NLW Nieuws, maart 2013 In dit nummer: -
Actualiteiten Onderzoeken AIO's Studie en werkveld Terugblik op activiteiten Agenda
Geacht lid van het Netwerk Land en Water, Het Netwerk Land en Water presenteert bij deze haar halfjaarlijkse nieuwsbrief, waarin wij actualiteiten willen delen. Ook vind je achterin deze nieuwsbrief een overzicht van de activiteiten die wij in 2013 beogen te organiseren. Zo houden wij op 19 april a.s. houden wij de ALV op vliegveld Valkenburg, dit wordt ook wel de laatste grootse gebiedsontwikkeling voor het moment genoemd. Sprekers zijn Martine de Vaan (RVOB) en Therese van Gijn (RHDHV) met aansluitend een fietsexcursie langs alle bijzonderheden. In deze nieuwsbrief verder diverse ingezonden artikelen, een doorkijkje in het onderzoek van AIO´s, de relatie tussen studie en werkveld beschreven door oud-studenten Spatial Planning (vroeger cultuurtechniek A) en een terugblik op onze activiteiten. In het najaar brengen wij de volgende nieuwsbrief uit. Wij zijn hiertoe altijd op zoek naar stukjes voor onze rubriek ´Actualiteiten´. Wij stellen het daarom ook op prijs als jij een stukje wilt inzenden. Voor meer informatie neem contact op met onze secretaris Margreet Smit via
[email protected] Met vriendelijke groet, Bestuur van het Netwerk Land en Water
Actualiteiten Waterplannen – veel mooier wordt het niet (Kees Blok1, zelfstandig adviseur waterbeheer,
[email protected], www.keesblok.nl) Onlangs werd ik gepolst om mee te denken over een tweede nationaal waterplan voor Egypte. Tien jaar geleden was Egyptes vorige waterplan de eerste keer dat ik aan een dergelijk planproces meedeed. Sindsdien ben ik altijd wel aan een waterplan bezig geweest. Ik vier een lustrum en mag terugkijken op een palet aan sectorale, -, nationale, regionale en lokale waterplannen. We spraken over het plan. Waarover zou het moeten gaan? Hoe kan het plan tanden krijgen? M’n gesprekspartner had een arsenaal anekdotes waarin goede intenties verzandden in weerbarstige praktijk. Altijd was er iets over het hoofd gezien, of deed er zich een nare ontwikkeling voor. Dat leek hem de enige wetmatigheid: “Veel mooier wordt het niet”, zuchtte hij. Tja, zo’n opmerking knaagt. Een plan wordt inderdaad nooit uitgevoerd zoals het is opgesteld; en meestal is dat eigen schuld. Vaak stoken we onze energie op aan hydrologische modellen en ontberen de puf uitvoeringsmechanismen te bedenken. Of bouwen we een keuzemodel van breed gedragen criteria waarvan de resultaten toch niet onderschreven worden. Achteraf zien we waar het aan schort – meestal aan interactie – en een volgende keer stuitten we vrolijk weer op een nieuwe grens. Hoe optimaliseer je de uitvoerbaarheid van plannen? Mijn antwoord: Niet zeuren, maar poetsen. Een goed plan zoekt de grens van het haalbare en loopt soms tegen grenzen aan. Dat je op de rand opereert, is juist het mooie aan waterplannen: Veel mooier wordt het niet! Afwaarderen grondposities en ontwikkellocaties door Ad Woestenberg2 Het afwaarderen van grondposities is vaak in het nieuws. Of het nu gaat om gemeenten, provincies, corporaties of bouwers en ontwikkelaars, veel partijen krijgen te maken met een herwaardering van hun grondposities. Voor gemeenten heeft de VNG in februari een nieuwe BBV-richtlijn uitgevaardigd (Besluit Begroting en Verantwoording). Met een waardering volgens deze richtlijnen wordt getracht om de risico's van waardevermindering zo vroeg mogelijk in beeld te brengen en eventuele verliezen te nemen op het moment dat deze inzichtelijk kunnen worden gemaakt. Partijen hebben in de tijd dat de bomen nog tot in de hemel leken te groeien, gronden aangekocht tegen veel te hoge prijzen. Vaak was een mogelijke toekomstige wijziging van bestemming in het streekplan voldoende om torenhoge grondprijzen te betalen. Nu de economie hapert en de bouw van woningen, kantoren en bedrijven stagneert, blijken deze inkoopprijzen te leiden tot aanzienlijke verliezen. Om te voorkomen dat in de toekomst elke gebiedsontwikkeling (groot of klein, binnen- of buitenstedelijk) wordt geblokkeerd doordat er geen sprake is van een sluitende begroting, is het voor deze partijen zaak om op
1
Kees Blok1, zelfstandig adviseur waterbeheer,
[email protected], www.keesblok.nl Ing. A.L.M. Woestenberg MSc RT is werkzaam bij Overwater Grondbeleid Adviesbureau BV in Strijen. Hij heeft in zijn masterstudie land en watermanagement onderzoek gedaan naar Onteigening in de EHS. 2
deze aankopen verliezen te nemen. Dat geeft enerzijds een groot financieel probleem op de balans. De afwaardering moet immers ergens uit worden gefinancierd en doorgaans gaat dit ten koste van het eigen
vermogen of van de algemene middelen. Anderzijds biedt dit de ruimte om in de toekomst ontwikkelingen weer mogelijk te maken. De dure aankoop hangt dan immers niet meer als een molensteen om de nek van het specifieke project. Een taxatie voor deze afwaardering dient te geschieden door een onafhankelijk deskundige op basis van een goed toegepaste richtlijn. De onafhankelijkheid zit enerzijds in het feit dat de taxateur niet eerder bij een taxatie van (één van) de projecten is en anderzijds dat er geen sprake mag zijn van een door de opdrachtgever in een bepaalde richting gestuurde opdracht.
Bezoekje aan Delhi (India) door Eddy Moors, Normaal gesproken is februari een droge maand, maar op 4 februari was er al zoveel regen gevallen dat februari 2013 als de natste van de laatste 70 jaar de boeken in is gegaan. Het samenvallen van deze extreme neerslag bij het openen van een Spring School die gaat over klimaat en water is natuurlijk erg prettig om het onderwerp te verbinden met de belevingswereld van de deelnemers. Vaak hebben we het binnen het Netwerk Land en Water over Nederlandse aangelegenheden met betrekking tot ons werkveld. Het Netwerk Land en Water kent echter ook veel leden die internationaal actief zijn. Om dat iets meer onder de aandacht van onze leden te brengen, hieronder een kort verslag van een bezoekje aan New Delhi in India. In mei 2011 werd het HighNoon project beëindigd. Dit project dat gefinancierd werd door de DG Research van Europese Unie, hield zich bezig met onderzoek naar de mogelijke effecten van klimaatverandering op de watervoorziening in het stroomgebied van de Ganges (noord India). Ook is in consultatie met stakeholders gekeken naar mogelijke adaptatiemaatregelen. De veranderingen in waterbeschikbaarheid in combinatie met de steeds toenemende vraag naar voedsel door de economische- en bevolkingsgroei, is tot nu toe voor een groot deel opgevangen door gebruik te maken van grondwaterreserves, maar die nemen nu al in onrustbarend tempo af. Foto van het terrein van de campus van Behalve o.a. door het introduceren van waterbesparende maatregelen, IIT Delhi dat onder water staat zit een deel van de oplossing in een betere ruimtelijke planning, waarbij rekening wordt gehouden met de draagkracht van een stroomgebied (inclusief het grondwater systeem). Dergelijke integrale oplossingen zullen echter veel tijd vergen. Pas recentelijk is India begonnen om een beheersplan voor het stroomgebied van de Ganges te maken. Voordat deze plannen geaccepteerd en geïmplementeerd worden, zal er waarschijnlijk nog veel water door de Ganges stromen. Klimaatverandering heeft ingrijpende gevolgen voor miljoenen Indiërs langs de Ganges.
Foto van enkele van de docenten en de deelnemers aan de Spring School.
Tot 2050 krijgen zij te kampen met gemiddeld 2 graden temperatuurstijging, een ander neerslagpatroon van de moessonregens en grotere pieken en dalen in de afvoer van de Ganges. Het HighNoon project heeft geprobeerd deze veranderingen te kwantificeren en met passende maatregelen te komen. Kennisoverdracht was een belangrijk onderdeel van het project. Dat gebeurde onder meer met korte cursussen voor jonge wetenschappers en beleidsmakers uit landen zoals India, Thailand, Sri Lanka, Nepal en Bangladesh. Door het succes van de vorige HighNoon Spring School heeft UKAid de 2de editie gefinancierd. Ook deze 2de editie werd door de studenten als goed tot zeer goed geevalueerd. Het HighNoon project werd uitgevoerd met partners uit Europa, India en Japan en gecoördineerd door Alterra. Voor meer informatie over het project of de Spring School zie: www.eu-highnoon.org.
Onderzoeken AIO's
Breed gedragen oplossingen in kustprojecten Hoe creëer je breed gedragen oplossingen in kustprojecten? Dat is de vraag waar ik met mijn promotieonderzoek een steentje aan bij wil dragen. Kustprojecten creëren oplossingen in de kustzone. Een gebied dat gekenmerkt wordt door veel dynamiek in zowel het natuurlijke alsn het sociale systeem. Het creëren van oplossingen in dit gebied is onlosmakelijk verbonden aan een diversiteit van disciplines en expertises. Om te komen tot goed onderbouwde, breed gedragen oplossingen worden vaak ‘ronkende termen’ aangeheven als ‘kennis co-creatie’, ‘joint fact finding’ of ‘Mode 2 kennis’. Er blijkt echter maar weinig inzicht te zijn in hoe je onderzoekers, beleidsmakers en stakeholders gezamenlijk kennis laat ontwikkelen. Mijn theoretisch raamwerk speelt op deze niche in en maakt (conceptueel) onderscheid tussen een projectarrangement en een kennisarrangement. Een projectarrangement focust op besluitvorming in het project. Een kennisarrangement analyseert het proces van kennisontwikkeling voor een specifieke oplossing. Dit raamwerk wordt gebruikt om interactieve kennisontwikkeling in een aantal case studies te kunnen duiden. Het dijkversterkingsproject Texel was mijn eerste case studie. Hier was grote onvrede over de traditionele oplossingen die het hoogheemraadschap wilde onderzoeken voor de Prins Hendrikdijk. Samen met de gemeente, het NIOZ, en Programma Rijke Wadden werd er kennis ontwikkeld voor een zeewaartse oplossing die haalbaar is; niet alleen technisch, maar ook juridisch en financieel haalbaar. Afgelopen najaar ben ik in de baai van San Francisco geweest voor een tweede case studie. In het ‘South Bay Salt Pond Restoration Project’ worden industriële zoutvijvers hersteld voor natuur, rekening houdend met waterveiligheid en recreatie. Kennisontwikkeling voor oplossingen vindt plaats door elke keer een kleine stap te zetten. Alternatieven worden voorgelegd en besproken met onderzoekers, stakeholders en beheerders. Op basis van hun feedback worden wijzigingen aangebracht, waarna opnieuw alternatieven worden voorgelegd aan dezelfde groepen. Publieke steun is een grote drijfveer in dit project, omdat zonder publieke steun de financiering opdroogt. Daardoor is de projectorganisatie zich zeer bewust van het belang van ieders input vragen, wat resulteert in een proces van interactieve kennisontwikkeling. Na deze twee case studies worden de eerste conclusies over interactieve kennisontwikkeling in kustprojecten zichtbaar. Beide cases laten zien dat door een proces van interactieve kennisontwikkeling de steun voor oplossingen breder is, dan wanneer dit enkel door de eindverantwoordelijke partijen was gedaan. Tegelijkertijd tonen beide cases ook aan dat het makkelijk mis kan gaan: het is niet eenvoudig om het proces zo in te richten dat onderzoekers, stakeholders, en beleidsmakers optimaal kunnen bijdragen aan een dergelijk proces. De werking van dit proces duid ik met causale mechanismen, die verklaren hoe interactieve kennisontwikkeling in een kustproject werkt. Dit promotieonderzoek wordt gefinancierd door NWO en de Waddenacademie. Ik voer het uit aan de Universiteit Twente (Geert Dewulf, professor Planning and Development), in nauwe samenwerking met Deltares (Henriëtte Otter, afdelingshoofd Stedelijk Water- en Bodembeheer) en Wageningen Universiteit (Jan van Tatenhove, professor Marine Governance). Samenwerking met deze drie begeleiders resulteert in een unieke samenwerking en onderzoeks-focus, waarin planvorming en ontwikkeling wordt gecombineerd met watermanagement en milieubeleid. Vers van de pers: ‘Understanding interactive knowledge development in coastal projects’ is net geaccepteerd voor publicatie in het journal van Environmental Science and Policy. Het zal spoedig online verschijnen, en beschrijft het theoretisch kader en mijn bevindingen uit de Texel case.
Anne van Loon Sneeuw veroorzaakt droogte Bij droogte denken de meeste mensen meteen aan Afrika en hongersnood, maar droogte komt ook (en misschien vooral) voor in natte klimaten als Nederland en Scandinavië. We zijn namelijk ingesteld op die nattigheid, dus als het droger is dan normaal dan hebben we een probleem, vooral in sectoren als de drinkwatervoorziening, de scheepvaart en de elektriciteitsproductie (koelwater). Daarom definiëren we droogte als de situatie dat er minder water beschikbaar is dan normaal. Hydrologische droogte is dan een beneden-normale waterbeschikbaarheid in het grondwater, in meren en/of rivieren. Tijdens mijn PhD heb ik het ontstaan en herstel van hydrologische droogte onderzocht in een aantal studiegebieden en op wereldschaal met behulp van data en modellen. Hydrologische droogte wordt vaak veroorzaakt door een gebrek aan regen, waarbij een korte periode met weinig regen vaak wordt uitgedempt in de grote buffer die het grondwater is en een lange periode met weinig regen voor ernstige droogte kan zorgen. Maar hydrologische droogte heeft nog andere oorzaken, bijvoorbeeld een lange periode van temperaturen onder nul, want als de neerslag als sneeuw valt dan wordt het grondwater ook niet aangevuld en is er ook geen afstroming naar rivieren. En een andere, zeer ernstige, droogte is de combinatie van die twee processen: een droogte door een gebrek aan regen in de zomer, gevolgd door temperaturen onder nul in de winter, waardoor de droogte niet herstelt en doorloopt tot aan de sneeuwsmeltperiode in de lente. In mijn onderzoek heb ik een classificatie van hydrologische droogte gemaakt om verschillende typen te kunnen scheiden, zodat het waterbeheer afgestemd kan worden op het meest voorkomende of meest ernstige droogtetype. Het blijkt dat die hydrologische-droogtetypen zowel op stroomgebeidsschaal als op wereldschaal te herkennen zijn en zorgen voor niet-lineaire patronen in droogtekarakteristieken. Het meest niet-lineair zijn de droogtekarakteristieken in koude klimaten met een sterke seizoenscyclus, dat wil zeggen gebieden met veel sneeuw in de winter, zoals Scandinavië. Meer weten over dit onderzoek? Kijk op www.researchgate.net/profile/Anne_Van_Loon/ Of kom naar de openbare verdediging van mijn proefschrift op 26 april om 11.00 uur in de Aula van Wageningen Universiteit. Morfodynamiek van laaglandbeken (Joris Eekhout) Een groot deel van de Nederlandse laaglandbeken is in de periode van de ruilverkaveling gekanaliseerd. Deze gekanaliseerde beken zijn vaak overgedimensioneerd om piekafvoeren zonder overlast te kunnen verwerken. Daarnaast zijn waterpeilen gereguleerd door middel van stuwen. Waterschappen zijn zo’n 20 tot 25 jaar geleden begonnen met het herstellen van de oorspronkelijke kronkelende loop van een groot deel van deze laaglandbeken. Beleidsopgaven, zoals de Kaderrichtlijn Water (KRW) en Waterbeheer 21 ste eeuw (WB21), zijn vaak leidend bij het ontwerp van nieuwe beken. Zo wordt rekening gehouden met de ecologie (KRW) en wordt vaak het principe van vasthouden-bergen-afvoeren toegepast (WB21). Bij beekherstel wordt veel aandacht besteed aan de dimensies van het dwarsprofiel. Het ontwerp wordt doorgaans gemaakt met behulp van een 1D-stromingsmodel, zoals SOBEK. Binnen het ontwerpproces wordt gestuurd op het voorkomen van overstromingen en het controleren van grondwaterpeilen. Het bovenaanzicht van de nieuwe beek is vaak gebaseerd op historisch kaartmateriaal. Onder invloed van landbouw (intensievere drainage) zijn de afvoerkarakteristieken vaak veranderd. Daarom is beekmorfologie die op historische kaarten te zien is niet altijd passend binnen de huidige hydrologische condities. De vraag die bij veel waterschappen speelt, is hoe je een beek moet ontwerpen die wel past bij de huidige hydrologische condities, met name in relatie met de morfologische ontwikkeling.
Tot nu toe wordt er (nog) weinig aandacht besteed aan de morfodynamiek binnen het ontwerpproces. Het onderzoek dat ik de afgelopen 4 jaar heb uitgevoerd was gericht de morfodynamiek die karakteristiek is voor laaglandbeken. Een groot deel van mijn onderzoek heeft zich in het veld afgespeeld. Ik ben betrokken geweest bij de monitoring van meerdere beekherstelprojecten. Opvallende resultaten zijn dat in veel gevallen de morfologische veranderingen vrij gering waren. Daarnaast zijn er in een aantal beken interessante morfologische veranderingen opgetreden, zoals het ontstaan van alternerende banken, oevererosie en bochtafsnijding. Deze processen hebben we weten te verklaren aan de hand van gemeten waterstanden en afvoeren, maar ook aan de hand van ontwikkeling van de vegetatie. Ook hebben we stromingsmodellen toegepast om meer de achtergrond van de processen bloot te leggen. De opgedane inzichten geven een concrete set aanbevelingen die waterschappen kunnen gebruiken binnen het ontwerp van beken. Studie en werk In deze rubriek vertellen een aantal oud-studenten Spatial Planning over de relatie tussen hun studie met hun werk in de praktijk. Zij zijn allen recent afgestudeerd. Lotte Bontje, master Spatial Planning WUR en 1e graads lerarenopleiding aardrijkskunde Het leukste van de bachelor opleiding waren wellicht wel de practica, nu studio's genoemd. Met wat studiegenoten een ruimtelijk vraagstuk oppakken en uitwerken. En daar hele weken de tijd voor hebben! Die tijd was een luxe, merk ik nu bij het werken bij een advies- en ingenieursbureau. Eén van de uitwerkingen van de practica presenteerden wij op eigen initiatief bij de gemeente Beuningen. De projectleider daar was onder de indruk van onze analyses en deelde onze conclusies. Maar hij was ook oprecht verbaasd: "In ons werk gebruiken wij nooit zulke uitgebreide analyse technieken!" In een ander practicum zoomden we steeds verder in op een regio. Op het laagste niveau moesten we een gedetailleerde kostenberekening maken. Maar eigenlijk bleken actuele prijsgegevens helemaal niet beschikbaar. Daar was ik indertijd erg verontwaardigd over; we waren op die manier helemaal niet in staat een realistische raming te maken! In mijn werk maak ik vaker ramingen voor beheer- en onderhoud van de openbare ruimte. Het principe is hetzelfde; logisch nadenken en arealen aan prijzen koppelen. Maar nu heb ik een uitgebreide Kennisbank ter beschikking, die ons bedrijf zelf heeft opgebouwd en actueel houdt met de huidige prijzen van aannemers. Bovenstaande anekdotes symboliseren wel het verschil tussen studie en praktijk: Van veel tijd voor goede analyses die wel wat verder van de praktijk stonden naar een benadering met minder tijd en harde euro's! Geert Schoemakers, master Spatial Planning WUR Na mijn HBO studie Tuin- en Landschapsinrichting aan Larenstein besloot ik om de Masterstudie Spatial Planning aan de WUR te volgen. Veel klasgenoten van toen gingen wel aan het werk terwijl ik een verdiepingsslag nodig vond na de praktische opleiding aan Larenstein. De keuze werkervaring tegenover kennis was dan wel bewust, hoe dit toen zou uitpakken viel nog te bezien. Na mijn afstuderen in oktober 2010 was het moeilijk om aan werk te komen dat was gerelateerd aan het vakgebied. Aangezien ik een na drie jaar theorie en onderzoek er wel achter kwam dat de praktische kant mij beter ligt en de vertaalslag van theorie naar praktijk een goede kwaliteit van mij was geworden ging ik wel op zoek naar een baan waarbij projecten uitgevoerd worden. Via een detacheringbureau kwam ik terecht bij de gemeente Olst-Wijhe als beleidsondersteunend medewerker groen. Hier ben ik met name aangenomen vanwege mijn kennis op groengebied en vaardigheden zoals autocad, bestekschrijven, en werkvoorbereiding. Kwaliteiten die ik tijdens mijn HBO-studie heb opgedaan.
In 2012 ben ik aangenomen bij Landschapsbeheer Groningen als projectleider. Hierbij coördineer ik projecten op het gebied van herstel monumentale boerenerven en realisatie van natuurlijke speelplekken. De theoretische kennis die ik aan de WUR over zowel het projectproces als cultuurhistorische kennis heb opgedaan komen in deze functie samen met de praktische en uitvoeringsgerichte vaardigheden van Larenstein. Uiteindelijk heeft mijn HBO-studie er wel voor gezorgd dat ik na mijn afstuderen werk vond binnen het groene/landschappelijke vakgebied. Voor mij geldt dus dat de master Spatial Planning niet optimaal aansluit bij de praktische en uitvoeringsgerichte kant binnen het werkveld. Echter na twee jaar werkervaring komt deze studie juist wel van pas binnen mijn huidige functie. Wieteke Schotsman, master Spatial Planning WUR Toen ik in 2008 mijn hbo-studie afrondde had ik nog niet het idee "uitgestudeerd te zijn". Met mijn interesse in de ruimtelijke ordening en agrarische achtergrond besloot ik daarom de master Spatial planning te volgen. De studie heb ik begin 2011 afgerond en sinds mei 2011 werk ik als adviseur Milieu en Ruimtelijke ordening bij VanWestreenen BV. Een organisatie die agrariërs en buitenlui op het gebied van wet- en regelgeving aangaande milieu, bouw en ruimtelijk ordening begeleid. Qua dagelijkse werkzaamheden sluit mijn werk niet direct aan op de gevolgde master, ik ben veel in de praktijk met projecten bezig terwijl tijdens de studie de focus (logischerwijs) meer lag op de grotere lijnen en beleidsvorming. Echter denk ik zeker dat het volgen van de master een meerwaarde heeft gehad. Margreet Smit, master Spatial Planning WUR en Geo-informatiekunde In september 2011 ben ik afgestudeerd aan de WUR en had toen twee diploma's: master Spatial Planning en Geo-informatiekunde. Tijdens de masters was ik er achter gekomen dat de relatie mens-fysieke omgeving mij het meeste boeit. Daartoe volgde ik dan ook vakken op het gebied van planningstheorie, recreatie-, westerse- en niet-westerse sociologie, geo-informatiekunde en psychologie. Ik zocht na mijn afstuderen een baan waarin deze aspecten tot uiting kwamen. Dit vond ik bij Overwater Grondbeleid Adviesbureau B.V. uit Strijen. Hier werk ik sinds oktober 2011 als junior grondzakendeskundige. Momenteel heb ik te maken met een dijkversterkingsproject, meer dan 50 woningen worden hiertoe afgebroken en wij staan deze mensen bij door schadeloosstellingen op te stellen en te onderhandelen met het waterschap. Hier komen veel emoties bij los en de ene keer bezoek je een hippie en dan weer een ouder echtpaar. Ook werk ik aan een taxatie van agrarische percelen ten behoeve van een wandelpad voor een gemeente en ben betrokken bij een onteigeningszaak in het zuiden des lands. De kennis die ik hiervoor nodig heb, kwam niet direct tot uiting in mijn studies. Al snel na mijn afstuderen bemerkte ik dat de wetenschappelijke theorieën die ik mijzelf eigen had gemaakt niet werden toegepast in de praktijk en dat het vooral gaat om snelle praktische oplossingen waar niet altijd wetenschappelijke analyses aan ten grondslag liggen. Ook moest ik een hoop praktijkkennis bijleren. Echter, ik denk dat de kennis uit mijn studies mij helpt om dagelijkse analyses te kunnen maken en strategie en oplossingen aan te dragen. Kortom, een goede denklijn, dat is wat ik tijdens mijn tijd in Wageningen heb meegekregen.
Terugblik op activiteiten 2012 Winterbezoek aan de Dienst Landelijk Gebied, op 31 januari 2013. Een terugblik…. 2013 werd door het Netwerk Land en Water ingeluid met een ‘winterbezoek’ aan de Dienst Landelijk Gebied (DLG). Op 31 januari 2013 waren we te gast in hun hoofdvestiging aan de Sint Jacobsstraat in Utrecht (sinds voorjaar 2012). Voortgekomen uit de Cultuurtechnische Dienst, de Stichting Beheer Landbouwgronden en de Landinrichtingsdienst is DLG het Agentschap van het Ministerie van EZ, dat aan de lat staat voor de implementatie van het Haagse en provinciale beleid inzake rurale gebiedsontwikkeling. Verspreid over het land werken er momenteel 1000 ambtenaren bij DLG. Diverse Wageningse cultuurtechnici/ land en water ingenieurs vonden en vinden er emplooi. Op die donderdagmiddag waren 44 mensen aanwezig, van wie een tiental DLG’ers en oud-DLG’ers. Na een kort welkom door NLW-voorzitter dr.ir. Eddy Moors, lichtte algemeen directeur drs. Peter Heij (Bestuurskunde, Twente) de interne organisatie van de dienst toe en ook de recente reorganisatie. De opgelegde krimptaakstelling door het Rijk, de beleidsdecentralisatie van rijk naar provincies en gemeenten, plus de verminderde nadruk op natuuraanleg en –onderhoud ten gunste van de landbouw vergt een nieuwe inzet van DLG en zijn personeel. Van de medewerker van nu wordt veel verwacht: van proactief accountmanagersschap en/of een stevige adviesrol, tot vaardigheden in project- en procesmanagement bij het verbinden van groepen op het platteland en daarbuiten. Directeur gebiedsontwikkeling ir. Andries Bouma (LH, Cultuurtechniek) schetste vervolgens de rol van de Wageningse afgestudeerde van vroeger tot nu. De dienst is allengs pluriformer geworden, waardoor ook de sterke band met Wageningen losser is geworden, aldus werd geconstateerd. Vervolgens plaatste Bouma zijn opleidingsvakken van destijds tegenover de gewenste competenties bij DLG, van toen en nu, daarbij constaterend dat het opleidingsaanbod de organisatievraag lang niet dekte. Zaken als ‘management’, onderhandelen en mediation waren immers geen Wageningse vakken in de studie...! Tijdens en na de inleidingen werden vragen gesteld en daaruit ontstond een levendige discussie over de actoren in het landelijk gebied, de gewenste rol(len) van DLG als publieke dienst en die van o.a. de Provincies, mede gezien vanuit Wagenings perspectief. Het is beslist interessant om deze inzichten verder uit te werken in een ontmoeting tussen de Dienst en de Universiteit! Uit de reacties van de aanwezigen tijdens de korte borrel na afloop en in de 15 ingevulde evaluatieformulieren sprak enthousiasme en waardering voor deze activiteit: hij is voor herhaling vatbaar! Daarbij blijft de uitdaging overigens om meer jongere afgestudeerden aan te trekken zodat het ‘ouwe jongens krentenbrood’ gehalte kan worden doorbroken. Verschillende suggesties werden geuit, waarbij ‘een bekende spreker uitnodigen’ en de relatie tussen opleiding en werkzaamheden herkenbare aandachtspunten zijn. Er is voorlopig genoeg stof tot nadenken. Op dus naar de volgende NLW-activteiten in 2013 (zie de agenda)! Evert Kloosterboer
7 maart 2013 Leegloop in de watersector Dé ideale waterprofessional van de toekomst bestaat niet. Of het moet wel het bekende schaap met de vijf poten zijn. Of juist een schaap met één hele dikke bètapoot. Dat was de conclusie van het seminar ‘Leegloop in de watersector, zoektocht naar de watermedewerker van de toekomst’. En terwijl de sector zich moet voorbereiden op een personeelstekort omdat komende jaren veel mensen met pensioen gaan, worden er nu door de crisis juist watermedewerkers ontslagen en kunnen net afgestudeerden moeilijk een baan vinden. De bijeenkomst, georganiseerd door het Kennisnetwerk Milieu en het Netwerk Land en Water, bracht op 7 maart ruim vijftig geïnteresseerden naar de Wageningen Universiteit, waar zij, zo bleek, veelal ook waren afgestudeerd - recent of langer geleden. Vijf lezingen, gepresenteerd vanuit verschillende hoeken van de sector, laten zien dat er veel verschillende ‘soorten’ waterprofessionals nodig zijn, die ook nog eens diverse rollen moeten kunnen vervullen. Volgens Huiberdien Sweeris van het Nederlands Waterpartnership staat de sector de komende jaren voor een enorme wereldwijde uitdaging. “Over 40 jaar zijn er 9 miljard mensen. Tegelijkertijd verandert het klimaat. Er is watertekort én er zijn overstromingen.” Nederland heeft een rijke geschiedenis in het hoofd bieden aan watervraagstukken”, vertelt ze. Die vraagstukken zijn volop in ontwikkeling. Een meer integrale benadering bijvoorbeeld, die zorgt voor minder beton en meer natuur, meer ondernemerschap en toenemende globalisering. Dat vraagt om medewerkers met cultuursensitiviteit. Grote uitstroom Sweeris berekent dat er al heel snel een tekort zal zijn aan mensen. “Vanaf dit jaar begint de grote uitstroom, terwijl de instroom heel beperkt is.” Alleen al bij HBO/WO-opgeleiden is het tekort over een paar jaar al 1 op 6 voltijdbanen en dat loopt verder op. En om nieuwe medewerkers te vinden zal de sector nieuwe wegen moeten bewandelen. “De Generatie Einstein bereik je vooral via via, door 1 op 1-campagnes en met social media.” Ook in traineeships ziet ze kansen, zoals het Nationaal Watertraineeship waarin HBO- en WO-afgestudeerden kennismaken met de brede wereld van water en waar zij zichzelf ontwikkelen via projecten, trainingen en persoonlijke coaching. Wending naar inhoud Maarten van der Vlist vertelt dat zijn organisatie Rijkswaterstaat de wending maakt naar de inhoud. “Vakmanschap, het ambacht, staat weer centraal. Kennis en ervaring heeft bij ons erg ingeboet de afgelopen jaren. De vraag is: hoe houden we en ontwikkelen we deskundigheid?” Deels kunnen ‘oude’ medewerkers nieuwe medewerkers opleiden, tegelijk vragen nieuwe ontwikkelingen - zoals de vervanging van natte kunstwerken ook om andere competenties. Technici moeten steeds meer samen met andere partijen uit andere vakgebieden kunnen opereren. Schakelen Of, zoals Geert Rovers van Oranjewoud het uitdrukt: de watermanager moet steeds schakelen tussen structuur en complexiteit, op het snijvlak van management en zijn eigen professionaliteit. De watermedewerker van de toekomst zit volgens hem op verscheidene manieren in een spagaat. Zoals die van de eigen organisatie versus de verbinding met anderen, doelstellingen vooraf versus wat je tijdens de rit tegenkomt en kennis door ervaring - ‘tacit knowledge’ - versus de kennis verkregen door berekeningen en systemen. “Een ingenieur die door op een dijk te stampen weet of een gebied op een bepaald moment moet worden geëvacueerd; zoiets is voor een baas natuurlijk heel lastig.” Ook ziet hij dat de overheid erg gericht is op beheersing van risico’s. “Ambtenaren hebben als taak bestuurders uit de wind te houden. Bij een complex probleem richten zij zich vooral op dat deel waarvoor hun bestuurder verantwoordelijk is. Daardoor wordt een probleem vaak niet als geheel aangepakt .”
Doelen verknopen Bij een gemeente is verder kijken dan alleen water ook noodzakelijk. “Uiteenlopende doelen moet je verknopen”, zegt Ine van den Hurk van de gemeente Tiel. Dat vraagt van een waterprofessional dat hij op verschillende terreinen moet meedenken. Technische kennis is dan niet genoeg. “Je moet een groot spelveld met veel actoren kunnen overzien.“ Ook vragen nieuwe ontwikkelingen om nieuwe manieren van denken. Van den Hurk noemt daarbij als voorbeeld de verschuiving van nieuwbouw naar herstructurering van wijken. Volhouden Toch is technische kennis de basis voor een goede waterprofessional, is de mening van de aanwezige bedrijven. Competenties als sociale vaardigheden en omgevingsbewustzijn kun je daarna leren. Zeker voor een bedrijf als Van Oord, een grote speler in de baggerindustrie. “Bij ons moet je een keiharde bèta-achtergrond hebben”, zegt Sander Dekker. Die vindt het bedrijf vooral in Delft, bij afgestudeerden in de werktuigbouw en civiele techniek. Al is een eigenschap als flexibiliteit ook een vereiste, gezien het karakter van het werk. “Je werkt overal ter wereld, bent wekenlang van huis en zit als collega’s dan dicht op elkaar.” Een oplossing voor het tijdelijke overschot aan professionals terwijl er al zo snel een tekort zal zijn, kwam er niet echt deze middag. Het is voor werkzoekenden nu vooral een kwestie van ‘nog even volhouden’, aldus Huiberdien Sweeris. (WaterForum Online) http://www.waterforum.net/Nieuws/4353-Techniek-blijft-fundament-voor-waterprofessional
Inauguratierede en promoties Inauguratierede Op 20 juni 2013 houdt Prof. dr. C.J. Ritsema zijn inauguratierede waar?? Promotieagenda Binnenkort zullen de kandidaten uit de volgende tabel promoveren. Naam kandidaat Obbe Tuinenburg ms. ir AF (Anne) van Loon mr. P (Pieter) Hazenberg
Datum 15-4-2013
Tijd 16.00 uur
26-4-2013
11.00 uur
24-6-2013
16.00 uur
Titel promotieonderzoek Atmospheric Effects of Irrigation in Monsoon Climate: The Indian Subcontinent propagation of drought Rainfall estimation using volumetric weather radar and its possibilities for hydrology
Promotor Prof.dr. P. Kabat prof. dr ir R Uijlenhoet prof. dr ir R Uijlenhoet