Huisjesmelken. Mevr. Stavast wordt na een aantal tragische familiegebeurtenissen die psychisch te veel zijn voor haar man, door hem in de steek gelaten. Zij staat daarmee, begin 80er jaren, voor de taak zichzelf, haar huishouden en de opvoeding van een paar opgroeiende kinderen, gaande te houden. Dat lukt. Zij krijgt bijstand en 'houdt de kop ervoor'. Er is ook nog een alleenstaande oom, ongehuwd, visserman en 'roeg as tou' maar een bovenstebeste en doodgoeie kerel. Die man heeft om zich te handhaven, op allerlei terreinen hulp nodig, vooral huishoudelijk en psycho-sociaal. Mevr. Stavast verleent hem de nodige mantelzorg zo goed en zo kwaad als dat kan, jaar in, jaar uit. Die oom woont in het ouderlijk huis van mevr. Stavast. Naarmate de jaren verstrijken, wordt oom steeds hulpbehoevender en wordt haast blind. De thuiszorg springt in maar er blijft nog genoeg werk over om zijn huishouden wat op regel te houden. Oom geeft in de loop der tijd vrijwel al zijn spaargeld weg aan de hulpen want die 'kunnen dat wel gebruiken'. Maar zijn nicht wordt ook niet vergeten. In 1992 verkoopt oom zijn huis aan mevr. Stavast voor een vriendenprijs. Bovendien wordt afgesproken dat mevr. Stavast met de inzet van de onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk het huis zal kunnen verdienen. Een soort virtuele afbetalingsregeling dus. Dan is het zeker dat zij na zijn dood zal kunnen gaan wonen in het ouderlijk huis en heeft zij "ook wat voor alle moeite". Oom blijft wonen in het huis dat hij haar heeft verkocht. De feitelijke koopprijs is op een minimum gesteld, maar op basis van taxatie wordt de gangbare marktprijs op een kleine ƒ 20.000,--, vastgesteld. Geen misselijke prijs voor die tijd. De belastingdienst stuurt een 'eigen' taxateur, die 'met de natte vinger' de prijs op ƒ 35.000,-- stelt. Oom en mevr. Stavast doen daar niet moeilijk over. Wie wil er nou ruzie met de belasting? Volgens de regelen der kunst wordt afgerekend met de fiscus. Mevr. Stavast doet van deze gebeurtenissen verslag aan haar contactambtenaar bij de sociale dienst. Die verbindt hier geen consequenties aan, sterker nog: het is haar wel goed zo. In september 2006 overlijdt oom. Mevr. Stavast maakt bij de sociale dienst melding van het feit dat zij nu in het feitelijk bezit is van de eigen woning en dat zij op zo kort mogelijke termijn wil verhuizen. Maar dan rolt er een heel lelijke aap uit de mouw; bijna een heel leger apen eigenlijk. In november 2006 wordt de uitkering van mevr. Stavast stopgezet. Meteen daaroverheen komt het bericht dat mevr. Stavast de genoten uitkering over de periode tussen de dag na het overlijden oom en eind november 2006 dient terug te storten. De sociale dienst redeneert dat 'vermogensaanwas tijdens uitkeringsperiode' aanleiding is de bijstandsuitkering stop te zetten tot dat deze aanwas weer tot nihil, onder erkenning van de wettelijke
normen van vermogensvrijstelling, is teruggebracht. De meest recente aanslag OZB van het 'nieuwe' huis is gebaseerd op een geschatte waarde van bijna € 75.000,--. Die waarde wordt door de sociale dienst zonder meer als uitgangspunt genomen. De oom van mevr. Stavast had zijn belastingaanslagen altijd 'blind' betaald en betaalde -als huurder- ook altijd de OZB-aanslagen. In het hoe en waarom van de hoogte van aanslagen had hij zich, zoals zovelen, nog nooit verdiept en zich daarover dus ook nooit bezwaard gevoeld. Dat 'zijn' tot op het bot verwaarloosde huisje nog niet de helft waard was, was nooit tot hem doorgedrongen en deerde hem niet. De sociale dienst verordonneerde vanachter het bureau dat er op korte termijn via verkoop zo'n € 75.000, -- op het kleed moest /kon komen en dat vanaf de dag na de dood van oom, als ze de normen van de dienst wat opvolgde, mevr. Stavast (63 jaar) wel tot haar AOW van de opbrengst kon leven. Mevr. Stavast in paniek. Uiteraard. Nu eerst even wat bestuursrechtelijke opmerkingen: een bijstandsgerechtigde beschikt over twee vrijstellingen voor enig vermogen: aan contant/giraal geld mag een bijstandsgerechtigde -ruwweg- een 5200 euro op de bank of in de sok hebben; een huiseigenaar die in de bijstand komt, moet via krediethypotheek dat huis 'opeten' tot een bedrag vanplus/minus 44.700 euro. In het laatste geval eist de wet dat die huiseigenaar/bijstandsgerechtigde wel zelf dat huis bewoont. In totaal dus kan een alleenstaande huiseigenaar/bijstandsgerechtigde ongestraft, d.w.z. zonder mindering of stopzetting van zijn uitkering, eigenaar zijn van een samengesteld vermogen van ongeveer € 50.000,--. Bij mevr. Stavast miste in de periode vlak na het overlijden van oom het element: 'wonen in de desbetreffende woning'. Nergens vermeldt de wet dat je niet in aanmerking komt voor de betreffende vermogensvrijstelling van € 44.700,00 als je tijdens de looptijd van je bijstandsuitkering door 'gelukkige omstandigheden' eigenaar van een zelf te bewonen woning wordt. Mevr. Stavast verzamelde in korte tijd drie taxatierapporten van even zo vele beëdigde taxateurs die alle inhielden dat haar woning in de staat zoals hij was toen oom overleed, hoogstens € 35.000,-- en eerder nog € 30.000,-- waard was. Mevr. Stavast had geen cent op de bank. Mevr. Stavast had graag wat tijd gehad na het overlijden van haar oom, om ergens wat krediet los te peuteren en plannen te maken en uit te voeren, om haar huis wat bewoonbaar te -laten- maken. (lekken in dak, verrotte vloeren en kozijnen, neerstortende plafondplaten, veel asbest, geen isolatie, een geheel te vernieuwen electriciteits- en gasleidingstelsel en ga zo maar door). Daar had ze mensen voor nodig die dat in hun vrije tijd wel wilden doen. Daar gaat dan wat meer tijd overheen dan wanneer je er een aannemer 'op kunt zetten'. Zolang had ze nog in haar huurhuis willen blijven. De sociale dienst had daar enig respect voor kunnen opbrengen en haar een termijn kunnen gunnen om die verhuizing en de voorbereidingen daartoe met haar beperkte financiële middelen op een zo goed mogelijk passende wijze te kunnen realiseren. In die tijd had -volgens redelijk maatschappelijk inzicht- de uitkering gewoon door moeten blijven gaan. Zo redeneren normale mensen. Niet echter de betreffende
lieden, de 'hulpverleners' van de dienst. Te gek voor woorden toch, ongehoord toch dat een bijstandsgeval, iemand die al meer dan 20 jaar de hand moet ophouden, zomaar een eigen woning in de schoot valt en daar nog in wil gaan wonen ook. Op huichelachtige manier worden alle kunstjes uit de kast gehaald om mevr. Stavast te breken en te dwingen haar huis te verkopen. Mevr. Stavast krijgt in de periode november 2006 - juli 2007 (al meer dan negen maanden), geen uitkering. Voordat de procedures daarover achter de rug zijn -die ze ongetwijfeld gaat winnen- kunnen er, gegeven het trage verloop van haar zaak bij de betreffende instanties, nog maanden verlopen. Mevr. Stavast loopt dan niet stuk als gevolg van haar aangevochten rechtspositie, maar als gevolg van het met opzet gecreëerde financiële moeras waarin ze kopje onder wordt gehouden. Een extra schande die daarbij komt is het gedrag van de bestuursrechters die door mevr. Stavast via het aanhangig maken van voorlopige voorzieningen, te hulp werden geroepen. Dat, terwijl het een in de filosofie die ten grondslag ligt aan het bestuursrecht, vastgelegd uitgangspunt is dat de bestuursrechter de macht (lees: het machtsmisbruik, de willekeur) van het bestuurlijk apparaat meer in evenwicht dient te brengen met, resp. beheersbaar te maken in vergelijking met de vaak veel mindere macht(-middelen) van de burger die zijn recht zoekt. Ook betreffende burgemeester en wethouder wassen hun handen in onschuld en in gepretendeerde onmacht: zij hebben in feite niets meer in te brengen bij de intergemeentelijke, zelfstandige sociale dienst maar willen daar ook niets meer in te brengen hebben. Zij kijken wel uit om in een slangenkuil te stappen. Ze leggen het lot van "hun" burgers in handen van een democratisch vrijwel niet meer te beïnvloeden technisch-bureaucratisch apparaat, waarin gebrek aan wetskennis zich paart aan onvermogens op het menselijk, relationele vlak. Organisatorische perversiteiten zijn niet meer rechtstreeks aan te pakken door sanerende krachten van buiten. B&W laten zich voorlichten door de betrokkenen van de dienst; vinden op grond van de door de dienst aangeleverde meningen dat mevr. Stavast haar lot over zich zelf heeft afgeroepen en spelen vanuit die passieve opstelling een Pilatus-rol. Mevr. Stavast moet dan ook zelf maar zien zich aan haar eigen haren uit haar 'zelfgeschapen' moeras omhoog te trekken. We memoreren: --n.a.v. het besluit van de dienst tot stopzetting van bijstandsuitkering in november 2006, wordt bezwaar ingediend en tegelijkertijd een voorlopige voorziening gevraagd bij de rechtbank Leeuwarden. Twee dagen voor de zitting krijgt mevr. Stavast bericht van de dienst dat als zij haar huis te koop zet, zij van de dienst voorschotten in afwachting van het besluit op haar bezwaar tegen stopzetting uitkering kan krijgen. Mevr. Stavast zegt toe te overwegen haar huis te koop te zetten. De voorzieningenrechter besluit op grond van deze gegevens dat het verzoek ongegrond is, want mevr. Stavast heeft weer zicht op- een inkomen. Hij verzuimt -gelet op zijn verplichting om te anticiperen op de uitkomst van het geding in de bodemprocedure- een samenhangende,
inzichtgevende motivering onder zijn vonnis te schuiven. Hij had daarmee het relevante rechtskader kunnen aangeven, inhoudende dat zodra mevr. Stavast zou zijn verhuisd, er wettelijk geen belemmeringen meer waren om de bijstandsuitkering voort te zetten. De dienst krijgt van hem alle ruimte zijn treiterpraktijken voor onbepaalde tijd voort te zetten. --mevr. Stavast besluit januari 2007- haar huis toch niet te koop aan te bieden. Dat leidt tot een herhaald stopzetten van de pas weer op gang gekomen uitkering, lees: bevoorschotting. Opnieuw dus geen inkomen voor mevr. Stavast. Door de ondertussen door mevr. Stavast ingeschakelde advocaat wordt opnieuw bezwaar en daarop gebaseerd verzoek tot voorlopige voorziening ingediend (om stopzetting uitkering op te schorten). Tijdens de zitting in kader van die voorlopige voorziening merkt de dienstdoende rechter op dat mevr. Stavast op het moment dat de dienst het besluit tot stopzetting van de bevoorschotting nam, zij nog niet officieel was verhuisd van haar huurwoning naar haar eigen woning; misschien wel aan het verhuizen was, maar nog niet officieel op het nieuwe adres was ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Op het moment van de hoorzitting was die formele overschrijving wel het geval. De bestuursrechter ontpopt zich als een formele pietje precies, als een ambtenaar met rechtspraak belast. Het -nog- niet formeel daadwerkelijk bewonen van het eigen huis op het moment van nemen van het bestreden besluit, maakt dat er volgens hem niks op dat besluit valt aan te merken. De man geeft daarmee wel impliciet te kennen dat het standpunt van de dienst: vermogensaanwas tijdens uitkeringsperiode per definitie en op grond van de wetgeving, moet worden 'opgegeten', onjuist is. Dat is het feit waar het om gaat. De voor de hand liggende expliciete erkenning van dat feit wordt ontlopen en weer krijgt de dienst ruimte voor onbehoorlijke pressie tot ontruiming van de woning door mevr. Stavast. Ook van de bestuursrechter is blijkbaar weinig compassie te verwachten. In de wet wordt een 'rechter' gedefinieerd als 'een ambtenaar belast met rechtspraak'. De vraag komt op of 'een ambtenaar met rechtspraak belast' wel altijd aanspraak mag maken op de ontzag en eerbied afdwingende titel 'rechter'. --om in aanmerking te komen voor een nieuwe bijstandsuitkering, moet mevr. Stavast zich eerst inschrijven bij het CWI. Dat doet ze in juni 2007. Binnen een week krijgt mevr. Stavast, 63 jaar oud, met lichamelijke beperkingen en ondertussen volledig overspannen, een oproep om op 30 km. afstand van haar woning te komen werken in de kassen. Mevr. Stavast meldt zich -na consult bij de huisarts die haar doorzendt naar een psychiater- ziek; krijgt per kerende post een oproep voor de controlerend arts en wordt ondanks haar klachten, met onmiddellijke ingang voor 4 uur per dag arbeidsgeschikt verklaard. --mevr. Stavast heeft al maanden geen regulier inkomen meer.
Het geld dat stond op rekeningen van haar oom en bedoeld om de schulden, naijlende kosten van oom (energiekosten, belastingschulden, begrafeniskosten enz.) van te betalen, heeft ze gebruikt om 'in leven te blijven'. Er ligt een stapel aan rekeningen waarvan niet duidelijk is waar die van betaald moet gaan worden. De tactiek van de dienst wordt -ons in ieder geval- meer en meer duidelijk: als we je niet kunnen dwingen het huis te verkopen door inhouden van de uitkering, dan lukt het misschien straks je schuldeisers wel. Er valt -eind juni 2007- onverwacht nog een rekening van het "specialistenteam successie/schenkingen" van de belastingdienst, kantoor Zwolle, van ruim € 8000,-in de brievenbus. "Ergens" hadden we wel het vermoeden dat de "belasting" zich nog zou roeren. Maar hoe komt die belasting op het idee zich nu al met een voorbericht inzake een 'dikke' rekening in deze kwestie te mengen. Normaliter neemt de belastingdienst zo maar 2 à 3 jaar de tijd om tot afhandeling middels afrekening te komen. Die tijd had mevr. Stavast wel nodig om eerst de sores met de sociale dienst en de actuele schuldeisers te boven te komen. Lettend op de voortvarendheid van de belastingdienst, acht slaand op de onredelijkheid en ongemotiveerdheid van de hoogte van de door de belastingdienst gehanteerde uitgangsbedragen, de onzorgvuldigheden bij de voorbereiding van de aanslag, dringt haast onweerstaanbaar -maar misschien ten onrechte- de gedachte zich op van een één-tweetje tussen sociale dienst en de belastingdienst. Onder de noemer "ask no mercy, grant no mercy" zal en moet Barbertje immers hangen. --mevr. Stavast heeft eind juli 2007 het besluit op bezwaar van de dienst binnen. Er is onmiddellijk beroep -in de bodemprocedure- ingediend. Daar gaan zomaar weer 5 tot 12 maanden mee heen. Al die tijd heeft mevr. Stavast geen inkomen. Maar er waren ineens onverwachte ontwikkelingen. De opnieuw tussentijds gevraagde voorlopige voorziening werpt -nog onrijpevruchten af. De Dienst voorkomt een rechterlijke uitspraak. Eerst door opnieuw te besluiten tot bevoorschotting en vervolgens door in feite, zonder argumentatie over te gaan tot het verlenen van bijstandsuitkering. Driemaal lijkt ook hier scheepsrecht. Met deze informeel aandoende besluitvorming lijkt de 'omslag' bereikt: erkenning door de Dienst dat mevr. Stavast recht heeft en altijd recht had op een bijstandsuitkering. Desondanks zet de 'verelendung' in financiële maar ook in psychische zin, nog steeds door. Mevr. Stavast krijgt de uitkering niet zomaar. Er wordt drastisch op gekort en in september 2007 zelfs 100%. De marges zijn wel heel smal geworden. Het licht gloort echter. De strijd gaat door.
Maar het is wel erg. Vooral als je beseft dat mevr. Stavast in haar recht staat. Het is een gevecht van een relatief weerloze, alleenstaande vrouw tegen een machtig en geïrriteerd bureaucratisch systeem (en misschien wel meerdere, samenspannende systemen). Mevr. Stavast lijdt nu al aan wat kan worden genoemd het 'klokkenluiders-syndroom". Psychologisch gezien is haar de rol opgedrongen van een proefpersoon in een experiment van Asch. Een wredere psychische mishandeling is haast niet denkbaar. Of en hoe ze het overleeft, zal moeten blijken. U hoort nog van ons. (I.v.m. privacy-overwegingen is gebruik gemaakt van een gefingeerde naam).