Nooit
meer
ongelijk:
Logica
I. Inleiding Logica is traditioneel de wetenschap van het redeneren en begint bij de oude Grieken. De Griekse filosoof Aristoteles (± 384-322 v. Chr.) wordt beschouwd als de grondlegger van de Logica. Logica is een discipline die op het raakvlak van drie wetenschapsgebieden gelegen is, namelijk:............................................................................................... Bovenstaande filosoof is de bedenker van de ............................................................. De Logica van de Grieken was niet volledig. Toch is er 2000 jaar niets mee gebeurd. Pas in de negentiende eeuw kwam de Duitse wiskundige, logicus en filosoof Gottlob Frege (1848-1925) met de Moderne Logica, die bestaat uit de ‘Propositielogica’ en de ‘Predikatenlogica’. De Propositielogica gaat over uitspraken, waarvan we er in deze lessenserie verschillende gaan bekijken. De Predikatenlogica gaat over eigenschappen. Ook in de informatica komt logica terug. De Engelsman Alan Turing (1912-1954) is de stamvader van de informatica. Hij ontwikkelde de zogenaamde Turingmachine, die een basis bood voor het ontcijferen van Duitse geheime boodschappen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ook wordt er in de informatica gebruik gemaakt van logische schakelingen. In de wiskunde hebben mensen als George Boole zich bezig gehouden met predikatenlogica en propositielogica. Een voorbeeld van hoe je van talige naar wiskundige proposities gaat: A: Morgen schijnt de zon. B: (dus dan) We gaan morgen picknicken. Als A, dan B
A→B
De Engelse wiskundige George boole bedacht aansluitend hierbij de waarheidstabellen of de booleaanse algebra’s. Een bewering op zich kan waar of fout zijn, maar hoe beoodelen e een redenering waarbij beweringen door connectieven (en/of/ als, dan, …) aan elkaar geregen worden? A dus B is alleen waar als Aen B ook afzonderlijk waar zijn. Sophie en Aurélie komen naar het galabal is alleen waar als zowel Femke als Lotte naar het galabal komen. waarheidstabel A 1 1 0 0
EN B 1 0 1 0
EN A dus B 1 0 0 0
1
II. Feiten en Meningen Een vaststelling ofwel een uitspraak over de werkelijkheid noemen we Een ............................................... Een propositie is....................................... bv. De zee is blauw. Een propositie kan naar inhoud waar of fout zijn.We kunnen ook verbanden leggen tussen verschillende proposities. Het ene volgt misschien uit het andere of geeft een reden op. We interpreteren hiermee de feiten om tot een ...........................................................te komen. Deze redenering op zich en de proposities op zich kan men onderwerpen
aan een waarheidsanalyse. Een propositie mag enkel uit feiten bestaan en niet uit meningen. We moeten leren feiten en meningen uit elkaar te houden en we moeten het onderscheid maken tussen juiste en foute feiten en meningen. Soms is dit heel gemakkelijk. Vergelijk: Bv. Bv. Bv. Bv.
Deze toestand is werkelijk hallucinant! Eddy Wally is ereburger van Zelzate. Een pinguïn is een reptiel. Ik vind dat “Het Lam Gods” van Van Eyck slecht geschilderd is.
In een argumentatie willen de partijen dikwijls hun mening als de feiten voorstellen. Men wil dus eigenlijk een sluiertechniek toepassen om bepaalde doelgroepen te overtuigen. Men gebruikt daarvoor allerlei argumenten zoals: 1) sloganeske taal: Liefde is blind, geen vrede zonder oorlog,... 2) veralgemeningen: Iedereen is toch gevoelig voor milieuproblemen. 3) gekleurde woorden: Dat is de kroon op zijn werk, flitspalen zijn een must. 4) foute gevolgtrekkingen: Het Witte Huis ontkent het bericht niet dus het is waar. 5) modale hulpwerkwoorden: Men zou die situatie moeten rechtzetten. 6) de modale aanhef: Het is zo dat zeker, duidelijk, ongetwijfeld zo dat… 7) restrictie: volgens mij, de opiniepeilingen,..., naar mijn oordeel, naar verluidt,...
2
Geef aan of de volgende stellingen feiten of meningen zijn.Zijn de argumenten dus objectief of subjectief? Welke woorden of zinswendingen geven aan of de zinnen subjectief zijn? 1.Als je geen alcohol drinkt, ben je een watje. 2. Het is duidelijk dat hij alleen aan zichzelf denkt. 3.Freud is dé psycholoog van het onbewuste. 4. Zelfmoord is de grootste doodsoorzaak bij adolescenten. 5.Verdedigingstechnieken aanleren is belangrijk omdat we allemaal vroeg of laat met geweld geconfronteerd worden 6.James Dean was het icoon van de Rebel without a Cause. 7. Iedereen zal akkoord gaan dat we meer in windmolenparken moeten invsteren. 8.Halverwege de middag begon het te stortregenen. Het festival was dus een catastrofe.. 9. De waterburcht van Laarne behoort tot de parels van Vlaanderens cultuurhistorisch erfgoed. 10. Wij leven in een contstitutionele monarchie dus wij hebben een koning. 11.Volgens de getuige trad de rijkswacht erg hardhandig op. 12.Het feit dat hij niet reageert, bewijst dat het hem niet interesseert. 13. Het is ontegensprekelijk dat Di Rupo liegt! 14. Iran lanceert een eigen barbiepop om de verderfelijke invloed van de westerse variant tegen te gaan. 15. Einmal is keinmal!
Zijn de volgende koppen van artikels afkomstig uit de nieuwsberichtgeving of uit opiniestukken? Zijn ze objectief of subjectief? “Beledigd worden is de prijs van vrijheid” tweet Bart De Wever. “De middenklasse saneert het land”. Goedkope olie is geen wondermiddel voor sputterende economie. China ontkent “nieuwe kolonisten” te zijn in Afrika. Celstraf voor Egyptische student die beweert atheïst te zijn. Eis om meer kaki op straat neigt naar veiligheidspopulisme. “Islam behoort tot Duitsland” zegt Angela Merkel. Omstreden komiek in de gevangenis. VN missies elk jaar dodelijker. West-Vlaamse studenten zijn de slimste.
3
III. Wat is een syllogisme? 1. Theorie Een argumentatie heeft in de grond de vorm van een syllogisme of ................................. Een syllogisme is een redenering gebaseerd op twee ...................................... en een ........................................ Een redeneerschema heet (logisch) geldig dan en slechts dan als het geen tegenvoorbeeld toelaat. Alle mensen (A) zijn sterfelijk (B). = eerste premisse = MAJOR Sokrates (C) is een mens (A) = tweede premisse = MINOR Dus: Sokrates (C) is sterfelijk (B). = CONCLUSIE A=B C=A C =B
= logische constante
Een major is een hoofdgedachte. Een minor is een tussengedachte Andere voorbeelden: • Mensen maken fouten. /Mohammed is een mens. Mohammed maakt fouten. • Eksters zijn vogels met zwarte veren./ Meeuwen hebben geen zwarte veren. Meeuwen zijn geen eksters. Foute syllogismen: • Ik kan in mijn pyjama. Mijn pyjama kan in de koffer. Ik kan in de koffer. • De mens is onsterfelijk. Jan is een mens. Dus: Jan is onsterfelijk. • Minou is een naam voor een kat. Mijn kat heet Isis. Isis is dus geen kattennaam. • Niets is beter dan eeuwig geluk, Een frikandel speciaal is beter dan niets, Dus een frikandel speciaal is beter dan eeuwig geluk.
2. Bouw nu zelf een syllogisme met de volgende major: Dichters zijn gevoelige naturen.
Materialisten negeren het bovennatuurlijke.
4
3. Vorm zelf de premissen op basis van deze conclusie:
Sporten is ongezond.
Tom is een leugenaar.
d) Testje In de syllogismentest hieronder staan acht redeneringen. Het is aan jou om te zeggen of de getrokken conclusie logisch voortvloeit uit de gegeven stellingen. Denk erom dat een conclusie alleen juist is als deze met absolute zekerheid voortvloeit uit de stellingen. Let op: als de conclusie niet noodzakelijkerwijs (!) voortvloeit uit de stellingen is deze dus onjuist. 1. Deze conclusie is juist / onjuist: Stelling 1: Sommige huiseigenaren zijn niet belgisch. Stelling 2: Geen van de mathematici is een huiseigenaar. De conclusie is: Sommige mathematici zijn niet belgisch. 2. Deze conclusie is juist / onjuist: Stelling 1: Geen van de acteurs is een slaapwandelaar. Stelling 2: Alle spanjaarden zijn slaapwandelaars. De conclusie is: Sommige acteurs zijn spanjaarden. 3. Deze conclusie is juist / onjuist: Stelling 1: Alle postzegelverzamelaars zijn chemici. Stelling 2: Sommige postzegelverzamelaars zijn braziliaans. De conclusie is: Geen van de chemici is een braziliaan. 4. Deze conclusie is juist / onjuist: Stelling 1: Alle canadezen zijn rechtshandig. Stelling 2: Alle rechtshandigen zijn opticiens. De conclusie is: Sommige opticiens zijn canadees. 5. Deze conclusie is juist / onjuist: Stelling 1: Alle bloeddonoren zijn oostenrijkers. Stelling 2: Geen van de bloeddonoren is een bewaker. De conclusie is: Sommige bewakers zijn geen oostenrijkers.
5
6. Deze conclusie is juist / onjuist: Stelling 1: Geen van de italianen is een wijndrinker. Stelling 2: Alle dichters zijn wijndrinkers. De conclusie is: Alle dichters zijn italiaans. 7. Deze conclusie is juist / onjuist: Stelling 1: Geen van de bijenhouders is een stratenmaker. Stelling 2: Alle argentijnen zijn bijenhouders. De conclusie is: Sommige stratenmakers zijn niet argentijns. 8. Deze conclusie is juist / onjuist: Stelling 1: Geen van de historici is een niet-roker. Stelling 2: Geen van de niet-rokers is mexicaans. De conclusie is: Alle historici zijn mexicaans.
IV. Wat is een goed syllogisme? 1. Alle premissen zijn ware proposities. Een propositie moet een waar feit zijn en geen mening of een onwaarheid. Een propositie wordt steeds in mededelende vorm weergegeven. Niet alle denkactiviteiten zijn proposities. Men spreekt pas van een propositie wanneer men het waarheidsgehalte van een uitspraak kan bepalen. Welke van de volgende uitspraken zijn proposities? Kruis ze aan. Vb. Vb. Vb. Vb. Vb. Vb. Vb. Vb.
Hoe laat is het? Cobra’s blaffen. Mocht er nooit meer oorlog zijn. Picasso is een kubistische kunstenaar. Ibrahim is een huichelaar. Geef me dit boek. Een vlinder ontstaat uit een rups. Blaffende honden bijten niet.
• .................................................. in het algemeen zijn geen oordelen. Een taalhandeling is een (symbolische) actie die je uitvoert via taal. Het verandert een situatie in de werekelijkheid. Vb. Ik beschuldig jou van moord! Vb. Ik beloof dat ik zal komen. Vb. Hij beweert dat ik een leugenaar ben.
Vb. Ik veroordeel je tot twintig jaar cel! Vb. Ik vervloek jou. Vb.Ik weiger dit te aanvaarden.
• Verder zijn ook alle werkwoorden met ...........................................................geen oordelen. Vb. Vb. Vb. Vb.
Ik Ik Ik Ik
hoop dat het examen gemakkelijk is. verlang naar het weekend. vraag me af of hij gedronken heeft. beklaag me die aankoop.
6
• En ook alle andere modi behalve de mededeling zijn geen oordelen, dus .......................................................................... zijn geen oordelen. Vb. Vb. Vb. Vb.
Proficiat! Wie speelt er vals? Laat je wapen vallen en handen omhoog! Was het maar zomer...
• Als laatste zijn ook ................................................... geen oordelen. Vb. Wie laatst lacht, best lacht. Vb. Les méchants faits détruisent les belles théories. Vb. Dat zijn parels voor de zwijnen.
Sommige proposities noemen we …………………………………………….. Deze proposities zijn pas waar of vals na onderzoek van de feiten. Ze dragen geen absolute waarheid in zich. Vb. Vb. Vb. Vb. Vb.
De trui van Els is paars. Vrouwen geven meer geld uit dan mannen. De auto is hersteld. Dit is een moeilijke opdracht. Lijden is zinloos.
Deze proposities zijn pas waar of vals nadat we ze hebben kunnen waarnemen of onderzoeken.
2. Geldigheid (formele logica) versus waarheid (inhoudelijke logica) Er is een verschil tussen geldigheid en waarheid. Geldigheid zegt iets over het verband tussen twee premissen, klopt dit verband of klopt dit verband niet? = formele logica. Waarheid zegt iets over de waarheid van de premissen, zijn deze uitspraken waar of niet waar? = inhoudelijke logica. Een syllogisme kan dus wel geldig zijn, maar is dan niet automatisch waar. Geldigheid zegt namelijk niets over het verband tussen beweringen en werkelijkheid. En waarheid doet dit juist wel, als men een syllogisme op waarheid controleert wordt er gekeken of de uitspraken wel of niet waar zijn. Voorbeelden Majorpremisse: Alle dieren zijn onsterfelijk. Minorpremisse: Ik ben een dier. Conclusie: Ik ben onsterfelijk. 1. Geldige redenering? 2. Ware premissen? 3. Ware conclusie?
7
Majorpremisse: Alle Nederlanders zijn leugenaars. Minorpremisse: Alle Europeanen zijn leugenaars. Conclusie: Nederlanders zijn Europeanen. 1. Geldige redenering? 2. Ware premissen? 3. Ware conclusie? Majorpremisse: Iedereen die dit leest heet Piet. Minorpremisse: Ik heet Piet. Conclusie: Ik lees dit. 1. Geldige redenering? 2. Ware premissen? 3. Ware conclusie? Majorpremisse: Iedereen die dit leest leeft. Minorpremisse: Ik lees dit. Conclusie: Ik leef. 1. Geldige redenering? 2. Ware premissen? 3. Ware conclusie?
Samenvatting • • • • •
Als de redenering geldig is en alle premissen zijn waar, dan is een goed geformuleerde conclusie niet aanvechtbaar. In alle andere gevallen wel. Waarheid is iets anders dan geldigheid. Een geldige redenering plus ware premissen leidt tot een ware conclusie. Een geldige redenatie kan bestaan uit onware premissen en een onware conclusie. Een ware conclusie kan verkregen worden uit onware premissen.
8
Oefening: Zijn de volgende redeneringen waar en geldig? Alle Gentenaars zijn Vlamingen. Alle Vlamingen zijn Europeanen. Alle Gentenaars zijn Europeanen.
Veel auto-ongelukken gebeuren onder invloed van alcohol. Op feestdagen drinken veel mensen teveel alcohol. Op feestdagen gebeuren er weinig auto-ongelukken.
Alle mensen zijn ezels. Alle ezels balken. Alle mensen balken.
Iedere knikker die van Bart-Jan is, is helemaal rood. Deze knikker is blauw. Deze knikker is niet van Bart-Jan.
Alle bomen staan in een bos. Er staat een esdoorn in onze tuin. Een esdoorn is geen boom.
Ieder wezen dat vliegt, is een vogel. Ik heb vannacht een UFO gezien. Een UFO is een vogel.
Wanneer de deur open staat, dan tocht het. De deur staat open. Laura moet de deur dicht doen. Als Alexander naar het feest komt, komt Marie niet. Marie komt misschien naar het feest. Alexander komt zeker niet naar het feest.
V. Fouten in syllogismen 1. Inhoudelijke fouten •................................................................................................ Olifanten zijn dom. Een hamster is geen olifant. Een hamster is niet dom.
• ................................................................................................... Mensen die Johnny heten, hebben getunede auto’s. Johnny heeft geen auto maar een motorfiets. Johnny heeft een getunede auto.
• .................................................................................................. Als de kat van huis is, dansen de muizen. Tiger is thuis. De muizen houden kaasavond.
9
• ..................................................................................................... Alle katten drinken melk. Cleopatra (als kattennaam) drinkt geen melk. Cleopatra is geen kat.
• ..................................................................................................... Een oude aap moet men geen smoelen leren trekken. Jaap is een oude papegaai. Men kan Jaap smoelen leren trekken.
2. Formele fouten • ..................................................................................................... De onderdelen van een syllogisme moeten steeds dezelfde graad van abstractie of bepaaldheid blijven behouden. Wat klopt hier niet? Hollanders zijn zeevaarders. Piet is een Hollander. Piet is een goede zeeman. Rechtssystemen met een jury zijn rechtvaardig. De Belgische rechtspraak heeft een jury. Europese rechtssystemen zijnrechtvaardig.
• ..................................................................................................... Caligula Caligula Caligula Caligula
is krankzinnig. heeft een nieuwe gsm. is dood. is dus een een mysterieus persoon.
• ..................................................................................................... Er mogen dus geen nieuwe elementen in de conclusie voorkomen die nog niet in de premissen staan. Operazangers zijn vaak dik. Cecilia Bartoli en Pavarotti zijn operazangers. Pavarotti is dood.
10
VI. Oefeningen “When I use a word”, Humpty Dumpty said, in a rather scournful tone, “it means just what I choose it to mean —neither more nor less.” Lewis Carroll, Through the lookingglass
1.
Welke van de volgende zinnen zijn proposities?
a) Alle filmsterren zijn knap. b) Ik voel me belabberd. c) Druk 2 als u het bericht opnieuw wil beluisteren. d) Waarom zijn de bananen krom?. e) Dromen zijn bedrog. f) Een spin is geen insect. g) Alfred Hitchcock was een filmmaker. h) Boeddha was een fantastische zangeres. i) Geen Fransen zijn cricketspelers. j) Ik wou ik was een krekel in het gras. k) België is een Republiek. l) De meeste sprinkhanen spreken Zulu. m) God kan alles behalve datgene wat logisch onmogelijk is. n) Een boom die valt in een bos zonder getuigen, maakt geen geluid. o) Sommige socialisten zijn rijk. p) Ik sla u tot ridder!. q) Wees welkom in de naam des Heren. r) Jan Verheyen is onze aartsvijand!. s) De mens werd geschapen uit klei. t) Leve moeder!. u) Op 11 november vieren wij het feest van 12 november!. v) Op begrafenissen draagt men roze kleren. x) Sommige brievenbussen zijn niet rood. y) Geen enkele 12-jarige is een vrachtwagenbestuurder. z) Ik besef dat ik sterfelijk ben. @) Dat zijn parels voor de zwijnen. &) Ik herinner me dat ze een lelijke jurk droeg. $) Ik zou niet graag in zijn schoenen staan. §) Slurpen is verboden.
11
2. Oefening 1: Welke conclusie is juist? Alle reizigers zijn mensen. Alle toeristen zijn reizigers.
Geen bazen zijn werknemers. Alle ouderen zijn bazen.
Alle toeristen zijn mensen. Sommige mensen zijn geen toeristen. Sommige toeristen zijn geen mensen. Alle mensen zijn toeristen.
Geen ouderen zijn werknemers. Alle ouderen zijn werknemers. Alle werknemers zijn ouderen. Sommige ouderen zijn werknemers
Geen waterratten zijn zwemmers. Alle motorrijders zijn zwemmers.
Alle kruimels zijn blokjes. Alle stukjes zijn kruimels.
Geen motorrijders zijn waterratten. Alle waterratten zijn motorrijders. Alle motorrijders zijn waterratten. Sommige motorrijders zijn waterratten.
Sommige stukjes zijn geen blokjes. Alle blokjes zijn stukjes. Alle stukjes zijn blokjes. Sommige blokjes zijn geen stukjes.
Geen struiken zijn bomen. Alle planten zijn bomen.
Alle tijgers zijn panters. Alle leeuwen zijn tijgers.
Alle planten zijn struiken. Sommige planten zijn struiken. Geen planten zijn struiken. Alle struiken zijn planten.
Alle leeuwen zijn panters. Sommige panters zijn geen leeuwen. Alle panters zijn leeuwen. Sommige leeuwen zijn geen panters.
Alle benen zijn oren. Alle armen zijn benen. Sommige oren zijn geen armen. Sommige armen zijn geen oren. Alle armen zijn oren. Alle oren zijn armen.
Alle stenen zijn bouten. Alle tegels zijn stenen. Sommige bouten zijn geen tegels. Sommige tegels zijn geen bouten. Alle bouten zijn tegels. Alle tegels zijn bouten.
Geen boeken zijn schriften. Alle kalenders zijn boeken. Sommige kalenders zijn schriften. Geen kalenders zijn schriften. Alle schriften zijn kalenders. Alle kalenders zijn schriften.
Geen lepels zijn messen. Alle vorken zijn messen. Alle vorken zijn lepels. Alle lepels zijn vorken. Geen vorken zijn lepels. Sommige vorken zijn lepels.
12
3. Syllogismen: Abstracte oefeningen Een mogelijke wereld is een geheel van omstandigheden die tezamen een logische mogelijkheid vormen. (G.W.F.Leibniz)
Kloppen de volgende syllogismen? Waar zitten er fouten? Is de fout formeel, inhoudelijk of beide? Benoem de fout(-en). De huidige koning van Frankrijk is kaal. Er bloeien seringen in mijn achtertuin. Het middelste woord van deze zin heeft maar een lettergreep. Iedere man is een varken. Ten minste één man is een politieagent. Dus ten minste één varken is een politieagent. Alle eendjes zwemmen in het water. Dus is geen eendje een vlinder. Want vlinders zwemmen niet in het water. Er zijn Nederlanders die niet elk jaar naar dezelfde camping gaan, want alleen mensen zonder fantasie gaan elk jaar naar dezelfde camping, en Nederlanders zijn geen mensen zonder fantasie. Als je hard werkt, dan krijg je een goede baan. Als je een goede baan krijgt, dan word je rijk. Dus als je hard werkt, dan word je rijk. De moord werd gepleegd toen dhr. Janssens overgewerkt heeft. Gisteren heeft dhr. Janssens overgewerkt. Er is zeker een moord gepleegd. Pieter is vandaag afwezig. De afwezigen hebben ongelijk. Pieter heeft ongelijk. Malariamuggen brengen malaria over. Ik ben gestoken door een mug. Ik heb malaria. Gerard heeft beloofd dat hij zou komen. Men moet zich altijd aan zijn beloftes houden. Dus Gerard moet komen. Zeldzame dingen zijn duur. Goedkope appartementen zijn zeldzaam. Goedkope appartementen zijn duur.
13
Wie geflitst wordt, krijgt een boete. Snelle Eddy werd geflitst. Alle Eddy’s krijgen een boete. Planten geven zuurstof af. Ik mag doodvallen als dat waar is. Het is waar dus ik val dood. Vogels kunnen vliegen. Tweety is een vogel Tweety kan vliegen. We zijn met dertig. Er zijn twee stoelen. Drie stoelen zouden volstaan. Als het sneeuwt dan is het koud. Het is niet koud. Dus: Het sneeuwt niet. Studenten zijn gewoonlijk ouder dan 18 jaar. Wie ouder is dan 18 jaar, heeft gewoonlijk een rijbewijs. Studenten hebben een rijbewijs. Men draagt handschoenen om vingerafdrukken te vermijden. Maggie De Block draagt geen handschoenen. Guy zal veroordeeld worden wegens inbraak. Wie niet horen wil, moet voelen. Gargamel wil niet horen. Alleen wanneer Gargamel niet wil horen, moet hij voelen. Huisdieren zijn aanhankelijk. Vissen zijn kil en onverschillig. Vissen zijn geen huisdieren. Een harde slag op het hoofd kan je doden. Wilma kreeg een betonblok van 2 ton op haar hoofd. Wilma is dood. Parijzenaars rijden als gekken. George is een Brit. Britten zijn idioten. Aeneas is eerst getrouwd met Creusa. Aneas is ook getrouwd met Lavinia. Creusa is de ex-vrouw van Aeneas. Wie tegen een boom rijdt, is dom. Alleen Jean-Pierre rijdt tegen een boom. Alleen Jean-Pierre is dom. Prins Filip heeft een dochter Elisabeth. Prins Filip heeft een vrouw Mathilde. Mathilde is dus de moeder van Elisabeth.
14
4. Syllogismen: Concrete oefeningen 1. Zijn deze syllogismen formeel en inhoudelijk correct? Waar zitten de fouten? Benoem de fout. Hard drugs zijn verboden en soft drugs zijn beperkt toegelaten. Alcohol is toegelaten. Als soft drugs beperkt worden toegelaten, moet dezelfde restrictie gelden voor alcohol. De wetenschap toont aan dat homeopathie niet werkt. Homeopathie heeft mij geholpen. Homeopathie werkt. Er is geen hard wetenschappelijk bewijs voor de historische Jezus. In de Bijbel staat dat Jezus leefde ten tijde van keizer Augustus. Er is geen bewijs dat keizer Augustus ooit heeft bestaan. Roken en heroïne zijn verslavingen. Heroïnegebruik is verboden. Roken moet verboden worden. Er is veel criminaliteit in het prostitutiemilieu. Als prostitutie verboden werd, zou er minder criminaliteit zijn. Prostitutie moet verboden worden. Het bestaan van een opperwezen berust op geloof. Ik geloof in een onzichtbare roze eenhoorn. De onzichtbare roze eenhoorn bestaat en is het opperwezen. Roken van weed leidt tot onherroepelijk heroïneverslaving. 74% van de verslaafden rookte weed voor ze aan heroïne begonnen. Alle mensen die weed roken, worden heroïneverslaafd. Werkgevers moeten de geloofsovertuiging van hun werknemers respecteren. Moslims mogen geen alcohol of varkensvlees behandelen. In Marks & Spencer moeten moslimwerknemers dus aan de kassa geen alcohol of varkensvlees verkopen. Alle godsdiensten zijn evenwaardig. Egyptenaren geloofde in Osiris en christenen geloven in Jezus. Osiris en Jezus zijn evenwaardige figuren. Men beweert dat het koningshuis ons generaties lang bestolen heeft. Het hof wil hier niet op reageren. Het koningshuis heeft ons dus generaties lang bestolen. Bij 25% van de dodelijke ongevallen had de bestuurder alcohol gedronken en bij 75% van de dodelijke ongevallen had de bestuurder koffie gedronken. Het is dus veiliger als de bestuurder alcohol drinkt in plaats van koffie.
15
Een aantal moslims vindt vrouwen minderwaardig aan mannen. We moeten tolerant zijn voor (andere) godsdiensten. We moeten leren dat vrouwen minderwaardig zijn aan mannen. Nationalisme zit in de lift. Zo is nazi-Duitsland begonnen. Nationalisme is slecht. Er is geen bewijs dat koning Arthur ooit heeft bestaan. Koning Arthur wordt beschouwd als een legendarisch figuur. Alle figuren waarvoor er geen historisch bewijs is, kunnen beschouwd worden als legendarische figuren. Koning Arthur, Mozes en Jezus kunnen beschouwd worden als legendarische figuren. = een sorites: een kettingredenering. “Nude” is een soort lichte huidskleur. Er zijn ook andere huidskleuren. “Nude” is een racistische term. Grote bedrijven zijn uit op winst. Monsanto is een groot bedrijf dat ggo’s produceert. Gggo’s zijn niet in het belang van de mensheid. Christenen verdedigen het huwelijk zoals het in de Bijbel wordt voorgeschreven. De Bijbel staat polygamie toe. Christenen verdedigen het polygame huwelijk. De NVA is voorstander van GAS-boetes. GAS-boetes leiden tot een overregularisatie van de samenleving. Bart De Wever wil een dictatuur installeren in Antwerpen. Katholieke scholen moeten de christelijke leer uitdragen. Volgens de christelijke leer is homoseksualiteit een zonde. Homoseksuele leerkrachten moeten ontslagen worden uit het katholiek onderwijs. Allochtonen komen vooral op een negatieve manier in de actualiteit. Dit leidt tot intolerantie en onverdraagzaamheid. We kunnen dit probleem oplossen door het woord “allochtoon” te verbieden. Iedereen moet bijdragen tot de samenleving. Mongolen zijn totaal afhankelijk van de samenleving. Men moet mongolen afknallen. Teveel regels hanteren, leidt tot verzuring. Onze school heeft een uitgebreid schooleglement. Onze school is verzuurd.
16
2. Maak van de volgende redeneringen een of meerdere syllogismen. Is de redenering die gevolgd werd juist? Alleen als de milieuvervuiling afneemt, terwijl de bevolkingsaanwas vermindert, hebben we een kans om te overleven. Volgens deskundigen zal de milieuvervuiling niet afnemen, of de bevolkingsaanwas iet verminderen, tenzij de bereidheid aanwezig is om snel indringende maatregelen te nemen. De bereidheid om snel indringende maatregelen te nemen is echter niet aanwezig. Dus hoewel de bereidheid om snel indringende maatregelen te nemen niet aanwezig is, hebben we een kans om te overleven. Uit de nutteloosheid van maatschappelijk werkers in achterbuurten en evenzeer in de luxe woonwijken volgt dat ze nuttig gebruikt kunnen worden in modale inkomenswijken. Maar maatschappelijk werkers kunnen niet nuttig gebruikt worden in modale inkomenswijken, zelfs al zijn ze niet nuttig in de luxe woonwijken. Dus is het niet zo dat maatschappelijk werkers aan geen enkele sociale groepering kunnen bijdragen en dat ze noch in de achterbuurten, noch in de stadsvernieuwingsgebieden nuttig zijn. België is tegen abortus. In een enquête werden 500 mensen ondervraagd. 35% was voor abortus, 45% was tegen en 20% had geen mening. Een beleid dat multiculturaliteit bevordert, heeft niet door welke schade dat aan de wereld toebrengt. In Afrika is multiculturaliteit de oorzaak van een volkerenmoord in Rwanda en Burundi, waar de Hutu’s en de Tutsi’s vijanden van elkaar zijn. Daaraan kun je zien dat multiculturaliteit geen samenhorigheid brengt. Dus als je multiculturaliteit bevordert, komt er geen samenhorigheid. Dus als je multiculturaliteit niet bevordert, krijg je samenhorigheid. Veel mensen die in een rolstoel rijden hebben een ongeval gehad, dus rijden met een rolstoel is gevaarlijk. A: “Ik geloof in gelijke rechten voor mannen en vrouwen. En voor wat de werkgelegenheid betreft, ben ik van mening dat bij gelijke geschiktheid vrouwen voorlopig de voorkeur moeten krijgen bij de selectie.” B: “Jij bent zeker een socialist?” A: “Ja, hoe weet je dat?” B: “Alleen socialisten kramen dergelijke onzin uit!” Er zijn UFO’s gezien dus er is buitenaards leven. Condooms verergeren de verspreiding van aids want dat heeft de paus gezegd. In de VS is een rel ontstaan over een veiling. Je kon bieden op een jachtvergunning waarmee je een zwarte neushoorn in Namibië mocht doden. Zwarte neushoorns zijn nochtans met uitsterven bedreigd. De veiling bracht 350.000 dollar (ongeveer 256.000 euro) op. Ironisch genoeg diende de veiling om geld in te zamelen voor het behoud van bedreigde diersoorten. Volgens de Dallas Safari Club, die de veiling organiseerde, gaat de volledige opbrengst naar de regering in Namibië. Die wil het geld gebruiken in de strijd tegen illegale stropers. Diverse milieugroeperingen en voorvechters voor dierenrechten hebben al fel geprotesteerd tegen het omstreden initiatief. Er werden zelfs doodsbedreigingen geuit tegen leden van de Dallas-groep. Toch is de jachtvergunning geoorloofd, vindt de organisatie. Volgens directeur Ben Carter gaat het namelijk om de jacht op een oude, onvruchtbare neushoorn, die toch al zou worden geruimd omdat hij
17
agressief is en een bedreiging vormt voor de andere wilde dieren. Daar hebben de tegenstanders geen boodschap aan. Zij vinden dat elk zeldzaam exemplaar moet worden beschermd. Het is niet bekend wie het bedrag heeft neergeteld voor de vergunning. Er leven nog zo'n 4.000 zwarte neushoorn in het wild. In 1960 waren dat er nog 70.000. In Namibië zijn er nog zo'n 1.800 exemplaren.
3. Maak van de volgende redeneringen volwaardige syllogismen. Toon aan waar de fout in de redering zit. God bestaat want je kunt niet bewijzen dat hij niet bestaat. We kunnen die asielzoekers niet uitwijzen, ze hebben het al zo moeilijk gehad de laatste tijd. De minster van openbaar vervoer rijdt met de auto dus waarom zouden wij met de trein moeten rijden? Voormalig koning Albert II waarschuwde in zijn kerstboodschap voor de gevaren van het populisme. "Altijd zoeken ze naar zondebokken voor de crisis", zei de koning over die populisten. "Ofwel zijn het de vreemdelingen, ofwel landgenoten uit een ander landsdeel. De crisis van de jaren dertig en de populistische reacties die ze teweegbracht, mogen niet worden vergeten.” Sinds deze regering aan de macht is is de werkgelegenheid fors toegenomen. Deze regering heeft haar werk dus goed gedaan. U hebt een rood hoofd dus u liegt! De kloof tussen arm en rijk in Engeland was nog nooit zo groot. Het is allemaal de schuld van Margaret Thatcher en het neo-liberalisme! We hebben het salafisme veronachtzaamd en onderschat”, zei De Wever: “Het is nochtans de ergste gesel sinds Hitler en Stalin. De aanhangers zaaien overal verderf, terreur en dood. Ik ben vegetariër want ik ben geïnformeerd. Waarom zou je niet geloven? Het kan toch geen kwaad?
3. Opdracht Ga deze week zelf op zoek in actualiteit naar foute redeneringen. Zoek een redenering uit een nieuwsbericht of op een forum of blog over de actualiteit waarin een denkfout wordt gemaakt. Herleid de redenering tot een syllogisme en toon de fout aan.
18