nieuwsbrief Metropoolregiodag Rotterdam Den Haag | 25 mei 2011 Minister Donner steunt oprichting metropoolregio Rotterdam Den Haag Minister Donner (Binnenlandse Zaken) staat volledig achter de oprichting van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, de nieuwe samenwerking tussen 24 gemeenten die behoren tot de stadsregio Rotterdam en het Stadsgewest Haaglanden. “Het kabinet wil aansluiten bij de dynamiek die in de Zuidvleugel van de Randstad bestaat. Het zal gebruik maken van het initiatief tot oprichting van deze metropoolregio. De huidige wettelijke instrumenten kunnen inventief worden gebruikt om deze samenwerking vorm te geven,” aldus Donner. De metropoolregio is volgens hem nodig om ervoor te zorgen dat de Randstad de komende decennia een plek houdt in de top van vijf of zes Europese stedelijke regio’s die op wereldschaal van belang zijn. De minister sprak op de eerste ‘metropoolregiodag’ op woensdag 25 mei, waaraan werd deelgenomen door driehonderd bestuurders en gemeenteraadsleden uit de 24 gemeenten, die samen 2,2 miljoen inwoners tellen. De metropoolregio gaat intensief samenwerken op een aantal concrete onderwerpen. Het meest opmerkelijk is de samenvoeging van de rijkssubsidies voor mobiliteit en de oprichting van een gezamenlijke vervoersautoriteit. Dat gaat om € 300 miljoen per jaar voor de stadsregio Rotterdam en € 230 miljoen voor het Stadsgewest Haaglanden. Andere onderwerpen in de nieuwe samenwerking zijn economie, de greenport (tuinbouw), onderwijs en innovatie (de regio heeft drie universiteiten, die één geheel willen gaan vormen), woningbouw, het Hof van Delfland als gezamenlijk parkgebied en een ‘metropoolpas’ om de inwoners kennis te laten maken met het rijk geschakeerde aanbod aan culturele en recreatievoorzieningen in de regio. Ondernemersorganisatie
VNO-NCW West is zeer te spreken over de nieuwe samenwerking en zal met voorstellen komen om er ook voor het bedrijfsleven een succes van te maken. Wisselend voorzitterschap De voorzitter van het Stadsgewest Haaglanden, burgemeester Van Aartsen (Den Haag), wil het voorzitterschap van de metropoolregio afwisselend door de burgemeester van Rotterdam en die van Den Haag laten uitoefenen. Leden van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland kunnen ook zitting krijgen in het bestuur van de metropoolregio. De grote opkomst tijdens de metropoolregiodag van gemeenteraadsleden, wethouders en burgemeesters, zag burgemeester Aboutaleb (voorzitter van de stadsregio Rotterdam) als het bewijs dat er een breed draagvlak in het gebied is om deze samenwerking snel vast te leggen. Aboutaleb benadrukte dat de grotere en kleinere gemeenten in de metropoolregio hun identiteit zullen behouden. Intensievere bestuurlijke samenwerking verandert niet het karakter van het gebied, maar maakt het wel mogelijk mee te blijven draaien in de top van de Europese economie. Aboutaleb wees erop dat de metropool Londen uit 33 zelfstandige gemeenten bestaat die zich als één stad presenteren. Het bestuur van die metropool doet rechtstreeks zaken met de nationale regering. Van Aartsen en Aboutaleb zullen de komende dagen een ontwerpresolutie voorleggen aan alle colleges van BenW in de 24 gemeenten waarin wordt uitgesproken dat de Metropoolregio Rotterdam Den Haag snel tot stand moet komen op basis van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen. De toespraak van minister Donner is te raadplegen op pagina 5 van deze nieuwsbrief en op www.stadsregio.info/metropoolregio
Nieusbrief metropoolregiodag | 1
v.l.n.r.: Guus Greven (SHELL Nederland), Paul Rullman (TU Delft), presentatoren Elles de Bruin en Gert van ’t Hof, Aus Greidanus (Culturele Hoofdstad Den Haag) en Marlies Mulder (MKB Rotterdam)
‘Over eigen schaduw stappen’ Beide voorzitters van de stadsregio’s zijn blij met de uitspraken van minister Donner tijdens de metropoolregiodag. De geschetste lijn van de minister sluit goed aan op de filosofie die binnen de metropoolregio is ontwikkeld. Van Aartsen: “Ons idee is dat we van onderaf moeten bepalen, samen kracht opbouwen ten opzichte van het Rijk. Het is geweldig dat we hier met ruim 300 aanwezigen zo’n hoge opkomst hebben. Laten we die dynamiek gebruiken.” Claudia Füss, CDA-fractievoorzitter in de gemeenteraad van Lansingerland, één van de deelnemers aan het plenaire tafelgesprek met beide voorzitters, wees op het belang van het geheel dat soms boven de belangen van de individuele gemeenten gaat. “Soms zal een gemeente over zijn eigen schaduw moeten stappen. We moeten bijvoorbeeld economische doelen gaan formuleren waarvoor we met elkaar in Den Haag en Brussel
v.l.n.r. Sjaak van der Tak (Westland), beide presentatoren, Ahmed Aboutaleb (stadsregio Rotterdam), Claudia Füss (Lansingerland)
gaan lobbyen. Daar zie ik een meerwaarde in. Soms is dat even slikken voor een bepaalde gemeente, maar die steunt op dat moment wel de regio.” Füss benadrukte vervolgens nog het belang dat alle gemeenten van beide regio’s aangehaakt zijn, de grote en de kleinere gemeenten, en dat daarvoor goede informatievoorziening naar de gemeenten noodzakelijk is.
Ondernemers en maatschappelijk middenveld steunen Metropoolvorming Ondernemersorganisatie VNO-NCW West is zeer te spreken over de nieuwe samenwerking en zal met voorstellen komen om er ook voor het bedrijfsleven een succes van te maken. Het maatschappelijk middenveld staat positief tegenover de metropoolvorming. “Als je krachten bundelt, word je internationaal zichtbaar en kun je meer Europees geld naar je toe trekken,” stelde Paul Rullman, lid van het college van bestuur van de TU Delft. De Metropoolregio Rotterdam Den Haag is nodig om onder andere te zorgen voor goed openbaar vervoer zodat studenten vanuit het hele gebied de universiteit makkelijk kunnen bereiken. Aus Greidanus, artistiek directeur Culturele Hoofdstad Den Haag, verheugt zich dat de culturele instellingen in de Haagse en Rotterdamse regio een veel groter publiek kunnen bereiken. Guus Greven, general manager supply & distribution Rhine SHELL Nederland, bood aan de expertise die door het internationale bedrijfsleven is opgebouwd, te benutten voor de verdere vorming van de metropoolregio. Marlies Mulder, ondernemer en bestuurslid MKB Rotterdam en KvK Rotterdam maakte de kritische opmerking dat het ondernemerschap nog niet terug te vinden is in de plannen.”Houd er rekening mee dat het midden- en kleinbedrijf ongeveer 99% van de ondernemers in de regio omvat. Maak voor hen een projectenprogramma dat ondernemers aanspreekt zoals filebestrijding of veiligheid.”
Directeur Bert Mooren van VNO-NCW West maande tot actie, want andere regio’s zitten ook niet stil. Het is zaak het enthousiasme vast te houden en te zorgen voor goede samenspraak met de provincie en de gemeenten Leiden en Dordrecht. “Anders ontstaan er spanningen en weeffouten.”
Samenwerken aan zeven topprioriteiten In de metropoolregio, die 24 gemeenten omvat met in totaal 2,2 miljoen inwoners, wordt ingezet op intensivering van de samenwerken op een aantal concrete onderwerpen die in zeven pijlers zijn samengevat. Onderdeel van de metropoolregio is een nieuw te vormen vervoersautoriteit waarin de stadsregio’s Haaglanden en Rotterdam hun rijkssubsidies voor mobiliteit bundelen. Dat gaat om € 300 miljoen per jaar voor de stadsregio Rotterdam en € 230 miljoen voor het Stadsgewest Haaglanden. Andere onderwerpen in de nieuwe samenwerking zijn economie, de greenport Westland - Oostland, onderwijs en innovatie (de regio heeft drie universiteiten, die één geheel willen gaan vormen), woningbouw, Hof van Delfland als gezamenlijk parkgebied en een ‘metropoolpas’ om de inwoners kennis te laten maken met het rijk geschakeerde aanbod aan culturele en recreatievoorzieningen in de regio.
Kijk voor meer informatie over de zeven pijlers op www.stadsregio.info/metropoolregio
‘Full speed ahead’ De voorzitter van het Stadsgewest Haaglanden, burgemeester Jozias van Aartsen (Den Haag), wil het voorzitterschap van de metropoolregio afwisselend door de burgemeester van Rotterdam en die van Den Haag laten uitoefenen. Leden van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland kunnen ook zitting krijgen in het bestuur van de metropoolregio. “Bij minister Donner lijkt het beeld te leven dat wij een bokswedstrijd met de provincie uitvechten, maar dat beeld klopt niet,” aldus Van Aartsen. Hij heeft er alle vertrouwen in er met de nieuwe gedeputeerden uit te komen. “Wij willen dat er in dit deel van de Randstad -dat geldt overigens net zo goed voor het noordelijk deel van de Randstad- een draaiende economie is, een goede kenniseconomie, een fantastisch Westland/ Oostland. En zo hebben we nog een paar van die wensen, zoals het behoud van groen. Daar moeten we met ons allen zeer geconcentreerd aan werken.” “Ik heb een enorm positief gevoel. Ik ben ervan overtuigd dat we vanaf deze dag full speed ahead gaan. Over vijftien jaar hebben we hier een goed werkende economie waarin de kwaliteit van het bestaan hoog is,” besloot Van Aartsen de dag.
‘Meedraaien in de top van Europa’ “Als metropoolregio kunnen we met elkaar een sterke economie organiseren en cultuur aanbieden op een schaal die Nederland nog niet kent,” sprak de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb, tevens voorzitter van de stadsregio Rotterdam, tijdens zijn openingswoord.
Jozias van Aartsen, voorzitter Stadsgewest Haaglanden.
Nieusbrief metropoolregiodag | 3
Grote opkomst tijdens eerste Metropoolr egiodag Zo’n driehonderd bestuurders en gemeenteraadsleden bezochten woensdag 25 mei de eerste gezamenlijke metropoolregiodag van het Stadsgewest Haaglanden en de stadsregio Rotterdam, die werd gehouden in het ADO Den Haag Kyocera Stadion. In de Metropoolregio Rotterdam Den Haag wordt gewerkt aan intensivering van de samenwerking tussen 24 gemeenten die behoren tot het Stadsgewest Haaglanden en de stadsregio Rotterdam. Het hoe, wat en waarom van de vorming van de metropoolregio stond centraal tijdens de drukke dag. Ahmed Aboutaleb, voorziter stadsregio Rotterdam
Aboutaleb benadrukte dat de grotere en kleinere gemeenten in de metropoolregio hun identiteit zullen behouden. Aboutaleb zou graag zien dat Leiden en Dordrecht de mogelijkheid krijgen om aan te haken in het proces. Als voorbeeld voor Aboutaleb geldt London. Deze metropool bestaat uit 33 zelfstandige gemeenten die zich als één stad, London, presenteren. Het bestuur, The Greater London Authority (GLA), doet rechtstreeks zaken met de nationale regering. “Op deze manier kunnen in en rond Londen zaken als economie, geïntegreerd openbaar vervoer en hoogwaardig onderwijs worden aangeboden.” De vorming van de metropoolregio is volgens Aboutaleb een logische stap omdat de stadsregio’s Rotterdam en Haaglanden steeds meer één daily urban system vormen, ofwel één samenhangend stedelijk gebied, waarbij mensen bijvoorbeeld in Den Haag wonen, in Rotterdam werken en in Midden-Delfland recreëren.
Alle 24 gemeenten van de twee stadsregio’s waren vertegenwoordigd op de metropoolregiodag. Vanuit het Stadsgewest Haaglanden 172 vertegenwoordigers (39 collegeleden, 117 raadsleden en 16 griffiers en gemeentesecretarissen) en vanuit de stadsregio Rotterdam 110 vertegenwoordigers (28 collegeleden, 70 raadsleden en 12 griffiers en gemeentesecretarissen). Daarnaast bezochten ruim 50 vertegenwoordigers vanuit het maatschappelijk middenveld de dag. Het merendeel van hen verzorgde een bijdrage in een van de dertien ‘oefenduels’ die werden aangeboden. Uit de enquête die na afloop van de metropoolregiodag is ingevuld, kwam naar voren dat de metropoolregiodag met een 7.3 is beoordeeld. 92% gaf een goede of voldoende beoordeling aan de plenaire tafelgesprekken met bestuurders en maatschappelijke vertegenwoordigers, 86% vond de oefenduels goed tot voldoende. De belangrijkste aanbeveling die het onderzoek naar voren kwam, is dat een follow-up, met de mogelijkheid voor inbreng vanuit raden, in de nabije toekomst zeer gewenst is.
Zo’n 300 bestuurders en raadsleden hebben de Metropoolregiodag bezocht.
Toespraak minister donner Metropoolregiodag Dames en heren, Het ligt voor de hand om hier op deze plek even terug te kijken op het afgelopen voetbalseizoen. Even maar, zeg ik tegen de mensen uit Rotterdam; die doen dat immers mogelijk met een zekere tegenzin. Voor ADO-fans ligt dit anders. ADO heeft uitstekend gepresteerd. Tot verrassing van iedereen hebben ze zelfs de kans om Europa in te gaan. Waarom verrassing? Omdat de club de beschikking had over slechts beperkte middelen. Het kán dus: goed presteren met beperkte middelen. Sterker nog: Vitesse dat dankzij een rijke Rus opeens veel middelen had, bakte er niets van! Er ligt dus geen directe relatie tussen een positief banksaldo en goed presteren. Misschien dwingt het gebrek aan middelen juist tot creativiteit en slim spel. Wat daar ook van zij, ADO stond in augustus vorig jaar voor de opdracht om met weinig middelen in het linkerrijtje te komen, en dat is gelukt. De overheid staat in de komende periode voor een vergelijkbare opdracht. De middelen zijn beperkt; de politieke situatie stelt beperkingen. En toch zullen we op Europees niveau mee moeten blijven spelen. Dat is niet tegenstrijdig. We kunnen van de nood een deugd te maken; de noodzaak om uitgaven te beperken, gebruiken als investering in toekomstige structuren. Dat is het uitgangspunt van het streven om in de komende periode de basis te leggen van een compacte overheid. Een krachtige, kleine en dienstverlenende overheid die slagvaardig kan opereren. Met minder belastinggeld, minder ambtenaren, minder regels en minder bestuurders de overheidstaak realiseren; niet door terugtred, niet door alles maar aan de markt over te laten, maar door een doelmatiger organisatie en een werkwijze die veel meer steunt op maatschappelijke kracht en dynamiek. Niet voor, maar door mensen denken en doen. Ze in staat stellen en mogelijkheid geven problemen zelf met anderen aan te pakken, verantwoordelijkheid te nemen en zelf samen met anderen te beslissen. Denk niet dat het daarbij gaat om een gelegenheidsconcept dat wordt afgedwongen door de staat van de overheidsfinanciën. Nog los van het al langer gegroeide inzicht dat mensen niet tot hun recht kunnen komen, als de verantwoordelijkheid voor hun leven hen steeds meer uit handen wordt genomen, dienen we te beseffen dat ook als we het geld zouden hebben, we straks eenvoudig de mensen niet meer zullen hebben om overheidsdiensten te bemensen zoals we dat nu doen. Dat is misschien de nog wel dwingender reden. Een compacte overheid is één element van de veranderingen die het kabinet beoogt. Een overzichtelijker en doelmatiger ordening van het binnenlands bestuur is een ander. Dat vergt een evenwichtiger verdeling van bevoegdheden over de verschillende niveaus van overheid. In het Bestuursakkoord hebben
Rijk, gemeenten, Provincies en waterschappen de contouren daarvan afgesproken en de randvoorwaarden vastgesteld. Het gaat om een ongekende decentralisatie van taken, die op ieder niveau een grotere samenhang van taken mogelijk maakt. Voor de provincies is het rapport van de commissie Lodders daarbij leidend geweest. Voor de gemeenten gaat het om een concentratie van taken op het terrein van bijstand, sociale arbeidsbemiddeling, jeugdzorg. Er is discussie ontstaan over het Bestuursakkoord vanwege de reorganisatie van de sociale werkplaatsen die daar ook in aan de orde komt. Graag benadruk ik dat ik best begrip heb voor de zorgen die gemeentebestuurders uitspreken. Er komt veel op hen af en er wordt veel gevraagd van gemeenten. Het kabinet neemt die zorgen ook serieus. Er zijn 400 miljoen aan extra middelen afgesproken in het Bestuursakkoord als het gaat om de herstructurering van de SW-bedrijven. Ook zullen we de vinger aan de pols houden en uiterlijk over 2 jaar bezien of het allemaal kan zoals we nu denken dat het kan. Het Bestuursakkoord, de profilering van provincie en gemeenten, en de decentralisatie van de overheidstaak die daarin aan de orde komen, zijn echter slechts één aspect van een doelmatiger organisatie en verdeling van de overheidstaak. Niet minder belangrijk is de inzet om het aantal soorten en niveaus bestuur terug te brengen tot de traditionele vier organen: Rijk, provincie, gemeente en waterschap, en om hun omvang te beperken. Andere tussenvormen zoals de deelgemeente, de WGR-regio´s en andere vormen van bestuurlijke institutionalisering worden opgeheven. Die ambitie betekent allerminst dat het kabinet zou menen dat organen op zichzelf de bestuurstaak kunnen vervullen, en dat het geen oog zou hebben voor de noodzaak en samenwerking tussen bestuursorganen. Integendeel; juist omdat de overheidstaak steeds veelvormiger wordt en meer afstemming, coördinatie en gezamenlijke besluitvorming vergt, is het essentieel dat het aantal peilers waar het netwerk van knooppunten tussen gespannen wordt, beperkt en overzichtelijk is. Ervaring heeft geleerd dat het scheppen van nieuwe soorten bestuursorgaan voor bepaalde taken, de uitvoering van samengestelde bestuurstaken steeds ingewikkelder maakt. Dat laat onverlet dat de vier traditionele soorten bestuur meer onderling zullen moeten samenwerken en in samenhang functioneren; de burger vereenzelvigt de verschillende niveaus van bestuur steeds meer tot één overheid. Die inzet van het kabinet om het aantal verschillende soorten bestuur te reduceren, impliceert niet dat het kabinet kiest voor steeds grootschaliger bestuurseenheden. Uit een oogpunt van het uitvoeren van brede overheidsvoorzieningen en -diensten is dat mogelijk aantrekkelijk, maar het reduceert tegelijk de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van burgers bij het bestuur. Derhalve zal het kabinet op het punt van gemeentelijke herindeling terughoudend zijn.
Nieusbrief metropoolregiodag | 5
-een noord en een zuidvleugel- met een onderscheiden problematiek en dynamiek. Bij de aanpak van de bestuurlijke problematiek en organisatie, gaat het kabinet uit van dit onderscheid. Inzet is om beide vleugels zo adequaat mogelijk de ruimte te geven hun taak te realiseren in onderlinge aanpak. Het lijkt aantrekkelijk om bij wet een bestuursorgaan verantwoordelijk te maken voor de noodzakelijke ontwikkeling -de provincie of een samenwerkingsverband van de steden. Maar in de Nederlandse verhoudingen en wetgeving zal dat orgaan onmiddellijk de andere bestaande bestuursorganen nodig hebben om tot oplossingen en maatregelen te komen. Want de inhoudelijke vraagstukken op het gebied van mobiliteit, wonen, ruimte en economie zijn zodanig verweven, dat in bestuurlijk opzicht steeds meerdere partijen betrokken zijn. Medewerking die des te moeilijker zal zijn als eerst de bevoegdheden zijn veranderd. Het gaat er daarom nu eerst om samenwerking te organiseren en vorm te geven vanuit bestaande bevoegdheden.
Het gaat het kabinet bij dit alles niet alleen om de ordening van het bestuur. Gegeven de economische ontwikkeling in de wereld en de afname van het relatieve gewicht daarin van Europa, moet verwacht worden dat er in de komende jaren een ‘shake out’ plaats zal vinden van regio’s in Europa die meetellen in de wereld. Waar er nu zo’n 20 relevante regio’s zijn, zijn het er straks misschien nog maar vijf. Er dient ons alles aan gelegen te zijn om te zorgen dat Nederland en zeker de centrale regio’s van economische bedrijvigheid bij die resterende vijf horen. Dat moet het overheidsbestuur dynamiseren en oriënteren. Dat geldt voor het bestuur in het algemeen. Het geldt in het bijzonder voor de Randstad en de verlenging daarvan in de richting van Eindhoven/Maasvallei en de richting Rotterdam/ Antwerpen. Het gaat in de komende jaren om de toekomst van onze kinderen hier in Nederland in een wereld waarvan we de contouren nog maar vaag ontwaren. De bestuurlijke inrichting van de Randstad is daarom een apart punt van aandacht. Juist daar is er behoefte aan ruimte en slagvaardigheid. De Randstad is de economische motor van Nederland. De economische bedrijvigheid, woon-werkverkeer, kennisontwikkeling en dynamiek, kenmerken de regionale opgaven in de Randstad. Allemaal vraagstukken die de gemeentegrenzen overstijgen en uitsluitend in regionaal verband kunnen worden opgepakt. Om de Randstad blijvend bij de Europese economische top te houden zijn extra inspanningen noodzakelijk; ook op bestuurlijk niveau. Een en ander maal is geanalyseerd dat de bestuurlijke versnippering in de Randstad een wezenlijk onderdel van de problematiek is. We spreken daarbij wel van dé Randstad, maar de werkelijkheid gebiedt om te erkennen dat er sprake is van twee vleugels
In dat kader verwelkom ik het initiatief van Rotterdam, Den Haag en omliggende gemeenten om de samenwerking te intensiveren tot het realiseren van een metropoolregio. Steden zijn de motor van de economie en het gaat erom ook naar de toekomst de voorwaarden te scheppen dat zij die motor functie kunnen blijven vervullen. Dan gaat het om voorwaarden op het terrein van infrastructuur, openbaar vervoer, kennis en onderzoek, huisvesting en leefbaarheid, cultuur en sport. Intensieve samenwerking op die terreinen is essentieel. Niet alleen vanwege de economie, ook vanwege de bewoners en de internationale wervingskracht. Op een aantal van de genoemde terreinen heeft ook de provincie taken en bevoegdheden. De provincie mis ik echter nog in dit beeld. Dat moet niet. Bij de bestuurlijke inrichting en verdeling van overheidstaken in ons land gaan we nu vaak uit van een model van balans, ‘checks’, harmonie en de noodzaak om tot overleg en samenwerking te komen. Dat model heeft zijn merites. Maar in de praktijk hangt samenwerking daarin te vaak af van de blokkerende macht van betrokken parijen, niet van constructieve samenwerking. De uitkomsten zijn daardoor vaak een gemiddelde van alle standpunten als het al mogelijk is om met ieder overeenstemming te bereiken. Wil de Randstad mee blijven tellen als hoofdregio binnen Europa, dan mag dat niet afhankelijk zijn van de zwakste schakel in het bestuurlijk proces. Daar moet het ons om te doen zijn. En dat zal een gezamenlijk proces moeten zijn. Waarbij provincies, gemeenten en het rijk constructief samenwerken en een lijn afspreken waarlangs die zogenaamde blokkerende macht niet langer leidend is maar er een noemer wordt gevonden om de dynamiek in uw gebied te versterken en de beweging vooruit ook daadwerkelijk te maken. U zult nu natuurlijk allemaal op het puntje van uw stoel zitten om van mij te horen hoe het kabinet dat ziet. Echter dan moet ik u nog even teleurstellen. Ik ben in gesprek met de bestuurders van de Noord- en de Zuidvleugel en zal ook binnenkort met een visie op de bestuurlijke inrichting komen en die
Minister Donner is een krachtig voorstander van de Metropoolregio.
bespreken in het kabinet om die visie vervolgens aan de Tweede Kamer te sturen. Uiteraard kan ik al wel een tipje van de sluier oplichten waar het mij daarbij vooral om gaat.
goede vormen van samenwerking tussen provincies en gemeenten rondom economische kerngebieden, en ik bedoel daarmee de grote steden.
Het sluit aan bij uw initiatief. Het is goed dat in de Zuidvleugel de gemeenten nader tot elkaar gekomen zijn en dat de gemeenten Den Haag en Rotterdam de samenwerking willen intensiveren om te komen tot een metropoolregio. Ik mis daarbij tot dusver de provincie.
We willen het opheffen van de plusregio’s gebruiken om in de vleugels van de Randstad de beweging op gang te brengen die nodig is. Het is aan de gemeenten en provincies om elkaar te vinden rond de opgaven voor mobiliteit, wonen, ruimte, economie, etcetera.
Ik ondersteun ook het initiatief om een vervoersautoriteit voor de Metropoolregio Rotterdam Den Haag op te richten. Het overleg hierover loopt nog; ik kan er dus niet heel veel over zeggen. Maar het is in mijn ogen raadzaam om in elke vleugel van de Randstad een integrale, organisatie in de vorm van een infrastructuurautoriteit in te stellen om tot een geïntegreerd openbaar vervoersysteem te komen in deze gebieden. Dat is in mijn ogen een autoriteit waar operationele taken van het openbaar vervoer samenkomen. Waarin provincies en gemeenten samen besluitvorming voorbereiden en vanuit één punt aansturen. Daarmee leggen we de basis voor een samenhangend systeem van openbaar vervoer.
Niet het Rijk maar de praktijk moet dwingen.
Inzet van dit kabinet is de bestuurs- en uitvoeringskracht van de overheden in de Randstad te verbeteren. De oplossing ligt volgens ons niet in een bestuurlijke herinrichting, maar in
Dames en heren, ik rond af. En ik doe dat met de constatering dat de gemeenten Den Haag en Rotterdam een goede stap hebben gezet richting de metropoolregio. De kern is dat dit aansluit bij wat het kabinet ook graag ziet: initiatieven tot samenwerking van onderop, met het oog op de praktijk. Ons doel is een bestuurlijke inrichting die in balans is en die zorgt voor slagvaardigheid in plaats van verstikking. Juist in de Randstad is dat noodzakelijk. Dat is de opdracht waarmee we het seizoen in zijn gegaan. En het doel is net als bij ADO Den Haag: Europees meespelen.
Nieusbrief metropoolregiodag | 7
Verslag Oefenduel 1AEén vervoersautoriteit voor de Metropoolregio Geanonimiseerde samenvatting Inleiding De nieuwe regering heeft in haar regeerakkoord maatregelen aangekondigd die de stadsregio’s rechtstreeks treffen. Als gevolg van de economische en politieke constellatie kondigt dit kabinet aan om een aantal bestuurslagen te schrappen. Als uitvloeisel van de bezuinigingsopgave van € 18 miljard wordt ook gekort op de Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer (BDU) met 5% en wordt de huidige indexering van de BDU van 1% geschrapt. Door openbare aanbesteding van het openbaar vervoer in de drie grote steden moet daarnaast nog eens € 120 miljoen bezuinigd worden. Dit wordt de efficiencykorting genoemd. Al met al bezuinigingen die er bij de stadregio’s flink in zullen hakken. Maatregelen zijn noodzakelijk. Ofwel in de woorden van minister Donner: “de middelen zijn beperkt; de politieke situatie stelt beperkingen” en “het gebrek aan middelen dwingt tot creatief en slim spel”. Samenwerken aan mobiliteit Omdat de colleges van Rotterdam en Den Haag al een aantal jaren geleden besloten hadden de samenwerking op diverse terreinen te intensiveren onder de noemer van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, hebben -als gevolg van genoemde politieke en economische ontwikkelingen- de stadsregio Rotterdam en Stadsgewest Haaglanden (als verlengd lokaal bestuur) dit initiatief omarmd en besloten om onder de vlag van de metropoolregio ook de samenwerking te zoeken. Het is een logische
stap omdat het Stadsgewest Haaglanden en de stadsregio Rotterdam al langer samenwerken op het gebied van mobiliteit. Denk aan de OV-verbinding RandstadRail die sinds een paar jaar een uitstekende verbinding biedt tussen Den Haag en Rotterdam. De nieuwe fietsroute van Hofplein naar Hofstad is ook zo’n gezamenlijk initiatief. En wat te denken van de reeds bestaande samenwerkingsverbanden op het gebied van mobiliteit: Bereik!, OV-bureau Randstad, StedenbaanPlus, de Verkeersonderneming A15, MIRT Verkenning Haaglanden en Rotterdam VooRuit. In de andere oefenduels komen deze organisaties uitgebreid aan het woord. Oprichting Vervoersautoriteit De oprichting van een Vervoersautoriteit is een nieuwe stap in dit proces. Het wegennet, het fietspadennetwerk en het openbaar vervoer moeten goed op elkaar zijn afgestemd, zodat de belangrijke bestemmingen eenvoudig en prima te bereiken zijn binnen een acceptabele reistijd van maximaal 45 minuten. Daar ligt de belangrijkste uitdaging van de Vervoersautoriteit. Voordelen: • Inwoners en (internationale) bezoekers van de regio zien eenduidige en dus herkenbare weginformatie, reisinformatie en aanbod van openbaar vervoer, waardoor het gemak van reizen toeneemt. • Besluiten over bijvoorbeeld de aanleg van een weg die door beide stadsregio’s loopt, hoeven niet meer door twee besturen te worden beoordeeld. Er komt één besluitvormingstraject, dus minder bestuurlijke drukte. • Bovendien is de Vervoersautoriteit hét aanspreekpunt voor het Rijk, de provincie of private partijen. En dat scheelt tijd, omdat er met minder partijen onderhandeld hoeft te worden.
•
Vergroting van de efficiency, doordat er op een grotere schaal wordt gewerkt; daardoor minder kosten en meer investeringen in mobiliteit.
Op 6 april j.l. hebben de voorzitters van de stadsregio Rotterdam en Stadsgewest Haaglanden de intentieverklaring getekend tot de oprichting van een Vervoersautoriteit Metropoolregio Rotterdam Den Haag in 2012. Later kan ook niet, omdat de overdracht van de BDU-middelen zijn voorzien op 1 januari 2013. Tot zover de terugkoppeling van de projectleider Vervoersautoriteit. Het woord is daarna aan de deelnemers; raadsleden, bestuurders en een enkele griffier van de 24 gemeenten. Gevraagd naar hun mening over de oprichting van de Vervoersautoriteit is er een aantal gemeenschappelijke constateringen te vermelden vanuit de twee discussierondes. 1. Een aantal raadsleden vertolkt het gevoel weinig betrokken te zijn bij het proces van de metropoolregio en de Vervoersautoriteit. Met name in de Rotterdamse regio hebben raadsleden nog een informatieachterstand. Voor de gemeenteraad van Capelle aan den IJssel is dat een reden geweest om een motie te aanvaarden, waarin wordt opgeroepen om het besluitvormingsproces zorgvuldig te doorlopen met nauwe betrokkenheid van alle gemeenteraden. Niet overal is sprake van informatieachterstand. De gemeenteraad van Den Haag bijvoorbeeld zit er bovenop en heeft de verantwoordelijke bestuurder om ‘tekst en uitleg’ gevraagd en dit ook gekregen. Raadsleden moeten hun rol en positie zo nu en dan ook claimen! 2. Focus moet niet liggen bij alleen de twee centrumgemeenten. Het lijkt erop alsof het alleen maar om de as Den HaagRotterdam gaat maar dat kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn. Alle gemeenten in de regio, van groot tot klein, zijn met elkaar verweven en hebben een functie in het daily urban system. Alleen al daarom moeten ze allemaal betrokken worden bij het besluitvormingsproces. 3. Verkeer en vervoer wordt bij uitstek gezien als een onderwerp dat dicht bij de burger staat. Lever maatwerk en laat zien dat maatregelen een praktisch nut hebben. Daarom ook leent het onderwerp mobiliteit zich meer voor functioneel dan voor politiek bestuur. Inhoudelijk moet de provincie dan ook meedoen, hoewel een aantal gemeenteraadsleden daar wat huiverig voor is. Het gaat er echter niet om “wie de baas is”. Maak een goed plan gebaseerd op inhoud en leg dat uit aan de gemeenteraden. Daarmee creëer je maatwerk en draagvlak. 4. Een visie voor de toekomst schetsen, een zgn. “grand design”, is als kapstok voor de organisatie erg belangrijk. Het geeft veel positieve energie. 5. Massa, door schaalvergroting, maakt vernieuwing mogelijk. Je kan meer creëren voor je (mindere) geld. Als voorbeeld wordt vernieuwing van de concessieverlening in het openbaar vervoer van Twente genoemd.
Tot slot formuleerden de portefeuillehouders verkeer en vervoer van de stadsregio Rotterdam en Stadsgewest Haaglanden het als volgt in hun eindconclusie: • De verwevenheid tussen de gemeenten in de regio is alom aanwezig. Het aanhouden van grenzen tussen beide regio’s is niet functioneel en kost alleen maar geld dat we ons economisch niet kunnen veroorloven. • Het proces van de vervoersautoriteit/metropoolregio is géén nieuwe bestuurslagendiscussie. WGR is immers verlengd lokaal bestuur. • Provincie wordt uitgenodigd om mee te doen. Neem bijvoorbeeld zitting in een coördinatiecommissie vervoersconcessies. Maar een rol in het bestuur is ook bespreekbaar. Daar hoort dan ook zeggenschap bij met inbreng van budget. • Niet de bestuurders maar de raadsleden hebben het laatste woord!
Verslag Oefenduel 1BAfstemming vervoer en ruimtelijke ordening Inleiding StedenbaanPlus is het programmabureau waar de Zuidvleugel partijen (gemeenten Den Haag, Rotterdam, stadsregio Rotterdam, Stadsgewest Haaglanden, Provincie Zuid-Holland, regio’s Holland-Rijnland, Midden Holland, Drechtsteden, Prorail en NS) integraal samenwerken aan een beter regionaal openbaar vervoer netwerk gekoppeld aan ruimtelijke ontwikkelingen. Wonen, werken en recreëren worden door een goed regionaal OV-netwerk verbonden en dat versterkt de economie en de bereikbaarheid van Zuid-Holland. Het Programmabureau StedenbaanPlus heeft de volgende doelstelling: • Verbeteren van het treinproduct (6 sprinters per uur) • Verdichting rondom OV-knooppunten (goede mix van wonen, werken en recreëren) • Afstemmen van regionale ov-lijnen op de trein en zorgen voor goed voor- en natransport In Zuid-Holland moet 80% van de bouwopgave binnenstedelijk worden gerealiseerd. De helft van deze opgave moet gerealiseerd worden op of in de directe omgeving van de NS stations. Door meer en betere voorzieningen op en rond stations ontstaat er een groei van het aantal treinreizigers. Discussie Onder leiding van de experts Ries Jelier (Bouwfonds), Marianne Kuijpers (TNO), Alex Bruijn (NS), Rob Steijn (Dura Vermeer), Joost Schrijnen (TU Delft) en Milène Junius (Wethouder Verkeer en Vervoer, Delft) wordt de volgende case uitgewerkt: Door de veranderde economie (recessie), opkomst van ‘het nieuwe werken’ en het meer concentreren van de kantorenmarkt, is de vraag naar kantoren veranderd. Er is ruimte voor bijna 1 miljoen m2 aan kantoorruimte, maar er is slechts vraag
Nieusbrief metropoolregiodag | 9
naar 400.000 m2 aan kantoorruimte. Er moeten keuzes gemaakt worden door de overheid. Waar wel en waar niet kantoren worden gebouwd. Is regionale afstemming noodzakelijk en zo ja, hoe doe je dat en op basis van welke argumenten is een locatie kansrijk om kantoren te realiseren? OV-knooppunten Er staan steeds meer kantoren leeg, dit zorgt voor een verpaupering van de omgeving. Het is belangrijk om hier iets mee te doen. De markt (vraag naar kantoren) zoekt de weg van de minste weerstand en zoekt een locatie die goed bereikbaar is met de auto en met het OV. De overheid kan wel sturen door zelf aan te geven waar welk type locaties het meest wenselijk zijn. Bouw niet overal kantoren, maar alleen daar waar de markt er behoefte aan heeft. Stem dit in de regio met elkaar af. Kies soms dus ook voor andere type bestemmingen op een bepaalde locatie, meer naar het karakter van die locatie dan vanuit de gedachte ‘er moeten kantoren komen’. Ontwikkel dus kantoren rond grote OV-knooppunten. Kijk hierbij ook naar wat de reiziger wil en wat een vervoerder kan bieden. Een reiziger wil snel en comfortabel reizen (dus zonder overstap), maar er moet wel voldoende capaciteit zijn op het spoor om de reiziger ook te vervoeren. Meer kantoren realiseren op en rond Den Haag Centraal zorgt bijvoorbeeld voor een grotere reizigersgroei naar Den Haag Centraal vanuit Rotterdam. Maar vanuit Den Haag reizen maar weinig mensen richting Dordrecht. Meerwaarde samenwerken op Metropoolniveau Vanuit één metropoolregio kan goed onderzocht worden welke kwaliteiten en ambities de individuele gemeenten hebben. In afstemming met elkaar kan dan de juiste mix gevonden worden waar welke type functies te realiseren. Zo worden bijvoorbeeld leisure activiteiten in Zoetermeer gerealiseerd en onderzoeksen congrescentra in Delft en kunnen de groene gemeenten zich richten op natuur, rust en wonen. Hier moet een goed OVnetwerk aan gekoppeld worden, zodat de inwoners uit de hele regio gebruik kunnen maken van alle voorzieningen. Dat is het metropool-denken.
Gouden Tips 1. Realiseer op en/of rond stationlocaties niet alleen kantoren of bedrijven, maar zorg voor een goede mix tussen wonen, werken en recreëren. Dit draagt bij aan een goede leefbaarheid van de stations, ook buiten de kantoortijden en in de weekenden. Tevens zorgen goede voorzieningen voor een goed vestigingsklimaat voor bedrijven. 2. Laat de bereikbaarheid van de locatie met het openbaar vervoer meewegen in het keuzeproces voor het kiezen van locaties. Kies voor een goede bereikbaarheid (multimodaal) 3. Overheid kan de voorwaarden scheppen voor een goed woon-, leef- en vestigingsklimaat door het mogelijk maken van plannen (wetgeving) en de realisatie van een goede bereikbaarheid.
Verslag Oefenduel 2AMAINPORT ROTTERDAM Inleiding Stijn Effting van het HbR (HavenbedrijfRotterdam) presenteert de havenvisie 2030 (zie ook www.portofrotterdam.com/ portcompass). Hij presenteert de visie op de toekomst van de logisitieke kant van de haven en de visie op de toekomst van het industrieel cluster. Belangrijke ontwikkelingen voor de toekomstige omvang van goederenstromen zijn onder meer mondiale economische groei, olieprijs en de mate van globalisering. In vrijwel alle scenario’s wordt een stevige toename van de overslag en havenactiviteiten verwacht. Succesfactoren die tijdens de sessie worden besproken zijn in het bijzonder arbeidsmarkt, milieu, veiligheid & leefomgeving en bereikbaarheid. Wat heeft de Haagse regio aan de haven? Wethouder Baljeu (Verkeer & Vervoer, Rotterdam) daagt met name de deelnemers uit de Haagse regio uit om zich te verdiepen in de mogelijkheden die de haven biedt voor de arbeidsmarkt en economie van de Haagse regio. Ook kunnen zij nadenken over de bijdrage die denken en handelen op het schaalniveau van de metropoolregio kan leveren, aan het versterken van de concurrentiepositie van de haven en de sleutelfactoren die daarvoor van belang zijn. Discussie Een deel van de discussie in de groep spitst zich toe op vragen van milieu, veiligheid & leefomgeving. Het betreft issues die vooral op lokale schaal spelen, waaronder de bereikbaarheid, geluidsoverlast en veiligheidsrisico’s in woongebieden in de directe nabijheid van de haven, zoals Rozenburg en Maassluis. Dergelijke factoren zijn van belang voor het maatschappelijk draagvlak voor het mainportcomplex. Vanuit enkele deelnemers wordt de zorg uitgesproken of het havenbedrijf wel voldoende oog heeft voor het beperken van de overlast die de haven veroorzaakt. Het HbR nodigt gemeenten uit om samen na te denken over en te werken aan mogelijke oplossingen. Mede in dat licht ontspint zich een korte discussie over de wenselijkheid van en tracékeuze voor één of twee nieuwe tunnels onder de Maas.
Bekendheid haven Raadsleden uit de Haagse regio geven aan dat de betekenis van de Haagse arbeidsmarkt voor de haven (en andersom) om meerdere redenen niet moet worden overschat. De haven is nu nog maar beperkt bekend in de Haagse regio, met uitzondering van met name het Westland. Tip voor het HbR is om veel meer aan promotie, o.a. in het onderwijs, te doen in de Haagse regio om de bekendheid van de carrièremogelijkheden in de haven over het voetlicht te brengen. Om te profiteren van het arbeidsaanbod in de Haagse regio dienen wel flinke slagen te worden gemaakt in het verbeteren van de bereikbaarheid. Ondanks het feit dat de Tweede Maasvlakte hemelsbreed dichter bij Den Haag ligt dan bij Rotterdam, is de haven vanuit met name het noordoostelijke deel van de Haagse regio (Leidschendam/Voorburg, Zoeter meer) nauwelijks binnen een aanvaardbare reistijd bereikbaar.
Verslag Oefenduel 2B Van Internationale Stad naar nationaal veiligheidscluster De Economische Agenda Zuidvleugel laat zien dat een sterk ontwikkelde Internationale Stad van Vrede, Recht en Veiligheid goed is voor de regio én tegelijkertijd rechtstreeks steunt op de kenmerken en kwaliteiten van die regio. Inleider Leonard Kok (algemeen directeur Dienst Stedelijke Ontwikkeling Den Haag) schetste hoe die samenhang heel zichtbaar wordt dit in de ontwikkeling van de veiligheidssector. Deze sector met sterke groeipotenties - ook in het huidig economisch klimaat - is een Haags speerpunt, dat breed verankerd is in andere economische sectoren in de metropoolregio. Vertegenwoordigers van bedrijven uit de sector reageerden op de kansen van een nationaal veiligheidscluster. Vragen als: “Hoe zet samenwerking in de metropoolregio deze sector op de kaart als hét nationaal veiligheidscluster?” en “Wat draagt dat bij aan de concurrentiepositie van de metropoolregio?” kwamen aan de orde.
Verslag Oefenduel 2CCollege Metropoolregio als basis Inleiding Decentralisatie zit in de historie van Nederland. De nationale overheid heeft macht van steden hiermee proberen te beperken. Daardoor is heel Nederland verstedelijkt en zijn wij het Singapore van Europa. Zaak is om deze hoogstedelijke economie te valoriseren.
Gezien de aanwezige massa van deze regio en de nabijheid van kernen is er een onderbenutting van het potentieel. De MRDH heeft dus potentie, de welvaart kan omhoog! Het daily urban system beslaat 95% van onze reistijd. De reisafstand hiervan beslaat een half uur tot drie kwartier. De stadsregio’s groeien steeds meer naar elkaar toe. Daardoor meer massa. Dit werkt als een piramide. Hoe groter de massa hoe meer specialisatie (de top van de piramide). Miljoenenbonus MRDH heeft een grote potentie omdat de twee steden zo verschillend zijn. Een betere interactie (binding) geeft een miljoenenbonus. Deze bonus zit in een gezamenlijke internationale profilering. De troefkaart van deze regio ligt in de verbindende zone A4/A12/A13. De mogelijkheden liggen in elkaars verlengde. De MRDH heeft ten opzichte van de Noordvleugel een achterstand op het gebied van het aandeel kenniswerkers en op regie- en ontwikkelingfuncties. Er is dus een onderbenutting van het economisch potentieel. De kernopgave voor deze regio is het aantrekken van meer kenniswerkers en kennisbedrijven. Bereikbaarheid De belangrijkste drager is bereikbaarheid. Er is sprake van een krukasfunctie tussen de twee steden. Deze kan meer functioneren als één zone (“Internationale Zone XXL”). De vleugelontwikkeling is een natuurlijk proces. De regio moet een alliantie sluiten met het Rijk door middel van één groot herkenbaar ontwikkelingsprogramma. Vergelijkbaar met de schaalsprong Almere in de Noordvleugel. Conclusies • Wat is de rode draad in de sessie? In deze regio is onderbenutting van het economisch potentieel. Door metropoolvorming kan dit potentieel worden benut. • Wat is of waaruit blijkt de meerwaarde van samenwerking op metropoolniveau? De opgaven waar deze regio voor staat moet op metropoolniveau worden opgepakt, zoals de verknoping van het OV en weg. • Wat is de ‘gouden tip’ die de themasessie aan bestuurder of vertegenwoordiger maatschappelijke partij wil meegeven? - Zorg voor één groot herkenbaar ontwikkelingsprogramma, vergelijkbaar met de schaalsprong Almere in de Noordvleugel. - Den Haag en Rotterdam zijn de motoren van de samenwerking in de MRDH, maar zorg tegelijkertijd voor een goed evenwicht met de andere gemeenten.
Concurrentie binnen de MRDH (Metropoolregio Rotterdam Den Haag) is juist heel belangrijk en gezond, zo houden we elkaar scherp en zijn er meer keuzemogelijkheden voor burgers en bedrijven, dit maakt een regio juist aantrekkelijk. 95% van de bedrijvigheid is lokaal. Die verzorgen de regio. Hoe groter deze regio, hoe groter de schaal en meer topvoorzieningen. Om tot een samenhangende Randstad te komen moet eerst de stap van samenwerking op vleugelniveau worden gezet.
Nieusbrief metropoolregiodag | 11
Oefenduel 3Greenport Westland-Oostland Inleiding In dit oefenduel is onder leiding van Ewald van Vliet, gesproken over de Greenport Westland-Oostland. Van Vliet is burgemeester van Lansingerland, tevens lid van het DB van de stadsregio Rotterdam en lid van het kernteam metropoolregio. Samen met burgemeester Sjaak van der Tak (Westland) is hij bestuurlijke trekker van de pijler Greenport. De Greenport Westland-Oostland is een samenwerkingsverband van 9 gemeenten: Barendrecht, Lansingerland, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Waddinxveen, Westland, Zuidplas, waarvan er 7 deel uitmaken van de stadsregio of het Stadsgewest en ligt als een gelukshoefijzer in de metropoolregio. Het economische belang van de Greenports in Nederland is groot. Er werken in de vijf Greenports in Nederland meer mensen dan in de Haven van Rotterdam. Henk van Latesteijn, algemeen directeur van TransForum, heeft zijn visie gegeven op de noodzaak van een agrarische sector voor een verdere ontwikkeling van de metropoolregio, want
•
•
•
wereldwijd wonen nu al meer mensen in de stad dan er buiten; in 2050 is dat meer dan 70% van de wereldbevolking. Dus: metropoolregios zijn de toekomst voor de mensheid. de grootste uitdaging vormt het blijvend voorzien in voedsel, water & energie. Glastuinbouw is daar nu al het beste antwoord op en Greenport Westland-Oostland in ons metropolitane gebied is een absolute voorloper. In andere (wereld)steden moet dit nog goed vorm krijgen. in de toekomst is er behoefte aan “Tuinbouw van de 21e eeuw”, voortbouwend op kassen die energie leveren en gesloten productiesystemen waarbij nauwelijks water en energie wordt gebruikt. Die tuinbouw van de 21e eeuw wordt nu hier ontwikkeld, omdat wij de techniek, de infrastructuur, de ligging, de mensen en de capaciteiten daarvoor hebben.
Jacob Limbeek, directeur OCAP leverancier van CO2 vanuit de industrie naar de glastuinbouw, ziet mogelijkheden om door betere samenwerking van de overheden en het bedrijfsleven in de Mainport en de Greenport flinke milieuwinst te behalen voor de metropoolregio. De OCAP levert CO2 vanuit de havenindustrie aan de tuinders via een pijplijn die langs 50% van het glasareaal in Nederland
loopt. Vanuit deze ‘pijp’ wordt 30% van de tuinders beleverd, maar de vraag is veel groter. Wat nodig is, is dat de levering van bedrijven aan de OCAP wordt gestimuleerd en dat overheden en bedrijven nut en noodzaak bepalen van de levering aan OCAP en dit belang ook inbrengen in bijvoorbeeld de EU, omdat het huidige emissiehandelssysteem bedrijven weerhoudt te leveren. De winst voor de regio is evident: een verminderde noodzaak voor CO2 opslag onder de grond of op zee en reductie van het energieverbruik van de Greenport doordat de ondernemers geen aardgas hoeven te verstoken voor CO2. Paul Steijn, bestuurder LTO glaskracht Westland, directeur Samenwerkingsverband onderwijs en bedrijfsleven Westland, hield een gloeiend betoog over arbeidsmarkt en onderwijs en om de Greenport beter te promoten bij de burger in de Metropooolregio. Jongeren, maar ook oudere werknemers, hebben onvoldoende beeld op wat werken in de tuinbouw betekent, op welke kansen er liggen en het perspectief dat werken in de tuinbouw biedt. Door schaalvergroting zijn de familiebedrijven van weleer, bedrijven geworden met een grote diversiteit aan functies op het gebied van energie, logistiek, teelt en management. Burgers bekend maken met de tuinbouw begint op de lagere scholen. Een voorbeeld vormt de wijze waarop dit nu al gebeurd vanuit techniek. Burgers en de Greenport De aanwezige raadsleden zagen kansen in de versterking van de Greenport in de metropoolregio door burgers in aanraking te laten komen met de Greenport en door trots te zijn op de Greenport en dat te laten blijken. Maar ook door te laten zien wat de Greenport is, en de meerwaarde van de Greenportproducten, gezondheid en geluk, te promoten. Kennis laten nemen van de Greenport kan door te leren van het Rondeel-ei concept waarbij burgers zelf, van dichtbij, kunnen zien hoe een kippenboerderij eruit ziet en hoe de eieren worden geproduceerd. Deze kippenboerderij vervult ook andere functies zoals vergaderlocatie. De ‘Rondeel Demo-kassen’ zouden moeten komen te staan in het centrum van Den Haag en Rotterdam, waardoor meer stedelingen in aanraking komen met de Greenport en de Greenportproducten. Wel moet worden nagedacht over het uiterlijk van de kas.
metropoolregio te versterken om de kas naar de stad te brengen. Zowel letterlijk (fysiek) als figuurlijk (communicatief). Het daadwerkelijk laten zien wat in en met een kas mogelijk is (producten, techniek, werk, duurzaamheidwinst) in de stad verhoogt de bekendheid. Positieve communicatie van de geluken gezondheidsaspecten van de Greenportproducten brengt de Greenport dichter bij de metropoolburger en vergroot de kans dat jongeren, maar ook oudere werknemers, voor een carrière kiezen in de Greenport. Om de verduurzaming van de metropoolregio te versnellen moet de industrie verplicht worden haar restproduct CO2 te leveren aan de tuinbouw.
Oefensessie 4ADe toekomstige metropolitane arbeidsmarkt Pieter van Genuchten, sectorhoofd Economie van het Stadsgewest Haaglanden, geeft de aftrap. Voor een gehoor van vertegenwoordigers van wetenschap, opleidingsinstellingen, werkgevers en overheid leidt hij het thema in: de toekomstige arbeidsmarkt in de metropoolregio. De uitdaging is hoe we er samen voor kunnen zorgen dat de regio straks over voldoende arbeidskrachten met het juiste opleidingsniveau beschikt. Ingrid van Engelshoven, wethouder Onderwijs van de gemeente Den Haag), zet uiteen hoe in het Regionaal Platform Arbeidsmarkt Haaglanden ingespeeld wordt op te verwachten tekorten aan personeel in de zorg en de veiligheidssector. Dit als voorbeelden van aanpak die metropoolregiobreed en ook voor andere sectoren succesvol zullen zijn. Voor de zorg wordt met inmiddels 16 partijen, waaronder werkgevers en onderwijsinstellingen, gewerkt aan kwalitatieve verbetering van vakgerichte opleidingen en afstemming daarvan op de huidige en toekomstige arbeidsvraag. Een bescheiden startfinanciering door de gemeente Den Haag heeft voor dit doel een geldstroom op gang gebracht vanuit de andere betrokkenen van tot nu toe € 840.000.
Imago Verbeteren van het imago van de Greenport als geschikte arbeidsplek is belangrijk om jongeren te trekken, maar ook voor oudere werknemers. De concurrentie met andere sectoren zal zeker grote aandacht moeten krijgen. Het begint met zo vroeg mogelijk (zelfs bij de kinderen op basisscholen) te interesseren/ informeren over glastuinbouw. De verbinding op regionale schaal van de vraag en het aanbod van arbeid kan niet los worden gezien van herzieningen van het sociale stelsel. De gouden tip De gouden tip is om de verbinding tussen de Greenport en de
Nieusbrief metropoolregiodag | 13
Voor de veiligheidssector werken Veiligheidsregio Haaglanden, Mondriaan college, Haagse Hogeschool, TU Delft, RU Leiden, Politie, TNO en anderen aan een tweetalige opleiding toegesneden op adequate toerusting van (toekomstig) personeel voor inzet in het internationale cluster van vrede en veligheid. Beide initiatieven zijn voorbeelden van maatwerkaanpak, waarbij de actie voorop staat en de bestuurlijke inbedding volgt. Jaap de Koning (Erasmus Universiteit) schetst kort enkele uitkomsten van een arbeidsmarktverkenning voor Haaglanden en Rotterdam. In beide regio’s is door demografische ontwikkelingen een afname van het arbeidsaanbod te voorzien. De uitgaande pendel zal blijven toenemen. De vraag naar nieuw personeel blijft in beide regio’s stijgen (in Den Haag door krimpende overheid wat minder), vooral om uitstroom van ouderen op te vangen, maar ook om te voorzien in uitbreidende behoefte in specifieke sectoren als de zorg. Al met al tekenen zich knelpunten af om aan de arbeidsvraag van de toekomst te voldoen. Weliswaar kennen beide regio’s (Rotterdam meer nog dan Haaglanden) een inactief deel van de beroepsbevolking, maar de inzetbaarheid daarvan stuit op veel moeilijkheden. Deze inactiviteit concentreert zich bij laag opgeleiden, vrouwen en ouderen. Wijkt de ontwikkeling van en de samenstelling van het arbeidsaanbod in beide regio’s niet al te zeer van elkaar af, aan de vraagkant is de werkgelegenheidsstructuur zeer verschillend. Een verdergaande integratie van de arbeidsmarkten op metropoolregioniveau biedt dan ook kansen op betere aansluiting tussen arbeidsvraag en -aanbod op sectorniveau. Verbetering van vervoersvoorzieningen kan daaraan een belangrijke bijdrage leveren. Ook een vergelijking van de beroepenstructuur op basis van opleiding versus werkgelegenheid brengt aan het licht dat per deelregio de afwijkingen groter zijn dan op metropoolregioniveau, wat nogmaals het belang van integratie van de arbeidsmarkt tot op dat niveau bevestigt. Concluderend zal het beleid zich moeten richten op activering van het inactieve aanbod door scholing daarvan, door scholing van werkenden waardoor deze naar een hoger niveau doorstromen en daarmee de instroomkansen voor lager opgeleiden vergroten. Van loonkostensubsidies moet niet al te veel effect worden verwacht. Behalve versterking van het beroepsonderwijs, met name aandacht voor praktijkonderricht in het vmbo, zal speerpunt van beleid ook moeten zijn verbetering van de opleidingskeuze in een zo vroeg mogelijk stadium. In de discussie die volgde werd erop gewezen dat te lage lonen in de zorg de personeelstekorten in de hand werken. De noodzaak van meer praktijkgericht onderwijs blijkt breed te worden gedeeld, maar de vraag is in hoeverre daaraan al wordt tegemoet gekomen. Vanuit Den Haag wordt erop gewezen dat bijvoorbeeld in de zorg al een begin is gemaakt met meer praktijk in vakcolleges, met integratie van vmbo en mbo niveau 1 en 2 tot een doorlopende leerlijn. En aangezien het onderwijsaanbod niet aan gemeentegrenzen is gebonden, kan de gehele
regio daarmee zijn voordeel doen. Meer algemeen wordt beklemtoond dat een goede overdracht naar en opvang op de vervolgopleiding van groot belang is en dat regionale opleidingscentra daarin een criciale rol vervullen. De aanbeveling veel meer aandacht te schenken aan vroegtijdige en afgewogen beroepskeuze vindt eveneens algemeen weerklank. Ouders en onderwijsgevenden dienen daarbij samen op te trekken, in het belang van leerling én toekomstige arbeidsvragers. Voorts komt het probleem aan de orde dat zich op de arbeidsmarkt verdringingseffecten voordoen, in de zin dat hoger opgeleiden banen innemen van lager opgeleiden, wat tot meer werkloosheid onder de laatste zou leiden. Jaap de Koning nuanceert dit: misschien doet het zich voor in tijden van hoge werkloosheid onder niet alleen lager maar ook hoger opgeleiden, thans is dit nauwelijks aan de orde, en gezien de verwachte verkrapping op de arbeidsmarkt in de toekomst al helemaal niet. Eenstemmig wordt de discussie afgesloten met een pleidooi voor meer vak- en beroepsgerichte opleidingen, ook en vooral op lager niveau.
Oefenduel 4BCampusontwikkeling, ontwikkeling van kennis en toepassing in de economie Ter inleiding wordt door Pieter Guldemond, wethouder van Delft, en Paul Rullman, lid van het college van bestuur van de universiteit van Delft een presentatie gegeven. Hierin staat het nieuwe masterplan 1.0 van de technologische innovatieve campus Delft centraal. In het masterplan zijn zowel ruimtelijkfysieke als niet-ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen om de deskundigheid maximaal te benutten en verder te laten innoveren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de kennis die al in de Delftse kennisinstellingen aanwezig is en het netwerk van organisaties die daar al mee bezig zijn. Met inzet van de triple helix (onderzoek/onderwijs/ondernemers) wordt er gemikt op een verdubbeling van de arbeidsplaatsen, buitenlandse kenniswerkers, hightechstarters, octrooiaanvragen en output in de clean- en med tech. Het gewenste ruimtelijke toekomstbeeld is een combinatie en uitbreiding van eerder gemaakte documenten. Wisselwerking ondernemer en hoogleraar Nico van Buren, directeur van de Kennisalliantie, voegt daar aan toe dat het benutten van de innovatiekracht al in de afgelopen drie jaar geleid heeft tot een enorme toename van nieuwe producten en diensten. Als voorbeeld van een dergelijke ontwikkeling kijkt hij ook naar de high-tech campus van Eindhoven. Essentieel is om de wisselwerking tussen ondernemer en hoogleraar actief te bevorderen, de kenniseconomie komt er niet vanzelf. Hij constateert dat in Rotterdam dit milieu rond de medische faculteit al ontstaan is, maar nog niet bij Woudestein en de RDM in zuid.
Kees Verhaar van het NICIS ‘wordt hier enorm vrolijk van’. Hij ziet een duidelijke relatie met de kansen voor de kenniseconomie als er ook in het voortraject, het basis- en voortgezet onderwijs, meer aandacht wordt besteed aan techniek, en wordt aangezet tot dromen over de toekomst. Rullman geeft aan dat er nu al veel regionale toestroom is vanuit locaties waar geen technisch onderwijs aangeboden wordt en stelt vast dat het percentage inschrijvingen dit jaar 26% hoger ligt dan vorig jaar. De Delftse wethouders Guldemond en Vokurka onderstrepen de grote vraag naar technisch onderwijs en hun inzet dit ook al in basisonderwijs te faciliteren. Complementariteit Op het bovenlokale niveau zijn de voorzieningen in Twente en Eindhoven in hoge mate gelijk, en is er met Leiden en Rotterdam sprake van een complementariteit. Het is essentieel dat de werknemers en gebruikers van de kennisinstellingen in een compleet daily urban system kunnen functioneren. Dit betekent bijvoorbeeld passende huisvesting en hoogwaardige culturele voorzieningen in de omgeving. Dit geldt ook voor de relaties die de ondernemers hebben buiten hun vestigingsplaats in de metropoolregio, ook deze verdienen aandacht. Tenslotte werd het formuleren van een stip aan de horizon genoemd als belangrijk voorwaarde om ook iets te bereiken. Dit mobiliseert krachten om de gewenste ambities te realiseren.
Oefenduel 5AHet vestigingsklimaat: variatie in woonmilieus maken we samen Dit oefenduel werd afgetrapt door Daan Zandbelt (partner bureau Zandbelt & Van den Berg). Hij gaf aan dat het na de oorlog vooral van belang was dat iedereen een dak boven het hoofd had. Daarom domineerde in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw de kwantitatieve opgave. Deze tijden zijn voorbij; nu is de opgave van kwalitatieve aard. Om inzichtelijk te maken waar behoefte aan is, kunnen woningbouwgebieden opgedeeld worden in woonmilieus. Dit is door verschillende onderzoeksbureaus gedaan. Vaak zijn deze indelingen niet fijnmazig genoeg waardoor geen eenduidig beeld van een woonmilieu is. Door zijn bureau / door zijn compagnon Rogier van den Berg is voor de stadsregio Rotterdam een fijnmazige typologie van woonmilieus ontwikkeld: de Rosetta-methode. Middels deze methode zijn de verschillende woonmilieus in de regio Rotterdam in beeld gebracht. Het instument stelt beleidsmakers in staat dezelfde taal te spreken als zij het over woonmilieus hebben. Daarnaast is de nieuwbouw in kaart gebracht waardoor per woonmilieutype de ontwikkelrichting aangegeven kan worden. Door het overzicht dat ontstaat, kunnen gemeenten goed met elkaar afstemmen. Verhuisbewegingen hebben namelijk plaats op regionaal schaalniveau. Deze crisistijd vraagt ook om afstemming zodat geen overbodige concurrentie ontstaat. Ook voor de regio Haaglanden zal deze
Nieusbrief metropoolregiodag | 15
exercitie gedaan worden om een beeld te krijgen van alle woonmilieus in de metropoolregio. Anton van der Vlist (directeur Beleid bij Vestia), actief in beide regio’s, gaf aan dat afstemming nu ook al gebeurt. Deze afstemming kan nog verbeterd worden door de woonmilieus goed in beeld te hebben. Koos Karssen, regiobestuurder Wonen van de stadsregio Rotterdam gaf aan dat middels dit onderzoek duidelijk gemaakt wordt welke woonmilieus er voldoende of teveel zijn. Op deze manier wordt de bevolking beter bediend. De regiobestuurder van Haaglanden, Bé Emmens, kan hiermee instemmen. Het is een stap om te kijken wat je met elkaar aan het doen bent zonder de beleidsdoelstelling van de gemeente uit het oog te verliezen. Afstemming van onderaf In de discussie die volgde werd duidelijk dat op gemeentelijk niveau een lokale agenda bestaat waaruit blijkt dat binnen de gemeentegrenzen de behoefte bestaat om over woonmilieus te beschikken. Zo willen landelijke gemeenten niet alleen woonmilieus creëren voor gezinnen, maar ook woningen aanbieden voor de starters in hun gemeenten. De meer stedelijke gemeenten willen er niet alleen zijn voor studenten, starters en alleenstaanden, maar ook de gezinnen behouden. Dat neemt niet weg dat het niet verkeerd is om dit op hoger niveau met elkaar af te stemmen. Maar als er alleen lokaal niveau beslist wordt, zou in deze tijden te veel concurrentie kunnen ontstaan en dat is ook niet goed. Dus onderling afstemmen is een prima initiatief en dat is dan ook de meerwaarde van de regio. De afstemming moet wel van onderaf gebeuren. Een goed ov-netwerk is daarbij van cruciaal belang is, zodat bijvoorbeeld de starters uit de landelijke gemeenten snel bij voorzieningen in de meer stedelijke gebieden kunnen komen.
Samenvatting Binnen de metropoolregio zijn voldoende en diverse woonmilieus aanwezig. Die variëteit moet er ook zijn binnen de gemeentegrenzen. Hierbij heeft elke gemeente zijn lokale identiteit. De gemeenten willen voldoende ruimte om lokaal de ontwikkelrichting van woonmilieus in te vullen. Daarbij zien zij wel meerwaarde in afstemming, zodat geen onnodige concurrentie ontstaat. Coördinatie van de afstemming van woningbouwprogramma’s van verschillende regio’s en het ontwikkelen van een goed ovnetwerk tussen de verschillende woongebieden en voorzieningen op metropoolregio-niveau is zinvol.
Oefenduel 5BHet vestigingsklimaat: goed wonen en leven in de Metropoolregio Daan Zandbelt (partner bureau Zandbelt & Van den Berg) gaf in zijn introductie op dit oefenduel aan dat een woning meer is dan alleen de woning zelf. De kwaliteit van het leven wordt ook voor een groot deel bepaald door de woonomgeving, het groen en de voorzieningen. De stad heeft daarbij de regio nodig en de regio de stad. Er is wel afstemming nodig tussen de verschillende voorzieningen. Daarnaast ook een stedenbouwkundige structuur die zorgt dat de voorzieningen ook gerealiseerd kunnen worden. Voor een gunstig vestigingsklimaat moeten er kwalitatief zeer hoogwaardige voorzieningen in de regio aanwezig zijn. Anton van der Vlist (directeur Beleid bij Vestia) kan dit helemaal beamen. Hij geeft aan dat dit niet alleen geldt voor voorzieningen voor de hogere inkomens. Ook van belang is dat in
wijken met relatief veel lage inkomens voldoende voorzieningen worden ontwikkeld. Een goed voorbeeld is Schiebroek (Rotterdam) waar een stukje grond beschikbaar is gesteld voor het verbouwen van groente. Deze investering zorgt voor verhoging van de kwaliteit van het leven in deze wijk.
Concluderend Stad en regio hebben elkaar nodig. Daarbij is afstemming van het voorzieningenniveau van essentieel belang. Er is coördinatie van de afspraken nodig die tussen gemeenten en ook tussen sectoren gemaakt moeten worden.
Aan de hand van stellingen werd verder gediscussieerd over dit onderwerp. ‘Grootstedelijk voorzieningen, zoals een middelgroot poppodium, zijn een essentiële vestigingsfactor in een vitale metropoolregio’
Oefenduel 5cDe Metropoolregio op Olympische hoogte
Op deze stelling is niemand tegen. Daarbij werd wel toegevoegd dat afstemming van deze grootstedelijke voorzieningen, zeker in deze tijden van bezuinigingen, noodzakelijk is. Op metropoolniveau zijn nu bijvoorbeeld twee dansgezelschappen actief die beide moeten bezuinigen. Een idee is deze samen te voegen zodat de kwaliteit van hoog niveau blijft. Dan is optimaal openbaar vervoer tussen de twee stadsregio’s van de metropool wel van essentieel belang. Optimale samenwerking tussen sectoren en de regio’s zou zijn als het entreebewijs van een voorstelling automatisch een kaartje voor het openbaar vervoer in de metropoolregio is. Aangegeven wordt dat afstemming tussen beide regio’s nog wel lastig zal blijken. De ervaring leert ons nu al dat het soms lastig is om binnen de regio af te stemmen. De gemeenten moeten elkaar de voorzieningen durven gunnen.
In dit oefenduel is de inleiding verzorgd door Karsten Klein, wethouder Den Haag. Als sprekers traden Arno van Prooijen, kwartiermaker Olympisch Plan Rotterdam, en Frans van de Ven, kwartiermaker Olympisch Plan Den Haag, op. Bart Volkerijk, directeur Sportservice Zuid-Holland, was begeleider van deze sessie. Het oefenduel telde 14 deelnemers. Nederland wil de Olympische Spelen in 2028 organiseren, 100 jaar na de Olympische Spelen in Amsterdam. Het idee is ontstaan tijdens de Olympische Spelen van Athene in 2004, waar toenmalig burgemeester Opstelten van Rotterdam het een goed idee leek om de Olympische Spelen naar Nederland te halen. Inmiddels is er een Olympisch Plan 2028 en ligt er onder de naam ‘Dutch Delta Games’ op metropoolniveau een uitdagende Olympische ambitie.
‘Om de quality of life te verbeteren moeten overheden zich openstellen voor initiatieven van burgers en ondernemers’
Wat betekent deze Olympische ambitie nu voor de gehele metropoolregio? Hoe kijken - ook de kleinere - gemeenten aan tegen deze ambitie? Daarover werd gediscussieerd tijdens dit oefenduel.
Volgens regiobestuurder Karssen (stadsregio Rotterdam) moet hier inderdaad mee aan de gang gegaan worden. De tijd dat de overheid alles bepaalde, is voorbij. Er is expertise uit de markt nodig. Dit beeld wordt genuanceerd door burgemeester en stadsregiovoorzitter Aboutaleb. Als voorbeeld noemt hij de stad Los Angeles. Dit is een stad die ontstaan is uit een 20-tal dorpen. Deze stad heeft zich door de markt gevormd. Hierdoor is het een auto-stad geworden, waar nauwelijks enige vorm van openbaar vervoer aanwezig is. Interventie van de overheid is dus wel degelijk nodig. Ontwikkeling via co-creatie van markt en overheid is de beste wijze.
Aan het begin van de discussie kwam het kostenaspect aan de orde. Het organiseren van zo’n groot evenement gaat gepaard met veel investeringen. Een van de deelnemers uitte zijn zorgen over wat er met het Olympisch dorp gebeurt na de Spelen, dat mogelijk leeg blijft staan. Ook over het lange termijn effect voor de sport werd een vraag gesteld. Grote sportevenementen hebben impact op de inwoners, mensen worden aangezet om ook te gaan sporten. Maar de vraag is, voor hoe lang? Is de toeloop van inwoners naar sportverenigingen blijvend of heeft het slechts een tijdelijk effect? Met andere woorden, hoe verhouden de kosten zich tot de baten?
‘De talentvolle jongeren die de grote steden nu (niet) aantrekken, zijn de toekomst van de regio’
De sprekers gaven aan dat een gedegen kosten-batenanalyse wordt gemaakt om dit soort aspecten in kaart te brengen. De verwachting is dat het organiseren van de Olympische Spelen positief uitpakt en dat er vooral geld mee zal worden verdiend.
De eerste reactie die hierbij is dat ‘talentvol’ niet eens nodig is. Dus jongeren zijn de toekomst van de regio. Van belang is dat er voldoende betaalbare woningen voor deze jongeren aanwezig zijn. Dit geldt als ze starter zijn, maar vervolgens ook als ze een stap verder in hun wooncarrière gaan. Ook een goed initiatief is levensloopbestendige woningen bouwen. Verder ook hier weer afstemming tussen de gemeenten, zodat de wooncarrière regionaal gemaakt kan worden.
Veel van de deelnemers waren van mening dat de organisatie van de Olypmische Spelen vooral een positieve impuls kan betekenen voor de metropoolregio, zowel voor de sport, als voor het vestigingsklimaat en het imago van de regio. De noodzakelijke investeringen in nieuwe sportaccommodaties kunnen een positieve prikkel geven aan de afstemming tussen gemeenten in de metropoolregio.
Nieusbrief metropoolregiodag | 17
Waar komt welke accommodatie? Want in iedere gemeente een ijsbaan of 50 meterzwembad realiseren is niet wenselijk en niet betaalbaar. Door samen te werken kunnen we met elkaar de juiste voorzieningen binnen de metropoolregio realiseren. Door het totale aanbod in samenhang te bezien, kan het draagvlak voor voorzieningen worden vergroot en kunnen meer accommodaties van betere kwaliteit worden gerealiseerd. De komst van de Olympische Spelen -en de ambitie om tijdens die Spelen ook sportief succesvol te zijn- zal ook een impuls geven aan talentontwikkeling en de breedtesport. Verschillende deelnemers pleitten voor een sterkere regie binnen de regio op het systeem van talentontwikkeling, zodat lokale clubs talenten stimuleren om zich verder te ontwikkelen bij verenigingen met betere faciliteiten en begeleiding. Ook wezen verschillende deelnemers op de positieve baten -direct en indirect- van zes miljoen bezoekers aan de Olympische Spelen. Deze mensen blijven een aantal dagen, moeten ergens overnachten en maken tussendoor ook een cultureel uitstapje. Met elkaar kunnen wij deze bezoekers heel wat bieden. De Olympische ambitie kan er dus voor zorgen dat sport en cultuur veel meer in samenhang zullen worden bezien, ook beleidsmatig. Ook daar valt winst te halen. Tot slot werd er ook op gewezen dat de Spelen een positieve impuls kunnen geven aan de positie van sport op de gemeentelijke beleidsagenda. We moeten er naar toe sport niet te zien als een kostenpost, maar juist als een bron van opbrengsten, financieel en maatschappelijk, inclusief de gezondheidsaspecten. Om de kansen die Olympische Spelen bieden voor het sport- en vestigingsklimaat in de metropoolregio te verzilveren, is samenwerking tussen gemeenten en met sportverenigingen en accommodaties cruciaal. Gemeenten moeten elkaar daarbij wel wat gunnen. Het gaat er om het geheel zo sterk mogelijk te maken. Conclusie: ‘Dutch Delta Games’ is goed voor de profilering van de metropoolregio. Regionale afstemming hierover loont voor elke gemeente. Het is een stimulans voor de werkgelegenheid en de economie. Sport is de motor voor de samenwerking.
Sessie 6 Hof van Delfland Arnoud Rodenburg, burgemeester van Midden-Delfland, heeft als inleiding een pleidooi gehouden voor kwaliteit van leven. In de vorm van samenwerking op het gebied van groen zoals dat in Hof van Delfland gebeurt, samen op te trekken om dit waardevolle groene landschap te behouden voor de metropoolregio, de waarde en kwaliteit van deze groene oase te erkennen en er samen voor te vechten en te verweven in de metropoolregio. Om de kwaliteit van Midden-Delfland te versterken heeft deze gemeente zich verbonden aan het concept “Cittaslow”; denk
maar aan “slow food”, zorg voor de kwaliteit van de ingrediënten, de bereiding en het goede leven. Op niveau van een stadje (Citta) betekent dat streven naar de hoogste kwaliteit op het gebied van landschap, instandhouding van streekproducten, milieu, cultuurhistorie, kwaliteit van leven, bewustzijn en gastvrijheid. Als regiobestuurder Groen van het Stadsgewest Haaglanden vertegenwoordigde Marcel Houtzager ook zijn collega-bestuurder van de stadsregio Rotterdam, Jan van Belzen. Hij weet uit ervaring dat Groen, ook in bezuinigingstijd, vaak op achterstand staat. Houtzager wil het Groen op voorsprong brengen door “drie ballen in de lucht te houden”: 1. Investeren in Groen is essentieel om een (inter)nationaal concurrerend vestigingsklimaat te bieden in de metropoolregio. Dus essentieel om de bedrijven naar de regio te krijgen. 2. De stadsregio Rotterdam heeft op het gebied van Groen een voorsprong omdat ze wat langer met een gezamenlijke groenaanpak bezig is. De regio Haaglanden is op weg die achterstand in te halen. Houtzager hield een pleidooi om de bijdrage voor het Fonds Groen Haaglanden, zoals in het algemeen bestuur is afgesproken, te continueren. 3. Het Groen heeft een duidelijke meerwaarde voor de stad en de stedeling. Groen is van ons allemaal. De stedeling moet voor het groen gaan vechten. ‘Slowdate’ De aanwezige deelnemers discussieerden met elkaar aan de hand van drie stellingen: ‘Het groen is goed bereikbaar voor de stedeling’, ‘Een groen landschap met koe in de wei is vanzelfsprekend voor de toekomst’ en ‘De stad kan niet zonder een vitaal platteland, de metropoolregio niet zonder groen hart’. Conclusies van de landelijke gemeenten: Stimuleer de vitaliteit van het platteland Het is een kans voor de steden om mee te investeren in de vitaliteit van het platteland, want zo blijft het mooie landschap ook voor de toekomst behouden. Zoals jonge agrariërs helpen bij het opstarten van hun bedrijf, het stimuleren van kringloopboeren, het vergoeden van de extra kosten die agrariërs moeten maken bij hun bedrijfsvoering vanwege het slagenlandschap, ondersteunen verbrede landbouw, het organiseren van voorzieningen (weer) op kleinere, locale schaal, bijv. melkcoöperatie. Want de toekomst van het landschap hangt in belangrijke mate af van vitale, agrarische bedrijven. Agrarisch ondernemer Coby van Boheemen discussieerde mee. Zij heeft als vijfde generatie agrariër op “Akkerlust” in Stompwijk veel ervaring in het vitaal houden van haar bedrijf, onder andere door een bed en breakfast op haar boerderij. Vergroot de bekendheid en aantrekkelijkheid van het landelijk gebied Een ander punt is verwoord in de stelling: “De vraag is niet hoe bereikbaar de gebieden zijn, de vraag is of de gebieden de mensen bereiken.”
Men constateerde dat de stedeling niet bekend is met de mooie groene gebieden. Dat vraagt meer communicatie over de gebieden, over de verbindingen naar en door de gebieden, over de voorzieningen in het gebied. Conclusies van de stedelijke gemeenten: Leren van elkaar We kunnen de kunst afkijken bij andere regio’s, hoe werken stad en land daar samen? We kunnen ook binnen de metropoolregio van elkaar leren, bijvoorbeeld ‘ best practices’ uitwisselen over de verschillende groengebieden en gemeenten. Verbeter de bereikbaarheid van het landelijk gebied vanuit de steden De bereikbaarheid, met name OV en P&R (Parkeren en Recreëren), laat te wensen over en moet beter. Investeer in de kwaliteit van het landschap De steden mogen wel wat genereuzer zijn om een mooi landschap in stand te houden met meer koeien in de wei. Ook moeten de steden het landschap beschermen tegen verdere doorsnijding (na A4 noord) en verrommeling. Verweef de groene structuur van het land met de steden De bereikbaarheid en toegankelijkheid vraagt ook “groene haarvaten” door het stedelijk gebied. Het groen begint dicht bij huis en de route naar het buitengebied is dan duidelijk herkenbaar en uitnodigend. Vanuit het centrum van de steden voelt het groen nog veel te ver weg. Vergroot de bekendheid en aantrekkelijkheid van het landelijk gebied Deze conclusie is dezelfde als bij de landelijke gemeenten. Met als aanvulling dat de stedeling de kwaliteit van het groen zou moeten koesteren.
Oefenduel 7Metropoolpas Waar kan je oefenduels beter laten plaats vinden dan in het kloppend hart van de voetbalvereniging: de kleedkamer. Wat onwennig zaten groepen van zo’n veertien raadsleden in twee verschillende sessies op de stoeltjes van de spelers van het eerste elftal van ADO. Overigens was die schroom aan het einde van de sessie verdwenen. Menig raadslid liet zich namelijk bij de whirlpool van de A-selectie op de foto vereeuwigen of voor de locker van de favoriete speler. De bijeenkomst ging nadrukkelijk niet over de totstandkoming van een plastic pasje dat in beide regio’s gebruikt kan worden, benadrukte Eric Vink, senior adviseur van beleidsadviesbureau Awareness, en inleider van deze sessie. De stadspas werd hier vooral als metafoor gebruikt voor meer samenwerking in het regionale kunstbeleid.
De aftrap van het oefenduel werd gegeven door Roderik Ponds van Atlas voor gemeenten dat jaarlijks een vergelijkingsonderzoek uitvoert naar de woonaantrekkelijkheid in de vijftig grootste gemeenten. Zijn stelling was dat in de Randstad hoger opgeleide mensen zich graag vestigen in steden met een groot aanbod van culturele instellingen (vooral podiumkunsten). Bedrijven trekken vervolgens graag naar steden waar veel hoger opgeleid arbeidspotentieel woont en dat leidt uiteindelijk tot economische groei. Ook mensen met een lagere opleiding profiteren mee van het kunstaanbod, omdat deze sector zorgt voor veel (vaak laaggeschoolde) banen in bijvoorbeeld de horeca. Ponds benadrukte dat overigens niet alleen de grote centrale steden profiteren van een groot cultuuraanbod, maar dat ook de omliggende gemeenten hun graantje meepikken. Mensen willen namelijk graag wonen in gemeenten die in de buurt liggen van steden met een groot kunstaanbod en zijn bovendien bereid om meer te betalen voor een woning in zo’n gemeente. Dit leidt tot hogere grondprijzen. Een ander belangrijke conclusie van het onderzoek was dat mensen niet bereid zijn om ver te reizen voor hun cultuurbezoek. Dat hebben ze wel over voor hun werk, maar dus niet voor een bezoek aan concert of toneelvoorstelling. De aanwezige raadsleden concludeerden daarmee dat het van belang was om belemmeringen die een snelle reis in de weg staan, op te heffen. Verbeteringen op verkeer- en vervoersgebied zijn daarmee een belangrijke taak voor de metropoolregio. In de bijeenkomst werd verder gediscussieerd over de rol van de culturele identiteit in de metropoolregio. Is het van belang dat men zich Metropoler gaat voelen? Het algemene gevoelen hierbij was toch vooral dat het eigen karakter en de identiteit van de gemeente niet verloren zou gaan. Samenwerking op bestuurlijk vlak biedt kansen, maar het lijkt een heilloze weg om te streven naar één metropoolidentiteit. Cees Vanwezenbeeck, hoofd van de afdeling Cultuur van de gemeente Delft presenteerde een onderzoek waarin hij aantoonde dat het van belang is om goed samen te werken in de regio op het gebied van kunst. Het is van belang om de programmering goed af te stemmen. Door hetzelfde thema te hanteren bij hun tentoonstelling van schilderijen namen bijvoorbeeld de bezoekersaantallen van het Haagse Mauritshuis en het Vermeermuseum in eigen stad aanzienlijk toe. Wethouder Cultuur van Midden-Delfland, Tinke van Nimwegen, ondersteunde deze gedachte van harte en lichtte dit toe aan de hand van een gezamenlijk cultuureducatieprogramma dat door verschillende gemeenten uit de Haaglandense regio was opgezet. Cees van Wezenbeeck toonde ook aan dat niet alleen mensen uit Delft bereid zijn om in Delft naar het theater te gaan of lid te worden van een amateurgezelschap, maar dat dat mensen uit de hele regio aantrekt. Indien de reisafstand maximaal twintig minuten blijkt het publiek bereid te zijn om naar verschillende kunstinstellingen te reizen. In plaats van elkaar beconcurreren is het daarom nuttig om samen te werken. De metropoolregio kan hier een belangrijke rol in spelen.
Nieusbrief metropoolregiodag | 19
Colofon Vormgeving: Front-taal Fotografie: Sicco van Grieken Drukwerk: Printproducties Juni 2011