overlast wordt veroorzaakt door het feit dat het schoolgebouw wordt gebruikt buiten de openingstijden, overwegen wij dat indieners dit niet aannemelijk hebben gemaakt. Verder is niet aannemelijk gemaakt dat eventuele overlast van de bezoekers van het schoolgebouw, als deze zich daadwerkelijk zou kunnen voordoen, niet met afdoende maatregelen in het kader van handhaving van de openbare orde zou worden tegengegaan. De handhaving van openingstijden en van de openbare orde is geen aspect dat in een bestemmingsplan kan worden geregeld. b. Artikel 4, lid 4.2.2, onder c, van de planregels bepaalt dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 15 meter mag bedragen. Genoemde planregel heeft betrekking op de bestemming "Verkeer-1 (V-1)". Deze bestemming ligt op een aanzienlijke afstand van de woningen van insprekers, namelijk ±14 meter (Van der Heijden, Putven 11), ±57 meter (Wols, Putven 9a), ±67 meter (Heerkens, Putven 9), ±78 meter (Broeckhuijsen, Putven 7a), ±82 meter (Van Mierlo, Bankven 71), ±83 meter (R. Zebregs, Bankven 69) en ±100 meter ( Geuze, Bankven 67). Gelet op voornoemde afstanden, de situering van de bestemming "Verkeer-1 (V-1)" ten opzichte van genoemde woningen en de aanwezige en toekomstige bebouwing tussen genoemde woningen zullen indieners vanuit hun woningen geen tot nagenoeg geen uitzicht hebben op eventueel te bouwen bouwwerken als bedoeld in voornoemd lid. Zo daar wel sprake van is, is dit gelet op de ligging in een stedelijk gebied zoals in onderhavige situatie niet ongebruikelijk en niet onredelijk. c. Artikel 5 (Anti-dubbeltelregel), van de planregels luidt als volgt: “Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.” Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een nadere uitwerking van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en bevat onder meer bepalingen over bestemmingsplannen. In paragraaf 3.2 Bro zijn twee standaardbepalingen opgenomen: overgangsrecht en anti-dubbeltelbepaling. Deze bepalingen moeten in het bestemmingsplan worden opgenomen en daarvan mag in beginsel niet worden afgeweken. Artikel 3.2.4. Bro luidt: ”In een bestemmingsplan wordt de volgende anti-dubbeltelbepaling opgenomen: grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.” Deze standaardbepaling strekt ertoe te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan tengevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt. Een bekend voorbeeld van een dergelijke regeling is de zogenaamde ‘rustende boerregeling’. Veel bestemmingsplannen voor agrarische gebieden plegen een voorziening te bevatten dat op een agrarisch bouwperceel, waarop de bouw van burgerwoningen op zichzelf genomen niet is toegestaan, een woonhuis mag worden bijgebouwd voor de voormalige bedrijfsleider, die van zijn oude dag zal gaan genieten. Het is voorgekomen dat, nadat de rustende boer het woonhuis had verlaten, en deze woning door een andere ‘burger’ in gebruik was genomen, er opnieuw behoefte bestond aan een vergelijkbare voorziening. Een vergelijkbaar geval is de gebouwde tweede bedrijfswoning die vervolgens niet meer als bedrijfswoning wordt gebruikt. De anti-dubbeltelbepaling maakt de bouw van een nieuwe ‘rustende boer’-woning c.q. tweede (derde) bedrijfswoning onmogelijk. d. Voor zover indieners met dit onderdeel van hun zienswijze beogen te stellen dat het oprichten van zend-, ontvang-, sirenemasten en masten ten behoeve van telecommunicatie nadelige/schadelijke gezondheidseffecten heeft, wijzen wij er in de eerste plaats op dat uit hetgeen indieners hebben aangevoerd onvoldoende blijkt dat daarvan sprake is. (UMTS) antennes zijn de afgelopen tijd veel in het nieuws geweest vanwege de vermeende negatieve gezondheidsgevolgen. Voor- en tegenstanders onderbouwen hun standpunten met diverse onderzoeken met tegengestelde conclusies. Er zijn onderzoeken die wijzen op negatieve gevolgen, doch deze worden door voorstanders veelal gediskwalificeerd als niet- of onvoldoende wetenschappelijk. Daartegenover zijn er onderzoeken geweest die wetenschappelijk betrouwbaar uitwijzen dat bepaalde onderzochte gevolgen niet optreden. Gevolgen voor de lange termijn worden op grond van deze studies weliswaar niet verwacht, doch kunnen wetenschappelijk gezien niet volledig worden uitgesloten. In juni 2006 heeft de staatssecretaris van VROM de Tweede Kamer geïnformeerd over een Zwitsers onderzoek dat 8
mede is uitgevoerd in opdracht van vier Nederlandse ministeries. In dat onderzoek is onder gecontroleerde condities gezocht naar bepaalde effecten van blootstelling aan elektromagnetische straling. Deze bleken niet aantoonbaar aanwezig. De staatssecretaris constateerde vervolgens dat de Nederlandse overheid zich heeft gecommitteerd aan de internationale blootstellingnormen voor elektromagnetische velden zoals opgenomen in de Aanbeveling van de Europese raad uit 1999. De plaatsingsvoorwaarden voor antennes zijn afgestemd op de Europese blootstellingnormen. Metingen van het Agentschap Telecom (ministerie VWS) wijzen uit dat UMTS-antennes zonder uitzondering ruim onder de blootstellingnormen blijven. De staatssecretaris stelt vervolgens dat hij verantwoordelijk is voor het beleid inzake gezondheidsaspecten voor burgers door antennes. Hij rekent het tot zijn verantwoordelijkheid om te beoordelen of de plaatsingsvoorwaarden in combinatie met de Europese normen de gezondheid en het welbevinden van burgers waarborgen. Hij laat zich daarbij bijstaan door de Gezondheidsraad en het RIVM. Deze houden de nieuwste ontwikkelingen in de gaten. De staatssecretaris acht, gelet op de huidige stand van de wetenschap, plaatsing van UMTS-antennes verantwoord. De staatssecretaris ziet voor het gemeentelijk of provinciaal bestuur geen verantwoordelijkheid bij de beoordeling van de gezondheidsgevolgen. Die zouden zich moeten conformeren aan zijn oordeel. Het oordeel van de staatssecretaris is degelijk onderbouwd, met gebruikmaking van recente inzichten en wordt gesteund door gezaghebbende instanties als de Gezondheidsraad en het RIVM. Wij beschikken niet over zodanige gegevens die maken dat het oordeel van de staatssecretaris niet gevolgd zou moeten worden. Wij volgen daarom de opvatting van de staatssecretaris. Binnen de in het plangebied voorkomende bestemmingen worden zend-, ontvang-, sirenemasten en masten ten behoeve van telecommunicatie door middel van een ontheffing mogelijk gemaakt tot een hoogte van 40 meter. Bij het verlenen van de ontheffing, welke aan een procedure is gekoppeld, zal worden bepaald hoe en waar deze mogelijkheid zal worden benut. Op dat moment zal een afweging moeten worden gemaakt omtrent de inpasbaarheid in de omgeving. e. Voor de beoordeling van het groenherstel wordt verwezen naar de beoordeling onder k. Het plangebied van het ontwerp-bestemmingsplan (zie figuur 1) ligt ten westen van indieners percelen.
Figuur 1: fragment plankaart ontwerp-bestemmingsplan "Frankische Driehoek-Brede School".
Het ontwerp-bestemmingsplan kent de bestemmingen "Verkeer-1 (V-1)" en "Maatschappelijk (M)". De als "Maatschappelijk (M)" aangewezen gronden zijn bestemd voor sociaal-maatschappelijke, (para)medische, overheids-, religieuze en/of educatieve doeleinden, kinderopvang, kinderdagverblijf en naschoolse opvang, parkeer-, speel- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, evenementen en ontsluitingsverhardingen. 9
De bestemming "Maatschappelijk (M)" bestrijkt nagenoeg het hele plangebied. Binnen de bestemming "Maatschappelijk (M)" is een bouwvlak aangegeven. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding weergegeven bouwvlak worden gebouwd. De dichtst bijzijnde afstanden van de woningen respectievelijk de percelen van indieners ten opzichte van het bouwvlak zoals dat op de verbeelding van het ontwerp-bestemmingsplan is weergegeven, staan in onderstaande tabel. Dichtst bijzijnde afstand van het bouwvlak Dichtst bijzijnde afstand van het bouwvlak in het ontwerp-bestemmingsplan ten in het ontwerp-bestemmingsplan ten opzichte van de woningen van indieners van opzichte van de percelen van indieners van de zienswijze de zienswijze Bankven 67 ± 15 meter ±10 meter Bankven 69 ± 33 meter ± 20 meter Bankven 71 ± 45 meter ± 35 meter Putven 7A ± 60 meter ± 52 meter Putven 9 ± 52 meter ± 45 meter Putven 9A ± 30 meter ± 20 meter Putven 11 ±17 meter ± 15 meter In het ontwerp-bestemmingsplan is op de verbeelding één groot bouwvlak opgenomen. Hiervoor is gekozen teneinde de schoolgebouwen aan elkaar te kunnen bouwen. Voorts voorziet het ontwerp-bestemmingsplan in een verruiming van het bouwvlak ten opzichte van de in het vigerende bestemmingsplan opgenomen vier afzonderlijke bouwvlakken, doch deze verruiming bevindt zich slechts voor een klein deel aan de zijde waar sommige indieners van de zienswijze wonen. Ten aanzien van de toegestane maximale goot- en nokhoogte is in het bouwvlak een differentiatie opgenomen. Binnen het rechter deel van het bouwvlak is een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale nokhoogte van 9 meter toegestaan. De bouwvakken in het ontwerp-bestemmingsplan en in het vigerende bestemmingsplan (zie figuur 4), voor zover grenzend aan de zijde waar de indieners wonen, hebben dezelfde toegestane maximale goothoogte van 3 meter en toegestane maximale nokhoogte van 9 meter. In zoverre leiden deze hoogten dan ook niet tot een verdergaande aantasting van het woongenot. Het linker deel van het bouwvlak kent een maximale goothoogte van 11 meter en een maximale nokhoogte van 11 meter. Het bouwplan (zie figuren 2 en 3) voorziet in maximaal twee bouwlagen met een maximale nokhoogte van 9 meter. Zoals figuur 2 aantoont is er vanuit de tweede bouwlaag ook geen zicht op/in indieners woningen/percelen, met uitzondering van het deel dat in glas wordt uitgevoerd (op figuur 2 weergegeven met verschillende kleuren groen en grijs). De tweede bouwlaag die in glas wordt uitgevoerd heeft een lengte van ongeveer 42 meter maar wordt voor het grootste deel, namelijk ongeveer 32 meter nagenoeg geheel (gezien vanuit de woningen/percelen van indieners) aan het oog onttrokken. Slechts over ± 10 meter kan naar buiten worden gekeken.
Figuur 2: oostelijke gevel Brede School, zijde van de indieners van de zienswijze.
10
Figuur 3: noordgevel Brede School (links wonen de indieners van de zienswijze).
Omdat het bouwplan voorziet in een maximale nokhoogte van 9 meter bestaat er geen noodzaak om vast te houden aan de in het ontwerp-bestemmingsplan opgenomen maximale goothoogte van 11 meter en de maximale nokhoogte van 11 meter. Dit onderdeel kan derhalve worden gehonoreerd, zij het op andere gronden dan door indieners naar voren gebracht. Het is evenwel niet mogelijk tegemoet te komen aan indieners verzoek om de goothoogte te maximaliseren tot 6 meter omdat het bouwplan voor een deel voorziet in bebouwing met een plat dak waarbij de goot- en nokhoogte 9 meter zijn. Niet uitgesloten is dat bij maximale invulling van de ingevolge het ontwerp-bestemmingsplan toegestane bebouwingsmogelijkheden er sprake kan zijn van een beperking van het woongenot, in de vorm van verminderde privacy en aantasting van het uitzicht. Dit is inherent aan het wonen in een stedelijke omgeving, doch dit leidt niet, mede in acht genomen de afstanden van insprekers woningen /percelen tot het bouwvlak, tot een onredelijke aantasting van het woongenot. Tevens merken wij hierbij op dat ten opzichte van de bestaande gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden er naar ons oordeel geen sprake is van een onaanvaardbare vermindering van het uitzicht noch van een onaanvaardbare aantasting van de privacy / woongenot. Ingevolge het thans ter plaatse vigerende bestemmingsplan "De Hellen-Nieuwe Erven” (zie figuur 4), dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 21 oktober 2008, goedgekeurd door Gedeptueerde Staten van Noord-Brabant op 23 juni 2009 en inwerking getreden op 20 augustus 2009) en waarover door indieners van onderhavige zienswijze geen zienswijze naar voren is gebracht, is immers een nagenoeg zelfde gebruik toegestaan als in het ontwerp-bestemmingsplan. De betreffende grond is in het vigerende bestemmingsplan namelijk bestemd tot "Maatschappelijke doeleinden (M)". Binnen de aldus aangewezen gronden zijn sociaal-maatschappelijke, (para)medische, religieuze en/of educatieve doeleinden, kinderdagverblijf, kinderopvang, naschoolse opvang, parkeer-, speelgroenvoorzieningen en evenementen toegestaan. Het vigerende bestemmingsplan kent vier bouwvlakken: twee grote en twee kleinere. De twee grote bouwlakken liggen op ±10 meter afstand van elkaar en kennen beide een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale nokhoogte van 9 meter. De twee kleinere bouwvlakken kennen een maximale goothoogte van 5 meter en een maximale nokhoogte van 5 meter respectievelijk een maximale goothoogte van 5 meter en een maximale nokhoogte van 6 meter (zie figuur 4).
11
Figuur 4: fragment plankaart vigerende bestemmingsplan "De Hellen-Nieuwe Erven".
Het vorenstaande betekent dat de in het ontwerp-bestemmingsplan opgenomen gebruiks- en bouwmogelijkheden grotendeels overeen komen met hetgeen ingevolge het nu nog vigerende bestemmingsplan "De Hellen-Nieuwe Erven" is toegelaten en dat het ontwerp-bestemmingsplan niet leidt tot een verdergaande aantasting van het woonklimaat zoals door indieners aangegeven. Nu voorts de afstanden tussen de woningen van indieners en het bouwvlak varieert tussen de 15 meter en de 60 meter, is niet aannemelijk dat de wijziging van het uitzicht en het verlies aan privacy zo ernstig is dat in redelijkheid niet tot onderhavige invulling van de schoolbouwlocatie kan worden gekomen. Gelet op het vorenstaande zijn wij van mening dat de keuze voor onderhavige bestemming, ondanks eventuele minimale nadelige gevolgen voor de indieners van de zienswijze, niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. f. De openbare ruimtes zullen hoogwaardig worden ingericht waardoor er een minimale kans bestaat op situaties zoals indieners deze beschrijven. Voor zover binnen het plangebied toch ruimtes zouden ontstaan waar sprake is van verloedering, zoals door indieners geschetst, gaan wij er van uit dat de eigenaar passende maatregelen zal treffen, bijvoorbeeld door het aanbrengen van een hekwerk. Mocht dat niet voldoende zijn dan kan met afdoende maatregelen in het kader van handhaving van de openbare orde worden opgetreden. De handhaving van de openbare orde is geen aspect dat in een bestemmingsplan kan worden geregeld. g. Niet het bouwplan maar het ontwerp-bestemmingsplan met de daarin vervatte gebruiks- en bouwmogelijkheden is onderwerp van de bestemmingsplanprocedure. De beoordeling van het concrete bouwplan zal plaatsvinden door de welstandscommissie, waarbij onder meer wordt getoetst of het bouwplan aansluit op de bestaande bebouwing. Indien men het met dat oordeel van de welstandscommissie niet eens is, kan dat worden aangevochten in de procedure waarbij de bouwvergunning wordt verleend. Wat betreft de zichtmogelijkheden op de tuinen van indieners wordt verwezen naar het gestelde onder e. h. Voor de beoordeling van dit onderdeel van de zienswijze wordt verwezen naar het gestelde onder e. i. In paragraaf 3.2.1 (Interimstructuurvisie Noord-Brabant 2008) van de plantoelichting worden in het algemeen de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van de provincie weergegeven. Ten aanzien van de vraag in welke mogelijkheden het ontwerp-bestemmingsplan voorziet is de bestemmingsomschrijving bepalend. Zie ook de beoordeling onder e. j. De paragrafen 3.3.1 (Toekomstvisie 2015, Goirle, groen en sociaal) en 3.2 (Integraal huisvestingsplan onderwijs 2004-2011) geven in het algemeen het gemeentelijk beleid weer. Onderhavig plan is een uitwerking van het beleid zoals dat is neergelegd in de Toekomstvisie en het Integraal huisvestingsplan. 12
k. De St. Jacobsbaan valt niet binnen het plangebied en zal ook niet in het plangebied worden opgenomen. De St. Jacobsbaan maakt wel deel uit van een groene recreatieve fietsroute. Teneinde het groene karakter daarvan te waarborgen zal ten westen van de St. Jacobsbaan (dit gebied ligt wel in het plangebied) een strook van circa 5 meter (over de lengte van de St. Jacobsbaan, voor zover het plangebeid daar aan grenst) worden bestemd tot "Groen". l. De welstandstoetsing staat thans niet ter beoordeling. Deze zal plaatsvinden op grond van artikel 44 van de Woningwet in het kader van de bouwvergunningverlening waarbij het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, worden beoordeeld. m. Er komt geen Amarant lokaal. Er komt wel een schoolplein, zoals gebruikelijk is bij een school. Dit is in de bestaande situatie ook al. Voor zover indieners vrezen voor geluidsoverlast door de bestemde activiteiten, betreft dit een aspect dat regeling in andere regelingen heeft gevonden, waaronder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en het Activiteitenbesluit. n. Voor de beoordeling van deze zienswijze wordt verwezen naar het gestelde onder f. o. Ingevolge artikel 3.8, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), voor zover hier van belang, is op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De procedure inzake de vaststelling van een bestemmingsplan vangt derhalve aan met de terinzagelegging van een ontwerpplan. Nu het bieden van inspraak geen deel uitmaakt van de in de Wro geregelde procedure, kan het bezwaar aangaande de inspraak geen gevolgen hebben voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en de daaruit voortvloeiende besluiten. Indien men zich niet kan vinden in de weerlegging van de inspraakreacties bestaat de mogelijkheid een zienswijze in te dienen in het kader van de bestemmingsplanprocedure, hetgeen indieners hebben gedaan. p. Voor zover indieners stellen dat ten onrechte een planschaderisicoanalyse ontbreekt wijzen wij erop dat met de initiatiefnemer een planschadeverhaalsovereenkomst is gesloten.
Conclusie a. Dit onderdeel van de zienswijze wordt niet gedeeld en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan b. Dit onderdeel van de zienswijze word niet gedeeld en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. c. Dit onderdeel van de zienswijze wordt voor kennisgeving aangenomen en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerp-bestemmingsplan. d. Dit onderdeel van de zienswijze word niet gedeeld en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan e. Dit onderdeel van de zienswijze wordt niet gedeeld maar geeft wel aanleiding tot aanpassing van het ontwerp-bestemmingsplan. Op de verbeelding zal in het linker deel van het bouwvlak de maximale goot- en nokhoogte van 11 meter en 11 meter worden vervangen door een maximale goothoogte van 9 meter en een maximale nokhoogte van 9 meter. f. Dit onderdeel van de zienswijze wordt niet gedeeld en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerp-bestemmingsplan g. Dit onderdeel van de zienswijze wordt niet gedeeld en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. h. Dit onderdeel van de zienswijze wordt niet gedeeld en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. i. Dit onderdeel van de zienswijze wordt niet gedeeld en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.
13
j. Dit onderdeel van de zienswijze wordt niet gedeeld en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. k. Dit onderdeel van de zienswijze wordt gedeeld voor zover is verzocht het groene karakter te herstellen. Voor het overige wordt dit onderdeel van de zienswijze niet gedeeld en geeft deze geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerp-bestemmingsplan. Deze zienswijze heeft gevolgen voor: - de verbeelding: op de verbeelding zal ten westen van de St. Jacobsbaan een strook van circa 5 meter breed ten westen van de St. Jacobslaan een groenbestemming krijgen. - de planregels: in de planregels zal de bestemming "Groen" worden opgenomen, zoals in bijlage 2 van deze zienswijzennota is opgenomen; - de plantoelichting: in de plantoelichting zal in paragraaf 2.4.2 (Toelichting op de regels) onder het kopje "Hoofdstuk 2 bestemmingsregels" de volgende tekst worden toegevoegd: "Structurele groenvoorzieningen (plantsoenen en andere grotere groenelementen) zijn bestemd als “Groen”. Binnen de bestemming zijn tevens uitritten, voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen, bermen en bermsloten, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, evenementen en speelvoorzieningen toegestaan. Binnen de bestemming mogen bouwwerken, worden gebouwd, waaronder kunstwerken, abri’s en nutsvoorzieningen. Tevens zijn kleine gebouwtjes toegestaan." l. Dit onderdeel van de zienswijze wordt niet gedeeld en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. m.Dit onderdeel van de zienswijze wordt niet gedeeld en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. n. Dit onderdeel van de zienswijze wordt niet gedeeld en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. o. Dit onderdeel van de zienswijze wordt niet gedeeld en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. p. Dit onderdeel van de zienswijze wordt niet gedeeld en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.
14
BIJLAGEN 1. Ontvangen zienswijzen. 2. Bestemming "Groen".
15
BIJLAGE 1 : ONTVANGEN ZIENSWIJZEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Waterschap De Dommel, Postbus 10.00, 5280 DA Boxtel. Familie Geuze Bankven 67, 5052 BB Goirle R. Zebregs, Bankven 69, 5062 BB Goirle. Familie Van Mierlo, Bankven 71,5052 BB Goirle. Familie Broekhuijsen, Putven 7A, 5052 BJ Goirle. Familie Heerkens, Putven 9, 5052 BJ Goirle. Familie Wols, Putven 9A, 5052 BJX Goirle. Familie Van der Heijden, Putven 11, 5052 BJ Goirle. (de zienswijzen nummers 2 tot en met zijn gelijkluidend en ingediend bij één brief, van 23 april 2009)
16
BIJLAGE 2 : BESTEMMING "GROEN"
Groen X.X.
Bestemmingsomschrijving De als "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten; b. in-, uitritten, voet- en rijwielpaden; c. nutsvoorzieningen; d. bermen en bermsloten; e. evenementen; f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; g. speelvoorzieningen.
X.X. Bouwregels X.X.X. Algemeen Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid X omschreven doeleinden met inachtneming van de volgende regels: toegestaan zijn: - gebouwen; - bouwwerken, geen gebouwen zijnde. X.X.X. Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden naast het bepaalde in lid X de volgende regels: a. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 2,5 meter bedragen; b. de maximale oppervlakte aan gebouwen mag niet meer dan 20 m² bedragen. X.X.X. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden naast het bepaalde in lid X de volgende regels: a. de bouwhoogte van plastische kunstwerken mag niet meer dan 2,5 meter bedragen; b. de bouwhoogte van abri's en nutsvoorzieningen mag niet meer dan 3 meter bedragen; en de oppervlakte niet meer dan 20 m²; c. de bouwhoogte van (licht)masten mag niet meer dan 6 meter bedragen; d. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 5 meter bedragen; e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 1,5 meter bedragen.
17