Nieuwsbrief Pensioen AC Rijksvakbonden Nieuwsbrief 10 augustus 2011
Ferry Pereboom Angelique Kansouh
Juli 2012 Zomer-editie
Inhoudsopgave 0. Voorwoord…………………………………………..…….…..…….………
3
1. Ontwikkelingen op AOW-front ……………………….…..….…….
4
2. Veranderingen in je ABP-pensioen ……………………………….
7
3. Dekkingsgraad pensioen blijft voor onrust zorgen …………
8
4. Nieuwe spelregels pensioencontracten in de maak………..
10
5. Wist u dat?..................…………………………………………..…….…….. 12
2
0 Voorwoord Beste (kader)leden, Wist u dat het aantal gepensioneerden vorig jaar voor het eerst is gestegen tot boven de 3 miljoen? Dat betekent volgens het CBS dat inmiddels bijna 1 op de 5 Nederlanders met pensioen is. En wist u dat op iedere gepensioneerde in Nederland er nu nog maar ruim 2 werkenden zijn?
Voor u ligt de 2e Nieuwsbrief Pensioenen. Op deze manier willen we u meer inzicht geven in de huidige pensioen- en AOW-perikelen.
Ferry Pereboom en Angelique Kansouh
3
1 Ontwikkelingen op AOW-front Wat komt er niet? De “Weetjes” in onze 1e Nieuwsbrief over de AOW (het wetsvoorstel Verhoging AOW en flexibilisering AOW) zijn al weer van tafel. De problemen met de overheidsbegroting hebben hierin een grote streep gezet. Er komt dus geen flex-AOW waarbij je bijvoorbeeld met een deeltijdpercentage met AOW kunt gaan. Ook komt er geen extra 0,6% stijging van de AOW vanaf 2013 t/m 2028. NB: Let op, er is wel een motie in de Tweede Kamer aangenomen om onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor een flexibele ingangsdatum van de AOW en deeltijd AOW. De AC Rijksvakbonden wachten dit onderzoek met grote belangstelling af.
Wat komt er wel? De AOW-leeftijd gaat stapsgewijs omhoog De AOW-leeftijd wordt op 1 januari 2013 met een maand verhoogd. Tot 2023 wordt de pensioengerechtigde leeftijd in stappen verder verhoogd, totdat die in 2019 66 jaar is en vervolgens in 2023 67 jaar. Vanaf 2024 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. De AOW-leeftijd gaat dus eerder omhoog dan is afgesproken in het pensioenakkoord dat vorig jaar is gesloten. Stijging AOW-leeftijd 2014-2019 2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
Verhoging
1 maand
1 maand
1 maand
2 maanden
2 maanden
2 maanden
3 maanden
AOWleeftijd
65 + 1 mnd
65 + 2 mnd
65 + 3 mnd
65 + 5 mnd
65 + 7 mnd
65 + 9 mnd
66 jaar
4
Stijging AOW-leeftijd 2020-2023 2020
2021
2022
2023
Verhoging
3 maanden
3 maanden
3 maanden
3 maanden
AOW-leeftijd
66 + 3 mnd
66 + 6 mnd
66 + 9 mnd
67 jaar
Een verhoging van de AOW-leeftijd vanaf 2024 wordt minimaal 5 jaar vantevoren aangekondigd. Dit betekent dat vanaf 2019 jaarlijks zal worden bezien of de ontwikkeling van de levensverwachting aanleiding geeft voor een verdere verhoging van de AOW-leeftijd 5 jaar later. De ramingen voor de levensverwachting zullen door het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) worden gemaakt. Welke gevolgen heeft dit als je nu al met vroegpensioen bent en nu plotseling met een hogere AOWleeftijd wordt geconfronteerd? Als je na 2012 65 jaar wordt, krijg je nu later AOW dan waarop je gerekend hebt. Voor dit ‘inkomensgat’ is er een zgn. AOW-voorschotregeling. Wat houdt deze ‘voorschotregeling’ in? Bereik je de AOW-gerechtigde leeftijd in 2013, 2014 of 2015? Dan kan je in aanmerking komen voor een voorschot op je ouderdomspensioen om een eventueel inkomensgat te overbruggen. Dit gaat via een renteloze lening. Let op: dit is dus een tijdelijke regeling waarbij je de betaalde voorschotten terugbetaalt. In 2013 kan je 1 maand AOW lenen. Dit bedrag wordt in de 6 maanden daarna afgetrokken van je AOW-uitkering In 2014 kan je een bedrag gelijk aan 2 maanden AOW lenen, waarna in 1 jaar het bedrag van de AOWuitkering wordt afgetrokken In 2015 kan iemand 3 maanden AOW-uitkering lenen. De AOW-uitkering wordt anderhalf jaar gekort om de lening terug te betalen. Hoe krijg je deze voorschotten? De SVB (Sociale verzekeringsbank) zal de groep ouderen met weinig voorbereidingstijd zelf actief benaderen, aldus heeft minister Kamp toegezegd. Vervolgens moet de AOW-er zelf een verzoek indienen bij de SVB. Wie onder het sociaal minimum dreigt te komen kan een beroep doen op de (bijzondere) bijstand.
5
Wat betekent dit voor medewerkers die binnenkort met FPU willen gaan? Allereerst, rekening houden dat je dus later AOW ontvangt en dat je dit financiële ‘gat’ zelf zal moeten opvangen. De rekening wordt dus bij jezelf neergelegd. De zgn. ‘overgangsregeling’ is alleen maar een voorschotregeling. Het ultieme ingangsmoment van de FPU blijft 64 jaar en 11 maanden. Aansluitend gaat het ouderdomspensioen in. De FPU gepensioneerde heeft hierbij op grond van het pensioenreglement echter niet de keuze om een AOW-overbrugging in te zetten. (Deelnemers aan het ABP Keuzepensioen hebben de mogelijkheid om het pensioen op een ander moment in te laten gaan dan de AOW-gerechtigde leeftijd. Dit kan vanaf 60 jaar tot 70 jaar. Dit heeft uiteraard wel impact op de hoogte van je uiteindelijke pensioenuitkering).
ABP KeuzePensioen is er voor iedereen die: op of na 1 januari 1950 geboren is. voor 1 januari 1950 geboren is, maar niet voldoet aan de voorwaarden voor FPU. Met ABP KeuzePensioen kan je zelf kiezen wanneer en voor hoeveel uren je stopt met werken. Maar ook hoeveel pensioen je op welk moment wilt hebben. Bijvoorbeeld eerst een hoger pensioen tot je 65ste, daarna een lager pensioen. Ga voor meer informatie naar de pagina ‘ABP KeuzePensioen’. Let op: Uiteindelijk beslissen vakbonden en werkgevers in de rijkssector via de Pensioenkamer over de aanpassingen van de geldende pensioenregeling. Zo kan de Pensioenkamer ervoor kiezen om FPU gepensioneerden dezelfde mogelijkheid voor AOW-overbrugging te bieden als nu aan de deelnemers in het ABP Keuzepensioen wordt geboden. Deze mogelijkheid wordt op dit moment onderzocht. Indien je 1 maand AOW zelf moet betalen uit je eigen pensioen, betekent dit dat je tussen de €5,- en €10,- euro minder pensioen per maand ontvangt voor de resterende pensioentijd. De Pensioenkamer is verantwoordelijk voor de aard en inhoud van de pensioenvoorziening van het overheidspersoneel. Zo beslist de Pensioenkamer over de wijzigingen in de pensioenaanspraken. Namens de AC Rijksvakbonden (onderdeel van het Ambtenarencentrum) neemt Marianne Wendt deel aan dit gremium.
6
2 Wat gaat er veranderen aan de pensioenleeftijd, de zgn. 2e pijler pensioen? In 2014 zal de pensioenleeftijd voor aanvullende pensioen worden verhoogd naar 67 jaar. Hiervoor wordt het zgn. Witteveenkader aangepast. Dit zijn de fiscale regels voor het aanvullend pensioen waarin normen worden gesteld waaraan een pensioenregeling moet voldoen om in aanmerking te komen voor fiscale facilitering. Nu bouw je pensioen op om bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar met pensioen te gaan. Vanaf 2014 bouw je pensioen op om vanaf je 67e met pensioen te gaan. Maar ook dan mag je met het ABP Keuzepensioen, dat ABP-pensioen nog steeds eerder of later laten ingaan. Uiteraard heeft dat wel financiële gevolgen. Met deze maatregel van het kabinet wordt uitsluitend de nieuwe opbouw geraakt, dus je eerder opgebouwde pensioenrechten vóór 2014 blijven onveranderd. Wat zijn dan die fiscale regels waardoor de pensioenrichtleeftijd naar 67 jaar gaat in 2014? De opbouwpercentages, de jaarlijkse stappen waarmee iemand aanvullend pensioen opbouwt, gaan vanaf 2014 omlaag. Voor middelloonregeling gaat dit van 2,25% naar 2,15%. Dit betekent dat er meer dienstjaren nodig zijn om een pensioen op gelijke hoogte als nu te bereiken. Nogmaals: het pensioen dat je tot 2014 hebt opgebouwd, wijzigt hierdoor niet. Pas vanaf 2014 bouw je minder pensioen per jaar op. Wat betekenen al deze voorstellen voor je ABPpensioen? De al eerder genoemde Pensioenkamer kijkt wat de exacte gevolgen zijn voor het ABP-pensioen en er worden ná de zomer afspraken gemaakt op welke wijze e.e.a. in de ABP-regeling wordt opgenomen.
7
3 Dekkingsgraad pensioenen blijven voor onrust zorgen Wat is dan de huidige stand van de dekkingsgraad? Eind juni 2012 stond dit op een verontrustende 90%. Dit betekent dat er tegenover elke Euro 100 die ABP moet uitbetalen aan gepensioneerden, slechts Euro 90 aan vermogen is. Wat is ‘dekkingsgraad’ eigenlijk? De dekkingsgraad geeft de verhouding weer tussen enerzijds het vermogen van ABP (de bezittingen) en anderzijds de nu en in de toekomst uit te keren pensioenen (de verplichtingen). De waarde van de verplichtingen is afhankelijk van de stand van de rente. In Nederland is gekozen om de pensioenverplichtingen boekhoudkundig te waarderen op basis van de (nu zeer lage) marktrente. Is de rente laag (zoals nu), dan moet ABP meer geld reserveren om aan de verplichtingen te kunnen voldoen. Als de rente stijgt, neemt deze reservering juist af. Een pensioenfonds is dus erg afhankelijk van de dagkoers van de rente. Waarom is de rekenrente zo laag? De escalerende schuldencrisis in de eurozone is de oorzaak van de rentedaling in de sterke eurolanden. Beleggers vluchten uit staatsobligaties van zwakke eurolanden en steken het geld in Duitse en Nederlandse obligaties. De koersen daarvan stijgen door de toenemende vraag, waardoor de rente omlaag gaat. De stijgende obligatiekoersen leveren pensioenfondsen weliswaar koerswinst op, maar de waardering van de verplichtingen stijgt veel sneller.
Het herstelplan van ABP om de dekkingsgraad op te krikken De dekkingsgraad van ABP lag in 2009 op 90%. Het ABP heeft daarom in maart 2009 bij de toezichthouder De Nederlandse Bank een herstelplan moeten indienen. Hierin moest ABP kunnen aantonen dat ABP in 5 jaar tijd weer boven het vereiste minimum van 105% dekkingsgraad zit. Het ziet er thans - bij een dekkingsgraad juni 2012 van 90% - somber uit dat dit gaat lukken. Ondanks de maatregelen zoals geen indexatie in 2012 en de premieverhoging van 3%, is er geen herstel van de dekkingsgraad zichtbaar. Het lijkt dan ook onvermijdelijk dat ABP zal moeten overgaan tot het korten van de pensioenuitkering van 0,5% per 1 april 2013. Een korting treft zowel gepensioneerden als werknemers. Gepensioneerden merken het direct in de pensioenuitkering die zij krijgen vanaf april 2013. Bij werknemers wordt hiermee de opgebouwde pensioenpot verlaagd. Let op: Het ABP, het grootste pensioenfonds van Nederland met 2,8 miljoen deelnemers en 261 miljard euro aan vermogen, zinspeelt zelfs op een tweede verlaging van de pensioenen in 2014. Premieverhoging alleen, biedt geen soelaas want voor herstel van de dekkingsgraad zou een premieverhoging van ca. 30% vereist zijn.
8
(bron: ABP)
Een mogelijk lichtpuntje: ophoging van rekenrente op komst? Als onderdeel van de nieuwe regels (het zgn. financieel toetsingskader, zie het volgende artikel) zou een andere rekenmethode van de rente voor pensioenfondsen pas in 2014 ingaan. Minister Kamp overweegt nu om de ophoging van de rekenrente (met deze rente berekenen pensioenfondsen hun verplichtingen om toekomstige uitkeringen uit te betalen) al eerder te laten ingaan. Dit zou leiden tot een versterking van de financiële positie van pensioenfondsen. Of dit plan doorgaat zal dit najaar duidelijk worden.
9
4 Nieuwe spelregels voor pensioencontracten in de maak?! Wat zijn de voorstellen? Minister Kamp heeft nieuwe spelregels voor pensioenregelingen opgesteld: een financieel toetsingskader. In dat kader is opgenomen aan welke eisen een pensioenregeling moet voldoen en hoe de deelnemers in de regeling daarover geïnformeerd moeten worden. Wat is het uitgangspunt? Uitgangspunt is dat iedere pensioenregeling duidelijk is over de risico’s in de regeling en hoe met die risico’s wordt omgegaan. Ook moet je duidelijkheid krijgen over de te verwachten resultaten van je pensioen, zodat je op tijd beslissingen kan nemen over jouw pensioen. Welke veranderingen in spelregels worden voorgesteld? Veranderingen in de regels zijn onder meer: 1. Rente: ophogen van de rekenrente voor het waarderen van de verplichtingen van een pensioenfonds. Dat leidt tot een stijging van de dekkingsgraad. 2. Middeling dekkingsgraad. Om het effect van beweeglijke dagkoersen op de financiële positie van fondsen te dempen, wordt de dekkingsgraad gemiddeld over 12 maanden 3. Indexatie. Bij het pensioencontract nieuwe stijl wordt er standaard geindexeerd, tenzij het fonds in de problemen is. Bij het pensioensfonds oude stijl wordt pas volledig geindexeerd bij een dekkingsgraad van 135%. 4. Spreiding kortingen. Bij het pensioencontract nieuwe stijl worden financiële schokken gespreid over maximaal 10 jaar. Bij het contract oude stijl worden onder de 105% dekkingsgraad, de kortingen op het pensioen over maximaal 3 jaar gespreid. 5. Levensverwachting. In het pensioencontract nieuwe stijl werkt een hogere levensverwachting automatisch door in het pensioen. In het contract oude stijl is dat optioneel Wat is een reëel contract (contract ‘nieuwe stijl’) eigenlijk? In het reële contract is geen sprake van toegezegd pensioen waardoor de fondsen een veel forser deel risicovoller kunnen beleggen. Je krijgt eerder inflatiecorrectie maar je loopt ook meer risico op een korting als de markten tegenzitten. Een hoger rendement, dat nodig is om de indexatie te financieren, is alleen te behalen door ook meer risico’s te accepteren. In de nieuwe pensioencontracten moeten direct maatregelen worden genomen bij financiële tegenvallers maar die maatregelen mogen over 10 jaren wordt gespreid. Hierdoor kunnen financiële schokken voor de pensioendeelnemers geleidelijker worden verwerkt. Dit verkleint het risico op abrupte, grote kortingen van pensioenen. Hierdoor wordt misschien iets eerder gekort, maar over een langere periode bekeken levert dat een beter gemiddeld pensioenresultaat op.
10
Wat is het nominale contract (contract ‘oude stijl’) Dat is het contract dat we nu hebben (ons huidige pensioencontract) waar bescherming van het nominale pensioen (= een vast bedrag aan Euro’s vanaf de pensioendatum) voorop staat. Maar … je krijgt pas volledige indexatie van je pensioen als de normdekkingsgraad is bereikt, de zgn. ‘voorwaardelijke indexatie’. Om de beoogde zekerheid in de huidige contracten waar te maken, worden de eisen voor wat betreft de financiële buffers en premies aangescherpt. Kortingen op het pensioen zijn hierdoor minder vaak aan de orde, maar als ze nodig zijn kunnen ze abrupt en fors zijn. Op de langere termijn kan dat leiden tot een lager gemiddeld pensioen. NB: ook bij de huidige contracten is geen sprake van een uitkeringsvast pensioen.
Hoe gaat het verder met het ABP-pensioen? Wordt het straks nominaal of reëel? En hoe zit het dan met de reeds opgebouwde pensioenrechten als er toch wordt overgegaan naar een nieuw reëel contract? Dat weten we nog niet. Eerst moeten de voorstellen wet worden. Daarna gaan sociale partners in de Pensioenkamer kijken op welke wijze de nieuwe regels van invloed zijn op de ABP-regeling. Blijven we bij het huidige (= nominale) contract, of kiezen we voor een nieuwe, zogenaamd reëel contract? In het najaar hopen we daar meer duidelijkheid over te hebben.
Waar zit het probleem? Het is de vraag of je op grond van juridische ‘eigendomsrechten’ de oude opgebouwde pensioenrechten zo maar kan omzetten in het nieuwe pensioencontract (je zou dan bijvoorbeeld geen 10.000 Euro op 65-jarige leeftijd krijgen, maar 10.000 Euro op 66/67 jarige leeftijd) De kans dat pensioenfondsen zullen overstappen naar het nieuwe reële contract is bijna nihil. Het juridisch risico van het overhevelen van oude pensioenrechten naar een nieuw contract heeft minister Kamp namelijk neergelegd bij de pensioenfondsen.
11
5 Wist u dat? Dat de AOW-er die wil doorwerken of weer wil gaan werken volgende de plannen van minister Kamp 6 weken doorbetaald krijgen bij ziekte? Dat dit voor andere werknemers 2 jaar is? Dat minister Kamp vindt dat dit geen probleem is omdat gepensioneerden met hun AOW en eventuele pensioen al een vast inkomen hebben.
Dat je in deeltijdpensioen kan werken en je niet meer bang hoeft te zijn dat bij ontslag je pensioeninkomen in mindering wordt gebracht op je WW-uitkering? Dat namelijk sinds 1 maart jl. deze korting niet meer geldt? Dat je nu dus recht blijft houden op de WW-uitkering voor het deel dat je werkt, ook als je inkomsten uit pensioen krijgt?
Dat voor de vervroegde uittreders die willen bijverdienen, de bijverdiencapaciteit geen belemmering meer hoeft te zijn voor langer doorwerken? Mensen die vervroegd uittreden, kunnen maar beperkt bijverdienen. Daardoor is doorwerken vaak financieel niet interessant. Met de Doorwerkspaarregeling kunnen medewerkers, die vervroegd uittreden, langer aan het werk blijven. De uren die boven de verdiencapaciteit vallen, worden dan omgezet in een spaarregeling die vrijvalt wanneer de werknemer 65 wordt. Deze oplossing is goedgekeurd door de Belastingdienst. Stel: je verdient Euro 3.000 per maand. Je kiest voor FPU en gaat vervolgens weer voor 50% werken. Dat wat je meer verdient dan de bijverdiencapaciteit, wordt omgezet in een spaarregeling. Je werkgever bespaart hierdoor op werkgeverslasten. En jij als werknemer hebt als voordeel dat je niet wordt gekort op je FPUuitkering. Meer weten over deze regeling? Bel de Klantenservice ABP op tel.nr. 045 - 579 65 56
Stijging A
12
Verhoging