Deelstuvoraad KU Leuven@Leuven 2015-2016, doc. 30 STUDENTENVOORZIENINGEN JURIDISCHE DIENST STUDENTEN NAAMSESTRAAT 80 BUS 5415 3000 LEUVEN, BELGIË
AAN VAN DATUM
An Francier 2016-18-01
NOTA
C.C. AANTAL BLZ.
Knelpuntennota kinderbijslag Inleiding Deze nota bevat enkele knelpunten betreffende de regelgeving op de kinderbijslag die worden gesignaleerd door de sociale diensten van de instellingen hoger onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. We vragen dat de Vlaamse overheid werk maakt van een oplossing voor deze knelpunten en we doen daarvoor enkele voorstellen.
1. De 27-studiepuntennorm Als algemene regel geldt dat een jongere na 31 augustus van het kalenderjaar waarin hij 18 jaar is geworden tot de leeftijd van 25 jaar recht kan hebben op kinderbijslag op basis van studies hoger onderwijs, op voorwaarde dat hij ingeschreven is én blijft in één of meer inrichting(en) hoger onderwijs binnen of buiten het Rijk voor minstens 27 studiepunten per academiejaar.1 Het voldoen aan deze 27 studiepuntennorm is voor de meeste studenten geen probleem. Er zijn echter twee situaties waarin dit wél problematisch is, nl. in het diplomajaar en wanneer studenten ziek worden.
1.1 Het diplomajaar Het diplomajaar is het jaar waarin een student zijn diploma kan behalen, gelet op het aantal studiepunten waarvoor hij dat academiejaar is ingeschreven en het aantal studiepunten dat hij nog moet verwerven. Als gevolg van de flexibilisering van het hoger onderwijs komt het meer en meer voor dat studenten, door het oplopen van studieachterstand, in hun diplomajaar nog een restpakket moeten afwerken van minder dan 27 studiepunten. Deze studenten voldoen dus niet aan de norm voor het recht op kinderbijslag als student.
1
artikel 62, §3 Kinderbijslagwet Werknemers en artikel 9, §1 van het Koninklijk Besluit van 10 augustus 2005 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt of een vorming doorloopt. AN FRANCIER,JURIDISCH ADVISEUR STUDENTEN TEL. + 32 16 32 34 81 FAX + 32 16 32 84 12
[email protected]
BLZ. AAN VAN FOUT!
2
VERWIJZINGSBRO N NIET GEVONDEN.
Wanneer het restpakket een ’verhandeling bij het einde van hogere studiën’ bevat die vereist is voor het verkrijgen van het diploma, biedt de ‘bijzondere thesisregeling’ een uitweg. Die regeling werd in 19682 gecreëerd, toen het volgen van de lessen nog een voorwaarde was voor het recht op kinderbijslag. Bedoeling was om universiteitsstudenten die er in hun laatste jaar niet in waren geslaagd hun thesis af te werken en zich het jaar nadien inschreven voor het afwerken van hun thesis ‘zonder het volgen van de lessen’, toch nog recht op kinderbijslag te geven. De regeling is in 2005, na de invoering van de bachelor-masterstructuur, behouden als overgangsmaatregel voor de opleidingen die nog niet in studiepunten waren uitgedrukt. Als overgangsregeling heeft ze nu eigenlijk geen bestaansreden meer. De enige reden waarom de regeling nog niet is afgeschaft, is omdat ze een oplossing biedt voor de studenten die in hun diplomajaar niet aan de vereiste 27 studiepunten komen en nog een thesis, een eindverhandeling of een stageverslag moeten afwerken. Door de regeling krijgen die studenten nog kinderbijslag tot de datum van inlevering van hun eindverhandeling en voor maximum één jaar. Studenten kunnen meerdere malen genieten van de ‘bijzondere thesisregeling’, maar het moet telkens gaan om een andere opleiding waarbij een eindverhandeling vereist is voor het verkrijgen van een diploma. Maar de ‘bijzondere thesisregeling’ biedt slechts een beperkte uitweg en dan nog voor een beperkte groep studenten3. Er is geen structurele oplossing voor studenten die in hun diplomajaar een restpakket hebben van minder dan 27 studiepunten. Zij verliezen hun recht op kinderbijslag als student, tenzij ze zich bijkomend inschrijven voor een aantal opleidingsonderdelen. Het gaat dan meestal om een pro forma inschrijving, louter en alleen met het oog op de kinderbijslag, die aangerekend wordt op hun leerkrediet én waarvoor het nodige studiegeld moet worden betaald. Er is nog een bijkomende reden waarom er dringend werk moet gemaakt worden van een aanpassing van de regelgeving. Als gevolg van een wijziging in de regelgeving in 2014 worden studenten die in een academiejaar minder dan 27 studiepunten opnemen voor de kinderbijslag als werkzoekende schoolverlater beschouwd. Dit heeft een aantal gevolgen die niet gewenst zijn. Tot de wetswijziging in 2014 gold als regel dat de toekenningsperiode van 360 kalenderdagen, gedurende welke een werkzoekende schoolverlater nog kinderbijslag kan krijgen, pas begon te lopen van zodra de jongere ‘studies, een leertijd, een vorming of een stage om in een ambt te worden benoemd’, had ‘beëindigd’4. Wie ingeschreven was als student, al was het maar voor één vak, kwam bijgevolg nog niet in aanmerking voor kinderbijslag als werkzoekende schoolverlater.
2
artikel 62, §4 Kinderbijslagwet Werknemers en KB 16 februari 1968 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder en van de periode gedurende welke kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat een verhandeling bij het einde van hogere studies voorbereidt. 3 Voor laatstejaarsstudenten in de Franstalige Gemeenschap is er nog een bijkomende oplossing. De regeling van de ‘verlengde tweede zittijd’ (artikel 9, §3 KB van 10 augustus 2005) geeft studenten de mogelijkheid om vakken waarvoor zij in hun laatste jaar niet waren geslaagd te hernemen zonder zich in het nieuwe academiejaar te moeten inschrijven, waarbij er nog kinderbijslag is tot wanneer alle studieactiviteiten voor het behalen van het diploma afgewerkt zijn en ten laatste tot 31 januari. 4
Artikel 1, §1 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, §5 van de AKBW (Algemene kinderbijslagwet).
BLZ. AAN VAN FOUT!
3
VERWIJZINGSBRO N NIET GEVONDEN.
Pas wanneer alle studies waren beëindigd, kon men zich inschrijven als werkzoekende. Vanaf dan kon men gedurende maximaal 360 kalenderdagen kinderbijslag als werkzoekende schoolverlater krijgen. Die startdatum viel samen met de start van de beroepsinschakelingstijd van 310 dagen (twaalf maanden zonder de zondagen), dit is de tijd die een jonge werkloze moet doorlopen vooraleer hij inschakelingsuitkeringen kan krijgen op grond van zijn studies. De periode waarin men nog kinderbijslag kon krijgen als schoolverlater viel bijgevolg meestal samen met die beroepsinschakelingstijd. Een koninklijk besluit van 22 mei 20145 heeft hierin verandering gebracht. Voortaan begint de periode van 360 kalenderdagen waarin men nog kinderbijslag kan krijgen als schoolverlater al te lopen vanaf het einde van studies, een leertijd, een vorming of een stage om in een ambt te worden benoemd, ‘die voldeden aan de voorwaarden bepaald door of krachtens artikel 62 AKBW’. De periode van 360 kalenderdagen vangt dus al aan van zodra de student geen studies meer volgt die voldoen aan de voorwaarde voor kinderbijslag als student. Wie bijvoorbeeld een studie van ten minste 27 studiepunten stopzet of het aantal studiepunten vermindert tot minder dan 27 studiepunten wordt , voor wat de kinderbijslag betreft, als een werkzoekende schoolverlater beschouwd, ook al heeft hij zijn studies nog niet volledig beëindigd en heeft hij de ‘school’ nog niet ‘verlaten’. De nieuwe regelgeving heeft voor gevolg dat de periode waarin men nog kinderbijslag kan krijgen als werkzoekende schoolverlater is losgekoppeld van de beroepsinschakelingstijd. De regelgeving betreffende de beroepsinschakelingstijd is immers ongewijzigd gebleven. De beroepsinschakelingstijd kan pas aanvatten als alle studieactiviteiten die waren opgelegd door de studie met volledig leerplan zijn stopgezet. 6 De regelgeving betreffende werkloosheid en de regelgeving betreffende kinderbijslag geven voortaan dus elk een andere invulling aan het begrip ‘schoolverlater’. Wie minder dan 27 studiepunten opneemt, wordt voor de kinderbijslag als schoolverlater beschouwd, maar voor de werkloosheid nog niet. Dat is op zijn minst verwarrend te noemen. Er zijn dan ook enkele ernstige kanttekeningen te zetten bij deze nieuwe regelgeving -
5
We stellen vast dat er over de nieuwe regelgeving zeer weinig informatie bestaat. We vinden amper informatie op de website van Famifed. Op de website van Famipedia (het ‘kennisportaal van de kinderbijslag’) staat er niets over de nieuwe regeling. Daar lezen we nog steeds dan men alle activiteiten in verband met een studie, leercontract, opleiding, het opstellen van een eindverhandeling voor het hoger onderwijs, een stage voor de benoeming tot een ambt volledig moet hebben stopgezet om als werkzoekende te worden beschouwd. Ook de briefwisseling naar de ouders/studenten zegt nog steeds dat een jongere gestopt moet zijn met zijn studie of opleiding om nog recht te hebben op kinderbijslag in de beroepsinschakelingstijd van 12 maanden. Ook de website van de VDAB7 zegt nog steeds dat alle studies moeten beëindigd zijn om als
Koninklijk besluit van 22 mei 2014 tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van het artikel 62, §5, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (BS 27.06.2014). 6 Artikel 36, §1, 3° van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering 7 De website van de VDAB zegt dat de inschrijving als werkzoekende nodig is ‘om de beroepsinschakelingstijd te laten lopen’ en stelt als voorwaarden voor inschrijving: ‘je studeerde af in eerste of tweede zit (en behaalde al dan niet je
BLZ. AAN VAN FOUT!
4
VERWIJZINGSBRO N NIET GEVONDEN.
werkzoekende schoolverlater te worden beschouwd. Navraag bij de VDAB leert bovendien dat men daar niet op de hoogte is van de gewijzigde kinderbijslagregeling. We vrezen dan ook dat studenten onvoldoende op de hoogte zijn dat ze zich moeten inschrijven als werkzoekende om hun rechten op kinderbijslag als werkzoekende schoolverlater te behouden. -
Wanneer een jongere die nog minder dan 27 studiepunten moet afwerken, zich niet of laattijdig inschrijft, heeft dit voor hem aanzienlijke gevolgen. De toekenningsperiode , gedurende welke men nog kinderbijslag als schoolverlater kan krijgen, begint immers te lopen de dag van zodra een student geen studies meer volgt die voldoen aan de voorwaarde voor kinderbijslag als student (ongeacht of de student op dat moment ingeschreven is als werkzoekende of niet) en eindigt in ieder geval 360 dagen nadien. Om effectief kinderbijslag als werkzoekende te kunnen krijgen, moet men echter daadwerkelijk ingeschreven zijn als werkzoekende bij een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling. Wie zich laattijdig – dwz niet onmiddellijk de dag nadat hij geen 27 studiepunten meer opneemt inschrijft als werkzoekende, verliest de kinderbijslag voor de periode dat hij niet ingeschreven was. Wie zich pas inschrijft wanneer de periode van 360 kalenderdagen al verstreken is, heeft helemaal een recht meer op kinderbijslag als werkzoekende schoolverlater. Een voorbeeld om dit te verduidelijken: In het academiejaar 2014-2015 is een student ingeschreven voor ten minste 27 studiepunten en is er bijgevolg recht op kinderbijslag als student. De student neemt deel aan de examens van de tweede zittijd, maar slaagt niet voor 15 studiepunten. In het academiejaar 2015-2016 herneemt hij die 15 studiepunten. Het zijn de enige studiepunten die hij nog moet opnemen. Er is geen recht op kinderbijslag als student, aangezien de 27 studiepuntennorm niet is bereikt. De toekenningsperiode van 360 dagen voor de kinderbijslag als werkzoekende begint te lopen vanaf de dag na zijn laatste herexamen in 2015. In september 2016 studeert de student af. Hij schrijft zich dan pas in als werkzoekende. Aangezien hij nu pas alle studieactiviteiten heeft beëindigd, begint door die inschrijving, de beroepsinschakelingstijd te lopen. Deze jongere heeft geen recht meer op kinderbijslag als werkzoekende schoolverlater. Op het moment van zijn inschrijving als werkzoekende is de toekenningsperiode van 360 dagen al volledig voorbij.
-
Bovendien betwijfelen we of iemand die de studies nog niet heeft beëindigd, zich ‘herkent’ als een werkzoekende schoolverlater en zich gaat inschrijven als werkzoekende, met het oog op de kinderbijslag. We denken dat dit evidenter is voor studenten die nog slechts één of twee restvakken moeten opnemen, waarvoor ze in het laatste jaar niet waren geslaagd. Vaak gaan die studenten niet meer naar de les. Voor hen is de inschrijving als werkzoekende een stap die beantwoordt aan hun concrete situatie. Ze beschouwen zichzelf immers als schoolverlater. Ze willen zo vlug mogelijk een job en zijn in de feiten daadwerkelijk beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Voor deze quasi afgestudeerden, biedt de nieuwe regelgeving een uitkomst. Waar ze tot nu toe uit de boot vielen voor kinderbijslag, als student (geen 27 studiepunten) én als werkzoekende schoolverlater (studies niet beëindigd), komen zij voortaan – op voorwaarde dat ze zich inschrijven als werkzoekende – in aanmerking voor kinderbijslag als werkzoekende schoolverlater . Voor wie echter nog meerdere vakken moet afwerken, van in totaal vb. 20 studiepunten, is de toepassing van de nieuwe regelgeving veel minder logisch. We stellen ons de vraag of deze jongeren, die toch nog een aanzienlijk studiepakket hebben, zich als ‘schoolverlater’ beschouwen
diploma) of je beëindigde je studies tijdens het schooljaar, je hebt geen werk of werkt deeltijds en je bent gedomicilieerd in Vlaanderen’.
BLZ. AAN VAN FOUT!
5
VERWIJZINGSBRO N NIET GEVONDEN.
en dus de stap zetten naar de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling. Als ze die stap niet zetten en zich dus niet inschrijven als werkzoekende, riskeren ze – zoals hierboven reeds aangegeven - de kinderbijslag als werkzoekende schoolverlater deels of helemaal te verliezen. De toekenningsperiode van 360 dagen is immers sowieso beginnen lopen, van zodra ze geen studies van ten minste 27 studiepunten meer volgden. -
Dat een jongere die minder dan 27 studiepunten opneemt, zich voor het recht op kinderbijslag moet inschrijven als werkzoekende bij een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling is nog om andere redenen problematisch. Ten eerste omdat alvast de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling niet op de hoogte is van de nieuwe invulling die de kinderbijslagregeling geeft aan het begrip werkzoekende schoolverlater. Er is dus blijkbaar geen overleg geweest tussen Famifed en de VDAB. Ten tweede omdat die nieuwe invulling niet strookt met wat een dienst voor arbeidsbemiddeling onder een schoolverlater verstaat. Wie zich inschrijft bij een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling wordt immers geacht effectief werkzoekend en dus beschikbaar te zijn. De finaliteit van de inschrijving is om de werkzoekende zo vlug mogelijk aan een job te helpen. Het vinden van een job is niet de finaliteit van een student die nog een pakket van vb. 4 vakken moet afwerken en zich puur voor de kinderbijslag inschrijft als werkzoekende. Als die student al wordt ingeschreven als werkzoekende, is de kans groot dat de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling al vlug tot de ontdekking komt dat het gaat om een student die in de feiten toch niet beschikbaar is voor de arbeidsmarkt en hem om die reden uitschrijft als werkzoekende. We moeten hier trouwens opmerken dat die uitschrijving voor de verdere toekenning van de kinderbijslag niet eens gevolgen8 heeft. Van zodra er een inschrijving was als werkzoekende, loopt de toekenningsperiode voor de kinderbijslag gewoon door, ook bij een uitschrijving wegens onbeschikbaarheid voor de arbeidsmarkt.
Uit bovenstaande blijkt dat de gewijzigde regelgeving betreffende kinderbijslag voor de werkzoekende schoolverlater de zaken onnodig complex maakt en een aantal ongewenste gevolgen heeft. Dat een student die minder dan 27 studiepunten opneemt als werkzoekende schoolverlater wordt beschouwd, stemt niet overeen met de realiteit van die student. Dat sluit ook niet aan bij de invulling die andere wetgevingen aan het begrip ‘werkzoekende schoolverlater’ geven. Zolang een student niet alle studieactiviteiten heeft beëindigd, zou hij voor de toepassing van de kinderbijslag als een student moeten worden beschouwd. Voor de problematiek van het diplomajaar waarin een student niet aan 27 studiepunt komt, dient dan ook een oplossing te worden gezocht in de kinderbijslagregeling voor de studenten. We vragen - dat in artikel 1, §1 ° van het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, §5 van de AKBW de woorden ‘‘die voldeden aan de voorwaarden bepaald door of krachtens artikel 62 AKBW’ worden geschrapt
8
Artikel 1, §1, 1° van het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, §5 van de AKBW zegt immers: ‘De ambtshalve uitschrijving achteraf door een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling is geen beletsel voor de toepassing van dit besluit ‘
BLZ. AAN VAN FOUT!
6
VERWIJZINGSBRO N NIET GEVONDEN.
- de afschaffing van de ‘bijzondere thesisregeling’ - de invoering van een algemene uitzonderingsregeling die studenten die in het diplomajaar minder dan 27 studiepunten opnemen, nog recht geeft op kinderbijslag tot de datum van het behalen van het diploma (waarop het diplomajaar betrekking had) en gedurende maximum één jaar; van die uitzonderingsregeling voor het diplomajaar zouden studenten in eenzelfde opleiding slechts één maal gebruik kunnen maken.
1.2 Kinderbijslag voor het zieke kind Wanneer studenten in de loop van het academiejaar door ziekte of hospitalisatie niet meer kunnen studeren, behouden ze de kinderbijslag tot het einde van het academiejaar, op voorwaarde dat ze ingeschreven blijven voor ten minste 27 studiepunten. Duurt de ziekte of hospitalisatie langer, dan is er in het volgende academiejaar alleen maar recht op kinderbijslag als student, als er opnieuw een inschrijving is voor ten minste 27 studiepunten. Hetzelfde geldt wanneer een student ziek wordt in de zomervakantie voor de start van het academiejaar: ook dan is er alleen maar recht op kinderbijslag als student als er in dat academiejaar een inschrijving is voor ten minste 27 studiepunten. Voor studenten die ziek of gehospitaliseerd worden is er dus geen uitzondering op de 27studiepuntennorm: zij moeten zich voor ten minste 27 studiepunten inschrijven, ook al is het op voorhand duidelijk dat ze niet in staat zijn om te studeren en te slagen voor de opgenomen studiepunten. Het gaat hier in zeker zin om een ‘verloren’ inschrijving, louter en alleen met het bekomen op kinderbijslag als student. Daarvoor moet het nodige studiegeld worden betaald en komen zowel de studievoorgang als het leerkrediet van de student in het gedrang. Vroeger konden studenten die ziek werden genieten van een bijzondere regeling9 waardoor zij de kinderbijslag konden behouden tot het einde van de zomervakantie van het academiejaar dat volgde op dat waarin de ziekte was begonnen. Die regeling betrof de specifieke situatie waarbij de lessen niet meer konden worden gevolgd wegens ziekte of hospitalisatie. Aangezien sinds 2005 het volgen van de lessen geen voorwaarde meer is voor het recht op kinderbijslag in het hoger onderwijs, kunnen studenten die ziek worden geen beroep meer doen op deze regeling. Wie ziek of gehospitaliseerd wordt kan eventueel wel een recht op kinderbijslag openen in de hoedanigheid van kind met een aandoening10. In dat geval doet de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid een onderzoek naar de lichamelijke
9
Ministeriële omzendbrieven nr. 335 van 8 juni 1976, nr. 338 van 19 juli 1976 en nr. 360 van 21 juni 1979 Artikel 63 AKBW
10
BLZ. AAN VAN FOUT!
7
VERWIJZINGSBRO N NIET GEVONDEN.
en geestelijke ongeschiktheid en de gevolgen van de aandoening. Als aan alle voorwaarden is er voor de zieke student recht op kinderbijslag en in bepaalde gevallen nog een bijkomende toeslag tot de leeftijd van 21 jaar. Studenten die aan die hoedanigheid voldoen, moeten bijgevolg voor het recht op kinderbijslag geen inschrijving hebben van ten minste 27 studiepunten. Na de leeftijd van 21 jaar, kan er geen kinderbijslag meer worden toegekend in die hoedanigheid. De procedurele en leeftijdsvoorwaarden voor kinderbijslag in de hoedanigheid van kind met een aandoening leiden er toe dat meer en meer studenten beroep doen op een andere regeling, nl. de procedure voor werkzoekende jongeren die wegens ziekte in de onmogelijkheid is om zich in te schrijven als werkzoekende11. Die regeling houdt in dat wanneer een jonge schoolverlater ziek of gehospitaliseerd wordt en zich wegens onbeschikbaarheid voor de arbeidsmarkt niet tijdig kan inschrijven als werkzoekende, er toch kinderbijslag als werkzoekende schoolverlater wordt toegekend gedurende de hele periode waarin de jonge schoolverlater zich niet kon inschrijven als werkzoekende, evenals gedurende de daarop volgende toekenningsperiode van 360 kalenderdagen. De ziekte moet worden bewezen met een doktersattest. Binnen de vijf werkdagen na het einde van de ziekte is een inschrijving als werkzoekende schoolverlater vereist. Gebeurt die inschrijving niet binnen die termijn, dan gaat het recht op kinderbijslag voor de voorbije ziekteperiode verloren. De voorwaarde dat er binnen de vijf kalenderdagen na het einde van de ziekte een inschrijving moet zijn als werkzoekende12 toont aan dat deze regeling duidelijk bedoeld is voor schoolverlaters die de intentie hebben na de ziekte niet meer verder te studeren 13. De regeling is dus niet bedoeld voor zieke studenten en sluit ook helemaal niet aan bij hun situatie. Zieke studenten willen na hun ziekte net wél verder studeren. Maar omdat er voor hun situatie niets is voorzien, doen zij beroep op de regeling voor de zieke schoolverlaters. De voor hen problematische voorwaarde van inschrijving als werkzoekende na het einde van de ziekte, is enigszins versoepeld door een dienstbrief van 3.7.201514. Die bepaalt dat wanneer een inschrijving binnen de vijf werkdagen wegens overmacht (overlijden) of gewijzigde omstandigheden (hervatten van studies met recht op kinderbijslag: 17 lesuren in het niet-hoger onderwijs of minstens 27 studiepunten in het hoger onderwijs, aanvatten van een tewerkstelling) niet mogelijk is, er op de uitgevoerde betalingen niet wordt teruggekomen. Maar dat is eigenlijk ‘oplapwerk’. Er is nood aan een adequate en duidelijke regeling voor zieke studenten. Het kan niet dat het recht op kinderbijslag ingeval van ziekte en hospitalisatie verschillend is naargelang de zieke studeert of van plan was om te studeren, dan wel ingeschreven is als werkzoekende of van plan was zich in te schrijven als werkzoekende.
11
Artikel 4 §1 (lid1) KB van 12 augustus 1985 Dit betekent zelfs dat wanneer de jongere overlijdt en er daardoor geen inschrijving als werkzoekende kan plaats vinden, de kinderbijslag die tijdens de schorsings- of ziekteperiode werd uitbetaald, integraal moet worden teruggevorderd. 13 Dienstbrief CO 997-176 14 Dienstbrief CO 997-176 12
BLZ. AAN VAN FOUT!
8
VERWIJZINGSBRO N NIET GEVONDEN.
We vragen een eenvoudige regeling die studenten die ziek of gehospitaliseerd worden tijdens hun studies of vooraleer ze hun studies aanvatten recht op kinderbijslag geeft tijdens de ziekte, zonder de voorwaarde van een inschrijving voor ten minste 27 studiepunten.
2.
De student als bijslagtrekkende
Er stelt zich een probleem voor studenten die als gevolg van een conflict of een moeilijke thuissituatie, geen contact meer hebben met hun ouder(s) en niet meer kunnen rekenen op de financiële steun en het onderhoud van hun ouder(s). Ook al voedt de ouder de student niet meer op en ook al komt de kinderbijslag de student dus niet ten goede, de kinderbijslag wordt toch nog verder uitbetaald aan de ouder. Enkel wanneer de student een andere hoofdverblijfplaats heeft dan zijn ouder, gehuwd is of zelf bijslagtrekkende is voor een kind, kan hij zelf de kinderbijslag ontvangen15. De laatste twee hypotheses zijn meestal niet aan de orde, terwijl een aparte hoofdverblijfplaats voor de meeste studenten geen optie is. Als algemene regel geldt immers dat de hoofdverblijfplaats niet gewijzigd wordt door een tijdelijke afwezigheid en studenten vallen onder de categorie van tijdelijke afwezigen. Enkel wanneer een student ‘geen gezin noch haardstede meer heeft’ én ‘niet meer ten laste is van zijn familie’ kan hij zich apart inschrijven16; de student moet dus relationeel gebroken hebben met de ouder(s) en financieel volledig op eigen benen staan. Die voorwaarde van financiële onafhankelijkheid maakt dat een apart domicilie voor studenten in de praktijk uitzonderlijk is. De student die zich in een conflictsituatie bevindt en waarbij de kinderbijslag die aan de ouder wordt uitbetaald niet gebruikt wordt voor zijn opvoeding, kan tegen de betaling van de kinderbijslag aan de gewone bijslagtrekkende verzet aantekenen bij de vrederechter 17. In de praktijk blijken studenten eerder weigerachtig te staan tegenover gerechtelijke stappen tegen hun ouders.
Studenten zouden daarom de mogelijkheid moeten hebben aan het kinderbijslagfonds melding te maken van het feit dat hun ouders de onderhoudsplicht niet nakomen en de kinderbijslag niet gebruiken voor hun opvoeding, waarna het kinderbijslagfonds, ingevolge die melding, een sociaal onderzoek en eventueel huisbezoek kan uitvoeren. Indien hieruit blijkt dat de kinderbijslag inderdaad niet wordt gebruikt voor de opvoeding van de student, zou deze laatste zelf bijslagtrekkende moeten kunnen worden.
3.
De winstgevende activiteit van de student
Studenten mogen hoogstens 240 uren per kwartaal werken. Tijdens de zomervakantie die gevolgd wordt door een nieuwe inschrijving als student mag de tewerkstelling onbeperkt zijn. Tijdens de laatste zomervakantie, die dus niet wordt gevolgd door een nieuwe inschrijving is de tewerkstellingsnorm ook beperkt tot 240 uren. 18
15 Artikel 69 Kinderbijslagwet 16 Artikel 17 en 18 Koninklijk Besluit betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister. 17 Artikel 69 § 3 Kinderbijslagwet 18 Artikel 13, §1 a) en b) Kinderbijslagwet
BLZ. AAN VAN FOUT!
9
VERWIJZINGSBRO N NIET GEVONDEN.
Of de 240-urennorm is bereikt, wordt voor tewerkstellingen in België afgeleid aan de hand van de DMFAberichten.19 In de praktijk blijkt dat deze DMFA-berichten niet de meeste geschikte informatiebronnen zijn om het recht op kinderbijslag te bepalen. Voor arbeid gepresteerd met een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten en slechts onderworpen aan solidariteitsbijdragen, wordt de gewerkte tijd in de DMFA-berichten steeds uitgedrukt in dagen. Voor de omrekening naar uren vermenigvuldigen de kinderbijslagfondsen het aantal dagen met 38 en ze delen de uitkomst vervolgens door 5. Er wordt dus steeds uitgegaan van een voltijdse tewerkstelling op dagbasis, wat haaks staat op de realiteit van studententewerkstelling. Studenten werken vaak slechts enkele uren per dag. Door de theoretische omrekening van de kinderbijslagfondsen, overschrijden zij dus vlugger de 240-urennorm dan in werkelijkheid het geval is. Dat leidt tot onterechte inhoudingen van de kinderbijslag en tot bewijslast bij studenten, die zelf moeten aantonen, vb. door een attest van de werkgever, dat ze toch niet meer dan 240 uur hebben gewerkt. -
In de DMFA-berichten worden bovendien alle betaalde dagen doorgegeven terwijl voor de kinderbijslag alleen de uren waarin daadwerkelijk gewerkt is meetellen voor de 240-urennorm. Uren van bezoldigde afwezigheid, vb. feestdagen, afwezigheidsdagen met gewaarborgd loon wegens arbeidsongeschiktheid of andere afwezigheden, tellen niet mee voor de kinderbijslag. Omdat de kinderbijslagfondsen uit de DMFA-berichten niet kunnen afleiden of op de betaalde dagen ook daadwerkelijk is gewerkt, tellen zij alle betaalde dagen mee, wat opnieuw zorgt voor een vluggere overschrijding van de 240-urennorm. Ook hier is het aan de student om achteraf door een attest van de werkgever te bewijzen dat betaalde uren waarop hij niet gewerkt heeft, meegeteld zijn.
-
Wanneer de student in één kwartaal de 240-urennorm heeft overschreden, dan wordt het recht op kinderbijslag voor dat kwartaal geschorst, maar wordt er bovendien geen provisionele betaling gedaan voor het volgende kwartaal als uit de datum van uitdiensttreding in het DMFA-bericht niet blikt dat de tewerkstelling is gestopt. Men gaat er in dat geval uit dat de beroepsactiviteit voortduurt na het lopende kwartaal en dat de 240-urennorm opnieuw zal overschreden worden. Voor de betaling van het volgende kwartaal wordt het DMFA-bericht van dat kwartaal afgewacht, tenzij voldoende kan aangetoond worden dat de tewerkstelling in het vorige kwartaal die aanleiding gaf tot overschrijding van de norm heeft opgehouden of dat het arbeidsvolume werd verminderd tot minder dan 240 uren. Ook hier ligt de bewijslast bij de student.
Bij een tewerkstelling met een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten zou het kinderbijslagfonds, vooraleer over te gaan tot schorsing, de bijslagtrekkende moeten verwittigen dat volgens hun informatie de 240urennorm zal worden overschreden en dat er een schorsing zal volgen indien binnen een bepaalde termijn geen informatie wordt ontvangen waaruit het tegendeel blijkt. We vragen een beter mechanisme om de effectief gepresteerde uren te meten en hierover gegevens uit te wisselen of minstens een aanpassing in DMFA zodat het aantal gepresteerde uren wel zichtbaar wordt.
19 DMFA: 'Déclaration multifonctionelle / multifunctionele aangifte', de elektronische kwartaalaangifte van de werkgever
aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.