Nota Dierenwelzijn Oostzaan ‘De zorg voor het dier begint bij de mens’
Definitieve versie van de nota, behoort bij vaststellingsbesluit van de raad d.d. 1 juli 2013
Voorwoord Onder het motto “ de zorg voor het dier begint bij de mens”, bieden wij u hierbij de nota dierenwelzijn voor de gemeente Oostzaan aan. De werkgroep dierenwelzijn Oostzaan presenteert deze nota. Bestaande relevante zaken betreffende dierenwelzijn voor Oostzaan zijn op een rij gezet en doelstellingen en pijlers worden geformuleerd om het beleid in de toekomst meer vorm en inhoud te geven. Om dit beleid in de praktijk te brengen, worden een aantal maatregelen voorgesteld. Met deze nota wil de gemeente Oostzaan bijdragen aan het bevorderen van een gunstig leefklimaat voor de dieren binnen haar gemeentegrenzen. Deze zorg en verantwoordelijkheid voor (het welzijn van) onze dieren delen we samen. Ieder van ons kan bij de realisatie van doelstelling zijn/haar steentje bijdragen. Wij nodigen de lezer van dit stuk van harte uit deze boodschap aan een ieder over te brengen. De werkgroep dierenwelzijn Oostzaan
2
Inhoudsopgave Blz. 1. Doelstelling en uitgangspunten dierenwelzijnbeleid 2. Gezelschapdieren in nood
4 5
3. Honden
8
4. Kinderboerderij
9
5. Visserij
9
6. Het trainen van Dieren
10
7. Evenementen met Dieren
11
8. Dieren in bedrijven
12
9. Zorg en beleidstaken voor de in het wild levende dieren
14
10. Rampenplan en Dierenwelzijn
16
11. Regie gemeente, samenwerking, communicatie en financiën
17
Bijlage 1: Het Wettelijk en bestuurlijk kader
3
1. Doelstelling en uitgangspunten dierenwelzijnbeleid De gemeente Oostzaan neemt de internationaal gedragen vijf vrijheden voor het dierenwelzijnsbeleid over. Deze zijn opgenomen in de Nota Dierenwelzijn van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Nu: ministerie van ELI); 1. Dieren zijn gevrijwaard van honger, dorst of onjuiste voeding; 2. Dieren zijn gevrijwaard van pijn, verwonding of ziekten; 3. Dieren zijn gevrijwaard van angst en chronische stress; 4. Dieren zijn gevrijwaard van thermaal en fysiek ongerief;. 5. Dieren zijn vrij om een natuurlijk (soorteigen) gedragspatroon te kunnen hebben. Kort samengevat staat de ‘intrinsieke waarde’ van het dier centraal.i De gemeente Oostzaan vat de bovenstaande 5 pijlers op als een zorgplicht voor dieren waardoor zij de noodzakelijke zorg krijgen die ze nodig hebben. Naast bovenstaande vijf vrijheden zijn er nog de volgende randvoorwaarden voor dierenwelzijnbeleid in de gemeente Oostzaan: 1. De gemeente volgt het rijk en de provincie voor wat betreft de wet- en regelgeving. 2. De wetgever heeft de gemeente duidelijke taken opgelegd. Deze voert de gemeente naar haar beste vermogen uit; 3. Dierenwelzijn heeft twee aspecten: het aspect van het volgen van wet- en regelgeving en het morele aspect. Wat het laatste betreft bepaalt de gemeente zelf de grenzen van wat zij wel als een gemeentelijke morele taak ziet en wat niet; 4. Voor het vorm geven aan het gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid zijn vrijwilligersorganisaties van groot belang. 1.2 Pijlers van een Oostzaans dierenwelzijnsbeleid Oostzaan wil de genoemde uitgangspunten als volgt in de praktijk brengen:
1. Een gezond leefklimaat voor alle dieren. Dit geldt zowel voor gezelschapsdieren, landbouwdieren en in het wild levende dieren. 2. Goede voorlichting De gemeente Oostzaan wil dat mensen zich bewust zijn van hun taak als ze aan een gezelschapsdieren en landbouwdier beginnen. Daarnaast moeten mensen zich bewust zijn van de invloed van hun gedrag op het leefklimaat van wilde dieren. 3.Activering vrijwilligers Er zijn vele vrijwilligers betrokken bij organisaties en instellingen die zich bezig houden met dierenwelzijn. 4. Samenwerking wordt bevorderd tussen de gemeente en de organisaties De gemeente gaat samenwerken met de verschillende actoren die betrokken zijn bij het dierenwelzijn in de gemeente en in de regio. Dierenwelzijnsorganisaties, dierenartsen, opvangcentra, dierenambulance en handhavende instanties werken voor de hele regio. De gemeente hecht grote waarde aan een goede relatie met deze instellingen, niet alleen omdat zij verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de verschillende beleidstaken, maar ook omdat zij de ‘’ogen en oren’’ zijn van het gebied. 5. Adequate signalering van dierenmishandeling In het geval van dierenmishandeling zal de gemeente als doorgeefluik dienen voor de inwoners, via een doorverwijzing naar het landelijk meldnummer 144. Aanbeveling 1: In te stemmen met de genoemde uitgangspunten en pijlers voor het te voeren beleid op het gebied van dierenwelzijn in de gemeente Oostzaan. 4
2. Gezelschapdieren in nood In Nederland worden ongeveer 20 miljoen dieren uit liefhebberij gehouden. Tot deze gezelschapsdieren worden onder andere honden, katten, cavia’s, konijnen, vogels, reptielen, amfibieën en vissen gerekend, maar ook hobbymatig gehouden landbouwhuisdieren zoals schapen, geiten, paarden en kippen. Soms belanden gezelschapsdieren in het asiel of andere opvang. Denk aan zwervende, in beslag genomen, mishandelde of verwaarloosde dieren. Ook als eigenaren om diverse redenen niet langer in staat zijn om voor hun dier te zorgen, komen deze dieren meestal in een opvang terecht. 2.1 Regelgeving De wettelijke taak van de gemeente bestaat uit het twee weken bewaren en verzorgen van gevonden dieren die zijn aangegeven en in bewaring zijn gegeven bij de gemeente (BW, boek 5, art. 8, lid 3).Een vinder van een zwerfdier is verplicht hiervan zo snel mogelijk aangifte te doen bij de gemeente. In theorie kan de vinder ervoor kiezen het dier vervolgens zelf te verzorgen. Het kan dan binnen een jaar zonder meer door de rechtmatige eigenaar worden opgeëist. Echter, logischer en passender is het om het dier in bewaring te geven via de gemeente. Dan zal op het dier de hiervoor speciaal in het leven geroepen regeling over gevonden dieren in het Burgerlijk Wetboek worden toegepast. Op grond daarvan is de gemeente verplicht een gevonden dier minimaal twee weken te bewaren en te verzorgen, behoudens zwaarwegende redenen om hiervan af te wijken. Deze twee weken geven de eigenaar de kans het dier terug te halen. Als de eigenaar zich niet binnen twee weken meldt, is de gemeente bevoegd het dier aan een ander te verkopen of te geven. De opvangplicht van de gemeente is niet beperkt tot honden en katten. Het gaat om alle gevonden dieren die vermoedelijk ergens nog een eigenaar hebben. Het kan dus ook gaan om een konijn of schildpad die is ontsnapt. Destructie van kadavers De wettelijke taken van de gemeente met betrekking tot kadavers, cq. om te zorgen dat er geen dode dieren in de openbare ruimte blijven liggen tot en met 2007 zijn vastgelegd in de Destructiewet. Met ingang van 2013 is de destructie geregeld via de Wet Dieren. 2.2 Opvangcentra voor gezelschapsdieren in nood In de regio is een aantal instellingen en organisaties actief, die de opvang en verzorging van dieren in nood voor hun rekening nemen. Het gaat hierbij om (zwervende en gevonden) honden, katten, konijnen en knaagdieren, vogels en andere dieren. (exoten). Onderstaand wordt nader ingegaan op de zorgtaken van deze instellingen. Zaanse Stichting Dierenzorg (opvang honden en katten) Deze organisatie is sinds 1 januari 2010 ontstaan uit een fusie van de Dierenambulance en de Stichting Dierenzorg. Binnen de Stichting zijn veel vrijwilligers actief. De Stichting neemt in de regio Oostzaan, Wormerland en Zaanstad de dierenzorg en -opvang voor haar rekening en voert de volgende taken uit: •het opnemen en verzorgen van zwerfhonden, zwerfkatten en andere zwerfdieren; •het zoeken van en/of actief meewerken aan het onderbrengen van deze dieren in een nieuw tehuis; •het geven van voorlichting over de opvang en bescherming van dieren; • het betrekken van vrijwilligers bij de verzorging van de dieren. Dierenambulance 5
De Dierenambulance heeft als kernactiviteit het vervoer van zieke en gewonde dieren in de regio Wormerland, Oostzaan en Zaanstad. Als de dieren weer gezond of hersteld zijn, worden ze gebracht naar een dierenopvangcentrum in de buurt. Honden en katten worden afgegeven bij het dierenasiel. Ook verzorgt de dierenambulance het ophalen van zwerfdieren en kadavers en het vervoer van dode dieren naar crematoria en/of dierenbegraafplaatsen. Oudere of gehandicapte inwoners van de gemeente Oostzaan kunnen een beroep doen op het vervoer met hun huisdier naar de dierenarts. Dode dieren waarvan de eigenaar niet meer te achterhalen is, worden naar het destructiedepot van de gemeente Zaanstad gebracht. Dit is wettelijk een gemeentelijke taak Dierenasiel Amsterdam-Noord/Oostzaan Het Dierenasiel Amsterdam-Noord/Oostzaan is één van de weinige asielen die uitsluitend katten opvangt. Opvang konijnen- en knaagdieren en opvang vogels Het regionale centrum voor Konijnen- en Knaagdieren is gevestigd in Heiloo en het opvangcentrum voor vogels is gevestigd Krommenie. Beide organisaties verzorgen de opvang en re-integratie van zieke, gewonde en gevonden dieren in de regio, waaronder uit Oostzaan. Aanbeveling 2: De genoemde organisaties benaderen om (incidenteel) voorlichting te geven aan burgers/instellingen in Oostzaan over hoe dieren te beschermen, verzorgen en op te vangen. 2.4 Preventie impulsaankopen huisdieren. Het komt voor dat mensen een huisdier aanschaffen zonder zich de gevolgen te realiseren.. Het betreffen hier de zogenaamde impulsaankopen. Deze dieren worden dan na verloop van tijd naar het asiel gebracht of bijvoorbeeld in het bos aan een boom achtergelaten. Op een aantal vlakken kan de gemeente Oostzaan een preventieve taak vervullen om te voorkomen dat dieren vroegtijdig op straat of in de opvang terecht komen. De gemeente kan: • • •
•
op de gemeentelijke website naar andere sites verwijzen waar inwoners informatie kunnen vinden over de verzorging die het aan te kopen dier nodig heeft; reële voorlichting geven aan jonge kinderen die een dier willen, dit zou op basisscholen net zo normaal gevonden moeten worden als verkeerslessen. regelmatig op de gemeentepagina in de Kompas aandacht besteden aan het houden en aanschaffen van dieren; dierenwinkels adviseren om per diersoort gerichte informatie ten aanzien van de verzorging en het natuurlijke gedrag van de diersoort mee te geven aan de toekomstige eigenaar’.
Aanbeveling 3: • Uitvoering geven aan de bovenstaande vier communicatiedoelstellingen 2.5 Registratie/Chip huisdieren en certificering Het is in het kader van dierenwelzijn en vanuit het financiële aspect van de gemeente van belang dat de gevonden huisdieren zo snel mogelijk teruggaan naar de eigenaar. Dit gaat sneller als het huisdier is voorzien van een identificatienummer. Hierbij vindt registratie plaats in een databank. Elektronische registratie door middel van een chip is het meest doeltreffend. Met een sluitend registratiesysteem kan tevens illegale dierenhandel bestreden worden. Voor honden is de chip als registratiemiddel wettelijk verplicht gesteld. Deze verplichte registratie is er nog niet voor katten en andere huisdieren. Dit gebeurt alleen nog op vrijwillige basis. Het chippen van katten en andere huisdieren wordt gestimuleerd via het organiseren van acties en het voeren van een gerichte communicatie. 6
Aanbeveling 4: Het chippen van honden, katten en andere huisdieren te stimuleren. door middel van het geven van voorlichting door het Dierenasiel en de dierenbescherming in de plaatselijke media en de mogelijkheden te onderzoeken het chippen van huisdieren in de APV verplicht te stellen. 2.6 Overige gezelschapsdieren Bezit en handel van inheemse roofvogels en uilen zijn verboden, behalve als het om gekweekte exemplaren gaat. Handopfok leidt vaak tot gedragsproblemen, zoals constant krijsen, het aanvallen van mensen en het niet kunnen socialiseren met soortgenoten. Roofvogels (ook uilen) mogen vanuit gevangenschap nooit vrijgelaten worden in de natuur. De huisvesting moet passend zijn volgens de gezondheids- en welzijnswet dieren, die per 1 januari 2013 gedeeltelijk vervangen door de Wet Dieren. Vogels moeten hun natuurlijke gedrag kunnen vertonen, dus ook vliegen. Jagen mag alleen met havik en slechtvalk en alleen door valkeniers met een geldige valkeniersakte. Het trainen met vogels mag alleen op daartoe door de gemeente aangewezen plaatsen binnen de bebouwde kom. De gemeente Oostzaan heeft geen plaatsen aangewezen.
7
3. Honden De gemeente Oostzaan vindt het belangrijk dat burgers die hondenbelasting betalen ook daadwerkelijk zien dat deze belasting iets oplevert voor de honden en hondenbezitters in de gemeente. Het hondenbeleid moet speciaal aandacht hebben voor uitlaat- en uitrengebieden voor honden en voor hondenpoep. Het hondenbeleid van de gemeente Oostzaan gaat verder dan alleen het bestrijden van ongewenst gedrag. 3.1 Hondenbeleid Voor een overzicht van het hondenbeleid in Oostzaan ten aanzien van uitlaat- en uitren gebieden, hondenpoepbakken en bebording van die gebieden verwijzen we naar het ‘beleidsplan honden Oostzaan’. 3.2 Hondenopvoeding Een hond hoort in de openbare ruimte sociaal aanvaardbaar gedrag te vertonen. Aanbeveling 5: Bevorderen van actieve voorlichting over de consequenties van de aanschaf van een hond en het volgen van gedragscursussen in verband met de veiligheid op straat en vooral om een goede baas- hond verhouding te bevorderen.
8
4. Kinderboerderij In de gemeente Oostzaan is geen kinderboerderij gevestigd. Bij de eventuele toekomstige vestiging van een kinderboerderij is het van belang dat voldaan wordt aan de gemeentelijke normen op het gebied van dierenwelzijn. Een kinderboerderij heeft een voorbeeldfunctie.
5. Visserij In de gemeente Oostzaan wordt zowel beroepsmatig als hobbymatig gevist. 5.`1 Visie op de Visserij Er spelen tegenstrijdige belangen een rol wanneer het aankomt op dierenwelzijn. De beroeps- en sportvisserij is daar een voorbeeld van. Dierenwelzijnsorganisaties stellen dat sport- en beroepsvissen in strijd is met dierenwelzijn. De gemeente kiest er niet voor om sport- en beroepsvissen tegen te gaan omdat de hengelsport, in tegenstelling tot andere vormen van jacht, een groot maatschappelijk draagvlak heeft en de gemeente bovendien zeer waterrijk van aard is. Dit betekent dat de gemeente kiest voor het verenigingsleven en belang van hengelsportorganisaties. De manier waarop gevist wordt en na de vangst met de dieren wordt omgegaan, is bepalend voor de mate waarin het welzijn van de vissen wordt aangetast. Zowel de rijksoverheid als de belangenverenigingen hebben gedragscodes opgesteld om mogelijke schade aan vissen zoveel mogelijk te beperken. Sportvisserij Nederland, de Dierenbescherming en de Vissenbescherming zijn zodanig georganiseerd dat zij op landelijk niveau met elkaar kunnen overleggen en discussiëren. De gemeente Oostzaan ziet daarom geen aanleiding om aanvullende regels op te stellen en neemt de genoemde aanbevelingen daarom niet over in de nota. Wel wil zij graag de hengelsport en de beroepsvisserijvereniging aanmoedigen op vanuit diervriendelijk oogpunt zo verantwoord mogelijke manier met vissen om te blijven gaan en hierover verplichte voorlichting en educatie aan leden te geven. Verder is er behoefte om vijfjaarlijks een overleg te houden met de HVZ en de beroepsvissers te overleggen om elkaar bij te praten over nieuwe ontwikkelingen en mogelijke knelpunten te signaleren. Aanbeveling 6: De gemeente stelt geen aanvullende regels ten aanzien van de sport- en de beroepsvisserij. Wel moedigt zij de hengelsport en de beroepsvisserijvereniging aan op een diervriendelijke manier met vissen om te gaan en hierover verplichte voorlichting en educatie aan leden te blijven geven. Aanbeveling 7: Vijfjaarlijks in overleg te gaan met de HVZ en de beroepsvisserijvereniging om elkaar bij te praten over nieuwe ontwikkelingen en mogelijke knelpunten te signaleren.
9
6. Het trainen van dieren Dieren worden al zeer lange tijd door de mens gebruikt voor allerlei doeleinden waarvoor een zekere training vereist is. In eerste instantie werden de dieren gebruikt ten praktische nutte van de mens: zij moesten werk verrichten. Later werden dieren gebruikt voor sport, hobby, het plezier en bij evenementen. 6.1 Visie gemeente op het trainen van huis-, hobby-en gebruiksdieren De gemeente Oostzaan kent een aantal verenigingen waar dieren worden getraind. Wat echter ontbreekt, is een algemene/uniforme gedragsregels in de gemeente. Om het welzijn van de dieren bij de training goed te borgen, wordt voorgesteld een aantal normen te hanteren: •Bij alle trainingen, sporten en werk voor (gezelschaps)dieren gaat de gemeente Oostzaan er van
uit dat de criteria zoals de eigenwaarde met de integriteit en het respect voor dieren, de natuurlijke geaardheid met het natuurlijke soortspecifieke gedrag, de gezondheid en het welzijn van de dieren gewaarborgd blijven •Dit vergt specifieke kennis over het (leer)gedrag van de dieren en over leermethoden. Een ieder die zich professioneel bezighoudt met het trainen van dieren (ook vrijwillige gedragsbegeleiders) dient te beschikken over voldoende, aantoonbare vakbekwaamheid •Dieren, die absoluut niet geschikt zij voor training, sport of werk, mogen daarvoor ook niet gebruikt worden. Er mag geen dwang worden toegepast bij het trainen van dieren •Er dient met terughoudendheid en beleid gebruik gemaakt te worden van hulpmiddelen om dieren te trainen •Het tegelijkertijd inzetten van predatoren met hun prooidieren kan alleen als het zeer zorgvuldig en weloverwogen geschiedt en alternatieven ontbreken •Dieren die ongeschikt blijken/zijn geworden voor hun taak (b.v. politiehonden die niet slagen of dieren die niet (meer) voldoen aan een (top)sport prestatie), dienen goed gehuisvest te worden en eventueel begeleid Aanbeveling 8: De verenigingen in Oostzaan waar dieren worden getraind schriftelijk te wijzen op de bovenstaande normen.
10
7. Evenementen in de gemeente Voor evenementen met dieren is in de gemeente Oostzaan een vergunning nodig. 7.1 Visie van de gemeente Het houden van evenementen waarbij dieren gebruikt worden is niet meer van deze tijd. Bij deze evenementen bestaat een grote kans dat het welzijn van het dier wordt aangetast, met name als er sprake is van een competitie-element.. De gemeente voert een terughoudend beleid bij het afgeven van vergunningen op dit gebied. Voorbeelden hiervan zijn circussen en korte baan draverij. De gemeente Oostzaan stelt als uitgangspunt dat evenementen diervriendelijk moeten zijn. Hierbij wordt verwezen naar paragraaf 1 ‘doelstelling en uitgangspunten Het gaat hierbij om de volgende aspecten: • Dierenmishandeling is verboden; • De dieren moeten op een respectvolle wijze worden behandeld. 7.2 Circussen en korte baan draverij Circussen en korte baan draverij vormen een speciale categorie van evenementen met dieren. In het in oktober 2012 gepresenteerde regeerakkoord staat dat twee politieke partijen het gebruik van wilde dieren in circussen wil gaan verbieden. De uitvoer van dit regeerakkoord is nog niet in werking gesteld. De gemeente Oostzaan wenst evenementen, met als doel het gebruik van (wilde) dieren ter vermaak met name in circussen en korte baan draverij, te weren. Bij de eerstvolgende aanpassing van de APV zou onderzocht kunnen worden een 'uitnodigingsbeleid' te introduceren, waarbij de gemeente alleen nog toestemming aan activiteiten wenst te verlenen die zonder wilde dieren werken, met een verwijzing naar de duurzame ambities van de gemeente. Middeleeuws volksvermaak waar dieren onder moeten lijden, past niet in de ambities en bij het imago van de gemeente Oostzaan. Aanbeveling 9: De mogelijkheden te onderzoeken in de APV voorwaarden opnemen aan het verlenen van evenementen, met als doel het gebruik van (wilde) dieren ter vermaak met name in circussen en korte baan draverij te weren.
11
8. Dieren in bedrijven 8.1 Landbouwhuisdieren Landbouwhuisdieren (vee) zijn dieren die gehouden worden voor de productie van vlees, melk, eieren, huiden of wol. Het gaat hierbij om dieren die je op een boerderij vindt, zoals koeien, schapen, geiten en kippen. Landelijke richtlijnen Het houden van dieren binnen de agrarische sector is een landelijke discussie. Op dit moment wordt er vanuit het rijk steeds meer aandacht besteed aan de regelgeving ten aanzien van vooral niet grondgebonden agrarische bedrijven. Dierverwaarlozing in de landbouw is vaak een veel dieper probleem. Vaak is er sprake van geestelijke of sociale nood. Er is hiervoor een speciaal telefoonnummer wat op de site van www.vertrouwensloketwelzijnlandbouwhuisdieren.nl staat. Dit nummer wordt in de gemeentegids vermeld. Voor de gemeente ligt hier geen rol. De gemeente mag verder wettelijk op basis van dierenwelzijn bepaalde (bouw)activiteiten niet verbieden of voorschrijven. Ook vanuit de milieuwetgeving kunnen geen eisen worden gesteld aan dierenwelzijn. Wel kan op basis van een ruimtelijk motief intensieve veehouderij worden beperkt en kan de gemeente normen stellen voor de omvang van dierenverblijven. De gemeente kan de agrarische bedrijven tevens stimuleren om diervriendelijke stallen te bouwen. Dit laatste sluit goed aan op het beleid van het rijk (Ministerie van EZ) die via een specifieke subsidie veehouders stimuleert het dierenwelzijn te bevorderen, door de huisvesting van de dieren te verbeteren. Ook het verblijf van het landbouwdier op de weide verdient aandacht. In het Nederlandse klimaat is niet iedereen in de gelegenheid dieren bij slecht weer of bij felle zon naar de stal te halen. Dit laatste is ook van toepassing op bijvoorbeeld hobbydieren zoals paarden. Zeker in de gemeente Oostzaan met een grote populatie aan paarden is het van belang voor het dierenwelzijn dat de gemeente een diervriendelijke beleid opstelt ten aanzien van het verlenen van vergunningen voor schuilstallen. Een schuilstal is noodzakelijk en biedt een plek om dieren verantwoordelijk te verzorgen en te voeren. Het neerzetten van schuilstallen, zeker in het landelijk gebied, is op grond van de geldende wet- en regelgeving (Natura 2000, EHS ) een zeer lastige zaak. Dit onderwerp verdient daarom aandacht bij de nieuwe structuurvisie. Aanbeveling 10: In overleg met de LTO nadere afspraken maken over hoe de bouw van diervriendelijke dierenverblijven (bijvoorbeeld MDV stallen) in de paardenhouderij- en veeteeltbedrijven binnen de gemeente Oostzaan kan worden gestimuleerd. Aanbeveling 11: De gemeente Oostzaan gaat minimale oppervlaktenormen formuleren waaraan de huisvesting van vee moet voldoen. Aanbeveling 12: In het kader van de structuurvisie Oostzaan onderzoek te doen naar het (tijdelijk) toestaan van schuilstallen in het landelijke gebied.
12
8.2 Paardensector In Nederland worden ongeveer 400.000 paarden gehouden. Het algemene beeld is dat van de dieren die als hobby worden gehouden, onvoldoende beweging krijgen. Paarden en pony’s zijn groepsdieren die van nature het grootste deel van de dag ‘wandelend’ op zoek zijn naar voedsel. Volgens de Dierenbescherming is het niet in de buurt hebben van een soortgenoot voor een paard een kwelling. In 2008 kreeg de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming 2.210 meldingen van verwaarlozing binnen, waarvan ongeveer de helft terecht bleek. De gedachte is dat paardenleed in veel gevallen niet ontstaat door bewuste verwaarlozing, maar veelal door gebrek aan kennis bij de eigenaar over de verzorging. In de laatste jaren is het aantal paardenbezitters sterk toegenomen. Ook in Oostzaan vestigen zich vooral in het buitengebied steeds meer paardenbedrijven, wat tot gevolg heeft dat er steeds meer paarden op zowel de openbare wegen als op het weiland te vinden zijn. De gemeente Oostzaan verwacht dat deze trend in de komende jaren zal doorzetten en kan en wil deze maatschappelijke ontwikkeling geen halt toeroepen. Wel hecht de gemeente er grote waarde aan deze ontwikkeling niet ten koste gaat van het dier. De gemeente Oostzaan staat achter de standpunten van de Dierenbescherming over paardenwelzijn en het “Plan van Aanpak Welzijn in de sector Paardenhouderij” van het ministerie Infrastructuur en Milieu en Sectorraad Paarden (SRP) en beschouwt het beleid van de SRP als norm voor het welzijn van het paard in Oostzaan. Het toenemende aantal paarden in de gemeente is op sommige plaatsen terug te zien door paardenpoep op de openbare weg. Vanwege de veiligheid van fietsers en het gelijkheidsbeginsel (hondenbezitters en paardenbezitters moeten gelijk behandeld worden), kan de gemeente in de APV beleid ontwikkelen om paardenpoep overlast terug te dringen. Een mogelijkheid is de verplichting om paarden een poepzak te laten dragen wanneer zij op de openbare weg rijden. De gemeente kan gebieden aanwijzen waar het dragen van deze poepzak verplicht is. Aanbeveling 13: Door middel van voorlichting paardenhouders en maneges wijzen op de uitgangspunten van de Dierenbescherming en deze nota Dierenwelzijn. Aanbeveling 14: In de APV opnemen dat het voor paarden verplicht is om een poepzak om te hebben wanneer zij op de openbare weg lopen en alle maneges hiervan op de hoogte stellen. 8.3 Proefdieren Dierproeven zijn in principe verboden, tenzij de instelling over een vergunning beschikt. De gemeente Oostzaan ontmoedigt de vestiging van bedrijven die werken met proefdieren.
13
9. Zorg en beleidstaken voor de in het wild levende dieren In het wild levende dieren geven kleur aan de gemeente, zoals vogels, knaagdieren, kikkers, vissen, egels en vleermuizen. Veel dieren komen in het nauw door nieuwe bedrijventerreinen, nieuwbouwwijken en de aanleg van wegen. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen en milieuvervuiling is eveneens een aanslag om de dierenpopulatie. De gemeente kan de aanwezigheid van in het wild levende dieren bevorderen door (in)directe maatregelen op hun leefomgeving, zoals de aanleg en onderhoud van een diervriendelijke omgeving om zo de biodiversiteit te vergroten. 9.1 Beheer openbaar groen en watergangen De gemeente Oostzaan is de beheerder van openbaar groen. De gemeente kan allerlei maatregelen nemen om de leefomgeving voor dieren te verbeteren. Gedacht kan worden aan afstemming van de plantenkeus om bepaalde diersoorten aan te trekken of juist minder intensief onderhoud, zodat dieren niet zoveel worden gestoord. Belangrijk is ook om rekening te houden met het natuurlijke leefpatroon van de dieren. Een voorbeeld hiervan is de bescherming van egels in verband met hun schuilmogelijkheid en winterslaap, en de bescherming van vogels in het broedseizoen. De gemeente zal zelf nooit werken met chemische bestrijdingsmiddelen. De gemeente ontmoedigt het gebruik van deze middelen daarnaast actief, bijvoorbeeld door digitaal voorlichting te geven over insecten- en spinnenbestrijding Aanbeveling 15: De gemeente verplicht de baggeraar contractueel om zich te conformeren aan het baggerprotocol van de gemeente Aanbeveling 16: Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen ontmoedigen. Aanbeveling 17: Bij het onderhouden van openbaar groen rekening houden met schuilmogelijkheden/winterslaap/broedseizoen van verschillende dieren. 9.2 Bevorderen vogels in de wijken Om de wijken in de gemeente leefbaarder te maken voor vogels kunnen tal van maatregelen worden bedacht. Zo kan samen met vogelwerkgroepen gewerkt worden, maar ook projectontwikkelaars kunnen hun steentje (of dakpan) bijdragen. Een goede impuls is zorgen voor nestgelegenheden voor vogels. Dit kan door middel van nestdakpannen maar ook door NME programma's zoals 'nestkasten timmeren'. Oostzaan kan het goede voorbeeld geven door het plaatsen van nestkasten op alle gemeentelijke gebouwen. De gemeente Oostzaan wil verder met elk aanvraagformulier voor een omgevingsvergunning voor het bouwen een folder mee te sturen over zwaluwdakpannen en huismussen om het aantal nestplaatsen binnen de gemeente Oostzaan te bevorderen. De folder is tot stand gekomen in samenwerking met Gierzwaluwenwerkgroep afdeling Zaanstreek en de Werkgroep Stadsvogels van de Vogelbeschermingwacht 'Zaanstreek'6. Aanbeveling 18: Meesturen folder ‘gierzwaluwen en huismussen’ bij sloop en nieuwbouwplannen. Aanbeveling 19: De gemeente gebruikt geen giftige middelen voor het onderhouden van openbaar groen en ontmoedigd het gebruik van deze middelen ook onder haar inwoners
14
9.3 Taken en verantwoordelijkheden gemeente bij overlast wilde dieren De provincie Noord-Holland is het bevoegd gezag voor de bestrijding van overlast door wilde dieren. Dit is onder meer juridisch geregeld in de Flora- en Faunawet. De gemeente speelt hierbij geen rol. Wel kan de gemeente bij constatering van overlast een signaalfunctie vervullen richting rijk en provincie (bijvoorbeeld als het gaat om overlast van ganzen en vossen). De gemeente is immers medeverantwoordelijk voor dieren die in de openbare ruimte leven en wordt vaak door bewoners als eerste geattendeerd of geconfronteerd met klachten over overlast door dieren. De bevolking verwacht dat de gemeente iets tegen de (vermeende) overlast doet. Als algemeen uitgangspunt geldt dat het bestrijden van de dieren de laatste optie dient te zijn. Eerst moeten alternatieve oplossingen worden onderzocht, alvorens over te gaan tot het vangen en/of doden van dieren. Indien er, na zorgvuldige en deskundige afweging, sprake is van ernstige, reële en aanzienlijke schade en/of gevaar voor mens en andere dieren én er zijn geen alternatieven, dan mogen als “schadelijk” aangemerkte dieren effectief en zo humaan mogelijk worden bestreden en/of gedood. Bestrijding moet gericht zijn op preventie. De gemeente dient op de hoogte gebracht te worden wanneer de provincie Noord-Holland vergunningen verleend voor de jacht op schadebestrijding in het buitengebied. Het bestrijden van overlast van ratten, muizen en wespen of andere vormen van ongedierte in of nabij de woning is geen gemeentelijke taak. Hiervoor dienen inwoners een particulier bedrijf in te schakelen of bestrijdingsmiddelen te kopen. In de openbare ruimte onderneemt de gemeente indien sprake is van overlast zo nodig wel actie. Wespen zijn nuttige dieren: ze eten (schadelijke) insecten. Een wespennest in of vlakbij huis kan veel overlast veroorzaken. De gemeente moet haar inwoners goed voorlichten wat te doen als zij een wespennest in hun directe omgeving aantreffen. Aanbeveling 20: In voorkomende gevallen van overlast van dieren en/of dierplagen wordt contact opgenomen met de Dierenbescherming en de provincie Noord-Holland. Daar waar overlastplekken gemeentegrensoverschrijdend zijn, is een goede coördinatie met buurgemeenten nodig.
15
10. Rampenplan en dierenwelzijn. Een gemeente moet wettelijk eenmaal in de vier jaar een wettelijk rampenplan en rampenbeheersplan opstellen. Hierin zijn de maatregelen in geval van een ramp uitgewerkt. Ook is de gezamenlijke inzet van politie, brandweer en ambulancedienst hierin geregeld. Het rampenplan van de gemeente) is in 2010 door het college van B&W vastgesteld. Met een rampenplan wordt beoogd een inzichtelijke en voor de gemeente op maat gesneden rampenbestrijdingsorganisatie tot stand te brengen. Op grond van het rampenplan worden alle voorbereidingen getroffen, die nodig zijn om de oorzaak van een ramp of zwaar ongeval adequaat te bestrijden en de gevolgen voor mensen, dieren en/of goederen zoveel mogelijk te beperken. Hierbij wordt hulp aan slachtoffers zo effectief en snel mogelijk geboden en geldt als doel dat het dagelijks leefpatroon snel wordt hersteld. Aanbeveling 21: Bij de actualisatie van het gemeentelijk rampenplan de Dierenbescherming Noord-Holland Noord vooraf advies te vragen. Binnen de gemeentelijke rampenbestrijdingsorganisatie de ambtenaar, die primair aanspreekpunt is voor dierenwelzijn binnen de gemeentelijke organisatie, een (nader in te vullen) rol te geven.
16
11. Regie gemeente, samenwerking, communicatie en financiën 11.1. Uitvoering taken gemeente Oostzaan De uitvoering van de verschillende beleid- en uitvoeringstaken op het gebied van dierenwelzijn is verdeeld/verkokerd binnen verschillende vakafdelingen bij OVER-gemeenten. Er ontbreekt een coördinatiepunt. Het is daarom aan te bevelen dat de gemeente Oostzaan een wethouder krijgt met de post dierenwelzijn in zijn portefeuille. Daarnaast is het aan te bevelen dat binnen de organisatie van OVER-gemeente er één ambtenaar het aanspreekpunt is als het gaat om dierenwelzijnsvraagstukken. Iedere sector blijft verantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering ervan binnen het eigen domein. Omdat het niet mogelijk is om alle aanbevelingen in deze nota tegelijk door te voeren en er binnen de beperkte financiële middelen gehandeld moet worden, worden themadagen voorgesteld. Ieder jaar omstreeks dierendag wordt in overleg met de dierenbescherming een activiteit, georganiseerd waarbij bijvoorbeeld het welzijn van een bepaald dier centraal staat. De gemeente neemt hieraan deel of organiseert de bijeenkomst zelf. Aanbeveling 22: Dierenwelzijn in Oostzaan tot vast beleid maken. Geadviseerd wordt om naast een portefeuillehouder ook een contactambtenaar voor alle zaken die met dierenwelzijn samenhangen aan te wijzen. Aanbeveling 23: Het aanspreekpunt dierenwelzijn (contactpersoon afdeling Beleid en Regie) bekend maken via de website en bij de front office. Aanbeveling 24: In de uitvoering werken met themadagen zoals hierboven beschreven. 11.2 Samenwerken met organisaties en buurgemeenten De gemeente Oostzaan kan niet alles zelf doen op het gebied van dierenwelzijn. Samenwerking met andere organisaties is noodzakelijk. Gezamenlijk moet tot ideeën worden gekomen om het onderwerp dierenwelzijn verder uit te werken. 11.3 Voorlichting Voorlichting is belangrijk om het dierenwelzijn te bevorderen. Hierdoor wordt kennis verspreid over gezondheid en welzijn van dieren. De gemeente Oostzaan kan zo op een relatief eenvoudige wijze al een bijdrage leveren aan een beter welzijn van dieren. Aanbeveling 25: Regelmatig voorlichting geven in de krant en op website over onderwerpen en actuele ontwikkelingen op het gebied van dierenwelzijn. Aanbeveling 26: De Gemeentegids voorzien van alle in de deze nota genoemde organisaties op het gebied van dierenwelzijn.
17
11.4 Financiën 11.4.1 Financiële ondersteuning gemeente voor dierenopvangcentra Oostzaan streeft ernaar om dierenopvangcentra een reële vergoeding te geven voor bewezen diensten, binnen een door de raad beschikbaar gesteld budget. Om dit te doen verdient het aanbeveling een eenduidig model te ontwikkelen, waarin wordt aangegeven wat de gemeente zou moeten betalen aan een dierenopvangcentra voor het uitvoeren van de gemeentelijke opvangplicht. Het is wenselijk in overleg met de Dierenbescherming normen en criteria te ontwikkelen om de vergoeding voor bewezen diensten per gemeente te berekenen. Op dit moment zijn de subsidiebedragen aan dierenopvangcentra niet logisch onderbouwd. Waarom Oostzaan bijvoorbeeld niet meebetaalt aan een opvangcentra voor knaagdieren of vogels, maar wel aan opvangcentra voor honden en katten wordt niet gemotiveerd en ook zijn geen vaste normen voor de vergoeding die per op te vangen dier wordt gehanteerd. Aan gesubsidieerde dierenorganisaties kan worden gevraagd om als wederdienst jaarlijks aan de basisscholen van Oostzaan voorlichting te geven over hun activiteiten. 11.4.2 Budget Het is moeilijk om in een tijd van bezuinigingen waarin gekort wordt op de financiën en de personele formatie, waarbij de bestuurlijke voorkeur uitgaat naar beleidsuitvoering boven die van beleidsontwikkeling, een nota dierenwelzijn te presenteren. Echter de nota dierenwelzijn is er vooral op gericht om met elkaar de uitgangspunten vast te stellen voor het dierenwelzijnsbeleid in Oostzaan. Verder is er ingezoomd op die witte vlekken die voor een groot deel gewoon meegenomen kunnen worden binnen de reguliere werkzaamheden, budgetten en formatie. Op dit moment besteed de gemeente Oostzaan al geld aan dierenwelzijn. De Zaanse Stichting Dierenzorg ontving in 2012 € 5.359,- als bijdrage in de exploitatiekosten. De Stichting Dierenleed Oostzaan ontving in 2012 € 908,- subsidie. Er zijn plannen voor een NoordHollandse vogelopvang, maar dat is nog niet rond. Het totale budget voor dierenbeleid in de begroting 2013 en de meerjarenraming is € 8.150 per jaar. Hier zit dus een onderbesteding in. Tijdens de algemene beschouwingen van 5 november 2012 is 1500 euro in 2013 en 2014 beschikbaar gesteld voor het uitvoeren van de nota dierenwelzijn. De 1500 euro in 2013 wordt gedekt uit de onderbesteding in het huidige budget voor dierenwelzijn. Aanbeveling 27: In overleg met de Dierenbescherming eenduidige normen en criteria te ontwikkelen om de vergoeding voor bewezen diensten per gemeente te berekenen voor het laten uitvoeren van de gemeentelijke opvangplicht.
18
i
De intrinsieke (of eigen) waarde is de waarde van een dier los van de gebruikswaarde van dit dier voor de mens. De erkenning van de intrinsieke waarde is een belangrijk uitgangspunt in het denken over dieren. In deze visie is het dier een individueel wezen met een eigen leven, eigen ervaringen en gevoelens. We erkennen daarmee tevens dat het dier eigen belangen heeft, waar wij als mens rekening mee moeten houden. Daarvoor moeten we ons verdiepen in zijn aard en wat in zijn belang is: gezondheid, welzijn en integriteit. Op basis daarvan moeten we zorgen voor onder andere goede voeding, huisvesting, medische verzorging en een geschikte leefomgeving. De erkenning van de eigen waarde van dieren dwingt ons om ons af te vragen wat we wel en niet met dieren mogen doen. In ieder geval moet het dier gevrijwaard blijven van de negatieve gevolgen van menselijke bemoeienis met dieren. De landelijke overheid erkend de intrinsieke waarde van het dier, deze staat opnieuw benoemd in de nieuwe landelijke Nota Dierenwelzijn van februari 2012. De onderstaande ‘Vijf vrijheden van Brambell (1974)’ moeten centraal staan bij ieder ingrijpen van de mens in het leven van dieren en zouden uitgangspunt kunnen vormen voor een gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid
Bijlage 1: Het Wettelijk en bestuurlijk kader Het wettelijk kader bestaat uit nationale wet- en regelgeving, die al dan niet voortvloeit uit Europese wet- en regelgeving. Ieder land van de Europese Unie is verplicht om de Europese wet- en regelgeving om te zetten in nationale wet- en regelgeving. Het belangrijkste landelijke wettelijk kaders voor het dierenwelzijn zijn: de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GwwD), die in 1992 in werking is getreden, de Flora- en faunawet,die in 2002 in werking is getreden en de Natuurbeschermingswet 1998. (Gezondheid en Welzijns) wet Dieren De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (per 1 januari gedeeltelijk vervangen door de Wet Dieren) ziet voornamelijk op de bescherming van het individuele dier In de Gezondheid en Welzijnswet voor Dieren (GwwD) staan regels die vooral te maken hebben met bedrijfsmatig gehouden dieren. Dus bijvoorbeeld huisvesting van landbouwhuisdieren in de vee-industrie of op melkveehouderijen. Hierbij horen ook regels over honden & kattenasielen. Maar er zijn geen regels voor huisvesting voor particuliere dierenhouders. In de GwwD zijn een aantal belangrijke verbodsbepalingen opgenomen. Het is verboden om: • een dier onnodig pijn of letsel te veroorzaken, of zijn gezondheid of welzijn te beschadigen; • een dier de nodige verzorging te onthouden en te verwaarlozen; • ingrepen te plegen bij dieren (tenzij anders in de wet staat). Gele oormerken bij koeien en onthoornen zijn bijvoorbeeld wel toegestaan; • dieren te doden (tenzij anders in de wet staat); • dieren als prijs, beloning of gift uit te reiken; • biotechnische handelingen bij dieren te verrichten, tenzij een vergunning is verleend door het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (ELI) Gedacht moet worden aan genetische modificatie en het geven van hormonen. Verder zijn er regels over: • de huisvesting van dieren (voor een aantal diersoorten). Gedacht moet worden aan de ruimte van een stal, hok of kooi, soort vloer, lengte voederbak, drinkwatervoorzieningen of de hoeveelheid buitenlicht in de stal; • honden- en katten. Het Honden- en Kattenbesluit is een algemene maatregel van bestuur (AMvB) gebaseerd op de GwwD en regelt het bedrijfsmatig houden van dieren, bijvoorbeeld een dierenopvang of dierenwinkel;
• •
het slachten van dieren. Gedacht moet worden aan bijvoorbeeld rituele slachting; het vervoeren van dieren. Voor het vervoer van dieren is een vergunning nodig van het ministerie van ELI. Hierin staan eisen met betrekking tot bijvoorbeeld reisschema, voederen en tijden.
Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet De Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet zien op de natuur- en soortbescherming. In de Natuurbeschermingswet is de Europese regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn- en de Habitatrichtlijn omgezet in nationale wetgeving. In de Flora- en faunawet wordt de bescherming van soorten geregeld. Op de lijst van beschermde soorten staan alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en een aantal vissen, libellen, vlinders en plantensoorten De Flora –en faunawet toetst het effect van ruimtelijke ingrepen in de openbare ruimte op dieren. In de Flora- en faunawet zijn (als bijlage) lijsten opgenomen met daarop vermeld diersoorten. Per diersoort is aangegeven in welke mate deze beschermd is: van vrijgesteld, beschermd tot zeer beschermd. De beschermingsstatus is afhankelijk van de mate waarin het dier in Nederland voorkomt. Afhankelijk van de status van de diersoort geeft de wet aan of er bij ruimtelijke ingrepen in het openbare gebied wel of geen maatregelen moeten worden genomen. 3.1.2 Gemeentelijke wetgeving Naast burgers, bedrijven, provinciale overheid en rijksoverheid heeft natuurlijk ook de plaatselijke overheid, de gemeente, taken en bevoegdheden op het gebied van dierenwelzijn. Een beperkt aantal taken en bevoegdheden vloeit voort uit wetgeving van de landelijke overheid (medebewindstaken). Te noemen zijn preventie en bestrijding van besmettelijke dierziekten, zoals de varkenspest, monden klauwzeer en de vogelgriep. Maar ook de verzorging van gevonden dieren en het afvoeren van dode dieren zijn wettelijke zorgtaken. Alle andere maatregelen die gemeenten (kunnen) treffen op het terrein van dierenwelzijn, zijn gebaseerd op de autonome bevoegdheid van de gemeente. Hierbij kan men denken aan aanvullende maatregelen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) met het oog op het dierenwelzijn. Maar ook aan dierenwelzijnbelangen bij gemeentelijke vergunningen en besluiten, bij educatie en voorlichting, bij beheer van het openbaar groen. Bij de laatstgenoemde zaken ligt de rol van de gemeente in de voorwaardenscheppende sfeer. Zij moet ervoor zorgen dat de burger de weg kan vinden op het gebied van dierenwelzijn (o.a. door een adequate informatievoorziening) en dat ondersteunende organisaties goed kunnen functioneren (ondersteuning plaatselijke dierenbescherming, regionale asielen, dierenambulance en andere dierenwelzijnsorganisaties). De autonome bevoegdheden van gemeenten moeten vallen binnen een boven- en benedengrens: -
bovengrens: gemeentelijke verordeningen, zoals de APV en de Hondenverordening, moeten voldoen aan regelingen van hogere overheidsorganen (provincie, Rijk); benedengrens: gemeentelijke verordeningen mogen slechts het openbaar belang betreffen en niet het bijzondere belang van burgers.
3.1.3 Overige wetgeving Het Burgerlijk Wetboek boek 5 artikel 8 stelt dat een vinder van een dier (dit gaat volgens de Memorie van Toelichting alleen om dieren die een eigenaar of houder hebben) aangifte moet doen bij de plaatselijke politie. In de praktijk gebeurt dit meestal door melding bij de Dierenbescherming afdeling Noord-Holland Noord of bij de lokale of regionale opvangcentra. De gemeente is verplicht
een gevonden dier, minimaal twee weken te (doen) bewaren en te (doen) verzorgen. Gedurende deze periode kan een eigenaar een dier weer ophalen. Als het dier niet wordt opgehaald, valt het “eigendom” toe aan de gemeente. De gemeente doet vervolgens afstand, opdat het asiel voor het dier een nieuwe eigenaar kan zoeken. Naast de bovenstaande regelingen zijn er andere wettelijke regelingen op rijks- en provinciaal niveau die eveneens van invloed kunnen zijn op het dierenwelzijn in onze gemeente. Een voorbeeld hiervan is artikel 1 van de Brandweerwet 1985 waarin is vastgelegd dat de gemeente bij uitvoering van de werkzaamheden van de brandweer bij brand en ongevalsituaties de zorg heeft voor het redden van mens én dier. Uit deze korte opsomming moge blijken dat er geen sprake is van volledige dekking voor allerlei situaties die zich kunnen voordoen en dat de invalshoek vooral hinder en gevaar is. 3.2 Handhaving en toezicht wet-en regelgeving De handhaving en het toezicht op het gebied van dierenwelzijn is zowel op landelijk als op gemeentelijk niveau geregeld. Het kan hierbij gaan om naleving van de wettelijke voorschriften of om het optreden tegen mishandeling, verwaarlozing of vormen van overlast van dieren. Als het gaat om het welzijn van dieren die zowel hobbymatig als beroepsmatig worden gehouden dan is in eerste instantie de eigenaar van de dieren verantwoordelijk voor dit welzijn. 3.2.1. Toezicht en handhaving landelijke wetgeving (Wet Dieren en Flora-en Faunawet) Toezicht en handhaving van de landelijke wet- en regelgeving en verstoord dierenwelzijn wordt uitgevoerd door de Dierenpolitie (strafrecht), de Landelijke Inspectiedienst van de Dierenbescherming (bestuursrecht), de regionale afdeling van de Dierenbescherming NHN (verstoord dierenwelzijn waarbij niet strafrechtelijk- of bestuursrechtelijk opgetreden kan worden) en door controleurs van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit. Alle meldingen met betrekking tot dierenleed, komen binnen via het meldpunt 144 – red een dier. De Flora- en faunawet kent veel algemene verbodsbepalingen op handelingen die het voortbestaan van planten en dieren in gevaar kunnen brengen. Toezicht en handhaving van de regels is een verantwoordelijkheid van het Ministerie van ELI, maar ook de politie en de buitengewone opsporingsambtenaren (BOA’s) van de gemeente kunnen hierbij een rol vervullen. De gemeente heeft voornamelijk een rol in de voorlichtende sfeer en niet in de handhavende sfeer.