Nota Visbeleid bij Velt en Vecht
Uitgave Waterschap Velt en Vecht , oktober 2010
Velt en Vecht | 2
bij
Nota Visbeleid
Samenvatting Waarom deze nota over visbeleid? De voorliggende nota geeft met name antwoord op de vraag wat de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) betekent voor vissen en vissers in het gebied van waterschap Velt en Vecht. Voor de waterbeheerder vormen vissen primair een onderdeel van het aquatisch ecosysteem dat, m.n. vanwege de KRW, aan bepaalde kwaliteitseisen moet voldoen. Voor hengelsporters zijn vissen vooral een onmisbaar element van hun vrijetijdsbesteding. Dit vraagt om afstemming tussen beiden. Het resultaat daarvan is in deze nota te lezen en vindt te zijner tijd z‟n weerslag in de inhoud van de pachtcontracten die het waterschap met beide hengelsportfederaties in ons gebied (Groningen Drenthe en Oost-Nederland) afsluit. Waterschap en hengelsport vinden elkaar op die manier in de gezamenlijke wens tot een evenwichtige en natuurlijke visstand. Voor het waterschap is vooral de KRW bepalend voor wat we hieronder moeten verstaan. Deze is volkomen helder over de richting waarin de aquatische ecosystemen zich dienen te ontwikkelen. De afstand die moet worden afgelegd is evenwel het resultaat van een (bestuurlijke) afweging van belangen. Een en ander biedt voldoende ruimte voor royaal medegebruik door de hengelsport, mits deze voldoende duurzaam is. Consequenties van de KRW voor de visstand Vanwege de implementatie van de KRW, maar ook vanwege de uitvoering van Waterbeheer 21e eeuw (die daar nadrukkelijk aan gekoppeld is), moet de waterbeheerder veel veranderen aan de inrichting van het watersysteem. De nadruk ligt niet meer alleen op de aan- en afvoer van water, maar vooral ook op de ecologische aspecten van het waterbeheer. Dit heeft de nodige positieve effecten op o.a. de vissamenstelling. Kort gezegd komt het erop neer dat de vispopulaties soortenrijker worden en duurzamer kunnen functioneren. Soortenrijker omdat de nieuwe inrichting vooral gericht is op meer ruimte voor water, waardoor een grotere diversiteit aan vishabitats gerealiseerd kan worden. Daarbij kan bv. gedacht worden aan de aanleg van natuurvriendelijke oevers, het inrichten van overstromingsvlaktes en het uitvoeren van beekherstelprojecten. Vispopulaties worden duurzamer dankzij het vispasseerbaar maken van obstakels in het watersysteem, zoals stuwen en gemalen. Het leefgebied van vissen neemt daardoor toe, zodat beïnvloedingen van buiten relatief kleiner worden. Ook hebben sommige vissoorten een compleet beek- of riviersysteem nodig (van bovenloop tot riviermonding) om alle stadia in hun levenscyclus goed te kunnen doorlopen. Deze beeksystemen zijn in de regel grotendeels gekanaliseerd en genormaliseerd en moeten nu in een meer natuurlijke staat worden teruggebracht.
bij
Nota Visbeleid
Velt en Vecht | 3
Consequenties van de KRW voor de hengelsport Ook voor de hengelsport verandert er het een en ander. De belangrijkste veranderingen zijn: - Het beheer van de visstand wordt het resultaat van afstemming tussen waterbeheerder en visrechthebbende, waarbij met name de KRW-doelen richtinggevend zijn. - De aanleg van natuurvriendelijke oevers, de inrichting van beekdalen volgens het winterbed-zomerbedprincipe („beekdalbrede‟ inrichting) en de extensivering van onderhoud maken de toegankelijkheid en bevisbaarheid van het water soms beperkter. In de nota visbeleid wordt dit per waterlichaam uitgewerkt. Er zijn grofweg twee categorieën te onderscheiden:
Projecten met een „beekdalbrede‟ inrichting, zoals bij het Schoonebekerdiep. Hier concentreert de hengelsport zich wat het waterschap betreft tot een beperkt aantal daartoe in te richten locaties; o In geval van een eenzijdige aanleg van een natuurvriendelijk, c.q. WB21oever, is vissen normaal gesproken alleen toegestaan vanaf de technische oever met onderhoudspad. Het uitzetten van vissoorten die populair zijn onder een bepaalde categorie vissers – meestal gaat het om karpers –, maar die vanuit de KRW niet gewenst zijn, wordt zoveel mogelijk ontmoedigd, zowel in de KRW-waterlichamen als in andere wateren die volgens het waterschap van belang zijn voor de (ecologische) kwaliteit van het watersysteem. In de overige gevallen moet de visstandbeheercommissie instemmen met een dergelijke actie. (Bij)voeren van vissen wordt eveneens ontmoedigd. Evenals bij het uitzetten van vis willen we dit gebruik via communicatie/voorlichting terugdringen. Bepaalde vissoorten (denk met name aan de Aal) kunnen gedurende een bepaalde tijd aan het visrecht worden onttrokken als verwacht mag worden dat dit de realisatie van de KRW-doelen bevordert. o
-
-
Consequenties voor het waterschap De consequenties van de KRW voor het waterschap staan elders beschreven (bv. Duursema, 2008; Riemersma et al, 2007). Hier worden ook de maatregelen ten behoeve van de visstand genoemd. Het opstellen van de voorliggende nota heeft het volgende aanvullend beleid tot gevolg:
bij
-
Vanwege het punt van de toegankelijkheid en bevisbaarheid van watergangen is het van belang dat tijdens het planvormingstraject van inrichtingsprojecten wordt gezocht naar mogelijkheden om de toekomstige bevissing op een aanvaardbaar peil te brengen. Dit betekent dat het waterschap de hengelsportfederaties tijdig bij de planvorming moet betrekken. Als waterschap stellen we daarbij wel de voorwaarde dat de inbreng van de federaties mede plaatsvindt op basis van een overall-visie op dit onderwerp, zodat een en ander op een efficiënte wijze kan plaatsvinden en niet uitsluitend gestuurd wordt door wensen uit de directe omgeving van het project. Dit neemt uiteraard niet weg dat er altijd ruimte is voor lokale inbreng. Locaties die binnen herinrichtingsprojecten speciaal voor de hengelsport worden ingericht, onderhoudt het waterschap in principe. De beroepsvisserij op de Overijsselse Vecht en de aanwezigheid van de waterkrachtcentrale bij De Haandrik hebben een negatieve impact op de migratiemogelijkheden voor vissen. Gezien het hoge KRW-ambitieniveau voor de Vecht onderneemt het waterschap actie om de effecten hiervan te minimaliseren.
Om de afstemming tussen waterschap en hengelsport goed tot z‟n recht te laten komen, is met enige regelmaat overleg nodig. De in 2002 opgerichte visstandbeheercommissie (VBC) is daarvoor het geschikte platform.
Velt en Vecht | 4
Nota Visbeleid
-
Nota Visbeleid bij Velt en Vecht Inhoudsopgave 1 Inleiding en leeswijzer
7
2 Plaats van de nota in het waterbeleid
11
3 De Europese Kaderrichtlijn Water
13
4 Het watersysteem van Velt en Vecht
17
5 Implementatie/vertaling van de KRW bij Velt en Vecht
19
6 Consequenties van de KRW voor de vissen
23
7 Consequenties van de KRW voor vissers en beheerders
29
8 Verhuur van visrechten
33
9 Monitoring en onderzoek
35
10 Communicatie en overleg
37
11 Literatuur
39
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
Maatlatten voor beken/riviertjes en sloten/kanalen Vissoorten bij de verschillende ecologische groepen (gilden), uitgesplitst per watertype Bouwstenen voor een halfnatuurlijke Vecht Korte introductie van de betrokken hengelsportfederaties en waterschap Velt en Vecht
bij
Nota Visbeleid
Velt en Vecht | 5
Velt en Vecht | 6
bij
Nota Visbeleid
1 Inleiding en leeswijzer
1.1 Aanleiding In de voorliggende nota beschrijven de hengelsportfederatie Groningen Drenthe, de hengelsportfederatie Oost-Nederland en het waterschap Velt en Vecht het beleid voor het omgaan met vissen en visserij in het beheergebied van het waterschap. De directe aanleiding daarvoor is de invoering van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Deze wetgeving heeft ervoor gezorgd dat, meer dan voorheen, de visfauna binnen het waterbeheer een prominente plaats heeft als indicator en vertegenwoordiger van de (ecologische) waterkwaliteit. Daardoor is de rol van vissen vergelijkbaar geworden met die van de meer “traditionele” organismegroepen als waterplanten, aquatische macrofauna en algen. Dit betekent dat er concrete doelen voor de vissamenstelling in ons oppervlaktewater gehaald moeten worden. Met “Brussel” zijn bindende afspraken gemaakt over de maatregelen die daarvoor genomen gaan worden de komende jaren. De vraag kan gesteld worden waarom speciaal voor de visfauna een aparte nota is opgesteld, terwijl dat voor de andere biologische groepen niet is gedaan. De belangrijkste reden daarvoor is de verhuur van de visrechten en daarmee de visserij, recreatief dan wel beroepsmatig. Binnen het gebied van Velt en Vecht is de beroepsvisserij van marginaal belang, maar de recreatieve visserij is, net als in de rest van Nederland, alom aanwezig. De sportvisserij vertegenwoordigt daarmee dus een aanzienlijk maatschappelijk belang. Tegelijkertijd heeft de hengelsport invloed op de visstand en sluiten de doelen van de hengelsport voor de vissamenstelling weliswaar vaak, maar niet altijd aan bij die van de KRW. Dit vraagt dus om keuzes. In de voorliggende beleidsnota worden deze keuzes gemaakt en toegelicht. Omdat de KRW dus in hoge mate bepalend is voor ons beleid met betrekking tot vissen, zal een relatief groot deel van dit rapport over deze richtlijn gaan. 1.2 Gedeelde en gescheiden belangen van waterbeheerder en hengelsport De hengelsport is, zoals hierboven al is geconstateerd, een wijdverbreide vrijetijdsbesteding in Nederland. Voor het waterschap is dat een belangrijke reden om, samen met de hengelsportfederaties, over dit onderwerp beleid vast te stellen. Voor een belangrijk deel zullen de wensen van de sportvisserij en de waterbeheerder overeenkomen en kunnen beide organisaties van elkaar profiteren. Voorbeelden zijn: -
-
bij
Nota Visbeleid
Velt en Vecht | 7
Zowel het waterschap als de hengelsportfederaties proberen een natuurlijke en evenwichtige visstand in stand te houden of te ontwikkelen. In Nederland zijn de waterschappen de belangrijkste (overheids)organisaties om maatregelen te treffen die dergelijke doelen dichterbij brengen. Inmiddels gebeurt dat vooral onder de paraplu van de Europese Kaderrichtlijn Water. De hengelsportfederaties communiceren deze beleidsdoelstelling via hun eigen kanalen. Verder is het voor het waterschap van belang om kennis te hebben van de aanwezige visfauna in haar beheergebied. Dergelijke informatie wordt voor een belangrijk deel verkregen door eigen monitoring, maar vangstregistraties door de hengelsport kunnen daar het nodige aan toevoegen. Hiervan is bijvoorbeeld gebruikgemaakt bij het samenstellen van een verspreidingsatlas van vissen in Groningen en Drenthe (Brouwer et al, 2008).
-
-
Vissen vormen een groep waterorganismen die het belang van een goede ecologische waterkwaliteit, vaak effectiever dan andere soortgroepen, onder de aandacht van een breed publiek kunnen brengen. Het waterschap maakt dan ook met enige regelmaat gebruik van de diensten van de hengelsportverenigingen en – federaties op dit gebied (educatie, voorlichting). De hengelsportfederaties beschikken over een professioneel controleapparaat dat ingezet wordt om activiteiten te voorkomen die strijdig zijn met de voorschriften in de visvergunning. Daarmee worden de regels, die mede door de waterbeheerder zijn opgesteld, adequaat gehandhaafd.
Zoals al eerder is opgemerkt streven waterschap en hengelsport een evenwichtige en zo natuurlijk mogelijke visstand na. Het zal echter duidelijk zijn dat er vanuit verschillende perspectieven naar de begrippen „evenwichtig‟ en „natuurlijk‟ gekeken kan worden. De belangen van de hengelsport en waterbeheerder hoeven derhalve niet per definitie op elkaar aan te sluiten. In de voorliggende notitie wordt een en ander nader uitgewerkt.
1.4 Visbeleid op hoofdlijnen Het waterschap en de federaties kiezen ervoor het beleid ten aanzien van vissen alleen op hoofdlijnen te beschrijven. Dit betekent bijvoorbeeld dat we geen visstandbeheerplannen (waarin regels worden opgenomen over het uitzetten van vis) voor de verschillende watergangen in ons gebied gaan opstellen. We gaan er (voorlopig) vanuit dat dit beleidsplan, in combinatie met de huurovereenkomsten, voldoende sturing geeft. Ook worden er voor vissen geen gedetailleerde streefbeelden beschreven. In de visie van het waterschap biedt de wijze waarop de implementatie van de KRW binnen het deelstroomgebied Rijn-Oost heeft plaatsgevonden, in combinatie met de opbouw van de KRW-maatlatten voor vissamenstelling, voldoende duidelijkheid als het gaat om de keuze voor herstelmaatregelen. 1.5 Betrokken partijen Deze beleidsnota van waterschap Velt en Vecht is opgesteld door een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de Hengelsportfederatie Groningen Drenthe (Albert Jan Scheper), de Hengelsportfederatie Oost-Nederland (Ed Piek) en Waterschap Velt en Vecht (Irene de Lange, Iwan de Vries en Gerhard Duursema). In bijlage 4 worden deze drie organisaties kort beschreven. 1.6 Afbakening Bij deze nota visbeleid ligt het zwaartepunt vooral bij de relatie tussen KRW en visserij. Een ander terrein waar waterschap en hengelsport elkaar tegenkomen is het recreatief medegebruik van watergangen die bij het waterschap in eigendom/beheer zijn. Dit onderwerp komt hier alleen in grote lijnen aan de orde en wordt in een aparte notitie, op te stellen door de hengelsportfederaties en in nauw overleg met het waterschap,
Velt en Vecht | 8
bij
Nota Visbeleid
1.3 Doel en resultaat nota visbeleid Met deze nota visbeleid willen waterschap en hengelsportfederaties bereiken dat: - Voor alle betrokkenen duidelijk is hoe Velt en Vecht en beide hengelsportfederaties omgaan met vissen en met de (recreatieve) visserij; - De pachtcontracten (tussen waterschap en hengelsportfederaties) leiden tot een medegebruik door de visserij die het realiseren van de ecologische doelen van de KRW dichterbij brengt.
verder uitgewerkt. Deze notitie maakt na afronding volwaardig deel uit van de nota Visbeleid. 1.7 Visbeleid in Rijn-Oost In dit rapport wordt het visbeleid beschreven zoals dat door de beide hengelsportfederaties en waterschap Velt en Vecht is afgesproken. Inmiddels is er een proces op gang gekomen waarbij geprobeerd wordt beleid op waterschapsniveau op te schalen naar Rijn-Oostniveau. Naar verwachting zal dat in de toekomst ook met het visbeleid gebeuren, maar wellicht niet op korte termijn. We hebben er daarom voor gekozen beleid te formuleren waarvan de geldigheid zich beperkt tot het beheergebied van Velt en Vecht. Bij een eventuele opschaling kan dit rapport wellicht als voorbeeld dienen voor een beleidsnota voor heel Rijn-Oost. 1.8 Leeswijzer - In hoofdstuk 2 beschrijven we de plaats van deze nota in zijn beleidsmatige omgeving. - Hoofdstuk 3 geeft een globale beschrijving van de Europese Kaderrichtlijn Water, met speciale aandacht voor de plaats van vissen daarin. - Hoofdstuk 4 beschrijft in het kort het watersysteem van het gebied van Velt en Vecht - Hoofdstuk 5 gaat over de implementatie van de KRW bij waterschap Velt en Vecht. - In hoofdstuk 6 en 7 geven we concreet aan wat de consequenties van de KRW zijn voor de visserij. In hoofdstuk 6 worden de geplande maatregelen beschreven en wat die globaal betekenen voor de visstand; in het daarop volgende hoofdstuk komen de consequenties voor de hengelsport aan bod. - Hoofdstuk 8 gaat in op het verhuur van visrechten. - In hoofdstuk 9 beschrijven we welke vormen van monitoring worden toegepast om de effectiviteit van maatregelen vast te stellen. - Hoofdstuk 10 gaat over communicatie over visbeleid. - Hoofdstuk 11 bevat de literatuurlijst.
Rivierprik (foto: Marianne Wolfs)
bij
Nota Visbeleid
Velt en Vecht | 9
Velt en Vecht | 10
bij
Nota Visbeleid
2 Plaats van de nota in het waterbeleid
In figuur 1 staat de plaats van de Nota Visbeleid in het waterbeleid schematisch weergegeven. Zoals in de inleiding van dit rapport al is opgemerkt, vormt de Kaderrichtlijn Water de belangrijkste aanleiding voor het opstellen van deze nota. De invulling van dit beleidskader vindt plaats in de zogenaamde stroomgebiedsplannen (voor Velt en Vecht gaat het om het deelstroomgebied Rijn-Oost, zie hoofdstuk 5), die op hun beurt sterk richtinggevend zijn voor de Waterbeheerplannen (WBP‟s) van het waterschap. In het WBP wordt het waterbeleid in globale zin beschreven. Dit gebeurt vaak onder verwijzing naar deelnota‟s, waarvan de Nota Visbeleid er één is. In die zin vormt deze nota een formeel onderdeel van het waterschapsbeleid dat door het Algemeen Bestuur van het Waterschap moet worden goedgekeurd. Verder is er ook een relatie met de Keur van het waterschap. De Keur is een set van juridische verordeningen die gelden in en langs watergangen. In de Keur zal te zijner tijd verwezen worden naar de voorliggende Nota Visbeleid. Tot slot vormt de Nota Visbeleid zoals gezegd de basis voor het pachtcontract op basis waarvan het waterschap het uitgeven van visrechten bij de hengelsportfederaties neerlegt. Deze pachtcontracten worden vooral in verwijzende zin geformuleerd, waarbij uiteraard vooral naar de Nota Visbeleid zal worden verwezen.
Europese Kaderrichtlijn Water
Stroomgebiedbeheerplan Rijn-Oost Provinciale omgevingsplannen Waterbeheerplan Velt en Vecht Vismigratieplan Velt en Vecht Nota visbeleid Velt en Vecht
Beleid hengelsportfederaties Waterschapskeur Velt en Vecht
Huurovereenkomst hengelsportfederaties
bij
Nota Visbeleid
Figuur 1. Relatie van de Nota Visbeleid met de beleidsmatige omgeving
Velt en Vecht | 11
Voorwaarden zoals beschreven in de Vispas
Velt en Vecht | 12
bij
Nota Visbeleid
Kader I. Visie op vismigratie Eind 2007 heeft waterschap Velt en Vecht een visie opgesteld over vismigratie binnen haar beheergebied (Riemersma et al, 2007). Net als bij andere waterschappen wordt er bij Velt en Vecht het nodige in het werk gesteld om de inrichting van beken, sloten en kanalen natuurlijker, dan wel natuurvriendelijker te maken. Vissen kunnen daarvan profiteren, maar dan moeten deze heringerichte trajecten wel bereikbaar zijn. Het blijkt dat met name de Overijsselse Vecht zeer rijk aan vissoorten is (Crombaghs et al, 2002). Veel zijbeken zouden daarvan moeten kunnen profiteren, maar stuwen en gemalen verhinderen dat vaak. Het opheffen of passeerbaar maken van dergelijke barrières is dan ook van wezenlijk belang voor een duurzame vispopulatie. In het visierapport „Verder dan de Vecht‟ is hiervoor een prioritering uitgewerkt. Deze komt erop neer dat watergangen die vooral van belang zijn voor soorten die migreren tussen zoet en zout water, de hoogste prioriteit hebben bij het verwijderen van obstakels. Het gaat hier uiteraard om de Vecht, maar ook om bepaalde kanaaltrajecten die deze rivier met een aantal beeksystemen verbinden. Daarna komen de beeksystemen, omdat hier van nature soorten voorkomen die zich in principe vrij moeten kunnen verplaatsen van bovenloop naar benedenloop. Laagste prioriteit hebben de wateren waarin van nature soorten voorkomen die minder afhankelijk zijn van migratiemogelijkheden. Echter, ook hier is het van belang dat het leefgebied van dergelijke soorten voldoende omvang heeft. Voor het opheffen van visbarrières worden drie sporen gevolgd: een gebiedsgericht spoor (in grote lijnen volgens de planning van het uitvoeringsprogramma van de KRW); een algemeen spoor (ervoor zorgen dat de migratiemogelijkheden niet verder afnemen én dat bij nieuwbouw/renovatie van kunstwerken kansen worden benut) en een projectspoor (de belangrijkste knelpunten worden, los van het gebiedsgerichte spoor, in aparte projecten aangepakt).
Aanleg natuurlijke vispassage Aalderstroom
3 De Europese Kaderrichtlijn Water
Dit hoofdstuk geeft een globale beschrijving van de KRW die geldt voor een groot deel van Nederland, en zeker voor Rijn-Oost. De wijze waarop een en ander vervolgens vertaald is naar het beheergebied van waterschap Velt en Vecht, wordt beschreven in hoofdstuk 5. 3.1 Een kaderrichtlijn t.b.v. de ecologische waterkwaliteit In december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. Deze richtlijn is bedoeld om een verbetering van de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater binnen de lidstaten van de Europese Unie te realiseren. Voor de waterschappen, en ook voor het visbeleid, is met name het onderdeel „oppervlaktewater‟ relevant. De KRW is nadrukkelijk een kaderrichtlijn. Dat betekent dat de landen binnen de EU zélf een praktische invulling aan deze richtlijn moeten geven. Daarmee wordt maximaal recht gedaan aan specifieke omstandigheden die van toepassing zijn binnen de afzonderlijke lidstaten. Dat geldt niet alleen de eigenschappen van het watersysteem, maar ook zaken als sociaaleconomische omstandigheden, bestuurlijk-politieke verhoudingen, etc. Het vaststellen van concrete doelen en concrete maatregelen vindt dus plaats op regionale schaal. Een belangrijke eigenschap van de KRW is verder dat we te maken hebben met een resultaatsverplichting. Waterbeheerders worden afgerekend op het resultaat en niet op de mate waarop we ons ingespannen hebben om dat resultaat te bereiken. Een ander kenmerk van de KRW is dat de resultaten beschreven moeten worden in ecologische termen: wat leveren de maatregelen op voor waterplanten en –dieren? Voor de wateren binnen Velt en Vecht zijn vier organismegroepen van belang: water- en oeverplanten, aquatische macrofauna, vissen en algen. Daarnaast bestaat er een lijst van normen voor chemische stoffen waaraan voldaan moet worden.
bij
Nota Visbeleid
Velt en Vecht | 13
Kader II. Afleiden van ecologische doelen De KRW is een kaderrichtlijn. Het belangrijkste kader daarbij – en waar alle landen dus aan gehouden zijn - wordt gevormd door het volgende: - De ecologische doelen worden vastgesteld op basis van natuurlijke watertypen. - De ecologische doelen worden beschreven op het niveau van een waterlichaam, waarbij een waterlichaam dát deel van een watersysteem is, dat tot hetzelfde watertype behoort en waarbinnen een vergelijkbare menselijke beïnvloeding aanwezig is. - De ecologische doelen moeten worden afgeleid van de ecologische kwaliteit zoals die aanwezig zou zijn wanneer er géén sprake zou zijn van menselijke beïnvloeding (de natuurlijke situatie, c.q. referentie). - Wanneer het – maatschappelijk en technisch - mogelijk is deze menselijke beïnvloeding op te heffen, moeten maatregelen erop gericht zijn deze referentiesituatie te herstellen. Waterlichamen krijgen dan de status „natuurlijk‟. - Wanneer er sprake is van een zogenaamde „sterk veranderde‟ situatie (wat betekent dat de menselijke beïnvloeding niet opgeheven kan worden zonder daarbij significante maatschappelijke schade te veroorzaken) moeten de ecologische doelen naar beneden worden bijgesteld. Tegelijk moet duidelijk aangetoond worden dat alle effectieve herstelmaatregelen die géén significante schade opleveren, wél worden uitgevoerd.
-
Ook de keuze voor de status „sterk veranderd‟ moet op een transparante manier worden onderbouwd. Kunstmatige wateren (wateren die door mensenhand zijn ontstaan) hebben eveneens een aparte status met daaraan gekoppeld doelen die naar beneden zijn bijgesteld.
Kader III. De Praagse methode Voor het vaststellen van de ecologische doelen voor sterk veranderde en kunstmatige wateren is de zgn. Praagse methode ontwikkeld. Deze gaat als volgt: - Om te beginnen wordt de huidige ecologische kwaliteit gemeten (een score tussen 0 en 1); - Vervolgens wordt gekeken welke herstelmaatregelen in aanmerkingen komen. Dit zijn álle maatregelen die effectief zijn en géén significante schade aan de omgeving veroorzaken. Het begrip „significant‟ wordt vooral op basis van bestuurlijke criteria ingevuld, waarbij provinciaal vastgestelde functies (landbouw, recreatie, natuur, etc.) het uitgangspunt vormen. - Het ecologisch effect van deze maatregelen wordt door ecologen zo goed mogelijk ingeschat en vertaald naar een nieuwe score. In een KRW-omgeving heet dit het Goede Ecologische Potentieel (GEP). Voor de sterk veranderde waterlichamen (beken en rivieren) is deze werkwijze door de waterschappen zélf toegepast; voor sloten en kanalen is dit centraal voor heel Nederland gedaan. Het is inmiddels gebleken dat (ecologische) effecten van maatregelen sowieso erg moeilijk te voorspellen zijn, maar helemaal als ze in een KRW-score moeten worden vertaald. Daarvoor is langdurige monitoring van herstelmaatregelen nodig. Binnen RijnOost is daarom besloten dat de eerder genoemde resultaatsverplichting voorlopig niet van toepassing is op de maatlatscores, maar op de voorgenomen herstelmaatregelen. Wel is het belangrijk om de rekenregels waarop de maatlatscores zijn gebaseerd te respecteren: we moeten goed kunnen onderbouwen dat een maatregel in principe tot een hogere score zou moeten leiden. Om een voorbeeld te nomen: we leggen geen vispassages aan omdat uit de KRW-score blijkt dat het aandeel migrerende vissen te gering is, maar omdat goed functionerende vispassages hoe dan ook een positieve invloed hebben op de visstand (bereikbaarheid paaigebieden, vergroting leefgebied). Het níet aanleggen van vispassages kan alleen het gevolg zijn van significante schade voor de omgeving of een te geringe effectiviteit voor de vissamenstelling (bv. in sloten of andere wateren waar connectiviteit van ondergeschikt belang is).
Velt en Vecht | 14
bij
Nota Visbeleid
3.2 Maatlatten en beoordeling Voor de verschillende watertypen en voor elke organismegroep zijn, op landelijke schaal, maatlatten opgesteld waarmee bepaald kan worden hoe ver de gemeten ecologische kwaliteit verwijderd is van de natuurlijke referentie. De maatlat gaat van 0 tot 1, waarbij een score tussen 0 en 0,2 de klasse „slecht‟ aangeeft, terwijl de klasse 0,8–1 de referentie (of Zeer Goede Ecologische Toestand, ZGET) verbeeldt. „Ontoereikend‟, „matig‟ en „goed‟ zitten daar tussenin. Natuurlijke wateren moeten een score boven 0,6 halen (de Goede Ecologische Toestand, GET); voor sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen is de norm afhankelijk van de herstelmaatregelen die uitgevoerd kunnen worden. In Nederland hebben nagenoeg alle waterlichamen de status „sterk veranderd‟. Dit betekent dat met een lagere score kan worden volstaan. De hoogte daarvan is vastgesteld volgens de zogenaamde „Praagse methode‟ (zie kader III).
3.3 Vissen in de KRW
Vissen vormen een wezenlijk onderdeel van het aquatisch ecosysteem en zijn dus een belangrijk kwaliteitselement binnen de KRW. Elk watertype kent z‟n eigen KRW-maatlat. In z‟n algemeenheid geldt dat de beoordeling vooral gebaseerd is op de visgemeenschap als geheel en minder op afzonderlijke soorten. Algemene soorten spelen vaak een belangrijke rol, omdat dergelijke soorten vaak bepalend zijn voor het functioneren van het ecosysteem. De beoordeling is in principe gebaseerd op twee eigenschappen van de aangetroffen vispopulatie: de soortensamenstelling en de abundantie (zie ook Evers et al, 2007 en Van der Molen et al, 2007). -
-
Soortensamenstelling. Voor elk watertype is een lijst opgesteld van soorten die daar in principe gevonden zouden moeten kunnen worden. De mate waarin dat het geval is vormt de basis voor dit onderdeel van de beoordeling. Bij rivieren wordt het aantal soorten per zgn. gilde beoordeeld. Voor de kleinere riviertypen – en alle stromende wateren van Velt en Vecht behoren hiertoe – wordt onderscheid gemaakt in: o Rheofiele (stromingsminnende) soorten o Eurytope soorten (soorten die weinig kenmerkend zijn voor specifieke milieus) o Soorten die migreren tussen regionale wateren en de zee o Soorten die gevoelig zijn voor habitatverstoring Voor sloten en kanalen gaat het om: o Het aantal plantminnende en migrerende soorten Abundantie. Bij de kleinere riviertypen wordt gekeken naar het aantalpercentages van de gilden zoals die onder „soortensamenstelling‟ zijn genoemd. Voor sloten en kanalen is van belang: o Het aandeel brasem + karper o Het aandeel plantminnende soorten
De kwantificering van bovenstaande indicatoren in relatie tot de beoordeling verschilt per watertype. Deze informatie is te vinden in bijlage 1. In bijlage 2 staat aangegeven welke soorten tot de verschillende ecologische groepen (gilden) behoren. Uit de opbouw van de maatlatscores voor sloten en kanalen kan worden afgeleid dat in deze watertypen maatregelen genomen moeten worden die het aandeel brasem en karper beperkt houden en het aandeel plantminnende vissen (en de diversiteit daarvan) bevorderen.
bij
Nota Visbeleid
Velt en Vecht | 15
Voor beken en riviertjes geldt, met name voor de boven- en middenloop, dat de soorten van stromend water dominant aanwezig moeten zijn, maar dat er ook plaats is voor „gewone‟ soorten. Dit laatste geldt met name de meer benedenstrooms gelegen trajecten. Verder zijn soorten die migreren tussen beeksystemen en de zee belangrijk, vooral bij riviertjes. Dat vraagt dus om het zoveel mogelijk opheffen van visbarrières. Ook moeten herstelmaatregelen leiden tot het ontstaan van natuurlijke habitats, zodat soorten die daarvan afhankelijk zijn de visstand sterker zullen domineren.
Velt en Vecht | 16
bij
Nota Visbeleid
4 Het watersysteem van Velt en Vecht
Het watersysteem van Velt en Vecht bestond van oorsprong uit een stelsel van beekjes en beken dat het water afvoerde naar de Overijsselse Vecht. Een deel daarvan was afkomstig van het Drents Plateau (de systemen van het Loo- en Drostendiep). Het gaat hier om zogenaamde zandbeken. Andere beken voerden water af uit hoogveengebieden. In het verleden hebben deze een groot deel van het gebied van Velt en Vecht bedekt. Het Schoonebekerdiep is een duidelijk voorbeeld van een veenbeek. In het Overijsselse deel van het gebied heeft waarschijnlijk alleen de Radewijkerbeek een natuurlijke oorsprong. Deze beek voerde behalve water uit hoogveengebieden ook (kwel)water uit hooggelegen zandgebieden uit Duitsland af. De Wellebeek op de grens met Duitsland is de enige bovenloop in het gebied van Velt en Vecht die gevoed wordt door een zogenaamde puntbron, een plek van geringe afmeting waar dieper grondwater aan de oppervlakte komt. Door ontginning ten behoeve van de landbouw en – voor dit deel van Nederland ook erg belangrijk – de winning van turf, is het watersysteem sterk veranderd. Deze veranderingen laten zich in grote lijnen als volgt omschrijven: -
-
-
De hoogvenen zijn, op enkele restanten na, vrijwel geheel verdwenen en omgevormd tot landbouwgebieden (met name akkerbouw). Deze gebieden worden doorkruist door een relatief dicht patroon van brede sloten, de zgn. veenkoloniale wijken. Met name voor de afvoer van turf zijn veel kanalen gegraven. Deze doorsnijden het natuurlijke afvoersysteem in sterke mate. Ook de beek- en rivierdalen zijn voor een belangrijk deel in landbouwkundig gebruik. Dit heeft geleid tot kanalisatie van de meanderende loop van deze wateren en het verdwijnen van de moerassige brongebieden bovenstrooms. Op een aantal locaties heeft zich stedelijk gebied ontwikkeld (Emmen, Coevorden, Hardenberg, Ommen), wat gezorgd heeft voor een verstoring van het natuurlijke watersysteem.
bij
Nota Visbeleid
Velt en Vecht | 17
Tot slot zijn nog de voedselarme wateren in de hoger gelegen infiltratiegebieden het vermelden waard. Met name in de boswachterijen Gees en Sleen en in de bos- en heidegebieden langs de Vecht (o.a. het Beerzerveld) zijn waardevolle vennen te vinden en in het zuidoosten van Drenthe ligt het Natura 2000-gebied Bargerveen, één van de zeer weinige hoogveengebieden in Nederland waar actieve hoogveenvorming nog mogelijk is.
Velt en Vecht | 18
bij
Nota Visbeleid
5 Implementatie/vertaling van de KRW bij Velt en Vecht
Dit hoofdstuk gaat in op de begrenzing van de waterlichamen (5.1), op de ecologische doelen die daarvoor zijn vastgesteld (5.2) en op de herstelmaatregelen die zijn voorzien (5.3). Zie ook Duursema, 2008. 5.1 Waterlichamen Het invullen van de Kaderrichtlijn heeft in Nederland plaatsgevonden in een zevental deelstroomgebieden. Velt en Vecht behoort tot het deelstroomgebied Rijn-Oost, samen met de waterschappen Reest & Wieden, Groot Salland, Rijn & IJssel en Regge & Dinkel. De wijze waarop de KRW-doelen zijn afgeleid is gezamenlijk met deze waterschappen vastgesteld. Voor Velt en Vecht heeft dit geleid tot het aanwijzen van zestien waterlichamen (zie figuur 2). Negen daarvan hebben de status „sterk veranderd‟ (alle beken, inclusief de Vecht); de overige zeven hebben de status „kunstmatig‟ (sloten en kanalen). Omdat er binnen de sterk veranderde wateren een duidelijk verschil is in mogelijkheden tot ecologisch herstel (zowel technisch als beleidsmatig/bestuurlijk), heeft een aantal waterschappen binnen Rijn-Oost, waaronder Velt en Vecht, gekozen voor een driedeling met betrekking tot het ecologische ambitieniveau: basis, midden en hoog. In tabel 1 staat een overzicht. 5.2 Ecologische ambitieniveaus Voor de Overijsselse Vecht geldt het hoge ambitieniveau. Dit is het gevolg van het grote landschappelijke, recreatieve en ecologische belang van deze rivier op zowel regionaal, provinciaal als landelijk niveau en de daardoor grote bestuurlijke belangstelling. Inmiddels is door Alterra een bouwstenennotitie opgesteld, waarin in grote lijnen aangegeven wordt volgens welke principes de gewenste halfnatuurlijke rivier gestalte kan krijgen. De hoofdlijnen daarvan staan vermeld in bijlage 3. Het middelste ambitieniveau is van toepassing op het Nieuwe Drostendiep, het Loodiep en de Radewijkerbeek. Voor wat betreft de eerste twee heeft dit te maken met de natuurgebieden die bovenstrooms liggen (resp. Westerstroom en Geeserstroom). Voor de Geeserstroom zijn er mogelijkheden om deze via het Loodiep en de Kleine Vecht weer met de Overijsselse Vecht te verbinden, waardoor dit deel van het stroomgebied van de Vecht weer „compleet‟ wordt. In die zin kan gesteld worden dat het ambitieniveau voor het Loodiep weer hoger is dan voor het Nieuwe Drostendiep. Voor het middelste ambitieniveau voor de Radewijkerbeek bestaan drie redenen: (1) de rechtstreekse verbinding met de Vecht (waarvan zowel de Vecht als de beek zélf kan profiteren), (2) de beek is onderdeel van de provinciale EHS en (3) de hoge ecologische doelen bovenstrooms (Wellebeek, Duitsland).
bij
Nota Visbeleid
Velt en Vecht | 19
Voor de overige waterlichamen geldt een ecologische ambitie op basisniveau. Dit heeft te maken met het feit dat het „slechts‟ om kunstmatige wateren gaat (sloten en kanalen) of, in geval van de beken in puur landbouwgebied, met het ontbreken van mogelijkheden om de belangrijkste sturende factor voor herstel, nl. stroming, in voldoende mate terug te krijgen. Vanuit het beleid van Waterbeheer 21e eeuw (WB21) verwachten we echter in een aantal van deze beken wél het beekkarakter deels te kunnen herstellen (zie paragraaf 5.3).
Waterlichaam
Watertype
Status
Ambitieniveau
Overijsselse Vecht
Riviertje op zand (R6)
Sterk veranderd
Hoog
Loodiep
Langzaam stromende beek op zand (R5)
Sterk veranderd
Midden
Nieuwe Drostendiep
Langzaam stromende beek op zand (R5)
Sterk veranderd
Midden
Radewijkerbeek
Langzaam stromende beek op zand (R5)
Sterk veranderd
Midden
Sleenerstroom
Langzaam stromende beek op zand (R5)
Sterk veranderd
Basis
Holslootdiep
Langzaam stromende beek op zand (R5)
Sterk veranderd
Basis
Oude Drostendiep
Langzaam stromende beek op zand (R5)
Sterk veranderd
Basis
Bruchterbeek
Langzaam stromende beek op zand (R5)
Sterk veranderd
Basis
Schoonebekerdiep
Langzaam stromende beek op zand (R5)
Sterk veranderd
Basis
Buma- en Marchienewijk
Gebufferde sloot (M1)
Kunstmatig
Basis
Dommerswijk
Gebufferde sloot (M1)
Kunstmatig
Basis
Braambergersloot
Gebufferde sloot (M1)
Kunstmatig
Basis
Molengoot
Gebufferde sloot (M1)
Kunstmatig
Basis
Randwaterleiding
Gebufferde sloot (M1)
Kunstmatig
Basis
Dooze
Gebufferde sloot (M1)
Kunstmatig
Basis
Kanalen
Regionale kanalen (M3)
Kunstmatig
Basis
Tabel 1. Overzicht waterlichamen Velt en Vecht (type, status, ambitieniveau)
Holslootdiep
Sleenerstroom
Loodiep bij
Bumawijk
Kanalen
Dommerswijk Oude Drostendiep Coevorden
Braambergersloot Molengoot
Schoonebekerdiep
Randwaterleiding Radewijkerbeek Bruchterbeek
Overijsselse Vecht
Dooze
Figuur 2. Ligging waterlichamen Velt en Vecht
Velt en Vecht | 20
Nota Visbeleid
Nieuwe Drostendiep
Vanuit bovenstroomse richting beginnen waterlichamen, volgens KRW-voorschrift, pas op het moment dat het stroomgebied groter wordt dan 1000 hectare. Dit betekent dat bovenlopen en bronnen per definitie niet tot een waterlichaam behoren. Niettemin zal
het duidelijk zijn dat het bovenstroomse deel van een waterlichaam een grote invloed kan hebben op de ecologische kwaliteit van het waterlichaam zelf. Daarom worden maatregelen bovenstrooms wel opgenomen als KRW-maatregel, maar wordt er richting Brussel niet gerapporteerd over de effecten daarvan op bovenlopen zélf en andere kleine wateren. De vertaling van de KRW-ambitie voor de verschillende waterlichamen geven we weer in tabel 2. Bij deze tabel moet worden vermeld dat het hier gaat om een ecologische kwaliteit die minimaal gehaald moet worden. De KRW verplicht ons om altijd specifieke kansen te benutten.
Afnemende ecologische ambitie
Ambitieniveau Hoog
Waterlichamen
Doelen voor ecologische kwaliteit
Vecht
Midden
Loodiep Radewijkerbeek Nieuwe Drostendiep
Basis (beken)
Sleenerstroom Holslootdiep Oude Drostendiep Schoonebekerdiep Bruchterbeek
Basis (sloten)
Braambergersloot Buma- en Marchienewijk Dommerswijk Dooze Molengoot Randwaterleiding Alle kanalen
Hoofddoel: halfnatuurlijke rivier Soorten: Grote diversiteit aan karakteristieke soorten Inrichting: natuurlijke oevers, ruimte voor dynamiek (sedimentatie, erosie, inundatie, stroming) Connectiviteit: maximaal vispasseerbaar Peilbeheer: waterpeil afstemmen op ecologie Hoofddoel:beekherstel in landbouwgebied Soorten: matig grote diversiteit aan karakteristieke beeksoorten Inrichting: natuurlijke oevers, stroming, meandering binnen breed winterbed (50 à 100 meter) Connectiviteit: obstakelvrij, herstel ecologische verbinding met de Vecht (m.u.v. het Nieuwe Drostendiep) Peilbeheer: waterpeil zoveel mogelijk afstemmen op ecologie, inundaties in het winterbed Hoofddoel: optimaliseren biodiversiteit in voormalige beken Soorten: grote diversiteit aan soorten van stilstaand water; geringe diversiteit aan karakteristieke beeksoorten Inrichting: natuurvriendelijke oevers (eenzijdig), nauwelijks dynamiek, beperkte stroming in droge perioden Connectiviteit: obstakelvrij Peilbeheer: waterpeil in eerste instantie afstemmen op landbouw Hoofddoel: robuuste natuur, ook voor niet-aquatische soorten Soorten: grote diversiteit aan algemene soorten Inrichting: natuurvriendelijke oevers (eenzijdig) Connectiviteit: stuwen blijven meestal gehandhaafd Peilbeheer: waterpeil in eerste instantie afstemmen op landbouw
Basis (kanalen)
Hoofddoel: robuuste natuur, ook voor niet-aquatische soorten; grotendeels helder water met drijvende en submerse vegetatie Soorten: matige diversiteit aan algemene soorten Inrichting: lokaal natuurvriendelijke oevers; locatiekeuze in samenhang met aanwezigheid visbarrières Connectiviteit: stuwen alleen passeerbaar op strategische plaatsen voor vismigratie Peilbeheer: waterpeil afstemmen op landbouw en/of scheepvaart
Tabel 2. Vertaling ecologische ambitieniveaus naar ecologische kwaliteit.
bij
Nota Visbeleid
Velt en Vecht | 21
5.3 Maatregelen in combinatie met Waterbeheer 21e eeuw De hierboven geformuleerde KRW-doelen vragen om maatregelen. Het is belangrijk hier op te merken dat deze herstelmaatregelen niet enkel en alleen voortvloeien uit verplichtingen vanwege de KRW, maar ook uit het beleid voor Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Dit beleid komt er vooral op neer dat neerslagwater zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden, c.q. tijdelijk geborgen, om op die manier waterproblemen benedenstrooms (m.n. rondom Coevorden) te voorkomen. Waterschap Velt en Vecht heeft ervoor gekozen deze waterberging vooral in de Drentse beekdalen
Velt en Vecht | 22
bij
Nota Visbeleid
te realiseren. In de praktijk zal dit betekenen dat een strook langs de beken van 50 à 100 meter breed primair wordt ingericht als waterbergingsgebied. Deze ruimte kan dan tegelijk benut worden voor verbetering van de ecologische kwaliteit (hermeandering en vergrote stroomsnelheid, natuurvriendelijke inrichting, extensivering van het onderhoud, toestaan van inundaties en vermindering van emissies uit de landbouw). Al deze maatregelen komen ook de visfauna ten goede. De combinatie met WB21 komt, zoals nu is voorzien, de beekdalen van het Schoonebekerdiep, de Sleenerstroom en het Holslootdiep ten goede. In hoofdstuk 6 werken we de maatregelen verder uit en beschrijven we welke doelen voor de visfauna daarmee ondersteund worden.
6 Consequenties van de KRW voor de vissen
In tabel 2 (paragraaf 5.2) wordt al in globale zin aangegeven welke ecologische doelen/ambities zijn vastgesteld voor de verschillende waterlichamen. Deze doelen zijn ontstaan uit een wisselwerking tussen enerzijds de ecologische potenties van de waterlichamen en anderzijds de beleidsmatige en bestuurlijke ruimte die aanwezig is om deze potenties daadwerkelijk om te zetten in ecologische kwaliteiten. Hieronder volgt een vertaling van deze ecologische ambities naar de maatregelen die genomen gaan worden en welke verandering deze naar verwachting zullen hebben voor de vissamenstelling.
6.1 Waterlichaam Overijsselse Vecht Huidige situatie De rivierloop is gekanaliseerd, verbreed en voorzien van stenen oevers. Natuurlijke processen als oevererosie, sedimentatie en meandering zijn daardoor tot stilstand gekomen. Door piekafvoeren, in combinatie met de stenen oevers is de bodem steeds dieper komen te liggen. De afgesneden meanders zijn vaak nog in het landschap terug te vinden. Mede door kunstmatig in stand gehouden hoge zomerpeilen in de Vecht heeft zich daar waardevolle natte natuur kunnen ontwikkelen. Verlandende meanders vormen een geschikte omgeving voor soorten als de grote modderkruiper. De rivier is gestuwd. Het traject binnen het beheergebied van Velt en Vecht kent vier stuwen, die allemaal voorzien zijn van een vistrap. Bij de meest bovenstroomse stuw (De Haandrik) bevindt zich een kleine waterkrachtcentrale, waarvan bekend is dat deze de nodige visslachtoffers eist. Verder is er nog een beroepsvisser actief, van wie de werkzaamheden met name de migratie van aal belemmeren. Er wordt hard gewerkt aan herstel van de Vecht. Inmiddels is een aantal herstelprojecten afgerond waarbij oude meanders weer zijn aangesloten op de hoofdstroom en/of delen van het winterbed opnieuw zijn ingericht (Uilenkamp en Mölnmarsch bij Diffelen, Loozensche Linie en Brucht).
bij
Nota Visbeleid
Velt en Vecht | 23
Toekomstige situatie In meer algemene zin geldt voor de Vecht het streefbeeld van de halfnatuurlijke rivier. Inmiddels hebben we deze aanduiding vertaald naar een aantal bouwstenen waaruit dit streefbeeld bestaat (Wolfert et al, in concept). Welke bouwstenen op welke locatie een plaats krijgen kan op dit moment nog niet exact worden aangegeven; daarvoor zijn we afhankelijk van uitkomsten van gebiedsprocessen die de komende jaren zullen worden gestart. In grote lijnen ziet de halfnatuurlijke Vecht er als volgt uit (zie ook bijlage 3): - De rivier heeft, met name stroomopwaarts van Dalfsen, een meanderend karakter. Gezien de huidige hydrologische en landschappelijke realiteit, worden de nieuwe meanders minder groot, maar zullen het er meer zijn, zodat de rivier toch zijn oorspronkelijke lengte terugkrijgt. - De rivier wordt 1 à 2 meter minder diep dan in de huidige situatie. Doordat het zomerpeil enkele decimeters lager wordt, kunnen in periodes met weinig neerslag zandbanken in het zomerbed zichtbaar worden. - Het zomerbed wordt 10 à 20% breder, om bij piekafvoeren voldoende afvoercapaciteit te houden.
-
-
Stuwen blijven op de korte en middellange termijn noodzakelijk om het te ver uitzakken van het waterpeil te voorkomen. Langs de stuwen wordt een nevengeul aangelegd die de huidige vistrappen op termijn (qua functionaliteit) zullen vervangen. Door hogere winterpeilen en het deels afgraven van het winterbed komen inundaties frequenter en grootschaliger voor. De oevers zijn grotendeels (orde van grootte: 75%) zonder beschoeiing en, voor zover de veiligheid dat toelaat, begroeid met bomen. Het landgebruik in het winterbed bestaat voor een belangrijk deel uit extensieve landbouw. Er zijn maatregelen getroffen om vissterfte bij de waterkrachtcentrale De Haandrik tegen te gaan. De visstand wordt niet meer negatief beïnvloed door de visserij
6.2 Waterlichaam Loodiep Huidige situatie Het Loodiep was in een ver verleden een meanderende beek die de verbinding vormde tussen de Geeserstroom en de Kleine Vecht, die op zijn beurt uitkwam in de Overijsselse Vecht. Inmiddels is deze beek genormaliseerd en gestuwd en komt uit in het Kanaal Coevorden-Zwinderen. Daarmee bestaat de fysieke verbinding met de Vecht nog steeds, maar de ecologische verbinding is verdwenen. Een eerste stap op het gebied van ecologisch herstel is gezet door al het water dat uit de Geeserstroom komt weer op het Loodiep te zetten; voorheen verdween een deel van dit water in de Hoogeveense Vaart. Toekomstige situatie Op dit moment is het waterschap bezig met planvorming die ertoe moet leiden dat de verbinding tussen Geeserstroom en de Vecht wordt hersteld. Omdat zowel de Geeserstroom als de Vecht – twee wateren waar veel in wordt geïnvesteerd om de ecologische kwaliteit te verbeteren – hiervan zullen profiteren, bestaat het voornemen deze verbinding optimaal te laten functioneren. Dat heeft consequenties voor zowel de inrichting van de beek (meandering, voldoende geschikte beekhabitats, stroming) als voor het opruimen van obstakels voor vissen (opheffen van stuwen, zo mogelijk aquaducten i.p.v. duikers om kanalen te kruisen).
Velt en Vecht | 24
bij
Nota Visbeleid
Consequenties voor de visstand De maatregelen zijn erop gericht het aandeel karakteristieke riviersoorten te laten toenemen door de stromingscondities te verbeteren, de habitatdiversiteit te vergroten, meer en grotere inundaties te laten plaatsvinden en de passeerbaarheid van de stuwen verder te verbeteren. Het gaat daarbij volgens de KRW om soorten als winde, kopvoorn, bermpje, serpeling en riviergrondel. Omdat er van nature weinig stenig substraat in de Vecht aanwezig is, zullen soorten als rivierdonderpad en rivierprik slechts in beperkte mate voor kunnen komen. Vóór de aanleg van de Afsluitdijk zullen ook anadrome soorten als zalm, zeeforel en elft tot de visfauna van de Vecht hebben behoort, maar het is niet realistisch te veronderstellen dat deze soorten binnen afzienbare tijd terug zullen keren. Alleen maatregelen aan de Vecht zélf kunnen dat in ieder geval niet bewerkstelligen.
Consequenties voor de visstand
Voor de vispopulatie in het Loodiep betekent dit een verschuiving van de huidige visstand ( die gedomineerd wordt door soorten van stilstaand water) naar een vispopulatie die voor een belangrijk deel bestaat uit rheofiele soorten (waaronder zeldzamere soorten als beekprik en serpeling) en soorten die van nature van en naar zee migreren.
6.3 Waterlichaam Het Nieuwe Drostendiep Huidige situatie Evenals het Loodiep mondde ook het Drostendiep lang geleden uit in de Kleine Vecht. Sinds het Stieltjeskanaal is gegraven komt de beek in dit kanaal uit. Ook het Drostendiep is gekanaliseerd en gestuwd. Bovenstrooms is een deel van de beek (delen van de Westerstroom en de Aalderstroom) opnieuw van een meanderend lengteprofiel voorzien. Toekomstige situatie De toekomstige inrichting van het Nieuwe Drostendiep is vergelijkbaar met die van het Loodiep (optimaal beekherstel binnen landbouwkundig gebied), maar het grote verschil is dat het maatregelenpakket van de KRW niet voorziet in een ecologische verbinding met de Overijsselse Vecht. De technische en financiële consequenties zijn daarvoor te groot. Consequenties voor de visstand De geplande maatregelen zorgen ervoor dat met name de dichtheid en diversiteit aan karakteristieke beeksoorten naar verwachting zal toenemen. Omdat er echter geen ecologische verbinding met de Vecht gerealiseerd kan worden, zal de natuurlijkheid van de vissamenstelling achterblijven bij die van het Loodiep.
6.4 De waterlichamen Sleenerstroom, Holslootdiep en Schoonebekerdiep Huidige situatie Ook deze drie beken zijn ingericht ten behoeve van het agrarisch gebruik van het omringende gebied. De oorspronkelijke afwatering van de Sleenerstroom via het Holslootdiep naar het Drostendiep is grotendeel opgeheven en vervangen door een afwatering via een veenkoloniale wijk naar de Verlengde Hoogeveense Vaart. Ook de verbinding tussen het Schoonebekerdiep en de Vecht bestaat niet meer; de beek mondt nu uit in het Kanaal Coevorden-Alte Picardie.
bij
Nota Visbeleid
Velt en Vecht | 25
Toekomstige situatie Naar verwachting zullen beide waterlichamen vanwege WB21-doelen (zie paragraaf 5.3) op een vergelijkbare wijze worden ingericht als de voorgaande twee. Daarbij is het streven de oorspronkelijke afvoer naar het Nieuwe Drostendiep zoveel mogelijk te herstellen. De planvorming rond het Schoonebekerdiep is inmiddels afgerond. Bij deze beek is de keuze voor een breed winterbed, met daarbinnen een smal, half meanderend zomerbed, inmiddels definitief. De stuwen worden verwijderd en het winterbed wordt extensief onderhouden. Naar verwachting zal fase 1 van de uitvoering in het najaar van 2009 van start gaan. Er is niet voorzien in het herstellen van de verbinding met de Vecht.
Consequenties voor de visstand In alle drie de waterlichamen is de verwachting dat het aantal stromingsminnende soorten zal toenemen, maar dat deze beperkt blijven tot algemene soorten die weinig eisen stellen aan de kwaliteit van hun omgeving. Te denken valt aan soorten als bermpje en riviergrondel.
6.5 Waterlichaam Het Oude Drostendiep Huidige situatie Het Oude Drostendiep voert het water af van slechts een beperkt deel van het oorspronkelijke stroomgebied van deze beek. Het grootste deel watert nu af via het Nieuwe Drostendiep. Verder is ook deze beek gestuwd en gekanaliseerd. Toekomstige situatie Vanwege de beperkte ecologische potenties van het Oude Drostendiep is het aantal herstelmaatregelen beperkt. Omdat het gaat om een – van oorsprong - stromend water, worden de stuwen vispasseerbaar gemaakt. Daarnaast is ervoor gekozen één oever natuurvriendelijk vorm te geven, terwijl de andere oever een zogenaamd technisch profiel krijgt. Vanaf deze laatste oever wordt de beek onderhouden.
6.6 Waterlichaam Bruchterbeek Huidige situatie Waarschijnlijk is de Bruchterbeek van oorsprong een gegraven waterloop ten behoeve van de ontwatering van het Bruchterveld. De „beek‟ heeft over de hele lengte het aanzien van een sloot, maar kent niettemin een relatief hoge stroomsnelheid. Verder ontleent dit waterlichaam z‟n waarde aan het feit dat hij rechtstreeks in verbinding met de Vecht staat. Toekomstige situatie De toekomstige inrichting van dit waterlichaam is al voor een belangrijk deel uitgewerkt. De stuwen worden vispasseerbaar gemaakt. Het meest benedenstroomse deel wordt licht meanderend vergraven; daarboven is gekozen voor een eenzijdig natuurvriendelijke inrichting van de oevers. Helemaal bovenstrooms wordt een aantal bergingsgebieden ingericht. Deze gebieden van enkele hectares groot bevatten ook in droge periodes water en leveren zo een bijdrage aan de diversiteit van het watersysteem. Consequenties voor de visstand Doordat de Bruchterbeek over de hele lengte obstakelvrij wordt, én vanwege de open verbinding met de Vecht, is de verwachting dat de visfauna aanmerkelijk zal opschuiven in de richting van een populatie die bestaat uit verschillende rheofiele en migrerende soorten.
Velt en Vecht | 26
bij
Nota Visbeleid
Consequenties voor de visstand Voor de visfauna betekent deze inrichting dat met name plantminnende soorten (snoek, zeelt, ruisvoorn, etc.) zullen profiteren, omdat de glooiende oevers voor een grotere oppervlakte aan plantengroei zorgen.
6.7 Waterlichaam Radewijkerbeek Huidige situatie De Radewijkerbeek is vrij recent (1999) opnieuw ingericht omdat deze beek is aangewezen als provinciale ecologische verbindingszone. De belangrijkste maatregelen die toen uitgevoerd zijn, zijn het aanleggen van natuurvriendelijke oevers en de inrichting van een aantal „stepping stones‟, kleine, natuurlijk ingerichte gebieden die de functionaliteit als verbindingszone vergroten. De knelpunten die, redenerend vanuit de KRW, zijn overgebleven, zijn de vispasseerbaarheid (vanwege een aantal stuwen) en de inrichting van het meest benedenstroomse deel. In de huidige situatie loopt het laatste deel van de beek door het industrieterrein van Hardenberg, waar geen ruimte is voor een ecologische inrichting. Toekomstige situatie In de toekomst zullen de stuwen vispasseerbaar worden gemaakt, waarbij de inzet is de huidige stuwen te vervangen door natuurlijk ogende cascades. Verder is het de bedoeling om een alternatieve route voor het meest benedenstroomse deel van de beek (globaal tussen het Overijssels Kanaal en de Vecht) te realiseren. Vanwege de complexiteit van de situatie en de overige planvorming in het gebied (bv. de ontwikkeling van het „Vechtpark‟ door de gemeente Hardenberg) is nu nog niet te zeggen hoe die alternatieve route gaat lopen. Consequenties voor de visstand Omdat de ecologische verbinding met de Vecht hersteld wordt, mag verwacht worden dat de Radewijkerbeek sterk kan profiteren van de grote diversiteit aan vissoorten die in de Vecht aanwezig is.
6.8 Waterlichaam sloten Huidige situatie Het overgrote deel van de sloten in het gebeid van Velt en Vecht heeft een standaardprofiel met beschoeide oevers. In het algemeen worden sloten vrij intensief onderhouden. Op een aantal locaties zijn sloten heringericht met het oog op waterberging en verbetering van de ecologie. Het belangrijkste voorbeeld daarvan wordt op dit moment gevormd door een aantal sloten bij Nieuwlande. Hier is de inrichting met name aangepast aan de eisen die voortvloeien uit de functie als ecologische verbindingszone.
bij
Nota Visbeleid
Consequenties voor de visstand
Velt en Vecht | 27
Toekomstige situatie In de toekomst zullen sloten, waaronder in ieder geval degenen die zijn aangewezen als waterlichaam voor de KRW, zodanig worden ingericht dat ze bijdragen aan zowel waterberging, verbetering van de ecologische kwaliteit als aan de extensivering van het onderhoud. Dit betekent dat sloten breder worden gemaakt en eenzijdig worden voorzien van een natuurvriendelijke oever. De reden voor dat laatste is tweeledig: (1) de ecologische effectiviteit van een extra brede natuurvriendelijke oever is groter dan die van twee minder brede oevers samen en (2) de aanwezigheid van een technisch ingerichte oever maakt het onderhoud eenvoudiger.
Door de aanwezigheid van glooiende oevers is er meer ruimte voor water- en oeverplanten, waardoor verwacht mag worden dat de omstandigheden voor plantminnende soorten (zie bijlage 2) gunstiger worden. De geschiktheid voor brasem en karper zal echter afnemen. Deze verschuiving in de soortensamenstelling leidt tot een hogere score op de KRW-maatlat.
6. 9 Kanalen Huidige situatie Vrijwel alle kanalen zijn beschoeid en liggen voor een groot deel ingeklemd in infrastructuur. Op een aantal provinciale kanalen vindt scheepvaart plaats. Dit alles beperkt de mogelijkheden voor een natuurvriendelijker inrichting in hoge mate. Daarnaast is het lastig om dit nadeel voor de ecologie te compenseren door het realiseren van een betere chemische waterkwaliteit, omdat kanalen zowel gebruikt worden om water aan en af te voeren en om het effluent van rioolwaterzuiveringsinstallaties op te lozen.
Consequenties voor de visstand De toekomstige combinatie van inrichting, baggeren en waterkwaliteit moet er toe leiden dat de visstand verschuift van een situatie waarin brasem en karper minder sterk domineren dan in de huidige situatie.
Velt en Vecht | 28
bij
Nota Visbeleid
Toekomstige situatie In de toekomst zal slechts een beperkt deel van de kanalen (naar schatting hoogstens 5 à 10%) natuurvriendelijk ingericht kunnen worden. Wellicht is het mogelijk op een aantal locaties een soort „wetlands‟ in te richten die bereikbaar zijn vanuit het kanalensysteem. Een eerste onderzoek hiernaar heeft inmiddels plaatsgevonden (Haan, 2009), maar dit moet nog verder uitgewerkt worden. Verder blijkt dat de chemische kwaliteit van het water, zij het in een zeer langzaam tempo, toeneemt, zodat de kansen op een verschuiving naar een systeem met helder(der) water groter worden
Natuurvriendelijke en technische oever Aalderstroom
7 Consequenties van de KRW voor vissers en beheerders
7.1 Inleiding De KRW (en ook WB21) werkt in principe door naar alle gebruikers van het watersysteem. Binnen het gebied van Velt en Vecht is het vooral de agrarische sector die er de consequenties van ondervindt, met name in de vorm van een teruglopend areaal aan landbouwgrond. Maar ook de hengelsport zal, als gebruiker van het water, het een en ander merken van de invoering van de KRW: -
Er treedt een langzaam maar zekere wijziging van de vissamenstelling op in de richting van een meer natuurlijke en evenwichtige visstand; De toegankelijkheid en bevisbaarheid van het water verandert; Waterschap en hengelsportfederaties zullen zich ervoor inzetten dat het uitzetten en bijvoeren van soorten die vanuit de KRW minder gewenst zijn (zoals de karper), af zal nemen. Dit geldt in ieder geval voor wateren die gevoelig zijn voor eutrofiëring (geïsoleerde en/of kleinere wateren, wateren met een specifieke natuurdoelstelling, etc.).
Een en ander wordt hierna verder uitgewerkt. Daarbij moet hier aangetekend worden dat er nog de nodige vragen bestaan met betrekking tot de haalbaarheid en concretisering van de verschillende inrichtingsmaatregelen. Op dit moment gaat het dan ook meer om principiële uitgangspunten dan om kant-en-klare uitwerkingen. Dit kan betekenen dat het beleid voor de hengelsport na verloop van tijd – wanneer een aantal inrichtingsplannen is geëvalueerd - enige aanpassing nodig heeft. 7.2 Bereikbaarheid en bevisbaarheid van watergangen In hoofdstuk 5 wordt aangegeven dat we drie ecologische ambitieniveaus onderscheiden bij de implementatie van de KRW: hoog, midden en basis. Deze drie niveaus zijn in grote lijnen een maat voor de bereikbaarheid en bevisbaarheid van de bijbehorende watergangen, uitzonderingen daargelaten.
bij
Nota Visbeleid
Velt en Vecht | 29
Ambitieniveau hoog (Overijsselse Vecht) Op dit moment zijn de verharde oevers van de Vecht redelijk goed toegankelijk voor een breed scala aan hengelsporters. In de toekomst zal de toegankelijkheid van deze oevers wellicht afnemen doordat de inrichting natuurlijker wordt. Zo zal er op sommige locaties een bredere vegetatiezone gaan ontstaan en zal een deel begroeid raken met wilgen en zwarte els. Ook ligt het voor de hand te veronderstellen dat grotere delen van het winterbed op termijn een bestemming krijgen die mede gericht is op het ontwikkelen van natuurwaarden. Dit zal z‟n weerslag hebben op de toegankelijkheid van het gebied, zeker tijdens het broedseizoen. De recreatieve visserij zal zich dus voor een belangrijk deel moeten concentreren op een aantal daartoe aangewezen locaties, waarbij het voor de hand ligt vooral ook die trajecten van de rivier te benutten die vanuit veiligheidsoverwegingen beschoeid blijven. Dergelijke locaties liggen meestal in de nabijheid van bestaande infrastructuur, wat de bereikbaarheid ervan ten goede komt. Deze locaties kunnen door het waterschap of de gemeente worden onderhouden. Voor de hengelsport is het van belang dat zij, samen met waterbeheerders, gemeenten en terreinbeheerders, actief bezig gaat met het ontwikkelen van een overallvisie op de toekomst van de hengelsportmogelijkheden binnen dit gebied. Een dergelijke visie wordt op dit moment door de
Hengelsportfederatie Oost-Nederland opgesteld. Deze kan vervolgens meegenomen worden in de nadere uitwerking van de Vechtvisie. Ambitieniveau midden, c.q. beekdalen die volgens WB21worden ingericht (zie 5.3) Deze beken worden in de toekomstig minder toegankelijk voor de hengelsport. De beek komt vaak in een breed winterbed te liggen dat naar verwachting extensief zal worden onderhouden. In ieder geval langs de oevers van de beek zullen zich op veel plaatsen bosschages ontwikkelen. Deze zijn essentieel voor de aquatisch-ecologische kwaliteit van de beek. Evenals bij de Vecht ligt het ook hier voor de hand dat, met name in de omgeving van bestaande infrastructuur, speciale vislocaties ingericht worden. Deze worden door het waterschap onderhouden. In de nota over recreatief medegebruik wordt dit nader uitgewerkt. Verder blijft het winterbed in principe wel toegankelijk voor de hengelsport, maar het waterschap neemt verder geen maatregelen om de bereikbaarheid van het water voor vissers intact te houden.
7.2 Onderhoud van de watergangen Een belangrijke voorwaarde bij het inrichten van watergangen is dat volstaan kan worden met een minimum aan onderhoud. Extensivering van onderhoud is dan ook een belangrijke KRW-maatregel. Onderhoud vindt in eerste instantie plaats om aan- en afvoer van water in goede banen te leiden. Verder is het noodzakelijk voor de instandhouding van watertypen als sloten, die zonder onderhoud op termijn zouden verdwijnen. Het waterschap ziet het niet als haar taak watergangen speciaal ten behoeve van de hengelsport te onderhouden, het onderhoud van speciaal daartoe ingerichte vislocaties daargelaten. Als onderhoud daarentegen noodzakelijk is om vissterfte te voorkomen, is dat wel een verantwoordelijkheid van het waterschap. De beweegredenen daarvoor vloeien voort uit onze functionele verantwoordelijkheid voor ecologie en onze maatschappelijke verantwoordelijkheid voor dierenwelzijn. 7.3 Uitzetten van vis Uitzetten van vis past – min of meer per definitie - niet bij een duurzaam waterecosysteem, zeker wanneer het om soorten gaat die niet in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de KRW. Alleen in uitzonderingsgevallen, bijvoorbeeld na een ernstige calamiteit, kan het uitzetten van vis worden overwogen als middel om het herstel van het ecosysteem te bevorderen. In dergelijke gevallen is toestemming van de VBC (zie paragraaf 10.1) nodig. Niettemin is er vanuit de hengelsport een zekere behoefte om vis, met name karpers, uit te zetten. Als waterschap en hengelsportfederaties willen we, met name via voorlichting en evt. andere vormen van communicatie, sportvissers ertoe bewegen hier zo spaarzaam mogelijk gebruik van te maken, met name als het gaat om wateren die gevoelig zijn voor eutrofiëring (troebel water, overlast door blauwalgen).
Velt en Vecht | 30
bij
Nota Visbeleid
Ambitieniveau basis (sloten en kanalen, overige lijnvormige wateren buiten de waterlichamen) Het gaat hier in het algemeen om watergangen die eenzijdig worden voorzien van een relatief brede, glooiende en dus natuurvriendelijke oever. De oever aan de overkant daarentegen wordt technisch ingericht, wat wil zeggen dat vanaf deze steilere oever het onderhoud van de watergang plaatsvindt. De natuurvriendelijke oever wordt alleen onderhouden vanuit ecologische of landschappelijke motieven. Deze oever is niet geschikt voor recreatie; vissen is alleen mogelijk vanaf de technische oever.
Het uitzetten van vis in speciaal daarvoor bedoelde geïsoleerde plasjes (de zgn. karperputten), valt buiten de verantwoordelijkheid van het waterschap. 7.4 Aal Voor alle KRW-watertypen in het beheergebied van Velt en Vecht is de Aal een belangrijke soort (zie bijlage 2). Deze vissoort is de laatste decennia sterk in aantal achteruitgegaan en is nu – op mondiale schaal - „bedreigd‟. Omdat het een soort betreft die voor z‟n voortbestaan afhankelijk is van vrije migratieroutes, zijn maatregelen om de aalstand te verbeteren ingrijpend en duur (herstel watersystemen, opheffen migratieknelpunten en visvriendelijk maken van gemalen). Het ligt voor de hand dat waterschap en hengelsportfederaties gezamenlijk werken aan maatregelen om de aalstand te bevorderen. Bij het waterschap ligt het accent op herinrichting van het watersysteem en het vispasseerbaar maken van stuwen en gemalen. De verantwoordelijkheid van de hengelsportfederaties ligt vooral op het gebied van de onttrekking door de visserij. Om die reden heeft de HSF Groningen Drenthe delen van haar werkgebied tot „aalreservaat‟ verklaard. De HSF Oost Nederland werkt in haar gebied eveneens aan zo‟n regeling. Dergelijke maatregelen sluiten naadloos aan op de doelen van de KRW en dus ook op het beleid van waterschap Velt en Vecht. 7.5 Voeren In de meeste wateren is het nutriëntengehalte van het water te hoog. Het waterschap neemt, voor zover dat in haar vermogen ligt, maatregelen om de voedselrijkdom van het water lager te krijgen (het optimaliseren van RWZI‟s, bufferstroken langs watergangen, voorlichting, etc.). Het (bij)voeren van vissen (met name karpers) zorgt er juist voor dat er voedingsstoffen aan het water worden toegevoegd. In hoeverre dit leidt tot ongewenste ecologische effecten hangt af van de hoeveelheid voer die in het water gedeponeerd wordt, de aard van het voer en het betreffende watertype (groot, klein, stromend, stilstaand, van nature voedselarm of van nature voedselrijk). Zowel de hengelsportfederaties als het waterschap gebruiken het instrument van de communicatie (zie hoofdstuk 10) om het bijvoeren zoveel mogelijk te beperken. 7.6 Graskarpers De KRW schrijft voor dat de waterbeheerder maatregelen moet treffen om het aantal exoten terug te dringen. Graskarpers, die in het verleden op verschillende plaatsen zijn uitgezet om watergangen vrij van waterplanten te houden, behoren tot die exoten. Velt en Vecht heeft enige jaren geleden deze graskarpers weggevangen. Uitzetten van deze soort is niet aan de orde, ook niet in kleine, geïsoleerde wateren.
bij
Nota Visbeleid
Velt en Vecht | 31
7.7 Actief Biologisch Beheer Onder Actief Biologisch Beheer (ABB) wordt verstaan het actief ingrijpen in de samenstelling van de visstand (door uitzetten of wegvangen van bepaalde soorten), met als doel het verbeteren van de ecologische waterkwaliteit. ABB wordt soms genoemd als maatregel om KRW-doelen te realiseren. Een bekend voorbeeld is het wegvangen van brasem en karper, vaak gecombineerd met het uitzetten van snoek, om een troebel meer met weinig waterplanten om te vormen tot een helder systeem met veel waterplanten. Velt en Vecht kent geen waterlichamen waar ABB een zinvolle herstelmaatregel zou kunnen zijn. Wel zou de maatregel ooit in beeld kunnen komen bij sommige zandwinputten of andere geïsoleerde wateren. Vanwege het rigoureuze karakter en de impact op het welzijn van de vissen, staan we als waterschap en hengelsportfederaties kritisch tegenover deze aanpak. Alleen als onomstotelijk
vaststaat dat met een eenmalige aanpak een duurzaam resultaat kan worden geboekt dus wanneer alle sturende factoren op orde zijn - is ABB het overwegen waard.
Velt en Vecht | 32
bij
Nota Visbeleid
)
8 Verhuur van visrechten
8.1 Viswater in eigendom en beheer van het waterschap De eigenaar van het water is tegelijk de eigenaar van het visrecht. Dit visrecht kan verhuurd worden. Waterschap Velt en Vecht heeft het visrecht verhuurd aan de beide hengelsportfederaties die in haar beheergebied actief zijn: Hengelsportfederatie Groningen Drenthe en Hengelsportfederatie Oost-Nederland (zie ook bijlage 4). Hoewel het waterschap de visrechten heeft verhuurd, blijft ze wel verantwoordelijk voor het beheer en de kwaliteit van de visstand. Niettemin worden dergelijke zaken altijd in VBC-verband (dus in samenspraak met beide hengelsportfederaties en de beroepsvisserij) vastgelegd. Dit geldt ook voor wateren die nu nog in eigendom van de provincies of gemeenten zijn, maar op termijn worden overgedragen aan het waterschap. Als waterschap streven we ernaar dat de huurovereenkomsten met beide federaties zoveel mogelijk identiek zijn, zodat in het hele beheergebied dezelfde regels gelden. Daarnaast is het de bedoeling dat de huurovereenkomsten een globaal karakter kennen en waar mogelijk verwijzen naar elders geformuleerd beleid (zoals de voorliggende nota). Het is van belang dat de nieuwe overeenkomsten KRW-proof zijn. We verstaan daaronder dat ze moeten voorkomen dat het gebruik als viswater het behalen van de KRW-doelen in de weg staat. Concreet betekent dit het volgende: -
-
-
Waterschap en hengelsportfederaties hebben het recht om bepaalde wateren en/of vissoorten gedurende een bepaalde tijd aan het visrecht te onttrekken als verwacht mag worden dat dit de realisatie van de KRW-doelen bevordert. De huurder voert het visstandbeheer volgens de principes van integraal waterbeheer uit, dat wil zeggen afgestemd op de functie en ecologische doelstellingen van de watergangen. De doelstellingen geformuleerd vanuit de Kaderrichtlijn Water en/of Waterbeheer 21e eeuw zijn daarbij leidend. De huurder moet toestaan dat het waterschap visserijkundige maatregelen treft die noodzakelijk zijn voor het behalen van de ecologische doelstellingen. Het waterschap mag te allen tijde visstandbemonsteringen in haar wateren uitvoeren.
In de nieuw op te stellen huurovereenkomsten laten we bovenstaande aspecten, in aanvulling op de bestaande artikelen, nadrukkelijk aan bod komen.
bij
Nota Visbeleid
Velt en Vecht | 33
8.2 Viswater in eigendom en beheer bij gemeenten en provincie In gevallen waarbij niet het waterschap, maar bv. een gemeente of provincie eigenaar van het water is, zijn de federaties de aangewezen instanties om een huurovereenkomst op te stellen. Omdat het waterschap het voornemen heeft om het beheer van stedelijk en provinciaal water over te nemen, gebeurt dit in samenspraak met het waterschap.
Velt en Vecht | 34
bij
Nota Visbeleid
9 Monitoring en onderzoek
9.1 Monitoring voor de KRW Vissen vormen een verplicht onderdeel van de KRW-monitoring. Er wordt onderscheid gemaakt tussen Toestand- en Trendmonitoring (T&T) en Operationele Monitoring (OM). OM is bedoeld om vast te stellen of de ecologische doelen die voor de verschillende waterlichamen zijn geformuleerd, gehaald worden (toetsing aan het Goede Ecologische Potentieel). In elk waterlichaam ligt minstens één OM-punt. T&T vindt plaats om trends vast te stellen binnen grotere watersysteemeenheden. Om die reden is de dichtheid van het T&T-meetnet veel geringer. Binnen de grenzen van Velt en Vecht bevindt zich slechts één T&T-punt biologie: de Verlengde Hoogeveense Vaart. Velt en Vecht heeft ervoor gekozen om álle waterlichamen op vis te monitoren. Daarbij wordt, evenals bij de overige waterschappen in Rijn-Oost, een frequentie gehanteerd van eens in de drie jaar. Deze intensieve monitoring is vooral bedoeld om op korte termijn inzicht te krijgen in de betrouwbaarheid van de onderzoeksmethodiek. Het voornemen is echter om de frequentie later terug te brengen tot bv. eens in de zes jaar. Bemonstering, verwerking van de gegevens en rapportage worden in principe uitbesteed aan een ecologisch adviesbureau. De bemonstering wordt uitgevoerd volgens de standaardprocedures zoals die staan beschreven in het Handboek Hydrobiologie (STOWA, 2010). Kader IV. Periode van bemonstering Voor wat betreft het kiezen van een bemonsteringstijdstip zijn twee argumenten van belang: de betrouwbaarheid van de bemonsteringsresultaten (geeft de aangetroffen vissamenstelling een reproduceerbaar beeld van de belangrijkste omgevingsvariabelen?) en de mate waarin vissen schade ondervinden van de bemonstering (stress, beschadigingen, sterfte). Het Handboek Hydrobiologie maakt aannemelijk dat bemonsteringen in de zomerperiode (juli – oktober) het meest betrouwbare beeld van de aanwezige ecologische kwaliteit oplevert. Voor wat betreft het aspect dierenwelzijn wordt geconcludeerd dat er zowel voor de zomer- als de winterperiode argumenten aan te voeren zijn waarom bemonsteringen juist in díe periode uitgevoerd zouden moeten worden. Velt en Vecht kiest daarom voor de zomerperiode. Mocht uit nader onderzoek blijken dat bemonstering in de winterperiode toch de voorkeur heeft vanuit het aspect dierenwelzijn, dan past het waterschap de monitoring daarop aan. De monitoringsresultaten zijn in principe voor iedereen beschikbaar. De KRW kent ook nog „Nader onderzoek‟ als onderdeel van de monitoring. Dergelijk onderzoek wordt uitgevoerd wanneer onduidelijk is door welke oorzaak KRW-doelen niet gehaald worden. In hoeverre deze vorm van monitoring toegepast gaat worden in de toekomst, kan nu nog niet worden aangegeven.
bij
Nota Visbeleid
Onderzoek bij vispassages
Velt en Vecht | 35
9.2 Overig onderzoek Naast het reguliere, routinematige onderzoek van de visstand, vindt ook meer projectmatig onderzoek plaats. Daarvan wordt hieronder een beknopt beeld geschetst.
Met name vanuit de KRW worden veel vismigratieknelpunten aangepakt. Het is gebleken dat er verschillende manieren zijn om vismigratie te bevorderen (vistrappen naast stuwen, vistrappen in plaats van stuwen, stuwen vervangen door een groot aantal drempels, bypasses in de vorm van beek- en riviermeanders) en deze vispassages kennen een groot aantal uitvoeringsvarianten. Om een beter inzicht in de effectiviteit van deze varianten te krijgen, wordt er op verschillende locaties naar verricht. Zo mogelijk wordt dit gedaan door medewerkers uit de buitendienst die hiertoe een speciale opleiding hebben gevolgd.
Monitoring t.b.v. de Flora- en Faunawet De Gedragscode (UvW, 2006) die de waterschappen in Nederland hebben ondertekend om hun waterbeheertaken zodanig uit te voeren dat ze binnen de regelgeving van de Flora- en Faunawet vallen, betekent ondermeer dat we voldoende verspreidingsgegevens van beschermde soorten beschikbaar moeten hebben. Het gaat daarbij om soorten als grote en kleine modderkruiper, bermpje en rivierdonderpad. In het algemeen zijn er onvoldoende data beschikbaar om beheer en onderhoud van wateren op de aanwezigheid van dergelijke soorten af te stemmen. Dat vraagt dus om speciaal daarop toegesneden onderzoek. Om het verspreidingsbeeld van deze soorten actueel te houden, kan niet met een eenmalige monitoring worden volstaan, maar is cyclisch onderzoek noodzakelijk. In de hierboven genoemde gedragscode wordt een en ander nader uitgewerkt.
Velt en Vecht | 36
bij
Nota Visbeleid
Onderzoek bij overige inrichtingsmaatregelen Het waterschap voert met enige regelmaat inrichtingsmaatregelen uit om de kwaliteit van het watersysteem te vergroten. In principe zou de KRW-monitoring toereikend moeten zijn om daar de effectiviteit van te meten. Vaak is het echter belangrijk om deze effectiviteit op een kleinere schaal te meten (bv. op het niveau van een natuurvriendelijke oever of een aangetakte meander). In dat geval vindt aanvullende monitoring plaats.
Karpers
10 Communicatie en overleg
10.1 Communicatie algemeen: de visstandbeheercommissie (VBC) De VBC Velt en Vecht is het formele platform waar afspraken over visbeleid en –beheer worden gemaakt, ook als het gaat om communicatieve aspecten. In 2001 is deze VBC op initiatief van de provincie Overijssel opgericht. Het doel van de VBC is het visstandbeheer zo goed mogelijk af te stemmen op het waterbeheer zoals dat door de waterschappen wordt gevoerd en omgekeerd. De overeenkomst tussen enerzijds de sport- en beroepsvisserij en anderzijds de waterschappen is in de vorm van een convenant gegoten. De vaste samenstelling van de VBC bestaat uit de beide hengelsportfederaties (Oost Nederland en Groningen Drenthe), de beroepsvisserij (in de praktijk vertegenwoordigd door de hengelsportfederatie) en het waterschap. De provincies Drenthe en Overijssel en de belangrijkste natuur- en landschapsbeheerders zijn agendalid. Er is afgesproken dat de VBC in principe twee keer per jaar vergadert.
10.2 Communicatie met betrekking tot de Nota Visbeleid 10.2.1 Nadere uitwerking van het beleid Deze Nota Visbeleid heeft tot doel om waterschapsbeleid (KRW en WB21) en het medegebruik door de hengelsport (en beroepsvisserij) op elkaar af te stemmen. Het opstellen van de nota heeft tot de conclusie geleid dat waterschap en visserij op hoofdlijnen dezelfde doelen nastreven, maar dat er over een tweetal onderwerpen geen volledige overeenstemming bestaat: -
-
De mate waarin het bijvoeren van vissen leidt tot een verslechtering van de waterkwaliteit en daarmee in principe dus in strijd is met de Europese Kaderrichtlijn; De effecten van het uitzetten van karpers.
Vanuit de principes van de Europese Kaderrichtlijn Water is het wenselijk om deze vorm van medegebruik te extensiveren, terwijl een (beperkt) deel van de hengelsport graag van deze mogelijkheid gebruik wil blijven maken. Waterschap en hengelsportfederaties hebben samen geconstateerd dat het weinig zinvol is om deze discussie uitgebreid en principieel te voeren. We kiezen er daarom voor om via communicatie en voorlichting (website, folders, Het VISblad, nieuwsbrieven, clubbladen, etc.) de individuele sportvisser, naast andere onderwerpen, te informeren over de mogelijk negatieve effecten van het bijvoeren en uitzetten van vissen op de ecologische kwaliteit van het watersysteem. Via de VBC wordt een en ander nader uitgewerkt.
bij
Nota Visbeleid
10.2.3 Implementatie in projecten
Velt en Vecht | 37
10.2.2 Breed verspreiden van het visbeleid Om een breder publiek op de hoogte te brengen van de inhoud van deze Nota Visbeleid stellen de federaties en het waterschap in VBC-verband een publieksfolder samen waarin de hoofdlijnen van het beleid worden samengevat. Deze folder wordt verspreid via in ieder geval het waterschap en de hengelsportfederaties. Deze folders zijn ook, evenals de nota zelf, te downloaden via de websites van beide organisaties.
Natuurlijke vispassage Aalderstroom
Velt en Vecht | 38
bij
Nota Visbeleid
De uiteindelijke implementatie van beleid vindt grotendeels plaats bij het realiseren van projecten (beekherstel, aanleg natuurvriendelijke oevers, etc.). Om de wensen van de hengelsport een plaats te geven in dergelijke projecten, is het van belang dat de federaties in een vroeg stadium worden betrokken. Interne communicatie met de projectleiders van het waterschap is daarbij essentieel.
Paling (foto: Marianne Wolfs)
11 Literatuur
Brouwer, T., B. Crombaghs, A. Dijkstra, A.J. Scheper en P.P. Schollema, 2008. Vissenatlas Groningen Drenthe. Uitgeverij Profiel Bedum. Crombaghs, B.H.J.M., Berg, N. van den & A. B. Goutbeet, 2002. Vissen in Overijssel. Verspreidingsatlas van zoetwatervissen in stromende en stilstaande wateren in Overijssel. Duursema, G., 2008. Consequenties Europese Kaderrichtlijn Water voor waterschap Velt en Vecht. Waterschap Velt en Vecht, Coevorden. Evers, C.H.M. en R.A.E. Knoben (red.), 2007. Omschrijving MEP en maatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn Water. STOWA-rapport 2007-32b. RWS-rapport 2007.019. Haan, H.R.J., 2008. Toepassing Kaderrichtlijn Water op kanalen. Maatregelen voor kanalen t.b.v. de Kaderrichtlijn Water. Afstudeerrapport Saxion Hogescholen. Molen, D.T. van der, en R. Pot (red.), 2007. Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water. STOWA-rapport 2007-32. RWS-rapport 2007.018. Riemersma, P. en H. Wanningen, 2007. Verder dan de Vecht; Visie vismigratie Velt en Vecht. STOWA, 2010. Handboek hydrobiologie. Biologisch onderzoek voor de ecologische beoordeling van Nederlandse zoete en brakke oppervlaktewateren. Unie van Waterschappen, 2006. Gedragscode Flora- en Faunawet voor waterschappen. Wolfert H., A. Corporaal, G. Maas, K. Maas, B. Makaske en P. Termes, in concept. Toekomst van de Vecht als een halfnatuurlijke laaglandrivier. Bouwstenen bij de grensoverschrijdende Vechtvisie 2009. Alterra-rapport 1897.
bij
Nota Visbeleid
Velt en Vecht | 39
Velt en Vecht | 40
bij
Nota Visbeleid
Bijlage 1 Maatlatten voor beken/riviertjes en sloten/kanalen In deze bijlage wordt aangegeven op welke wijze de vissamenstelling van beken/riviertjes en sloten/kanalen zicht vertaalt naar een toedeling aan een kwaliteitsklasse. 0 Aandeel brasem en karper (%) Aandeel plantminnende vis (%)
Sloten Kanalen Sloten Kanalen
Aantal plantminnende en migrerende soorten
Sloten Kanalen
10
20
0
30
40
2
50
4
60
70
80
90
100
6
Maximaal ecologische potentieel Goed ecologische potentieel Matig Ontoereikend Slecht
KRW-beoordeling van de vissamenstelling van sloten en kanalen (deelmaatlatten % brasem + karper, % plantminnende vis en aantal plantminnende en migrerende vissen)
Soortensamenstelling per gilde Maatlatscore Rheofiel (aantal) Eurytoop (aantal) Migratie regionaal/zee (aantal) Habitatgevoelig (aantal)
1 5 7 6 7 3 5 10 11
Beken Riviertjes Beken Riviertjes Beken Riviertjes Beken Riviertjes
0,9
0,8 4 6 5 6
0,7
0,6 3 5 4 5
0,5
0,4 2 4 3 4
0,3 3 3 1
2 4 8 9
9 10
3 6 7
7 8
2 4 5
5 6
0,2 1 2 2 2
0,1 1 1 1
1 2 3
3 4
1 2
0 0 0 0 0 0 0 0 0-1
Abundantie per gilde 0 Rheofiel (%) Eurytoop (%) Migratie regionaal/zee (%) Habitatgevoelig (%)
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Beken Riviertjes Beken Riviertjes Beken Riviertjes Beken Riviertjes Zeer goed Goed Matig Ontoereikend Slecht
bij
Nota Visbeleid
Velt en Vecht | 41
KRW-beoordeling van de vissamenstelling van beken en riviertjes (deelmaatlatten soortensamenstelling en abundantie; uitgesplitst per gilde)
Velt en Vecht | 42
bij
Nota Visbeleid
Bijlage 2. Vissoorten bij de verschillende ecologische groepen (gilden), uitgesplitst per watertype Beken en
Rheofiel
Eurytoop
Migratie
riviertjes
Habitatgevoelig
regionaal/zee Beken
Riviertjes
Beken
Riviertjes
Beken
Riviertjes
Beken
Riviertjes
(R5)
(R6)
(R5)
(R6)
(R5)
(R6)
(R5)
(R6)
Alver Baars Beekprik Bermpje Blankvoorn Driedoornige stekelbaars Kleine modderkruiper Kopvoorn Paling Riviergrondel Rivierprik Serpeling Snoek Tiendoornige stekelbaars Vetje Winde
bij
Nota Visbeleid
Velt en Vecht | 43
Sloten en kanalen
Plantminnend
Plantminnend en zuurstoftolerant
Bittervoorn Driedoornige stekelbaars Giebel Grote modderkruiper Kleine modderkruiper Kroeskarper Paling Ruisvoorn Snoek Tiendoornige stekelbaars
Zeelt
Velt en Vecht | 44
bij
Nota Visbeleid
Vetje
Migrerend
Bijlage 3. Bouwstenen voor een halfnatuurlijke Vecht In 2009 hebben de waterschappen Groot Salland en Velt en Vecht en de provincie Overijssel aan een consortium van (onderzoeks)instituten (Alterra, HKV, KWR en DHV) opdracht gegeven nadere invulling te geven aan het in 1997 geformuleerde doel van een halfnatuurlijke Vecht. Kort samengevat luidde de opdracht: geef aan op welke wijze een maximale ecologische en landschappelijke winst binnen het winterbed van de Vecht gerealiseerd kan worden binnen de randvoorwaarde dat veiligheid in hoogwatersituaties die eens in de 200 jaar optreden, minimaal op het huidige niveau gehandhaafd blijft. In de rapportage die daaruit voortgekomen is wordt een aantal bouwstenen genoemd dat toegepast moet/kan worden om dit doel te bereiken. Hieronder volgt een beknopte beschrijving. Bouwsteen meandering Meandering is een belangrijke eigenschap van een natuurlijke rivier. Daarmee krijgt de rivier z‟n oorspronkelijke lengte voor een belangrijk deel terug, neemt de differentiatie in stroomsnelheid toe en blijven sediment en water langer in het systeem (aanzanding in binnenbochten). Ook neemt de landschappelijke kwaliteit daardoor toe. Voorgesteld wordt meanders te realiseren die korter zijn dan de oorspronkelijke, maar groter in aantal. Dit sluit beter aan bij het huidige afvoerregime en de drastisch afgenomen sedimenttoevoer vanuit de omgeving (zandverstuivingen). Bouwsteen beheer winterbed Extensiever beheer van het winterbed leidt (min of meer per definitie) tot hogere ecologische waarden. Dergelijk beheer kan toegepast worden op locaties die ten tijde van piekafvoeren uitsluitende een bergende functie hebben. Op termijn leidt dit tot ontwikkeling van ooibos. In de stroombanen van het winterbed is – vanwege de veiligheid - het streven naar relatief intensief beheerde natuur (bv. stroomdalgrasland, bloemrijk grasland, dotterbloemhooiland) en/of extensieve landbouw (bv. vleeskoeien). De oevers van het zomerbed kunnen voor ongeveer de helft begroeid raken met bomen (els, wilg, es, zwarte populier). Bouwsteen aanpassen kunstwerken Kunstwerken als wegen, viaducten, stuwen e.d. vormen bij hoogwater obstakels die tot ongewenste peilstijgingen leiden. Deze kunstwerken moeten daarom op termijn vervangen worden door open constructies die het water zo min mogelijk tegenhouden. Bouwsteen stuwbeheer De stuwen in de Vecht hebben een negatief effect op de natuurlijkheid van de rivier, omdat ze de natuurlijke verplaatsing van water en sediment verstoren. Anderzijds voorkomen ze dat het waterpeil in droge perioden te ver wegzakt en daardoor verdroging van de omgeving veroorzaakt. Het uiteindelijke doel is een waterpeil in te stellen dat ‟s winters minimaal zo hoog is als ‟s zomers. Aanvankelijk zullen dergelijke peilen gerealiseerd moeten worden door stuwbeheer, maar op termijn door het aanleggen van voldoende meanders in het zomerbed.
bij
Nota Visbeleid
Velt en Vecht | 45
Bouwsteen passeerbaarheid stuwen Om de passeerbaarheid van de stuwen voor vissen verder te vergroten, maar ook om een evenwichtige verdeling van sediment in het systeem te bewerkstelligen, worden er langs de stuwen nieuwe meanders gegraven. In principe vormen deze meanders de hoofdgeul van de Vecht.
Bouwsteen stedelijk gebied In stedelijk gebied wordt – vanwege de veiligheid - toegewerkt naar zoveel mogelijk verbreding van het zomerbed. Daarbij is er extra aandacht voor recreatief medegebruik (zandstrandjes, vislocaties, etc.).
Velt en Vecht | 46
bij
Nota Visbeleid
In een vervolgonderzoek moet uitgezocht worden volgens welke strategie deze bouwstenen toegepast moeten worden in een concreet uitvoeringsprogramma. Naar verwachting is er met de uitvoering een periode van enkele tientallen jaren gemoeid.
Bijlage 4. Korte introductie van de betrokken hengelsportfederaties en waterschap Velt en Vecht De hengelsportfederaties Groningen Drenthe en Oost Nederland Hengelsportfederaties vormen overkoepelende organisaties van de hengelsportverenigingen. De federatie Groningen Drenthe (HFGD) behartigt de belangen van ongeveer 190 hengelsportverenigingen, die samen zo‟n 45.000 leden tellen; de federatie Oost Nederland (HFON) vertegenwoordigt zo‟n 75 hengelsportverenigingen met in totaal ca. 59.000 leden. Het werk van de federaties wordt bekostigd door de aangesloten hengelsportverenigingen. Het werkgebied van de HFGD omvat globaal de provincies Groningen en Drenthe; de HFON is actief in Overijssel, een deel van Drenthe en Gelderland en in de Noordoostpolder. De federaties richten zich met name op de volgende taken: -
Het stimuleren, ontwikkelen en bevorderen van de hengelsport als sportieve recreatie; Het beschermen en verbeteren van de visstand; Het geven van voorlichting en educatie op het gebied van vis, het leefmilieu van vis en de sportvisserij; Het behartigen van de belangen van de hengelsport in het algemeen en in het bijzonder van de aangesloten hengelsportverenigingen; (Mee)werken aan actief waterbeheer.
Bij de federaties zijn zogenaamde BOA‟s in dienst (buitengewone opsporingsambtenaren). Zij controleren zowel op het bezit van de vereiste vergunningen, als op de naleving van de vergunningvoorwaarden. Adresgegevens Hengelsportfederatie Oost Nederland L.J. Costerstraat 27A, 8141 GN Heino T 0572-363370 F 0572-363371 E
[email protected]
Hengelsportfederatie Groningen Drenthe Transportweg 13, 9482 WN TYNAARLO T 0592-542890 E
[email protected]
bij
Nota Visbeleid
Velt en Vecht | 47
Waterschap Velt en Vecht Waterschap Velt en Vecht verzorgt het waterbeheer in het zuidoosten van Drenthe en het noordoosten van Overijssel. Velt en Vecht is een integraal waterschap wat betekent dat het schap verantwoordelijk is voor zowel de kwaliteit als de kwantiteit van het water. De kwaliteit wordt geregeld door het in bedrijf hebben van zeven rioolwaterzuiveringsinstallaties en door het uitvoeren van inrichtingsmaatregelen in watergangen die de ecologische kwaliteit ten goede komen. Het kwantiteitsbeheer bestaat uit bescherming tegen hoogwater en het zorgen voor voldoende water voor landbouw, natuur en stedelijk gebied. Het gebied van Velt en Vecht heeft een
oppervlak van 95.000 hectare en er wonen 200.000 mensen. In totaal wordt 1200 km aan watergangen onderhouden. Adresgegevens
Velt en Vecht | 48
bij
Nota Visbeleid
Waterschap Velt en Vecht Postbus 330, 7740 AH COEVORDEN T 0524-592222 F 0524-592200 E
[email protected]