…
Nota onderhoud kapitaalgoederen 2012-2015 deel infrastructuur Wegen en Vaarwegen
Provincie Zuid-Holland
Datum
September 2011
Provincie Zuid-Holland Dienst Beheer Infrastructuur September 2011
2
Nota Onderhoud Kapitaalgoederen 2012-2015 – deel Infrastructuur Wegen en Vaarwegen
Datum
September 2011
Inhoudsopgave 1. Inleiding ......................................................................................................................... 4 2. Situatie provinciale infrastructuur................................................................................ 5 3. Systematiek planmatig beheer en onderhoud ............................................................. 6 3.1 Korte voorgeschiedenis .........................................................................................................6 3.2 Basisprincipes planmatig beheer en onderhoud....................................................................6 3.3 Beheerplan Wegen en Vaarwegen ........................................................................................8 3.4 De systematiek nader beschouwd .........................................................................................9 4. Het meerjarig budgettair beslag ..................................................................................12 4.1 Vertaling van beleid naar budget .........................................................................................12 4.2 De budgetbehoefte vertaald naar de begroting ...................................................................13 5. Uitgangspunten bij onderhoud infrastructuur ............................................................15
3
Nota Onderhoud Kapitaalgoederen 2012-2015 – deel Infrastructuur Wegen en Vaarwegen
Datum
September 2011
1. Inleiding In de Provinciewet en de daarop gebaseerde ‘Financiële Verordening’ uit 2007 is opgenomen dat GS ten minste eenmaal per vier jaar een ‘Beleidsnota onderhoud kapitaalgoederen’ ter vaststelling aanbieden aan PS. De nu voorliggende beleidsnota geeft hieraan uitvoering door een ‘Nota onderhoud kapitaalgoederen – onderdeel infrastructuur Wegen en Vaarwegen 2012-2015’ aan te bieden. Het betreft de actualisatie van de ‘Nota Onderhoud Kapitaalgoederen - onderdeel infrastructuur Wegen en Vaarwegen 2008-2012’. Voor de uitvoering van het beheer en onderhoud van de provinciale infrastructuur conform de systematiek van het planmatig beheer en onderhoud is in het hoofdlijnenakkoord voor de collegeperiode 2012-2015 € 24 mln extra uitgetrokken ten opzichte van de vorige collegperiode. Het doel van de voorliggende ‘Nota Onderhoud Kapitaalgoederen – deel infrastructuur Wegen en Vaarwegen’ is om het beleidskader vast te stellen voor de inrichting van het beheer en onderhoud van de provinciale Wegen en Vaarwegen inclusief de kunstwerken. Uitvoering van het beleidskader moet leiden tot een bestendige situatie waarin deze kapitaalgoederen worden onderhouden conform vastgestelde functionaliteit en kwaliteitsniveaus, waarbij de totale kosten worden geoptimaliseerd. In deze nota wordt de systematiek van het planmatig beheer en onderhoud van de provinciale Wegen en Vaarwegen kort besproken. De systematiek van het planmatig beheer en onderhoud is verder uitgewerkt in het ‘Beheerplan Wegen en Vaarwegen 2012 - 2015’. Gezien de samenhang van beide documenten is het moment van besluitvorming over de voorliggende ‘Nota Onderhoud Kapitaalgoederen – deel infrastructuur Wegen en Vaarwegen’ tevens gekozen als moment om het ‘Beheerplan Wegen en Vaarwegen 2012 - 2015’ vast te stellen, waarmee het ‘Beheerplan Wegen en Vaarwegen 2008-2012’ wordt geactualiseerd. In deze nota komen achtereenvolgens aan de orde het overzicht van de provinciale infrastructuur, de systematiek van het planmatig beheer en onderhoud, het meerjarig budgettair beslag en de uitgangspunten voor beheer en onderhoud van de provinciale infrastructuur.
4
Nota Onderhoud Kapitaalgoederen 2012-2015 – deel Infrastructuur Wegen en Vaarwegen
Datum
September 2011
2. Situatie provinciale infrastructuur De Provincie Zuid-Holland heeft in totaal 520 km weg en 137 km vaarweg in beheer en onderhoud. Dit areaal kan worden onderverdeeld in een aantal trajecten, zowel voor de wegen (71 N-wegen verdeeld over 121 trajecten) als voor de vaarwegen (10 trajecten). Deze trajecten zijn functioneel homogene eenheden. Deze trajecten kunnen op hun beurt weer worden onderverdeeld in een aantal objectcategorieën. Bij de wegen gaat het om de volgende objectcategorieën: Objectcategorie
Omvang
Verkeersvoorzieningen
Waaronder 452 bushaltes, 120 verkeersregelinstallaties en 11.000 openbare verlichtingsmasten, 144 km geleiderail,18.000
Vaste kunstwerken in aantallen Verhardingen Landschap en milieu DVM
verkeersborden 500 vaste bruggen, duikers, tunnels, viaducten Oppervlakte 730 ha 112 ha gras en beplanting, 782 km bermsloten, 40.000 bomen, 11 km hagen 11 DRIPS, 120 camera’s, 340 telpunten
NB: kentallen zijn eind 2010 berekend. Door areaalwijzigingen kunnen de kentallen veranderen.
Bij de vaarwegen gaat het om de volgende objectcategorieën: Objectcategorie
Omvang
Nautische voorzieningen
4147 meerpalen, 1800 bolders en dukdalven, 5 DRIPS en verder betonning, bebakening, verlichting, verkeerstekens, meetsystemen en aanlegvoorzieningen.
Beweegbare kunstwerken
70 beweegbare bruggen en sluizen, 6 bediencentrales
Oevers
213 km
Bodems
137 km vaarwegbodem met een totale oppervlakte van 460 ha.
NB: kentallen zijn eind 2010 berekend. Door areaalwijzigingen kunnen de kentallen veranderen.
5
Nota Onderhoud Kapitaalgoederen 2012-2015 – deel Infrastructuur Wegen en Vaarwegen
Datum
September 2011
3. Systematiek planmatig beheer en onderhoud 3.1 Korte voorgeschiedenis De provincie Zuid-Holland werkt sinds 2004 met planmatig beheer en onderhoud, waarbij op basis van een beheerplan en meerjarenprogramma een meer gestructureerde aanpak en onderbouwing van het meerjarig beheer en onderhoud van de (vaar)wegen wordt gerealiseerd. In de oude situatie werd het beheer en onderhoud vanuit het budget gestuurd. Afhankelijk van het beschikbare budget werden plannen gemaakt voor het beheer en onderhoud van de infrastructuur. In de periode 2006-2007 is de benodigde budgetbehoefte voor het beheer en onderhoud op basis van de destijds bekende inzichten vastgesteld. Dit heeft geleid tot een forse toename van de budgetten in de periode 2008-2012. In 2010 is de benodigde budgetbehoefte voor het beheer en onderhoud voor de komende jaren op basis van normkosten herberekend en vastgelegd in de nota ‘Budgetbehoefte beheer en onderhoud 2012-2015’ die in januari 2011 door GS is vastgesteld. Voor de uitvoering van deze nota is in het collegeakkoord voor de collegeperiode 2012-2015 € 24 mln extra uitgetrokken uitgetrokken voor het beheer en onderhoud van de provinciale infrastructuur ten opzichte van de vorige collegeperiode. Dat is een bijzonder positieve keuze in tijden van algemene bezuinigingen. Hiermee heeft het provinciebestuur evenals in 2007 een groot vertrouwen uitgesproken dat de beheersystematiek en uitvoering van het beheer en onderhoud bij DBI in goede handen is. In de afgelopen jaren heeft de provincie Zuid-Holland volgens de uitgangspunten van het planmatig beheer en onderhoud projecten uitgevoerd aan de provinciale Wegen en Vaarwegen. Inmiddels is gebleken dat de organisatie sinds 2008 goed op stoom is gekomen en in staat is om vanuit een programmagestuurde gedachte het beheer en onderhoud te organiseren. De maatregelen vinden hun oorsprong in de trajectstudies, waarin integrale afwegingen worden gemaakt tussen de belangen van alle stakeholders. Door het onderhoud trajectgewijs te benaderen wordt eveneens een slag gemaakt in het bereiken van uniformiteit in de (technische) kwaliteit van de infrastructuur. De aanpak van Zuid-Holland heeft navolging gevonden bij andere provincies zoals Gelderland en Noord-Holland. Op ambtelijk niveau heeft veel informatieoverdracht plaatsgevonden met niet alleen Gelderland en Noord-Holland maar ook met Zeeland, Flevoland en Overijssel. Ook uit de uitgevoerde bestuurskrachtmeting en rapporten van de Randstedelijke Rekenkamer blijkt dat Zuid-Holland op de goede weg is met het planmatig beheer en onderhoud.
3.2 Basisprincipes planmatig beheer en onderhoud De provincie Zuid-Holland beheert haar infrastructuur functioneel. Hierbij staat het maatschappelijk belang van de infrastructuur centraal. De beheerfilosofie is er op gericht om de functionaliteit van de infrastructuur gedurende een bepaalde tijd te waarborgen. Het ‘Beheerplan Wegen en Vaarwegen’ vormt het beleidskader waarmee het functionele beheer onderbouwd wordt. Dit plan maakt de vertaalslag van beleid en wet- en regelgeving naar operationeel beheer.
6
Nota Onderhoud Kapitaalgoederen 2012-2015 – deel Infrastructuur Wegen en Vaarwegen
Datum
September 2011
Tesamen met de meerjarenprogramma’s, jaarprogramma’s, normkosten, referentiedocument en trajectstudies is een instrument beschikbaar voor het plannen, programmeren, begroten en sturen van het beheer en onderhoud van de infrastructuur. Het uitgangspunt voor het beheer en onderhoud van de provinciale infrastructuur is geformuleerd als een structurele, trajectgewijze en integrale aanpak waarbij functionaliteit centraal staat. Deze manier van werken resulteert in een infrastructuur met een constant kwaliteitsniveau en een slagvaardige en transparant opererende beheerorganisatie. Functioneel en trajectgewijs De provinciale Wegen en Vaarwegen worden functioneel en trajectgewijs beheerd en onderhouden. De beheerstrategie is vastgelegd in het ‘Beheerplan Wegen en Vaarwegen’. Deze beheerstrategie gaat uit van het door het bestuur vastgestelde basiskwaliteitsniveau. Structureel De noodzaak van technisch (grootschalige) maatregelen op een (vaar)wegtraject wordt bepaald door een op beleid gestoelde beheerstrategie. De uitvoering van maatregelen op een (vaar)wegtraject vindt zoveel mogelijk geclusterd in één jaar of in aansluitende jaren plaats met als doel de hinder voor de gebruiker te beperken, de slagvaardigheid en efficiëntie van het beheer te vergroten en de communicatie met de regio te versterken. Alle (vaar)wegtrajecten zijn opgenomen in het meerjarenprogramma Beheer en Onderhoud. Programmagestuurd beheer en onderhoud betekent dus een structurele aanpak. Bij structureel beheer en onderhoud hoort ook een structurele middelenvoorziening. Dat betekent voldoende middelen voor dagelijks beheer en onderhoud, grootschalig onderhoud, vervanging en achterstallig beheer. De te hanteren kwaliteitsniveaus en beheerstrategie worden elke vier jaar vastgesteld bij de actualisatie van het ‘Beheerplan Wegen en Vaarwegen’. De sturing op de structurele aanpak is hiermee gewaarborgd. Integraal De uitvoering van projecten voor grootschalig onderhoud en achterstallig beheer op een (vaar)wegtraject bevat alle onderhouds- en verbetermaatregelen die op het betreffende traject uitgevoerd dienen te worden. Bovendien worden projecten binnen de provinciale organisatie en met andere wegbeheerders op elkaar afgestemd zodat hinder voor gebruikers tot een minimum wordt gereduceerd. Basiskwaliteitsniveau Het basiskwaliteitsniveau heeft zowel betrekking op technische instandhouding als op functionele aanpassingen die voortkomen uit vastgesteld beleid, zoals het Provinciale Verkeer- en Vervoerplan, de Nota Vaarwegen en Scheepvaart, beleid Duurzaam Veilig, etc. Uiteraard wordt hierbij voldaan aan wet- en regelgeving. Dit basiskwaliteitsniveau is een sober en doelmatig niveau zonder franje. Het betreft instandhouding en functionele aanpassingen op zodanige wijze dat de infrastructuurobjecten tegen minimale kosten veilig hun functie vervullen. Het basiskwaliteitsniveau is dus te beschouwen als een minimaal niveau. In de landelijke CROW-systematiek voor kwaliteitsniveaus van openbare ruimte is dit basiskwaliteitsniveau te vergelijken met niveau
7
Nota Onderhoud Kapitaalgoederen 2012-2015 – deel Infrastructuur Wegen en Vaarwegen
Datum
September 2011
R, waarbij nog onderscheid wordt gemaakt in niveaus R- (onder de basiskwaliteit) en R+ en R++ (beide boven de basiskwaliteit).
3.3 Beheerplan Wegen en Vaarwegen Het beheerplan is een plan op tactisch niveau, dat de vertaalslag maakt van beleid en wet- en regelgeving naar operationeel beheer en derhalve voorziet in de behoefte om beleid te kunnen vertalen naar concrete streefbeelden. Uitgangspunt hierbij is het functioneel beheer van de infrastructuur. De provincie is verantwoordelijk voor het realiseren en het instandhouden van maatschappelijke functies, dan wel van een bepaalde functionaliteit van de infrastructuur. Dit betekent dat bij het uitvoeren van beheer- en onderhoudstaken wordt ingespeeld op de maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van bereikbaarheid, veiligheid en omgevingskwaliteit. Het beheer van de provinciale infrastructuur vindt steeds meer plaats op grond van integrale afwegingen, waarbij het maatschappelijke belang van de infrastructuur centraal staat en de kwaliteitsniveaus, die aan het te beheren areaal worden toegekend, zijn geïntegreerd. Dit werkt door naar de investeringen in en instandhouding van het areaal. In het beheerplan wordt duidelijk hoe dit beleid doorwerkt naar de uitvoering, zoals de interventieniveaus, de inspecties, de onderhoudstrategie en de prioritering. Het streven naar transparantie en objectiviteit staat daarbij centraal. Door dit werkproces is het mogelijk om keuzes te maken bij verbetering en instandhouding. Het beheerplan geeft inzicht in de aard en omvang van het areaal en geeft een onderbouwing voor een meerjarig perspectief voor het beheer en onderhoud van de infrastructuur. Genoemde keuzes voor verbeteringen en instandhouding worden per traject nader uitgewerkt in trajectstudies. Hierin staan de maatregelen, die nodig zijn om de Wegen en Vaarwegen aan hun maatschappelijke functies te laten voldoen, inclusief een raming van de daarmee gepaard gaande kosten. In het meerjarenprogramma worden de benodigde budgetten voor de te nemen maatregelen, zoals die zijn benoemd in de trajectstudies, weergegeven in de tijd. De trajectstudies moeten minimaal 2 jaar voor het jaar van uitvoering gereed zijn. Deze 2-jarige periode is nodig om tijdig de voorbereidingen, met name belangrijk als het gaat om verbetermaatregelen, te kunnen starten.
8
Nota Onderhoud Kapitaalgoederen 2012-2015 – deel Infrastructuur Wegen en Vaarwegen
Datum
September 2011
3.4 De systematiek nader beschouwd Het beheerplan bestaat grofweg uit twee delen: een nadere uitwerking van de systematiek van het planmatig beheer en onderhoud en een concrete vertaling van beleid naar uitvoering per objectcategorie van de provinciale Wegen en Vaarwegen. Om de vertaling van het beleid naar uitvoering beter te begrijpen volgt hieronder een schematische weergave van de systematiek van het planmatig beheer en onderhoud en een korte toelichting.
Landelijk beleid / Nota Mobiliteit
PVVP en Beleidsnota Vaarwegen en Scheepvaart
Functionele eisen
Bepaling functionele kwaliteit van het (vaar)wegennet
Onderhoud huidige functies
ja
OK ?
nee n
Maatregelen in trajectstudie
Verbetervoorstellen functionaliteit
Schematisch weergave systematiek van het planmatig beheer en onderhoud
In feite is het beheerplan een samenstel van herkenbare kaders: strategisch, tactisch en operationeel. Bestaande beleidsdocumenten vormen de onderbouwing van het strategisch kader. Dit strategisch kader is uitgewerkt in de Nota Mobiliteit van het Rijk. De vertaling naar het strategische provinciale niveau gebeurt aan de hand van beleidsplannen. Voor wegen is dat gebeurd in het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2002 (PVVP) en voor vaarwegen in de Beleidsnota Vaarwegen en Scheepvaart 2006. Dit provinciale beleid wordt in het beheerplan vertaald naar tactische kaders voor onderhoud en functieverbeteringen. In de trajectstudies worden de bijbehorende operationele maatregelen vastgesteld. De prioritering van de trajecten vindt plaats in het meerjarenprogramma. Hierna
9
Nota Onderhoud Kapitaalgoederen 2012-2015 – deel Infrastructuur Wegen en Vaarwegen
Datum
September 2011
wordt stapsgewijs toegelicht hoe in de systematiek van planmatig beheer en onderhoud de vertaling van functionele eisen naar onderhouds- en verbetermaatregelen wordt gemaakt. 1. Het beheerareaal is verdeeld in functioneel zo homogeen mogelijke trajecten. Voor wegen zijn 121 wegtrajecten onderscheiden in de 71 provinciale N-wegen. Voor vaarwegen zijn 10 trajecten benoemd verdeeld in vier objectcategorieën (oevers, waterbodems, beweegbare kunstwerken en nautische voorzieningen). Een traject heeft een logisch begin- en eindpunt (bijvoorbeeld een kruising), waarbinnen slechts kleine variaties in functionele eisen te onderscheiden zijn. In tegenstelling tot vaarwegen is de meerjarenplanning voor wegen niet gedifferentieerd naar de verschillende objectcategorieën (verhardingen, verkeersvoorzieningen, vaste kunstwerken, landschap en Milieu). Hoofdreden hiervoor is dat het bij vaarwegen uit het oogpunt van functionaliteit en beheersbaarheid mogelijk en noodzakelijk is om oevers, waterbodems, nautische voorzieningen en kunstwerken van elkaar los te koppelen. Bij wegen staat of valt de functionaliteit van een weg bij het gelijktijdig aanpakken van de diverse objectcategorieënen verdient het de voorkeur om vanwege de hinder het beheer en onderhoud van alle objectcategorieën aan elkaar te koppelen. 2. Aan deze trajecten worden functies toegekend. De functionaliteit per traject wordt vastgelegd in kwaliteitsniveaus zoals bereikbaarheid, veiligheid en omgevingskwaliteit. Hieruit zijn functionele eisen (concreet, meetbaar) voor de in de betreffende trajecten gelegen beheerobjecten zoals kunstwerken, oevers, bodems, verhardingen, verkeers- en nautische voorzieningen, etc. af te leiden. Functionele eisen vormen de schakel tussen beleid en uitvoering. Hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van landelijk toegepaste uitgangspunten zoals de CROWrichtlijnen, NEN etc. Deze functionele eisen zijn vastgelegd in het zogenaamde referentiedocument. 3. Op basis van de functie en de daarvoor geformuleerde funcionele eisen worden technische eisen opgesteld. Ook deze zijn vastgelegd in het zogenaamde referentiedocument. Zo kan bijvoorbeeld het kwaliteitsniveau veiligheid leiden tot functionele eisen zoals een obstakelvrije zone langs de weg of aparte opstelstroken voor afslaand verkeer. Deze functionele eisen leiden vervolgens tot technische eisen zoals minimale afmeting van een berm of minimale breedte van de weg. 4. In de trajectstudies worden de maatregelen die nodig zijn op een traject uitgewerkt en voorzien van een raming op basis van normkosten. Objecten die voldoen aan functionele eisen worden onderhouden met de onderhoudsmaatregelen die op dat moment nodig zijn, zoals die in het referentiedocument zijn vastgelegd. Voor objecten die niet voldoen aan de functionele eisen worden verbetermaatregelen opgesteld. Voor wegen worden de in de trajectstudie opgestelde noodzakelijke maatregelen elke zes jaar uitgevoerd. Voor vaarwegen gebeurt dit elke tien jaar. Niet alle objecten hebben een levensduur die precies past in de zes-jarencyclus voor wegen en de tien-jarencyclus voor vaarwegen. Daarnaast is het mogelijk dat objecten sneller of langzamer slijten dan vooraf verwacht. In de trajectstudie wordt daarom tevens bepaald of een object nog een onderhoudscyclus van zes of tien jaar meekan. Is dat niet het geval dan
10
Nota Onderhoud Kapitaalgoederen 2012-2015 – deel Infrastructuur Wegen en Vaarwegen
Datum
September 2011
wordt het onderhoud direct meegenomen in de trajectstudie. Kan het object nog een cyclus mee dan wordt het onderhoud uitgesteld tot de volgende cyclus. 5. De onderhouds- en verbetermaatregelen in de trajectstudies worden in het meerjarenprogramma Beheer en Onderhoud geprioriteerd voor uitvoering. De betreffende jaarschijf uit het meerjarenprogramma vormt de input voor de begrotingscyclus. In het volgende hoofdstuk wordt nader ingegaan op het budget voor beheer en onderhoud.
11
Nota Onderhoud Kapitaalgoederen 2012-2015 – deel Infrastructuur Wegen en Vaarwegen
Datum
September 2011
4. Het meerjarig budgettair beslag 4.1 Vertaling van beleid naar budget Het budgettaire beslag wordt in hoofdzaak bepaald door de kwaliteit van het te plegen onderhoud. PS stellen het adequate onderhoudsniveau voor de kapitaalgoederen vast aan de hand van het door GS opgestelde ‘Beheerplan Wegen en Vaarwegen’. De kunstwerken maken hier integraal deel van uit. Door deze plannen financieel te vertalen wordt de behoefte aan dekkingsmiddelen in een meerjarig perspectief inzichtelijk gemaakt. Deze vertaling gebeurt op basis van normkosten. Vaststelling van het basiskwaliteitsniveau van de provinciale infrastructuur is derhalve gekoppeld aan vaststelling van de daarvoor benodigde financiële middelen. Dit basiskwaliteitsniveau is een sober en doelmatig niveau zonder franje. Vanaf 2007 stelt Dienst Beheer Infrastructuur eenmaal in de vier jaar een ‘Beheerplan Wegen en Vaarwegen’ op. Het huidige ‘Beheerplan Wegen en Vaarwegen 2008-2012’ wordt samen met de voorliggende nota geactualiseerd tot het ‘Beheerplan Wegen en Vaarwegen 2012-2015’ (zie bijlage). Het bijbehorende meerjarenprogramma Beheer en Onderhoud wordt jaarlijks geactualiseerd en vastgesteld bij de begroting. In het meerjarenprogramma zijn de eerstvolgende vier jaren uitgewerkt en wordt een doorkijk gegeven naar het meerjarige perspectief. In onderstaande schema is dit proces weergegeven. Jaar 2011
Jaar 2012
Jaar 2013
Meerjarenprogramma 12-15
Meerjarenprogramma 13-16
Meerjarenprogramma 14-17
Begroting 2012
Begroting 2013
Begroting 2014
Uitvoering 2011
Uitvoering 2012
Uitvoering 2013
Schema jaarcyclus planmatig beheer en onderhoud
Deze processen worden ieder jaar doorlopen, maar hebben elk betrekking op een andere periode. Zo gaat het beheerplanproces in 2011 over de voorbereiding van de uitvoering in de jaren 2012 t/m 2015. In 2012 wordt de begroting 2013 gepresenteerd en meegenomen in het begrotingsproces 2013. Het uitvoeringsproces 2011 betreft het lopende uitvoeringsjaar 2011. Elk jaar lopen alle drie processen dus parallel. De benodigde budgetbehoefte voor de komende jaren is in 2010 op basis van normkosten herberekend en vastgelegd in de nota ‘Budgetbehoefte beheer en onderhoud 2012-2015’ die in januari 2011 door GS is vastgesteld. Voor de uitvoering van deze nota is in het hoofdlijnenakkoord voor de collegeperiode 2012-2015 € 24 mln extra uitgetrokken voor het beheer en onderhoud van de provinciale infrastructuur.
12
Nota Onderhoud Kapitaalgoederen 2012-2015 – deel Infrastructuur Wegen en Vaarwegen
Datum
September 2011
4.2 De budgetbehoefte vertaald naar de begroting Uitgangspunt voor het beheer en onderhoud is een functionele en trajectgewijze, structurele en integrale aanpak. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen instandhouding (“houden wat we hebben”) en functionele aanpassingen ten gevolge van nieuw beleid zoals Duurzaam Veilig en de Beleidsnota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart. Instandhouding is gekoppeld aan structurele (“eeuwigdurende”) budgetten. Bij structureel beheer en onderhoud behoort dus een structurele middelenvoorziening. Dat betekent in de eerste plaats voldoende middelen voor dagelijks beheer en onderhoud en grootschalig onderhoud. Wijzigingen in het areaal ten aanzien van functie of omvang dienen dus rechtstreeks te leiden tot aanpassing van de jaarlijkse budgetten. De normkostensystematiek vormt de basis voor de structurele budgetbehoefte. De berekende structurele budgetbehoefte gaat uit van gemiddelde frequenties en eenheidsprijzen van instandhoudingsmaatregelen, alsmede van een goed instandhoudingsniveau van het te beheren areaal. Bovenop de structurele budgetten zijn incidentele budgetten nodig voor het inlopen van achterstallig onderhoud en voor functionele aanpassingen. Hierbij wordt opgemerkt dat bijvoorbeeld vanwege de omvang van het vervangingsprogramma van kunstwerken het niet mogelijk is om deze in bijvoorbeeld één collegeperiode weg te werken. Het is daarom noodzakelijk om de vervanging van kunstwerken over meerdere jaren te spreiden. Hiervoor wordt een periode van ca 20 jaar gehanteerd. De structurele budgetbehoefte voor het beheer en onderhoud voor de periode 2012-2015 is berekend op € 91,63 mln per jaar en de totale incidentele budgetbehoefte op € 493,1 mln. De incidentele budgetbehoefte wordt verspreid over ca. 20 jaar. Specifiek voor de periode 2012-2015 komt dit neer op een jaarlijkse incidentele budgetbehoefte van € 31,7 mln per jaar. Dat dit bedrag hoger ligt dan wat gemiddeld verwacht zou mogen worden wordt veroorzaakt door het feit dat in het begin van deze periode relatief veel achterstanden worden ingelopen met name op het gebied van kunstwerken. De dekking van de incidentele en structurele budgetbehoefte is in de provinciale begroting opgenomen als exploitatie- of investeringbudget. Exploitatiebudgetten komen jaarlijks ten laste van het provinciale jaarbudget. Investeringen worden gespreid over meerdere jaren, waarbij elk jaar lasten in de vorm van rente en afschrijving ten laste van het provinciale jaarbudget komen. De incidentele budgetbehoefte wordt voor 100% gefinancieerd uit investeringsbudgetten. Voor de structurele budgetbehoefte worden de exploitatiebudgetten 100% gebruikt, maar wordt tevens een deel betaald uit investeringsbudgetten. Dat komt doordat in het reguliere onderhoud ook onderdelen te benoemen zijn die worden vervangen. Een voorbeeld hiervan is het vervangen van een brugdek van een beweegbaar kunstwerk na ca. 15 jaar, terwijl de levensduur van de gehele brug ca. 80 jaar is. Het vervangen van het brugdek wordt dan geboekt als een investering. In de grafiek is de opbouw van de dezelfde budgetbehoefte op de twee beschreven manieren weergegeven.
13
Nota Onderhoud Kapitaalgoederen 2012-2015 – deel Infrastructuur Wegen en Vaarwegen
Datum
September 2011
140 120
incidenteel
100 80
structureel
60
MPI
40
investering
20
exploitatie
inc / struc Grafiek opbouw budget
expl / inv
In de begroting is het programma Beheer en Onderhoud opgenomen in programma 2 (Integrale bereikbaarheid). Daarnaast zijn in het MPI (Meerjarenprogramma Provinciale Infrastructuur) de investeringsbudgetten voor de incidentele budgetbehoefte van de functionele verbeteringen opgenomen. De benodigde budgetbehoefte voor het beheer en onderhoud is in 2010 voor de komende jaren op basis van normkosten herberekend en vastgelegd in de nota ‘Budgetbehoefte beheer en onderhoud 2012-2015’ die in januari 2011 door GS is vastgesteld. Voor de uitvoering van het beheer en onderhoud van de provinciale infrastructuur conform de systematiek van het planmatig beheer en onderhoud is in het hoofdlijnenakkoord voor de collegeperiode 2012-2015 € 24 mln extra uitgetrokken. In onderstaande tabel zijn de financiële consequenties voor de periode 2012 – 2015 samengevat. 2012 TOTAAL EXPLOITATIE UITGAVEN TOTAAL INVESTERINGSUITGAVEN TOTAAL UITGAVEN
2013
55,2
62,35
2014 69,12
2015 75,69
73,84
73,84
73,84
73,84
129,04
136,19
142,96
149,53
Uitgaven 2012-2015; alle bedragen in € mln., prijspeil juli 2010
In bovenstaande bedragen zijn nog de volgende onzekerheden en risico’s aanwezig: Omvang van het achterstallig beheer en van de piek in renovaties van kunstwerken; Het onderdeel Dynamisch Verkeersmanagement is nieuw voor de provincie en hierover zijn (ook bij andere overheden/ wegbeheerders) weinig kentallen beschikbaar; In de komende jaren is er een vervangingspiek te zien in de areaalopbouw. Over het algemeen is het onderhoud in deze gevallen relatief duur ten opzichte van de normkosten;
14
Nota Onderhoud Kapitaalgoederen 2012-2015 – deel Infrastructuur Wegen en Vaarwegen
Datum
September 2011
5. Uitgangspunten bij onderhoud infrastructuur De uitgangspunten met betrekking tot onderhoud van de infrastructuur dienen een transparant en betrouwbaar kader te scheppen ten behoeve van het bestuur en de ambtelijke organisatie. Voorop staat dat de realisatie van de onderhoudsmaatregelen niet wordt belemmerd en onderhoudsachterstanden zoveel mogelijk worden voorkomen danwel ingelopen. Daarbij is het noodzakelijk dat de systematiek eenvoudig en inzichtelijk is, gebaseerd op objectieve grondslagen. Voor de provinciale infrastructuur is het ‘Beheerplan Wegen en Vaarwegen’ opgesteld. De provinciale kunstwerken maken hier integraal onderdeel van uit. Hierna wordt nader ingegaan op de uitgangspunten bij het onderhoud aan de infrastructuur, de relatie met de begroting en areaalwijzigingen.
Uitgangspunt 1: Beheerplan Wegen en Vaarwegen Het ‘Beheerplan wegen en vaarwegen’ wordt eens in de 4 jaar door GS vastgesteld. De eerstvolgende actualisatie van het beheerplan zal in het eerste kwartaal van 2016 aan GS worden voorgelegd.
Nadere toelichting Het beheer van de provinciale infrastructuur vindt plaats op grond van (multi-) functionele afwegingen. Het maatschappelijke belang van de infrastructuur staat daarbij centraal. Dit betekent dat het beheer plaatsvindt op basis van de functies en kwaliteitsniveaus, welke door GS aan het te beheren areaal zijn toegekend. Met het vaststellen van het ‘Beheerplan Wegen en Vaarwegen’ besluiten GS over: de functionaliteit van de binnen het areaal gelegen gebieden of trajecten; de vertaling van de beleidsthema’s bereikbaarheid, veiligheid en omgevingskwaliteit naar de vastgestelde functies.
Uitgangspunt 2: Meerjarenprogramma Beheer en Onderhoud PS ontvangen jaarlijks als bijlage bij de begroting ter kennisgeving het meerjarenprogramma Beheer en Onderhoud op geaggregeerd niveau, inclusief een meerjarig financieel perspectief.
Nadere toelichting Op basis van de beleidsuitgangspunten, de functionaliteiten van de infrastructuur en de streefbeelden in het beheerplan wordt jaarlijks bij het begrotingsproces een geactualiseerd meerjarenprogramma Beheer en Onderhoud voor het komende uitvoeringsjaar en de drie uitvoeringsjaren erna vastgesteld. Kenmerk daarbij is een integrale trajectgewijze aanpak, die is vertaald in trajectstudies. De prioritering van de trajectstudies wordt weergegeven in het meerjarenprogramma Beheer en Onderhoud.
15
Nota Onderhoud Kapitaalgoederen 2012-2015 – deel Infrastructuur Wegen en Vaarwegen
Datum
September 2011
Uitgangspunt 3: Normkosten en budgetbehoefte De normkosten voor het bepalen van de budgetbehoefte voor beheer en onderhoud worden vierjaarlijks geanalyseerd en in een rapport vastgelegd. Eventueel hieruit volgende consequenties voor het meerjarig budgettair beslag worden vastgelegd in de Nota Budgetbehoefte Beheer en Onderhoud en vervolgens opgenomen in de Nota Onderhoud Kapitaalgoederen, onderdeel Infrastructuur, welke vierjaarlijks ter besluitvorming wordt voorgelegd aan PS.
Nadere toelichting Eens in de vier jaar wordt de voor het beheer en onderhoud gebruikte kostenopbouw getoetst aan de normkosten, zoals deze door Kenniscentrum voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur CROW worden opgesteld (op macroniveau) en aan kostencalculaties van andere wegbeheerders (op detailniveau). Daarbij wordt niet alleen gekeken naar de bestekskosten maar ook naar de bijkomende kosten zoals verkeersmaatregelen, omleidingen, toezicht, etc. De laatste evaluatie van de normkosten heeft plaatsgevonden in 2010. De resultaten en de herberekende normkosten zijn vastgelegd in het rapport ‘Beheer en Onderhoud Transparant, evaluatie normkosten 2010’, dat op 14 september 2010 door GS is vastgesteld. De vierjaarlijkse evaluatie van de normkosten voor beheer en onderhoud vormt input voor eventuele bijstelling van de budgetbehoefte voor het programma Beheer en Onderhoud. Eventueel hieruit volgende consequenties voor meerjarig budgettair beslag worden eens per vier jaar ter besluitvorming voorgelegd aan PS in de Nota Budgetbehoefte Beheer en Onderhoud.
Uitgangspunt 4: Areaalwijzigingen Bij besluiten tot mutaties in de infrastructuur (aanleg van nieuw areaal en overdrachten aan/van derden) worden de betreffende beheerkosten bepaald en opgenomen in de provinciale begroting vanaf het jaar van oplevering. GS hebben op 18 januari 2011 besloten om bij nieuwe projecten de beheer- en onderhoudskosten op te nemen in het projectbesluit en in de provinciale meerjarenbegroting
Nadere toelichting In de ontwerpfase van alle nieuwe provinciale infrastructuur worden voor de verschillende alternatieven naast de kosten van investeringen ook die van beheer en onderhoud berekend. Daarbij wordt een relatie gelegd tussen ontwerp en beheer en onderhoud (life cycle costing). Zo kan de afweging die ten grondslag ligt aan de keuze tussen een brug, een aquaduct of een tunnel inzichtelijk worden gemaakt . Bij het besluit om over te gaan van ontwerpfase naar realisatiefase van het nieuwbouwproject wordt het onderhoudsbedrag bepaald en expliciet in de besluitvorming over het nieuwbouwproject meegenomen. Het bij oplevering van de nieuwe infrastructuur benodigde budget voor het beheer en onderhoud, wordt opgenomen in de provinciale meerjarenbegroting. Dit betekent effectief dat bij het besluit om nieuw areaal aan te leggen er naast het investeringsbudget ook structureel
16
Nota Onderhoud Kapitaalgoederen 2012-2015 – deel Infrastructuur Wegen en Vaarwegen
Datum
September 2011
budget voor beheer en onderhoud beschikbaar wordt gesteld. Uitgangspunt hierbij dat bij oplevering van het project het benodigde budget per direct beschikbaar is in de provinciale begroting. Aan de hand van het opgestelde ontwerp wordt een onderhoudsraming opgesteld, die gebaseerd is op het ontwerp en is berekend met behulp van de normkosten die zijn genoemd in het rapport Beheer en Onderhoud Transparant (laatste versie juli 2010), waarin de normkosten en budgetbehoefte voor beheer en onderhoud van de provinciale infrastructuur zijn opgenomen. Hiermee wordt het onderhoud voor 30 jaar berekend, via de zogenaamde Netto Contante Waarde. Bij overdracht aan derden worden de beheer- en onderhoudskosten gelijktijdig met de overdracht in mindering gebracht op het provinciale budget. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat de overdracht in veel gevallen gepaard gaat met een éénmalige afkoopsom, die direct moet worden overgemaakt. Voor afkoop van beheer- en onderhoud bij overdrachten wordt per individueel geval een besluit genomen. Bij overdracht van derden worden de beheer- en onderhoudskosten gelijktijdig met de overdracht toegevoegd aan het provinciale budget. Op deze manier is het budget voor Beheer en Onderhoud direct gerelateerd aan areaalwijzigingen.
17
Nota Onderhoud Kapitaalgoederen 2012-2015 – deel Infrastructuur Wegen en Vaarwegen