RIS140962a_16-NOV-2006
Gemeente Den Haag Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn
NOTA GEZONDHEID & MILIEU
Den Haag, oktober 2006
Stuurgroepleden: A.A.H.M. van Dijk (voorzitter, OCW) F.M.J. de Graaf (DSB) A.R. Touw (DSO) W.J.O. Beaumont (OCW) W.A. Zwart Voorspuij (OCW) L. van Knapen (OCW) R.V. de Vries (OCW) M.M. van Plateringen (OCW) H. Klück (OCW)
Inhoudsopgave Nota Gezondheid & Milieu Leeswijzer -----------------------------------------------------------------------------------------3 Hoofdstuk 1 ------------------------------------------------------------------------------------------4 1.01 Aanleiding -----------------------------------------------------------------------------------4 1.02 Wet en regelgeving-------------------------------------------------------------------------4 1.03 De lokale overheid en gezondheid en milieu -------------------------------------------5 1.04 De gezondheidsdefinitie van de WHO en het model van Lalonde -------------------5 1.05 Ambitie van de gemeente Den Haag -----------------------------------------------------6 1.06 Overkoepelende plannen en projecten ---------------------------------------------------6 1.07 Directe en indirecte gezondheidseffecten -----------------------------------------------7 1.08 Kinderen en andere risicogroepen--------------------------------------------------------7 1.09 Gezondheid en Milieu; twee complementaire benaderingen -------------------------7 1.10 Samenhang in beleid en uitvoering-------------------------------------------------------8 Hoofdstuk 2 – Medische milieukunde in Den Haag ------------------------------------------ 10 Hoofdstuk 3 – Bespreking van de afzonderlijke thema’s ------------------------------------ 13 3.01.01 Binnenmilieu -------------------------------------------------------------------------- 13 3.01.02 Koolmonoxide------------------------------------------------------------------------- 15 3.01.03 Asbest ---------------------------------------------------------------------------------- 17 3.01.04 Radon----------------------------------------------------------------------------------- 18 3.02.01 Leefomgeving ------------------------------------------------------------------------- 19 3.02.02 Lichtvervuiling ------------------------------------------------------------------------ 21 3.02.03 Luchtkwaliteit ------------------------------------------------------------------------- 23 3.02.04 Geluid ---------------------------------------------------------------------------------- 23 3.02.05 Water ----------------------------------------------------------------------------------- 23 3.02.06 Bodem ---------------------------------------------------------------------------------- 24 Hoofdstuk 4 – Capita Selecta -------------------------------------------------------------------- 25 4.01 Elektromagnetische velden-------------------------------------------------------------- 25 4.02 Legionella in de openbare ruimte------------------------------------------------------- 27 Hoofdstuk 5 – Voorlichting en communicatie over gezondheidsrisico’s & milieu ------- 29 Hoofdstuk 6 – Literatuurlijst en verwijzingen ------------------------------------------------- 31
2
Leeswijzer De nota Gezondheid & Milieu begint in hoofdstuk 1 met de aanleiding voor de nota en het bijbehorende actieplan. Daarna wordt kort de voor deze nota meest relevante wetgeving, beleid en achtergrondinformatie voor de verdere hoofdstukken weergegeven. Hoofdstuk 2 bespreekt de medische milieukunde als wettelijk (gemeentelijk) instrument. In hoofdstuk 3 gaat de nota nader in op de verschillende thema's die van belang zijn in het kader van de volksgezondheid en het milieu. In deze verkenningen wordt de huidige stand van zaken besproken, worden de gezondheidsaspecten belicht en toegelicht, worden knelpunten in kaart gebracht en wordt de samenhang met andere beleidsterreinen beschreven. Op deelaspecten wordt voor de actiepunten verwezen naar het Milieu ProjectenPlan 2006-2010. In de tekst worden bij de onderwerpen de beoogde actiepunten aangegeven. Deze moeten allemaal via een afzonderlijk plan van aanpak een invulling krijgen. Vervolgens volgt een bespreking van het huidige beleid en de beleidsaanbevelingen die gedaan worden voor het desbetreffende thema. In hoofdstuk 4 komen nog enige capita selecta aan de orde, en hoofdstuk 5 bevat de geraadpleegde literatuur en de lijst met afkortingen. In de bijlagen vindt u de gezondheidsaspecten uitgewerkt van die onderwerpen waarvan de actiepunten in het Milieu ProjectenPlan 2006-2010 worden uitgewerkt (luchtkwaliteit, geluid, water en bodem), het financieel kader, de actiepunten bij de nota geordend per thema, relevante onderdelen van de gezondheidsmonitor 2006, enkele (actuele) gegevens van de situaties binnen de gemeente, een voorbeeld van samenwerking en afstemming (ROMBO Transvaal), en een lijst met afkortingen en definities.
3
Hoofdstuk 1 1.01 Aanleiding De Haagse gemeenteraad heeft op 27 november 2003 bij de behandeling van de nota Volksgezondheid “Op uw gezondheid! II1” motie 32 aangenomen die het college van Burgemeester en Wethouders vraagt • om een nota met een inventarisatie van de [gezondheids]problemen ten aanzien van de milieukwaliteit • aan te geven welke wijken met de grootste [gezondheids]problemen kampen • op korte termijn beleidsmaatregelen voor te stellen om de gesignaleerde [gezondheids]problemen op te heffen In zijn antwoord3 van februari 2004 onderkent het college van B&W het belang van de fysieke leefomgeving voor niet alleen een aangename woon- en werkomgeving maar ook voor de volksgezondheid. Het college zegt in de beantwoording van de motie toe om een nota met daarbij een lokaal actieplan gezondheid en milieu op te stellen. Het lokaal actieplan is als bijlage toegevoegd aan de nota. Het opstellen van de nota heeft enige tijd in beslag genomen door de zorgvuldige afstemming met de beleidsterreinen waar deze nota raakvlakken mee heeft. Dat blijkt onder andere uit de wederzijdse verwijzing tussen deze nota en het lokaal actieplan, en het Milieu ProjectenPlan 2006-2010 waarbij overlap, tenzij functioneel, is vermeden. 1.02 Wet en regelgeving Wet collectieve preventie volksgezondheida4 De Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv, 1990) stelt de lokale overheid verantwoordelijk voor de collectieve preventie van de volksgezondheid in haar gemeente. Hiertoe moet de gemeente een GGD in stand houden5 met als een van de specifiek benoemde taken de medische milieukunde6. De medische milieukunde (MMK) is dan ook een instrument van de lokale overheid voor onderzoek, advies, beleid, uitvoering en informatieverstrekking in het brede werkveld van gezondheid en milieu.7 Dit wordt nader uitgewerkt in hoofdstuk 2. Het Europese Verdrag van Aarhusb8 Het Verdrag van Aarhus en de daaruit voortvloeiende EU richtlijnen bepalen dat overheidsinstanties actief en op grote schaal milieu-informatie over de toestand van de menselijke gezondheid en veiligheid beschikbaar stellen aan het publiek. De Nederlandse wetgeving in het kader van dit verdrag met de gemeentelijke taken in deze is in februari 2005 van kracht geworden.
a
De Wet collectieve preventie volksgezondheid behelst de bescherming en bevordering van de gezondheid van de bevolking of van specifieke groepen daaruit alsmede het voorkómen en het vroegtijdig opsporen van ziekten onder die bevolking. b Het verdrag van Aarhus is in 1998 gesloten en sinds 14 februari 2005 van kracht. Het doel van het verdrag is het recht op toegang tot milieu-informatie, het recht op inspraak in de besluitvorming en de toegang tot de rechter te waarborgen bij milieuaangelegenheden. Zie ook http://www.aarhus.nl/docs/verdrAarhus.pdf
4
1.03 De lokale overheid en gezondheid en milieu De gemeente moet rekening houden met beleid dat in zowel Nederland als in Europa wordt vastgesteld. Ook wordt de gemeente geconfronteerd met milieuproblemen waarvan de bron van de vervuiling buiten het bereik van de stad en het bestuur ligt. De gemeente kan in het lokale beleid wel gebruik maken van sturingselementen om op onderdelen de effecten voor gezondheid en milieu te beïnvloeden.9 Op het gebied van landelijke ontwikkelingen was/is het landelijk actieplan gezondheid en milieuc10 van belang. Dit landelijk actieprogramma richtte zich nadrukkelijk op die zaken die in aanvulling op het milieubeleid de aandacht vragen. Het landelijk actieplan gezondheid en milieu zette speciaal in op de terreinen van het binnenmilieu, de lokale leefomgeving, de risicocommunicatie, verbeteringen gericht op de signalering en beoordeling van risico’s, en de verankering en samenhang van beleid. Naast de hierboven genoemde hoofdaandachtsgebieden waren voor de gemeente Den Haag uit dit actieprogramma ook de volgende onderdelen van belang: het landelijk project Versterking van de Medische Milieukunde11,12, de vroege integratie van gezondheid en milieu in de landelijke, regionale en gemeentelijke beleidsvorming en planning, de aandacht voor de winst die vanuit de sociale invalshoek binnen de ruimtelijke ordening en stedelijke herstructureringen geboekt kan worden op het gebied van gezondheid en milieu, het extra accent op de communicatie richting de burger de extra nadruk op de gevolgen van milieueffecten op de gezondheid van het kind. De nota Gezondheid & Milieu van de gemeente Den Haag maakt gebruik van de handvatten die het landelijk actieplan gezondheid en milieu biedt. 1.04 De gezondheidsdefinitie van de WHO en het model van Lalonded De gemeente Den Haag hanteert de definitie van gezondheid van de World Health Organisatie (WHO): “Gezondheid is een toestand van compleet fysiek, mentaal en sociaal welbevinden en is niet alleen van toepassing op de afwezigheid van ziekte of handicap”e. Lalonde, die dezelfde definitie hanteert, onderscheidt vier determinanten van gezondheid: biologische factoren, omgevingsfactoren, leefstijl, en de gezondheidszorg. Omgevingsfactoren betreffen de invloeden die buiten het menselijk lichaam liggen en waarover het individu weinig of geen controle heeft, maar dat beïnvloed wordt door beleid van de lokale, nationale of Europese overheden. Bij leefstijl ligt dit anders.
c
Het Actieprogramma Gezondheid en Milieu is een meerjarenprogramma (2002-2006), waarin de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aangeven welke extra acties gedurende deze 5 jaar in gang worden gezet om het gezondheidsen milieubeleid te versterken. Het actieprogramma richt zich daarbij op die thema's die tot nu toe onvoldoende aandacht hebben gehad of waarop de meeste gezondheidswinst te behalen valt d Het onderscheiden van bewuste beleidsacties buiten het gezondheidsbeleid die relevant zijn voor de openbare gezondheidszorg is gemeengoed geworden in het denken over openbare gezondheidszorg (OGZ). De WHO gebruikt hiervoor het model Lalonde, ontwikkeld door de minister van Volksgezondheid en Welzijn van Canada, Marc Lalonde e Deze definitie werd opgenomen in de oprichtingsakte van de WHO. De afspraken werden van kracht op 7 april 1948. De definitie is sinds 1948 niet meer gewijzigd
5
Mensen hebben een grote invloed op hun manier van leven en daarmee op hun gezondheid. Door gezond gedrag kan een individu zijn risico’s op ziekten verkleinen. Lalonde stelt vast dat de meeste gezondheidswinst buiten de gezondheidszorg behaald kan worden. Volgens Lalonde dienen gemeenten hun lokaal gezondheidsbeleid in te zetten op vier terreinen: gedrag, de fysieke omgeving, de sociale omgeving en de gezondheidszorg.13 Daarom ligt in de nota de nadruk op preventie en communicatie. 1.05 Ambitie van de gemeente Den Haag Het medische milieubeleid beoogt potentieel schadelijke effecten die het fysieke milieu kan hebben op de gezondheid te voorkómen of tenminste te minimaliseren, alsmede betrokkenen hierover heldere informatie te verschaffen. De nota Gezondheid & Milieu geeft het gemeentelijk beleid en de gemeentelijke inspanning weer op de gebieden waar de volksgezondheid en het milieu beide een belangrijke rol spelen, zoals binnenmilieu, gebiedsgericht werken en risicocommunicatie. In het Milieu ProjectenPlan 2006-2010 worden de projecten op het terrein van lucht, geluid, bodem en water benoemd, terwijl in deze nota onder leefomgeving kort in wordt gegaan op de samenhang tussen de nota’s. In de bijlagen bij deze nota wordt ingegaan op de gezondheidsaspecten van lucht (bijlage 4), geluid (bijlage 7), water (bijlage 8) en bodem (bijlage 10) omdat deze informatie inhoudelijk bij een nota Gezondheid & Milieu hoort. Deze nota moet gezien worden als een kadernota, waarin voor Den Haag de relatie tussen gezondheid en milieu wordt geschetst. Daarnaast worden speerpunten benoemd, waar gemeentelijk beleid op wordt ontwikkeld en actiepunten benoemd waar beleid op wordt gemaakt. Dit beleid wordt door de verschillende diensten integraal ontwikkeld en gemaakt. 1.06 Overkoepelende plannen en projecten Het actieprogramma ‘Gezondheidsachterstand moet Wijken’ bestaat uit verschillende wijkgerichte maatregelen, gericht op het verbeteren van de leefomgeving (sociaal, economisch en fysiek), het bevorderen van gezond gedrag en gezonde leefgewoonten, en het verbeteren van de kwaliteit van de zorg. Kansen op een lang en gezond leven zijn niet voor iedereen gelijk. In Nederland leven mensen met een hoge opleiding en een hoog inkomen vier jaar langer dan mensen met een minimuminkomen. Het verschil in jaren levensverwachting in goede gezondheid bedraagt zelfs gemiddeld twaalf jaar. Gezondheidsachterstand komt vooral tot uitdrukking in de grote steden. De gezondheid van de burgers in grote steden is gemiddeld slechter dan in de rest van Nederland.14 De gezondheidsachterstanden concentreren zich vooral in de achterstandswijken waar doorgaans sprake is van een ongunstige sociale en/of economische situatie (waaronder de woonomgeving).15 In sommige stadswijken is de behuizing slechter dan in andere wijken of zijn er meer woningen met afvoerloze geisers, waardoor er een verhoogde kans op koolmonoxide bestaat in de woonruimte. Deze wijkgerelateerde gezondheidsproblemen worden meegenomen in het beleid om de sociaal-economische gezondheidsverschillen te verkleinen.16 De Structuurvisie Den Haag 2020 ‘Wéreldstad aan Zee’17 beschrijft het gewenste toekomstbeeld en de ruimtelijke veranderingen die de komende vijftien jaar nodig zijn
6
om dat te bereiken. De gemeente wil daarmee werken aan zowel welvaart als welzijn en zal daarom investeren in leefkwaliteit, leefomgeving en in werkgelegenheid. De structuurvisie bevat ambities voor investeringen in het groen, de openbare ruimte en in de bereikbaarheid. Bovendien zal ruimte worden geboden aan een verdere ontwikkeling van de stad van 470.000 inwoners nu naar 505.000 inwoners in 2020, met het daarbij horende aantal woningen en woonmilieus. Naast de Structuurvisie Den Haag 2020, bestaat de maatschappelijke visie Den Haag 2020 ‘Mensen maken de Stad’. Een visie op de maatschappelijke ontwikkelingen in de stad is onontbeerlijk als verbinding tussen de wensen van mensen om te wonen, te werken en te recreëren en de stedenbouwkundige ideeën in de Structuurvisie. De visie is erop gericht om met de burgers van Den Haag een goede, leefbare en veilige woonomgeving te maken en, afhankelijk van hun persoonlijke situatie, scholing en werk en hun vrije tijd zinvol en interessant te besteden via bijvoorbeeld sport, recreatie of cultuur. 1.07 Directe en indirecte gezondheidseffecten Het beleid van de gemeente Den Haag heeft directe en indirecte gevolgen voor de volksgezondheid. Wanneer de automobiliteit in een gebied bijvoorbeeld vermindert, zal dit de luchtkwaliteit op die plek verbeteren. Dit heeft positieve effecten op de gezondheid van de burgers, zeker ook van de kinderen, in dat gebied. Verkeersmaatregelen op één locatie kunnen echter ook tot een verschuiving van automobiliteit naar andere gebieden leiden, zodat daar juist meer gezondheidsklachten kunnen ontstaan. Er kan ook sprake zijn van indirecte gezondheidseffecten. Volgens een advies18 aan het kabinet van het Milieu en Natuur Planbureauf leidt ongewijzigd beleid tot meer afgewezen bouwbesluiten. Dit remt de economische groei waardoor er meer werkloosheid ontstaat. Uit wetenschappelijk onderzoek19 blijkt dat werkloosheid negatieve gezondheidseffecten heeft voor de werkloze en diens leefomgeving. De gezondheid van de inwoners van Den Haag is dus ook gebaat bij een economisch gezonde stad. 1.08 Kinderen en andere risicogroepen Hoewel er bij enkele thema’s in de nota of in de bijlagen gewezen wordt op de risicogroepen in de samenleving (kinderen, ouderen, en patiënten met al bestaande luchtweg- of hartaandoeningen), wordt dit in deze nota nog niet specifiek uitgewerkt. Voorbeelden waarin deze groepen wel uitgewerkt zijn, zijn de invloed van het binnenmilieu op leerprestaties (hoofdstuk 3.01.01) en de aanpak van het toenemende probleem van overgewicht (obesitas) (hoofdstuk 3.02.01). 1.09 Gezondheid en Milieu; twee complementaire benaderingen De achtergrond en het belang van een milieunorm kunnen verschillen voor de invalshoek gezondheid en de invalshoek milieu. Bij bodemvervuiling kan er vanuit de invalshoek milieu een aanleiding zijn voor sanering, zonder dat er een probleem voor de volksgezondheid hoeft te bestaan (de vervuiling is goed afgedekt en komt niet in het f
Het Milieu- en Natuurplanbureau voorziet de Nederlandse regering van onafhankelijke evaluaties en verkenningen over de kwaliteit van de fysieke leefomgeving en de invloed daarvan op mens, plant en dier
7
grondwater of in de lucht). Uit het oogpunt van volksgezondheid echter, is het gewenst de luchtkwaliteit te blijven verbeteren. Dit maakt duidelijk waarom er accentverschillen kunnen zijn tussen het Milieu ProjectenPlan 2006-2010 en de nota Gezondheid & Milieu. De burger vertrouwt erop dat de overheid zorg draagt voor een gezonde leefomgeving en zich inzet voor een basiskwaliteit met betrekking tot veiligheid, leefbaarheid en gezondheid. Diezelfde burger kan door eigen keuzes positief of negatief bijdragen aan een gezond buiten- en binnenmilieu. Hierbij speelt niet alleen de gezondheid van medeburgers een rol, maar ook de kansen voor de verdere ontwikkeling van de stad. Den Haag biedt als stad extra voorzieningen voor wonen, werken en recreëren. Echter, er zijn grenzen aan de mogelijkheden door de beperkte openbare ruimte ten opzichte van het aantal mensen met hun wensen. 1.10 Samenhang in beleid en uitvoering De gemeente neemt vele maatregelen om de kwaliteit van het leefmilieu te verbeteren. Echter, de kwaliteit van de leefomgeving wordt mede bepaald door invloeden en besluitvorming buiten het gemeentelijk beleid. Het gemeentelijk beleid heeft vorm gekregen in specifieke en algemene nota’s, het plan van aanpak luchtkwaliteit20, de update plan van aanpak luchtkwaliteit21 en de nota gebiedsgericht milieubeleid22. Een overlap met deze nota’s is logisch, omdat ook daarin gezondheidsaspecten zijn meegenomen en aangehaald. Wel leidt de invalshoek gezondheid op enige onderdelen tot andere accenten, dan wel aanvullende actiepunten. De samenhang in beleid en uitvoering komt tot uiting in de afstemming tussen de nota Gezondheid & Milieu, het Locaal Actieplan Gezondheid & Milieu en het Milieu ProjectenPlan 2006-2010. Naast de gemeentelijke (beleids)nota’s hebben interviews met ambtenaren van de verschillende gemeentelijke diensten een beeld gegeven van mogelijke of gewenste ontwikkelingen.g Veel actiepunten zijn al gepland of zijn in voorbereiding, mede op basis van gezamenlijk overleg. De samenwerking tussen de gemeentelijke diensten is in de afgelopen jaren voortdurend geïntensiveerd. Praktische voorbeelden zijn de samenwerking rond de bestemmingsplannen en het Ruimtelijke Ordening en Milieu Beleidsontwerp (ROMBO)-overleggen over Transvaal en de Binckhorst waarbij multidisciplinair met vertegenwoordigers van gemeentelijke diensten en van andere betrokken instellingen en organisaties wordt gezocht naar een duurzame wijk met een goede leefomgeving binnen de milieunormen. Bij de grote ruimtelijke veranderingen kiest de gemeente voor integrale gebiedsontwikkeling onder gemeentelijke regie, waarbij alle nieuwe en bestaande fysieke functies in onderlinge samenhang worden bekeken: groen, water, infrastructuur, wonen, werken, voorzieningen. Bij deze gebiedsontwikkeling zal rekening moeten worden gehouden met aspecten van veiligheid en gezondheid, ook in relatie tot directe en indirecte milieueffecten. Het meest directe aanknopingspunt hiervoor is het gebiedsgerichte milieubeleid waarbij streefbeelden van het milieubeleid betrokken worden in de planvorming voor de ontwikkelingsgebieden en mede richting geven aan de ruimtelijke ontwikkeling.
g
Zie bijlage voor de geïnterviewde ambtenaren en de besproken beleidsonderdelen
8
In ambtelijke en bestuurlijke overlegstructuren wordt reeds in de gemeentelijke organisatie aandacht besteed aan de inbreng van gezondheids- en milieudoelen in het beleid en in de planvorming. Een overlegstructuur op managementniveau bevordert en faciliteert nieuwe ontwikkelingen, bespreekt knelpunten en bereid bestuurlijke besluitvorming voor, met name op het raakvlak ruimtelijke ordening, gezondheid en milieu.
9
Hoofdstuk 2 – Medische milieukunde in Den Haag In de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) staat dat de gemeenteraad een GGD in stand moet houden met de medische milieukunde (MMK) als een van de specifiek benoemde taken. De MMK is een instrument van de lokale overheid voor onderzoek, beleid en uitvoering in het brede terrein van gezondheid en milieu. De MMK bestudeert de invloed van (de verontreiniging van) het algemene milieu op de gezondheid van de mens23: lucht-, bodem-, en waterverontreiniging; het binnenmilieu; verstoringen van de leefkwaliteit (geluids- of lichtoverlast, stank of straling); gevaarlijke stoffen (asbest, bestrijdingsmiddelen). Met behulp van de MMK kan de gemeente adviezen geven die de gezondheid bevorderen, zoals op de gebieden ruimtelijke ordening, milieu en vervoer. Het belang van de MMK is door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en GGD Nederland onderkend met als resultaat het Versterkingsproject MMK24 (deel Landelijk Actieplan Gezondheid & Milieu), waarin basisnormen (minimumnorm en streefnorm) zijn vastgesteld om adequaat de MMK-taken in een gemeente uit te voeren. Hieronder de invulling van het taken pakket uit het Uitvoeringsplan versterking medische milieukunde in het kader van de Wcpv, door de VNG / GGD Nederland. Beleidsadvisering De MMK adviseert (onderdelen van) de lokale overheid bij het ontwikkelen en uitvoeren van beleid zoals op het gebied van de ruimtelijke ordening, verkeer en milieu en welzijn en gericht op het bevorderen van de volksgezondheid (zoals de ROMBO’s Transvaal en de Binckhorst en bij het ‘Stad en Milieu’-project Scheveningen). De MMK denkt in een vroeg stadium mee over de mogelijke gezondheidsschade of gezondheidsvoordelen van een beleidsvoornemen of planvorming en adviseert zo nodig over mogelijke maatregelen of alternatieven. Daarnaast biedt de MMK ondersteuning bij het stellen van prioriteiten en bij het onderbouwen van het lokale milieubeleid en adviseert bij procedures rond vergunningverlening. De MMK ondersteunt/geeft risicocommunicatie en voorlichting naar aanleiding van beleidsplannen en geeft bijvoorbeeld advies aan scholen en kinderdagverblijven over het verbeteren van de kwaliteit van het binnenmilieu. De MMK maakt vanuit zijn adviserende rol onderdeel uit van het team dat betrokken is bij de planvorming binnen de gemeente Den Haag. De adviezen van de MMK moeten ook worden bekeken in relatie tot de andere factoren in het proces, zodat er een zo optimaal mogelijk plan kan worden uitgevoerd. De MMK kan in een vroeg stadium van een project een gezondheidseffect screening (GES) doen, waarbij alle relevante milieuaspecten in een vroeg stadium worden geïnventariseerd. Aan de hand van de uitkomsten kan de planvorming, onder verantwoordelijkheid van de betrokken dienst, zo nodig worden aangepast om negatieve gezondheidseffecten te voorkómen, óf worden negatieve gezondheidseffecten voldoende afgezwakt. Dat kan negatieve effecten voor de voortgang van de gemeentelijke planvorming voorkómen. Advisering bij milieu-incidenten
10
In de Wcpv valt onder advisering over risico’s ook de advisering bij rampen of bij de dreiging van rampen. De uitvoering vindt plaats in nauwe samenwerking met de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) en/of met de GHOR als opdrachtgever in het geval van opschaling of bij de voorbereiding op opschaling bij een grootschalig ongeval of een ramp. Preventief wordt gewerkt aan effectieve risicocommunicatie en aan preventieve, proactieve en preparatieve activiteiten door deelname aan oefeningen en door advisering bij rampenplannen, deskundigheidsbevordering hulpverleners, risico-inventarisatie, advies bij routering gevaarlijke stoffen of risicocommunicatiebeleid. Ook heeft MMK een rol bij de nazorg van een incident, ongeval of ramp, zoals door metingen en door deelname aan de uitvoering van gezondheidsonderzoek, en door aanvullende risicocommunicatie en voorlichting. Vragen, klachten en meldingen De MMK beantwoordt en behandelt vragen, klachten en meldingen. Burgers, gemeentelijke diensten, scholen en huisartsen maken hiervan gebruik. Bij de beantwoording en/of de behandeling kunnen onderzoek en risicocommunicatie noodzakelijk zijn. Voor deze hoofdtaak is een laagdrempelige toegankelijkheid een voorwaarde (click-call-face). De bereikbaarheid is ondermeer afhankelijk van de infrastructuur en van de capaciteit. Voorlichting ter preventie Voorlichtingsactiviteiten gericht op het voorkómen van gezondheidsschade door milieufactoren worden door de MMK georganiseerd en/of gegeven, ook op verzoek van derden. Hij adviseert bij de ontwikkeling van voorlichtingsmateriaal. Daarnaast worden in breder verband - georganiseerde campagnes ondersteund, zoals in het geval van het Jaar van het Binnenmilieu (2004). Signalering van ongewenste situaties De MMK bewaakt continu de ontwikkelingen in de leefomgeving die mogelijk schade kunnen opleveren voor de volksgezondheid. Hiervoor wordt de informatie verzameld en geanalyseerd, die nodig is voor de planning, uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid. De MMK informeert de lokale overheid en de direct betrokkenen en signaleert indien een ongewenste situatie dreigt te ontstaan. Het uitvoeren en initiëren van pro-actief onderzoek is nodig om het kennisniveau en de toepassing ervan binnen de medische milieukunde te verhogen. Door pro-actief onderzoek kan bijvoorbeeld een lokaal gesignaleerd risico worden geëxtrapoleerd naar landelijk niveau of kan buitenlandse kennis toepasbaar gemaakt worden voor Nederland. Dit gebeurt meestal in samenwerking met externen zoals universiteiten en / of adviesbureaus. De betrokkenheid van de MMK is onmisbaar voor het verkrijgen en interpreteren van de gegevens. Onderzoek naar aanleiding van vragen, meldingen, incidenten is wezenlijk voor de meeste taken van de medisch milieukundige zorg. Capaciteit Een stad met de grootte en de ambities van Den Haag heeft onvoldoende MMKcapaciteit voor de wettelijke taken, voor de benodigde ondersteuning van het
11
gemeentelijk beleid en voor de communicatie met de Haagse burger. Ook de uitvoerende capaciteit van de MMK, de medisch technische hygiëne zorg (MTHZ), dient uitgebreid te worden voor onderzoek, controle en signalering in de praktijk door bezoeken van scholen, huizen, voor de bestrijding van legionella bijvoorbeeld metingen in koeltorens. Actiepunt 1 – Uitbreiden van de uitvoerende capaciteit van de MMK Deze uitvoerende capaciteit is nodig voor intragemeentelijk overleg, beleid en planvorming, gemeentelijke advisering en voor het invulling geven aan de informatie aan de burger. Daarnaast is het nodig voor het doen van metingen en bezoeken van scholen, metingen en bezoeken van huizen, bestrijding van legionella en het doen van nulmetingen in koeltorens. Deze uitbreiding bestaat uit formatie van medisch milieukundige en milieu technische hygiënezorg (voor een deel van de praktische aspecten).
12
Hoofdstuk 3 – Bespreking van de afzonderlijke thema’s 3.01.01 Binnenmilieu Algemeen Mensen brengen 90% van hun tijd binnen door. Het binnenmilieu is dan ook belangrijk voor de gezondheid van de bewoners, werknemers en scholieren. De concentraties van verontreinigde stoffen zijn binnenshuis vaak hoger en vervliegen minder snel dan buiten. Gezondheidsklachten in het binnenmilieu kunnen worden veroorzaakt door vocht, rook, koolmonoxide en andere verbrandingsproducten als stikstofoxiden (NOx), allergenen (schimmelsporen en huisstofmijtallergenen), vluchtige organische stoffen, radon en door bouwmaterialen als asbest. Woning en / of bewoning Een slecht binnenmilieu kan het gevolg zijn van achterstallig onderhoud en/of bouwtechnische problemen (in combinatie met bijvoorbeeld opkruipend grondwaterh). De kwaliteit van het binnenmilieu kent wijkgerelateerde aspecten. Behalve de kwaliteit van de woning speelt ook de aanwezigheid van afvoerloze verbranders een rol. Ook de wijze van bewoning is van groot belang voor de kwaliteit van het binnenmilieu. Stoken van een open haard, roken, vochtophoping door te weinig luchten en te weinig ventilatie (waardoor schimmels kunnen groeien), het dichtstoppen van kieren, het gebruik van ongezond materiaal bij verbouwingen (radon), of achterstallig onderhoud bij afvoerloze verbranders (zoals geisers of oliekachels) beïnvloeden de kwaliteit van het binnenmilieu negatief. Een dergelijk binnenmilieu kan op zijn beurt weer gezondheidsklachten veroorzaken. Deze gezondheidsklachten kunnen weer aanleiding zijn voor een medische urgentie voor een andere woning. Een ander probleem is de ligging van de woningen. Een deel van deze woningen ligt in wijken waar de buitenluchtkwaliteit slecht is en/of waar ook geluidsoverlast aanwezig is, bijvoorbeeld door verkeer. Luchten en ventileren om het binnenmilieu te verbeteren, heeft dan ook minder effect.25 De optie geforceerd ventilereni via de achterzijde heeft maar voor een beperkt deel van de woningen effect en is derhalve onvoldoende om de binnenlucht te verversen. De GGD plant in samenwerking met DSO een pilot, gericht op onderzoek bij ziekteklachten door het binnenmilieu. Deze pilot heeft plaats in één of meerdere SEGV-wijkenj, waar woningen worden bezocht welke als (mogelijk) ziekmakend worden aangeduid door de bewoner of door een arts (longarts, kinderarts of via signalen van een schoolarts). Actiepunt 2 – (Be)woning gerelateerde gezondheidsklachten h
Het digitaal grondwaterloket vindt u onder www.denhaag.nl/grondwater en een kaart met grondwaterstanden is te vinden in bijlage 6. i Hiermee wordt in een raam of muur een ventilator aangebracht die lucht naar buiten zuigt. j De SEGV-wijken zijn wijken die kampen met problemen die zijn te wijten aan sociaal-economische gezondheidsverschillen. Dit zijn de stadsdelen Centrum (Schilderswijk en Transvaal), Segbroek (Regentessekwartier, Valkenboskwartier en Heesterbuurt), Laak (Laak-Noord) en Escamp (Moerwijk, Bouwlust, Vrederust, Morgenstond).
13
Een pilot “op locatie” bij melding van een “ziekmakend” binnenmilieu in een woning. Dit onderzoek wordt met toestemming van de patiënt door een zorgverlener aangevraagd, of mogelijk door de eigenaar, of door de bewoner zelf. Een team (bestaande uit een medewerker van de GGD én een medewerker van DSO) onderzoekt de woning op een mogelijke relatie met de gezondheidsklachten, die kunnen ontstaan door de woning zelf of de bewoning van het pand. De pilot wordt in een SEGV (sociaal economische gezondheidsverschillen)-wijk gepland.
Scholen De leerprestaties van kinderen worden in scholen negatief beïnvloed door onvoldoende ventilatie, onvoldoende daglicht, een slechte akoestiek en hoge temperaturen.26 Via een pilot27 heeft DSO de informatie beschikbaar die nodig is voor een plan van eisen voor nieuwbouw van scholen en voor de verbetering van het binnenmilieu in bestaande scholen. De verwachting is dat er met name op het terrein van ventilatie ter verbetering van het binnenmilieu veel winst te behalen valt. Vanuit de GGD wordt via inzet op de milieu- en technische hygiëne op scholen ondersteuning aan dit project gegeven. Hier moet nog formatie voor worden vrijgemaakt. Actiepunt 3 - Relatie binnenmilieu en gezondheid / leervermogen op scholen Het lopende project ‘binnenmilieu op scholen’ van DSO en OCW heeft ook vanuit de GGD / MMK (medische milieukunde) actieve ondersteuning nodig. Onderzoek wijst uit dat leerprestaties van de leerlingen negatief worden beïnvloed door een slecht binnenmilieu en te weinig ventilatie in de klas. Uit ander onderzoek blijkt dat motiverende voorlichting aan docenten én een lespakket over betere ventilatie in de klaslokalen slechts een tijdelijk effect heeft. Lespakket én motivatie van de leraar én CO2meters met structurele controle hierop (van de MMK / MTHZ {milieu technische hygiënezorg}) geeft een goed en langdurig resultaat.
Samenhang Op het gebied van het binnenmilieu bestaat er een nauwe samenwerking tussen de verschillende gemeentelijke diensten van OCW, DSO en DSB. OCW zorgt hierbij vanuit de MMK steeds voor de gezondheidstechnische aspecten in de scholen, DSO is expert op het gebied van de bouwtechnische aspecten van de woning, terwijl DSB tot op heden nauw betrokken is bij de communicatie in de richting van de burger. Actiepunt 4 –Werkgroep Binnenmilieu De werkgroep Binnenmilieu, ingesteld door de diensten OCW, DSB en DSO, doet voorstellen voor beleid, en / of beoordeelt plannen van aanpak of stelt deze op (voor gemeentelijke afstemming, samenhang en samenwerking). Actiepunt 5 - Preventie door ventilatie De voorlichtingscampagne “Gezond Wonen” wordt verbreed naar Transvaal in het kader van ROMBOk Transvaal. k
ROMBO staat voor Ruimtelijke Ordening en Milieu Beleids Ontwerp-strategie. De ROMBO benadering streeft er naar dat duurzaam bouwen (het ontwerpen, bouwen, beheren en slopen van de Haagse gebouwde omgeving met zo weinig mogelijk inzet van eindige energiebronnen en optimale inzet van oneindige energiebronnen, integraal beheerde water- en materiaalsystemen, bevordering van materiële en immateriële gezondheid van gebruikers van de gebouwde omgeving van Den Haag) zo veel mogelijk wordt geïntegreerd in de ontwikkeling van de stad.
14
3.01.02 Koolmonoxide Acute en chronische koolmonoxidevergiftiging Er vallen in Den Haag jaarlijks tussen de één en vier onnodige slachtoffers door acute koolmonoxidevergiftiging. Er vindt echter ook op grotere schaal chronische blootstelling plaats aan lagere concentraties koolmonoxide waardoor veel meer personen blijvende gezondheidsschade oplopen. Onvolledige verbrandingsproducten (koolmonoxide en stikstofdioxide) vormen vooral in de winter een probleem. Dit wordt veelal veroorzaakt door een afvoerloze geiser, open haardvuur, of door andere open systemen waarbij ook andere onvolledige verbrandingsproducten in het binnenmilieu vrij komen. In de zomermaanden komt koolmonoxidevergiftiging vooral voor in tijdelijke vakantieverblijven met onvoldoende ventilatie, zoals kajuiten in boten en campers. Koolmonoxide en afvoerloze geisers In Den Haag bestaat een samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente, de woningbouwcorporaties en de verhuurder van geiserinstallaties om onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor sanering van afvoerloze geisers. Acties zijn gericht op het inventariseren van risicowoningen. De middelen voor versnelde uitvoering ontbreken echter nog. Afvoerloze geisers zijn populair omdat ze goedkoop zijn in de aanschaf en het gebruik. Het probleem van afvoerloze geisers is dat ze de zuurstof uit dezelfde ruimte halen waar ook de rookgassen terecht komen. Bij onvolledige verbranding komt de CO dan vrij in het binnenmilieu. Koolmonoxide (CO) ontstaat bij onvolledige verbranding van organische brandstoffen zoals olie, aardgas, benzine en hout. Onvolledige verbranding treedt op bij slecht onderhoud van installaties en/of te weinig toevoer van verse lucht, waardoor er te weinig zuurstof beschikbaar is voor een volledige verbranding. In Den Haag zijn nog ongeveer 50.000 tot 60.000 afvoerloze geisers, waaronder enkele duizenden bij particulieren. De geisers zijn eigendom van de energieleverancier, de woningbouwvereniging of de eigenaar/bewoner van de woning. De gehuurde geisertoestellen worden periodiek gecontroleerd en wanneer dit nodig is, vervangen. De geisers die in particulier bezit zijn, worden echter niet altijd voldoende gecontroleerd. Particulieren kunnen wel een onderhoudscontract afsluiten voor hun geisers, maar zijn hier niet toe nog verplicht. Er is ook geen controle of deze onderhoudsbeurten wel worden gehouden. Dit geldt overigens ook voor andere open verbrandingssystemen. Vanaf 2007 komt er een verplichte keuring voor gas- en electraïnstallaties, in eerste instantie alleen voor risicowoningen.28 Geisers mét afvoer en koolmonoxide Geisers mét afvoer mogen alleen geplaatst worden in woningen waar de ventilatielucht via natuurlijk trek wordt afgevoerd. Anders kan er onderdruk optreden waarbij de rookgassen de woning in worden gezogen. Wanneer de ventilatieafvoer niet goed functioneert, kan ook bij deze soort geisers een probleem met onvolledige verbranding ontstaan. Het onderhoud van de ventilatie(kanalen) krijgt nog onvoldoende aandacht. Beleid en acties
15
Voor het plan van aanpak kan verwezen worden naar het ‘Draaiboek Geisersanering’l 29 en het plan van aanpak Koolmonoxide-intoxicatiem. Zoals hierboven reeds is gemeld, zijn er onvoldoende middelen beschikbaar voor een versnelde aanpak. Naast brongerichte oplossingen, spelen communicatie naar en motivatie van de burger een belangrijke rol bij het voorkomen van koolmonoxideproblematiek. De ministeries van VROM en Economische Zaken en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) hebben de volgende afspraken gemaakt30: • de eigenaar van een pand is zelf verantwoordelijk voor de veiligheid van zijn gasen elektraïnstallatie • er komt rond 2007 een verplichte keuring voor gas- en elektraïnstallaties, in eerste instantie voor risicowoningen • de gemeente houdt eerstelijnstoezicht op de veiligheid • de VROM-Inspectie houdt tweedelijnstoezicht op de veiligheid; dit houdt in dat zij het eerstelijnstoezicht van de gemeente controleert. Ook zijn zes vervolgacties aangekondigd, waaronder het opzetten van een monitor, de wettelijke verankering van de verplichte keuring, het opzetten van een certificeringsysteem voor installateurs en het in beeld brengen van de financiële consequenties voor burgers en lokale overheden. De Tweede Kamer heeft aangegeven, dat het toezicht op de veiligheid niet mag ontaarden in een bureaucratisch geheel. De minister heeft toegezegd aan de Kamer te rapporteren over de resultaten van de vervolgacties. Intussen staat ook het bedrijfsleven niet stil. Vanuit de installatiebranche ontstaan diverse initiatieven voor periodieke keuringen van gas- en elektra-installaties. Ook biedt een enkel energiebedrijf al een keuringsmogelijkheid aan. Bij de uitwerking van de vervolgacties zal ook worden overlegd met vertegenwoordigers van de installatiebranche. Actiepunt 6 - Preventie van koolmonoxidevergiftiging (acute / chronische) Dit actiepunt is aanvullend op het Project 7a “koolmonoxidemelders bij afvoerloze geisers” (Milieu ProjectenPlan 2006-2010). De GGD zorgt voor een plan van aanpak waarin onder andere publieks- en doelgroepgerichte informatie komt. Vanuit het oogpunt van efficiëntie en effectiviteit wordt bekeken of de preventie van chronische koolmonoxidevergiftiging in de pilot van actiepunt 1 kan worden meegenomen.
l
Het draaiboek geisersanering geeft aan welke inspanningen verricht moeten worden op het gebied van de geisersanering, om de grote problemen van de afvoerloze geisers op te lossen. Dit loopt van sanering tot voorlichting. De kosten van sanering bedragen ongeacht de oplossing gemiddeld € 2.000 per woning. m Met DSO, DSB, Brandweer en OCW te ontwikkelen. De voorbereidingen worden getroffen.
16
3.01.03 Asbest Algemeen31 Asbest komt in verschillende vormen en materialen voor in woningen.n Tot in de jaren tachtig is asbest regelmatig toegepast bij de bouw van woningen. Het was populair omdat het sterk is, slijtvast, bestand tegen logen, zuren en hoge temperaturen, isolerend en goedkoop. Wegens de grote risico’s voor de gezondheid is de toepassing van asbest momenteel verboden.o In Nederland sterven naar schatting jaarlijks ongeveer 700 mensen aan kanker (longkanker, mesothelioom) als gevolg van (voornamelijk beroepsmatige) blootstelling aan asbest in het verleden. De meest toegepaste soorten zijn wit asbest (chrysotiel), blauw asbest (crocidoliet) en bruin asbest (amosiet). Alle soorten asbestvezels kunnen bij de mens na inademen kanker veroorzaken. Bruin en blauw asbest geven een grotere kans op het krijgen van kanker dan wit asbest. Bij asbest wordt een onderscheid gemaakt tussen hechtgebonden asbest en niethechtgebonden asbest. Bij hechtgebonden asbest zitten de vezels vast in het materiaal en kunnen vezels alleen vrijkomen op het moment dat het materiaal wordt beschadigd (door bijvoorbeeld boren, breken, etc.). Onbeschadigd materiaal met hechtgebonden asbest hoeft niet meteen verwijderd te worden. Bij niet-hechtgebonden asbest zitten de vezels niet goed vast in het materiaal en is er een grote kans dat de vezels in de lucht komen. Incidenteel kan bij een calamiteit zoals een brand asbest vrijkomen in de openbare ruimte. Voor de complexe problematiek rond asbestbranden is een publicatie van de ministeries VROM en Binnenlandse Zaken “Plan van aanpak asbestbrand”32 verschenen. Beleid Het asbest-verwijderingsbesluit bevat voorschriften voor het verwijderen van asbest uit bouwwerken en objecten. Deze voorschriften zijn overgenomen in de gemeentelijke bouwverordening. In deze bouwverordening staat wanneer er voor het verwijderen van asbest een sloopvergunning nodig isp, wanneer een zogeheten mededeling onder voorschriftenq en wanneer géén van beide nodig isr. Een aanvraag voor een sloopvergunning dient door de betrokkene ingediend te worden bij de gemeente.33 In het algemeen geldt dat zowel bij de sloop van een bouwwerk en objecten als bij calamiteiten erop wordt toegezien dat indien nodig (tijdelijke) maatregelen getroffen worden ter bescherming van omwonenden en andere betrokkenen. n
Gedacht kan worden aan platen van asbesthoudend cement in gevels en dakbeschot, in en rondom schoorstenen, in of bij de cv-installatie, in sommige oude soorten vinylzeil en harde vinyltegels en soms in oude huishoudelijke apparaten die warmte uitstralen of aan warmte worden blootgesteld zoals gaskachels, CV-ketels, oude haardrogers, strijkijzers en warmhoudplaatjes o Productie, toepassing en hergebruik van asbestbevattende producten en materialen is sinds 1993 in Nederland, op enkele uitzonderingen na, verboden (opgenomen in Arbeidsomstandighedenbesluit) en sinds de invoering van het Productenbesluit asbest in 2005 zijn ook de uitzonderingen op dit verbod komen te vervallen p Bij een sloopvergunning dient het asbest verwijderd te worden door een gecertificeerd verwijderingsbedrijf q Iemand mag (mits hij door de gemeente verstrekte voorschriften naleeft) zelf de sloop uitvoeren r Dit wil niet zeggen dat iedereen de verwijdering zomaar mag doen, het moet uitbesteed worden aan een bedrijf welke niet gecertificeerd hoeft te zijn, maar wel de voorschriften moet naleven
17
3.01.04 Radon Algemeen Radon is een niet zichtbaar, reukloos radioactief edelgas dat vrijkomt uit bouwmaterialen en uit de bodem onder de woning. Het gas is van nature ook aanwezig in de buitenlucht. In woningen kan radon zich in de lucht ophopen, via bouwmaterialen en/of infiltratie van kruipruimtes vanuit de bodem. Hierdoor wordt de concentratie binnen hoger dan buiten. Er wordt geschat dat jaarlijks tussen de 100 en 1000 personen, met een beste schatting van 800, longkanker krijgen als gevolg van blootstelling aan radon.34 In Den Haag is de achtergrondconcentratie van radon afkomstig uit de bodem laag. Ca. 70 % van het radon blijkt in nieuwbouwwoningen in Nederland afkomstig uit bouwmateriaal terwijl de bodem en de buitenlucht elk voor ca. 15 % bijdragen.35 Samenhang Een goede ventilatie kan zorgen dat de radonconcentratie in een woning laag blijft. Voorlichting over ventilatie kan de gemeente burgers hierop wijzen. Dit kan samen met de voorlichting over het binnenmilieu. In de voorlichting dient ook aandacht besteed te worden aan de combinatie met roken, omdat uit onderzoek is gebleken dat radon met name extra risico's oplevert in combinatie met roken. Voor de uitvoering van technische maatregelen ten behoeve van ventilatie zijn de leverancier, bouwer en/of eigenaar verantwoordelijk, voor het gebruik van de ventilatievoorzieningen de bewoners. Verder is aandacht voor stralingsemissie uit bouwmaterialen, noodzakelijk. Hiervoor is landelijk al het één en ander in gang gezet waaronder een afspraak tussen VROM en de bouwwereld om de uitstoot van radongas uit bouwmaterialen in de toekomst niet (meer) te laten stijgen. Ook houdt VROM zich bezig met het monitoren van radonconcentraties in nieuwbouwwoningen. Beleid en Acties Voor radon (zeker wanneer er in het huis ook gerookt wordt) is ventileren en luchten, net als bij het binnenmilieu, van groot belang. De inwoners van Den Haag zullen hier middels voorlichting op gewezen te worden. De informatie over radon kan een extra motivatie voor bewoners zijn om te ventileren en luchten.
18
3.02.01 Leefomgeving Leeswijzer leefomgeving: In de leeswijzer/aan het begin van dit hoofdstuk is al gemeld, dat luchtkwaliteit, geluid, bodem en water in dit hoofdstuk slechts kort staan beschreven en dat de projecten zijn uitgewerkt in het Milieu ProjectenPlan 2006-2010. De gezondheidskundig / medisch milieukundig benodigde informatie over deze thema’s is naar aanleiding van de wettelijk verplichte actieve informatievoorziening in het kader van het verdrag van Aarhus opgenomen in de bijlagen 4, 7, 8 en 10 van deze nota. Het thema lichtvervuiling is hieronder wel verder uitgewerkt. De gezondheidsaspecten bij dit thema kwamen tot voor kort weinig in beeld. Algemeen Leefomgeving en milieu hebben veel raakvlakken. Luchtkwaliteit, geluid, licht, bodem, water en groenvoorzieningen of speellocaties maken deel uit van de leefomgeving. Daarom heeft de leefomgeving integraal beleid nodig. Bij de leefomgeving is de functie van die omgeving van belang. In de nota Gebiedsgericht Milieubeleid36 zijn de milieudoelen per gebiedstype benoemd. Deze worden vervolgens meegenomen in de plannen van de gemeente Den Haag voor de verdere ontwikkeling. De keuzes moeten vervolgens worden verantwoord in de duurzaamheidsparagraaf die de raad bij alle gemeentelijke plannen verplicht heeft gesteld. Omdat de gezondheidsaspecten alleen impliciet in de nota gebiedsgericht milieubeleid zijn meegenomen, wordt hier kort de relatie tussen de gezondheid en leefomgeving benoemd. Via wijkgericht werken wordt extra aandacht geschonken aan wijken met een gezondheidsachterstands. In het project ‘Gezondheidsachterstand moet Wijken’t37 wordt aandacht besteed aan de onderwerpen die gezondheid in deze wijken beïnvloeden (de behuizing, het binnenmilieu, minder openbare groene ruimte, plaatsing langs drukke verkeersaders, onveiligheid). Samenwerking en afstemming tussen de betrokken diensten is een belangrijk instrument voor effectief gebiedsgericht milieubeleid. De vroegtijdige advisering van medische milieukundige gezondheidsaspecten ondersteunt een evenwichtige plan- en besluitvorming. Voor de ontwikkeling van kinderen is de mogelijkheid om te spelen en te bewegen in de directe omgeving belangrijk. Het is tevens een instrument in de strijd tegen overgewicht. Het aantal kinderen met overgewicht groeit snel. Het gemeentelijk actieprogramma “Gezond Gewicht”u toont de noodzaak aan van speelruimte in de openbare ruimte. Het
s
Kansen op een lang en gezond leven zijn niet voor iedereen gelijk. In Nederland leven mensen met een hoge opleiding en een hoog inkomen gemiddeld twaalf jaar langer in goede gezondheid dan mensen met een minimuminkomen. Het verschil in levensverwachting bedraagt zelfs vier jaar t Met het actieprogramma 'Gezondheidsachterstand moet wijken 2003-2006' werkt de gemeente Den Haag aan het verminderen van gezondheidsachterstanden in zes Haagse wijken (Laak-Noord, Schilderswijk, Transvaal, Vrederust/Bouwlust en Regentesse-/Valkenboskwartier) u Voor meer informatie over het gemeentelijk actieprogramma Gezond Gewicht, zie www.denhaag.nl/gezondgewicht
19
aantal openbare speelgelegenheden in Den Haag is ondanks veel gemeentelijke inspanningen nog niet optimaal.v38 Het RIVM geeft aan dat er momenteel nog vijf aspecten zijn waaraan gewerkt moet worden voor de verbetering van de leefomgeving van kinderen.39 Het gaat hierbij om kindvriendelijke stadsontwikkeling; (groen)voorzieningen voor sport en spel; richtlijnen voor bouwmaterialen en meubels (speciaal in scholen en kinderdagverblijven); beperking van de uitstoot van verkeer en industrie in de omgeving van scholen, kinderplaatsen, en de directe (speel)leefomgeving; en monitoring van de blootstelling van kinderen aan biologisch, fysische en chemische stoffen. Kinderen uit grote steden spelen veelal minder vaak buiten dan andere kinderen. Dit kan komen door een combinatie van factoren, zoals minder goede arbeids- en woonomstandigheden, een minder gezonde leefstijl of puur wijkgerichte (gezondheids)achterstanden.40
v
Onderzoek Verwey-Jonkerinstituut (onafhankelijk, landelijk bureau voor sociaal-wetenschappelijk onderzoek) in opdracht van Unicef Nederland, Defence for Children International Nederland, Jantje Beton en Stichting Kinderpostzegels moeten 110 kinderen een hectare speelruimte delen in Den Haag
20
3.02.02 Lichtvervuiling Algemeen In de discussie over lichtvervuiling staan ecologische, esthetische en energie aspecten op de voorgrond. Bij licht gaat het ook om beleving. Het spanningsveld tussen licht en donker heeft op het platteland een andere balans dan in de stad, waar de burgers minder hinder ervaren van verlichting wanneer deze de sociale veiligheid vergroot.41 Bij de discussie over lichtvervuiling speelt tot op heden het gezondheidsaspect zelden een rol. Echter, wanneer door verstoring van de leefomgeving lichtvervuiling leidt tot ernstige en of langdurige hinder kan de gezondheid van mensen in het geding zijn.42 Specifiek onderzoek naar gezondheidseffecten van lichthinder is echter in de wetenschappelijke literatuur nog weinig te vinden. Dat ook bij lichthinder een negatieve relatie bestaat tussen hinder / stress en gezondheid is wel aannemelijk, maar is nog niet specifiek wetenschappelijk onderbouwd. Lichthinder kan ook zorgen voor verergering van al (door bijvoorbeeld geluidshinder veroorzaakte) aanwezige stress.43 Er is onderzoek gedaan naar de voornaamste bronnen van lichthinder. Deze uitkomsten geven een indruk maar gelden niet alleen voor de grote stad. Het blijkt uit een onderzoek dat de grootste lichthinder afkomstig is van het verkeer (verkeerd afgestelde koplampen), op afstand gevolgd door reclameverlichting, laserlicht van discotheken en verlichting van kassen.44 De bronnen van lichthinder waren in een RNMO-onderzoek met name kassen (89%), reclame (47%) en sportveldverlichting (44%).45 In het totaal van lichtproductie hebben openbare verlichting (13%) en reclame (2%) maar een klein aandeel, maar wanneer gekeken wordt naar het percentage omhooggestraald licht, hebben beide soorten verlichting een aandeel van respectievelijk 31% en 19%.46 In de stadsenquêtes (oktober 2004, maart/april en september/oktober 2005) of de gezondheidsmonitoren (2002 en 2006) van de gemeente Den Haag is lichthinder niet aan de orde geweest. Wel werd in maart 2005 een schriftelijke vraag gesteld over eventuele lichthinder in Den Haag.47 Het gemeentelijk beleid in Den Haag staat hieronder beschreven. Samenhang Verlichting hoort bij een grote stad als Den Haag, denk aan sociale- en verkeersveiligheid, inbraakpreventie en het uitlichten van monumenten. Esthetische waarden spelen een rol bij de aard en omvang van reclameneonverlichtingen die om de aandacht concurreren. In veel steden zijn dan ook regels en / of verordeningen opgesteld om de toegestane locatie, de omvang, de intensiteit en de aard van lichtreclame (soms zelfs de toegestane kleuren) te regelen. Naast de effecten van lichtvervuiling op de gezondheid van de mens, kan lichtvervuiling effecten hebben op de flora en fauna. Ook de effecten van energiebesparing spelen een rol bij de discussie over lichtvervuiling. Beleid en Acties Lokale overheden bepalen via het al dan niet verlenen van (milieu)vergunningen, algemene maatregelen van bestuur (via de Wet milieubeheer) en bestemmingsplannen, hoe licht of hoe donker het in een gebied is. Deze maatregelen geven de gemeente de
21
mogelijkheid om eventuele problemen bij de bron aan te pakken, of om lichthinder te voorkómen. Omdat er nog veel onbekend is over de gezondheidseffecten van lichthinder, zijn deze niet meegewogen bij concrete maatregelen tegen lichtverontreiniging. Momenteel is het beleid van de gemeente Den Haag vooral gericht op de openbare verlichting.w De gemeente heeft de verlichting conform de Nederlandse Praktijkrichtlijn 13201-1 Kwaliteitscriteria. Hiermee wordt aan de criteria voor verkeersveiligheid en sociale veiligheid voldaan. Masten met verlichtingsarmaturen worden zo geplaatst dat er zo min mogelijk lichthinder optreedt. Wanneer burgers toch klachten hebben over de plaats of de felheid van de verlichting, kunnen ze een verzoek bij de gemeente indienen om de verlichting aan te passen of te verplaatsen. Om te zorgen dat er een zo laag mogelijk energieverbruik is, wordt gebruik gemaakt van energiezuinige lampen. In Den Haag wordt geen gebruik gemaakt van dimmers, omdat verlichting moet voldoen aan genoemde normen en/of om sociaal onveilige situaties te voorkómen.48 Actiepunt 7 - Lichtvervuiling Lichtvervuiling is vooral een thema buiten de stad als verstorend element van de natuurlijke leefomgeving, terwijl in de stad de esthetische elementen in de discussie op de voorgrond staan. Toch kan lichthinder (een aspect van lichtvervuiling), via stress, leiden tot gezondheidsschade. Op landelijk niveau moet onderzoek worden bevorderd over de relatie tussen lichthinder en stress. Lichthinder wordt ook landelijk in de planvorming en het beleid betrokken. Actiepunt 8 – Monitoring lichtvervuiling Monitoring van lichtvervuiling / lichthinder zal zich in een stad waarschijnlijk toespitsen op enkele specifieke locaties. Onderzocht wordt of deze locaties onder andere via de G4Stadsenquête die wordt ontwikkeld en/of de gezondheidsmonitor kunnen worden geïdentificeerd.
w
Op de site www.denhaag.nl/openbareverlichting is meer te vinden over hoe de gemeente omgaat met overlast door verlichting
22
3.02.03 Luchtkwaliteitx De directe aanleiding voor de motie49 waar deze nota uit voortkomt, vormden publicaties op basis van berekeningen en metingen van de luchtkwaliteit in de gemeente Den Haag. Vanuit deze optiek werd het Plan van Aanpak luchtkwaliteit 200450 geschreven, na zes maanden gevolgd door een update51. Dit gemeentelijk beleid heeft mede bijgedragen aan de gestage verbetering van de luchtkwaliteit; de lucht is relatief duidelijk schoner dan voorheen. Vooral op het gebied van lood, benzeen, koolmonoxide en zwaveldioxide zijn vorderingen gemaakt. Toch zijn er nog altijd problemen met de luchtkwaliteit in de gemeente Den Haag. Deze problemen bevinden zich met name op het gebied van fijn stof (PM10y en kleiner) en NO2. Voor de medisch milieukundige achtergrondinformatie over luchtkwaliteit voor beleid en planvorming zie bijlage 4. De projecten (mede) gerelateerd aan de luchtkwaliteit staan vermeld in het Milieu ProjectenPlan 2006-2010 . 3.02.04 Geluid Vaak lopen mensen gezondheidsschade op door geluid, zonder dat men zich hiervan bewust is. De geluiden worden dan niet meer opgemerkt, maar als gewoon ervaren. Dit terwijl het geluid wel degelijk overlast veroorzaakt. Blootsteling aan teveel geluid kan zich manifesteren in gezondheidseffecten en zowel lichamelijke als geestelijke klachten.52 Hierbij moet worden gedacht aan ernstige slaapverstoring, hinder, hoge bloeddruk en hartziekten. Daarnaast heeft de blootstelling aan geluid een negatieve invloed op de leerprestaties van kinderen.53 In een bruisende stad als Den Haag ervaren burgers continue en incidentele geluidsoverlast.z Oorzaken van incidentele geluidsoverlast zijn vooral te vinden in vliegtuiglawaai, burengerucht, evenementen en nabij horecagelegenheden. Continue geluidsoverlast komt in Den Haag vrijwel uitsluitend voor in de Scheveningse havenaa en in de buurt van het tram-, spoor- en wegverkeer. Jaar in jaar uit melden velen (ruim 20% van de Haagse bevolking) overlast door wegverkeerslawaai te ondervinden.54 Voor verdere medisch milieukundige achtergrondinformatie over geluid voor beleid en planvorming zie bijlage 7. De projecten (mede) gerelateerd aan geluid staan vermeld in het Milieu ProjectenPlan 2006-2010 . 3.02.05 Water De kwaliteit van het drink- en recreatiewater is in het kader van de volksgezondheid van groot belang. De huidige kwaliteit van het water is te danken aan het goede en doortastende beleid van zowel gemeenten als nationale overheid van de afgelopen jaren. Vooral Europese regels tegen industrie-lozingen en verbeterde technieken voor
x
Zie ook www.denhaag.nl/lucht deeltjes met een diameter kleiner dan 10 micrometer. PM staat voor ‘Particulate Matter’ (fijn stof) z Niet alleen verkeer, maar ook het eigen gedrag kan leiden tot gehoorschade. Bekende voorbeelden zijn de disco en de geluidsinstallatie. Ook op het werk is het van belang te letten op de gehoorschade die kan ontstaan door werkzaamheden. aa Dit is meegenomen in het ‘Stad en Milieu’-project Scheveningen. Stad & Milieu staat voor een integrale benadering van milieu en ruimtelijke ordening in de ruimtelijke planvorming. y
23
waterzuivering hebben hier aan bijgedragen. Daarnaast is de burger zich meer bewust van de eigen rol door de informatie over watergebruik en -verontreiniging. Grondwater kan verontreinigd zijn/worden wanneer de grond verontreinigd is. De toename van het verhard oppervlak (daken, bestrating) in Den Haag kan in combinatie met de voorspelde toename van het aantal hevige buien de kans op overstortbb toenemen. Dat kan leiden tot vervuild kustwater en oppervlaktewater in de gemeentecc met een risico voor de volksgezondheid (vervuild zwemwater). In dat kader kunnen ‘groene daken’dd55 een positieve rol spelen, waarbij deze daken als extra voordeel hebben dat ze ook fijn stof uit de lucht filteren. Voor verdere medisch milieukundige achtergrondinformatie over water voor beleid en planvorming zie bijlage 8. De projecten (mede) gerelateerd aan water staan vermeld in het Milieu ProjectenPlan 2006-2010 . 3.02.06 Bodem Binnen de gemeente Den Haag vormt bodemverontreiniging tot nu toe geen aantoonbaar gevaar voor de volksgezondheidee. Bodemverontreiniging vormt alleen een gevaar voor de volksgezondheid bij direct contact met de verontreinigde grond, bij het eten van verontreinigde gewassen, door de verontreiniging van grondwater of door de uitdamping van sommige verontreinigingen in de omgevingslucht. De gemeente heeft een structurele aanpak voor onderzoek en sanering. Voor verdere medisch milieukundige achtergrondinformatie over bodem voor beleid en planvorming zie bijlage 10. De projecten (mede) gerelateerd aan de bodem staan vermeld in het Milieu ProjectenPlan 2006-2010.
bb
Bij overvloedige neerslag kan het riool de waterverwerking niet aan en wordt (verdund) vervuild rioolwater in oppervlaktewater geloosd om overstroming van het riool tegen te gaan cc Dit leidde in de zomer van 2004 tot een zwemverbod aan de Scheveningse kust dd De groene daken bufferen regenwater (naar schatting 30%) en vangen afvoerpieken op van hevige buien, zodat het riool niet overbelast raakt. Daarnaast vergroten ze de belevingswaarde van de directe woonomgeving. ee Mensen kunnen op verschillende manieren blootgesteld worden aan een bodemverontreiniging, waarvan de meest relevante zijn ingestie van grond (‘hand-mond gedrag’ van kleine kinderen), inhalatie van stoffen (als gevolg van uitdampen van vluchtige stoffen in binnen en buitenmilieu, opwaaiend bodemstof), en consumptie van gewassen. Afhankelijk van de verontreinigende stof waaraan men wordt blootgesteld en de mate van blootstelling (dosis en tijdsduur), kunnen diverse gezondheidsklachten optreden.
24
Hoofdstuk 4 – Capita Selecta 4.01 Elektromagnetische velden Algemeen Elektromagnetische velden komen overal in het binnen- en buitenmilieu voor. De aard van deze magnetische velden verschilt onderling sterk, wat het onderwerp verwarrend maakt voor het publiek. Vormen van elektromagnetische velden zijn UV-straling (zon), infrarode straling (warme voorwerpen) en zichtbaar licht. Ook in huis worden elektromagnetische velden opgewekt als gevolg van toepassing van radio, televisie, telefonie, zonnebank, elektrische deken etc. Elektromagnetische velden ontstaan ook bij de opwekking, distributie en het gebruik van elektriciteit. De publieke bezorgdheid over mogelijk schadelijke gezondheidseffecten door blootstelling aan elektromagnetische velden is de afgelopen jaren sterk toegenomen wat blijkt uit de media-aandacht. In het kader van gezondheid wordt ingegaan op hoogspanningslijnen en UMTS. Hoogspanningslijnen voor transport van elektriciteit zijn een bron van extreem laag frequente elektromagnetische velden (ELF- EM velden). Deze velden kunnen met name korte termijneffecten hebben op de gezondheidff, De Gezondheidsraad heeft blootstellinglimieten voor veldsterkten vastgesteld. Daaronder worden geen korte termijn gezondheidseffecten waargenomen.gg56 In Nederland worden deze normen op leefniveau niet overschreden, bij uitzondering recht onder een hoogspanninglijn. Over het ontstaan van gezondheidseffecten op lange termijn bestaat nog géén zekerheid. Een aantal onderzoeken geven een zwakke associatie aan tussen het wonen in de nabijheid van bovengrondse hoogspanninglijnen en het vóórkomen van leukemie bij kinderen. Er zijn echter géén aanwijzingen voor een oorzakelijk verband. Mogelijk is er sprake van andere oorzaken voor het vaker optreden van leukemie bij kinderen. De gezondheidsraad heeft als standpunt dat het niet waarschijnlijk is dat kinderen en volwassen in de nabijheid van hoogspanningslijnen risico lopen door blootstelling aan EM velden van deze hoogspanningslijnen. Nader onderzoek is nodig en wetenschappelijke ontwikkelingen worden gevolgd.57 Vanwege de geconstateerde associatie heeft de Nederlandse overheid, op grond van het voorzorgprincipe, wel beleid ten aanzien van blootstelling aan magneetvelden van hoogspanningslijnen ontwikkeld, vooralsnog gericht op het vermijden van nieuwe situaties waarbij kinderen langdurig blootgesteld worden aan magneetvelden van hoogspanningslijnen.
ff
Deze effecten bestaan uit het opwekken van elektrische stromen welke leiden tot stimulatie van zenuwen en spieren. De eerste effecten die kunnen ontstaan zijn het waarnemen van lichtflitsen, welke hinderlijk zijn maar ook bij langdurige blootstelling niet schadelijk. Bij hoge blootstelling (100 keer zo hoog als de blootstelling waarbij lichtflitsen ontstaan) kunnen hartritmestoornissen ontstaan. gg Door de Gezondheidsraad zijn referentieniveaus voor veldsterkten opgesteld. Voor de elektrische veldsterkte is dit referentieniveau bij 50 Hz (de frequentie van de wisselstroom op het elektriciteitsnet in Nederland) voor de algemene bevolking 8 kV/m (eenheid Volt per meter) en voor de magnetische veldsterkte (eigenlijk de magnetische fluxdichtheid uitgedrukt in tesla) 120 µT.
25
Beleid en acties Staatssecretaris Van Geel van VROM adviseert in zijn brief van 3 oktober 2005 gemeenten, provincies en de beheerders van bovengrondse hoogspanningslijnen om zoveel als mogelijk te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond hoogspanningslijnen met een jaargemiddelde magneetveld hoger dan 0,4 µT.hh In de brief is de achtergrond van het beleid geschetst en wordt aangegeven op welke wijze dit uitgevoerd kan worden.58 Dit advies is meegenomen in de GGD richtlijn gezondheidsrisico’s van bovengrondse hoogspanningslijnen.59 De gemeente Den Haag toetst nieuwe situaties aan dit advies. Bij bestaande situaties wordt op dit moment, vanwege de hoge kosten van maatregelen en de onzekerheden over het mogelijke gezondheidsrisico, geen maatregelen geadviseerd. De beheerder van een betreffende hoogspanningslijn ziet toe dat de elektrische veldsterkte op leefniveau niet boven de gestelde normen uitkomt. In zowel bestaande als in nieuwe situaties is een goede informatievoorziening en risicocommunicatie naar de burger van belang. UMTS Het Landelijk Centrum Medische Milieukunde60 ziet op basis van onderzoek van TNO en het oordeel van de Gezondheidsraad61 te weinig concrete aanwijzingen om de vergunningverlening en de eisen aan plaatsing van UMTS-zendmasten te wijzigen. Uit de literatuur, inclusief de Gezondheidsraad, kan worden geconcludeerd dat er weliswaar geen aanwijzingen zijn voor eventuele schadelijke bijwerkingen, maar dat nadere onderzoeken zinvol blijven en dat de literatuur bij wordt gehouden. Het beleid van de gemeente Den Haag betreffende UMTS hoeft nu dan niet aangepast te worden. In het beantwoorden van vragen en het volgen van de ontwikkelingen in de literatuur heeft de MMK in Den Haag een belangrijke adviserende rol. Toch roept de plaatsing van UMTS-masten bij burgers nog vragen op. Aan de informatiebehoefte kan worden tegemoetgekomen door actieve informatieverstrekking door de MMK. Actiepunt 9 - Elektromagnetische Velden In de media is frequent en vaak indringend aandacht voor de zorg over de mogelijke gezondheidseffecten, gerelateerd aan elektromagnetische velden (bijvoorbeeld UMTSmasten en hoogspanningslijnen). Dit thema wordt, waar relevant, ingebracht in de gemeentelijke planvorming. Voor de (risico)communicatie wordt deels gebruik gemaakt van actiepunt 6.
hh
de magnetische veldsterkte (eigenlijk de magnetische fluxdichtheid) wordt uitgedrukt in tesla (T)
26
4.02 Legionella in de openbare ruimte Algemeen Legionella is een bacterie die overal in waterige milieus kan voorkomen, in meren, sloten en leidingwater, maar ook in tentoongestelde whirlpools, proceswater, luchtbehandelinginstallaties en koeltorensii.62 Besmetting van de mens vindt plaats via de longen door het inademen van zeer fijne waterdruppeltjes (waternevel) met legionellabacteriën. De ziekteverschijnselen door legionella variëren van een verkoudheid tot een longontsteking, ook wel ‘de veteranenziekte’ genoemd, met soms de dood tot gevolg (zie de epidemieën in Bovenkarspel63 en Amsterdam64 (verwijzing)). Samenhang Op een aantal terreinen is legionellapreventie opgenomen in specifieke wetgeving zoals in het Waterleidingbesluit, de Arbeidsomstandighedenwetgeving en de Wet Hygiëne en Veiligheid Badinrichtingen en Zwemgelegenheden. Legionellapreventie ten behoeve van de openbare ruimte is echter niet in deze regelgeving opgenomen. Op basis van de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv)65 is de gemeente vanuit de infectieziektepreventie verantwoordelijk voor legionellapreventie in de openbare ruimte, waaronder verneveling afkomstig van koeltorens, tentoongestelde whirlpools, speel- en sierwater (fonteinen) en verneveling bij evenementen. Beleid en Acties In het buitenland zijn diverse incidenten gerapporteerd van uitbraken van veteranenziekte onder de bevolking met een koeltoren als bron van de infectie.jj Zeer recent is de epidemie via een koeltoren in Amsterdam66. Legionella kan groeien in open recirculerende ofwel “natte” koeltorens met water als koelmiddel. Tijdens het koelproces kunnen fijne waterdruppeltjes in de buitenlucht terechtkomen die de legionellabacteriën gejaagd door de wind over grotere gebieden verspreiden. Door de toenemende hoogbouw en de daarmee gepaard gaande toename van koeltorens in Den Haag, is beleid en controle voor deze koeltorens noodzakelijk. Dit jaar is de GGD Den Haag gestart met een inventarisatie van de koeltorens (+ type koeling). Naast een nulmeting op de eventuele aanwezigheid van legionella bij de “natte” koeltorens wordt gekeken naar de uitvoering van de verplichte beheersplannen en naar de beheersmaatregelen door de beheerder van deze voorzieningen. Zo worden eventueel aanwezige risico’s vastgesteld en worden de eigenaren van de installaties geïnformeerd en voorgelicht. Aan de hand van de inventarisatie en de nulmeting wordt een plan van aanpak voor toekomstig beleid en controle opgesteld. Actiepunt 10 - Legionella en collectieve preventie in de openbare ruimte (koeltorens) Dit jaar is de GGD Den Haag gestart met een inventarisatie van het aantal en de aard van de koeltorens in de Den Haag. Naast een nulmeting op de eventuele aanwezigheid van legionella bij natte koeltorens wordt ook gekeken naar uitvoering van de verplichte beheersplannen en naar de beheersmaatregelen door de beheerder van deze ii
Een koeltoren is een installatie waarin warmte wordt onttrokken aan water. Dat water wordt in de industrie, waaronder de chemie, gebruikt als koelmiddel voor allerlei processen. jj Enkele recente voorbeelden zijn Murcia (Spanje, 2001), Pas-de-Calais (Frankrijk, 2003-2004), Lyon (Frankrijk, 2005)
27
voorzieningen. Dit heeft als doel om aanwezige risico’s vast te stellen en de eigenaren van de installaties te informeren en voor te lichten. De bevindingen van de inventarisatie en de nulmeting vinden hun weerslag in een plan van aanpak voor toekomstig beleid en controle.
28
Hoofdstuk 5 – Voorlichting en communicatiekk over gezondheidsrisico’s & milieu Algemeen Wanneer burgers in de buurt wonen van industrie of bodemsaneringwerkzaamheden plaatshebben in de buurt van hun woning of bij de school van het kind, wil men op de hoogte gesteld worden van de mogelijke gevaren. De burgers moeten een goed toegankelijk aanspreekpunt hebben voor hun vragen over het milieu en over het gemeentelijke milieubeleid. Milieu-risicocommunicatie, ingepast in de gemeentelijke click-call-face werkwijzell, is hierbij van belang. Milieu-risicocommunicatie is communicatie over de kans op een risico-incident of ramp én over de mogelijke gevolgen.67 Het takenpakket is omschreven in het Europees Verdrag van Aarhus68 en is vastgelegd in Nederlandse wetgeving (februari 2005). De gemeente moet burgers actief bijstaan wanneer deze vragen hebben over specifieke (gezondheids)situaties in de stad en dient alle informatie te verstrekken die burgers kan helpen bij het maken van een evenwichtige oordeelsvorming over de risico’s voor de gezondheid en het milieu. Gezondheid is echter niet alleen afhankelijk van de leefomgeving, maar wordt ook beïnvloed door leefgedrag. Communicatie met en naar de burger kan bijdragen aan inzicht en gedragsverandering. Het is bekend dat (mee)roken, niet goed ventileren en niet genoeg bewegen de gezondheid schaadt. Goede communicatie naar en met de burger is dus nodig om mensen bewuster te maken van hun eigen invloed op de gezondheid. Samenhang Voorlichting en communicatie over gezondheidsrisico’s zijn voor elk onderdeel in deze nota van belang. Goede voorlichting kan gezondheidsrisico’s doen helpen verminderen doordat de burger beter bekend is met (potentiële) gevaren. De risicocommunicatie wordt voortdurend beïnvloed door discussies in de media over deze onderwerpen. Beleid en acties Acties in het kader van de wetgeving voortvloeiend uit het Verdrag van Aarhus zijn ook in de hiervoor genoemde onderdelen aan bod gekomen, alsmede in de gezondheidsinformatie in de bijlagen. Voorbeelden van voorlichting in Den Haag zijn “Gezond in huis” en “Gezond op school”. Om het totaal aan risicocommunicatie, inclusief onderdelen van de risicocommunicatie van de GHORmm, te structureren, wordt een werkgroep risicocommunicatie opgestart die door onderlinge samenwerking en afstemming, de uniformiteit en samenhang in de communicatie waarborgt en leemten in de risicocommunicatie voorkomt.
kk
De term risicocommunicatie wordt in toenemende mate specifiek gebruikt bij rampencommunicatie en bleek daardoor tot verwarring te leiden ll Het aanbieden van informatie op digitale (click), telefonische (call), en persoonlijke (face) wijze mm De Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR). Het takenpakket is uitgewerkt in hoofdstuk 2
29
Hierbij wordt gebruik gemaakt van de gemeentelijke werkwijze (click-call-face). De medische milieukunde zal als een van de back-offices een belangrijke bijdrage leveren aan dit (gedeconcentreerde) informatiepunt. Op dit moment werkt de gemeente aan het digitaliseren van alle beschikbare informatie.nn Actiepunt 11: Werkgroep milieu(risico)communicatie De werkgroep doet voorstellen over de communicatie over (milieu)gezondheidsrisico’s naar aanleiding van de Nederlandse wetgeving in het kader van het verdrag van Aarhusoo. De voorstellen zullen worden gebaseerd op de click-call-face werkwijze met backoffices bij de verschillende diensten, en op andere voorlichtingstechnieken (folders, media). Doel is een laagdrempelige, samenhangende en (zowel landelijk, regionaal als lokaal) uniforme actieve informatieverstrekking naar de burger.
nn
Voor informatie over de thema’s gezondheid en welzijn bestaat de website www.welzogezond.nl Het verdrag van Aarhus is in 1998 gesloten en sinds 14 februari 2005 van kracht. Het doel van het verdrag is het recht op toegang tot milieu-informatie, het recht op inspraak in de besluitvorming en de toegang tot de rechter te waarborgen bij milieuaangelegenheden. Zie ook http://www.aarhus.nl/docs/verdrAarhus.pdf
oo
30
Hoofdstuk 6 – Literatuurlijst en verwijzingen 1
RIS 106185, 10-06-2003 RIS 113030, 03-02-2004 3 RIS 111099, 27-11-2003 4 http://www.rivm.nl/vtv/object_document/o3135n20331.html 5 Wcpv, artikel 5 6 Wcpv, artikel 2, lid 2.d 7 Verberk, M.M., Milieugezondheidskunde. Basisboek milieukunde, Boom, Meppel/Amsterdam, 1984 8 http://www.aarhus.nl/docs/verdrAarhus.pdf, geraadpleegd op 14-03-2006 9 Fast, T., in opdracht van het Ministerie van VROM, Mogelijkheden en bevoegdheden van gemeenten en provincies op het terrein van milieu en gezondheid, september 2005 10 Landelijk Actieprogramma Gezondheid en Milieu, VROM-publicatie 2104, mei 2002 11 http://www.ggdkennisnet.nl/kennisnet/domeinen/raadplegen.asp?display=2&atoom=18845&atoomsrt=9 &actie=2, geraadpleegd 08-05-2006 12 Versterking Wcpv: medische milieukunde in samenwerking met de GGD (oktober 2002) GDD Nederland, zie www.ggdkennisnet.nl zoeknummer 16199 13 http://www.vogz.nl/archief/het_model_van_lalonde_1954549.php, geraadpleegd op 14-03-2006 14 Kadernota Gezondheidsachterstand moet wijken, pg. 8 15 Ibid., pg. 7 16 Ibid., pg. 8 17 RIS 121278, zomer 2004 18 MNP-rapport 500034002/2005, pag. 3 19 Tenhaeff, C., De samenhang tussen werkloosheid en ongezondheid, in: Tijdschrift voor de Sociale Sector, No. 10, 2004 20 RIS 121273, 23-11-2004 21 RIS 127623, 12-05-2005 22 RIS RV 130, 22-09-2005 23 Verberk, M.M., Milieugezondheidskunde. Basisboek milieukunde, Boom, Meppel/Amsterdam, 1984 24 http://www.ggdkennisnet.nl/kennisnet/domeinen/raadplegen.asp?display=2&atoom=18845&atoomsrt=9 &actie=2, geraadpleegd 08-05-2006 25 Kadernota Gezondheidsachterstand moet wijken 26 Mendell, M.J., G.A. Heath, Do Indoor Environments in Schools Influence Student Performance? A Review of the Literature, LBNL-51780, Oktober 2003 27 www.binnenmilieu.nl/denhaag/scholen.html, geraadpleegd op 14-03-2006 28 www.vrom.nl/gasenelektra, geraadpleegd op 24-04-2006 29 Draaiboek Geisersanering, mei 2005, De Haas en Partners, i.o.v. DSO 30 www.vrom.nl/gasenelektra 2
31
Protocollen asbestziekten: longkanker, Gezondheidsraad ,2005
32
Plan van aanpak asbestbrand: VROM publicatie, derde gewijzigde druk, januari 1998, nummer 17006 Folder Asbest, gemeente Den Haag, http://www.denhaag.nl/docs/dso/241061_dso_asbest.pdf 34 Gezondheidsraad- Radon: toetsing rapport ‘BEIR VI”, Gezondheidsraadpublicatie 2000/-5, Den Haag. 35 Stoop, P., P. Glastra, Y. Hiemstra, L. de Vries, J. Lambrechts, Results of the second dutch national survey on radon dwellings, RIVM rapport 610058006, 1998 36 RIS RV 130, 22-09-2005 37 Kadernota Gezondheidsachterstand moet wijken, november 2003 38 Kinderen in Tel Databoek 2006, Kinderrechten als basis voor lokaal jeugdbeleid, Verwey-Jonker instituut, januari 2006 39 Overveld, A.J.P. van, A.D. Houweling, Kind en milieu; inventarisatie van beleid in Nederland, RIVM rapport 500012002 40 Versterkte inzet van jeugdgezondheidszorg in het grotestedenbeleid, pg. 5 41 RNMO, Mooi licht, mooi donker, 2005 42 Pijnenburg J., M. Camps, G. Jongmans-Liedekerken, Assimilatiebelichting nader belicht, Venlo, 1991. 43 Gezondheidsraad, Hinder van nachtelijk kunstlicht voor mens en natuur, Den Haag, 2005/25, pg. 29 33
31
44
Alterra, pg. 10 Ibid., pg. 20 46 Ibid., pg. 20 47 RIS 126521 48 RIS 126521, antwoord B&W op schriftelijke vraag, 5 april 2005 49 RIS 113030, 03-02-2004 50 RIS 121273, 23-11-2004 51 RIS 127623, 12-05-2005 52 Zie voor een uitgebreide beschrijving o.a. www.rivm.nl/gezondheidenmilieu/themas/geluid, geraadpleegd op 14-03-2006 en http://www.euro.who.int/noise/, geraadpleegd op 14-03-2006 53 Burt, T.S., The acoustic environment: responses to sound, In: Indoor Air Quality Handbook (Spengler J, Samet JM, McCarthy JF, eds), New York:McGraw-Hill, 2000 54 RIS 127239, 26-04-2005, Milieuverslag 2004 Gemeente Den Haag 55 Handleiding Daktuinen, Gemeente Amsterdam, mei 2004 56 Gezondheidsraad. Blootstelling aan elektromagnetische velden ( 0 Hz-10 MHz). Gezondheidsraad, Den Haag, publicatie nr. 2000/06, 2000 57 Gezondheidsraad. Elektromagnetische velden: Jaarbericht 2003. Gezondheidsraad, Den Haag, publicatie nr.200/01, 2004 58 VROM. Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen van de Staatssecretaris van VROM. Ministerie van VROM, Den Haag. www.vrom.nl 59 Brederode, N.E. GGD richtlijn Gezondheidsrisico’s van Bovengrondse Hoogspanningslijnen. Landelijk Centrum Medische Milieukunde, 2005 60 LCM, standpunt UMTS - maart 2005, van website www.ggdkennisnet.nl/lcm gehaald op 16-01-2006 61 Gezondheidsraad. TNO-onderzoek naar effecten van GSM- en UMTS-signalen op welbevinden en cognitie. Den Haag: Gezondheidsraad, 2004; publicatie nr. 2004/13 62 www.vrom.nl 63 Boer, J.W. den, A. Bosman, J. van Steenbergen, S. van den Hof, S. Hahne, H. Boshuizen, M.A.E. Conyn-van Spaendonck, Een legionella -epidemie onder bezoekers van een beurs in Bovenkarspel 1. Beschrijving van de epidemie 2. Patient-controle onderzoek naar de bron, RIVM Rapport 213690004, oktober 2001 64 Persbericht GGD Amsterdam, http://www.ggd.amsterdam.nl/documenten/bedrijfsonderdeel14/menu1160/doc3137/legionella%20030806 %20pdf.pdf, geraadpleegd op 21-09-2006 65 http://www.rivm.nl/vtv/object_document/o3135n20331.html 66 Persbericht GGD Amsterdam, http://www.ggd.amsterdam.nl/documenten/bedrijfsonderdeel14/menu1160/doc3137/legionella%20030806 %20pdf.pdf, geraadpleegd op 21-09-2006 67 Meldkamer, nummer 11, november 2004, pg. 31-32 68 http://www.aarhus.nl/docs/verdrAarhus.pdf, geraadpleegd op 1-03-2006 45
32