Beheerplan Vaarwegen 2008-2012 Deel I en II
ONTWERP
Beheer en onderhoud in perspectief
Vastgesteld door GS op 28 februari 2006
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
Colofon: Uitgave: Eindedactie: Kaarten: Fotografie: Drukwerk:
Provincie Zuid-Holland John van Wensveen, dienst Beheer Infrastructuur Provincie Zuid-Holland, bureau Kartografie Provincie Zuid-Holland, dienst Beheer Infrastructuur, Facilitaire Dienst, sectie drukwerken
2
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
INHOUDSOPGAVE
Toelichting
5
Aanleiding Doel van het beheerplan Plaats van het beheerplan Leeswijzer
Lijst met afkortingen Deel I
Deel II
7 7 8 9
11
Werkomgeving
13
I.1 I.2 I.3 I.4
17 23 33 37
Juridisch kader Provinciaal vaarwegennet Organisatie Beheervisie
Beleidskader
41
II.1 Functioneel beleid vaarwegnetwerk II.2 Functioneel beleid per traject II.3 Algemene beheerstrategie
45 59 83
Literatuuroverzicht
93
Kaarten tussen teksten
95
Tabellen tussen teksten
97
Figuren
99
Bijlagen
101
3
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
4
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
TOELICHTING BEHEERPLAN
5
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
6
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
TOELICHTING BEHEERPLAN Hier wordt ingegaan op de aanleiding om te komen tot een beheerplan, wat het doel is en welke plaats dit instrument inneemt in de bedrijfsvoering van de plancyclus van de dienst Beheer Infrastructuur. Tot slot wordt kort ingegaan op de inhoud van de drie delen waaruit het beheerplan bestaat.
Aanleiding Grote infrastructurele projecten krijgen meestal volop de aandacht van de politiek, de media en groepen belanghebbenden. Na oplevering neemt die belangstelling echter meestal sterk af. Daar kijkt men in het algemeen niet vreemd van op, want zolang de nieuwe brug, sluis of oever er goed bij ligt is er eigenlijk ook geen reden voor bijzondere aandacht. Na oplevering komt het werk in de beheerfase en moet het door de operationele dienst jaar in jaar uit in stand worden gehouden. Dat is immers een van de kerntaken van een beheerder, de zorg voor een goed functionerende infrastructuur. Zo ook voor de Dienst Beheer Infrastructuur van de provincie Zuid-Holland. Deze dienst beheert naast wegen circa 143 km vaarwegen. Zij onderhoudt dit met alles erop en eraan zoals bruggen, sluizen, oevers, bodems en nautische voorzieningen. Een gedeelte van de bruggen, en oevers zijn in eigendom en beheer en onderhoud van derden (gemeente, spoorwegen, rijk). Onder haar beheertaak vallen tevens het bedienen van bruggen, het verlenen van ontheffingen en vergunningen de handhaving, de periodieke schouw en de ijsbestrijding. Voor zover de provincie geen eigenaar van een brug is zijn derden bedieningsplichtig. Het onderhoud van al deze objecten geschiedt op basis van normen en richtlijnen, de zogenaamde technische uitgangspunten. Dat zijn zaken die de provincie al sinds jaar en dag uitvoert. Toch verandert er het een en ander. Zo komt de maatschappelijke functie van onze infrastructuur steeds meer in de belangstelling te staan van het publiek, maar ook van de politiek. Bovendien wil men helderheid en duidelijkheid (transparantie). Dit betekent voor de beheerder dat zijn beheeractiviteiten beter onderbouwt en intern afstemt. Dit vraagt weer verduidelijking van het beleid. Het draait dus om de wisselwerking tussen beleid en uitvoering. Dit proces maakt het beheer beter stuurbaar. In 2000 werd de notitie “Beheer en Onderhoud in verandering” vastgesteld door Provinciale Staten. Hierin werd geconstateerd dat: • de kwaliteit van de provinciale infrastructuur op tal van plaatsen te kort schoot, • een nader onderzoek gewenst was naar een doelmatige en efficiënte inzet van middelen en • de financiële en personele middelen die nodig zijn om een gewenst kwaliteitsniveau te kunnen realiseren beter in beeld gebracht moesten worden. De bovenstaande vraag naar efficiëntie, effectiviteit en kwaliteit vormde de aanleiding om vanaf medio 2001 een veranderingsproces binnen de staande organisatie in gang te zetten. Dit heeft geresulteerd in de organisatie zoals die nu bestaat, namelijk de Dienst Beheer Infrastructuur (DBI), en de ontwikkeling van enkele nieuwe beheerinstrumenten, zoals instandhoudingsplannen en het voorliggend beheerplan.
Doel van beheerplan Een Beheerplan is een strategisch plan dat de vertaalslag maakt van beleid naar operationeel beheer. Het legt uit waarom we de dingen doen zoals we het doen. Het maakt het beheer inzichtelijk en levert aanknopingspunten voor het voeren van integraal beheer. Het signaleert trends en ontwikkelingen op het gebied van beheer en geeft knelpunten aan. Om deze knelpunten op te lossen geeft het een doorkijk voor de komende jaren met maatregelen in een indicatieve meerjarenprogrammering (MJP). Niet
7
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
alleen gericht op werken, maar ook op onderzoek voor ontwikkeling van nieuw beleid en op de werkomgeving. Het beheerplan is tevens een communicatiemiddel binnen de eigen organisatie alsmede naar derden toe. Het biedt de mogelijkheid het gehanteerde beleid vast te stellen of te wijzigen. Op grond van het beheerplan kunnen besluiten worden genomen die verankerd kunnen worden in de programma- en productbegroting van het bestuur. Het beheerplan is een van de pijlers in ons Strategische Bedrijfsplan plan 2005-2008.
Plaats van het beheerplan Het beheerplan is een uitwerking van het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan (PVVP). Het kan geplaatst worden tussen het PVVP en de Programmabegroting die beide door het provinciale bestuur worden vastgesteld. De onderstaande figuur geeft de volledige plancyclus weer. De ambitie is om het beheerplan net als het PVVP eenmaal in de vier jaar op te stellen en de meerjarenprogrammering jaarlijks te actualiseren. Dit zal voor het eerst plaatsvinden in 2006 en omvat de periode 2008-2012. Daarvoor hebben wij nog een aantal slagen nodig om het beheerplan Vaarwegen op een kwalitatief voldoende niveau te brengen. Dit vraagt nog veel inzet. Het beheerplan (en het meerjarenprogramma) sluit aan op de programmabegroting, waarmee het werkproces is geborgd in de plancyclus van de provincie. Over de plannen en programma's zal bestuurlijk besluitvorming plaatsvinden. In figuur 1 is de samenhang tussen de beleidsdocumenten aangegeven in een plancyclus.
` Figuur 1: Plaats van het beheerplan in de plancyclus. Als uitwerking van het PVVP verschijnt in 2005 het voorontwerp Nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart. Deze nota is het feitelijke kader voor dit beheerplan.
8
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
Leeswijzer Dit beheerplan is opgedeeld in drie delen. De eerste twee delen Werkomgeving en Beleidskader zijn de statische delen en zullen na vaststelling voor 4 jaren niet gewijzigd worden. De kern zit in hoofdstuk II.3 Algemene Beheerstrategie. Daarin is de aanpak voor de komende jaren verwoord op basis van de toestand van de vaarwegen. Het laatste deel is het dynamische deel.Dit deel III, een apart deel, bevat het meerjarenprogramma met onderbouwing en zal jaarlijks worden geactualiseerd. DEEL I WERKOMGEVING Dit deel bevat algemene uitgangspunten waarbinnen de provincie het beheer uitvoert. Het gaat in op de vraag waarom wij beheren, m.a.w. wat is de juridische grondslag van het vaarwegbeheer en de bevoegdheid van de provincie om aanvullende regels te stellen. Zowel de nationale wet- en regelgeving en de provinciale regelgeving worden hier kort toegelicht waaruit de rol van de beheerder naar voren komt. Verder bevat dit deel algemene informatie over het provinciale vaarwegennet, wat de provincie beheert (in geaggregeerde kengetallen) en welke structuur daarbij wordt gehanteerd. Een structuur die tevens wordt gebruikt bij de begrotingssystematiek. Naast wat we beheren is het tevens van belang om aan te geven hoe de organisatie eruit ziet, volgens het inrichtingsdocument, en welke taken binnen DBI vallen. Dit deel eindigt tenslotte met een beheervisie. Dit is feitelijk de paraplu waaronder het beheer en de organisatie verder worden vorm gegeven. DEEL II BELEID Dit deel bevat de beleidsuitgangspunten waarbinnen de provincie het beheer uitvoert. Het bestaat uit een beschrijving van de beleidsthema’s en het uitvoeringsbeleid. In het beleidsdeel zijn de landelijke en provinciale beleidskaders beschreven. De doelstellingen per beleidsthema’s worden voorts zo concreet mogelijk geformuleerd. Dit gebeurt per vaarwegtraject aan de hand van de begrippen "wensbeeld" en "functie-eis". Dit algemene beleid is vervat in kwaliteitsniveaus Bereikbaarheid, Veiligheid en Omgevingskwaliteit. Vervolgens is het algemene beleid uitgewerkt naar de beheerstrategie van de vaarwegen. In het betreffende hoofdstuk is de toestand van de vaarwegen beoordeeld op grond van de gehanteerde uitgangspunten die aansluiten op de kwaliteitsniveaus. De technische en functionele kwaliteit krijgt hierin vorm. Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een samenvatting. DEEL III UITVOERING Dit deel, los van de delen Ien II uitgegeven, is het integrale meerjarenprogramma voor dagelijks beheer en onderhoud, grootschalig onderhoud en achterstallig beheer opgenomen. Dit is de concretisering van de algemene beheerstrategie in deel II in de vorm van trajectplanning en budgetbehoefte voor de periode 2007-2011. Dit programma omvat de maatregelen die nodig zijn om te voldoen aan het toegekende kwaliteitsniveau.
9
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
10
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________ AFKORTINGEN AmvB
Algemene Maatregel van Bestuur
AVV
Adviesdienst Verkeer en Vervoer
BPR
Binnenvaart Politie Reglement
BRTN
Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland
BS
Beheer Strategie
BVGS
Besluit Vervoer Gevaarlijke Stoffen
CBS
Centraal Bureau Statistiek
CEMT
Conférence Européenne des Ministres des Transport
COVW
Centraal Overleg Verkeersveiligheid te Water
CVB
Commissie Vaarwegbeheerders
DBI
Dienst Beheer Infrastructuur
DGWM
Directie Groen Water en Milieu
DRM
Directie Ruimte en Mobiliteit
DT
Directieteam
EHS
Ecologische Hoofdstructuur
EU
Europese Unie
GAO
Gebruiksafhankelijk onderhoud
GONZ
Gemeenschappelijk Overlegkader Nautische Zaken
GOVERA
Goederenvervoer Randstad
GS
Gedeputeerde Staten, college van
IHP
Instandhoudingsplan
IPO
Interprovinciaal overleg
IVS ‘90
Informatie Volgsysteem Scheepvaart
KLPD
Korps Landelijk Politiediensten
KNMC
Koninklijke Nederlandse Motorbootclub
KNVW
Koninklijk Nederlands Watersportverbond
LNV
Landbouw Natuurbeheer en Visserij, ministerie van
MARAP
Managementrapportage
MIT
Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport
MJP
Meerjarenprogramma
MPI
Meerjarenprogramma investeringen
MTR
Maximaal Toelaatbaar Risico
NMP3
3e Nationaal Milieubeleidsplan
NRVGS
Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen
NS
Nederlandse Spoorwegen
NVVP
Nationaal verkeers- en vervoersplan
NW4
Vierde Nota Waterhuishouding
PEHS
Provinciaal ecologische hoofdstructuur
PVVP
Provinciaal verkeers- en vervoersplan
RIS
River Information System
ROBO
Regeling Overname Bescherming Oevers Zuid-Holland
RvTV
Raad voor de Transportveiligheid
SAO
Storingsafhankelijk onderhoud
SPOK
Systeem planmatig onderhoud kunstwerken
SPOV
Systeem planmatig onderhoud oevers
SRN
Stichting Recreatietoervaart Nederland
SVV
Structuurschema Verkeer en Vervoer
TAO
Toestandsafhankelijk onderhoud
WVGS
Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen
Wvo
Wet verontreiniging oppervlakte water
11
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
12
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
DEEL I WERKOMGEVING
13
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
14
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
INHOUDSOPGAVE Deel I
Werkomgeving I.1
17
Juridisch kader I.1.1 Provincie Zuid-Holland, beheerder van vaarwegen I.1.2 Nationale wet- en regelgeving I.1.2.1 Juridische grondslag beheerbevoegdheid PZH I.1.2.2 Wetgeving gericht op de hoofdtaak I.1.2.3 Specifieke wetgeving gericht op de uitvoering I.1.3 Provinciale regelgeving
17 17
I.2
Provinciaal vaarwegennet I.2.1 Vaarwegindeling en kengetallen I.2.1.1 Vaarwegindeling I.2.1.2 Kengetallen Areaal I.2.2 Beheerdiversiteit op en langs de vaarwegen
23 23 23 26 29
I.3
Organisatie I.3.1 Inrichting, taken, strategisch bedrijfsplan I.3.2 Verantwoordelijkheden I.3.3 Kaderregeling OG-ON
33 33 34 34
I.4
Beheervisie I.4.1 Uitwerking van de visie I.4.2 Uitgangspunten
37 37 38
15
18 18 19 20 20
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
16
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
I WERKOMGEVING Dit deel bevat algemene uitgangspunten voor het beheer van de vaarwegen. Het gaat eerst in op de vraag wat de juridische grondslag is van het vaarwegbeheer en de bevoegdheid van de provincie om aanvullende regels te stellen. Zowel de nationale wet- en regelgeving als de provinciale regelgeving wordt hier kort toegelicht. Verder bevat dit deel algemene informatie over het provinciale vaarwegennet, wat en hoe de provincie beheert. Een werkwijze die aansluit op de begrotingssystematiek. Daarnaast wordt aangegeven hoe de beheerorganisatie Dienst Beheer Infrastructuur (DBI) eruitziet, welke taken deze dienst heeft en waar de ambities van deze dienst liggen, met verwijzing naar ons Strategisch Bedrijfsplan 2005-2008. Dit deel eindigt ten slotte met een beheervisie. Dit is feitelijk de paraplu waaronder het beheer en de organisatie verder worden vormgegeven.
I.1 JURIDISCH KADER Ruim 120 jaar geleden heeft de provincie Zuid-Holland haar bovenlokale rol als vaarwegbeheerder op zich genomen. Inmiddels beheert de provincie ruim 143 km vaarweg. De taken en bevoegdheden zijn in weten regelgeving vastgelegd. Dit hoofdstuk beschrijft de wijze waarop de provincie aan haar vaarwegen is gekomen en de van toepassing zijnde wet- en regelgeving in het kort. Voor meer gedetailleerde informatie wordt verwezen naar bijlage 1 (historie) respectievelijk 2 (wet- en regelgeving).
I.1.1 PROVINCIE ZUID-HOLLAND, VAARWEGBEHEERDER In beheer en onderhoud bij de provincie zijn de doorgaande vaarwegen in de provincie die vooral van belang zijn voor de beroepsvaart. Deze vaarwegen zijn, met toepassing van de Waterstaatswet 1900 en de Provinciewet, sinds 1881 door het provinciaal bestuur in beheer overgenomen van het Rijk, diverse gemeenten en hoogheemraadschappen. In toenemende mate ging de provincie het tot haar taak rekenen om deze vaarwegen in goede staat te brengen en te houden in verband met het belang van de steeds toenemende scheepvaart. Het destijds bestaande verbrokkelde beheer van deze vaarwegen verhinderde de groei van de scheepvaart. Vaak behoorde bij de overnamen tevens het beheer en onderhoud van de oeverbeschoeiingen. Tot de provinciale vaarwegen behoren de vaarwegen in de verbindingen tussen Rotterdam en Amsterdam. Daarbij loopt één route via Delft, Leidschendam en Leiden - dat zijn de Delftsche Schie, het Rijn-Schiekanaal, de Zijl en de vaargeul door de Kagerplassen - en de andere route via Gouda, Alphen aan den Rijn en Oude Wetering - dat zijn de Gouwe, een gedeelte Oude Rijn, de Heimans- en Woudwetering, de vaargeul door het Braassemermeer en de Oude Wetering. Verder loopt er nog een verbinding tussen Katwijk en Woerden, via Leiden, Alphen aan den Rijn en Bodegraven, over het Uitwateringskanaal, Additioneelkanaal, de (Oude) Rijn, het Korte Vlietkanaal, gedeelte Rijn-Schiekanaal en de Oude Rijn, tot aan de grens met de provincie Utrecht. Een aparte verbinding vormt het Aarkanaal tussen Gouwsluis en de Drecht/Amstel-Drechtkanaal. Sinds 1 januari 1998 heeft de provincie het beheer van het Merwedekanaal, ten zuiden van de Lek, alsmede het Verbindingskanaal, tussen het Merwedekanaal en de Linge te Arkel.
17
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
Door de overgang van Vianen van Zuid-Holland naar Utrecht per 1 januari 2002 is de grens tussen de provincies gewijzigd. Het binnen de gemeente Vianen liggende gedeelte van het Merwedekanaal is daardoor in de provincie Utrecht komen te liggen. De provincie Utrecht heeft haar beheerbevoegdheden bij besluit gemandateerd aan de provincie Zuid-Holland. In dit beheerplan wordt het Merwedekanaal beschouwt als onderdeel van het provinciale vaarwegen. Het beheer van de vaarwegen houdt in dat de provincie zorg draagt voor de instandhouding van de vaarwegen ten behoeve van de scheepvaart. Tot dit zogenoemde vaarwegbeheer behoort dus onder meer het voorkomen van hinderlijke of beperkende situaties, de zorg voor goede oevervoorzieningen en het op diepte houden van de vaarweg voor de scheepvaart. Overigens bestaat er geen specifieke wet die regels geeft voor het beheer van vaarwegen. Om te voorkomen dat het uitvoeren van werken door derden een nadelige invloed heeft op de instandhouding en bruikbaarheid van de vaarwegen is door PS de Vaarwegenverordening Zuid-Holland vastgesteld. De particuliere oevereigenaren hebben op grond van de Regeling Overname Bescherming Oevers (ROBO) de mogelijkheid om het beheer van de oevervoorziening aan de provincie over te dragen tegen een geringe vergoeding. In een daarbij te sluiten overeenkomst wordt een en ander verder vastgelegd. Deze regeling geldt voor een beperkt aantal vaarwegen: gedeeltelijk traject 6 (Heimans- en Woudwetering, oostzijde Oude Wetering), traject 2, traject 4 (tussen Zijl en Gouwsluis) en traject 8 (tussen Gouwsluis en Bodegraven). Zoals er voor het wegverkeer bepaalde verkeersregels gelden die dat verkeer zo veilig mogelijk moeten laten verlopen, gelden er op de vaarwegen bepaalde verkeersregels voor het scheepvaartverkeer. Deze regels (voorschriften) zijn opgenomen in enige rijkswetten en zijn dus voor alle vaarwegen hetzelfde. Deze wetten zijn de Scheepvaartverkeerswet en het Binnenvaartpolitiereglement. Aanvullend hierop is een aantal verkeersregels in de vaarwegenverordening opgenomen. De provincie (GS) heeft onder meer tot taak om deze rijksregelingen ook op de vaarwegen in de provincie toe te passen en controle uit te voeren op de naleving daarvan. De provincie is hierbij dus de zogenoemde nautisch beheerder.
I.1.2 NATIONALE WET- EN REGELGEVING I.1.2.1 Juridische grondslag beheerbevoegdheid PZH Het juridisch kader voor de Dienst Beheer Infrastructuur (DBI) wordt gevormd door enerzijds de bevoegdheidsgrondslag uit de Grondwet en de Provinciewet en anderzijds door de geschreven en ongeschreven algemene beginselen van behoorlijk bestuur (a.b.b.b). Het bestuursorgaan Gedeputeerde Staten (GS) heeft haar beheersbevoegdheden gemandateerd aan DBI. Op deze wijze is DBI gemandateerd beheerder van de, bij de provincie Zuid-Holland in beheer zijnde, voor openbare verkeersbewegingen bestemde onroerende zaken: de wegen, bodems en oevers van vaarwegen. Voor dit beheer van openbare onroerende zaken zijn de juridische kernbegrippen eigendom, beheer en onderhoud bepalend. In Nederland bestaat er geen specifiek publiekrechtelijk eigendomsrecht op openbare onroerende zaken. Wel worden via artikel 13 en artikel 14 van de Wegenwet, de eigendomsbepalingen van het Burgerlijk Wetboek (BW), ook voor de publieke openbare zaak, de vaarweg van toepassing verklaard. Echter, aangezien het water dat zich boven de bodem van de vaarweg bevindt, in open verbinding met ander water staat, is op de vaarweg geen eigendomsrecht van toepassing. Dit in tegenstelling tot de verhardingen op wegen, die doordat de provincie eigenaar is van de grond onder de door DBI beheerde, onroerende zaken simpelweg eigenaar wordt van de verhardingen, door middel van natrekking. Toch verschaffen de privaatrechtelijke eigendomsrechten voor de provincie ZuidHolland, een zeer geschikt middel om haar vaarwegen voor openbaar gebruik te bestemmen. Om dit openbaar gebruiksbelang te waarborgen, is het beheer opgedragen aan DBI.
18
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
Beheer kan gedefinieerd worden als de publiekrechtelijke gemeenschapszorg voor de instandhouding, bruikbaarheid, vrijheid en veiligheid van de openbare waterstaatszaak. Deze beheersverantwoordelijkheid is van juridische betekenis, omdat zij aan DBI de publiekrechtelijke plicht oplegt om de openbaarheid van de vaarweg te waarborgen en te behartigen van wat daaruit aan zorg voortvloeit. Wanneer het eigendom van een door DBI beheerde vaarweg niet bij de provincie Zuid-Holland ligt, wil dit nog niet zeggen dat DBI beperkt wordt in de uitoefening van zijn zorgverantwoordelijkheid. Artikel 3:14 BW: “Een bevoegdheid die iemand krachtens het burgerlijke recht toekomt, mag niet worden uitgeoefend in strijd met de geschreven of ongeschreven regels van het publiekrecht". De onderhoudsplicht van en het eigendomsrecht op een openbare vaarweg kan bij overheid of particulier liggen. Daarentegen kan het beheer van de openbare vaarweg uitsluitend bij de overheid liggen. Resumerend, voor een juist beheer van de openbare vaarweg en het vrij en veilig gebruik daarvan te waarborgen, bedient DBI zich van provinciale publiek- en privaatrechtelijke rechtsregels in het algemeen. I.1.2.2 Wetgeving gericht op de hoofdtaak Scheepvaartverkeerswet In deze wet uit 1988 staat een algemene regeling met betrekking tot de regeling van het scheepvaartverkeer op de binnenwateren en op zee. De bedoeling van de wet is om het verkeer met schepen op een zodanige wijze te regelen dat aanvaringen en andere ongelukken zoveel mogelijk worden voorkomen. De wet geeft aan welke instantie bevoegd is om de scheepvaart op een bepaalde vaarweg te regelen en op welke manier dat moet gebeuren. Voorschriften worden gegeven voor het plaatsen van verkeerstekens, het geven van verkeersaanwijzingen aan de vaarweggebruikers en de controle op het uitvoeren van de wet, zo nodig met behulp van buitengewone opsporingsambtenaren. De provincie moet de wet toepassen op de scheepvaart op de provinciale vaarwegen. Het regelen van de scheepvaart c.a. op de meeste andere, kleinere, vaarwegen, die van belang zijn voor de recreatievaart, is hoofdzakelijk een taak voor de hoogheemraadschappen en waterschappen die daar door de provincie (PS) mee zijn belast. Binnenvaartpolitiereglement Dit reglement is een uitwerking van de Scheepvaartverkeerswet. Het bevat in hoofdzaak voorschriften betreffende: het varen, de verlichting van schepen tijdens het varen en het aanliggen, het geven van licht- en geluidssignalen, het innemen van ligplaatsen, het passeren van sluizen en bruggen en het varen met b.v. snelle motorboten. Ook is in bijlage 7 van het reglement precies voorgeschreven welke verkeersborden gebruikt mogen (moeten) worden. Over de verkeersregels en de verkeerstekens zijn binnen Europa internationale afspraken gemaakt, om een duidelijke uniforme regeling te hebben. Door GS zijn op grond van het Binnenvaartpolitiereglement voor de provinciale vaarwegen de maximaal toegestane vaarsnelheden vastgesteld en is het plankzeilen geregeld. Tevens zijn door het plaatsen van verkeerstekens o.m. voor diverse oevergedeelten afmeerverboden ingesteld en zijn zogenoemde ligplaatsvakken aangewezen. Het beleid voor de uitvoering van de wet- en regelgeving binnen DBI is uitgewerkt in paragraaf II.3.3.7. ontwerp Integrale Waterwet Bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat wordt het ontwerp Integrale Waterwet voorbereid. De wet regelt alle aspecten van het water: milieu, 19
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
waterhuishouding, veiligheid, het gebruik voor alle functies, zoals scheepvaart, recreatie, etc. Kern van de wet is: 1.
Het passieve beheer (kaderstellend, toetsend, controlerend, financierend) op nationaal niveau te leggen bij V&W en op het regionale niveau bij de provincie.
2.
Het actieve beheer (beheerplannen, uitvoering, verantwoordingafleggend) op nationaal niveau te leggen bij Rijkswaterstaat en op provinciaal niveau bij de waterschappen.
Het gevolg van de wet is, althans in de bedoeling, dat de uitvoerende taak van het provinciale vaarwegbeheer (het bakbeheer) naar de waterschappen wordt overgedragen, als onderdeel van het integrale waterbeheer. Overigens is in de wet ruimte gelaten om indien daar goede redenen voor zijn het actieve beheer bij de provincie te laten. Provincie Zuid-Holland zal hierover een standpunt moeten innemen. I.1.2.3 Specifieke wetgeving gericht op de uitvoering Waterstaatswet 1900 De Waterstaatswet 1900 regelt onder andere de bevoegdheden en verplichtingen (houden van oefeningen) van beheerders van waterstaatswerken ter voorbereiding op gevaarsituaties en het optreden bij die situaties. Daarnaast is de beheerder verantwoordelijk voor de vaststelling en bekendmaking van een calamiteitenplan. De Waterstaatswet stelt eisen aan de inhoud en de wijze van voorbereiding van dit plan. In dit plan dient de afstemming op relevante provinciale en gemeentelijke rampen- en rampbestrijdingsplannen te zijn gewaarborgd. Voor de beheerorganisatie is het zaak de plannen af te stemmen met die van Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland, waterschappen in Zuid-Holland, het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam en de provincies Noord-Holland en Utrecht. Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen (WVGS) Om de risico's voor het vervoer van gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar niveau te beperken worden door de overheid en het bedrijfsleven gezamenlijk veiligheidsmaatregelen genomen. De veiligheidsmaatregelen zijn vastgelegd in voorschriften gebaseerd op internationale verdragen en overeenkomsten zoals de ADNR en geïmplementeerd in nationale wet- en regelgeving. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren heeft plaats volgens de "Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen" (WVGS) die per 1 augustus 1996 van kracht is geworden. De wet is van toepassing op het transporteren van gevaarlijke stoffen met een vervoermiddel over de weg, de binnenwateren en per spoor binnen Nederlands grondgebied en de handelingen die daarmee binnen de vervoersketen zijn verbonden. De WVGS is een zogenaamde raamwet die nader wordt ingevuld door het "Besluit Vervoer Gevaarlijke Stoffen" (BVGS). Het BVGS geeft vervolgens aan de Minister van Verkeer en Waterstaat de wettelijke bevoegdheid om per modaliteit nadere Uitvoeringsvoorschriften op te stellen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren zijn de Uitvoeringsvoorschriften neergelegd in het "Reglement vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen" (VBG). Burgerlijk Wetboek De meeste provinciale vaarwegen zijn in eigendom bij de provincie Zuid-Holland. Hierop is het eigendomsrecht van de provincie Zuid-Holland van toepassing. Gebruik van provinciaal eigendom, bijvoorbeeld voor het innemen van een ligplaats of de aanleg van een steiger, wordt vastgelegd in een daartoe te verlenen vergunning. In beginsel vindt bij deze aanvraag geen toetsing plaats op de vaarwegbelangen, omdat dit geregeld wordt in de voorwaarden van de doorgaans tegelijkertijd noodzakelijke ontheffing van de Vaarwegenverordening ZuidHolland. Indien dit niet het geval is, bijvoorbeeld bij eigendommen buiten de oeverconstructies waarin de verankeringen of schoorpalen van die constructies 20
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
zitten, dan kunnen wel voorwaarden aan een gevraagde vergunning gesteld worden om de vaarwegbelangen van de provincie en haar eigendommen te beschermen. De uitvoering van deze taak valt onder het begrip privaatrechtelijk beheer.
I.1.3 PROVINCIALE REGELGEVING Vaarwegenverordening Zuid-Holland (lit. 30) Deze verordening is in 1987 door Provinciale Staten vastgesteld op basis van hun bevoegdheden genoemd in de Provinciewet. De verordening bevat bepalingen die van kracht zijn op de genoemde provinciale vaarwegen, alsmede bepalingen die van kracht zijn op een aantal andere, met name genoemde, niet-provinciale vaarwegen. Met de verordening kan de provincie voor haar vaarwegen: - de maximum toegestane afmetingen en diepgang van schepen en bijzondere transporten regelen; - voorkomen dat de scheepvaart onnodig wordt gestremd door de uitvoering van werkzaamheden e.d.; - toezicht uitvoeren op het onderhoud van de oevervoorzieningen; - het langdurig innemen van ligplaatsen regelen en voorkomen dat hierdoor gevaarlijke situaties ontstaan; - het aanbrengen van allerlei werken, zoals bruggen, steigers, meerpalen e.d, en het leggen van kabels en leidingen over, in en door de vaarweg regelen; - voor de bruggen en sluizen de bedieningstijden vaststellen. Op de verboden in de verordening kan de provincie op verzoek ontheffing verlenen, waarbij het mogelijk is om nadere voorschriften en voorwaarden te geven. Volgens de verordening wordt daarbij gelet op de veiligheid van het scheepvaartverkeer en op het goed bevaarbaar blijven van een vaarweg. Dit toetsingskader wordt in dit beheerplan verder aangescherpt. De uitvoering van deze verordening valt onder het begrip publiekrechtelijk beheer door de provincie.
21
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
22
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
I.2 PROVINCIAAL VAARWEGENNET Het provinciaal vaarwegennet is de schakel tussen de transportassen van het Rijk en verbindt de havens in de randstad en de verschillende waterrijke gebieden in Zuid-Holland met de rest van Nederland. De functies worden in deel II van dit plan verder uitgewerkt. Daaruit blijkt, dat behalve de transportfunctie en voor de recreatievaart, ook de waterhuishouding, de waterkeringen die het vaarwater omsluiten, ecologie etc. functies zijn waarmee rekening moet worden gehouden. Integraal beheer houdt in het beschrijven van die functies, maar begint met het beschrijven van het areaal dat deze functies moet dragen en het beschrijven van de verschillende beheertaken waar DBI mee te maken heeft. Dit hoofdstuk beschrijft het vaarwegennet dat in beheer is van de provincie Zuid-Holland. Bovendien geeft het een overzicht van andere beheerders die een rol spelen en invloed hebben op het te voeren beleid. Met elkaar voeren deze overheden het beleid voor de traditionele (kern-) functies voor de vaarwegen, te weten scheepvaart, waterhuishouding en waterkeringen.
I.2.1 VAARWEGINDELING EN KENGETALLEN I.2.1.1 Vaarwegindeling trajecten Provincie Zuid-Holland heeft ruim 140 km vaarweg in beheer, waarvan 4,4 km voor de provincie Utrecht. Voor de beroepsvaart zijn de vaarwegverbindingen van Rotterdam naar Den Haag en van Gouda via Alphen aan den Rijn naar Amsterdam en Leiden van groot belang (zie kaart 1). De laatste verbinding is ook van groot belang voor de doorgaande recreatievaart. De overige vaarwegen zijn vooral voor de recreatietoervaart van belang. Het Merwedekanaal is voor de beroepsvaart rond Gorinchem en Vianen (Utrecht) van enige betekenis. De Leidsche Trekvliet, een korte zijtak van het Rijn-Schiekanaal, en de Otwegwetering, korte zijtak van de Gouwe, hebben geen functie in het provinciale vaarwegennet. Dienst Beheer Infrastructuur komt met een voorstel deze vaarwegen over te dragen aan lagere overheden. Het vaarwegennet is opgedeeld in 10 vaarwegtrajecten. Deze trajecten hebben elk een eigen karakter en functies en stellen eigen eisen aan de vaarweg. De wensbeelden van de trajecten zijn uitgewerkt in de nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart (lit. 3). Deze nota vormt het beleidskader voor het beheer van vaarwegen. trajectonderdelen De 10 vaarwegtrajecten zijn opgedeeld in 25 trajectonderdelen. Deze onderverdeling is nodig om nuanceringen in het functionele gebruik en de definiëring van eisen mogelijk te maken. In tabel 1 zijn de trajectonderdelen met kilometrering en bijbehorende lengtes weergegeven. De kilometrering is gebaseerd op de oude, meer geografisch georiënteerde situatie. Dit heeft als gevolg dat in één traject met meerdere trajectonderdelen verschillende kilometreringen door elkaar heen lopen. Zie bijvoorbeeld traject 6, met vier trajectonderdelen en vier verschillende kilometreringen. Traject 10a, Merwedekanaal tussen Lek en Bolgerijensebrug, beheert DBI voor de provincie Utrecht.
23
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
Kaart 1: Trajectindeling provinciale vaarwegen
objectcategorieën/onderhoudsvakken DBI onderscheidt de volgende objectcategorieën (zie Nota Onderhoud Onderbouwd, lit.23). • Nautische voorzieningen • Beweegbare kunstwerken • Oevers • Waterbodems • Exploitatie vaarwegen Een trajectonderdeel bestaat uit een of meerdere onderhoudsvakken. Deze onderhoudsvakken bevatten een of meer objecten uit een objectcategorie. De objecten binnen de objectcategorie oevers zijn de onderhoudsvakken aan linkeroever en rechteroever. Voor beweegbare kunstwerken is het object een brug of sluis en voor bodems is het object een baggervak tussen linker- en rechteroever. Het onderscheid naar onderhoudsvakken is nodig om prioritering binnen een objectcategorie op grote vaarwegstukken mogelijk te maken.
24
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
Tabel 1 Areaal vaarwegen in trajecten en trajectonderdelen (bron: GeoInformatie) BRON: GEOINFORMATIE Traject Vaarwegtraject nr. 1
Van
Tot
kmpbegin
kmpeind
Lengte meters
splitsing Delfshavensche Schie
splitsing Haagse Trekvliet
ond a ond b ond c
Delftse Schie, Rijn-Schiekanaal Haagse Trekvliet Delftse Schie Rijn-Schiekanaal Haagse Trekvliet
splitsing Delfshavensche Schie Kolk in Delft Rijn-Schiekanaal
Kolk in Delft splitsing Haagse Trekvliet Geestbrug
31530 22820 0.000
22820 15855 0.379
8855 6998 371
2 ond a ond b ond c
Rijn-Schiekanaal Rijn-Schiekanaal Rijn-Schiekanaal Korte Vliet
splitsing Haagse Trekvliet splitsing Haagse Trekvliet sluis Leidschendam Rijn-Schiekanaal
splitsing Korte Vlietkanaal sluis Leidschendam splitsing Oude Rijn eind Korte Vlietje
15855 11350 0.000
11350 3665 0.055
12,401 4459 7890 52
3
Korte Vlietkanaal, Oude Rijn aansluiting Rijn-Schiekanaal Aditioneel-/ Uitwateringskanaal aansluiting Rijn-Schiekanaal
eind Oude Rijn
splitsing Korte Vlietkanaal
kruising bij Heimanswetering
ond a
Rijn-Schiekanaal, Oude Rijn tot Heimanswetering Rijn-Schiekanaal
ond b ond c ond d
Oude Rijn Oude Rijn Leidsche Trekvliet
splitsing Korte Vlietkanaal Rijn-Schiekanaal Leiden-Noord Spanjaardsbrug/Zijl Koudekerksebrug Rijn-Schiekanaal
Rijn-Schiekanaal Leiden-Noord Spanjaardsbrug/Zijl aansluiting Koudekerksebrug Heimanswetering Trekvlietbrug
5 ond a
Zijl, vaargeul Kagerplassen Zijl, Kromme Zijl
Ringvaart vd Haarl.meerpolder ‘t Joppe
ond b
Spanjaardsbrug Spanjaardsbrug Kromme Zijl ‘t Joppe
vaargeul, onderdeel niet in eigendom/wel beheer. Oude Rijn, Heimanswetering, aansluiting Oude RijnPaddegat Gouwsluis Woudwetering, vaargeul Braassemermeer Oude Wetering Oude Rijn Gouwsluis Oude Rijn Braassemermeer Oude Wetering
Kagerplassen
7 ond a
Aarkanaal
kruising Gouwe, Oude Rijn kruising Gouwe, Oude Rijn
Aansluiting Drecht aansluiting Drecht
8 ond a ond b
Oude Rijn
Gouwsluis/Steekterbrug Gouwsluis/Steekterbrug sluis Bodegraven
provinciegrens Utrecht sluis Bodegraven provinciegrens Utrecht
9
Voorhaven, Gouwekanaal, Gouwe
aansluiting Oude Rijn
Hollandsche Ijssel
Gouwsluis Opleghaven Balkengat Julianasluis
Julianasluis
Lek
aansluiting Boven Merwede
Lek splitsing Verbindingskanaal splitsing Verbindingskanaal
splitsing Verbindingskanaal tot de Boven Merwede tot de Linge
aansluiting Gouwe
Otwegweteringbrug
ond a 4
6
ond a ond b ond c ond d
ond a
ond b
de Voorhaven
10
Merwedekanaal, Verbindingskanaal
ond a ond b ond c
Verbindingskanaal
ond 4e
Roomburgerwatering
ond. 9c
Otwegwetering
Vaarwegt rajecten
Additoneel-Uitwateringskanaal
16,224
10,119 0.000
10300
3665 0.000 1000 7563 0.000
0.975 0.955 7563 11895 0.200
4577 955 6323 4442 233
1000 0.000 4560
4560 0.435 7700
8,135 4560 435 3140
aansluiting op Ringvaart
Oude Rijn-Heimanswetering Braassemermeer Oude Wetering aansluiting op Ringvaart
Hollandsche Ijssel
13,136
15845 0.000 4900 0.000
11895 4900 0.000 1440
0.000
11140
15845 22140
22140 28860
Niet opgenomen in Traject-indeling Areaal Lengte van de trajecten zijn gemeten in as van de vaarweg met behulp van de huidige areaal data.
25
TOTAAL IN BEHEER EN EIGENDOM
12,935 6206 6729 14,923
14965 0.000 0.000 0.500
0.500 0.290 0.310 0.070
14493 0 0 430 24,789
0.000 18000 18000
18000 23800 1300
0.512
0.665
0.000
0.919
excl. Deel van traject 10a (prov. Utrecht) excl. traject 5b
District Stedelijk Gebied District Landelijk Gebied
3857 4938 2877 1464 11,205
TOTAAL IN BEHEER
Beheerder
10119 16,530
18044 5681 1064
140,397 -4.400 -3.140
132,857
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
De opbouw van het vaarwegenareaal is in figuur 1 samengevat. Provinciale vaarwegen
10 trajecten
25 trajectonderdelen
5 objectcategorieën
vele objecten
figuur 1.: Areaalopbouw I.2.1.2 Kengetallen Areaal programma Areaal Sinds maart 2004 is het programma Areaal van start gegaan. Dit programma omvat een groot aantal projecten om te komen tot een duurzaam areaalinformatiesysteem voor DBI. Wij willen met dit informatiesysteem zorg dragen voor de opslag en het beheer van beschikbare en nog te inventariseren gegevens de aanschaf van een aantal beheerpakketten. Met de aanschaf van het informatiesysteem hoort ook het beschrijven van de werkprocessen en de implementatie en acceptatie binnen onze organisatie. De ontwikkeling van planmatig beheer hangt nauw samen met de ontwikkeling van een nieuw informatiesysteem. De nieuwe beheersystematiek, die in deel II verder is uitgewerkt, wordt in het informatiesysteem geïmplementeerd. Dat betekent dat inventarisaties en inspecties van het areaal op grond van de beheersystematiek van planmatig beheer niet eerder plaatsvinden nadat het systeem is opgeleverd. Naar verwachting wordt het project eind 2006 opgeleverd. In de tweede helft van 2006 worden beheersystemen aangeschaft en zullen vervolgens grootschalige inventarisaties worden uitgevoerd. Inventarisaties voor bestekken 2005 en inspecties van kunstwerken en oevers voor het onderhoud van 2005/2006 zijn nog volgens de bestaande methode worden uitgevoerd. De wijze waarop het beheer en onderhoud wordt uitgevoerd is vastgelegd in het referentiedocument (lit 34). De planning van het programma Areaal brengt met zich mee, dat het areaal nog niet volledig in kaart is gebracht. Alle kengetallen in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op de actuele kennis, nog summier, soms onvolledig en wellicht nog niet altijd accuraat. Eind 2006 zullen wij alle inventarisaties en inspecties hebben afgerond en verwerkt in de beheer- en instandhoudingsplannen. kengetallen Hieronder volgt, per objectcategorie, een overzicht van het aantal objecten in en langs de vaarwegen in beheer van de provincie Zuid-Holland. Voor een aantal objectcategorieën zijn, zoals hierboven toegelicht, de gegevens incompleet of niet beschikbaar. objectcategorie: Nautische voorzieningen
26
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
Binnen de objectcategorie nautische voorzieningen zijn de onderstaande objecttypes te onderscheiden (tabel 2): Tabel 2 Aantal nautische voorzieningen Objecten
DSG
DLG
Totaal DBI
Betonning
0
7
7
Bakens oever
4
0
4
Betonning vaargeul
0
6
6
Lichtboeien vaargeul
0
2
2
Scheepvaartlichten oever
7
3
10
Verkeerstekens
pm
pm
pm
Meetsystemen scheepvaartbegeleiding
pm
pm
pm
Meerpalen, meerstoelen (aantal objecten)
907
587
1.494
objectcategorie: Beweegbare kunstwerken In de provinciale vaarwegen ligt een groot aantal kunstwerken die in beheer en/of in eigendom van de provincie zijn. Deze bruggen liggen in de meeste gevallen niet in provinciale wegen. Tabel 3 geeft een overzicht van het aantal beweegbare bruggen die in beheer en eigendom van de provincie zijn en de provinciale sluizen. De Arkeldamse Sluis en de Begraafplaatssluis of Kerkhofsluis zijn niet meer actief. Tabel 4 geeft een overzicht van het aantal beweegbare bruggen en sluizen in eigendom van derden, maar in beheer bij de provincie op kosten van die derden. Bruggen die alleen worden bediend voor derden zijn hierin niet opgenomen. Tabel 3 Beweegbare kunstwerken in beheer en eigendom PZH tabel 3a Aantal beweegbare bruggen Type Basculebrug Draaibrug Hefbrug Ophaalbrug Klapbrug totaal
DSG 22 1 0 10 0 33
27
DLG 7 0 3 17 3 30
Aantal 29 1 3 27 3 63
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
tabel 3b 5 Sluizen Naam
Toelichting
Arkeldamse Sluis
Schutsluis, staat open
Julianasluis
Schutsluis
Sluis Leidschendam
Schutsluis
Begraafplaatssluis of Kerkhofsluis
Staat open, geen schutsluis
Grote Merwedesluis
Schutsluis
Tabel 4 Beweegbare kunstwerken in beheer PZH en eigendom derden, excl. bruggen die alleen door PZH wordt bediend. tabel 4a Aantal beweegbare bruggen van derden Type
Aantal
Basculebrug
4
Draaibrug
2
Ophaalbrug
6 totaal
12
tabel 4b aantal sluizen van derden Lokatie
Aantal
Vianen
1 totaal
1
objectcategorie: Oevers Tabel 5 geeft een overzicht van de oeverconstructies in beheer bij de provincie. DBI beheert ca. 140 km vaarweg, waarvan ca.133 km in eigendom. Grofweg zou DBI dus 266 km (2 x 133 km) oevers in beheer hebben. In werkelijkheid is deze lengte korter. Dit komt doordat delen van oevers langs de provinciale vaarwegen (nog) in beheer zijn van derden (gemeenten, waterschappen, particulieren, bedrijven). Verder ontbreken oevers bij vaarwegkruisingen en ter plaatse van kunstwerken. Uit tabel 5 blijkt dat DBI 195 km oevers beheert waarvan 190,6 km in eigendom. Dit is ca. 71% van de aanwezige lengte. De resterende 29% oeverlengte is in beheer van derden, ontbreekt door kruisingen met vaarwegen of wegen.
28
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
Tabel 5 Lengte oeverconstructies Soort
DSG
DLG
Verticale constructies
Totaal DBI (km) 116,8
Glooiingsconstructies
72,2
Derden (km)
Loswallen Totaal km
199
91,397 lengte inclusief kruisingen (vaar)wegen
objectcategorie: Landschap en milieu Tabel 6 geeft een overzicht van de aantallen objecten die onder de categorie landschap en milieu vallen. Van de bomen zijn verreweg de meeste langs het Merwedekanaal gelegen. Langs de Zijl (traject 5) staan 2 bomen. Het overige groen bestaat uit smalle stroken van ca. 1 meter en 1 eilandje. De bredere groenvlakken zijn weer te vinden langs het Merwedekanaal. De oppervlakten van het overige groen is nog niet bekend. Tabel 6 Hoeveelheden landschap en milieu Soort
Hoeveelheid
Bermen
pm
Bomen
831
Terreinen
pm
objectcategorie: Waterbodems Volgens tabel 1 hebben de provinciale vaarwegen een totale lengte van ca. 139 km, inclusief de vaargeulen door de Kagerplassen en het Braassemermeer, exclusief het Utrechtse gedeelte van het Merwedekanaal. Het totale natte bodemoppervlak bedraagt ca. 590 ha.. De breedte van de vaarwegen varieert van ca. 20m meter tot ca. 45 meter. Streefbeeld Areaal In 2006 is het areaal vaarwegen in beheer bij DBI volledig geïnventariseerd. Programma Areaal In 2006 is een adequaat informatiesysteem aangeschaft.
I.2.2 BEHEERDIVERSITEIT OP EN LANGS DE VAARWEGEN Behalve de provincie spelen nog andere beheerders een rol op de provinciale vaarwegen. Met elkaar zijn zij verantwoordelijk voor de kernfuncties van de provinciale vaarwegen, te weten waterhuishouding, waterkering en scheepvaart. Waterhuishouding is de verzamelnaam voor het beheer van de waterkwaliteit en de waterkwaliteit; onder scheepvaart valt het nautisch beheer (gericht op het scheepvaartverkeer) en het vaarwegbeheer (gericht op het kapitaalgoed). In Tabel 7 zijn de verschillende soorten van beheer met de beheerders samengevat.
29
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
Tabel 7 Beheervormen en beheerder op provinciale vaarwegen Beheer
Beheerder
Nautisch beheer
Provincie Zuid-Holland
Vaarwegbeheer
Provincie Zuid-Holland
Waterkwaliteitsbeheer
Waterschap
Waterkwantiteitsbeheer
Waterschap
Beheer van de waterkeringen
Waterschap
Tabel 8 beschrijft de beheeractiviteiten van DBI als nautisch beheerder en vaarwegbeheerder. Tabel 8 Activiteiten nautisch beheer en vaarweg beheer Soort beheer Nautisch beheer
Beheeractiviteiten • Toezicht en controle op het gebruik van de vaarwegen en op naleving van de wetten en reglementen • Begeleiding en regelen van het scheepvaartverkeer • Nautisch beleidsontwikkeling en verkeersmanagement • Ontheffingen en verkeersbesluiten • Bediening van sluizen en bruggen • Zorg voor de nautische voorzieningen
Vaarwegbeheer
• • •
Uitvoeren van onderhoud en inspecties van bodem, oevers, beweegbare kunstwerken, nautische voorzieningen en exploitatie nat Vergunningen en ontheffingen vaarwegbeheer Inspelen op beleidsontwikkelingen, vertalen van beleid voor de scheepvaart (goederenvervoer, recreatievaart) naar concrete streefbeelden en functie-eisen.
nautisch beheer (gericht op het scheepvaartverkeer) Nautisch beheer houdt in: “Het handhaven en het bevorderen van een veilige, vlotte en doelmatige afwikkeling van het scheepvaartverkeer”. Het nautisch beheer vloeit voort uit de scheepvaartverkeerswet en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten. Een nadere concretisering van het nautisch beheer wordt ingevuld door het begrip “verkeersmanagement” met de daarbij horende verkeersinstrumenten. Onder verkeersmanagement wordt verstaan: “Het scheppen van voorwaarden op de binnenwateren (complementair aan de infrastructuur) voor een vlotte en veilige verkeersafwikkeling van het scheepvaartverkeer en het beperken van de schadelijke gevolgen van scheepvaartverkeer voor de omgeving (lit. 25). vaarwegbeheer (gericht op het kapitaalgoed) Met vaarwegbeheer wordt het functionele en technische beheer van de provinciale vaarwegen, ofwel het bakbeheer, bedoeld. waterkwaliteitsbeheer De waterkwaliteitsbeheerder is primair verantwoordelijk voor schoon water en een schone waterbodem. In juridische zin zijn de bevoegdheden van de waterkwaliteitsbeheerder neergelegd in de Wet verontreiniging oppervlaktewater (Wvo) en de Wet bodembescherming (Wbb). De verantwoordelijkheden ten aanzien van de waterbodem, zoals het verwijderen van vervuilde bagger, zijn opgenomen in de “wettelijke regeling waterbodemsanering”, onderdeel van de Wbb.
30
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
De vaarwegbeheerder heeft een handhavende taak bij het voorkomen van waterverontreiniging door lozingen vanaf schepen of vanaf de wal. De handhavende taak geldt ook voor voorwerpen die in het water terechtkomen met gevolgen voor de veiligheid van de scheepvaart. DBI geeft op dit moment nog weinig invulling aan haar handhavende taak. De noodzaak en uitvoering van deze taak binnen het functionele beheer van de vaarwegen werken wij verder uit in onze beheerstrategie in deel II. waterkwantiteitsbeheer De waterkwantiteitsbeheerder is verantwoordelijk voor voldoende waterbergend vermogen, voldoende doorstroomcapaciteit voor de afvoer van overtollig water uit het gebied en handhaven van het waterpeil. De hoogheemraadschappen stellen in “de Keur” reglementen op. Hierin staat aangegeven welke partij, gebruiker of eigenaar van een water of aangrenzend perceel welke onderhoudstaken moeten uitvoeren. In de “Legger” staan de voor de waterkwantiteit te handhaven afmetingen van de watergangen (lengte, breedte en diepte) beschreven. De provincie is als vaarwegbeheerder verantwoordelijk voor het instandhouden van het benodigde vaarwegprofiel voor de scheepvaart. Het waterschap is verantwoordelijk voor het op diepte houden van watergangen in het kader van de Legger of Keur. In de huidige praktijk is het de provincie die als eerste gaat baggeren, omdat de provincie als eerste een probleem heeft ten aanzien van de benodigde diepte. De hoogheemraadschappen liften dan mee. Op het moment wordt gewerkt aan een verdeling van de kosten voor het baggeren tussen de provincie en de waterschappen. Plotselinge fluctuaties in waterstanden kunnen een veilig en vlot verloop van het scheepvaartverkeer in het algemeen, maar in het bijzonder bij schepen die relatief weinig ruimte hebben, in gevaar brengen. Dit is aan de orde als de nautisch beheerder ontheffing verleent voor het varen van bovenmaatse schepen. De nautisch beheerder dient rekening te houden met de fluctuaties in verband met de juridische verantwoordelijkheid als nautisch beheerder. Afspraken tussen de verschillende beheerders is wenselijk. beheer waterkeringen Waterschappen zijn verantwoordelijk voor de bescherming van de polders tegen overstroming. Dit geldt ook voor de overstroming van polders vanuit de provinciale vaarwegen, de boezemwateren. De provincie is als vaarwegbeheerder verantwoordelijk voor het beheer van de oevers. Vanuit de functie waterkeren en vanuit de functie waterhuishouding stellen de hoogheemraadschappen echter ook eisen die gevolgen kunnen hebben voor het beheer en onderhoud van de oevers. Het is voor de beheerorganisatie van belang op de hoogte te zijn van de eisen die de hoogheemraadschappen aan het vaarwegprofiel en aan de oeverconstructies stellen. Tijdens gevaarlijke omstandigheden, zoals extreem natte of droge tijden, heeft de beheerder van de waterkeringen de taak de nautisch beheerder ruimschoots van tevoren op de hoogte te stellen van maatregelen die consequenties kunnen hebben voor het scheepvaartverkeer, bijvoorbeeld stremmingen. In het noodplan vaarwegen dient hiervoor een gezamenlijke procedure te worden opgenomen. Zie hiervoor ook paragraaf I.1.2.2, waterstaatswet. waterschappen Tabel 9 geeft een overzicht van de waterschappen per vaarwegtraject. Kaart 2 geeft een overzicht van de ligging van de verschillende waterschappen.
31
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
Tabel 9 Vaarwegtrajecten met beheerders waterkwaliteit, waterkwantiteit en waterkeringen Vaarwegtraject
Waterkwaliteit
1. Delftse Schie, Rijn-Schiekanaal, Haagse Trekvliet 2. Den Haag-Leiden 3. Korte Vlietkanaal, Oude Rijn naar Katwijk 4. Leiden – Gouwsluis 5. Zijl 6. Heimanswetering, Paddegat, Woudwetering, Oude Wetering 7. Aarkanaal 8. Oude Rijn
HH Delfland
Waterkwantiteit en waterkering HH Delfland
HH Delfland/HH Rijnland HH Rijnland
HH Delfland/HH Rijnland HH Rijnland
HH Rijnland HH Rijnland HH Rijnland
HH Rijnland HH Rijnland HH Rijnland
9. Gouwe, Otwegwetering Voorhaven Julianasluis
HH Rijnland HH Rijnland/Stichtse Rijnlanden HH Rijnland RWS, directie ZH
10.Merwedekanaal, Verbindingskanaal
Waterschap Rivierenland
HH Rijnland HH Rijnland/Stichtse Rijnlanden HH Rijnland HH Schieland en Krimpenerwaard Waterschap Rivierenland
Bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat wordt het ontwerp Integrale Waterwet voorbereid. De wet regelt alle aspecten van het water: milieu, waterhuishouding, veiligheid, het gebruik voor alle functies, zoals scheepvaart, recreatie, etc. Kern van de wet is: 3.
Het passieve beheer (kaderstellend, toetsend, controlerend, financierend) op nationaal niveau te leggen bij V&W en op het regionale niveau bij de provincie.
4.
Het actieve beheer (beheerplannen, uitvoering, verantwoordingafleggend) op nationaal niveau te leggen bij Rijkswaterstaat en op provinciaal niveau bij de waterschappen.
Provincie Zuid-Holland zal een standpunt innemen over het vaarwegbeheer van de provinciale vaarwegen. Kaart 2: Waterschappen en Hoogheemraadschappen in Zuid-Holland per 1 januari 2005
32
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
I.3 ORGANISATIE Met de vorming van de nieuwe DBI-organisatie met ingang van 1 januari 2003 is ook een start gemaakt met de implementatie van die organisatie, toegesneden op de nieuwe verantwoordelijkheden. Dit hoofdstuk geeft de structuur, de missie en de vorm van interne samenwerking.
I.3.1 INRICHTING, TAKEN, STRATEGISCH BEDRIJFSPLAN Directie Ruimte en Mobiliteit
Afdeling V&V Dienst Beheer Infrastructuur
Plv. directeur/ implementatiemanager *
Controller
Bureau Ondersteuning
District Stedelijk Gebied
District Landelijk Gebied
Afdeling Beheer Strategie (BS)
Afdeling Technisch Specialisch Onderhoud
figuur 2: Organisatieschema DBI DBI bestaat uit vier afdelingen: 2 districten, 1 adviesafdeling en 1 specialistische afdeling. De afdeling Technisch Specialistisch Onderhoud is sinds 1 januari 2005 operationeel en voert beheer en onderhoudstaken uit op het gebied van verkeersregelinstallaties, openbare verlichting, beweegbare kunstwerken, betonconstructies en omvat het Centraal Magazijn Verkeersmaatregelen. De missie voor de Dienst Beheer Infrastructuur, die in 2001 is vastgesteld, weerspiegelt de eisen die het provinciaal bestuur stelt aan het beheer en onderhoud van de infrastructuur: “De Dienst Beheer Infrastructuur (DBI) heeft als onderdeel van de directie Ruimte en Mobiliteit (DRM) de missie het duurzaam gebruik te bevorderen van de droge en natte infrastructuur van de provincie Zuid-Holland door het plegen van vakkundig beheer en onderhoud. Dit gebeurt op grond van het door het provinciebestuur vastgestelde beleid voor veiligheid, bereikbaarheid, comfort, aanzien en milieu. DBI denkt en handelt vanuit het belang van de gebruiker van de infrastructuur en doet dat met gemotiveerde, kritische, loyale en integere medewerkers." Vanuit het hoofdproces laat deze missie zich vertalen naar een aantal hoofdtaken: Algemeen beleid: het bijdragen aan de ontwikkeling en vaststelling van algemeen beleid dat als kader dient voor de ontwikkeling en uitvoering van het beheer- en onderhoudsbeleid van de provinciale infrastructuur. Concernbeleid wordt vertaald naar beleid voor droge en natte infrastructuur en vastgelegd in beleidsen beheerplannen. Technisch beleid: algemeen beleid vertalen naar technische uitvoeringskaders, vastleggen in resp. actualiseren van het beheerplan. Opstellen resp. actualiseren van instandhoudingsplannen (IHP’s) en referentiedocumenten.
33
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
Uitvoeringsbeleid: meerjarenprogrammering van beweegbare kunstwerken, oevers, waterbodems en nautische voorzieningen. Uitvoeren beheer en onderhoud: het vaststellen van het jaarlijks onderhoudsprogramma, het formuleren en uitvoeren van beheer en onderhoudsmaatregelen. Eind 2004 is het strategisch bedrijfsplan van deze dienst gereedgekomen (lit. 34). Daarin hebben zij hun koers voor de periode 2005-2008 uiteengezet. Daarin geven zij aan dat ontwikkeling en kwaliteitsverbetering in de huidige taken en ontwikkeling van de nieuwe taken worden afgeleid uit drie strategische doelen van DBI. Deze doelen worden gedragen door een achttal pijlers: werkprogramma's waarin de organisatie verder professionaliseert. Planmatig beheer is een van de pijlers.
I.3.2 VERANTWOORDELIJKHEDEN
De Beheerorganisatie met taken, rollen en verantwoordelijkheden, werkprocessen en procedures is volledig ingericht conform de nieuwe beheervisie (zie tabel 10). tabel 10: bevoegdheidschema DRM Beleidsplan PVVP Beheerplan Wegen (deel I, II en III) Referentiedocument Instandhoudingsplannen Instandhouding infrastructuur Verbetering/ vernieuwing infrastructuur Databeheer
Opdrachtgever DRM Dir. DBI
Ontwerper DRM / VV BS
Adviseur DBI district/VV
Toetser CAF controller
Beslisser GS/PS GS
Uitvoerder DRM/DBI DBI
Dir. DBI district
BS BS
District/TSO District/TSO
controller controller
Dir. DBI Dir. DBI
District/TSO District/TSO
district
district
BS
controller
Dir. DBI
District/TSO
DRM
DRM district BS
district BS/VV BS/BO
DRM
Dir. DRM
DRM/district
BO
Dir. DBI
BS/district
district
BS = Beheer Strategie; BO = Bureau Ondersteuning; DRM = Directie Ruimte & Mobiliteit; VV = Afdeling Verkeer & Vervoer; TSO = Technisch Specialistisch Onderhoud
I.3.3 KADERREGELING OG-ON Voor een goede sturing in het beheer en onderhoud van de infrastructuur is de integrale verantwoordelijkheid daarvoor bij de districten ondergebracht. Een aantal werkzaamheden is buiten de districtsorganisatie binnen de dienst ondergebracht, te weten bij afdeling Beheer Strategie en afdeling Technisch Specialistisch Onderhoud. De werkzaamheden van de interne uitbesteding moeten totstandkomen binnen vooraf bepaalde kaders onder de volledige verantwoordelijkheid van de beoogde organisatie-eenheden. De kaders betreffen het proces van samenwerking tussen die organisatie-eenheden en de districten op hoofdlijnen en omvatten alle producten die buiten de districtsorganisatie totstandkomen. Deze kaderregeling is bedoeld om de samenwerking nader uit te werken met de rolverdeling zoals aangeduid in het inrichtingsdocument voor de Dienst Beheer Infrastructuur. In die rolverdeling treden de districten op als interne opdrachtgever (OG) en afdeling Beheer Strategie en de Eenheid Technisch Specialistisch Onderhoud als interne opdrachtnemer (ON). In het inrichtingsdocument is de reikwijdte van de rolverdeling niet nader aangegeven. De rolverdeling van OG en ON en de beschrijving op hoofdlijnen van het werkproces is vastgelegd in de DBIkaderregeling OG-ON die het managementteam DBI op 1 april 2004 heeft vastgesteld (lit 13). Deze kaderregeling is een aanvulling op de regels die zijn gesteld op het terrein van de bedrijfsvoering, zoals P&C en mandaatregeling, en komt niet in de plaats daarvan.
34
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
De kaderregeling is gestoeld op drie uitgangspunten: 1. OG beslist over het jaarplan en de afzonderlijke projectplannen van ON. 2. OG geeft onderdeel Technisch Specialistisch Onderhoud opdrachten voor de voorbereiding en uitvoering van specialistische onderhoudstaken (Kunstwerken, VRI’s, Openbare Verlichting). 3. OG geeft afdeling Beheer Strategie opdrachten voor de verkeerskundige advisering over de inrichting van de weg, verkeersveiligheid, alle beleidsadvisering op het terrein van beheer en onderhoud en het beheer van geo-informatie. Het voorliggend beheerplan is kader voor heel DBI dus ook voor de opdrachtgevers. Daarom is bepaald dat als districten overwegen af te wijken van het vastgestelde beleid of bij (nog) ontbreken van beleid zij afdeling Beheer Strategie om advies vragen. Daarmee wordt zorg gedragen voor een goed gemotiveerd besluit en wordt afdeling Beheer Strategie in staat gesteld ontwikkelingen bij te houden en initiatieven te nemen om beleidsvoorstellen op te stellen. In het kader van het eerder genoemde Strategisch Bedrijfsplan 20052008 zijn de werkprocessen nader uitgewerkt.
35
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
36
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
I.4 BEHEERVISIE Zorgen dat beslissingen op het juiste niveau genomen worden. Dat is de kern van de beheervisie. Het programma met maatregelen is het vaartuig waarmee de integraliteit van het product, het proces en de organisatie wordt geborgd en onderbouwd; daarmee ook de investeringen in systemen, organisatie en mensen om het verwachte dienstverleningsniveau van de vaarwegen te halen. Dit hoofdstuk werkt de visie nader uit en formuleert daarvoor uitgangspunten.
I.4.1 UITWERKING VAN DE VISIE maatschappelijke context De beheervisie heeft haar vertrekpunt in het functioneel beheer. In deze nieuwe beheerfilosofie staat het maatschappelijk belang van de infrastructuur centraal. De provincie is verantwoordelijk voor het realiseren en het instandhouden van de maatschappelijke functies of de functionele kwaliteit van haar infrastructuur. Voor de districten, verantwoordelijk voor het operationele beheer, houdt dit in dat zij naast het uitvoeren van de reguliere “technische” beheertaken, zich ook rekenschap moeten geven van de ontwikkelingen op het gebied van bereikbaarheid, veiligheid en omgevingskwaliteit. Dit zijn de maatschappelijke thema’s waarbinnen de provinciale infrastructuur wordt ingericht. De nieuwe beheerfilosofie gaat er eveneens vanuit dat onderhoud alleen maar wordt uitgevoerd, omdat het nodig is voor het goed functioneren van het object. Daarvoor moet informatie beschikbaar zijn over de kwaliteit van je kapitaalgoederen en vergelijken met het interventieniveau dat is afgesproken. Met het voorspellen wanneer dit interventieniveau wordt overschreden kunnen adequate maatregelen worden getroffen. Over deze zaken moet een beheerder nadenken en een strategie voor inspectie en onderhoud ontwikkelen en vastleggen. Dat gebeurt met instandhoudingsplannen. Een van de voorwaarden om tot een gewenst beheer te komen, is om in een vroeg stadium bij de ontwikkeling van nieuw areaal de beheerder erbij te betrekken. In de planfase van een project moeten eigenaar en beheerder het met elkaar eens worden over de functie-eisen van de nieuwe of aangepaste infrastructuur. Dit zijn eisen die vanuit de functionaliteit van de vaarweg aan de objecten worden gesteld en aan de hand waarvan de beheerder kan sturen. De eigenaar zal met de beheerder een instandhoudingsplan voor de nieuwe infrastructuur moeten opstellen. onderbouwing Het onderbouwen van het beheer- en onderhoudsprogramma van de infrastructuur is niet alleen van belang voor de prioritering zelf, maar ook een verantwoording naar de politiek en de samenleving, in het bijzonder wat het beheer en onderhoud bijdraagt aan de maatschappij. De onderbouwing van het meerjarenprogramma gebeurt uiteindelijk via de zogenaamde instandhoudingsplannen en het achterliggende referentiedocument. DBI zal deze plannen regelmatig actualiseren, bijvoorbeeld aan de hand van functionele inspecties. De resultaten hiervan worden vervolgens gebruikt om de meerjarenprogramma te actualiseren. Door de instandhoudingsplannen integraal op en binnen de eigen bedrijfsvoering toe te passen, met een rolverdeling die past binnen de nieuwe beheerfilosofie, heeft het beheer een prima instrument in handen voor het plannen, programmeren, begroten en sturen van het beheer en onderhoud van de provinciale infrastructuur. Dit is een ontwikkelingsproces is waarin cultuur, taken en organisatie zich steeds meer gaan zetten naar deze functionele bedrijfsvoering. Dit leidt tot een doelmatige en efficiënte inzet van middelen en
37
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
een transparante bedrijfsvoering. De plannen bieden het management tevens ondersteuning bij het maken van keuzes in het beheer en onderhoud.
I.4.2 UITGANGSPUNTEN Het beheerplan is een belangrijk hulpmiddel om: het bestuur inzicht te geven in de maatregelen en middelen die nodig zijn om de bestaande infrastructuur op de gewenste kwaliteit te houden; de beheerder te informeren over de maatregelen die moeten worden genomen om het bestaande areaal in stand te houden met een doorkijk van 5 à10 jaar; het lijnmanagement te ondersteunen bij de allocatie van middelen die nodig zijn om deze maatregelen te kunnen uitvoeren. De beheerplannen voor vaarwegen en wegen vormen daarmee een basis voor de koers van onze dienst. Uitgangspunten voor het opstellen van de beheerplannen zijn: •
het algemeen beleid, zoals dat in het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2002 – 2020 (PVVP) is vastgesteld (lit. 25). De wensbeelden voor de vaarwegen zijn nader uit gewerkt in de beleidsnota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart (lit.3) . De wensbeelden zijn in dit beheerplan uitgewerkt naar technische uitgangspunten, zoals die zijn neergelegd in normen en richtlijnen, en interventieniveaus. De integrale maatregelen worden opgenomen in het uitvoeringsdeel (III) van het beheerplan.
•
het functioneel beheerconcept, dat uitgaat van het besturingsconcept zoals in figuur 3 is weergegeven. Daarin is aangegeven dat in afzonderlijke stappen het beleid, de programmering en de uitvoering wordt uitgewerkt en omgekeerd wordt geëvalueerd. Dit alles binnen de maatschappelijke en politiek context.
Figuur 3: model voor de besturing van het vaarwegbeheer
Provincie
beleid programmering uitvoering
evaluatie
advisering
Zuid-Holland
vaarwegbeheer
In feite is het beheerplan een samenstel van herkenbare kaders: strategisch, tactisch en operationeel (zie figuur 4). Het beheer- en onderhoudsproces begint met het maken van beleid op strategisch niveau. Op grond van beleidsplannen, via effecttoetsen (PVVP, Nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart, Nota Water etc.),
38
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
beheerplannen, instandhoudingsplannen, onderhoudsprogramma's en bestekken wordt dit beleid vertaald naar de dagelijkse praktijk. De vertaling vindt plaats op basis van een multi-functionele benadering. Daarbij is de provinciale infrastructuur opgedeeld van grof naar fijn in functioneel samenhangende onderdelen: netwerk, trajecten, objecten. Via conditiemetingen (inspecties), instandhoudingsplannen, beheerplannen en evaluaties via monitoring, worden de consequenties van het beleid in kaart gebracht en teruggekoppeld naar datzelfde beleid. Het hele beheer- en onderhoudsproces is zodoende voor te stellen door een achtbaan. De beheerplannen vormen daarbij het kruispunt tussen beleid en uitvoering en vice versa. Provinciaal beleid (PVVP)
Strategisch
(Nota Provinciale Vaarwegen en
Beleidsplannen
Scheepvaart)
Evaluatie, (via monitoring)
(via effecttoetsen)
Beheerplannen (Wegen, vaarwegen)
Tactisch Instandhoudingsplannen Referentiedocumenten Conditiemeting,
Onderhoudsprogramma Verbeterprogramma
(d.m.v. inspecties)
Bestekken,
Operationeel
uitvoering
Figuur 4 Beheerplansystematiek, met het beheerplan op het kruispunt van de achtbaan van beleid naar uitvoering en vice versa. Aan de hand van de gestelde uitgangspunten en op basis van het functionele beheerconcept wordt dit beheerplan verder uitgewerkt in Deel II.
39
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
DEEL II BELEIDSKADER
41
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
42
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
INHOUDSOPGAVE Deel II II.1
II.2
II.3
Beleidskader
45
Functioneel beleid vaarwegen
45
II.1.1
Inleiding
45
II.1.2
Bereikbaarheid
46
II.1.3
Veiligheid
49
II.1.4
Omgevingskwaliteit
52
II.1.5
Samenvatting en conclusies
56
Uitwerking beleid per traject
58
II.2.1
Traject 1: Rotterdam-Delft-Den Haag
58
II.2.2
Traject 2: Den Haag-Voorschoten
61
II.2.3
Traject 3: Voorschoten-Katwijk
63
II.2.4
Traject 4: Voorschoten-Alphen aan den Rijn
65
II.2.5
Traject 5: Leiden-Grens Noord-Holland
67
II.2.6
Traject 6: Alphen a/d Rijn-Grens Noord-Holland
69
II.2.7
Traject 7: Alphen a/d Rijn-Amstel/Drecht
71
II.2.8
Traject 8: Alphen a/d Rijn-Grens Utrecht
73
II.2.9
Traject 9: Gouda-Alphen aan den Rijn
75
II.2.10 Traject 10: Gorinchem-Vianen (Utrecht)
77
II.2.12 Sturen op kwaliteit
79
II.2.11 Samenvatting en conclusies
80
Algemene beheerstrategie
85
II.3.1
Uitgangspunten
85
II.3.1.1 Uitwerking planmatig beheer
85
II.3.1.2 Beslismodel voor maatregelen
86
II.3.1.3 Instandhoudingsplannen
87
II.3.1.4 Basiskwaliteitsniveau
88
II.3.2
Onderhoudstoestand van de vaarwegen
90
II.3.3
Algemene beheerstrategie
93
II.3.4
Doelstellingen
94
43
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
44
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
II BELEIDSKADER Het beheer van vaarwegen is onlosmakelijk verbonden met de maatschappelijke functies die deze vervullen. Afhankelijk van het ambitieniveau dat de provincie wil neerleggen kan een passende beheerstrategie voor elk vaarwegtraject worden geformuleerd. Deze beheerstrategie geeft richting aan de prioriteiten in het beheer en onderhoud. In dit deel hebben wij het provinciaal (functionele) beleid samengevat langs 3 beleidsthema's: bereikbaarheid, veiligheid en omgevingskwaliteit (hfd II.1). Elk beleidsthema wordt afgesloten door wensbeelden en een beleidsprogramma. Vervolgens zijn per traject de maatschappelijke ambities uitgewerkt naar de functionele eisen die aan de vaarweg en zijn objecten zijn gesteld (hfd II.2). Het merendeel van deze uitwerking is een samenvatting van de nota Vaarwegen en Scheepvaart. De maatschappelijke ambities (wensbeelden en functionele eisen) beschrijven de kwaliteit van de vaarweg. Het kwaliteitniveau, te weten het accent op bereikbaarheid, veiligheid en omgevingskwaliteit, is per traject aangegeven. De beheerstrategie voor de onderdelen van het areaal is op deze eisen toegespitst (hfd II.3). Deze beheerstrategie is het operationele kader voor zowel de prioritering en de programmering. Het resultaat daarvan wordt deel III vorm en inhoud gegeven. Met dit beleidskader wordt in essentie de verbinding gelegd tussen beleid en uitvoering.
II.1 FUNCTIONEEL BELEID VAARWEGEN II.1.1 INLEIDING Functioneel beleid start met het beschrijven van alle maatschappelijke functies die van toepassing zijn op de vaarwegen. In de eerste plaats wordt onderscheiden de traditionele kernfuncties. Dit zijn de functies waarvoor de vaarwegen van oorsprong altijd hebben gediend; voor de waterhuishouding (Functiecategorie Watergang), voor het waterkeren (Functiecategorie Waterkering) en voor de scheepvaart (Functiecategorieën Beroepsvaart en Recreatievaart). Naast deze kernfuncties worden verder randfuncties onderscheiden . Dit zijn functies waar de beheerder met de uitoefening van zijn taken voor de kernfuncties mee te maken krijgt. Soms vloeien daaruit de randvoorwaarden, soms moet een nadere afweging gemaakt worden voor het beleid. Als randfuncties wij onderscheiden zijn de functiecategorieën Landtransport, Bebouwing, Wonen op het water, Ondergrondse Infrastructuur, Laden en Lossen, Recreatie en Ecologie. Bij formuleren van het beheerbeleid moet DBI dus met deze randfuncties rekening houden, maar zijn niet per definitie maatgevend. Er kan dus sprake zijn van een belangenafweging. De kernfuncties hebben daarbij het primaat. In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de kwaliteit van de vaarwegen. De kwaliteit van de vaarwegen laat zich beschrijven door per functie de wensbeelden en functie-eisen op te sommen. Deze opzet zou leiden tot elf specificatiereeksen. In dit beheerplan is er voor gekozen deze kwaliteit wordt beschreven langs de drie aansprekende beleidsthema's:
bereikbaarheid veiligheid omgevingskwaliteit
Met deze opzet wordt aangesloten op de bestuurlijk wens om te sturen op aansprekende maatschappelijke doelen. Voor het formuleren van een beheerstrategie is het van belang de functies en daarmee samenhangende functieeisen steeds voor ogen te houden. De thematische indeling van de paragrafen is dus een presentatiekeuze.
45
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
De samenhang tussen functies, beleidsthema’s en beheerstrategie hebben wij in het onderstaande tabel tot uitdrukking gebracht. Het bestuur stelt het beleid, inclusief de wensbeelden en functie-eisen vast. Op grond hiervan is een integrale beheerstrategie uitgewerkt, waarin wordt aangegeven hoe het beleid wordt gerealiseerd en welke waarborgen worden geboden binnen de daarvoor gelden randvoorwaarden. De resultaten worden in de vorm van een meerjarenprogramma voor beheer en onderhoud van de infrastructuur (Deel III) wordt jaarlijks geactualiseerd. Het beleid wordt eenmaal in de vier jaren geëvalueerd en vastgesteld. tabel 11 Samenhang tussen functies, beleidsthema's en beheerstrategie BELEIDSTHEMA'S
KERNFUNCTIES
RANDFUNCTIES
FUNCTIECATEGORIE
Bereikbaarheid
Beroepsvaart Recreatievaart Waterkeren Watergang Landtransport Bebouwing Wonen op water Ondergrondse infrastructuur Recreatie Ecologie
Veilig -heid
Omgevingskwaliteit
Functieeisen
BEHEERSTRATEGIE
FUNCTIES
Wensbeel den
In de volgende paragraaf wordt voor elk beleidsthema kort ingegaan op het landelijk en provinciaal beleid. Dit beleid werken wordt zoveel mogelijk uitgewerkt langs de elf functies die van toepassing zijn op de vaarwegen. Daarbij wordt geen expliciet onderscheid gemaakt in kern- of randfuncties. Een volledig overzicht van de functies geeft bijlage 5. Elk thema sluiten wij af met streefbeelden, kwaliteitsniveaus en beleidsprogramma. De beheerstrategie is in hoofdstuk II.3 uitgewerkt. Voor de scheepvaartfuncties heeft de nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart (lit 3) en de Beleidsnota Milieu en Water (lit.5) als belangrijkste informatiebronnen gediend. Volstaan met het geven van een korte samenvatting en een overzicht van onze streefbeelden, de kwaliteitsniveaus en het beleidsprogramma.
II.1.2 BEREIKBAARHEID landelijk beleid De hoofdlijnen van het rijksbeleid zijn verwoord in de Nota Mobiliteit (versie 17 mei 2004). De binnenvaart wordt getypeerd als een betrouwbare, relatief zeer veilige en milieuvriendelijke vervoerwijze. Het Nederlandse vaarwegennet biedt nog veel onbenutte capaciteit. Het rijk stelt het realiseren van betrouwbare reistijden centraal voor de zgn. hoofdtransportassen en de hoofdvaarwegen. Dit zijn de vaarwegen met structureel jaarlijks een volume van tenminste 5 miljoen ton gepasseerd laadvermogen. Deze zijn vrijwel geheel in beheer bij het rijk. De provincie heeft één hoofdvaarweg: Gouwe/Gouwekanaal tussen Alphen aan de Rijn en Gouda. Het belangrijkste probleem met het hoofdvaarwegennet is in de ogen van het rijk dat de groei van de binnenvaart de capaciteit van sluizen, bruggen en ligplaatsen onder druk zet en dat achterstallig onderhoud aan de infrastructuur leidt tot steeds vaker optredende stremmingen en diepgangproblemen. De ambitie van het rijk is om het groeiend transport van bulk en containers op het hoofdvaarwegennet te accommoderen. Daarvoor moeten in 2020 de internationale en nationale hoofdverbindingsassen qua dimensies voldoen aan de bijbehorende
46
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
wensbeelden. Voorts is dan op dezelfde vaarwegen het achterstallig onderhoud weggewerkt en wordt het reguliere onderhoud preventief uitgevoerd (d.w.z. vervanging bij verstrijken van de technische levensduur). Capaciteitsknelpunten bij sluizen en bruggen, het verdiepen en verbreden van bestaande vaarwegen en het uitbreiden van het aantal lig- en overnachtingsplaatsen (in verband met de internationale vaartijdenwet) zullen zoveel mogelijk per corridor op basis van kosten/baten analyses worden aangepakt. Om de betrouwbaarheid te vergroten wordt een marktconforme bediening van kunstwerken nagestreefd (in de regel 24-uursbediening) en een maximale wachttijd van 30 minuten bij een sluis (d.i. de gemiddelde schuttijd). Overwogen wordt de binnenvaart in de toekomst te laten betalen voor het gebruik van de infrastructuur. Naast het faciliteren van voortgaande ontwikkelingen ziet het rijk voor de binnenvaart ook nieuwe markten in het verschiet, zoals distributievaart via pallets, containerlijndiensten, en transport van afvalstromen. Dit vraagt om verhoging van bruggen (met name voor de containervaart), om een betere benutting van de kleinere vaarwegen en een goede aansluiting op het hoofdvaarwegennet, als ook om een uitbreiding van het verkeersmanagement op het water. Zaken waar samenwerking vereist is tussen rijk en andere vaarwegwegbeheerders. Het rijk hecht dus grote waarde aan een adequaat vaarwegennet waarvan de provinciale vaarwegen een belangrijk onderdeel uit maken. Functie Recreatievaart Het rijksbeleid is in belangrijke mate gebaseerd op de Beleidsvisie Recreatie Toervaart Nederland (BRTN, 1990, 2000). Bij alle plannen worden de belangen van de recreatievaart mee genomen. De BRTN bevat richtlijnen voor dimensionering, beschikbaarheids- en betrouwbaarheid van vaarwegen en kunstwerken. provinciaal beleid Functies Beroepsvaart en Recreatievaart Het provinciaal beleid voor scheepvaart is gestoeld op de nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart (lit 3). De provincie is beheerder van een netwerk van vaarwegen met een lengte van 143 km. Zij sluit bij haar beleid aan op de notie dat het provinciale netwerk deel uitmaakt van een groter geheel: een samenhangend infrastructureel systeem van hoofdaders, regionale zijtakken en lokale haarvaten. Het beleid sluit aan op dat van het rijk. Het provinciale netwerk van vaarwegen heeft diverse gebruikers; het faciliteert diverse vormen van goederenvervoer (bulk, containers, vloeibaar, droog), van recreatievaart (motorboten, zeilboten) en personenvervoer. Daarbij stelt elke gebruikersgroep zijn specifieke eisen aan de vaarweg en aan het nautisch beheer ervan op het gebied van breedte en diepte van de vaarweg, doorvaarthoogte en – breedte bij kunstwerken, bedieningstijden, stremmingen, inrichting en gebruik van de oevers, obstakels in de vaarweg etc. Deze gebruikerseisen moeten in balans zijn met de eisen die gesteld worden door het kruisende wegverkeer. Volgens de nota wil GS de aan-, af- en doorvoer van bulktransporten veiligstellen voor alle trajecten, met uitzondering van de verbindingen Den Haag-Leiden (traject 2) en Alphen aan den Rijn–de Drecht (traject 7). Voor 3-laags containervaart zijn volgens GS alleen mogelijkheden op de enige provinciale hoofdvaarweg, de verbinding Gouda-Alphen (traject 9). Dit met het oog de realisatie van de containerterminal in Alphen aan den Rijn. Voor 2-laags containervaart zien GS geen perspectief op de verbindingen Alphen aan den Rijn–de Drecht/Amstel en Alphen aan den Rijn- grens provincie Utrecht (trajecten 7,8). Bijzondere transporten (vervoer met niet-zelfvarende eenheden) worden alleen voorzien op de verbindingen Leiden-Katwijk, Leiden-Alphen aan den Rijn, Alphen aan den Rijn–ringvaart van de Haarlemmermeerpolder en de verbinding tussen Gouda en Alphen aan den Rijn (trajecten 3, 4, 6, 9). Alle vaarwegen moeten geschikt zijn voor doorgaande motorrecreatievaart.
47
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
De verbinding tussen Gouda-ringvaart (trajecten 6,9) moet bovendien geschikt zijn voor staandemastschepen. Functie kruisend Wegverkeer De nota besteedt ook aandacht aan de conflicterende belangen bij de kruising van weg en vaarweg. Hoe drukker beide types infrastructuur zijn, hoe groter in potentie van het conflict is. In de nota geeft ons college aan dat voortaan bij nieuwe bruggen of de vervanging van bestaande bruggen in stroom- of gebiedsontsluitingswegen expliciet een afweging te willen maken tussen een brug met inherente beperkingen voor het verkeer enerzijds en een duurdere tunnel/aquaduct anderzijds. Vanuit die optiek nemen wij ons voor een strategie te ontwikkelen hoe de afstemming tussen het verkeer in weg- en watercorridor moet worden vormgegeven. Deze vraagstelling wordt opgenomen in het provinciaal programma Dynamisch Verkeersmanagement (zie PVVP). Verder hanteert de nota het beleidsuitgangspunt dat de doorvaarthoogte van bruggen in principe zo groot mogelijk moet zijn, teneinde het aantal openingen van bruggen voor het wegverkeer zo beperkt mogelijk te houden. Voor bruggen in stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen moeten de doorvaarthoogte van beweegbare bruggen in gesloten toestand zodanig zijn, dat een geladen maatgevend schip de brug zonder opening kan passeren met inbegrip van een zgn. schrikhoogte van 30 cm. Daardoor hoeft een opening van een brug alleen plaats te hebben voor lege schepen. Een bedieningsregime, gebaseerd op korte openingen, lijkt perspectieven te bieden voor zowel de beroepsvaart als het wegverkeer, ook in de spits. Wij willen het bestuurlijk draagvlak voor zo’n regime onderzoeken in het samenwerkingsverband SwinGH en Nexus, in combinatie met de nadere detaillering ervan. De scheepvaart is afhankelijk van de toestand van de infrastructuur ca. en bijbehorende voorzieningen. Als gevolg van de vaar- en rusttijden is het van belang dat op uitgekiende plaatsen langs de vaarwegen voorzieningen aanwezig zijn om beroepsvaartuigen een ligplaats te laten innemen al dan niet met afloopvoorzieningen. Ook is behoefte aan tijdelijke overnachtingsplaatsen voor de doorgaande recreatievaart. De mate waarin wordt voorzien hangt af de behoefte en het aantal geschikte plaatsen. Het comfort bepaalde mede de aantrekkelijkheid van de vaarweg voor beroeps- en recreatievaar. Wij zullen hiervoor beleid formuleren.
streefbeelden bereikbaarheid 1. De provinciale vaarwegen zijn geschikt voor de maatgevende schepen die genoemd zijn in de ontwerp-Nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart. 2. De provinciale vaarwegen voldoen aan de in de ontwerp-nota genoemde dimensioneringseisen voor vaarwegen, beweegbare bruggen en sluizen, de beschikbaarheidseisen (bedieningstijden, -regiems) en de betrouwbaarheidseisen (gemiddelde trajectsnelheid en acceptabele hinder voor weg- en vaarwegverkeer als gevolg van gepland en niet gepland onderhoud). 3. Alle beweegbare bruggen worden geschikt gemaakt voor afstandsbediening. 4. De vaarwegen zijn comfortabel ingericht voor de beroeps- en recreatievaart, afgestemd op de behoefte. Kwaliteitsniveaus Bereikbaarheid Voor beroepsvaart een minimale trajectsnelheid van 9km/ h op trajecten die geschikt zijn voor de scheepvaartklasse CEMT III en hoger beleidsprogramma bereikbaarheid infrastructureel 1. Onderzoek naar de haalbaarheid van een bochtafsnijding Overschie (traject 1).
48
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
2. Onderzoek naar de haalbaarheid van een tweede kolk voor de Julianasluis (traject 9). 3. Inpassing van de afstemming tussen het verkeer in weg- en watercorridor meenemen in het provinciaal programma Dynamisch Verkeersmanagement (zie PVVP). beheer 1. Onderzoek naar de haalbaarheid van een overname van het beheer Delfshavense Schie van de gemeente Rotterdam. 2. Heroverweging van het regiem spitsuursluitingen. 3. Beleidsplan voor lig- en wachtplaatsen voor zowel beroeps- als recreatievaart voor het gehele provinciale vaarwegennet.
II.1.3 VEILIGHEID landelijk beleid Functie Beroepsvaart Externe veiligheid. De rijksoverheid wil samen met decentrale overheden, infrastructuurbeheerders en het bedrijfsleven de gehele keten onder de loep nemen: van de productie van gevaarlijke stoffen tot het gebruik. Op basis van deze benadering en de ontwikkelingen op het gebied van vervoer en ruimtelijke ordening wil de overheid een nationaal basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vaststellen. Zij wil een krachtiger uitvoering en handhaving van het huidige beleidskader (zie Nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, RNVGS). In verband hiermee wordt onderzocht hoe het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wettelijk verankerd kan worden. Het rijk heeft de ambitie om te komen tot een basisnet met een ruimtelijke veiligheidszone. Regels voor de verdeling van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het basisnet worden ook voor binnenwateren vastgesteld (na 2007). Als gevolg van het principe “de veroorzaker betaalt”, is het volgens het rijk mogelijk dat vervoerstromen tussen de weg, het spoor en de binnenvaart verschuiven. Het rijk verwacht van de infrastructuurbeheerders dat zij voorkeurroutes bepalen. Zij verwacht verder dat zij externe veiligheid opnemen in hun beheersplannen. Zij moeten periodiek aangeven welke verdere verbetering van de veiligheid mogelijk is om zo nieuwe ontwikkelingen (in het vervoer of in de omgeving) mogelijk te maken. Zij passen hierop hun verkeersmanagement aan. Beleidsinzet rijksoverheid 1. een basisnet opstellen voor de nationale infrastructuur (bestaande uit spoor, weg en water) waarover selectief het vervoer van gevaarlijke stoffen moet plaatsvinden. 2. wettelijke voorwaarden stellen rond dit basisnet aan het ruimtegebruik met de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen als vertrekpunt. 3. efficiënt gebruik van het basisnet bevorderen met ruimtelijk economisch beleid. 4. een veiligheidscultuur stimuleren bij verladers en vervoerders. 5. de verdeling van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het basisnet reguleren. Verkeersveiligheid. Voor wat de veiligheid op het water betreft zet het rijk vooral in op het bevorderen van het gebruik van informatie- en communicatietechnologie en actieve verkeersbegeleiding (RIS) en het zoveel mogelijk scheiden van beroeps- en recreatievaart op haar vaarwegen. Dit wordt met de verzamelterm dynamische verkeersmanagement aangeduid. Functie Rcreatievaart Het rijksbeleid is in belangrijke mate gebaseerd op de Beleidsvisie Recreatie Toervaart Nederland (BRTN, 1990, 2000). Bij alle rijksplannen worden de belangen
49
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
van de recreatievaart mee genomen. BRTN geeft invulling aan het bevorderen van de veiligheid op de vaarwegen door alternatieve routes voor de doorgaande recreatievaart beschikbaar te houden en daarvoor adequaat in te richten. Functie Waterkeren Alle primaire waterkeringen, die deel uitmaken van een dijkring, worden verzorgd door waterschappen (in dit beheerplan: hoogheemraadschappen, waterschappen en/of zuiveringschappen). Primaire keringen die nog in beheer zijn bij het rijk worden overgedragen. Bij de overdracht is geregeld dat de dijken dienen te voldoen aan de veiligheidsnormen volgens de Wet op de waterkeringen. De Julianasluis met voorhaven te Gouda (traject 9) ligt in een primaire waterkering die in het beheer is van het waterschap. Overige vaarwegen worden omsloten door waterkeringen van een lagere orde, eveneens in beheer bij waterschappen. provinciaal beleid Functie Beroepsvaart Externe veiligheid. Provinciaal beleid op het vervoer van gevaarlijke stoffen over haar vaarwegen ontbreekt. Alleen van passages door de sluizen is informatie hierover beschikbaar. Vervoer van gevaarlijke stoffen over provinciale vaarwegen (lading waarvoor seinvoering verplicht, zgn. kegelschepen) vormt een zeer gering aandeel van de totale vervoersomvang Landelijk wordt bezien of nadere regels gesteld moeten worden voor de vrije ruimte langs de vaarweg. Verkeersveiligheid. Het provinciaal beleid is erop gericht om de vaarwegen zo veilig mogelijk te houden. Uit studies is gebleken dat het vervoer over water veilig is. Schaalvergroting, hogere intensiteiten en diversificatie leiden echter tot druk op de verkeersveiligheid. Bekend is dat bij de recreatievaart verhoudingsgewijs meer doden en gewonden vallen bij ongevallen; zowel ongevallen waarbij alleen recreatievaart betrokken is, als in interactie met beroepsvaart. Onervarenheid en beperkte nautische kennis van recreanten speelt daarin een rol. Voor de provinciale vaarwegen is nog weinig bekend over aantal en aard van de ongelukken. Irritaties en gevaarlijk vaargedrag leiden tot een gevoel van onveiligheid. Het stellen van eisen aan het vaarweggebruik levert een bijdrage aan de waarborg van een veilige (en vlotte) vaart. Het gaat daarbij om nautische eisen, zoals het direct zicht voor de schipper, ruimte voor noodzakelijke bebording en bebakening. In de nota Vaarwegen en Scheepvaart hebben wij aangegeven dat wij voor oeverstroken een zone van 6 meter wordt aangehouden die vrij moet zijn van nieuwbouwwerken, opgaande begroeiing e.d. Daarnaast is een willen wij binnen een zone van 20 meter uit de oeverlijn beperkingen kunnen stellen in het belang van het nautisch beheer van de vaarweg. Functie Recreatievaart Provinciaal beleid voor de veiligheid van de (doorgaande) recreatievaart op haar vaarwegen ontbreekt. In de praktijk wordt vooral aandacht besteed aan het innemen van wacht- en ligplaatsen. De bestaande provinciale nota over ligplaatsen zullen wij actualiseren. Veiligheidsaspecten bij plaatsgebonden (kleine) waterrecreatie krijgen in de praktijk de nodige aandacht. Functie Waterkering Waterschappen en hoogheemraadschappen zijn verantwoordelijk voor het beheer van de waterkeringen. De provincie is verantwoordelijk voor de kaders en de toetsing.
50
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
streefbeelden veiligheid Functie Beroepsvaart 1. Het totaal aantal ernstige ongevallen op de provinciale vaarwegen mag blijvend niet stijgen. 2. De normen voor externe veiligheid volgens RNVGS (Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen) worden gehandhaafd. 3. De vaarwegen voldoen aan alle landelijke eisen op het gebied van nautische veiligheid, zowel op het water als op de oever. Functie Recreatievaart De provinciale vaarwegen worden voor de (doorgaande) recreatievaart buiten de hoofdvaarwegen aantrekkelijk gehouden Functie Waterkering De veiligheid aan waterkeringen langs de provinciale vaarwegen wordt niet aangetast door de onderhoudstaat van oeverconstructies. Kwaliteitsniveaus Veiligheid Geen beleidsmaatregelen veiligheid 1. Opzet van een ongevallenregistratiesysteem op dat aansluit op het landelijk systeem van Rijkswaterstaat met de volgende doelen: a. controleren of de situatie (nog) acceptabel is; hiertoe dienen heldere en meetbare normen ontwikkeld te worden; b. bepalen van prioriteiten voor het oplossen van lokale knelpunten (de ernst van de gevolgen van ongevallen en vertragingen, en de vraag in hoeverre de oplossing van het knelpunt haalbaar en betaalbaar is); c. het vinden van de meest kosteneffectieve maatregelen om vlotheid en veiligheid te handhaven. 2. In het kader van het handhavingsbeleid zal in geval van scheepsongevallen altijd proces-verbaal worden opgemaakt. 3. Personen worden aangewezen met bevoegdheden in relatie tot de verkeersveiligheid. 4. Beleidsnota Integrale Veiligheid wordt op het onderdeel veiligheid op en om de vaarwegen aangescherpt. 5.
51
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
II.1.4 OMGEVINGSKWALITEIT begrip Met omgevingskwaliteit wordt verstaan het tegengaan van de negatieve invloed op de omgeving, die onstaat bij de realisatie, het gebruik en het beheer van infrastructuur en daar waar mogelijk het verbeteren van de kwaliteit. Passende begrippen bij omgevingskwaliteit zijn milieu, leefbaarheid en aanzien. De activiteit die actief rekening houdt met de omgevingskwaliteit is duurzaam bouwen (DuBo). Uitgangspunt is dat zowel de gebruiker als de indirect betrokkene (bijvoorbeeld omwonenden) min of meer hetzelfde oordeel hebben over wat als kwaliteit of aantrekkelijkheid van zijn of haar omgeving wordt beschouwd. De provincie heeft hieraan concreet invulling door middel van haar programma Duurzaam Bouwen (zie paragraaf II.3). landelijk beleid De hoofdlijnen van het milieubeleid zijn verwoord in het Nationaal Milieubeleidsplan (lit. 16). In het NMP4 wordt gesteld dat een schoon milieu een belangrijke voorwaarde is voor een leefbare omgeving. Het NMP4 geeft een uiteenzetting over het systeem van normstelling voor stoffen in het milieubeleid. De hoofdlijnen van dit systeem en de wijze van omgaan met normen gelden ook voor het waterbeleid. De Vierde Nota Waterhuishouding heeft voor 1998-2006 als hoofddoelstelling het hebben en behouden van een veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. Om dit te bereiken wil zij zoveel mogelijk op een natuurlijke wijze om gaan met water en watersystemen provinciaal beleid De invloed of de rol die de provincie, door de beperkte fysieke ruimte, als vaarwegbeheerder speelt op de omgevingskwaliteit is gering. Wel kan een inbreng worden geleverd door de realisatie en instandhouding van natuurvriendelijke oevers. Waar DBI wel een significante rol kan spelen binnen de beperkte ruimte van de vaarweg is aanjager zijn bij een integrale provinciale aanpak ter bevordering van de omgevingskwaliteit. Zo is door DBI een inventarisatie gemaakt van de archeologische, cultuurhistorische, natuurlijke, landschappelijke en recreatieve belangen en wensen die de provincie heeft binnen de beheergrenzen van de vaarwegen. Bij de voorbereiding en uitvoering van civieltechnische projecten binnen het kader van verbeter- en beheermaatregelen zal door DBI rekening worden gehouden met de bovenvermelde belangen. Zo kan bij baggeren rekening worden gehouden met plaatselijk verhoogde trefkans van archeologische waarden, kan een ontsnipperingsmaatregelen worden getroffen door de aanleg van een faunauitstapplaats bij het beheer van de oever en kan bijvoorbeeld met een beplantingsplan rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarde van een molen. Functie Laden en Lossen In het algemeen zullen de Wet Milieubeheer en de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren van toepassing zijn voor schepen die laden en lossen. De uitvoering van de wet Milieubeheer berust bij de gemeente; de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren bij het waterschap. Bij het op te stellen ligplaatsenbeleid zal de provincie met de gemeente overleg plegen. Functie Beroepsvaart Er is weinig bekend over de mate waarin reuk-, geluid- en lichthinder optreedt door beroepsvaart op de omgeving. Bij de Bocht te Overschie zijn klachten bekend over geluid en lichthinder. Deze klachten worden deels veroorzaakt door de haakse bochten waardoor schepen veel motorvermogen nodig hebben om de bochten te nemen. Dit probleem kan alleen worden verholpen indien de afsnijding van de bocht wordt gerealiseerd. De provincie heeft geen beleid op de luchtverontreiniging door de scheepvaart. Om meer inzicht te krijgen in de problematiek onderhoudt zij een vast luchtmeetnet en
52
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
volgt de ontwikkeling van de luchtverontreiniging in Zuid-Holland. De onzekerheid over de emissiefactoren voor de scheepvaart groot is. Daarom is de invloed van deze bron op de luchtkwaliteit van de omgeving moeilijk in te schatten. Bovendien is er onvoldoende over de intensiteit van de scheepvaart bekend. Op drie locaties langs de belangrijke vaarwegen in de provincie Zuid-Holland worden er concentraties van scheepspluimen gemeten. Dat wordt gecombineerd met scheepstellingen. De verkregen informatie moet leiden tot betrouwbaardere emissiefactoren, die in het vervolg in een model toegepast moeten worden om een beeld te krijgen over de luchtverontreiniging door de scheepvaart langs alle belangrijke vaarwegen in de provincie. Verder is een demonstratieproject gestart om de roetemissie van scheepsmotoren te beperken. Luchtverontreiniging heeft geen beheersaspect voor de provinciale vaarwegen. De afgelopen periode heeft de Stichting Afvalstoffen Binnenvaart (SAB) gewerkt conform het Landelijk Afvalstoffenplan aan een adequaat netwerk voor de inzameling voor scheepsafvalstoffen. De binnenvaart kan op die manier haar (klein gevaarlijk) afval op de juiste wijze afgeven aan erkende inzamelaars. Wel moeten schippers daarvoor een afvalboekhouding bijhouden Vanwege dit nieuwe netwerk kunnen de gedoogde en vaak onbeheerde KGA depots bij vooral sluizen en overnachtingshavens komen te vervallen, waaronder die op de Julianasluis, de Grote Merwedesluis en de Grote Sluis Vianen (provincie Utrecht). De provincie zal in overleg met de desbetreffende gemeenten de inzameling van huisvuil organiseren. De gemeentes hebben een inzamelplicht en de vaarwegbeheerders hebben de plicht om plaatsen aan te wijzen waar afgifte van huisvuil door de schippers kan plaatsvinden Functie Watergang Als nautisch beheerder speelt de provincie een rol in de bewaking van de waterkwaliteit voor zover de scheepvaart daar invloed op heeft. Hiervoor hebben wij nog geen beleid geformuleerd. Functie Wonen op het water Woonarken worden alleen toegestaan zo veel mogelijk buiten het vaarwegprofiel op vaarwegen die niet druk bevaren worden door beroepsvaart. De hinder die passerende schepen veroorzaken op legale ligplaatsen kunnen worden beperkt door het instellen van snelheidsbeperking. Functie Recreëren op/nabij het water In het algemeen zal kleine waterrecreatie zich concentreren op de Kagerplassen, Braassemermeer en op een beperkt aantal vaarwegtrajecten waar de beroepsvaart geen of nauwelijks plaats heeft. Op die vaarwegen is het van belang de aantrekkelijkheid daarvan de vergroten voor een brede gebruikersgroep. Motorvaart en kleine waterrecreatie gaat soms niet goed samen. Op plaatsen waar ruimte en gelegenheid is voor roeiers is de golfslag van motorboten hinderlijk. Daarom zullen plaatselijk golfslagbrekende voorzieningen worden aangebracht. Functie Ecologie De provincie streeft er na de Provinciaal Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) verder te ontwikkelen, waardoor een netwerk van grotere en kleinere natuurgebieden ontstaat. De kwaliteit van natuur en landschap zal hierdoor toenemen. De komende jaren wil de provincie met voorrang de kwaliteit verbeteren van een aantal kwetsbare natuurgebieden uit de ecologische hoofdstructuur.
53
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
kaart 3 Provinciale ecologische hoofdstructuur zie http://pzh.nl voor de actuele kaart en inzoommogelijkheden Op plaatsen waar de provinciale ecologische hoofdstructuur wordt doorsneden door infrastructuur moeten maatregelen worden genomen om barrièrewerking en de effecten van versnippering zoveel mogelijk te verkleinen. Versnippering is de opsplitsing van ecosystemen en/of leefgebieden van planten- en dierenpopulaties in kleinere en meer geïsoleerde gebieden. De provinciale vaarwegen dragen in belangrijke mate bij aan versnippering. Het provinciaal ontsnipperingsbeleid is vastgelegd in het rapport Ecologische verbindingszones in Zuid-Holland (1996). Dit rapport meldt 14 projecten langs de provinciale vaarwegen met concrete maatregelen opgenomen om de versnippering door de provinciale infrastructuur aan te pakken. In 2005 is een inventarisatie en inspectie van faunauitstapplaatsen (FUP) gereed gekomen. Het resultaat wordt ingepast in het programma voor beheer, onderhoud en verbetering van de infrastructuur. In de tabel 12 staan de doelstellingen, afkomstig uit het Beleidsplan Milieu en Water, op het gebied van ecologie voor de oevers beschreven. Wat natuurvriendelijk en milieuvriendelijk beheer en onderhoud van de oevers inhoudt zal nader worden geconcretiseerd. De provincie streeft naar een milieuvriendelijk beheer van alle wateren en oevers. DBI zal zich inspannen om in voorkomende gevallen bij het uitvoeren van onderhoud en/of vervangingen deze voorzieningen te realiseren en in stand te houden.
54
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
tabel 12 Doelstellingen ecologie Functie gebied Ecologische basisfunctie (geldt voor alle wateren) Waternatuurgebied Natuurgebied ANL-gebied Ecologisch aandachtsgebeid Agrarisch gebied Bos- en recreatiegebied Bebouwd gebied Recreatiewater/zwemwater Recreatie- en vaarwater
Milieuvriendelijk beheer en onderhoud watergangen en oevers; minimale afmetingen met het oog op migratie en vestigingsmogelijkheden voor vis. Natuurvriendelijke ontwikkeling van oevers Natuurlijke ontwikkeling oevers Natuurvriendelijk oeverbeheer Natuurvriendelijk oeverbeheer Waar mogelijk natuurvriendelijk oeverbeheer Natuurlijke ontwikkeling oevers Waar mogelijk natuurvriendelijk oeverbeheer Toegankelijke oevers, vrij van drijvend vuil; stranden en oevers van zwemwater hygiënisch en veilig Toegankelijke oevers, vrij van drijvend vuil
Streefbeelden omgevingskwaliteit 1. Alle in 2005 bekende ecologische beperkingen zijn voor 2013 opgeheven en de ecologische voorzieningen worden duurzaam in stand gehouden. 2. Alle vaarwegen worden beheerd volgens de uitgangspunten van het beleidsplan Milieu en Water. 3. Op vaarwegen met hoofdzakelijke recreatieve functie zijn waar nodig golfslagdempende voorzieningen aan de oevers worden aangebracht. De basiskwaliteit in overige situaties is een matige uitstraling in die gevallen waarin de vervolgschade aanvaardbaar is en overige functies niet in gevaar komen. 4. Provincie Zuid-Holland beheert geen depots voor klein chemisch afval 5. Provincie Zuid-Holland zal lokale overheden aansporen tot inzamelen van huisvuil door schippers. Kwaliteitsniveaus Omgevingskwaliteit Geen
Beleidsprogamma omgevingskwaliteit 1. DBI stelt een verbeterprogramma op om de ecologische functies op de gehele infrastructuur te verbeteren. 2. DBI komt in 2006 met een programma voor golfslagdempende voorzieningen op vaarwegen met een hoofdzakelijk recreatieve functie en waar de behoefte aantoonbaar is. 3. DBI zal vaarwegtrajecten met een maatgevende functie Recreatie op /langs vaarweg en/of een maatgevende functies Wonen op/aan het water in een uiterlijk verzorgde staat onderhouden. 4. DBI zal een fotoboek samenstellen waarin de verschillende kwaliteitsniveaus voor aanzien worden geïllustreerd en als referentie kunnen dienen bij inspecties.
55
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
5. DBI komt met locatievoorstellen voor afgifte van huisvuil voor schippers met een financiële dekking van de kosten voor inrichting en beheer. 6. DBI zal de vastgestelde kwaliteitsniveaus implementeren in de verschillende instandhoudingsplannen en verankeren in het beleid voor dagelijks beheer.
II.1.5 SAMENVATTING EN CONCLUSIES 1. Het provinciaal beleid voor vaarwegen is voor de beleidsthema’s Bereikbaarheid, Veiligheid en Omgevingskwaliteit grotendeels te herleiden uit de nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart. Het beleid voor de aspecten Omgevingskwaliteit is afkomstig uit de Beleidsnota Water en Milieu. 2. De beleidsprogramma’s bevatten acties met als doel onze streefbeelden te realiseren. De acties die gericht zijn op het mogelijk aanpassen van de infrastructuur worden ingepast in het provinciaal mobiliteitsprogramma. Voor zover nodig zullen de acties gericht op het beheer afzonderlijk in het college van gedeputeerde staten worden behandeld. In overige gevallen worden de acties betrokken bij de beheerstrategie (hoofdstuk 2 en 3) . Het resultaat wordt verwerkt in het meerjarenprogramma (deel III) . Dit programma wordt jaarlijks geactualiseerd en door ons college vastgesteld. 3. De samenhang tussen de verschillende nota's in de provinciale organisatie wordt in tabel 13 weergegeven. Directie Ruimte en Mobiliteit/Dienst Beheer Infrastructuur (DRM/DBI) staat voor het Provinciaal Verkeers- en vervoersplan (PVVP, nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart (PVS), beheerplan Vaarwegen (BpV en Instandhoudinsplannen (IHP). tabel 13 Samenhang tussen provinciale nota's DGWM
DRM WATER
VAARWEGEN
GROEN
MILIEU
FUNCTIE BINNEN VERSCHILLENDE NETWERKEN
PVVP
FUNCTIE VAARWEGTRAJECTEN
PVS
KWALITEITSNIVEAUS WATERKERING ECOLOGIE WATERHUISHOUDING LANDSCHAP WATERRECREATIE
EISEN
BpV
II
LADEN EN LOSSEN
VERBETERMAATREGELEN BEHEERSTRATEGIEEN
VEILIGHEID VEILIGHEID OMGEVINGSKWALITEIT OMGEVINGSKWALITEITOMGEVINGSKWALITEIT MILIEU
BEHEERMAATREGELEN III
PLANNING
IHP'S
Samenhang tussen verschillende beleidsstukken en tussen beleidsectoren DRM en DGWM PVVP: Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan PVS ontwerp-Nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart BpV: Beheerplan Vaarwegen
56
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
4.
De mate van sturing op de beleidsthema's met verbeter- en instandhoudingsmaatregelen met beheer van de infrastructuur is samengevat in tabel 14. Daarbij is tevens aangegeven welke directies en overheden een (kaderstellende) rol daarin hebben. De mogelijkheid om beleidskeuzes maken en sturing te geven concentreert zich op de eisen die gesteld kunnen worden voor de scheepvaart. De functies ecologie en wonen op het water zijn functies die slechts lokaal langs een vaarweg aan de orde zijn en biedt daartoe slechts beperkte mogelijkheden.
tabel 14 Sturingsmogelijkheid op beleidsthema's
WK1
+
+
WK2
+
+
WATERGANG
WG
+
+
FUNCTIES
WEGVERKEER WATERKEREN
DRM
DRM
gemeente
DGWM
waterschap
BEBOUWING OEVER
BO
+
+
+
DRM
RECREATIE OEVER
RC
+
+
+
DWGM
WONEN OP HET WATER
WW
++
+
+
ONDERGRONDSE INFRASTRUCTUUR
OI
0
+
-
LADEN EN LOSSEN
LL
+
+
+
ECOLOGIE
EC
+
-
++
gemeente DRM
Mogelijkheid tot beleidsturing: ++ veel + matig 0 neutraal - geen
57
OPSTELLEN BEHEERSTRATEGIE
+ + +
DWGM
provincie
BEHEERDER
+
++ + +
VASTSTELLEN KWALITEITSNIVEAUS
++
++ + +
BESTUUR
OMGEVINGSKWALITEIT
++
RV SW/GO LV
SCHEEPVAART
betrokken overheid
VEILIGHEID
BV
MOGELIJKHEID TOT BELEIDSTURING
ACTOREN verantwoordelijke directie
CODE
BEREIKBAARHEID
BELEIDSTHEMA'S
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
58
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
II.2 BEHEERSTRATEGIE PER TRAJECT Als uitwerking van hoofdstuk II.1 is in dit hoofdstuk per vaarwegtraject de samenvatting van de wensbeelden en functie-eisen voor de scheepvaartfuncties weergegeven en uitgewerkt naar een aanzet tot een beheerstrategie per traject. De wensbeelden en functie-eisen zijn afgeleid uit de nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart. De wensbeelden zijn uitgewerkt voor "geschiktheid" en "beschikbaarheid". De functie-eisen zijn uitgewerkt naar "dimensionering" en "betrouwbaarheid". Elk traject heeft een beleidsaccent op bereikbaarheid, veiligheid of omgevingskwaliteit. Deze beleidsaccenten zijn de kwaliteitsniveaus voor de vaarwegen, die bepalend zijn voor het te hanteren interventieniveau in hoofdstuk II.3 De beheerstrategieën worden bij de concretisering van het meerjarenprogramma (deel III) nader uitgewerkt. De resultaten hiervan zullen wij meenemen in de eerstvolgende actualisatie van het beheerplan. Opgemerkt wordt dat nog geen relevante wensbeelden en functie-eisen beschikbaar zijn voor de functies waterkeringen, (kruisende) wegen, waterhuishouding, wonen op het water, oevergebonden recreatie en ecologie. Wij zullen deze functies in de komende jaren nader uit werken. Ook dit wordt betrokken bij de concretisering van het meerjarenprogramma.
II.2.1 TRAJECT 1 ROTTERDAM-DELFT- DEN HAAG. Delftse Schie-Rijn-Schiekanaal/Haagse Trekvliet
traject 1c
traject 1b
traject 1a
kaart 4 Ligging traject 1 Afstandbediening bruggen huidig: plan tot 2012:
59
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
Functionele ambities De vaarweg wordt relatief druk gebruikt door beroepsvaart (ca. 10.000 schepen, 3,5 miljoen ton lading per jaar) en door recreatievaart (ca. 9.000 schepen per jaar). In de nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart is voor dit traject een aantal ambities voor de functies Scheepvaart neergelegd. Deze ambities zijn in de nota vertaald naar wensbeelden en functie-eisen. In tabel 15 zijn deze samengevat. In dit overzicht is tevens aangegeven of, dan wel in welke mate, de vaarweg en bijbehorende objecten daaraan voldoet. Hieruit blijkt dat op de Delftse Schie tussen Overschie en Delft verschillende verbeteringen nodig zijn. Het programma IODS (integrale ontwikkeling Delft - Schiedam) voorziet in een ecopassage van de Delftse Schie nabij de Kandelaarbrug. Dit is een verbinding tussen de Vlietlanden en de Ackerdijkse plassen voor de fauna uit het gebied. Dit project wordt ingepast bij de uitwerking van het meerjarenprogramma (Deel III). Het accent voor dit traject ligt op het verbeteren en optimaliseren van de bereikbaarheid voor het scheepvaartverkeer en belangrijke kruisende wegen. Programma: mobiliteit 1. Uitvoeren van een verkenning naar de ruimtelijke mogelijkheden voor behoud, hervestiging en nieuwvestiging van bedrijven die voor hun aan- en afvoer gebruik maken van het vaarwegtraject tussen Den Haag en Rotterdam; 2. Uitvoeren van een maatschappelijke kosten/batenanalyse uit voor de bochtafsnijding in de Delftse Schie bij Overschie mede in het perspectief van een verruiming van de doorvaartbreedte van de Hoge Brug te Overschie. beheer 1. Onderzoeken van de mogelijkheden voor een centrale bediening van alle kunstwerken tussen de Parksluizen in Rotterdam en de Trekvliet in Den Haag; 2. Samen met Rotterdam de condities uitwerken voor het in provinciaal beheer overnemen van hun delen van de vaarweg; 3. Onderzoeken van de mogelijkheden voor een alternatieve trainingslocatie voor (wedstrijd)roeiers op de Delftse Schie; 4. Verkennen van de mogelijkheid om een (zij)windvangvoorziening bij de Kandelaarsbrug te combineren met voorziene ecopassage; 5. Onderzoek naar de mogelijkheden voor invoeren van een verkeersmanagementsysteem. De resultaten van het verbeterprogramma worden betrokken bij de trajectuitwerking volgens planning in het meerjarenprogramma (Deel III). Daarbij wordt tevens de beheerstrategie voor dit traject nader uitgewerkt. Het bovenstaande algemene beleid geldt als uitgangspunt.
60
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
Tabel 15 WENSBEELDEN EN FUNCTIE-EISEN TRAJECT 1
BEOORDELING HUIDIGE SITUATIE
Functies Beroepsvaart en Recreatievaart wensbeelden geschiktheid vaarwegtraject traject 1a: klasse beroepsvaart CEMT III/M4, laadvermogen 850 ton; afmetingen 62 x 8,20 x 2,60m (lxbxd) traject 1b: klasse beroepsvaart CEMT III/M3, laadvermogen 850 ton; afmetingen 70 x 7,20 x 2,60m (lxbxd) klasse recreatievaart: BRTN BM, ontsluitingswater voor motortoervaart; afmetingen 2,75 x 1,5m (opbouwhoogte x diepgang). beschikbaarheid scheepvaartverkeer gemiddelde vaarsnelheid beroepsvaart over het gehele traject: 9 km/h bedieningstijden beweegbare bruggen: ¾ van 1 april t/m 31 oktober: maandag 06.00 uur tot zaterdag 19.00 uur zon- en feestdagen van 09.00 uur tot 19.00 uur ¾ van 1 november t/m 31 maart: van maandag 06.00 uur tot zaterdag 16.00 uur zon- en feestdagen op afroep spitsuursluiting voor beroepsvaart: gedoseerd regiem spitsuursluiting voor recreatievaart: Geestbrug, Hoornbrug, Kruithuisbrug 7.30 - 9.30 uur en 16.00 - 18.00 uur
Voldoet Voldoet
Voldoet in het algemeen }Voldoet niet (geheel); }aanpassing nodig voor }eigen kunstwerken en die }van derden. } Voldoet
Op 3 locaties spitssluitingen.
Functie-eisen Dimensionering vaarwegprofiel (bakbreedte, geulbreedte): traject 1a (Delftse Schie): minimaal 33,6 x 16,4m (incl. hoge zijwindtoeslag); traject 1b /c: 28,8 x 14,4 (excl. windtoeslag)
Lokaal verbreden. Bochtafsnijding Overschie.
doorvaartafmetingen beweegbare bruggen (gesloten) hoogte minimaal 5, 00 m voor: Geestbrug, Hoornbrug, Reineveldbrug, Koepoortbrug, St. Sebastiaansbrug; minimaal 3,00 m voor: overige bruggen breedte minimaal 11 m
6 van de 10 bruggen voldoen (net) niet aan hoogte/breedte: Bij vervanging op gewenste afmetingen brengen. Brug A4 voldoet.
doorvaarthoogte vaste bruggen minimaal 6,60m
Voldoet niet
diepte vaargeul: 3,6m betrouwbaarheid acceptabele stremming a.g.v. gepland onderhoud: max. 14 dgn per jaar op maandag t/m vrijdag 20.00 – 06.00 uur (trajecteis); • één keer per jaar 24 uur aaneengesloten (trajecteis); • één keer per 10 jaar 14 dagen aaneengesloten met incidentele doorvaartmogelijkheden (trajecteis); • maximaal 60 minuten per dag (objecteis)
} } } Nog niet bekend } }
acceptabele stremming a.g.v. evenementen: op het traject 3 keer per jaar op zaterdag en/of zondag met incidentele doorvaart mogelijkheden;
Nog niet bekend
acceptabele stremming a.g.v. onvoorzien (storingen) voor scheepvaart • maximaal één keer per jaar per object stremming, geldend voor bruggen in stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen, i.c. Geestbrug, Hoornbrug, Reineveldbrug, St. Sebastiaansbrug, Kruithuisbrug • maximaal één keer per jaar een stremming van maximaal een halve dag per object geldend voor bruggen in overige wegen/fietspaden
Nog niet bekend
acceptabele stremming a.g.v. onvoorzien (storingen) voor wegverkeer geminimaliseerd op Kruithuisbrug, St. Sebastiaansbrug, Reineveldbrug, Hoornbrug en Geestbrug.
61
Nog niet bekend
Nog niet bekend
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
62
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
II.2.2 TRAJECT 2: DEN HAAG – VOORSCHOTEN; Rijn-Schiekanaal
traject 2c
traject 2b
Beoogde bedieningscentrale
traject 3
traject 4a traject 2a
traject 2c
traject 2b
kaart 5a: Ligging traject 2;
Kaart 5b: Traject 2 c: Korte Vlietje
afstandbediening bruggen huidig: toekomstig:
Probleemstelling: De vaarweg wordt weinig gebruikt voor de beroepsvaart (ca. 1.250 schepen, 55.000 ton lading per jaar). De recreatievaart is op deze vaarweg druk te noemen (12.000 schepen per jaar). In de nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart is voor dit traject een aantal ambities verwoord. Deze ambities zijn in de ontwerp-nota vertaald naar wensbeelden en functie-eisen. In tabel 16 zijn samengevat. In dat overzicht is tevens aangegeven of, dan wel in welke mate, de vaarweg en daarbij behorende objecten daaraan voldoen. Daaruit blijkt dat de vaarweg vooral voor recreatievaart kan worden ingericht en geen bijzondere maatregelen voor de infrastructuur nodig zijn. Op dit traject ligt het accent het verbeteren en optimaliseren van de omgevingskwaliteit. Verbeterprogramma: beheer Opstellen van herinrichtingsplan voor de (golfdempende) oevers van het RijnSchiekanaal ten noorden van de sluis Leidschendam, inclusief inpassing ecologische verbindingszone ter hoogte van Duivenvoorde en ligplaatsen voor de scheepvaart. De resultaten van het verbeterprogramma worden betrokken bij de trajectuitwerking volgens planning in het meerjarenprogramma (Deel III). Daarbij wordt tevens de beheerstrategie voor dit traject nader uitgewerkt. Het bovenstaande algemene beleid geldt als uitgangspunt.
63
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
Tabel 16 WENSBEELDEN EN FUNCTIE-EISEN TRAJECT 2
BEOORDELING HUIDIGE SITUATIE
Functies Beroepsvaart en Recreatievaart Wensbeelden Geschiktheid vaarwegtraject traject 2a/b: klasse beroepsvaart CEMT II/M2, laadvermogen 650 ton; afmetingen 55 x 6,60 x 2,60m (lxbxd) klasse recreatievaart: BRTN BM, ontsluitingswater voor motortoervaart; afmetingen 2,75 x 1,5m (opbouwhoogte x diepgang). Beschikbaarheid scheepvaartverkeer gemiddelde vaarsnelheid beroepsvaart over het gehele traject: 9 km/h bedieningstijden beweegbare bruggen: ¾ van 1 april t/m 31 oktober: maandag 06.00 uur tot zaterdag 19.00 uur zaterdag, zon- en feestdagen van 09.00 uur tot 19.00 uur ¾ van 1 november t/m 31 maart: van maandag 6.00 uur tot zaterdag 16.00 uur zon- en feestdagen op afroep spitsuursluiting voor beroepsvaart: Sluis Leidschendam ’s avonds spitsuursluiting voor recreatievaart: Sluis Leidschendam ’s avonds; op termijn afschaffen Functie-eisen dimensionering traject 2a/b: krap profiel (bakbreedte, geulbreedte): minimaal 26,8 x 13,2m; doorvaartafmetingen beweegbare bruggen (gesloten) hoogte minimaal 5,50 m voor Oude Tolbrug; minimaal 3,00 m voor: overige bruggen breedte minimaal 10 m
Voldoet Voldoet
Voldoet in het algemeen }Voldoet niet (geheel); }aanpassing nodig voor }eigen kunstwerken en die }van derden. } Voldoet Voldoet niet ’s ochtends.
Voldoet niet Voldoet Voldoet
doorvaartafmetingen sluis (l x b x d): 62 x 7,5 x 2,1 m
Voldoet
doorvaarthoogte vaste bruggen minimaal 6,10m
Voldoet
diepte vaargeul: 2,8 m
Voldoet
betrouwbaarheid acceptabele stremming a.g.v. gepland onderhoud: ¾ max. 14 dagen per jaar gedurende acht uur per dag, uitgezonderd zaterdag en zondag tussen 1/9 – 1/6 (trajecteis); ¾ drie keer per jaar 24 uur aaneengesloten tussen 1/6-16/9 (trajecteis); ¾ één keer per 10 jaar 28 dagen aaneengesloten met incidentele doorvaartmogelijkheden (trajecteis); ¾ maximaal 4 uren per dag (objecteis) acceptabele stremming a.g.v. evenementen: ¾ op het traject 6 keer per jaar op zaterdag en/of zondag met incidentele doorvaart mogelijkheden acceptabele stremming a.g.v. onvoorzien (storingen) voor scheepvaart ¾ maximaal één storing per maand per object van maximaal 4 uur (incl. aanrijtijden monteurs) acceptabele stremming a.g.v. onvoorzien (storingen) voor wegverkeer ¾ maximaal één keer per jaar op Oude Tolbrug (objecteis) ¾ maximaal één keer per jaar een stremming van maximaal een halve dag voor overige bruggen (objecteis)
64
} } } Nog niet bekend } } } Nog niet bekend
Nog niet bekend Nog niet bekend Nog niet bekend
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
II.2.3 TRAJECT 3: Voorschoten – Katwijk: Korte Vlietkanaal, Oude Rijn, Additioneel kanaal en Uitwateringskanaal
traject
kaart 6: Ligging traject 3
foto: Hooghkamerbrug begin traject 3
afstandbediening bruggen huidig: toekomstig:
Probleemstelling: De vaarweg wordt weinig gebruikt voor de beroepsvaart (ca. 1.200 schepen per jaar). De recreatievaart is op deze vaarweg druk te noemen (9.000 schepen per jaar). In de nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart is voor dit traject een aantal ambities verwoord. Deze ambities zijn in de nota vertaald naar wensbeelden en functie-eisen. In tabel 17 zijn deze samengevat. In dat overzicht is tevens aangegeven of, dan wel in welke mate, de vaarweg en daarbij behorende objecten daaraan voldoen. Daaruit blijkt dat de vaarweg geen bijzondere maatregelen nodig zijn voor de infrastructuur. De doorvaartopeningen van beweegbare (spoor-) bruggen voldoen niet. Bij eventuele vervanging zullen deze op de gestelde afmetingen worden gebracht. Op dit traject ligt het accent op het verbeteren en optimaliseren van de bereikbaarheid. Verbeterprogramma: beheer Herstel van de oevers van particuliere eigenaren langs het gedeelte Oude Rijn. De resultaten van het verbeterprogramma worden betrokken bij de trajectuitwerking volgens planning in het meerjarenprogramma (Deel III). Daarbij wordt tevens de beheerstrategie voor dit traject nader uitgewerkt. Het bovenstaande algemene beleid geldt als uitgangspunt.
65
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
Tabel 17 WENSBEELDEN EN FUNCTIE-EISEN TRAJECT 3
BEOORDELING HUIDIGE SITUATIE
Functies Beroepsvaart en Recreatievaart Wensbeelden Geschiktheid vaarwegtraject klasse beroepsvaart CEMT III/M5, laadvermogen 1300 ton; afmetingen 85 x 8,20 x 2,70m (lxbxd) klasse recreatievaart: BRTN BM, ontsluitingswater voor motortoervaart; afmetingen 2,75 x 1,5m (opbouwhoogte x diepgang). Beschikbaarheid scheepvaartverkeer gemiddelde vaarsnelheid beroepsvaart over het gehele traject: 7 km/h bedieningstijden beweegbare bruggen: ¾ van 1 april t/m 31 oktober: maandag van 06.00 uur tot zaterdag 19.00 uur zon- en feestdagen van 09.00 uur tot 16.00 uur ¾ van 1 november t/m 31 maart: van maandag 06.00 uur tot zaterdag 16.00 uur zon- en feestdagen op afroep spitsuursluiting voor beroepsvaart: geen spitsuursluiting voor recreatievaart: Nieuwe Roversbrug, Torenvlietbrug, Waddingerbrug en Hoogkamerbrug van 7.00 uur tot 9.00 uur en van 16.00 uur tot 18.00 uur Functie-eisen Dimensionering krap profiel (bakbreedte, geulbreedte): minimaal 34,6 x 16,4 m; doorvaartafmetingen beweegbare bruggen (gesloten) hoogte minimaal 6, 60 m voor: spoorbruggen minimaal 5,50 m voor: Nieuwe Roversbrug, Torenvlietbrug, Waddingerbrug en Hoogkamerbrug breedte minimaal 12 m doorvaarthoogte vaste bruggen n.v.t. , vaarweg moet openblijven
Voldoet Voldoet
Voldoet } }Voldoet niet (geheel); } } } } voldoet voldoet
voldoet
voldoet niet 1 brug voldoet niet voldoen niet
diepte vaargeul: 3,5 m
voldoet
betrouwbaarheid acceptabele stremming a.g.v. gepland onderhoud: max. 14 dagen per jaar op maandag t/m vrijdag 20.00 – 06.00 uur (trajecteis); • één keer per jaar 24 uur aaneengesloten (trajecteis); • één keer per 10 jaar 14 dagen aaneengesloten met incidentele doorvaartmogelijkheden (trajecteis); • maximaal 60 minuten per dag (objecteis)
voldoet
acceptabele stremming a.g.v. evenementen: op het traject 6 keer per jaar op zaterdag en/of zondag met incidentele doorvaart mogelijkheden; acceptabele stremming a.g.v. onvoorzien (storingen) voor scheepvaart maximaal één keer per jaar per object stremming, geldend voor bruggen in stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen, i.c. Nieuwe Roversbrug, Torenvlietbrug, Waddingerbrug en Hoogkamerbrug maximaal één keer per jaar een stremming van maximaal een halve dag per object geldend voor bruggen in overige wegen/fietspaden • max. 1 storing /maand per object gedurende 2 uur acceptabele stremming a.g.v. onvoorzien (storingen) voor wegverkeer geminimaliseerd op Nieuwe Roversbrug, Torenvlietbrug, Waddingerbrug en Hoogkamerbrug
66
} } } Nog niet bekend } } }
Nog niet bekend
Nog niet bekend
Nog niet bekend
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
II.2.4 TRAJECT 4: VOORSCHOTEN-ALPHEN AAN DEN RIJN: Rijn-Schiekanaal, Oude Rijn
kaart 7: Ligging traject 4 afstandbediening bruggen huidig: toekomstig:
Probleemstelling: De vaarweg wordt weinig gebruikt voor de beroepsvaart (ca. 2.0000 – 3.5000 schepen per jaar). De recreatievaart is op deze vaarweg druk te noemen (20.000 – 25.000 schepen per jaar). In de nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart is voor dit traject een aantal ambities verwoord. Deze ambities zijn in de nota vertaald naar wensbeelden en functie-eisen. In tabel 18 zijn deze samengevat. In dat overzicht is tevens aangegeven of, dan wel in welke mate, de vaarweg en daarbij behorende objecten daaraan voldoen. Daaruit blijkt dat de vaarweg geen bijzondere maatregelen nodig zijn voor de infrastructuur. De doorvaartopeningen van beweegbare (spoor-) bruggen voldoen niet. Bij eventuele vervanging zullen deze op de gestelde afmetingen worden gebracht. Op dit traject ligt het accent op het verbeteren en optimaliseren van de omgevingskwaliteit en in mindere mate op bereikbaarheid. Verbeterprogramma: Mobiliteit Realiseren van functioneel gewenste afmetingen van de spoorbrug Rijn-Gouwelijn. Beheer 1. Realiseren een omleidingsroute voor recreatievaart. 2. Instellen voorlopige spitsuursluiting voor de recreatievaart bij de Trekvlietbrug. De resultaten van het verbeterprogramma worden betrokken bij de trajectuitwerking volgens planning in het meerjarenprogramma (Deel III). Daarbij wordt tevens de beheerstrategie voor dit traject nader uitgewerkt. Het bovenstaande algemene beleid geldt als uitgangspunt.
67
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
Tabel 18 WENSBEELDEN EN FUNCTIE-EISEN TRAJECT 4
BEOORDELING HUIDIGE SITUATIE
Functies Beroepsvaart en Recreatievaart wensbeelden geschiktheid vaarwegtraject Voldoet grotendeels Traject 4a/b/d: klasse beroepsvaart CEMT III/M5, laadvermogen 1300 ton; afmetingen 85 x 8,20 x 2,70m (lxbxd) tussen Voorschoten en Koudekerksebrug, m.u.v. bestaande éénstrooksprofiel in Leiderdorp Voldoet Traject 4c klasse beroepsvaart CEMT IV/M6, laadvermogen 1500 ton; afmetingen 85 x 9,5 x 2,90m (lxbxd) tussen Koudekerksebrug en Heimanswetering klasse recreatievaart: BRTN BM, ontsluitingswater voor motortoervaart op RijnSchiekanaal; BZM op Oude Rijn; afmetingen 2,75 x 1,5m (opbouwhoogte x Voldoet diepgang). beschikbaarheid scheepvaartverkeer gemiddelde vaarsnelheid beroepsvaart over het gehele traject: 9 km/h bedieningstijden beweegbare bruggen: ¾ van 1 april t/m 31 oktober: maandag van 06.00 uur tot zaterdag 19.00 uur zon- en feestdagen van 09.00 uur tot 19.00 uur ¾ van 1 november t/m 31 maart: van maandag 06.00 uur tot zaterdag 16.00 uur Zon- en feestdagen: op afroep spitsuursluiting voor beroepsvaart: geen spitsuursluiting voor recreatievaart: Lammebrug, Leiderdorpsebrug en Wilhelminabrug: van 7.00 uur tot 9.00 uur en van 16.00 uur tot 18.00 uur Functie-eisen Dimensionering Vaarwegprofiel (bakbreedte, geulbreedte): Traject 4 a/b: 33,6 x 16,4m tussen Voorschoten en Koudekerksebrug Traject 4 c: 39,5 x 19,0 m tussen Koudekerksebrug en Heimanswetering Doorvaartafmetingen beweegbare bruggen (gesloten) hoogte traject 4a/b: minimaal 5,50 m voor: spoorbruggen, Lammebrug, Trekvlietbrug, Wilhelminabrug Traject 4c: minimaal 7 m voor spoorbruggen en bruggen stroom- en gebiedsontsluitingswegen mimimaal 3,00 m voor overige bruggen breedte minimaal 12 m Doorvaarthoogte vaste bruggen n.v.t. , vaarweg moet openblijven diepte vaargeul: 3,5 m tussen Voorschoten en Koudekerksebrug 3,8 m tussen Koudekerksebrug en Heimanswetering betrouwbaarheid acceptabele stremming a.g.v. gepland onderhoud: max. 14 dagen per jaar op maandag t/m vrijdag 20.00 – 06.00 uur (trajecteis); • één keer per jaar 24 uur aaneengesloten (trajecteis); • één keer per 10 jaar 14 dagen aaneengesloten met incidentele doorvaartmogelijkheden (trajecteis); • maximaal 60 minuten per dag (objecteis) acceptabele stremming a.g.v. evenementen: op het traject 3 keer per jaar op zaterdag en/of zondag met incidentele doorvaart mogelijkheden; acceptabele stremming a.g.v. onvoorzien (storingen) voor scheepvaart • maximaal één keer per jaar per object stremming, geldend voor bruggen in stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen, i.c. Lammebrug, Trekvlietbrug en Wilhelminabrug • maximaal één keer per jaar een stremming van maximaal een halve dag per object geldend voor bruggen in overige wegen/fietspaden • max. 1 storing /maand per object gedurende 2 uur acceptabele stremming a.g.v. onvoorzien (storingen) voor wegverkeer • geminimaliseerd op Lammebrug, Trekvlietbrug en Wilhelminabrug
68
voldoet } }Voldoet niet } } } } voldoet voldoet
voldoet voldoet niet voldoet niet voldoet niet voldoet voldoet nog niet bekend nog niet bekend
} } } Nog niet bekend } } } Nog niet bekend Nog niet bekend Nog niet bekend Nog niet bekend Nog niet bekend Nog niet bekend
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
II.2.5 TRAJECT 5: LEIDEN – GRENS NOORD-HOLLAND: Zijl, vaargeul door Kagerplassen
traject 5 b
traject 5 a
Kaart 8: Ligging traject 5
foto: vaarwegmarkering Kagerplas afstandbediening bruggen huidig: toekomstig:
Probleemstelling: De vaarweg wordt weinig gebruikt voor de beroepsvaart (ca. 800 schepen, 10.000 ton lading per jaar). De recreatievaart is op deze vaarweg zeer druk te noemen (19.000 schepen per jaar). In de nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart is voor dit traject een aantal ambities verwoord. Deze ambities zijn in de nota vertaald naar wensbeelden en functie-eisen. In tabel 19 zijn deze samengevat. In dat overzicht is tevens aangegeven of, dan wel in welke mate, de vaarweg en daarbij behorende objecten daaraan voldoen. Daaruit blijkt dat de vaarweg geen bijzondere maatregelen nodig zijn voor de infrastructuur. De doorvaartopeningen van beweegbare bruggen voldoen. Het accent op dit traject ligt op het verbeteren en optimaliseren van de veiligheid. Verbeterprogramma:
beheer: 1. 2. 3.
Realiseren van betonning en verkeersregels voor vaargeul door Kagerplassen gericht op zoveel mogelijk scheiden van beroeps- en recreatievaart. Realiseren van wachtsteigers bij Spanjaardsbrug en Zijlbrug Loswal in Leiderdorp geschikt maken als auto-afzetplaats.
69
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
De resultaten van het verbeterprogramma worden betrokken bij de trajectuitwerking volgens planning in het meerjarenprogramma (Deel III). Daarbij wordt tevens de beheerstrategie voor dit traject nader uitgewerkt. Het bovenstaande algemene beleid geldt als uitgangspunt. Tabel 19 WENSBEELDEN EN FUNCTIE-EISEN TRAJECT 5
BEOORDELING HUIDIGE SITUATIE
Functies Beroepsvaart en Recreatievaart wensbeelden geschiktheid vaarwegtraject klasse beroepsvaart CEMT III/M4, laadvermogen 1000 ton; afmetingen 67 x 8,20 x 2,70m (lxbxd) klasse recreatievaart: BRTN BZM, ontsluitingswater voor motortoer- enzeilvaart op Rijn-Schiekanaal; afmetingen 2,75 x 1,5m (opbouwhoogte x diepgang). Beschikbaarheid scheepvaartverkeer gemiddelde vaarsnelheid beroepsvaart over het gehele traject: 9 km/h bedieningstijden beweegbare bruggen: ¾ van 1 april t/m 31 oktober: maandag van 06.00 uur tot zaterdag 19.00 uur zon- en feestdagen van 09.00 uur tot 19.00 uur ¾ van 1 november t/m 31 maart: van maandag 06.00 uur tot zaterdag 16.00 uur zon- en feestdagen op afroep spitsuursluiting voor beroepsvaart: geen spitsuursluiting voor recreatievaart: Spanjaardrug en Zijlbrug: van 7.30 uur tot 9.30 uur en van 16.30 uur tot 18.30 uur Functie-eisen Dimensionering Vaarwegprofiel (bakbreedte, geulbreedte): 33,6 x 16,4m op Zijl 63,6 m op de Kagerplassen doorvaartafmetingen beweegbare bruggen (gesloten) hoogte minimaal 5,50 m voor: Spanjaardsbrug en Zijlbrug mimimaal 3,00 m voor overige bruggen breedte minimaal 11 m; dubbele opening Zijlbrug handhaven doorvaarthoogte vaste bruggen n.v.t. , vaarweg moet openblijven
Voldoet
Voldoet } } }voldoet } } voldoet voldoet
voldoet, grotendeels
voldoen niet voldoet voldoet voldoet voldoet niet
diepte vaartgeul: 3,5 m betrouwbaarheid acceptabele stremming a.g.v. gepland onderhoud: max. 14 dagen per jaar op maandag t/m vrijdag 20.00 – 06.00 uur (trajecteis); • één keer per jaar 24 uur aaneengesloten (trajecteis); • één keer per 10 jaar 14 dagen aaneengesloten met incidentele doorvaartmogelijkheden (trajecteis); • maximaal 60 minuten per dag (objecteis) acceptabele stremming a.g.v. evenementen: op het traject 6 keer per jaar op zaterdag en/of zondag met incidentele doorvaart mogelijkheden; acceptabele stremming a.g.v. onvoorzien (storingen) voor scheepvaart • maximaal één keer per jaar per object stremming, geldend voor bruggen in stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen, i.c. Lammebrug, Trekvlietbrug en Wilhelminabrug • maximaal één keer per jaar een stremming van maximaal een halve dag per object geldend voor bruggen in overige wegen/fietspaden • max. 1 storing /maand per object gedurende 2 uur acceptabele stremming a.g.v. onvoorzien (storingen) voor wegverkeer
•
Voldoet
geminimaliseerd op Spanjaardsbrug en Zijlbrug
70
nog niet bekend } } } Nog niet bekend }
Nog niet bekend
Nog niet bekend Nog niet bekend Nog niet bekend Nog niet bekend
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
II.2.6 TRAJECT 6: ALPHEN A/D RIJN – GRENS NOORDHOLLAND: Oude Rijn (Gouwe), Heimanswetering, vaargeul Braassermermeer, Oude Wetering
traject 6 d
traject 6 c
traject 6 b
traject 6 a
Kaart 9 Ligging traject 6 Probleemstelling: De vaarweg wordt weinig gebruikt voor de beroepsvaart (ca. 5.000 – 7.000 schepen per jaar). De recreatievaart is op deze vaarweg zeer druk te noemen (ca. 24.000 – 26.000 schepen per jaar). In de nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart is voor dit traject een aantal ambities verwoord. Deze ambities zijn in de nota vertaald naar wensbeelden en functie-eisen. In tabel 20 zijn deze samengevat. In dat overzicht is tevens aangegeven of, dan wel in welke mate, de vaarweg en daarbij behorende objecten daaraan voldoen. Daaruit blijkt dat de vaarweg geen bijzondere maatregelen nodig zijn voor de infrastructuur. De doorvaartopeningen van beweegbare bruggen voldoen niet allemaal. Bij eventuele vervanging zullen deze op de gestelde afmetingen worden gebracht. Daarnaast dient een grotere vaargeuldiepte te worden aangehouden. Bezien moet worden wat hiervan de consequenties zijn. De bedieningstijden moeten worden aangepast. Dit wordt meegenomen in de Nota Objectbediening II. Het accent op dit traject ligt op het verbeteren en optimaliseren van de bereikbaarheid. Verbeterprogamma: Geen
71
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
Bovenstaand beleid wordt als uitgangspunt gehanteerd bij de trajectuitwerking volgens planning in het meerjarenprogramma (Deel III). Daarbij wordt tevens de beheerstrategie voor dit traject nader uitgewerkt. Het bovenstaande algemene beleid geldt daarbij als uitgangspunt. Tabel 20 WENSBEELDEN EN FUNCTIE-EISEN TRAJECT 6
BEOORDELING HUIDIGE SITUATIE
Functies Beroepsvaart en Recreatievaart wensbeelden geschiktheid vaarwegtraject klasse beroepsvaart CEMT IV/M6, laadvermogen 1500 ton; afmetingen 85 x 9,5 x 2,90m (lxbxd) klasse recreatievaart: BRTN AZM, verbindingswater voor zeil- en motorboten; afmetingen zeilboten: 30m x 2,1m, motorboten: 3,4 x 1,5 m (opbouwhoogte x diepgang). beschikbaarheid scheepvaartverkeer gemiddelde vaarsnelheid beroepsvaart over het gehele traject: 9 km/h bedieningstijden beweegbare bruggen: ¾ van 1 april t/m 31 oktober: maandag van 06.00 uur tot zaterdag 20.00 uur zon- en feestdagen van 09.00 uur tot 19.00 uur ¾ van 1 november t/m 31 maart: van maandag 06.00 uur tot zaterdag 16.00 uur spitsuursluiting voor beroepsvaart: geen spitsuursluiting voor recreatievaart: alle bruggen: van 7.30 uur tot 9.30 uur en van 16.30 uur tot 18.30 uur Functie-eisen Dimensionering Vaarwegprofiel (bakbreedte, geulbreedte): 39,5 m, 19,0m; vaargeul Paddegat-Kagerplassen: 70m Doorvaartafmetingen beweegbare bruggen (gesloten) hoogte minimaal 5,50 m voor: Dr. Albert Schweizerbrug mimimaal 3,70 m voor overige bruggen breedte minimaal 25 m
Voldoet Voldoet
Voldoet } }Voldoet niet } } voldoet voldoet niet
voldoet
voldoet voldoen niet voldoen niet
doorvaarthoogte vaste bruggen n.v.t. , vaarweg moet openblijven
voldoet
diepte vaargeul: 3,8 m ; 4,4 m op Paddegat-Kagerplassen
voldoet niet
betrouwbaarheid acceptabele stremming a.g.v. gepland onderhoud: max. 14 dagen per jaar op maandag t/m vrijdag 20.00 – 06.00 uur (trajecteis); • één keer per jaar 24 uur aaneengesloten (trajecteis); • één keer per 10 jaar 14 dagen aaneengesloten met incidentele doorvaartmogelijkheden (trajecteis); • maximaal 60 minuten per dag (objecteis)
nog niet bekend nog niet bekend
acceptabele stremming a.g.v. evenementen: op het traject 2 keer per jaar op zaterdag en/of zondag met incidentele doorvaart mogelijkheden; acceptabele stremming a.g.v. onvoorzien (storingen) voor scheepvaart • maximaal één storing per kwartaal van max. 2 uren (objecteis) acceptabele stremming a.g.v. onvoorzien (storingen) voor wegverkeer • maximaal één storing per jaar voor de bruggen over de Oude Rijn (traject 6a)
72
nog niet bekend nog niet bekend
nog niet bekend nog niet bekend
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
II.2.7 TRAJECT 7: ALPHEN AAN DEN RIJN – AMSTEL/DRECHT: Aarkanaal
traject 7
foto: werkzaamheden Aarkanaal - N461
kaart 10 Ligging traject 7 afstandbediening bruggen huidig: toekomstig:
Probleemstelling: De vaarweg wordt weinig gebruikt voor de beroepsvaart (ca. 660 schepen per jaar). De recreatievaart is op deze vaarweg druk te noemen (ca. 7.500 schepen per jaar). In de nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart is voor dit traject een aantal ambities verwoord. Deze ambities zijn in de nota vertaald naar wensbeelden en functie-eisen. In tabel 21 zijn samengevat. In dat overzicht is tevens aangegeven of, dan wel in welke mate, de vaarweg en daarbij behorende objecten daaraan voldoen. Daaruit blijkt dat de vaarweg vooral voor recreatievaart en voor de ecologische functie kan worden ingericht en geen bijzondere maatregelen voor de infrastructuur nodig zijn. Het accent op dit traject ligt op het verbeteren van de omgevingskwaliteit. Verbeterprogramma: beheer Opstellen herinrichtingsplan voor de vaarweg met zo mogelijk natuurvriendelijke oevers langs het Aarkanaal, inclusief meer ligplaatsvoorzieningen voor de recreatievaart; dit plan wordt gepast binnen het provinciale project Transformatievisie Aar- en Amstelzone.
73
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
De resultaten van het verbeterprogramma worden betrokken bij de trajectuitwerking volgens planning in het meerjarenprogramma (Deel III). Daarbij wordt tevens de beheerstrategie voor dit traject nader uitgewerkt. Het bovenstaande algemene beleid geldt als uitgangspunt. Tabel 21 WENSBEELDEN EN FUNCTIE-EISEN TRAJECT 7
BEOORDELING HUIDIGE SITUATIE
Functies Beroepsvaart en Recreatievaart wensbeelden geschiktheid vaarwegtraject klasse beroepsvaart CEMT III/M3, laadvermogen 750 ton; afmetingen 70 x 7,20 x 2,70m (lxbxd) klasse recreatievaart: BRTN BM, ontsluitingswater voor motortoervaart; afmetingen 2,75 x 1,5m (opbouwhoogte x diepgang). beschikbaarheid scheepvaartverkeer gemiddelde vaarsnelheid beroepsvaart over het gehele traject: geen eisen bedieningstijden beweegbare bruggen: ¾ van 1 april t/m 31 oktober: alle dagen van 06.00 uur tot 22.00 uur daarbuiten voor beroepsvaart op afroep ¾ van 1 november t/m 31 maart: alle dagen van 08.00 uur tot 17.00 uur daarbuiten op afroep spitsuursluiting : Zegerbrug van 7.00 uur – 9.00 uur en 16.00 uur – 18.00 uur
Functie-eisen dimensionering vaarwegprofiel (bakbreedte, geulbreedte): vaargeul minimaal 7,2m; huidige breedte op waterlijn kan afgelaagd worden op grond van ecologische functie, mits rekening gehouden wordt met passeerplaatsen scheepvaart doorvaartafmetingen beweegbare bruggen (gesloten) hoogte minimaal 3, 00 m breedte minimaal 10,5 m
voldoet voldoet
n.v.t. voldoet voldoet
voldoet
voldoet voldoet voldoet voldoet
doorvaarthoogte vaste bruggen n.v.t.
voldoet
diepte vaargeul: 3,1 m
voldoet
betrouwbaarheid acceptabele stremming a.g.v. gepland onderhoud: ¾ max. 14 dagen per jaar gedurende acht uur per dag, uitgezonderd zaterdag en zondag tussen 1/9 – 1/6 (trajecteis); ¾ drie keer per jaar 24 uur aaneengesloten tussen 1/6-16/9 (trajecteis); ¾ één keer per 10 jaar 28 dagen aaneengesloten met incidentele doorvaartmogelijkheden (trajecteis); ¾ maximaal 4 uren per dag (objecteis)
} } } Nog niet bekend } } }
acceptabele stremming a.g.v. evenementen: ¾ op het traject 6 keer per jaar op zaterdag en/of zondag met incidentele doorvaart mogelijkheden
Nog niet bekend
acceptabele stremming a.g.v. onvoorzien (storingen) voor scheepvaart ¾ maximaal één storing per maand per object van maximaal 4 uur (incl. aanrijtijden monteurs)
Nog niet bekend
acceptabele stremming a.g.v. onvoorzien (storingen) voor wegverkeer ¾ maximaal één keer per jaar op Zegerbrug (objecteis) ¾ maximaal één keer per jaar een stremming van maximaal een halve dag voor overige bruggen (objecteis)
74
Nog niet bekend Nog niet bekend
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
II.2.8 TRAJECT 8: ALPHEN AAN DEN RIJN – GRENS UTRECHT: Oude Rijn
Traject 8a
Traject 8b
kaart 11 Ligging traject 8 afstandbediening bruggen huidig: toekomstig:
Probleemstelling: De vaarweg wordt weinig gebruikt voor de beroepsvaart (ca. 900 schepen, 8.000 ton lading per jaar). De recreatievaart is op deze vaarweg niet druk te noemen (ca. 4.000 schepen per jaar). In de nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart is voor dit traject een aantal ambities verwoord. Deze ambities zijn in de nota vertaald naar wensbeelden en functie-eisen. In tabel 22 zijn deze samengevat. In dat overzicht is tevens aangegeven of, dan wel in welke mate, de vaarweg en daarbij behorende objecten daaraan voldoen. Daaruit blijkt dat de vaarweg geen bijzondere maatregelen nodig zijn voor de infrastructuur. De doorvaartopeningen van beweegbare bruggen voldoen niet allemaal aan de gestelde eisen. Bij eventuele vervanging zullen deze op de gestelde afmetingen worden gebracht. De spitssluitingen voor de beroepsvaart worden opgeheven, voor de recreatievaart ingevoerd. Dit onderwerp wordt meegenomen in de Nota Objectbediening II. Het accent op dit traject ligt op het verbeteren en optimaliseren van de bereikbaarheid (traject 8a) en omgevingskwaliteit (traject 8b). Verbeterprogramma: Beheer Realiseren plaatselijke verbeteringen De resultaten van het verbeterprogramma worden betrokken bij de trajectuitwerking volgens planning in het meerjarenprogramma (Deel III). Daarbij wordt tevens de beheerstrategie voor dit traject nader uitgewerkt. Het bovenstaande algemene beleid geldt als uitgangspunt.
75
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
Tabel 22 WENSBEELDEN EN FUNCTIE-EISEN TRAJECT 8
BEOORDELING HUIDIGE SITUATIE
Functies Beroepsvaart en Recreatievaart Wensbeelden geschiktheid vaarwegtraject klasse beroepsvaart CEMT III/M5, laadvermogen 1000 ton; afmetingen 85 x 8,2 Voldoet x 2,70m (lxbxd) : traject 8a klasse beroepsvaart CEMT I/M1, laadvermogen 350 ton; afmetingen 38,5 x 5,0 x Voldoet 2,50m (lxbxd) : traject 8b klasse recreatievaart: BRTN BZM, verbindingswater voor zeil- en motorboten; afmetingen zeilboten: 30m x 1,9m, motorboten: 2,75 x 1,5 m (opbouwhoogte x Voldoet diepgang). Beschikbaarheid scheepvaartverkeer gemiddelde vaarsnelheid beroepsvaart over het gehele traject: 9 km/h op traject 8 ,7 km/uur op traject 8b) bedieningstijden beweegbare bruggen: ¾ van 1 april t/m 31 oktober: alle dagen van 6:00 uur tot 22.00 uur daarbuiten op afroep van 1 november t/m 31 maart: alle dagen van 08.00 uur tot 17.00 uur Voor Steekterbrug gelden de bedieningstijden van traject 9 spitsuursluiting voor beroepsvaart: geen spitsuursluiting voor recreatievaart: voor Steekterbrug en Burg. Crolesbrug van 7.30 uur tot 9.30 uur en van 16.30 uur tot 18.30 uur
Functie-eisen Dimensionering Vaarwegprofiel (bakbreedte, geulbreedte): 29,6 x 16,4 m (traject 8a); 18,2 x 10,1 m (traject 8a) diepte vaargeul 3,5 m (traject 8a), 2,5 m (traject 8b) doorvaartafmetingen beweegbare bruggen (gesloten) hoogte minimaal 5,40 m voor Steekterbrug, 3,00 m minimaal 4,00 m voor Burg. Crolesbrug en Broekvelderbrug mimimaal 3,00 m voor overige bruggen breedte minimaal 10,50 m (traject 8a), 7 m (traject 8b) doorvaarthoogte vaste bruggen n.v.t. , vaarweg moet openblijven betrouwbaarheid acceptabele stremming a.g.v. gepland onderhoud (8a): max. 14 dagen per jaar op maandag t/m vrijdag 20.00 – 06.00 uur (trajecteis); • één keer per jaar 24 uur aaneengesloten (trajecteis); • één keer per 10 jaar 14 dagen aaneengesloten met incidentele doorvaartmogelijkheden (trajecteis); • maximaal 60 minuten per dag (objecteis) acceptabele stremming a.g.v. gepland onderhoud (8b): max. 14 dagen per jaar 8 uren per dag, uitgezonderd zaterdag en zondag tussen 1/6 en 16/9 (trajecteis); drie keer per jaar 24 uur aaneengesloten uitgezonderd zaterdag en zondag tussen 1/6 en 16/9 (trajecteis); • één keer per 10 jaar 28 dagen aaneengesloten met incidentele doorvaartmogelijkheden (trajecteis); • maximaal vier uren per dag (objecteis) acceptabele stremming a.g.v. evenementen: op het traject 6 keer per jaar op zaterdag en/of zondag met incidentele doorvaart mogelijkheden; acceptabele stremming a.g.v. onvoorzien (storingen) voor scheepvaart • maximaal één storing per maand van max. 2 uren (objecteis, 8a) • maximaal één storing per maand van max. 4 uren (objecteis, 8b) acceptabel stremming a.g.v. onvoorzien (storingen) voor wegverkeer • maximaal één storing per jaar
Voldoet } }Voldoet } } } } voldoet niet voldoet niet
Voldoet grotendeels voldoet
voldoet niet voldoen niet 2 bruggen voldoen niet 1 brug voldoet niet voldoet nog niet bekend nog niet bekend nog niet bekend nog niet bekend
nog niet bekend nog niet bekend nog niet bekend nog niet bekend nog niet bekend nog niet bekend nog niet bekend nog niet bekend
76
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
II.2.9 TRAJECT 9: GOUDA – ALPHEN AAN DEN RIJN: Voorhaven Julianasluis, Gouwekanaal, Gouwe, Otwegwetering
traject 9c
traject 9a
traject 9b traject 9b
kaart 12 Ligging traject 9
foto: Groot onderhoud hefbrug Boskoop afstandbediening bruggen huidig: toekomstig:
Probleemstelling: In de Nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart is voor dit traject een aantal ambities verwoord. Deze ambities zijn in de nota vertaald naar wensbeelden en functie-eisen. In tabel 23 zijn deze samengevat. In dat overzicht is tevens aangegeven of, dan wel in welke mate, de vaarweg en daarbij behorende objecten daaraan voldoen. Daaruit blijkt dat de vaarweg geen bijzondere maatregelen nodig zijn voor de infrastructuur. De doorvaartopeningen van beweegbare bruggen voldoen niet allemaal. Bij eventuele vervanging zullen deze op de gestelde afmetingen worden gebracht. Daarnaast dient een grotere vaargeuldiepte te worden aangehouden. Bezien moet worden wat hiervan de consequenties zijn. De bedieningstijden moeten worden aangepast. Dit wordt meegenomen in de Nota Objectbediening II. Het accent op dit traject ligt op het verbeteren en optimaliseren van de bereikbaarheid. Verbeteringen: Onderzoek naar de haalbaarheid van een tweede kolk bij de Julianasluis Bovenstaand beleid wordt als uitgangspunt gehanteerd bij de trajectuitwerking volgens planning in het meerjarenprogramma (Deel III). Daarbij wordt tevens de
77
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
beheerstrategie voor dit traject nader uitgewerkt. Het bovenstaande algemene beleid geldt daarbij als uitgangspunt. Tabel 23 WENSBEELDEN EN FUNCTIE-EISEN TRAJECT 9
BEOORDELING HUIDIGE SITUATIE
Functies Beroepsvaart en Recreatievaart wensbeelden geschiktheid vaarwegtraject klasse beroepsvaart CEMT IV/M6, laadvermogen 1500 ton; afmetingen 85 x 9,5 x 2,90m (lxbxd) klasse recreatievaart: BRTN AZM, verbindingswater voor zeil- en motorboten; afmetingen zeilboten: 30m x 2,1m, motorboten: 3,4 x 1,5 m (opbouwhoogte x diepgang). beschikbaarheid scheepvaartverkeer gemiddelde vaarsnelheid beroepsvaart over het gehele traject: 9 km/h bedieningstijden beweegbare bruggen: ¾ van 1 april t/m 31 oktober: maandag van 06.00 uur tot zaterdag 20.00 uur zon- en feestdagen van 09.00 uur tot 19.00 uur ¾ van 1 november t/m 31 maart: van maandag 06.00 uur tot zaterdag 16.00 uur spitsuursluiting voor beroepsvaart: geen spitsuursluiting voor recreatievaart: geen
Voldoet Voldoet
Voldoet } }Voldoet niet } } } } voldoet voldoet
Functie-eisen dimensionering Vaarwegprofiel (bakbreedte, geulbreedte): krap profiel, 38,5 x 19 m
voldoet
doorvaartafmetingen beweegbare bruggen (gesloten) hoogte minimaal 5,50 m voor: hefbrug Gouwsluis en Coenecoopbrug mimimaal 3,70 m voor overige bruggen breedte minimaal 25 m
voldoet voldoen niet allemaal 1 brug voldoet niet
doorvaarthoogte vaste bruggen min. 30 m, vaarweg moet openblijven
voldoet
diepte vaargeul: 3,9 m
voldoet niet
betrouwbaarheid acceptabele stremming a.g.v. gepland onderhoud: max. 14 dagen per jaar op maandag t/m vrijdag 20.00 – 06.00 uur (trajecteis); • één keer per jaar 24 uur aaneengesloten (trajecteis); • één keer per 10 jaar 14 dagen aaneengesloten met incidentele doorvaartmogelijkheden (trajecteis); • maximaal 60 minuten per dag (objecteis) acceptabele stremming a.g.v. evenementen: geen evenementen toegestaan
nog niet bekend nog niet bekend nog niet bekend nog niet bekend
acceptabele stremming a.g.v. onvoorzien (storingen) voor scheepvaart • maximaal één storing per kwartaal van max. 2 uren (objecteis) nog niet bekend acceptabele stremming a.g.v. onvoorzien (storingen) voor wegverkeer • maximaal één storing per jaar voor de hefbruggen Gouwsluis, Boskoop en Wadinxveen en Coenecoopbrug nog niet bekend • maximaal één storing per jaar een stremming van een halve dag voor Otwegweteringbrug en Reineveldbrug nog niet bekend
78
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
II.2.10 TRAJECT 10: GORINCHEM-VIANEN (UTRECHT): Merwedekanaal, verbindingskanaal
provincie Utrecht
traject 10a
traject 10b
traject 10c
kaart 13 Ligging traject 10
foto Aangetaste oever Merwedekanaal, binnen de invloed van waterkering en weg
afstandbediening bruggen huidig: toekomstig:
Probleemstelling: In de nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart is voor dit traject een aantal ambities verwoord. Deze ambities zijn in de nota vertaald naar wensbeelden en functie-eisen. In tabel 24 zijn deze samengevat. In dat overzicht is tevens aangegeven of, dan wel in welke mate, de vaarweg en daarbij behorende objecten daaraan voldoen. Daaruit blijkt dat de vereiste vaarwegdieptes niet voldoen. De doorvaartopeningen van beweegbare bruggen voldoen niet allemaal. Bij eventuele vervanging zullen deze op de gestelde afmetingen worden gebracht. De bedieningstijden moeten worden aangepast. Dit wordt meegenomen in de Nota Objectbediening II. Het accent op dit traject ligt op het verbeteren en optimaliseren van de bereikbaarheid. Verbeteringen: Beheer: 1. Aanpassen van het resp. instellen van een spitsregiem voor recreatievaart op Concordiabrug en Bazelbrug; opheffen gedoseerd regiem voor Concordiabrug. 2. In overleg met het waterschap onderzoeken van de mogelijkheden om de Linge geheel in provinciaal beheer te nemen. 3. Uitwerken van de mogelijkheden van het realiseren van natuurvriendelijke oevers op het traject.
79
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
De resultaten van het verbeterprogramma worden betrokken bij de trajectuitwerking volgens planning in het meerjarenprogramma (Deel III). Daarbij wordt tevens de beheerstrategie voor dit traject nader uitgewerkt. Het bovenstaande algemene beleid geldt als uitgangspunt. Tabel 24 WENSBEELDEN EN FUNCTIE-EISEN TRAJECT 10
BEOORDELING HUIDIGE SITUATIE
Functies Beroepsvaart en Recreatievaart wensbeelden geschiktheid vaarwegtraject klasse beroepsvaart CEMT IV/M7, laadvermogen 2000 ton; afmetingen 105 x 9,5 Voldoet x 3,0 m (lxbxd) Voldoet klasse recreatievaart: BRTN AM, verbindingswater voor motorboten: 3,4 x 1,5 m (opbouwhoogte x diepgang). (10a,b,d); CM, ontsluitingwater voor motorboten met doorvaartbeperkingen: 2,75 x 1,4 m (opbouwhoogte x diepgang) (10c) beschikbaarheid scheepvaartverkeer gemiddelde vaarsnelheid beroepsvaart over het gehele traject (10a/b): 9 km/h, exclusief schuttijden bedieningstijden beweegbare bruggen (10 a/b): ¾ van 1 april t/m 31 oktober: maandag van 06.00 uur tot zaterdag 19.00 uur zon- en feestdagen van 09.00 uur tot 19.00 uur ¾ van 1 november t/m 31 maart: van maandag 06.00 uur tot zaterdag 16.00 uur spitsuursluiting voor beroepsvaart: geen spitsuursluiting voor recreatievaart: geen
Voldoet } }Voldoen niet } } } } 1 brug voldoet niet 2 bruggen voldoen niet
Functie-eisen dimensionering Vaarwegprofiel (bakbreedte, geulbreedte): 42 m, 19 m (traject 10a/b
voldoet
diepte vaargeul 3,6 m (traject 10a); 4,2 m (traject 9 b)
voldoet niet
doorvaartafmetingen beweegbare bruggen (gesloten) hoogte minimaal 5,50 m voor: Concordiabrug en Bazelbrug mimimaal 3,70 m voor overige bruggen breedte minimaal 14 m
voldoen niet voldoen niet
doorvaarthoogte vaste bruggen minimaal 7 m
voldoen
betrouwbaarheid acceptabele stremming a.g.v. gepland onderhoud: max. 14 dagen per jaar op maandag t/m vrijdag 20.00 – 06.00 uur (trajecteis); • één keer per jaar 24 uur aaneengesloten (trajecteis); • één keer per 10 jaar 14 dagen aaneengesloten met incidentele doorvaartmogelijkheden (trajecteis); • maximaal 60 minuten per dag (objecteis) acceptabele stremming a.g.v. evenementen: geen evenementen toegestaan
1 brug voldoet niet
nog niet bekend nog niet bekend nog niet bekend nog niet bekend nog niet bekend
acceptabele stremming a.g.v. onvoorzien (storingen) voor scheepvaart • maximaal één storing per kwartaal van max. 2 uren (objecteis) acceptabele stremming a.g.v. onvoorzien (storingen) voor wegverkeer • maximaal één storing per jaar voor Concordiabrug en de Bazelbrug • maximaal één storing per jaar een stremming van een halve dag voor overige bruggen
80
nog niet bekend nog niet bekend nog niet bekend
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
II.2.11 STUREN OP KWALITEIT In de vorige hoofdstukken zijn wensbeelden en functie-eisen uit de nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart samengevat, uitgewerkt voor de dimensionering, de beschikbaarheid en de betrouwbaarheid van de vaarwegen. Daarbij heeft elk traject een beleidsaccent voor bereikbaarheid, veiligheid of omgevingskwaliteit gekregen. In onderstaande tabel 25 zijn de beleidsaccenten per traject (-onderdeel) aangeduid als kwaliteitsniveaus. Deze kwaliteitsniveaus brengen onze bestuurlijke ambities voor de betreffende vaarwegen tot uitdrukking. tabel 25 Kwaliteitniveaus per traject Traject BEREIKBAARHEID 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
KWALITEITNIVEAUS VEILIGHEID OMGEVINGSKWALITEIT
6a
6b/c/d
8a
8b
Op onderstaande kaart 14 zijn de kwaliteitsniveaus uit de tabel geografisch weergegeven.
Kaart 14 Kwaliteitsniveaus vaarwegen Om de kwaliteitsniveaus inzichtelijk te maken zijn deze met foto's geïllustreerd en getypeerd naar een aantal specifieke voorbeeldmaatregelen voor instandhouding en verbetering die passen bij dat kwaliteitsniveau. Hierbij is elk kwaliteitsniveau bekeken vanuit meerdere gezichtspunten. Daarbij is gekeken vanuit de specifieke
81
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
objectcategorieën: Oevers, Beweegbare Kunstwerken, Nautische voorzieningen, Bermen en Groen en Waterbodems. De afzonderlijke foto's visualiseren het kwaliteitsniveau vanuit één gezichtspunt. Alle gezichtspunten bij elkaar representeren het kwaliteitsniveau en dus het beoogde maatschappelijke effect. Dit kwaliteitsniveau is voor elke vaarweg in de tabel en op de kaart tot uitdrukking gebracht. Behalve voor instandhouding en verbetering zullen ook specifieke beheermaatregelen gericht worden op de kwaliteitsniveaus. Daarbij kan gedacht worden aan verkeersmanagement bij het kwaliteitsniveau Bereikbaarheid, aanleg van wachtplaatsen bij bruggen en intensievere handhaving bij het kwaliteitsniveau Veiligheid en extra schoonmaak acties bij het kwaliteitsniveau Omgevingskwaliteit. Onafhankelijk van het kwaliteitsniveau behoort de infrastructuur altijd een minimale (basis) kwaliteit te hebben. Dit basisniveau kan omschreven worden als het niveau dat maatschappelijk, vaak op grond van wet- en regelgeving, nog net geaccepteerd wordt voor een weg of vaarweg. Ten opzichte van dit minimale niveau heeft ons bestuur accenten aan de vaarwegen toegekend. In de vorige hoofdstukken gaven wij richting aan de verbetermaatregelen. In het volgende hoofdstuk II.3 zijn de kwaliteitsniveaus uitgewerkt voor het onderhoud van oevers, waterbodems en beweegbare kunstwerken. Wij zullen de kwaliteitsniveaus met een monitorsysteem volgen en daarover rapporteren in het uitvoeringsdeel III en in de Zuid-Hollandse Effectrapportage.
II.2.12 SAMENVATTING EN CONCLUSIES In dit hoofdstuk gaven wij richting van de verbetermaatregelen. Onze nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart heeft daarvoor als uitgangspunt gediend. De knelpunten in de fysieke infrastructuur hebben wij aangegeven, maar nog niet in concrete maatregelen vertaald. Deze maatregelen zullen wij betrekken bij de concretisering van het meerjarenprogramma (Deel III). Het ontbreekt aan voldoende informatie om nu al een realistisch streefbeeld voor deze beheerplanperiode te formuleren. In het algemeen kunnen wij stellen dat de door ons gewenste doorvaartafmetingen (hoogte/breedte) van bruggen alleen bij nieuwbouw zullen worden gerealiseerd. Bij bestaande kunstwerken zal dit pas aan de orde zijn bij de eventuele vervanging daarvan. De kosten van een vervroegde vervanging staan naar onze mening in geen verhouding tot de bijdrage aan de vlotheid en veiligheid van het scheepvaartverkeer. Veel trajecten voldoen niet aan de minimaal vereiste dwarsprofielen. Het zal niet altijd mogelijk zijn de dwarsprofielen volledig te realiseren door planologische en technische beperkingen. Bovendien is sprake van grote investeringen die dwingen tot enige fasering. Wij nemen ons voor in de beheerplanperiode, die loopt tot 2012, indien mogelijk op beperkte schaal infrastructurele verbeteringen te realiseren te gelijk met het noodzakelijk onderhoud aan de oevers en waterbodems. Bij de concretisering van meerjarenprogramma 2007-2012 zullen wij beoordelen welke streefbeeld voor het betreffende traject haalbaar is. De uitkomst zullen wij meenemen in de eerstvolgende actualisatie van dit beheerplan.
82
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
Bodems
Bermen & Groen
Nautische voorzieningen
Kunstwerken
Oevers
Omgevingskwaliteit
Bereikbaarheid
Veiligheid
O.a. extra aandacht voor natuurvriendelijke oevers en het aanzien van de oever.
Het uiterlijk van de oever is minder belangrijk. Zolang oevers geen obstakel vormen in de vaarweg, voldoen ze.
De oevers maken onderdeel uit van een waterkering en links bevindt zich bebouwing. Verzakkingen en instabiliteiten worden niet geaccepteerd.
Met name in bebouwde omgevingen wordt extra aandacht besteed aan het aanzien van het kunstwerk.
Aan aanzien wordt minder aandacht besteed. Het functioneren van het kunstwerk (open en dicht gaan) staat voorop.
Extra aandacht wordt besteed aan de zichtbaarheid en de toegankelijkheid van het kunstwerk.
Voorbeeld meerpaal. Extra aandacht wordt besteed aan aanzien en vormgeving.
DRIP's verhogen de bereikbaarheid. Scheepvaart kan anticiperen op stremmingen, calamiteiten e.d.
Remmingwerken en wachtplaatsen ter plaatse van kunstwerken worden in een goede staat gehouden.
Aanzien is belangrijk. Obstakels in de vorm van bomen en struiken worden geaccepteerd.
Bermen moeten zoveel mogelijk vrij zijn van obstakels.
Bermen moeten zoveel mogelijk vrij zijn van obstakels (i.v.m. zichtlijnen e.d.).
Verondiepingen in de vaarweg worden geaccepteerd, mits ze zijn gemarkeerd.
Verondiepingen worden niet geaccepteerd.
Verondiepingen worden niet geaccepteerd.
Tabel 26: Visualisatie kwaliteitsniveaus vaarwegen in relatie tot het onderhoud van vaarwegen
83
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
II.3 ALGEMENE BEHEERSTRATEGIE In het vorige hoofdstuk hebben wij het algemene beleid geconcretiseerd naar noodzakelijke verbetermaatregelen voor de infrastructuur en het beheer om aan het gewenste kwaliteitsniveau te voldoen. Het voorliggende hoofdstuk gaat na op welk moment de provincie overgaat tot het onderhoud aan de vaarwegen, in het bijzonder aan de oevers, waterbodems, beweegbare kunstwerken en nautische voorzieningen. Deze interventieniveaus zijn afhankelijk van het kwaliteitsniveau dat wij aan een traject hebben toegekend. Toepassing van deze interventieniveaus is de basis voor de prioritering van trajecten. De samenhang tussen de onderhoudsplanning en de verbetermaatregelen vormt de beheerstrategie. In dit beheerplan wordt volstaan met het geven van een algemene beheerstrategie voor de vaarwegen. Deze algemene beheerstrategie wordt als kader gebruikt bij de uitwerking van het meerjarenprogramma (Deel III) en de uitwerking van de beheerstrategie per traject. Bij de volgende actualisatie van het meerjarenprogramma worden de resultaten van die uitwerkingen per traject ingepast. Zonodig maken wij tussentijds nadere beleidskeuzes.
II.3.1 UITGANGSPUNTEN II. 3.1.1 Uitwerking planmatig beheer De provincie beheert haar areaal op grond van een functionele afweging. Daarbij wordt de noodzaak van het treffen van maatregelen afgeleid uit het provinciale beleid, de functietoekenning en functiewaardering. In de vorige hoofdstukken is hier uitvoerig bij stilgestaan. Functieverlies van een vaarweg of onderdelen daarvan kan optreden door maatschappelijke veranderingen, gebruik, veroudering en vandalisme. Als functieverlies optreedt moeten verbetermaatregelen worden getroffen, ook wel functioneel onderhoud of achterstallig beheer genoemd. Doel van het beheer van vaarwegen is de vastgestelde maatschappelijke functies van de vaarwegen duurzaam in stand te houden en te anticiperen op de nieuwe maatschappelijke functies. Wat betekent dat beheer inhoudt: het volgen van maatschappelijke veranderingen, het reguleren van het gebruik, het treffen van maatregelen en het voorkómen van vandalisme. Het beheerbeleid of instandhoudingsbeleid is erop gericht de vastgestelde functionele kwaliteit te bewaken, de risico's van functieverlies te reduceren, tijdig passende maatregelen te treffen en tijdige beslissingen te nemen op het juiste beslissingsniveau. Als randvoorwaarde voor de instandhouding geldt de wet- en regelgeving, met in begrip van de technische normen en richtlijnen. In figuur 5 zijn voor een object, of onderdeel daarvan, het kwaliteitsverlies en de maatregelen (in dit voorbeeld: vast en variabel onderhoud) in de tijd afgezet naast het interventieniveau. Door het uitvoeren van vast onderhoud neemt de kwaliteit van het object (of onderdeel daarvan) toe en wordt het bereiken van het interventieniveau uitgesteld. Het interventieniveau ligt per definitie boven het niveau waarop het verlies van de gebruiksfunctie (het falen) optreedt. De gekozen veiligheidsmarge kan per object verschillen en wordt bepaald in samenhang met de onderhoud- en inspectiestrategie.
85
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
figuur 5. Indicatief kwaliteitsverloop met te treffen maatregelen bij een object. In de volgende paragraaf wordt de beheervisie uitgewerkt naar een algemeen beslismodel voor te nemen type maatregelen. Deze maatregelen worden onderbouwd in het referentiedocument dat door de Dienst Beheer Infrastructuur wordt vastgesteld voor de verschillende onderhoudscategorieën (lit. 34). In instandhoudingsplannen worden de maatregelen in meerjarig perspectief geplaatst. Dit zijn alle maatregelen die nodig zijn om het object aan zijn functie te laten voldoen. II.3.1.2 Beslismodel voor maatregelen. planning per object Om tijdig maatregelen te treffen is het belangrijk te weten of het interventieniveau wordt bereikt. Het interventieniveau is die situatie waarbij het risico door functieverlies onacceptabel wordt. In figuur 6 is het beslismodel voor te treffen maatregelen op hoofdlijnen gegeven.
figuur 6: Beslismodel maatregelen per object Dit beslismodel wordt gehanteerd om te bepalen of de aanwezig infrastructuur voldoet aan het algemene beleid. Voldoet de infrastructuur of een onderdeel daarvan niet, dan kan aanleg (of verbetering) noodzakelijk zijn. Kunnen functies met de bestaande objecten wel gehaald worden, dan wordt bepaald of het interventieniveau is bereikt. Dit bepaalt of sprake moet zijn van vast of variabel onderhoud of zelfs het beëindigen van het onderhoud.
86
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
Het maken van planningen loopt een paar jaar voor op de feitelijke uitvoering. Het gaat idealiter om een voorspelling van het moment waarop maatregelen nodig zijn. Dit proces wordt de urgentiebepaling genoemd. De urgentiebepaling is gericht op het instandhouden van het object. De sleutel voor urgentiebepaling zijn de technische normen en richtlijnen en de conditiemetingen (inspecties). planning per traject De verzameling van urgentiebepalingen per object in een traject levert inzicht in de technische en functionele staat van dat traject. Het integrale overzicht van de urgenties maakt het mogelijk om tot een prioritering op en de integrale aanpak van het traject te komen. Dit is een belangrijk uitgangspunt voor het planmatig beheerproces (zie par. II.3.2.1). Voor de prioritering worden interventieniveaus per traject gedefinieerd. Deze interventieniveaus geven aan onder welke voorwaarde het onderhoud op het traject daadwerkelijk moet worden opgepakt. sturen op kwaliteit Het hele mechanisme van sturing is samengevat in de figuur 7. In deze figuur wordt de verbinding gelegd tussen de bestuurlijke ambities (kwaliteitsniveaus) en de informatie uit inspecties en toetsingen. In de volgende paragraaf wordt dit uitgewerkt voor de kwaliteitsniveaus die door ons college worden vastgesteld en de
REFERENTIE
VASTGESTELD DOOR
T R A J E C T
KWALITEITNIVEAU
GEDEPUTEERDE STATEN
O B J E C T
URGENTIENIVEAU
INTERVENTIENIVEAU
DBI
NAT.INSTELLINGEN DBI
NEN-NORMEN
EU-PARLEMENT
INFORMATIE
Figuur 7 Verbinding tussen bestuurlijke ambities en inspectie in het veld interventieniveaus daarop aansluitend door de Dienst Beheer Infrastructuur worden vastgesteld. Beide parameters worden op trajectniveau gedefinieerd. Een belangrijke basis voor de uitwerking van de beheerstrategie.
II.3.1.3 Instandhoudingsplannen Dienst Beheer Infrastructuur stelt voor het gehele areaal instandhoudingsplannen op en houdt deze bij. De uitgangspunten hiervoor zijn vastgelegd in het
87
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
referentiedocument (lit. 34 ). Elk instandhoudingsplan bevat de volgende elementen: het objectpaspoort de functies en eisen van het object de kritieke onderdelen de onderhoudstrategie per onderdeel de functionele kwaliteit per onderdeel de technische kwaliteit per onderdeel de inspectiestrategie per onderdeel de normkostenkengetallen de meerjarige maatregelenplanning de meerjarige kostenraming onderhoud en inspectie In het onderhoud wordt doorgaans onderscheid gemaakt in drie types onderhoud: storingsafhankelijk onderhoud, gebruiksafhankelijk onderhoud en toestandsafhankelijk onderhoud. Dit onderscheid is bepalend voor de wijze waarop het onderhoud gepland wordt. •
Storingsafhankelijk onderhoud Dit wordt toegepast als het risico bij falen (kans x gevolg) gering. Het onderdeel wordt pas vervangen of gerepareerd als het al kapot is.
•
Gebruiksafhankelijk onderhoud Dit wordt toegepast als het risico bij falen (kans x gevolg) groot is én een grote mate van zekerheid bestaat over het faaltijdstip. Als bijvoorbeeld van een bepaalde lamp is bekend dat de maximale levensduur 24 maanden bedraagt, dan wordt deze tijdig voor deze periode vervangen.
•
Toestandsafhankelijk onderhoud Dit wordt toegepast als het risico bij falen (kans x gevolg) groot is én de zekerheid over het faaltijdstip klein en de conditie meetbaar is. Dit wil zeggen dat de toestand van de onderdelen regelmatig geïnspecteerd.
De onderhoudstrategie aan vaarwegonderdelen is een slimme mix tussen deze drie types onderhoud. In het planmatig beheerproces wordt de keuze vastgelegd. De inspectiewijze is afhankelijk van de gekozen onderhoudsstrategie. De dagelijkse inspectie of periodieke schouw is alleen gericht op het waarborgen van de actuele veiligheid van het gebruik van de infrastructuur. Deze schouw staat los van de planningsinspectie voor het onderhoud. Instandhoudingsplannen geven dus altijd een actueel beeld van onderhoud dat in de komende jaren (tot einde levensduur) aan een object moet worden uitgevoerd en de kosten die daarvoor nodig zijn. Alle instandhoudingsplannen tesamen vormen de basis voor de trajectplanning. II.3.1.4 Basiskwaliteitsniveau. In hoofdstuk II.2 is al aangegeven dat, onafhankelijk van het toegekende kwaliteitsniveau, de infrastructuur altijd een minimale kwaliteit behoort te hebben. Dit is een maatschappelijk minimum niveau, vaak op grond van wet- en regelgeving, dat nog net geaccepteerd wordt. In het referentiedocument wordt dit aspect nader uitgewerkt. Wij willen hier kort stil staan bij twee onderwerpen die wij bij het bepalen van het basisniveau van belang achten: Richtlijn Vaarwegen van de Commissie Vaarwegbeheerders (CVB) en Duurzaam Bouwen. Richtlijnen Vaarwegen (CVB) In de Richtlijnen Vaarwegen, opgesteld door de CVB (Commissie Vaarwegbeheerders) (lit. 27), zijn aanbevelingen en richtlijnen opgesteld voor de meeste onderwerpen wat betreft dimensionering, inrichting en beheer van vaarwegen voor beroepsvaart en recreatievaart en voor de bediening van kunstwerken. De richtlijnen hebben geen dwingend karakter. Derden kunnen er geen rechten aan ontlenen. Ze geven de beheerorganisatie een richting die vanuit bepaalde uitgangspunten nautisch en technisch oogpunt optimaal gewenst is. Het toepassen van de richtlijnen waarborgt een veilige en vlotte verkeersafwikkeling.
88
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
Incidenteel mag er bij zwaarwegende situaties gemotiveerd van worden afgeweken. De provincie hanteert de richtlijnen voor het bepalen van de basiskwaliteit. Duurzaam bouwen GS hebben vastgesteld dat duurzaamheid een structureel onderdeel moet uitmaken van de besluitvorming bij infrastructuur (BMW 2000-2004/2006). Als projectenorganisatie die beleid en uitvoering koppelt heeft Dienst Beheer Infrastructuur een taak om invulling te geven aan dit besluit. Het toepassen van het duurzaamheidsprincipe wordt echter nog te vaak als hinderlijke bijkomstigheid beschouwd, terwijl het de besluitvorming, de strategie, de uitvoering en de materiaalkeuze bij beheer juist vergemakkelijkt. Te maken keuzes kunnen namelijk beter worden onderbouwd en projecten beter beheerd. In relatie met de inzet van middelen (materiaal, geld en personeel) en tijd zal de provincie duurzaam bouwen een vaste plaats geven in de projectaanpak van de te realiseren basiskwaliteit.
89
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
II.3.2 Onderhoudstoestand van de vaarwegen Op grond van de uitgangspunten in het vorige paragraaf is de onderhoudtoestand van de vaarwegen bepaald voor waterbodems, beweegbare kunstwerken, oevers c.a. en markeringen ca. Daarvoor zijn inspectieresultaten vergeleken met de interventieniveaus uit het referentiedocument (lit. 34). Deze paragraaf sluit af met een samenvatting. Waterbodems (ca. 600 ha wateroppervlak) Het interventieniveau dat voor waterbodems wordt gehanteerd is uitgedrukt in een % van het waterbodemoppervlak van een traject waarbinnen de gewenste profieldiepte wordt onderschreden (ondieper). In tabel 26 het percentage dat van toepassing is voor de kwaliteitsniveaus Bereikbaarheid, Veiligheid en Omgevingskwaliteit zoals deze aan de trajecten zijn toegekend (zie kaart 14, pagina 81). kwaliteitsniveau
oppervlakte van het areaal waarbinnen de nautische diepte wordt overschreden 0 – 10% 10-20% 20-30% 30-40% 40-100%
Basisniveau
Acceptabel
Acceptabel
Acceptabel
Matig
Slecht
Bereikbaarheid
Acceptabel
Matig
Slecht
Slecht
Slecht
Veiligheid
Acceptabel
Matig
Slecht
Slecht
Slecht
Omgevingskwaliteit
Acceptabel
Matig
Matig
Matig
Slecht
Tabel 27 Gehanteerde interventieniveaus waterbodems De kwalificatie “slecht” betekent, dat op het betreffende traject grootschalig onderhoudsbaggerwerk moet worden uitgevoerd. De mate van de verontdieping is voor het bepalen van het interventieniveau niet van belang. Dit wel interessant voor het bepalen van de hinder voor de scheepvaart en dus de ernst van de situatie. Daarvoor is het wel uitgewerkt, maar wordt hier niet verder op in gegaan. Uit inspectieonderzoek is gebleken dat, met uitzondering van trajecten 3 en 10, alle trajecten een forse overschrijding van de interventieniveaus laten zien (lit 35). Voor een deel is dit toe te schrijven aan de grotere minimale profieleisen die zijn gehanteerd dan tot nu gebruikelijk was (zie hoofdstuk II). Maar ook bij het toepassen van de oude maatvoering blijft de kwalificatie slecht, alleen de hoeveelheden te verwijderen bagger zijn geringer. In de praktijk zijn de consequenties zichtbaar. Geladen schepen houden doorgaans in de centrale as van de vaarweg de vaargeul open. Het slib wordt naar de zijkanten opgestuwd, terwijl het schip een zwart spoor van slib in het water achterlaat. Dit proces is niet alleen nadelig voor het aquatisch milieu. Het kost schepen meer vermogen om te varen, terwijl passage van schepen in doorgaans (te) krappe profielen moeizaam verloopt omdat het geladen schip niet uit de as kan varen. Wij vinden deze situatie onaanvaardbaar. Beweegbare kunstwerken Voor alle hoofdonderdelen van beweegbare kunstwerken, die bepalend zijn voor het grootschalig onderhoud, zijn gewenste onderhoudsfrequenties in de vorm van interventiejaren bepaald (zie tabel 27). Ook hier is onderscheid gemaakt naar de te hanteren kwaliteitsniveaus Bereikbaarheid, Veiligheid en Omgevingskwaliteit
90
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
Hoofdonderdeel
Interventiejaren Veiligheid
Bereikbaarheid
Omgeving
Slijtlagen
10 (9-11)
10 (9-11)
12 (11-13)
Elektrische installatie
30 (27-33)
30 (27-33)
40 (36-44)
Elektronische installatie
10 (9-11)
10 (9-11)
15 (13-17)
Bewegingswerk mechanisch hydraulisch
50 (45-55) 30 (27-33)
50 (45-55) 30 (27-33)
75 (67-83) 40 (36-44)
Afsluitbomen
30 (27-33)
30 (27-33)
30 (27-33)
Conserveringen
20 (18-22)
20 (18-22)
15 (13-17)
Staalconstructie
70 (63-77)
70 (63-77)
70 (63-77)
Landhoofd en onderbouw
30 (27-33)
30 (27-33)
30 (27-33)
Tabel 28 Gehanteerde interventiejaren beweegbare kunstwerken Op grond hiervan is er voor gekozen om het grootschalig onderhoud aan deze kunstwerken elke tien jaar te plannen. In dit ritme moet in elk geval de elektronisch installatie worden vervangen. Alle overige onderdelen hebben een onderhoudsritme die een veelvoud van tien jaar bedraagt. Dit betekent dat elke tien jaar naast de genoemde installatie aan een of meerdere onderdelen van het kunstwerk onderhoud moet worden uitgevoerd. Van de hoofdonderdelen waarvan de toestand met inspectie kan worden bepaald, zoals de slijtlaag, de betonnen onderbouw en de conservering van de brug zijn de interventiejaren vanzelfsprekend indicatief. Enkele jaren voor het geplande onderhoudsjaar wordt het onderdeel beoordeeld of onderhoud wel noodzakelijk en zo mogelijk met tien jaar kan worden uitgesteld. In het geval dat geen stremming van de weg of vaarweg noodzakelijk is kan overwogen worden het onderhoud niet trajectgewijs ad hoc uit te voeren. Opgemerkt wordt dat de kwaliteitsniveaus in de tabel beoordeeld worden voor zowel de vaarweg als de kruisende weg. Het meest kritisch kwaliteitsniveau is van toepassing. Voor de eerste trajectplanning is het meest aanvaardbare jaar van uitvoering gekozen. Uit praktische overwegingen wordt er naar gestreefd in principe gemiddeld een traject per jaar aan te pakken. Uit onderzoek is gebleken dat sprake is van een sterk verouderd areaal aan beweegbare kunstwerken (lit 36) . Vele kunstwerken nadere hun einde van de levensduur. Volledige vervanging van de kunstwerken ligt in het verschiet. In de praktijk blijken de oude kunstwerken storingsgevoelig en lastig te repareren. Een toegankelijk historisch overzicht van het uitgevoerde onderhoud is niet beschikbaar. Een analyse van de ongeplande niet-beschikbaarheid van de infrastructuur is daarom niet mogelijk. Vervanging van onderdelen wordt echter steeds lastiger. Met deze situatie neemt het risico op langdurig uitval van kunstwerken toe en komt de betrouwbaarheid van de vaarwegen verder onder druk te staan. Wij vinden deze situatie ongewenst. Oeverconstructies, steigers, meerpalen etc. Een objectieve methode voor het bepalen van interventieniveaus is nog niet beschikbaar. De beoordeling van de kwaliteit van de oeverconstructies ed. is gebaseerd op inspectierapporten van interne en externe deskundigen (lit. 37). In het algemeen kan niet verder dan vijf jaar voorruit gekeken worden in de planning van onderhoudsmaatregelen. Op grond van de inspectieresultaten blijkt dat in de komende vijf jaren bijna 8 km oeverlengte volledig trajectgewijs vervangen moet worden. Dit is ca. 4,2% van het gehele areaal, geconcentreerd op zes van de tien trajecten. Daarnaast moet 1,4 km oeverlengte versneld urgent onderhoud worden uitgevoerd.
91
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
Markeringen, remmingwerk, bebording Uit een globale visuele inspectie is gebleken dat sprake is van een forse verwaarlozing van het areaal. Remmingwerken bij bruggen zijn op grote schaal slecht tot zeer slecht en hebben daardoor hun functie (bescherming van het kunstwerk, geleiding van passerend schip) volledig verloren. Voor zover verkeersborden aanwezig zijn, blijken deze in veel gevallen kapot, overwoekerd door mos of met graffiti beklad. De noodzakelijke markering van de vaargeul op Kagerplassen ontbreekt. Samenvatting Wij constateren dat een structurele aanpak van het onderhoud aan de provinciale vaarwegen noodzakelijk is. Waterbodems moeten nodig worden gebaggerd. Beweegbare kunstwerken zijn sterk verouderd. Grootschalig onderhoud is nog mogelijk. Algehele vervanging van een aantal kunstwerken moet worden overwogen. Ca. 4% van het areaal aan oeverconstructies ca. moet binnen de beheerplan periode worden vervangen. Er is sprake van een verwaarlozing van de nautische voorzieningen zoals markeringen, remmingwerk en bebording.
92
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
II.3.3 Algemene beheerstrategie De beoordeling van de toestand van de provinciale vaarwegen en gelet op de kwaliteitsniveaus die wij hebben toegekend aan deze vaarwegen zal de provincie tot 2012 de volgende algemene beheerstrategie volgen. 1. Uiterlijk in 2012 voldoen alle vaarwegen die in beheer zijn van de provincie ZuidHolland minimaal aan het basiskwaliteitsniveau . Hiervan is sprake indien de waterbodems minimaal tot het huidig nautisch dwarsprofiel zijn gebracht, inclusief ca. 5% extra onderhoudsdiepte om een kwaliteitsverlies van 10- 15 jaar als gevolg van het aanslibbingsproces te kunnen opvangen. Beweegbare kunstwerken kunnen worden onderhouden volgens de interventiejaren die Dienst Beheer Infrastructuur hanteert. Oevers worden onderhouden volgens de adviesrapporten die hierover zijn verschenen. Nautische voorzieningen worden onderhouden met als eis: schoon, heel en veilig. Ontbrekende voorzieningen worden aangevuld en meegenomen in de integrale trajectgewijze aanpak. Het meerjarenprogramma (Deel III) voorziet hierin. 2. Infrastructurele knelpunten of achterstallig beheer worden voor zover mogelijk meegenomen bij de uitvoering van het programma voor grootschalig onderhoud. Voor zover geen technische of planologische beperkingen zijn worden knelpunten of achterstallig beheer op een traject meegenomen in het grootschalig onderhoud. Zo kan de waterbodem op de gewenste diepte worden gebracht indien het traject geheel gebaggerd moet worden. Een kleine oevercorrectie ter plaatse van te vervangen oeverconstructie wordt uitgevoerd indien de ligging van de toekomstige oeverlijn geen discussies of onoverkomelijke bezwaren oplevert. Een structurele aanpak van het overige achterstallig beheer vindt in de periode na 2012 plaats. Dit wordt ingepast in het volgende beheerplan (zie punt 3). 3. De algemene beheerstrategie werken wij trajectgewijs nader uit volgens de planning van het meerjarenprogramma Elk traject wordt integraal voorbereid door de Dienst Infrastructuur. Daartoe wordt een plan van aanpak opgesteld waarin de mogelijkheden voor gewenste verbeteringen van het traject worden meegenomen. De streefbeelden die daaruit voorvloeien worden verwerkt in een integrale beheerstrategie per traject. Eventuele beleidsmatige keuzes zullen, zonodig na inspraak per traject door belanghebbenden, dan wel in een thematische beleidsnotitie aan ons voor besluitvorming voorgelegd. Voorbeelden voor een beleidsnotitie kunnen zijn: integraal ligplaatsenbeleid, aanschrijvingsbeleid onderhoud particuliere oevers etc. 5. Bij (ver-) nieuwbouw van kunstwerken in, over en onder provinciale vaarwegen zal de nota Vaarwegen en Scheepvaart (NVS) worden gevolgd. Bij voorgenomen nieuwe of vernieuwde kruising van een (spoor-) weg zal de provincie van de opdrachtgevende partij verlangen een optie van een tunnel te overwegen. CVB-richtlijnen voor minimale dekking en wensbeelden NVS worden onverkort toegepast. Vaste en beweegbare kunstwerken moeten voldoen aan de wensbeelden NVS. Bij de bepaling van de plaats van het kunstwerk in of over vaarwegen zijn de CVB-richtlijnen voor de afstanden tussen kunstwerken met inbegrip van lokale verzwarende nautische omstandigheden, onverkort van toepassing.
93
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland ____________________________________________________________________________________________
II.3.4 Doelstellingen Planmatig beheer houdt in een trajectgewijze, structurele en integrale aanpak van onze vaarwegen. Het doel is een slagvaardig beheer te voeren. In de vorige paragraaf hebben wij aangegeven welke weg ons college wil volgen in de uitvoering van planmatig beheer. In alle opzichte is de periode tot 2012 een overgangsperiode van budgetgestuurd naar programmagestuurd onderhoud. De beheerstrategie per traject moet nog uitgewerkt worden om nadere besluiten te kunnen nemen over de noodzakelijke verbeteringen aan de vaarwegen. Uiterlijk in 2012 zal ons college een geactualiseerd beheerplan Vaarwegen vaststellen waarin de wensbeelden van de nota Vaarwegen en Scheepvaart zijn vertaald in streefbeelden en zicht wordt gegeven wanneer en tegen welke kosten de infrastructuur aan de streefbeelden voldoet. Het meerjarenprogramma is wat betreft tijd en geld afgestemd op plannen van derden.
94
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland _____________________________________________________________________________________________________
LITERATUUROVERZICHT 1. 2. 3. 4.
Beheerplan voor de Rijkswateren 1997-2000, Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Beleidskader Blauwe Netwerk in het Groene Hart, Provincie Zuid-Holland Beleidsnota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart. Provincie Zuid-Holland, DRM, ambtelijke concept Voorontwerp, januari 2005. Beleidsplan Milieu en Water 2000-2004, strategisch deel en toetsingsdeel, 2000, Provincie ZuidHolland
5. 6.
Beleidsvisie recreatietoervaart Nederland, BRTN 2000, Stichting Recreatietoervaart Nederland. Classificatie en kenmerken van de Europese vloot en de Actieve vloot in Nederland, december 2002, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Adviesdienst Verkeer en Vervoer
7.
Ecologische verbindingszones in Zuid-Holland, aanwijzingen voor inrichting en beheer, 1998, Provincie Zuid-Holland, Directie Ruimte, Groen en Gemeenten
8.
Een duurzaam gebouwde en onderhouden provinciale infrastructuur, 2000, Provincie ZuidHolland
9. 10. 11. 12.
Faunapassages in provinciale wegen en vaarwegen, plan van aanpak ontsnippering ZuidHolland, Provincie Zuid-Holland, Dienst Ruimte en Groen Goederenvervoerbeleidsplan, Provincie Zuid-Holland Handboek Planmatig Beheer, 1ste concept maart 2004, DRM, Provincie Zuid-Holland Inrichtingsdocument Dienst Beheer Infrastructuur, mei 2003, Provincie Zuid-Holland, Dienst Beheer Infrastructuur
13. 14.
DBI-kaderregeling OG-ON, 1 april 2004, Provincie Zuid-Holland, DBI Naar een optimale objectbediening, hoofdrapport en bijlagen, Provincie Zuid-Holland, 1997, Arends & Samhoud
20.
Merwedekanaal ten zuiden van de Lek, Vlot en Veilig, folder, Provincie Zuid-Holland Nationaal Milieu Beleidsplan, NMP 4, ministerie van VROM Nota Nationaal Verkeers en Vervoers Plan 2001-2020, 2000, Ministerie van Verkeer en Waterstaat Integrale Veiligheid, 2001, Provincie Zuid-Holland Nota Mobiliteit, Redeneerlijn in het kort, 2003, Ministerie van Verkeer en Waterstaat Nota Mobiliteit met beleid, Koersbepaling voor het verkeer- en vervoerbeleid, mei 2001, Provincie
21.
Zuid-Holland, Directie Ruimte en Mobiliteit Nota Objectbediening Zuid-Holland, 1998, GS Zuid-Holland
15. 16. 17. 18. 19.
22. 23. 24.
Notitie Beheer en Onderhoud in verandering, 2000, Provincie Zuid-Holland Onderhoud Onderbouwd, 2003, Provincie Zuid-Holland, Dienst Beheer Infrastructuur Perspectief in de vaargeul, een beleidsnotitie en meerjarenprogramma baggerspectie, december 1998, GS Zuid-Holland
25. 26. 27.
Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2002-2020, Beheerst groeien, 2002, Provincie Zuid-Holland Richtlijnen vaarwegen, 1999, Commissie Vaarwegbeheerders Spoorboekje objectbediening, startprogramma , Provincie Zuid-Holland, 1999, Samhoud Traffic & Transport
28. 29.
Structuurschema Verkeer en Vervoer II, 1990, Ministerie van Verkeer en Waterstaat Vaarplan 2001-2005, november 2001, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Goederenvervoer
30. 31. 32.
Vaarwegenverordening Zuid-Holland, Provincie Zuid-Holland Vierde Nota Waterhuishouding, 1998, Ministerie van Verkeer en Waterstaat (IJs)breken met beleid, nota ijsbestrijding Zuid-Holland, 1999, Provincie Zuid-Holland, Directie Economie en Vervoer
33.
Wegwijzer Beheerplan Nat, 2002, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde
34. 35. 36. 37. 38.
Referentiedocument “ONTWERP”, Dienst Beheer Infrastructuur, versie 1.0, mei 2006 Aanzet Beheerprogramma vaargeulbodem, CSO-adviesbureau, 2005 Inspectierapport Beweegbare Kunstwerken, Dienst Beheer Infrastructuur, 2005 Inspectierapport Oevers/vaarwegmeubilair Dienst Landelijk Gebied, DHV, 2005 Inspectierapport Oevers/vaarwegmeubilair Dienst Stedelijk Gebied, Dienst Beheer Infrastructuur, 2005
95
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland _____________________________________________________________________________________________________
96
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland _____________________________________________________________________________________________________
pagina
KAARTEN TUSSEN TEKSTEN
Kaart 1:
Trajectindeling provinciale vaarwegen.
24
Kaart 2:
Waterschappen en Hoogheemraadschappen in Zuid-Holland per 1 januari 2005.
32
Kaart 3:
Provinciale ecologische hoofdstructuur.
54
Kaart 4:
Traject 1: Rotterdam - Den Haag.
59
Kaart 5:
Traject 2: Den Haag – Leiden.
62
Kaart 6:
Traject 3: Leiden – Katwijk.
64
Kaart 7:
Traject 4: Leiden – Alphen a/d Rijn.
66
Kaart 8:
Traject 5: Leiden –grens provincie Noord-Holland.
68
Kaart 9:
Traject 6: Alphen a/d Rijn – grens provincie Noord-Holland.
70
Kaart 10:
Traject 7: Alphen a/d Rijn – Amstel-Drecht.
72
Kaart 11:
Traject 8: Alphen a/d Rijn – grens provincie Utrecht.
74
Kaart 12:
Traject 9: Gouda – Alphen a/d Rijn.
77
Kaart 13:
Traject 10: Gorinchem – Vianen.
79
Kaart 14:
Kwaliteitsniveaus vaarwegen
81
97
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland _____________________________________________________________________________________________________
98
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland _____________________________________________________________________________________________________
TABELLEN TUSSEN TEKSTEN
pagina
Tabel 1:
Areaalindeling vaarwegtrajecten en trajectonderdelen.
25
Tabel 2:
Aantal nautische voorzieningen.
27
Tabel 3:
Beweegbare kunstwerken in beheer en eigendom PZH.
27
Tabel 4:
Beweegbare kunstwerken in beheer PZH en eigendom derden, exclusief alleen bediende bruggen.
28
Tabel 5:
Lengte oeverconstructies
29
Tabel 6:
Hoeveelheden Landschap en Milieu.
29
Tabel 7:
Beheervormen en beheerders op provinciale vaarwegen.
30
Tabel 8:
Activiteiten nautisch beheer en vaarwegbeheer.
30
Tabel 9:
Vaarwegtrajecten met beheerders waterkwaliteit, Waterkwantiteit en waterkeringen.
32
Tabel 10:
Bevoegdhedenschema DRM.
34
Tabel 11:
Samenhang tussen functies, beleidsthema's en beheerstrategie
46
Tabel 12:
Doelstellingen ecologie.
55
Tabel 13:
Samenhang tussen provinciale nota's op het gebied van vaarwegen.
56
Tabel 14:
Sturingsmogelijkheid op beleidsthema's.
57
Tabel 15:
Wensbeelden en functie-eisen traject 1
61
Tabel 16:
Wensbeelden en functie-eisen traject 2
64
Tabel 17:
Wensbeelden en functie-eisen traject 3
66
Tabel 18:
Wensbeelden en functie-eisen traject 4
68
Tabel 19:
Wensbeelden en functie-eisen traject 5
70
Tabel 20:
Wensbeelden en functie-eisen traject 6
72
Tabel 21:
Wensbeelden en functie-eisen traject 7
74
Tabel 22:
Wensbeelden en functie-eisen traject 8
76
Tabel 23:
Wensbeelden en functie-eisen traject 9
78
Tabel 24:
Wensbeelden en functie-eisen traject 10
80
Tabel 25:
Kwaliteitsniveaus per traject
81
Tabel 26:
Visualisatie kwaliteitniveaus vaarwegen in relatie tot het onderhoud van vaarwegen
83
Gehanteerde interventieniveaus waterbodems
90
Tabel 27:
99
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland _____________________________________________________________________________________________________
Tabel 28:
Gehanteerde interventiejaren beweegbare kunstwerken
100
91
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland _____________________________________________________________________________________________________
FIGUREN
pagina
Figuur 1:
Areaalopbouw
26
Figuur 2:
Organisatieschema
33
Figuur 3:
Model voor de besturing van het vaarwegbeheer
38
Figuur 4:
Beheerplansystematiek met het beheerplan op het kruispunt van beleid naar uitvoering en vice versa
39
Figuur 5:
Indicatief kwaliteitsverloop met te treffen maatregelen bij een object.
86
Figuur 6:
Beslismodel maatregelen per object
86
Figuur 7:
Verbinding tussen bestuurlijke ambities en inspecties in het Veld
87
101
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland _____________________________________________________________________________________________________
102
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland _____________________________________________________________________________________________________
BIJLAGEN Bijlage 1 Historie provinciale vaarwegen Zuid-Holland.
105
Bijlage 2 Toelichting wet- en regelgeving.
107
Bijlage 3 Functietabel vaarwegen.
113
103
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland _____________________________________________________________________________________________________
104
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland _____________________________________________________________________________________________________
BIJLAGE 1 HISTORIE EIGENDOM, BEHEER EN ONDERHOUD PROVINCIALE VAARWEGEN Provincie als regisseur voor vaarwegen In 1876, in een periode waarin de Nederlandse economie duidelijk in opwaartse beweging was, kwam uit de Staten het initiatief tot de bemoeienis met de provinciale vaarwegen. Dit initiatief was gebaseerd op een rapport over de feitelijke toestand en rechtstoestand van de toen zogenoemde “vaarten”, in het bijzonder bij wie de onderhoudsplicht berust. De conclusie van dit rapport luidde dat de bestaande onderhoudsplicht gehandhaafd moest blijven. Viel er geen onderhoudsplichtige aan te wijzen, dan moest de provincie die vaart in onderhoud nemen. Omdat de onderhoudsplicht van de steden beperkt was tot handhaving van de bestaande toestand, zou de provincie ook dan moeten optreden, wanneer verbetering in het belang van het algemeen verkeer noodzakelijk zou zijn. Rijn-Schiekanaal (trajecten 1b, 2) In januari 1886 namen de Staten een besluit tot overname van eigendom, beheer en onderhoud (ebo) van de sluis aan de Leidschendam en de Zuid- en Haagvliet (thans de Haagsche Trekvliet). Op 1 mei 1887 kwam de Leidse Vliet, de Necksluis en de Nieuwe Vaart in ebo bij de provincie (thans de vaarweg tussen Den Haag en Leiden). Op 1 juli 1894 werd de coupure om Delft heen opgeleverd. Delftsche Schie (traject 1a) De Delftsche Schie tussen de Hogebrug te Rotterdam-Overschie en de Kolk te Delft is per 1 januari 1988 als vaarweg door de provincie in beheer en onderhoud overgenomen van de gemeenten Delft en Rotterdam. De eigendomsoverdracht is nog steeds niet afgewikkeld. Oude Rijn (trajecten 4 b t/m d, 8) In 1881 heeft de provincie Zuid-Holland tot overname van ebo van de Oude Rijn van de Utrechtse grens tot Leiden besloten. Pas bij besluit van 14 december 1937 zijn de Staten gemachtigd tot het aangaan van een koopovereenkomst met het Rijk aangaande de eigendomsoverdracht van de Rijnpercelen ten oosten van Leiden. (trajecten 3, 4a) Op 18 januari 1969 namen Gedeputeerde Staten het principebesluit om de Oude Rijn van Katwijk tot Bodegraven te verbeteren tot een vaarweg voor 1.000 tons schepen. Daartoe moest het in Katwijk aan den Rijn evenwijdig aan de Oude Rijn lopende Additionele Kanaal (traject 3), in gebruik als afwateringskanaal van Rijnland, als vaarweg in gebruik genomen worden en moest de Kortevliet vergraven worden tot het voor 1.000 tonners geschikte Korte Vlietkanaal. Dit kanaal loopt buiten Leiden om en vormt de verbinding tussen de Vliet te Allemansgeest en de Oude Rijn bij de Grote Vink te Leiden. Dit laatste kanaal is in 1971 voor het scheepvaartverkeer opengesteld en is in eigendom van de provincie Zuid-Holland. De overige delen van traject 4 zijn niet in haar eigendom. Verbinding Gouda - ringvaart van de Haarlemmermeer (trajecten 8 en 6 a, b en d) Op 5 februari 1895 nam de provincie ebo over van het vaarwater tussen de Hollandsche IJssel tot aan de ringvaart van de Haarlemmermeerpolder, in casu de Gouwe, Heimanswetering, Woud Wetering en Oude Wetering, nadat duidelijk gebleken was dat van het Rijk niet veel steun voor de verbetering van die vaarwegen, te verwachten was. Dit vaarwater, ook bekend als de Gouwe Schinkelvaart, moest dezelfde doorvaartbreedte krijgen als het Merwedekanaal. In 1934 werden in verband met de verbreding van de Gouwe de Waddinxveensebrug en de Boskoopsebrug “om niet” door de provincie overgenomen en vervangen door twee hefbruggen, die in 1936 voor het verkeer werden opengesteld. Een jaar later volgde de hefbrug bij de Gouwsluis, waarbij de oude schutsluis gedeeltelijk werd afgebroken en
105
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland _____________________________________________________________________________________________________
vervangen door een keersluis. Op 9 september 1935 is de Julianasluis officieus in gebruik genomen. Aarkanaal (traject 7) Bij Wet van 9 juli 1906, Staatsblad no. 181, is de drie partijenovereenkomst tussen het Rijk, het heemraadschap van de Amstel en Nieuwer-Amstel en provincie Zuid-Holland bekrachtigd, tot overname van ebo van het Aarkanaal naar provincie en het AmstelDrechtkanaal naar het heemraadschap. Het Rijk betaalt hiervoor in ruil jaarlijks een afkoopsom ter hoogte van de gederfde tol- en sluisgelden. Behalve het kanaal en de bruggen kreeg de provincie ook de zorg over 15.800 m kade. Zijl (traject 5a) Op 5 januari 1932 besloten de Staten van Zuid-Holland de Zijl inclusief oeververdediging in ebo te nemen. Merwedekanaal (traject 10) Per 1 januari 1998 is het beheer en onderhoud van het Merwedekanaal overgegaan van het Rijk naar de provincie Zuid-Holland. Als gevolg van de provinciegrenswijziging met Utrecht per 1 januari 2002 is een gedeelte van het Merwedekanaal naar de provincie Utrecht overgegaan. Met die provincie is afgesproken, dat de provincie Zuid-Holland het beheer en onderhoud op zich nemen, met inachtneming van de bij de provincie Utrecht geldende regelgeving.
106
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland _____________________________________________________________________________________________________
BIJLAGE 2 TOELICHTING OP VERSCHILLENDE ONDERWERPEN IN HET KADER VAN DE WET- EN REGELGEVING Deze bijlage geeft een nadere toelichting op de beschreven wet- en regelgeving in hoofdstuk I.1
1. Wet- en regelgeving Richtlijnen Commissie Vaarwegbeheerders (CVB-richtlijnen) In de Richtlijnen Vaarwegen, opgesteld door de CVB (Commissie Vaarwegbeheerders) (lit. 27), zijn onder andere aanbevelingen en richtlijnen opgesteld voor afmetingen en vormgeving van vaarwegen voor beroepsvaart en recreatievaart en voor de bediening van kunstwerken. De richtlijnen hebben geen dwingend karakter. Derden kunnen er geen rechten aan ontlenen. De CVB-richtlijnen zijn regels die in principe dienen te worden opgevolgd. Ze geven voor de beheerorganisatie een richting aan die vanuit nautisch/technisch oogpunt optimaal is. Het niet nakomen van de regels kan een veilige en vlotte verkeersafwikkeling in gevaar brengen. Incidenteel mag er bij zwaarwegende situaties gemotiveerd van worden afgeweken. Het toepassen van de richtlijnen vereist in sommige gevallen beleidskeuzes voor de functionele kwaliteit van het transport. De uitkomst bepaald bijvoorbeeld de dimensionering van een vaarweg. De keuzes zijn in DEEL II BELEID tot uitdrukking gebracht. Rijkswaterstaat Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AVV) is bezig met het actualiseren van de richtlijnen Commissie Vaarwegbeheerders (CVB). Hiervoor is een klankbordgroep opgericht met deelnemers uit diverse beheerorganisaties. Provincie Zuid-Holland is hierin niet rechtstreeks vertegenwoordigd. Afstemming van zaken vindt plaats in het reguliere overleg van het GONZ (Gemeenschappelijk Overleg Nautische Zaken provincies). Bij het actualiseren van de CVB-richtlijnen wordt tegelijkertijd bezien in hoeverre de richtlijnen een meer bindend karakter kunnen krijgen. Dit "bindend karakter" vloeit voort uit het gevolg dat steeds meer bebouwing op zeer korte afstand van of zelfs in de vaarwegen wordt gesitueerd. Hierdoor blijft er onvoldoende vrije ruimte langs een vaarweg over. Dit kan tot gevolg hebben dat de (verkeers)veiligheid in het gedrang komt. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren is dit een actueel aandachtsveld. Mede tegen deze achtergrond en ter onderbouwing van een voorstel voor de herziening van de classificatie van de vaarwegen en de jaarrapportages van het CBS en de AVV heeft de AVV het rapport "Classificatie en kenmerken van de Europese vloot en de Actieve vloot in Nederland" (lit. 6) opgesteld. De nieuwe classificatie is inmiddels goedgekeurd. Richtlijnen scheepvaarttekens De richtlijnen scheepvaarttekens 1999, die bewerkstelligen te komen tot uniformering van de scheepvaarttekens volgens het Binnenvaartpolitiereglement, vallen onder hetzelfde regime als de CVB-richtlijnen. De provincie heeft deze richtlijnen mede ondertekend en zich verplicht gesteld om zoveel mogelijk de regels te zullen volgen. Waterstaatsrecht Het waterstaatsrecht en de daaruit voortvloeiende beheersverantwoordelijkheden en bevoegdheden komen voort uit een lang historisch proces. De geldende waterstaatswetgeving in formele zin kan als volgt worden onderverdeeld: • de klassieke waterstaatswetgeving; • de moderne beheerswetgeving; • de organieke wetgeving.
107
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland _____________________________________________________________________________________________________
Tot de eerste groep behoren de Waterstaatwet 1900, de Wrakkenwet uit 1934 en de Wet houdende bepalingen omtrent het ondernemen van droogmakingen en indijkingen van 1904. Deze laatste wet blijft voor het beheerplan verder buiten beschouwing. De andere twee wetten in formele zin zijn voor de vaarwegbeheerder wel van belang bij het (dagelijks) beheer. Tot de tweede groep wordt gerekend de Wet beheer rijkswaterstaatswerken 1996, de Wet op de waterkering 1996, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren 1969, de Wet op de waterhuishouding 1989 en de Grondwaterwet 1981. Tot de derde groep behoort de Waterschapswet 1991. Ook deze wet blijft verder buiten beschouwing in het beheerplan. Wel kan hierbij worden opgemerkt, dat de Waterschapswet de basis legt voor het in juridische en financiële zin regelen van het vaarwegbeheer als neventaak door een waterschap bij het beheren van "niet-provinciale" vaarwegen. Verwezen wordt naar de apostille van 25 augustus 1998, nummer DWM 156915, alsmede naar een tweetal gerechtelijke uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, AB 1996/ 132 en AB 82/ 1998. Waterstaatswet De Waterstaatswet 1900 heeft een vernieuwing ondergaan. Het betreft een algehele modernisering van de waterstaatsnoodwetgeving. Daarbij is ervoor gekozen om alle bepalingen over de bevoegdheden bij gevaar in één wet bijeen te plaatsen. De nieuwe regeling voorziet in een grote behoefte, niet alleen vanwege het tot voor kort verbrokkelde karakter van de regelgeving, maar ook gelet op de noodzaak van heldere bevoegdheidstoedelingen in gevaarsituaties, zoals ook gebleken is in de hoogwaterperioden van 1993 en 1995. Bovendien is de nieuwe regeling van grote betekenis voor een goede afstemming van de bevoegdheden van de waterstaatsautoriteiten op die van de autoriteiten in de algemene bestuurskolom bij rampen en zware ongevallen. Scheepvaartverkeerswetgeving De Scheepvaartverkeerswet richt zich qua werkingssfeer op de natte infrastructuur, maar qua inhoud wordt het gerekend tot de (scheepvaart)verkeerswetgeving. Tot de categorie scheepvaartwetgeving wordt verder gerekend de wet- en regelgeving op het terrein van de Binnenschepenwet (bouw- en uitrustingseisen) en het vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren. Binnen het Directoraat-Generaal Goederenvervoer van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, afdeling Verkeersmanagement, wordt een Kaderwet Scheepvaart voorbereid, die de Scheepvaartverkeerswet en de Binnenschepenwet op termijn moet gaan vervangen. Tegelijkertijd is het ontwerp Binnenvaartpolitiereglement 2000 in een ver gevorderd stadium. Hoogstwaarschijnlijk wordt het gewijzigde Binnenvaartpolitiereglement als 9e wijzigingsbesluit medio april 2004 in de Staatscourant afgekondigd. Door toepassing van de ter beschikking staande verkeersmanagement-instrumenten wordt een verdere basis gelegd om het nautisch beheerbeleid te ontwikkelen. De administratieve regels ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en van het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Scheepvaartverkeer (BABS) maken hier onderdeel van uit. Wet Raad voor de Transportveiligheid Op 1 juli 1999 is de Wet Raad voor de Transportveiligheid (Wet RvTV) in werking getreden. Hiermee heeft de Raad voor de Transportveiligheid (RvTV) een wettelijke basis gekregen. De RvTV komt voort uit de enkele raden zoals bijvoorbeeld de Spoorwegongevallenraad en de Commissie Binnenvaartrampenwet. De Raad heeft als taak onderzoek te doen naar de oorzaken of vermoedelijke oorzaken van individuele of categorieën van ongevallen en incidenten. Er wordt geen onderzoek gedaan naar de schuldvraag en/of aansprakelijkheid. Ingevolge de Wet Raad voor de Transportveiligheid is DBI in bepaalde gevallen verplicht om melding te doen van ongevallen op het water waarvan zij op de hoogte is. Binnen de RvTV is per modaliteit een kamer ingericht. Voor de binnenvaart (ook recreatievaart valt hieronder) is de "Kamer Scheepvaart" ingericht, bestaande uit 8 leden en een voorzitter. Voorts bestaat deze Kamer uit 5 onderzoekers (24 uurs piket), een secretaris en 7 eerstelijns onderzoekers (24 uurs piket).
108
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland _____________________________________________________________________________________________________
Definities: Scheepvaartongeval Ingevolge artikel 1, lid 1, sub j: elk voorval aan een schip overkomen, waarbij dodelijk of ernstig letsel of schade van betekenis aan een schip of aan het mariene milieu is veroorzaakt. Incident Ingevolge artikel 1, lid 1, sub o: voorval, dat geen ongeval is, en met het functioneren van een schip en waarbij de veiligheid van het schip of van personen in gevaar is gebracht of waardoor ernstige schade aan het schip of het mariene milieu zou kunnen ontstaan. Melding scheepvaartongeval In artikel 28 van de wet is vastgesteld dat bij AmvB wordt geregeld wie melding moeten doen en in welke gevallen. Hieruit vloeit voort artikel 6 in het Uitvoeringsbesluit, dat stelt: Tot de melding, bedoeld in artikel 28, eerste lid van de wet, zijn verplicht: in geval van een scheepvaartongeval als bedoel in artikel 3, derde lid, aanhef en onder a en d, van de wet: de kapitein en de exploitant van een schip dat betrokken is bij het ongeval, en de daartoe door het bevoegde gezag, bedoeld in de Scheepvaartverkeerswet, aangewezen personen werkzaam bij de desbetreffende scheepvaartbegeleidingsdienst. Infraweb Binnen Rijkswaterstaat wordt per 1 januari 2004 het "infra-web" operationeel. Het infraweb is een universeel afhandelingssysteem van incidenten en calamiteiten. Het systeem is modulair van opbouw. De nieuwe meldingsformulieren die voortkomen uit de pilot "Monitoring Nautische Veiligheid", waarvan Rijkswaterstaat Adviesdienst Verkeer en Vervoer projectleider is, zullen in de toekomst onderdeel uitmaken van het infra-web. Meldingen die verplicht zijn ingevolge de Wet RvTV kunnen dan gekoppeld worden aan dit systeem. Koppelingen zijn nu al mogelijk met andere informatiesystemen zoals IVS'90 en het Brandweer Informatiesysteem Gevaarlijke Stoffen. Vaarwegenverordening De Vaarwegenverordening Zuid-Holland van 9 april 1987 (Provinciaal Blad 1987/nr. 149), laatst gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten, van 20 februari 1998, nr. 4a (Provinciaal Blad 38 en 39), is een verordening krachtens de Provinciewet, artikel 146. Deze verordening is een beheerverordening voor de vaarwegen onder beheer bij de provincie Zuid-Holland en de overige vaarwegen in Zuid-Holland, aangemerkt als "niet provinciale vaarwegen" voorzover genoemd in de verordening. In Interprovinciaal (IPO)-verband wordt gewerkt aan een Model Vaarwegenverordening. De regels en voorschriften met betrekking tot het nautisch beheer zullen geen deel uit maken van het “Model Vaarwegenverordening”. Zaken zoals ligplaatsverboden, maximale toegestane afmetingen, communicatie etc. moeten worden geswitcht vanuit de vaarwegenverordeningen naar het Binnenvaartpolitiereglement.
2. Handhaving Handhaving valt uiteen in toezicht (bestuursrechtelijk) en opsporing (strafrechtelijk). Handhaving vormt de laatste schakel in de beheerketen en is in de praktijk vaak de zwakste schakel gebleken. De vaarwegbeheerder heeft op basis van de Scheepvaartverkeerswet verkeersregulerende taken. De vaarwegbeheerder kan ingevolge bijzondere wetten en verordeningen politioneel toezicht uitoefenen op de vaarwegen. De beheerorganisatie verleent vergunningen en ontheffingen en neemt Verkeersbesluiten maar de controle en (varend) toezicht op naleving ervan vindt nauwelijks plaats. Handhaving binnen de provinciale organisatie is versnipperd aanwezig. Intern weten directies en afdelingen nauwelijks van elkaar wie waarvoor bevoegd is. Er vindt nauwelijks samenwerking plaats tussen de desbetreffende interne directies en diensten. Naar aanleiding hiervan is in 1999, in opdracht van het Directieteam provincie ZuidHolland, de projectgroep "Interne Samenwerking Handhaving" gestart. Eén van de doelen
109
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland _____________________________________________________________________________________________________
van de projectgroep is het bevorderen van het signaaltoezicht tussen de provinciale diensten. De projectgroep (wie zit er in?) is nog steeds actief en werkt momenteel enkele nieuwe initiatieven uit. De Commissie Water van het Openbaar Ministerie heeft een nieuw verbaliserings- en vervolgingsbeleid 2003 opgesteld. Bij het nog te ontwikkelen handhavingsbeleid DBI dient hier in belangrijke mate rekening mee te worden gehouden. In het verlengde hiervan heeft het "Centraal Overleg Verkeersveiligheid te Water" (COVW), ingesteld bij besluit van de Ministers van Verkeer en Waterstaat en Justitie, een handhavingsplan voor de verkeersveiligheid op de binnenwateren vastgesteld. Doel van dit handhavingsplan is het veiligstellen van voldoende vakkundig toezicht op het water, het bereiken van een efficiëntere inzet van de beschikbare mensen en middelen door middel van een goede onderlinge afstemming en door een gezamenlijke prioriteitstelling. Onder de paraplu van het COVW zal een "Permanente Contactgroep Handhaving Binnenvaart" (PCHB) worden opgericht. Zolang DBI geen handhavingsapparaat heeft heeft de provincie hiermee geen betrokkenheid. In de nota Integrale Veiligheid van de provincie Zuid-Holland (lit. 18) is handhaving door de nautisch beheerder op de provinciale vaarwegen niet opgenomen. Verkeersveiligheid te water krijgt hierdoor geen of onvoldoende aandacht. In het kader van het in ontwikkeling zijnde Beleidsplan Vaarwegen dient ruime aandacht geschonken te worden aan de handhaving en verkeersveiligheid te water. Zo kan DBI bekend raken met de uitgangspunten van de PCHB en tijdig inspelen op de aanbevelingen in het onderhavige "Handhavingsplan binnenwateren". Opname van handhaving in de nota "Integrale Veiligheid PZH" is zeer wenselijk. Tussen de brancheorganisaties zoals de KNWV, de KNMC, de ANWB, de vaarwegbeheerders en de politie te water circuleert een lijstje met ergernissen op het water. Deze ergernissen hebben betrekking op onderstaande punten en zijn het gevolg van het tekortschieten van de handhaving, controles en (varend) toezicht op de vaarwegen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Te snel varen Gedrag bij sluizen en bruggen Niet kennen van de vaarregels Waterscooters en speedboten Hinderlijke waterbeweging Geluidsoverlast Afval in het water gooien Geen etiquette Jeugd in rubberboten (capriolen maken) Alcoholgebruik Interacties tussen beroeps- en recreatievaart en recreatievaart onderling Deze lijst in niet uitputtend. Handhaving De Dienst Waterpolitie van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) heeft het primaire politietoezicht te water teruggebracht tot de Hoofdtransportassen en Hoofdvaarwegen (internationale vaarwegverbindingen). De regionale politiekorpsen (regio's Haaglanden, Midden Holland en Zuid-Holland-Zuid/regio's waarin de provinciale vaarwegen zijn gelegen) zijn sinds de invoering van de nieuwe Politiewet 1993, in 1994, primair verantwoordelijk voor de basis politiezorg op de provinciale vaarwegen in Zuid-Holland. Het mag duidelijk zijn dat op grond van maatschappelijke en politieke afwegingen, de prioriteiten bij de regionale politiekorpsen op andere beleidsterreinen liggen dan bij het politionele toezicht op het water, met uitzondering van het toezicht in het zomerseizoen in de drukke recreatiegebieden. Buitengewoon opsporingsambtenaar De rechtsgrond (geldige titel) tot buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) wordt gevormd door artikel 142, lid 1, onder a, van het Wetboek van Strafvordering, de "akte van
110
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland _____________________________________________________________________________________________________
opsporingsbevoegdheid". De nadere uitwerking van artikel 142 vindt plaats in het "Besluit Buitengewoon Opsporingsambtenaar" (BBO) en is per 6 december 1994 in werking getreden. Dit Besluit stelt een aantal eisen om als boa aan de slag te kunnen die betrekking hebben op bekwaamheid, betrouwbaarheid en beëdiging. De geldige titels van opsporingsbevoegdheid vormen het noodzakelijkheidscriterium en de aanwijzingsbesluiten van het bevoegd gezag krachtens een bijzondere wet of verordening.
111
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland _____________________________________________________________________________________________________
112
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland _____________________________________________________________________________________________________
Bijlage 3 Functietabel vaarwegen Functie-categorie
Afkorting
Functie oever
Afkorting
Beroepsvaart
BV
Hoofdtransportas Hoofdvaarweg
BV1 BV2
Onderliggende vaarweg plus (OVN+)
BV3
Onderliggende vaarweg min (OVN-)
BV4
Primaire waterkering Secundaire waterkering Tertiaire waterkering Peilscheidingen Primaire watergang Secundaire watergang Tertiaire watergang Hoofdwegennet (HWN) Hoofdwegennet min (HWN-) Onderliggend wegennet plus (OWN+) Onderliggend wegennet (OWN) Verbindingswater voor zeil- en motorboten (AZM) Ontsluitingswater voor zeil- en motorboten (BZM) Ontsluitingswater voor zeil- en motorboten met doorvaartbeperkingen (CZM) Ontsluitingswater voor zeil- en motorboten met doorvaartbeperkingen (DZM) Verbindingswater voor motorboten (AM)
WK1 WK2 WK3 WK4 WG1 WG2 WG3 LT1 LT2 LT3 LT4 RV1
Ontsluitingswater voor motorboten (BM)
RV6
Ontsluitingswater voor motorboten met doorvaartbeperkingen (CM) Ontsluitingswater voor motorboten met doorvaartbeperkingen (DM)
RV7
Waterkeren
WK
Watergang
WG
Landtransport
LT
Recreatievaart
RV
RV2 RV3 RV4 RV5
RV8
Bebouwing Wonen op het water Ondergrondse infrastructuur Laden en lossen
BB WW OI
Wonen en werken langs het water Woonboten Kabels & Leidingen
BB1 WW1 OI1
LL
Loswal
LL1
Recreatie Ecologie
RC EC
Oeverrecreatie Ecologie
RC1 EC1
113
Beheerplan Vaarwegen 2008—2012 ONTWERP provincie Zuid-Holland _____________________________________________________________________________________________________
114