Nieuwsbrief Prader Willi Studies December 2011, editie 1
Beste deelnemer, ouder(s)/verzorger(s), Voor u ligt de 1e editie van de Prader Willi Studie- nieuwsbrief. Met de nieuwsbrief willen wij u op de hoogte houden van het beloop, de nieuwste resultaten, activiteiten en andere weetjes van de studies.
Resultaten van de landelijke PWS studies in het afgelopen jaar Dankzij jullie allemaal hebben we het afgelopen jaar weer meer kennis gekregen over het Prader-Willi syndroom. Bevindingen waardoor we kinderen met PWS beter kunnen begrijpen, maar veel belangrijker, waardoor we kinderen met PWS nog beter kunnen helpen. Hieronder zal ik jullie kort vertellen wat we dit jaar gevonden hebben in de studie. We hebben het afgelopen jaar onder andere onderzoek gedaan naar de puberteit en de periode voorafgaand aan de puberteit bij kinderen met PWS. We vonden het belangrijk om te weten of dit anders verloopt bij kinderen met PWS dan bij leeftijdgenoten zonder het syndroom.
Adrenarche Eerst hebben we gekeken naar de periode die vaak voorafgaat aan de puberteit. We noemen deze periode ‘adrenarche’. Deze periode is te herkennen aan het ontstaan van de volgende symptomen: een volwassen lichaamsgeur, acne, puistjes of een vette huid, okselhaar en schaamhaar. Naast het ontstaan van deze uiterlijke kenmerken kun je ook bepaalde hormonen in het bloed vinden tijdens de ‘adrenarche’, dit zijn ‘androgenen’. We hebben bij 45 meisjes en 52 jongens met PWS in de leeftijd van 6 maanden tot 20 jaar onderzoek gedaan naar de uiterlijke kenmerken van ‘adrenarche’ en androgeenspiegels in het bloed. De resultaten van dit onderzoek kunnen we als volgt samenvatten: Kinderen met PWS hebben vergeleken met leeftijdsgenoten zonder PWS: 1. op jongere leeftijd ontwikkeling van schaamhaar 2. hogere androgeenspiegels in het bloed en al op jongere leeftijd. Groeihormoonbehandeling heeft hierop geen invloed. Het lijkt er dus op dat de ‘adrenarche’ bij kinderen met PWS al op een jongere leeftijd begint dan bij leeftijdsgenoten zonder PWS. Welke gevolgen dit heeft voor kinderen met PWS op de lange termijn kunnen we nu nog niet zeggen. Het is daarom belangrijk de kinderen te blijven volgen in de studie, zowel door te kijken naar het uiterlijk als naar de spiegels in het bloed.
Puberteit bij jongens Vervolgens hebben we gekeken naar de ontwikkeling van de puberteit bij jongens. Uit eerder onderzoek bij jongens en mannen met PWS bleek dat de puberteit vaak verlaat, niet helemaal compleet of zelfs afwezig was, maar de oorzaak daarvan was niet precies bekend. We vonden het belangrijk om de oorzaak hiervan te achterhalen en om over een langere periode de ontwikkeling van de puberteit te vervolgen. Zo zouden we beter kunnen zeggen of jongens met PWS vruchtbaar zouden kunnen zijn. We hebben bij 66 jongens met PWS in de leeftijd tot 25 jaar onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van de puberteit. De ontwikkeling van de puberteit bij jongens kunnen we onderzoeken door bepaalde hormonen in het bloed te meten en naar het veranderende uiterlijk van de jongens te kijken. De resultaten van dit onderzoek kunnen we als volgt samenvatten: De verlate, niet helemaal complete of zelfs afwezige puberteit wordt bij de meerderheid van de jongens veroorzaakt door een defect in de zaadballen. De meeste jongens komen spontaan in de puberteit, maar de verdere ontwikkeling ervan stopt of vertraagt na de start van de puberteit omdat de zaadballen niet goed werken. Deze verminderde werking heeft meer effect op de functie van de cellen die voor vruchtbaarheid zorgen, dan voor de cellen die voor een mannelijk uiterlijk zorgen (cellen die het mannelijk hormoon testosteron maken). Het lijkt er dus op dat de meeste jongens met PWS vrij goed in de puberteit komen en redelijk testosteron kunnen maken, maar niet of minder vruchtbaar zijn. De verschillen tussen jongens zijn echter groot, dus het blijft belangrijk de hormonen in het bloed die te maken hebben met puberteit en vruchtbaarheid op individueel niveau te bepalen en te vervolgen.
1
Puberteit bij meisjes Natuurlijk hebben we ook gekeken naar de ontwikkeling van de puberteit bij meisjes. Ook bij meisjes en vrouwen met PWS bleek uit voorgaand onderzoek dat de puberteit vaak verlaat, niet helemaal compleet of zelfs afwezig was, maar ook de oorzaak bij meisjes en vrouwen was niet precies bekend. Om dezelfde redenen als genoemd bij de jongens wilden we de ontwikkeling van de puberteit en de vruchtbaarheid bij meisjes en vrouwen met PWS onderzoeken. We hebben bij 61 meisjes met PWS in de leeftijd tot 22 jaar onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van de puberteit. De ontwikkeling van de puberteit bij meisjes kunnen we net als bij jongens onderzoeken door bepaalde hormonen in het bloed te meten en naar het veranderende uiterlijk te kijken. De resultaten van dit onderzoek kunnen we als volgt samenvatten: De meeste meisjes met PWS komen spontaan in de puberteit. De meeste meisjes en jonge vrouwen met PWS worden niet of zeer onregelmatig ongesteld. Toch is de voorraad eicellen bij meisjes met PWS vergelijkbaar met die van meisjes zonder het syndroom en maken de meeste meisjes ook dezelfde hormonen aan die meisjes en jonge vrouwen zonder PWS ook maken, al zijn de hormoonspiegels meestal lager bij meisjes en jonge vrouwen met PWS. We kunnen vruchtbaarheid bij meisjes en jonge vrouwen met PWS dus niet uitsluiten. Ook al is er geen sprake van ongesteldheid dan nog kan een meisje vruchtbaar zijn. Het blijft daarom belangrijk de hormonen in het bloed regelmatig te controleren en indien nodig de meisjes te behandelen met anticonceptie middelen.
Alle kinderen werden elk jaar tijdens het dagje Rotterdam getest met een intelligentietest. De resultaten van het onderzoek kunnen we als volgt samenvatten: Alle kinderen met PWS scoorden duidelijk (significant) lager op de test dan hun leeftijdsgenoten zonder PWS. Maar het bleek dat kinderen met PWS die met groeihormoon behandeld werden zich op hun eigen, lagere niveau wel in hetzelfde tempo ontwikkelden als kinderen zonder PWS. Kinderen met PWS die geen groeihormoon gebruikten waren na 2 jaar verslechterd ten opzichte van kinderen zonder PWS, de achterstand die ze al hadden was zonder groeihormoonbehandeling nog verder toegenomen. Op de langere termijn, gedurende 4 jaar groeihormoonbehandeling voor alle kinderen, bleek dat kinderen met PWS op een aantal onderdelen van de test steeds beter werden, dus hun achterstand ten opzichte van hun leeftijdsgenoten zonder PWS zelfs inhaalden. Op andere onderdelen bleef hun achterstand ten opzichte van hun leeftijdsgenoten met PWS gelijk. Belangrijk was dat tijdens groeihormoonbehandeling de achterstand van kinderen met PWS ten opzichte van hun leeftijdsgenoten zonder PWS niet groter werd, terwijl dit in het eerste deel van de studie, bij de controlegroep die toen nog geen groeihormoon kreeg, wel het geval was. Voor vragen over de resultaten van de landelijke PWS studie van het afgelopen jaar, kunt u terecht bij Elbrich Siemensma,
[email protected]
Het effect van groeihormoon op cognitieve ontwikkeling Het vierde onderwerp dat we dit jaar onderzocht hebben is de invloed van groeihormoon behandeling op de cognitieve ontwikkeling (intelligentie) van kinderen met PWS. We hebben dit onderzocht in 50 kinderen met PWS in de leeftijd van 3.5 tot 14 jaar met behulp van intelligentietesten. In het begin van de studie werd er geloot wie er meteen groeihormoon zou krijgen en wie nog 2 jaar zou moeten wachten voor de start van de behandeling met groeihormoon. Op deze manier ontstond er een behandelgroep en een controlegroep die heel erg op elkaar leken, maar met één verschil, de ene groep werd behandeld en de andere niet. Zo konden we de effecten van het groeihormoon op allerlei zaken onderzoeken. Na 2 jaar kreeg ook de controle groep groeihormoon behandeling en konden we de groepen samenvoegen en kijken naar de effecten van de groeihormoon behandeling op de lange termijn.
Nieuws uit de Cohort studie In de Cohort studie worden de kinderen in de groei gevolgd. In 2012 wordt het voor ons mogelijk om naar nieuw ontdekte stoffen en hormonen in het bloed te kijken die te maken hebben met het honger- en verzadigingsgevoel. Door dit te bestuderen in kleine en grotere kinderen hopen we erachter te kunnen komen, waarom kleine kinderen met PWS niet om eten vragen en de meeste grotere kinderen met PWS altijd honger hebben. Tevens zullen we bij baby’s en kleuters zonder PWS kijken naar deze stoffen en hormonen, om te onderzoeken waar de verschillen zitten.
2
Nieuws uit de Transitiestudie Zoals u bekend, moeten kinderen met de behandeling stoppen als er geen lengtegroei meer is. Daarmee wordt bedoeld dat de lengtegroei minder dan 0.5 cm per half jaar is of dat de groeischijven, zoals gemeten op een handwortelfoto, gesloten zijn. Echter, er zijn naast de lengtegroei ook andere gunstige effecten van groeihormoon toediening waargenomen bij Prader-Willi syndroom, zoals de verbetering van de lichaamssamenstelling, met een toename van de spieren botmassa en een afname van het lichaamsvetpercentage. Ook op de volwassen leeftijd heeft het lichaam groeihormoon nodig, maar in mindere mate dan tijdens de kinderleeftijd.
Doel Het doel is om te kunnen evalueren of jongvolwassenen met groeihormoon behandeling een betere lichaamssamenstelling hebben ten opzichte van jongvolwassenen die met een placebo behandeld worden. Ook wordt er gekeken naar het psychosociaal functioneren, naar ademhalingsproblemen tijdens de slaap en de suiker- en vetstofwisseling tijdens de behandeling.
Hoe ziet de studie eruit De studie bij jongvolwassenen is een placebo gecontroleerde dubbelblinde cross-over studie. Dat betekent dat van de eerste 2 jaar uw zoon/dochter één jaar met groeihormoon behandeld wordt, en één jaar met placebo (placebo is een ampul die er exact zo uit ziet als een gewone groeihormoonampul, maar die geen werkzame stof bevat). U, uw zoon/dochter, en ook de onderzoekers van de studie weten niet welk jaar uw kind het echte groeihormoon gebruikt en welk jaar uw kind de placebo krijgt. Op deze manier wordt uitgesloten dat de effecten die gemeten worden, een gevolg zijn van positieve verwachtingen in plaats van de werkzame stof. Deze manier van onderzoek laat toe met relatief kleine groepen al duidelijke en relevante resultaten te vinden.
Stand van zaken Op dit moment doen er 15 jongvolwassen mee aan de transitiestudie. Om de resultaten goed te interpreteren hebben we 20 jongvolwassenen met PWS nodig. Hoewel het een dubbelblinde studie is, denken zowel de patiënten als hun ouders te weten in welk jaar hij/zij groeihormoonbehandeling krijgen. De jongvolwassenen merken dit aan hun figuur en hun uithoudingsvermogen en de ouders zien het aan het figuur van hun kind en merken het aan het gedrag.
Nieuw! De Young Adult PWS (YAP) studie De eerste jongeren hebben de Transitiestudie al doorlopen. Zij kunnen in de nieuwe YAP studie doorgaan met groeihormoon behandeling.
Doel Het doel van de YAP studie is om te onderzoeken of jongvolwassenen met groeihormoon behandeling op de lange termijn hun lichaamssamenstelling, verkregen tijdens de Cohort en/of Transitiestudie, kunnen behouden tijdens behandeling met een lagere (volwassen) dosering groeihormoon. We willen een geprotocolleerde behandeling ontwikkelen voor het vinden van een optimale persoonlijke dosering groeihormoon voor jongvolwassenen met het PraderWilli Syndroom, gebaseerd op de groeifactor spiegels in het bloed.
Hoe ziet de studie eruit In de YAP studie is de groeihormoondosering lager dan u gewend was. Een volwassen persoon heeft immers geen groeihormoon meer nodig om te groeien, maar wel voor een goede vet/spierverdeling, een goed energieniveau en de verwerking van koolhydraten, vetten en eiwitten. Op basis van de spiegel van de groeifactoren in het bloed en de DEXA scan wordt er besloten of de dosis groeihormoon omhoog of omlaag moet of dat de dosering zo adequaat is. Jaarlijks wordt er na het bloedprikken en de DEXA scan opnieuw gekeken of de dosis groeihormoon bij uw zoon/dochter moet veranderen. Voor meer informatie over de Transitiestudie of YAP studie, kunt u contact opnemen met Nienke Bakker,
[email protected].
3
Ouder aan het woord De ouders van Adriana, 7 jaar oud, vertellen over hun ervaring met de PD studie.
Nieuws uit de PD studie We zijn 1 jaar verder: op 15 november 2010 is de PD studie van start gegaan. Op dit moment hebben 56 kinderen en 12 jongvolwassenen zich voor deze studie aangemeld, wat neerkomt op 81% van de kinderen die in de leeftijdsgroep van 7-24 jaar bij ons bekend zijn. We zijn op de goede weg, maar hopen dat meer kinderen hieraan mee willen doen. De PD studie, ofwel “Psychiatrische stoornissen bij kinderen en jongvolwassenen met het Prader Willi Syndroom”-studie, heeft als doel om gedragskenmerken en psychiatrische kenmerken in kaart te brengen. Met deze informatie willen wij ouders en kinderen beter kunnen begeleiden in de ontwikkeling van het kind en waar mogelijk problemen in een vroeger stadium opmerken en voorkomen. Hierbij is het belangrijk dat wij zoveel mogelijk kinderen zien, zowel de kinderen die naar het regulier onderwijs gaan, als kinderen die meer aandacht en begeleiding nodig hebben. Zo kan er een goed beeld worden gevormd wat er in deze groep speelt. Het onderzoek bij kinderen tussen 7-18 jaar wordt 1x per 2 jaar afgenomen. De studie bestaat uit een observatie, extra buisje bloed tijdens de bloedafname van de jaarcontrole, het afnemen van oudervragenlijsten en enkele testen bij het kind zelf. Een deel van de testen wordt tijdens de jaarcontrole afgenomen, de rest wordt in de thuissituatie voltooid. De jongvolwassenen van 1824 jaar worden jaarlijks in Venray beoordeeld door Professor Verhoeven, psychiater. Ook in Venray zullen er enkele testen gedaan worden. Alle kinderen tussen de 7-24 jaar kunnen aan dit onderzoek meedoen. Wilt u meer informatie of u aanmelden voor de PD studie? Dan kunt u contact opnemen met drs. Sinddie Lo, arts-onderzoeker PD studie op telefoonnummer 010-22 515 33, of per mail:
[email protected].
Waarom doet u mee met de PD studie? Het goede van deze studie vinden we dat ook de sociaalemotionele dimensie van PWS veel aandacht krijgt. Het is bekend dat PWS-mensen kans lopen om tegen psychiatrische problemen aan te lopen. Maar hoe dit precies zit en wat dit betekent voor PWS-ers zelf en hun naasten, daarover is nog lang niet genoeg bekend. Meer duidelijkheid hierover zou kunnen helpen bepaalde dingen te herkennen, er beter mee om te gaan. En wie weet, als sommige problemen in een vroeg stadium beter herkenbaar zijn en goed worden opgepakt, door ouders maar bijvoorbeeld ook door leerkrachten of andere betrokkenen, worden ze hopelijk minder erg. Hoe zag de onderzoeksdag eruit? Eerst waren wij als ouders aan de beurt, waarbij allerlei vragen werden gesteld over onze dochter: over hoe ze dingen beleeft, wat ze prettig vindt maar ook of ze bijvoorbeeld of ze bepaalde angsten heeft. Sommige vragen over hoe het was in het begin, waren lastig te beantwoorden. ‘Wanneer zette ze haar eerste stappen, wanneer begon ze meer in zinnen te praten?’ Gek hoe je dat soort dingen toch snel kunt vergeten. We moesten echt in ons geheugen graven. Hoe hebben u en uw dochter de onderzoeksdag ervaren? Die was best intensief, maar dat vonden we eigenlijk juist wel goed. Hoewel de vragen soms ook confronterend zijn, was ik nadien vreemd genoeg minder pessimistisch dan voorheen. Je weet nooit tegen welke problemen ons kind later mogelijk aanloopt, maar het kan ook meevallen. En als het wel zo is, kun je maar beter voorbereid zijn. Zijzelf vond het in ieder geval leuk, ook al was ze aan het eind best moe die dag. De onderzoekster mag nog een keer terug komen om “werkjes” met haar te doen. Welke vraag zou u in deze studie beantwoord willen hebben? Wat psychiatrische stoornissen bij een PWS-mens (mogelijk) sociaal-emotioneel teweeg kunnen brengen en waaraan je deze kunt herkennen?
Niet vergeten! Aan ouders, die zich hebben opgegeven en de digitale vragenlijst hebben gekregen: vergeten jullie deze niet in te vullen? Alvast bedankt voor uw medewerking!
Deze studie wordt mede mogelijk gemaakt door het Prader-Willi Fonds en het Fonds NutsOhra.
4
Nieuws uit de MRI studie In september 2010 is er een onderzoek gestart door Stichting Kind en Groei in samenwerking met afdeling Radiologie, Erasmus MC, naar hersenaanleg en hersenontwikkeling bij kinderen met PWS en kinderen zonder PWS tussen 6 t/m 18 jaar oud.
Agenda 2012 De oudermiddag op 11 maart 2011 georganiseerd door de Stichting Kind en Groei was een groot succes! In juni 2012 zal er opnieuw een oudermiddag worden georganiseerd. Meer informatie volgt binnenkort.
36 kinderen en jong volwassenen met PWS en hun broertjes en zusjes hebben inmiddels deelgenomen aan het MRI onderzoek. Bij de eerste beoordeling van de MRI’s zien wij het volgende:
UPD De hersenaanleg van hersenschors in kinderen met UPD lijken op die van kinderen met autisme, wat de autistische kenmerken bij kinderen met UPD kan verklaren. Omdat het aantal deelnemers nog beperkt is, kunnen we niet zeggen op welke leeftijd deze verschillen zichtbaar worden en of er verschillen zijn tussen jongens en meisjes.
Deletie In tegenstelling tot wat op de oudermiddag in maart 2011 verteld is, zien we nu er meer kinderen zijn onderzocht, dat de MRI-uitslagen van de kinderen met een deletie niet verschillen met die van hun broertjes/zusjes. Dit geeft aan dat het heel belangrijk is dat iedereen meedoet met deze studie, zodat de resultaten de werkelijkheid zo goed mogelijk weergeven. Voorlopig zien we dat kinderen met deletie een totaal ander patroon van hersenontwikkeling hebben dan kinderen met UPD. Dit is een zeer belangrijke bevinding, die wijst op de noodzaak van het bepalen van de genetische achtergrond van PWS, mede voor een individuele prognose. Uiteraard gaan wij ook op zoek naar andere factoren, die de verschillen tussen kinderen met PWS kunnen verklaren. In kleine groepen worden soms verschillen per toeval gevonden die later in een grotere groep verdwijnen; andersom kan natuurlijk ook, dat verschillen pas in grotere groepen zichtbaar worden. We hebben nog meer kinderen met broertjes/zusjes nodig om deze voorlopige bevindingen te bevestigen. Wij bedanken iedereen die heeft deelgenomen aan deze studie. U zult een samenvatting ontvangen van alle bevindingen (verwachting tweede helft 2012). Ook zullen wij streven om een persoonlijk voorlopig rapport op te stellen voor elk kind over zijn/haar hersenaanleg indien dit gewenst is.
Boekentip van Mariëlle “Geef me de 5” Een zeer levenswaardig, verhelderend boek, geschreven voor ouders met kinderen die kenmerken hebben van autistisch gedrag. Het boek beschrijft veel voorbeelden en is zeer herkenbaar voor mij. Ik denk dat het ouders een goede ondersteuning kan geven om hun kind beter te leren begrijpen. “Geef me de 5”, auteur Colette de Bruin. Een praktische houvast bij de opvoeding en begeleiding van kinderen met autisme. www.geefmede5.com
Heeft u vragen? Neem gerust contact op met Akvile Lukose,
[email protected].
5
De kinderpagina Wist je dat … Iedereen groeihormoon nodig heeft? Als kind heb je groeihormoon nodig om te kunnen groeien, dat weten we allemaal. Maar groeihormoon is eigenlijk een verkeerde naam, want het doet ook andere dingen in je lichaam. Het is goed voor sterke spieren en botten en zorgt voor minder vet. Dit duurt je hele leven. Dus ook als je niet meer groeit en volwassen bent, heeft je lichaam groeihormoon nodig, maar minder dan als je kind bent.
Kleurwedstrijd Maak een mooie kleurplaat en stuur het naar ons op! Dan win jij een prijs! Zet op de kleurplaat duidelijk je naam. Wie weet staat jouw kleurplaat in de volgende nieuwsbrief!!!
Wist je dat … Dederieke nu Arts voor Verstandelijk Gehandicapten is? Roderick nu in opleiding is tot internist? Elbrich na haar promotie in opleiding gaat voor psychiater?
6
De kinderpagina
Wist je dat.. je de nieuwste informatie over de studies kunt vinden op www.kindengroei.nl en www.groeienco.nl?
Medewerkers PWS-team Nienke Bakker Mariëlle van Eekelen Sinddie Lo Akvile Lukose Elbrich Siemensma, Zyrhea Troeman Anita Hokken-Koelega
7
Contactgegevens: Stichting Kind en Groei Westzeedijk 106 3016 AH Rotterdam 010-22 515 33
[email protected] www.kindengroei.nl
8