Het sleepdoek in Velt en Vecht
Het sleepdoek in Velt en Vecht
Het sleepdoek in Velt en Vecht
Jenneke van Vliet (CLM) Annette den Hollander (CLM) Yvonne Gooijer (CLM) Bert Huizinga (DLV Plant)
CLM Onderzoek en Advies BV Culemborg, juni 2011 CLM 758-2011
Een bewezen aanpak voor het realiseren van schoon water! www.schoonwateraanpak.nl
Inhoud _______________________________________________________________________________________
1 Inleiding
1
2 Werkwijze 2.1 Begeleiding opbouw sleepdoeksysteem 2.2 Begeleiding telers 2.3 Monitoring 2.4 Film: sleepdoek in de praktijk 2.5 Communicatie
3 3 3 3 3 4
3 Resultaten 3.1 Middelgebruik 3.2 Ervaringen telers
5 5 9
4 Conclusies en aanbevelingen 4.1 Conclusies 4.2 Aanbevelingen
11 11 11
Bijlage 1
13
1
Inleiding ________________________________________________________________________________ Vanaf mei 2007 t/m januari 2009 heeft in Drenthe het project ‘Emissiereducerende spuittechnieken bij Velt en Vecht’ gelopen. Door de verschillende demonstraties van het sleepdoek en luchtondersteuning binnen dat project is de bekendheid van deze systemen in Drenthe sterk toegenomen. Eén akkerbouwer (dhr. Wolbers) en één akkerbouwer/loonwerker (dhr. Antuma) hebben in 2009 een sleepdoeksysteem gekocht. Om te zorgen dat het systeem meteen optimaal wordt gebruikt en beide gebruikers meteen in het eerste jaar een middelreductie kunnen behalen, hebben Waterschap Velt en Vecht, Waterleidingmaatschappij Drenthe (WMD) en provincie Drenthe CLM en DLV Plant gevraagd de ondernemers te begeleiden, de resultaten te monitoren en hierover breed te communiceren. Dit is gedaan in het vervolgproject “Het Sleepdoek in Velt en Vecht”. In hoofdstuk 2 beschrijven we de werkwijze van dit project. De resultaten van de monitoring en de praktijkervaringen van de gebruikers van het sleepdoek komen in hoofdstuk 3 aan de orde. In hoofdstuk 4 tenslotte zijn de conclusies en aanbevelingen opgenomen.
Figuur 1.1
Het sleepdoek zorgt voor een effectieve bespuiting met minder middel, meer spuitbare uren en een betere indringing in het gewas. Dat leidt tot lagere middelkosten bij telers en minder emissie naar het oppervlaktewater.
1
2
2
Werkwijze ____________________________________________________________________________
2.1 Begeleiding opbouw sleepdoeksysteem Beide telers hebben ondersteuning gekregen bij de aanschaf en opbouw van het sleepdoeksysteem op hun veldspuit. De heer Antuma heeft een nieuwe Dubex-spuit van 33 meter gekocht waarop het sleepdoek af-fabriek is opgebouwd. Dit is een unicum in Nederland! Door het sleepdoek direct in de fabriek op een nieuwe veldspuit op te bouwen worden dubbele kosten voor spuitleidingen en spuitdoppen voorkomen. De heer Wolbers heeft de buitenste boomdelen van zijn bestaande Dubex-spuit van 27 meter vervangen en hierop een sleepdoek laten monteren. Beide gebruikers hebben vanaf augustus 2009 met het sleepdoek gespoten.
2.2 Begeleiding telers Om meteen optimaal gebruik te kunnen maken van het sleepdoek zijn de akkerbouwer (de heer Wolbers) en akkerbouwer-loonwerker (de heer Antuma) begeleid door Bert Huizinga van DLV Plant. Hij heeft vooraf een plan van aanpak met hen opgesteld over de spuitstrategie voor 2010 (o.a. middelenkeuze, doseringsverlaging en watergebruik). Tijdens het seizoen heeft hij nogmaals een bezoek gebracht aan de akkerbouwers om de stand van zaken door te spreken. Aan het einde van het seizoen zijn de spuitgegevens van 2009 en 2010 verzameld.
2.3 Monitoring Tijdens en na afloop van het seizoen zijn de ervaringen van de akkerbouwers met het sleepdoeksysteem geëvalueerd. Om naast hun ervaringen met het systeem ook meetbare resultaten te krijgen, hebben we het bestrijdingsmiddelengebruik in 2010 (met het sleepdoek) vergeleken met dat van 2009 (conventioneel systeem). Dit doen we door de milieubelasting te berekenen m.b.v. de CLM-milieumeetlat. Op basis van de middeleigenschappen (afbraaksnelheid, giftigheid), de dosering, het driftpercentage, de hoeveelheid organische stof in de bodem en het toepassingstijdstip berekent de milieumeetlat zogenaamde milieubelastingpunten voor oppervlaktewater, grondwater en bodemleven. Per bespuiting is de norm voor waterleven 10 milieubelastingpunten (mbp), voor grondwater en bodem is dat 100 mbp.
2.4 Film: sleepdoek in de praktijk Gedurende de looptijd van het project is -in overleg met de opdrachtgever- besloten om onderdeel 3 uit het projectplan ‘Kleinschalige bijeenkomst bij ervaren sleepdoekgebruiker’ te vervangen door het maken van een korte film. Op die manier worden veel meer telers bereikt dan met een eenmalige bijeenkomst voor een aantal geïnteresseerden.
3
In de film wordt de werking van het sleepdoek toegelicht door Bert Huizinga. De heer Antuma vertelt over zijn praktijkervaring met het systeem, wat de voor- en nadelen zijn en op welke manier hij middelbesparing heeft gerealiseerd. Natuurlijk is het sleepdoek ook in werking te zien.
2.5 Communicatie Tijdens de looptijd van het project is op verschillende manieren gecommuniceerd: • Een artikel in de Nieuwe Oogst gewas van 10-10-2009 ‘Sleepdoek verder verbeterd’ waarin een interview met de heer Antuma is opgenomen. • Een interview met de heer Wolbers in Balans van oktober 2010, de nieuwsbrief van WMD. • De sleepdoekfilm is op Youtube en www.trekkerweb.nl geplaatst zodat telers vanuit het hele land deze kunnen bekijken. Alle communicatie-uitingen zijn opgenomen in bijlage 1. Toekomstige communicatie: • De resultaten uit deze rapportage worden breed gecommuniceerd d.m.v. een artikel in de agrarische pers of een regionaal dagblad. We proberen een journalist te interesseren voor een interview met een van het sleepdoekgebruikers, het waterschap/WMD en CLM. Als dit niet lukt wordt een persbericht uitgebracht. • Deze sleepdoekfilm wordt getoond op verschillende winterbijeenkomsten waarbij ook een toelichting wordt gegeven door de heer Antuma of Bert Huizinga. In maart 2011 is dit gebeurd bij Noordsleen Vereniging Voor Bedrijfsbegeleiding in Overijssel en in de volgende winter wordt geprobeerd meer Verenigingen Voor Bedrijfsbegeleiding te interesseren. Schermafbeelding youtube
Figuur 2.1
Om zoveel mogelijk telers te informeren over de werking en voordelen van het sleepdoek is een korte film gemaakt die o.a. op Youtube is gezet. Ten tijde van deze rapportage is de film daar 1746x bekeken! 4
3
Resultaten ___________________________________________________________________________
3.1 Middelgebruik Door de kortere afstand tussen spuitdop en gewas en de sterke driftreductie kunnen gebruikers van het sleepdoek met lagere middeldosering werken (met een vergelijkbaar resultaat). Akkerbouwers en loonwerkers in Brabant zeggen 15 tot 25% minder middel te kunnen gebruiken. Door het bestrijdingsmiddelengebruik van de akkerbouwers van 2009 (conventioneel systeem) te vergelijken met dat van 2010 (sleepdoek) kijken we of er minder middel is gebruikt door gebruik van het sleepdoek. Het sleepdoek is halverwege 2009 al in gebruik genomen. Om echter een goede vergelijking te kunnen maken tussen de twee systemen, is in de berekeningen gedaan alsof alle bespuitingen in 2009 nog zonder sleepdoek hebben plaatsgevonden. Dat wil zeggen: de milieubelastingspunten van de bespuitingen in 2009 zijn berekend zonder de driftreductiefactor die hoort bij het gebruik van het sleepdoek. Hierdoor is het effect van het sleepdoek beter in beeld te brengen wanneer de bespuitingen tussen 2009 en 2010 worden vergeleken. Dit mag, omdat er in 2009 nog geen aanpassing van doseringen heeft plaatsgenomen direct na invoering van het sleepdoek. Omdat het gaat om twee telers en de resultaten van twee jaar kunnen de verschillen niet alleen aan het sleepdoek worden toegerekend. Factoren als de weersomstandigheden en perceelomstandigheden zijn ook van invloed op het middelgebruik. Om het effect van het sleepdoek eruit te destilleren, combineren we de kwantitatieve gegevens (tabel 3.1, figuren 3.1 en 3.2) met de ervaringen van de telers.
Tabel 3.1
Gewasareaal, gemiddelde hoeveelheid werkzame stof en de gemiddelde afname van de milieubelasting van het oppervlakte- en grondwater in 2009 (conventioneel systeem) en 2010 sleepdoeksysteem) van de twee akkerbouwbedrijven. Areaal
Totaal Teler 1 pootaardappelen
Gem. Kg werkzame stof/ha
Afname kg werkzame stof./ha
Gem. Milieubelasting oppervlaktewater (mbp/ha)
Afname mbp opp. water
Gem. Milieubelasting grondwater (mbp/ha)
Afname mbp grondwater
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
52,5
52,3
6,7
9,2
-38,1%
303,1
98,0
67,7%
917,0
1479,8
-61,4%
2,4
1,7
9,8
48,6
-394,1%
1342,3
311,1
76,8%
980,8
1157,7
-18,0%
suikerbieten
11,3
8,7
4,0
5,7
-40,3%
50,5
58,9
-16,7%
386,5
429,9
-11,3%
zetmeelaardappelen
16,2
19,0
13,6
16,5
-21,4%
585,2
176,9
69,8%
1485,0
3089,3
-108,0%
zomergerst
22,2
22,8
2,7
1,5
43,7%
113,6
30,5
73,2%
765,4
565,9
26,1%
58,3*
87,8*
4,7*
3,5*
26,3%
193,3*
11,3*
94,2%
627,1*
572,1*
8,8%
Totaal Teler 2 graszaad suikerbieten zetmeelaardappelen *
4,2
5,0
4,1
4,8
-17,6%
35,5
17,7
50,0%
923,5
923,5
0%
28,2
52,3
5,1
2,9
44,0%
71,7
10,2
85,7%
743,8
331,6
55,4%
7,2
5,0
13,0
18,8
-44,9%
849,1
29,8
96,5%
1476,2
4405,2
-198,4%
Totaal inclusief korrelmais, snijmais, teff en wintertarwe
Een afname geeft een positief percentage, een toename een negatief percentage.
5
Milieubelasting waterleven De milieubelasting van het oppervlaktewater wordt bepaald door de giftigheid van een middel voor waterorganismen en het percentage drift van de gebruikte toepassingstechniek. Het standaard driftpercentage is 1%. Voor het sleepdoek in 2010 is gerekend met 0,28% omdat dit systeem een driftreductie heeft van 72 tot 99% (Stallinga et al, 2003). De ondergrens van 72% driftreductie is aangehouden. In de praktijk kan de afname in milieubelasting voor het oppervlaktewater dus nog hoger zijn. Bij beide telers is de milieubelasting van het oppervlaktewater flink afgenomen: resp. 68 en 94%. Ook voor de verschillende gewassen is de milieubelasting van het oppervlaktewater sterk verminderd (tabel 3.1 en figuur 3.1). Deze afname is grotendeels te danken aan de directe driftreductie door gebruik van het sleepdoek (minimaal 72% driftreductie). Maar ook het gebruik van lagere middeldoseringen of het uitsparen van een bespuiting (door gebruik van het sleepdoek) draagt hier aan bij. De milieubelasting per gewas verschilt tussen de telers. Dit is het gevolg van middelkeuze. Teler 2 heeft minder kg werkzame stof per hectare toegepast in 2010, bij teler 1 is de hoeveelheid werkzame stof per ha juist iets toegenomen. De milieubelasting van het oppervlaktewater is echter bij beide telers flink afgenomen.
Milieubelasting waterleven (mbp/ha)
1000,0
800,0
600,0
2009 2010
400,0
200,0
Teler 1
zetmaalaardappelen
Teler 2
Teler 1
Figuur 3.1
suikerbieten
graszaad
zomergerst
zetmeelaardappelen
suikerbieten
pootaardappelen
0,0
Teler 2
Milieubelasting van het oppervlaktewater (milieubelastingpunten/ha) van de gewassen van beide telers over 2009 (conventioneel spuitsysteem) en 2010 (sleepdoeksysteem).
Milieubelasting grondwater De milieubelasting van het grondwater wordt berekend door de middeleigenschappen, het gehalte organische stof van de bodem en het tijdstip van toepassing. Organische stof kan een bestrijdingsmiddel binden, dus bij een hoger gehalte organische
6
stof is het risico op uitspoeling van het middel minder. Het tijdstip van toepassing is belangrijk: in het najaar is de kans op uitspoeling groter (door meer neerslag en lagere afbraaksnelheid). Bij teler 1 is de milieubelasting van het grondwater toegenomen, bij teler 2 iets afgenomen. De toename van de milieubelasting komt met name door meer bespuitingen in het najaar in de zetmeelaardappelen. De reden hiervoor is dat 2010 een seizoen was met een trage start. Vooral in aardappelen moest lang en vaak worden gespoten tegen Phytophthora. Later in het seizoen (na 1 september) moest er veel meer dan in 2009 worden doodgespoten, omdat de gewassen groen bleven. Juist dan is het uitspoelingrisico groot door een groter neerslagoverschot. In de gewassen zomergerst (teler 1) en suikerbieten (teler 2) is de milieubelasting voor het grondwater wel flink afgenomen.
4500
4000
Milieubelasting grondwater (mbp/ha)
3500 3000
2500 2009 2010
2000
1500
1000
500
Teler 1
zetmaalaardappelen
Teler 2
Teler 1
Figuur 3.2
suikerbieten
graszaad
zomergerst
zetmeelaardappelen
suikerbieten
pootaardappelen
0
Teler 2
Milieubelasting van het grondwater (milieubelastingpunten/ha) van de gewassen van beide telers over 2009 (conventioneel spuitsysteem) en 2010 (sleepdoeksysteem).
Resultaten per gewas Hieronder bespreken we per gewas de resultaten, waarbij spuitgegevens en ervaringen van de telers gecombineerd worden om het effect van het sleepdoek te bepalen. Suikerbieten In suikerbieten is het middelgebruik en de milieubelasting van het oppervlaktewater bij teler 2 gedaald (85,7%) en bij teler 1 iets gestegen (-16,7%). Bij teler 1 komt de lichte stijging in milieubelasting door het gebruik van de middelen Karate Zeon en Avadex in 2010. Deze middelen zijn in 2009 niet gebruikt en hebben een hoge milieubelasting voor het oppervlaktewater. Een lage druk van insecten heeft waarschijnlijk er toe geleid dat er voor een goedkoop middel (zoals
7
Karate Zeon, werkzame stof: lambda-cyhalothrin) is gekozen. Avadex (tri-allaat) is een middel tegen specifieke onkruiden (kleefkruid). Het gebruik hiervan is dus perceelsafhankelijk. Bij teler 2 is zowel de milieubelasting van het oppervlaktewater als die van het grondwater flink afgenomen. De teler gaf aan in 2010 een bespuiting te hebben uitgespaard en met een 25% lagere dosering Roundup (glyfosaat) te hebben gewerkt. Pootaardappelen Alleen teler 1 heeft pootaardappelen geteeld. Ondanks een stijging in het gehalte werkzame stof per ha, is de milieubelasting van het oppervlaktewater flink afgenomen. Dit is direct toe te rekenen aan de fikse driftvermindering van het sleepdoek. De milieubelasting van het grondwater is hoog, en is bij gebruik van het sleepdoek ongeveer gelijk gebleven: blijkbaar zijn er geen doseringen verlaagd. De hoge milieubelasting voor het grondwater wordt met name veroorzaakt door toepassing van het middel Valbon (benthiavalicarb-isopropyl, mancozeb), werkzaam tegen Phytophthora. Een trage start van het groeiseizoen in 2010 zorgde ervoor dat er langer moest worden doorgespoten in het najaar, wanneer het risico op uitspoeling naar het grondwater groter is. Het doodspuiten van het lang groen blijvende loof, zorgde voor extra inzet van Reglone (diquat dibromide)1. Zetmeelaardappelen In zetmeelaardappelen is het middelgebruik toegenomen, maar de milieubelasting van het oppervlaktewater enorm gedaald bij teler 1 met 69,8% en bij teler 2 met 96,5%. De milieubelasting van grondwater is bij beide telers in 2010 flink hoger als in 2009. Dit komt met name door veelvuldige toepassing van Valbon in 2010 waarbij ook vaker in het najaar (na 1 sept.) is gespoten. Valbon is beter regenvast dan andere middelen en heeft een curatieve werking. Door de doorwas was het nodig om langer met een middel met curatieve werking door te spuiten. Anders was aan het eind waarschijnlijk Ranman (cyazofamid) of Shirlan (fluazinam) toegepast. Deze zijn echter niet curatief en waren daarom dit jaar niet sterk genoeg. Ook is er zoals al eerder genoemd veel doodgespoten met Reglone. Zomergerst Alleen teler 1 heeft zomergerst geteeld. In 2010 heeft hij minder kilogram werkzame stof per hectare gebruikt dan in 2009. En zowel de milieubelasting van oppervlakte- als van grondwater zijn flink gedaald. Dit komt –naast de driftreductie door het sleepdoek- ook door een doseringsverlaging van 33% van het middel MCPA 500. Dit kan een indirect effect zijn van het sleepdoek: door gebruik van het sleepdoek kan je kleine onkruiden beter ‘raken’ en is er dus minder middel nodig. Graszaad Alleen teler 2 heeft graszaad geteeld. In 2010 heeft hij meer middel gebruikt dan in 2009, onder andere doordat inzet van een insecticide nodig was.
1
In sommige gevallen kan het gebruik van Reglone worden verminderd, door het loof te klappen (mechanische loofdoding). Dit lag in 2010 niet voor de hand: op de zeer natte bodem zou loofklappen bodemstructuurbederf veroorzaken. Door het late seizoen, moest bovendien rekening worden gehouden met nachtvorst. Loofklappen geeft dan meer kans op bevroren aardappelen. 8
Ondanks een stijging in het gehalte werkzame stof per ha, is de milieubelasting van het oppervlaktewater afgenomen met 50%. De milieubelasting van grondwater is gelijk gebleven. Korrelmaïs en snijmaïs zijn alleen geteeld in 2009 en teff en wintertarwe zijn alleen in 2010 geteeld. Hierdoor was voor deze gewassen geen vergelijking mogelijk. Ervaringen elders laten zien, dat pas na enkele seizoenen het effect van het sleepdoek op doseringsverlagingen maximaal is, wanneer genoeg ervaring en vertrouwen met de techniek is opgebouwd. De verwachtingen is dan ook dat beide telers gedurende de volgende teeltseizoenen met nog lagere doseringen gaan spuiten.
3.2 Ervaringen telers Waarom een sleepdoek? Als redenen voor aanschaf van het sleepdoek noemen de telers de volgende: • Het creëren van meer spuitbare uren in het seizoen; doordat het sleepdoek veel minder drift veroorzaakt zijn telers flexibeler in het moment van spuiten. Zeker voor loonwerk is dit een voordeel; • De eenvoud van de techniek en de aantrekkelijke prijs; • Middelenreductie. De cofinanciering vanuit WMD en provincie Drenthe en de subsidieregeling van waterschap Velt en Vecht hebben een belangrijke rol gespeeld voor de telers om ook daadwerkelijk tot aanschaf van het systeem over te gaan. Werkt het? Beide telers geven aan erg tevreden te zijn met het systeem. De heer Antuma geeft aan dat hij al met flink lagere doseringen heeft gewerkt: “Ik heb Roundup gespoten met een liter minder dan normaal en een goed resultaat, dat is toch een besparing van 25%.” In de bieten kon hij zelfs een bespuiting uitsparen, zonder bij de andere bespuitingen met een hogere dosering te werken. Het resultaat is voor hem het belangrijkst: “De gespoten middelen komen erg goed op zijn plaats en ook de indringing is zeer goed. Hierdoor kan ik met minder middel hetzelfde effect bereiken. Doordat je kunt werken met een fijne druppel, worden kleine onkruiden beter geraakt.” Ook het opklappen van de spuit gaat goed. Door de vernieuwde ophanging hangt het doek ook recht naar beneden (eerder stak het wat uit) waardoor de spuit niet breder wordt in opgeklapte toestand. Bij de heer Wolbers is het sleepdoek goed bevallen: “Zelfs met veel wind en bij een onegaal gewas is er bijna geen drift.” Het middel komt op een goede wijze op de plant terecht: “Ook bij meer aardappelloof had ik een goede werking van het middel Reglone. Onder koele omstandigheden had ik een lage dosering van loofdodingsmiddel Reglone gespoten: een ras met 1 ltr. en een ras met 2 ltr. Na een paar dagen twijfelde ik of de bespuiting effectief was geweest. Na een warmere dag bleek de bespuiting toch effect te hebben.”. Een verklaring hiervoor kan zijn dat door een goede verdeling van het middel (fijne druppels) er geen brandplekjes zijn ontstaan, maar de plant in zijn geheel is afgestorven.
9
Aandachtspunten De heer Antuma geeft aan dat het werken met het sleepdoek wel even wennen is: “Je moet goed opletten dat je de spuitboom op de juiste hoogte houdt, net in het gewas. Dit vraagt wel de nodige aandacht tijdens het spuiten. De stabiliteit van de spuitbomen tijdens het spuiten is goed.” “Ook bij het keren op de kopakker moet je goed opletten. De spuitboom kan door de wind scheef gaan hangen waardoor één van de punten tegen de grond aan kan komen”. Naast bovenstaande punten geeft de heer Wolbers nog aan dat hij het een nadeel vindt dat de spuitdoppen niet zichtbaar zijn.
Figuur 3.3
Door het gebruik van een fijne dop met kleine druppels is de verdeling het middel beter en worden ook kleine onkruiden geraakt.
10
4
Conclusies en aanbevelingen _______________________________
4.1 Conclusies 1.
2.
3.
4.
5.
Twee telers hebben het systeem aangeschaft en in 2010 op het hele bedrijf ingezet in verschillende gewassen (pootaardappelen, zetmeelaardappelen, suikerbieten, wintertarwe, zomergerst, maïs, graszaad en teff). De telers zijn tevreden over het sleepdoek. Het spuitresultaat is in alle gewassen goed, het sleepdoek zorgt voor sterk verminderde drift (> 72%) en is arbeidstechnisch voordelig (meer spuitbare uren, minder vaak water bijvullen). De milieuwinst voor het oppervlaktewater door gebruik van het sleepdoek is aanzienlijk (68% en 94%). Dit wordt met name veroorzaakt door de sterke vermindering van drift bij gebruik van het sleepdoek. In de suikerbieten heeft een van de telers dankzij het sleepdoek met lagere doseringen gewerkt. Ook dit zorgt (samen met de driftreductie) voor flinke milieuwinst voor oppervlaktewater en verlaagde middelkosten voor de teler. Bij doseringsverlaging geeft het sleepdoek daarnaast ook milieuwinst voor het grondwater. Het ligt in de verwachting dat beide telers gedurende de volgende teeltseizoenen met nog lagere doseringen gaan spuiten. Het eerste seizoen is het toch uitproberen en vertrouwd raken met het systeem. De techniek heeft door de demonstraties, de werking van twee systemen in Drenthe en de communicatie erover in de vakbladen en nieuwsbrieven meer bekendheid gekregen. Ook de film en het nog te verschijnen artikel over de resultaten zullen bijdragen aan meer kennis over het sleepdoeksysteem. En samen met de subsidieregeling van het waterschap kan dit ervoor zorgen dat ook andere telers een sleepdoek of ander emissiereducerend systeem aanschaffen.
4.2 Aanbevelingen Blijven informeren en stimuleren We bevelen aan te stimuleren dat meer akkerbouwers en loonwerkers in Drenthe met driftreducerende technieken gaan werken, wat de kwaliteit van het oppervlaktewater en – bij doseringsverlagingen - grondwater ten goede komt. Dit kan door ook in 2011 gebruik van emissiereducerende systemen te blijven stimuleren. Enerzijds zoals nu als gebeurt met de subsidieregeling van het waterschap. Waarbij het van belang is telers hier elk najaar (wanneer telers beslissen of ze al dan niet tot aanschaf van een nieuwe spuit overgaan) opnieuw op te wijzen. Anderzijds door communicatie over de toepassing van het systeem door de gebruikers zelf en door de adviseurs. Ervaringen van collega’s werken veruit het beste om telers te overtuigen van de meerwaarde van driftreducerende systemen. De sleepdoekfilm, in combinatie met een toelichting door een sleepdoekgebruiker of onafhankelijk adviseur, is hiervoor een goed middel. Inzet op meerdere technieken/maatregelen Tenslotte bevelen we aan na te gaan of ook andere technieken of maatregelen die het gebruik en de emissie van gewasbeschermingsmiddelen verminderen, gestimuleerd kunnen worden. Bijvoorbeeld de inzet van luchtondersteuning of luchtvloeistof-doppen, GPS met automatische sectieafsluiting en het gebruik van Beslissings 11
Ondersteunende Systemen zoals Prophy en Gewis. GPS, sensortechnieken en adviessystemen kunnen ook vaak succesvol worden gecombineerd met het sleepzoeksysteem: ze vullen elkaar dus aan om tot een zo laag mogelijke emissie te komen. Verminderen puntemissie Bovendien is aangetoond dat ook puntemissies een belangrijke oorzaak zijn van overschrijdingen van de normen voor de waterkwaliteit. Voor zowel schoner oppervlakte- als grondwater is het van belang om ook deze puntemissies terug te dringen. Dit kan door in te zetten op technieken die zorgen voor minder restvloeistof in de tank, handige systemen om de tank te vullen en weer te reinigen (interne reiniging) en een goede manier van het reinigen van de buitenkant van de spuit. Ook zijn er diverse zuiveringssystemen op de markt waarmee de restvloeistof kan worden opgevangen en gereinigd. Naast technische ondersteuning is bewustwording hierbij van groot belang. In de praktijk worden veel veldspuiten toch nog buiten gestald waarbij tijdens een regenbui veel middel kan afspoelen. Ook gebeurt het afspuiten van de buitenkant van de tractor en spuit toch vaak op het erf (op een verharding) waarbij flinke middelconcentraties zo het riool in lopen en vervolgens in het milieu terechtkomen. Bestrijdingsmiddelen zijn immers er niet uit te “zuiveren”. Veel telers zijn zich onvoldoende bewust van de hoeveelheid middel die afspoelt bij het schoonmaken van de spuit en weten niet dat het rendement van een rwzi wat bestrijdingsmiddelen betreft laag is. In de aanpak van puntemissies is nog veel winst te behalen. We bevelen aan in te zetten op zowel technische aanpassingen als vergroting van bewustwording om deze uitdaging aan te gaan.
12
Bijlage 1 __________________________________________________________________________________ Artikel ‘Het functioneert als alles meedoet’, Veldpost nr. 20, 29 mei 2010.
13
Artikel ‘Sleepdoek verder verbeterd’, Nieuwe Oogst, 10 oktober 2010.
14
Artikel ‘Weer een stap in de goede richting’, Balans, oktober 2010.
15
Artikel(tje) ‘Filmpje’ in de Nieuwe Oogst van 24 december 2010 (editie Oost/West, jaargnag 6, nummer 51).
16