Nieuwsbrief CENTRUM GANSPOEL VZW GANSPOEL 2 3040 HULDENBERG
TEL: FAX:
Ganspoel
THUISBEGELEIDINGSDIENST DIENST GEÏNTEGREERD ONDERWIJS
02/686.00.40 02/688.07.13
N R .
61
D E C E M B ER
201 5
MET VOLGENDE ONDERWERPEN
THEMA: VRIJE TIJD Inleiding Getuigenissen Checklist voor begeleiders van een kind met visuele beperkingen in een jeugdbeweging
Spelen: met goed materiaal
Kinderen
en jongeren met CVI op stap (deel 2)
Zomerkamp 2016 voor kinderen met CVI van 8 tot 12 jaar
Het M-decreet in werking
THEMA: VRIJE TIJD
NR.
61
PAGINA
Voorwoord Deze nieuwsbrief liet lang op zich wachten, omdat andere activiteiten voorrang moesten krijgen. We denken op dit moment na over andere manieren om ouders te informeren en ervaringen met elkaar te laten uitwisselen. Dat waren de voornaamste bedoelingen van de nieuwsbrief, waar we in 1993 mee gestart zijn. Maar misschien kan dit sneller en frequenter en even goed door gebruik te maken van andere kanalen, zoals de website van Ganspoel. Het zou dus kunnen dat dit de laatste nieuwsbrief is, die we ook printen en via de post verspreiden. Voor het uitzicht van de nieuwsbrief waren Marcia Caekelberghs en Ruth Goossens verantwoordelijk; ze hebben er voor gezorgd dat wij er fier konden op zijn. We zijn hen daar heel dankbaar voor. Vrije tijd was het thema, dat we voor dit nummer gekozen hadden en waarvoor we beroep deden op ouders met deze vraag : wat doen kinderen met een visuele beperking in hun vrije tijd? Welke hindernissen komen ze dan tegen? En welke oplossingen vinden ze? De bijdrage van Greet Vissenaekens over aangepast speelgoed voor jonge kinderen sluit aan bij dit thema. En we hernemen een vragenlijst voor begeleiders van jeugdbewegingen waarmee ze kunnen checken of en hoe ze rekening houden met een kind met een (visuele en eventueel andere) beperking in hun groep. Er is het vervolg van de tekst van de werkgroep CVI over mobiliteit van kinderen met CVI. Deze keer gaat het over kinderen en jongeren van 6 tot 18 jaar. Sinds september 2015 is het M-decreet van de Vlaamse overheid van toepassing. Met dat besluit wil men er voor zorgen dat meer kinderen met een beperking naar de gewone school kunnen blijven gaan. We vroegen aan Gerd Loris, directeur van de basisschool in Ganspoel en van de dienst GON van Ganspoel, wat de gevolgen zijn van het decreet. Er komen nog veel meer veranderingen op ons af. Zo werkt de overheid aan een nieuw systeem voor de subsidiëring van thuisbegeleiding. We zijn daar heel bezorgd over, want het behoud van de huidige subsidiëring is voor ons van heel groot belang. Als daar aan geraakt wordt, zullen we niet dezelfde gespecialiseerde begeleiding kunnen blijven bieden. Het noodzakelijke teamwerk en de nodige voortdurende aandacht voor vorming en ondersteuning van medewerkers zullen in het gedrang komen. Misschien komt het zo ver dat we aan ouders moeten vragen om aan de minister te laten weten, hoe belangrijk thuisbegeleiding voor hen is. Het is nog niet te laat om u een goed 2016 te wensen – we wensen dat het een jaar wordt waarin minstens één droom van u mag uitkomen, waarin u goede mensen tegenkomt en geen te grote zorgen hebt. En als u die zorgen toch hebt : dat er altijd iemand is om ze mee te delen. Leo Delaet
2
NR.
61
PAGINA
3
Vrije tijd: inleiding Vrije tijd is tijd die wij over hebben naast de tijd waarin we bezig zijn met alles wat moet – en dat is heel wat. Ook kinderen hebben verplichtingen: de tijd die ze op school doorbrengen, de tijd die ze thuis besteden aan schoolwerk, alle routines van verzorging, eten, klussen, enz. vallen daar onder. Wat doen kinderen met visuele (en misschien ook andere) beperkingen in hun vrije tijd? Doen ze dezelfde dingen als hun leeftijdsgenoten zonder visuele beperking? Of zijn er verschillen? Dat vroegen we aan ouders en begeleiders en aan kinderen/jongeren zelf. De reacties die we kregen, helpen ons om een beeld te krijgen, vooral voor kinderen van de lagere schoolleeftijd. We vulden aan met ervaringen van begeleiders. Dat kleine kinderen graag en veel spelen, vinden we maar normaal. Jonge blinde en slechtziende kinderen moeten we toch vaak op weg zetten, stimuleren en uitdagen om met de wereld van speel dingen aan de slag te gaan. In een artikel in deze nieuwsbrief zet Greet Vissenaekens een aantal aangepaste of goed gekozen spelmaterialen samen. Daarmee lukt het wellicht nog beter. Spelen zien we dus als een voorname activiteit in de tijd waarover kinderen vrij kunnen beschikken. Kinderen met complexe beperkingen vormen wat dat betreft nog een aparte groep. Als ze behalve visuele ook motorische beperkingen hebben, lijken veel wegen naar ontwikkeling afgesloten, ook voor de spelontwikkeling. Toch kennen we mogelijkheden om deze kinderen aan te spreken op hun talenten en om in te gaan op hun verlangen om actief te zijn. Ze krijgen daarbij ook hulp van moderne technologie, bijvoorbeeld voor het leren bedienen van apparaten, om zich te leren verplaatsen, om te communiceren. Veel van wat volgt gaat over kinderen zonder uitgesproken motorische en verstandelijke beperkingen – voor deze groepen verwijzen we o.a. naar de Speelwijzer die thuisbegeleiders samengesteld hebben en die je op de website van Ganspoel vindt. www.ganspoel.be Kleuters en kinderen van de lagere school brengen veel vrije tijd thuis door. Uit een enquête van jaren geleden onthielden we, dat blinde en slechtziende kinderen thuis veel dingen doen die ook goed ziende leeftijdsgenoten doen: spelen met speelgoed, TV kijken (of luisteren), spelletjes spelen op PC of Ipad, lezen, mee koken, naar muziek luisteren, op bezoek gaan bij oma en opa of bij familie. Zijn er ook verschillen? Om te beginnen denken we dat kinderen met een beperking letterlijk minder vrije tijd hebben. Sommige kinderen moeten al vanaf heel jonge leeftijd een deel van hun vrije tijd inleveren. Ze gaan dan naar therapeuten om te oefenen, sterker te worden, vaardigheden te ontwikkelen, … We weten dat kinderen met een visuele beperking doorgaans meer tijd nodig hebben voor hun schoolwerk en dus minder tijd over hebben voor leuke dingen. Toch gaan ze ook naar de muziekles, ze volgen notenleer en leren een instrument bespelen. Kleuters en lagere schoolkinderen die slecht zien houden net zo veel van bewegingsspel als andere kinderen. Dat blijkt ook uit de bijdragen die ouders leverden voor deze nieuwsbrief. Hun kinderen gaan turnen, doen yoga of judo, ze leren paardrijden, dansen, fietsen of rijden zelfs met een brommer. Slechtziende lagereschoolkinderen doen ook teamsport. Bij sporten zoals voetbal is winnen belangrijk en winnen doe je als team. Inzet is dan niet altijd genoeg, ieder lid van het team moet ook snel en sterk zijn en vaardigheden hebben – op domeinen waar kinderen met een visuele beperking vaak minder sterk zijn. Als je slecht ziet, kom je minder aan je trekken in een teamsport, tenzij je in een heel open en tolerante groep terecht kan. Dan heb je geluk. Je kan ook een andere sport gaan doen zoals zwemmen of judo of aansluiten bij een sportclub waar nog meer kinderen en jongeren zijn met een beperking en waar men met die beperking rekening houdt. Torbal is een competitiesport die speciaal geschikt is voor mensen met een visuele beperking.
Vrije tijd: inleiding
NR.
61
PAGINA
Populaire jeugdbewegingen zijn aantrekkelijk voor sommige kinderen met een visuele beperking. Vaak lukt het wel om mee te doen, ook om mee op kamp te gaan. Een aantal activiteiten zijn niet of minder haalbaar, dat moet je dan accepteren. Thuisbegeleiders kunnen een rol spelen bij het sensibiliseren en informeren van begeleidingsteams omtrent de visuele beperking, de gevolgen, hoe je daar best mee omgaat, welke aanpassingen mogelijk zijn. Er zijn ook alternatieven: speciale scoutsgroepen bijvoorbeeld. Ons zomerkamp voor kinderen met CVI uit het buitengewoon onderwijs biedt aan deze kinderen mogelijkheden voor een korte vakantie in groep, even weg van thuis, waar je jezelf kan zijn en ook nieuwe dingen leert. Vakantie als een soort stage, maar dan wel een heel leuke stage. Als kinderen groter worden, gaat zelfstandigheid een grote rol spelen bij het kiezen van activiteiten in de vrije tijd… waardoor je zelfstandigheid ook groter wordt. Het is normaal dat je zelfstandig naar de scouts gaat en weer naar huis. Dat je zelfstandig vrienden opzoekt of gaat shoppen met vriendinnen. Elders in deze nieuwsbrief gaat het er over dat het voor kinderen en jongeren met CVI niet evident is om zich zelfstandig te leren verplaatsen buiten de heel vertrouwde omgeving. Remt een visuele beperking ook de deelname aan vrijetijdsactiviteiten? Het kan haast niet anders. Het vraagt heel wat inspanningen om praktische oplossingen te vinden, zonder afhankelijkheid te benadrukken. Soms lukt dat toch, met de juiste hulp van ouders, begeleiders of leeftijdsgenoten. Zelfstandigheid – of het tekort aan zelfstandigheid bij het beheer van eigen spullen en het voor-jezelf-zorgen – bepaalt ook mee of je de stap kan en durft zetten naar sommige activiteiten in groep, weg van thuis. Activiteiten in de vrije tijd hebben ook een speciale betekenis omdat je daarin als kind en als jongere contacten hebt met leeftijdsgenoten en omdat je zelf beslist hoe je die contacten invult. Dat kan met sport en spel, met samen iets technisch ineensteken, luisteren naar muziek of samen muziek maken, lange gesprekken over alles wat jonge mensen bezighoudt, uitgaan, samen shoppen, verliefd worden, enz. Wie als gevolg van een beperking zijn weg moeilijker vindt in die wereld van sociale contacten, mist veel van wat daarin te beleven valt. En wat daarin spontaan geleerd en geoefend wordt. Het succes van speciale initiatieven zoals onze groepsactiviteiten rond sociale vaardigheden (SOVA voor kinderen tot 12 jaar en voor jongeren vanaf 12 jaar) is daar deels een gevolg van. We zien graag dat jongeren via SOVA daarnaast ook hun weg maken in groepen van leeftijdsgenoten zonder visuele beperking. Heel veel factoren samen bepalen of kinderen en jongeren met een visuele (of ook andere) beperking in hun vrije tijd zowel vrijheid kunnen ervaren als actief kunnen zijn op een zelf gekozen domein. Voor ouders en familie is het een bijkomende opdracht om hun zoon of dochter daarbij te steunen, kansen te geven om zelfstandiger te worden en – ook als het wel eens fout gaat – grenzen te verleggen. Op de volgende bladzijden vind je teksten van ouders en foto’s van kinderen die een en ander illustreren.
L.D.
Vrije tijd: inleiding
4
NR.
61
PAGINA
5
Siebe Siebe doet aan G karate en is heel enthousiast. Op de foto staat Siebe met zijn Sensei Eric Bortels, met de beker voor de 1ste plaats voor het onderdeel KATA in zijn categorie. Bij een wetstrijd worden de deelnemers onderverdeeld in teams naargelang hun kunnen en beperking. In de nieuwe folder staat alle informatie over de organisatie.
Mama van Siebe
Vrije tijd - Siebe
NR.
61
PAGINA
Kaylee en Multimove Als je een kindje hebt met een ‘rugzakje’ is het niet zo evident om een manier te vinden om haar vrije tijd in te vullen. Onze meid was als peuter extreem aanhankelijk aan mij als mama en we vinden het als ouders belangrijk dat ze al op jonge leeftijd leert om genoeg zelfvertrouwen te hebben om dingen op haar eentje te doen. Dus gingen we op zoek naar een dansklasje. Al snel waren we gedesillusioneerd door de druk die op zo kleine kleuters gelegd werd en onze meid vond het dan ook niet meer leuk. Ons meisje heeft naast CVI ook een algemene ontwikkelingsretardatie en op motorisch vlak heeft ze het vooral moeilijk met evenwicht en coördinatie. Naast de wekelijkse kine-bezoeken is het eigenlijk ook zaak van zoveel mogelijk te oefenen. “Ga maar zo vaak mogelijk naar de speeltuin” zei de kinesist. Maar laat onze meid nu uit zichzelf geen speeltuin-kind zijn. Het speeltoestel in onze tuin wordt ook quasi niet gebruikt. Een binnenspeeltuin is voor andere kinderen het paradijs op aarde maar voor onze meid is dat een groot kluwen waar ze geen begin of einde aan vindt en wat gegarandeerd uitdraait op tranenkermis. Toevallig las ik toen ze 3 ½ was, online een artikel over een proefproject om jonge kinderen te leren bewegen. Er was zelfs sprake van ouders die hun kind begeleiden in een soort avonturenparcours. Ik ben dan gaan googelen om hier meer van te weten en kwam terecht bij MultiMove. Kinderen tussen de 3 en 8 kunnen wekelijks kennismaken met nieuwe vaardigheden, gaande van toestel-turnen voor peuters tot initiatie tafeltennis op kleuterniveau. Spelenderwijs worden eigenlijk 12 basis-motorische vaardigheden getraind zoals springen & landen, klimmen, trekken & duwen, glijden, vangen en werpen, … Bij ons in de buurt worden de kinderen begeleid maar op andere plaatsen gebeurt het ook dat ouders actief participeren aan de oefeningen. Wat voor onze dochter vooral erg belangrijk is bij Multimove is de afwisseling. Geen enkele les is hetzelfde en het is altijd spannend afwachten wat deze week op het programma staat. De ene week staat er een gigantisch luchtkussen waarop ze allerlei oefeningen moeten doen, de andere week moeten ze op een skateboard gaan liggen en zichzelf vooruit duwen, nog een andere keer is er een zwarte-pieten-parcours uitgestippeld en moeten ze door de schouw kruipen enz… Onze dochter is al drie jaar een keigrote fan van de Multimove. Vrije tijd - Kaylee en Multimove
Elke les is opgebouwd uit 3 lesdelen volgens een doorschuif-systeem zodat de oefeningen nooit gaan vervelen. De Multimove-lessen worden algemeen genomen opgedeeld per klasniveau maar het is geen probleem dat onze dochter instapt in de lagere groep zodat ze wat meer zelfvertrouwen opbouwt rond haar motorisch kunnen. Voor onze meid is Multimove een schot in de roos en ik kan het alleen maar aanraden aan iedereen die zijn kind wat meer wil laten bewegen. Het is fun voor de kids én functioneel dus wat mij betreft mogen Multimove-lessen in het basispakket van elke school zitten. Beweging stimuleert de hersenen dus als we onze kinderen optimaal willen laten ontwikkelen kunnen we best eens denken aan Multi-move. Mama van Kaylee
6
NR.
61
PAGINA
7
Christos Christos is een kleuter met motorische beperking en CVI. Hij gaat naar school in B.O. Windekind te Leuven. Maar elke week in het weekend op zaterdag gaat hij ponyrijden. Hij geniet er erg van en durft al alleen op de pony zitten! De Ponyhoef vzw wil kinderen (met beperking) spelenderwijs laten genieten van pony's en paarden. DE PONYHOEF vzw Kegelstraat 12 2580 Beerzel tel. 0497/22.81.77 Wil je ook eens een kijkje nemen? www.ponyhoef.weebly.com Mama van Christos
Liam
Een grote hobby van Liam is crossen met zijn KTM 50 cc. Dit doet hij vol passie achter op de wei op zijn eigen parcours waar hij ook heeft meegeholpen om dit te maken. Natuurlijk gaat het met veel vallen en opstaan maar hij geeft niet op. Ondanks zijn slecht zicht staan wij als ouders er vaak van te kijken dat dit heel goed gaat en dat hij er echt plezier aan heeft. Zijn tweede hobby is voetbal. Ook een sport waar het zicht heel belangrijk is. Hij heeft hier ook heel veel plezier aan ondanks zijn beperking. De teamgenootjes weten ook dat hij vaak een bal zal missen maar hier hebben ze geen enkel probleem mee. (Ze winnen toch bijna alles!). Liam is en blijft ons toppertje. Mama van Liam
Vrije tijd - Christos en Liam
NR.
61
PAGINA
Roan: de zoektocht naar de ideale sport Roan (7j) heeft een motorische handicap en CVI, dat is dus niet de makkelijkste combinatie om een sport te vinden. We hadden Roan in eerste plaats ingeschreven bij de sportacademie van To Walk Again. Dit is niet wekelijks, maar kinderen met een motorische beperking worden hier begeleid in het zoeken naar een sport die hun ligt. Voor Roan viel dit echter niet mee, hij is niet zo vlot met zijn rolstoel. En de meeste rolstoelsporten vragen veel ooghandcoördinatie, met daarbovenop ook nog de medespelers in het oog houden. Dat is een combinatie die met CVI een moeilijk verhaal vormt, dat zullen jullie wel begrijpen. Roan gaat nog wel naar de sportacademie voor zijn rolstoelvaardigheid en zolang hij dit leuk blijft vinden. Maar we wilde onze zoektocht naar een doenbare sport nog niet opgeven. Zo kwamen we uit bij kinderyoga. Hier in onze gemeente is er iemand die kleuter-, kinder- en tieneryoga geeft. We hebben haar de vraag gesteld en ze was meteen enthousiast. Het blijkt voor Roan de ideale sport te zijn. Hij leert zich goed ontspannen, omgaan met zichzelf en het is ook prima te combineren met CVI. Het vraagt een minimum aan visuele inspanning, en de yogajuf werkt ook veel met voelen. Ze werken met natuurlijke materialen, een blote voeten pad, enz… Roan vind het heel leuk en gaat nu al voor het tweede jaar aan yoga doen afwisselend met de sportacademie. Mama van Roan
Vrije tijd - Roan: de zoektocht naar de ideale sport
8
NR.
61
PAGINA
9
Ella doet kleuterturnen
In de eerste kleuterklas gingen veel van Ella haar klasgenootjes kleuterturnen in onze gemeentelijke sporthal. Hoewel we moeilijk konden inschatten of dit gezien haar slechte zicht iets voor haar ging zijn, hebben we haar toch laten proberen. Het was onmiddellijk een succes en ze volgt dit nu al 3 jaar. We hebben op voorhand wel de tijd genomen om de lesgeefsters in te lichten over wat voor haar mogelijk is en wat niet. Zij houden hier rekening mee, zonder dat Ella zich een uitzondering in de groep voelt. Wanneer bv een nieuw parcours met turntoestellen wordt geplaatst, gaat Ella eerst observeren hoe dit in mekaar zit. Als ze het één keer geprobeerd heeft, kan ze dit even vlot als de kleuters zonder visuele problemen. Haar geheugen is erg goed en dit compenseert haar zicht voor een groot stuk. Het kleuterturnen is een combinatie van toestelturnen, bewegen op muziek en behendigheid. Met haar 5 jaar kan ze ondertussen kopjerol tot rechtstand, het wiel en handenstand. De meeste kleuters waarmee ze gestart is, hebben ondertussen voor een andere sport gekozen zoals voetbal of tennis. Deze sporten zijn voor haar niet mogelijk maar voorlopig ziet ze dit niet als een gemis. Volgend jaar zou ze graag gaan dansen en ook dit gaan we haar zeker laten proberen. Papa van Ella
Vrije tijd - Ella doet kleuterturnen
NR.
61
PAGINA
10
Wout BMX’en op het gevoel Het is vrijdagavond en een groep van een vijftiental kinderen en jongeren verzamelt op het parcours van BMX Team Bekaf in Aarschot voor de wekelijkse training. Lesgevers Sil en Wouter geven instructies en even later trappen de jonge benen zich aan hoge snelheid over de heuvels. Eén van hen is Wout, een jongetje dat heel weinig ziet maar daar is niet veel van te merken. Zijn mama Ellen kijkt samen met de andere papa’s en mama’s toe van aan de kant. ‘Hij doet veel op het gevoel’, vertelt ze. ‘Want hij kent het parcours goed en weet welke heuvels en bochten er komen. Als hij op een vreemd parcours rijdt, is hij veel onzekerder.’ Wout werd geboren met oculair albinisme en nog andere afwijkingen aan de ogen. De artsen dachten aanvankelijk dat hij blind zou zijn, maar uiteindelijk bleek dat hij toch ongeveer 10% kan zien. Fel licht verblindt hem en hij heeft geen dieptezicht. BMX’en lijkt dan ook geen evidente sport voor de jongen. ‘zijn broer Vince (11) begon met BMX’en en Wout wilde dat ook doen. Ik dacht eerst: Ai, weer iets dat hij niet zal kunnen’, maar de trainer zei dat hij het gerust eens kon proberen.’ Fietsen op drie jaar Met succes, al werd er aanvankelijk wel rekening met de beperking van Wout gehouden. ‘Hij reed samen met de grotere kinderen. Die waren sneller dan hem, zodat hij meer plaats had op het parcours. Wout is een durver, hij is niet snel bang. Hij was nog geen drie jaar voor hij kon fietsen. Zijn broer had hem op de fiets gezet en weg was hij. Wout valt wel eens, maar dat houdt hem niet tegen.’ Clubvoorzitter Bruno Lahor vindt het prima dat ook kinderen met een beperking zich aan de BMX-sport wagen. ‘Ik sta volledig achter G-sport, ook in gewone clubs’ zegt hij. ‘Maar deze sport is niet voor iedereen haalbaar. We moeten ook toezien op de veiligheid van alle BMX’ers op de piste. Ook onze lesgevers weten niet altijd hoe ze met mensen met een beperking moeten omgaan. In het geval van Wout is dat goed gelukt.’ Liften Wout komt aangereden en houdt halt bij zijn mama. Wat vindt hij leuk aan de sport? ‘Het is gewoon heel tof’, zegt hij. ‘Je kan springen en ik oefen op het liften. Liften is de helling over gaan op je achterste wiel, dus zonder dat je voorwiel de grond raakt. Dan ga je sneller.’ Het klinkt spectaculair en dat is het ook best wel. Mama Ellen is blij dat haar zoontje de sport heeft ontdekt. Ze beseft wel dat niet alle sporten mogelijk zijn. ‘Tijdens de zomer zou hij een sportkamp taekwondo volgen. Maar de bewegingen gingen te snel, hij zag het gewoon niet. Hij heeft behoorlijk wat klappen gekregen. De tweede dag van het kamp zag hij niet meer zo zitten.’ Maar info: www.bmxbekaf.be Uit: Sport Vlaams-Brabant - jaargang 17 - nummer 65 - december 2014 Vrije tijd - Wout
NR.
61
PAGINA
11
Checklist voor begeleiders van een kind met visuele beperkingen in een jeugdbeweging Ben jij begeleider in een jeugdbeweging? Heb je in de groep een kind met een visuele beperking ? De checklist is bedoeld om te evalueren hoe je met hem/haar op weg bent. Bij elke uitspraak kan je aanduiden wat jouw ervaring is of die van je team. 1. We kennen X nu vrij goed: we weten wat ze kan zien, we begrijpen haar beperkingen en hebben een idee van wat haar mogelijkheden zijn. helemaal niet een beetje ja meestal wel zeker wel 2. Ieder van ons kijkt wel eens speciaal naar haar om te zien hoe het met haar gaat of om dat aan haar te vragen. helemaal niet een beetje ja meestal wel zeker wel 3. Als we een activiteit voorbereiden, stelt er geregeld iemand de vraag: hoe zou dit voor X gaan? Kan zij hieraan meedoen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat zij dat kan? helemaal niet een beetje ja meestal wel zeker wel 4. X geeft zelf aan wat niet lukt en weet bij wie ze gepaste hulp kan krijgen. helemaal niet een beetje ja meestal wel
zeker wel
5. De groep leert rekening houden met X, zonder dat één kind/jongere alleen daarvoor verantwoordelijk is. helemaal niet een beetje ja meestal wel zeker wel 6. Voor de groep hoort X erbij: ze wordt onthaald door andere kinderen en ze wordt gemist als ze er niet is. helemaal niet een beetje ja meestal wel zeker wel 7. Positieve ervaringen en moeilijker momenten worden achteraf besproken in het begeleidingsteam. helemaal niet een beetje ja meestal wel zeker wel 8. Als we fouten maken, leggen we die uit aan X zelf (“oei, we waren vergeten dat dit moeilijk is voor jou”). helemaal niet een beetje ja meestal wel zeker wel 9. De ouders weten van ons hoe het met X gaat in de groep. helemaal niet een beetje ja meestal wel
zeker wel
10.We weten van de ouders of ze tevreden zijn over hun keuze voor onze groep. helemaal niet
een beetje
ja meestal wel
zeker wel
Vrije tijd - Checklist voor begeleiders van een kind met visuele beperkingen
NR.
61
PAGINA
12
Spelen: met goed materiaal Creatief met kleuren en vormen Heb je een kind dat graag tekent en kleurt of knutselt ? Als je niet goed ziet of minder handig bent, is dat soms moeilijk. Hier zijn enkele materialen die dan wat comfortabeler zijn.
Stabilo - Woody’s: kleurpotloden vette potloden, die gemakkelijk zijn om mee te werken en veel kleur afgeven. Bij Hema vind je ook gelijkaardige kleurtjes, deze zijn iets minder vet.
Stabilo – trio scribbi: stiften stiften met indrukbare punt, hierdoor kan het geen kwaad als een kind harder op de stiften drukt.
Magna doodle En als de kleine kunstenaars niet altijd zo tevreden zijn met hun resultaat, dan biedt een magnetisch tekenbord (magna doodle) zeker mogelijkheden: niet tevreden en je veegt het weg.
Pritt – Rainbow: kleefstof Deze lijmstiften geven een kleur af, waardoor je kind goed kan zien waar er al kleefstof is en waar niet.
Schaar met veer Door de veer gaat de schaar vanzelf open. Dit vergemakkelijkt het knippen. Deze scharen zijn te koop in de grotere speelgoedwinkels en hobbywinkels.
Siliconen bakmat: antislipmat Door de contrasterende kleur zien de kinderen hun blad beter liggen en schuift het ook minder weg. Er zijn al veel verschillende kleuren op de markt.
Vrije tijd - Spelen: met goed materiaal
NR.
61
PAGINA
13
Bouwen
Checklist voor begeleiders van een kind Kinderen die graag met constructiemateriaal bezig zijn, hebben heel wat keuze: de klassiekers als nopmet visuele beperkingen per, duplo, lego, playmobil zijn wellicht goed gekend en zijn er in zoveel varianten dat er voor peuters, kleuters en zelfs de grotere kinderen leuke sets uit te kiezen zijn.
Smartmax We weten dat Smartmax door eerste bouwers graag gekozen wordt. Door de magneten hebben kinderen snel succes. En of dit moed geeft….
Blokken Maar ook andere blokken kunnen best fijn zijn (houten activiteitentrein).
Spelletjes als maxicoloredo bieden heel wat mogelijkheden. Door de grote noppen zijn deze gemakkelijk te hanteren. Met het voorbeeld kunnen er figuren mee gemaakt worden, en als kinderen wat groter zijn kunnen we er allerlei andere spelletjes mee doen: sorteren, rijtjes maken,…. Maxicoloredo: bouwplaat Grote noppers moeten volgens kleur op een bord geplaatst worden.
Met stapelbekers of –potten kan je zoveel méér dan stapelen… In het water kan je ermee scheppen en gieten, je kan er spullen proberen instoppen en dan merken dat je té veel kralen hebt om ze er allemaal in te krijgen. Helpt duwen??
Voor kinderen die het graag al wat moeilijker hebben, zijn er ook spelletjes in de reeks van Smartgames waar moet nagebouwd worden volgens plan.
Smartgames - Day and night Nabouwen volgens plan, met grote en duidelijke prenten
Smartgames – Castle logix Ruimtelijke problemen oplossen, met duidelijke opdrachtkaarten Van dit genre vind je nog verschillende andere spelen.
Vrije tijd - Spelen: met goed materiaal
NR.
61
PAGINA
14
Fantasiespel Voor kinderen met fantasie bieden een boerderij met dieren, een garage met auto’s, een winkeltje, een theeservies of een kookfornuisje vaak vele uren spelplezier. Materiaal dat tegen een stootje kan - tenzij je weet dat jouw peuter erg voorzichtig is - verdient daarbij de voorkeur.
Puzzelen Er bestaan puzzels met duidelijke prenten en goede contrasten (Bumba, Hello Kitty, Nijntje), maar ook verticale puzzels zijn vaak leuk. Er zijn er nu ook al die magnetisch zijn (folder Happyland), daardoor blijven de stukken iets gemakkelijker staan.
Gezelschapsspelen Bij de gezelschapsspelen zijn er ‘blijvers’ die ook de kinderen van nu nog steeds boeiend vinden: spelen met kleuren met behulp van ‘kleurentorentjes’, ‘bonte ballonnen’, HaPe Anima.
Ravensburger – Bonte ballonnen Spel met kleuren, verzamel zo snel mogelijk al je kleuren.
HaPe – Anima Een leuk kleurenspel, door de losse elementen kan je het spel zo lang maken als je zelf wil. Je kan ook het af te leggen parcours zelf bepalen.
Vrije tijd - Spelen: met goed materiaal
NR.
61
PAGINA
15
Jongste kinderen Voor de jongste kinderen zijn er speelmatten, en speelbogen,… die er op gericht zijn om het kind allerlei ontdekkingen te laten doen. Als de kinderhandjes erbij kunnen, als ze sterke kleuren hebben voor kinderen die slecht zien en soms ook een geluidje maken zullen ze zeker voor speelplezier zorgen. Ook speeltjes die op de tafel bij de kinderstoel kunnen gezet worden, zijn heel uitnodigend en dat is de bedoeling. Bijvoorbeeld Draai en speel van Fisher Price.
Spiegels We weten dat een onbreekbare spiegel van een redelijke grootte vaak tot leuke ontdekkingen leidt: de kinderen zien er zichzelf of ‘een kindje’, de ouders merken dat hun kind er fijn op reageert. Piramide spiegel Een leuke spiegel, onbreekbaar, verpakt in een zachte driehoek en makkelijk te bevestigen aan wieg of buggy.
Te verkrijgen bij Lamaze - www.lamaze.org
Infant Toddler Spiegel Een stevige, onbreekbare spiegel met een houten frame. Afmetingen: 127 cm x 69 cm Te verkrijgen bij Nienhuis - www.nienhuis.com
Look & light spiegel
Spelen … of niet spelen Mee kijken en luisteren naar een verhaal is voor veel kinderen superfijn, niet alleen vanwege het boekje, maar vooral ook omdat mama of papa of oma of opa dan heel dicht bij je zitten. Verhalen van gebeurtenissen die de kinderen zelf goed kennen zijn daarbij vaak de ‘lievelingsboekjes’: over in bad gaan of eten, over slapen gaan en op het potje, of naar de kapper gaan,…
Vaak zijn er reeksen van een jongen of een meisje die dingen doen of meemaken. We bespraken ze al in eerdere nieuwsbrieven, die op de website van Ganspoel te vinden zijn; hier sommen we er enkele op. Anna, Kaatje, Karel, Milan, Fien en Milo, Jules, Dikkie Dik, Dribbel, Pien, Lotte en Pieter, Jip en Janneke,… Is de keuze te moeilijk? Misschien is het dan goed om eerst een bezoekje aan de bibliotheek te brengen. Dan kan je verschillende boekjes kiezen en kijken welke reeks jouw peuter of kleuter het leukste vindt. Voor nieuwsgierige peuters en peuters met actieve handjes zijn boekjes waaraan flapjes kunnen geopend worden vaak leuk. Bijna alle door de kinderen goed gekende figuren als Bumba, Dribbel, Nijntje, Kikker, Myuis en Kees, … hebben dergelijke boekjes. G.V.
Vrije tijd - Spelen: met goed materiaal
NR.
61
PAGINA
16
DRIES naar eerstemet leerjaar Kinderen en het jongeren CVI op stap (deel 2) In de vorige nieuwsbrief ging het over mobiliteit van jonge kinderen. Nu over kinderen van de lagere school en jongeren van de secundaire school. Bij mobiliteit van grotere kinderen denken we aan nieuwe en langere trajecten, die ze meer en meer zelfstandig gaan afleggen. De vaardigheden van jongeren nemen toe, de verwachtingen van de omgeving veranderen, uiteraard rekening houdend met misschien nog andere beperkingen, die ook een invloed hebben op het verwerven van zelfstandigheid. Alleen naar school. Te voet, met de fiets of met de bus. Op woensdag zelf naar een vriendje dat in de buurt woont. Samen met vriendinnen op stap naar de stad of naar de film. De leefwereld van kinderen en jongeren wordt geleidelijk groter. Naast thuis, de eigen buurt en de school leren ze veel nieuwe plekken kennen: de sportclub, de huizen van vriendjes waar ze gaan spelen, winkels waar je zelfstandig iets kan gaan kopen, … De overstap naar de secundaire school betekent vaak dat je in een nieuw, groot en complex gebouw je weg moet leren vinden. Ook de weg naar die school is anders en langer dan de weg naar de lagere school. Voor veel jongeren is het de eerste keer dat ze zelfstandig met de fiets of met de bus naar school gaan. In de lagere school worden kinderen nog veel (met de fiets of met de auto) vervoerd door de ouders. Jongeren verlangen naar meer autonomie en vrijheid. We verwachten van jongeren ook dat ze dit kunnen. En jongeren verwachten dit van elkaar. Voor kinderen en jongeren met CVI is het vaak moeilijk om zich even vlot als andere kinderen zelfstandig te leren verplaatsen. Daarbij spelen verschillende zaken een rol. Kinderen met CVI kunnen drukke situaties niet goed volgen. Een verkeerssituatie met veel geluid en beweging vinden ze vaak beangstigend. Je verplaatsen in het verkeer is een complexe vaardigheid: je moet kijken en handelen combineren. Komt er een auto aan of niet? Is er een opstapje? Vaak hebben ze het moeilijk om in te schatten hoe snel fietsers en andere voertuigen aankomen en hoe ver ze van hen verwijderd zijn. Een vaste route leren zoals de weg naar school én terug is door problemen met het herkennen van routes en oriëntatiepunten vaak moeilijk. De grootste uitdaging is zich verplaatsen op onbekend terrein. Inzicht in deze moeilijkheden zorgt voor begrip van de omgeving. Gelukkig kan er stap voor stap ook heel wat geleerd worden.
Zelfstandig op stap in het verkeer Veel kinderen en jongeren met CVI houden er niet van om deel te nemen aan het verkeer. Ze blijven graag thuis of op een andere gekende plaats. In de lagere school gebeuren de meeste verplaatsingen in het verkeer nog onder begeleiding. Je fietst bijvoorbeeld samen met papa naar school, de juf helpt bij het oversteken van de straat, je gaat samen met mama winkelen… Dit zijn goede oefenmomenten voor later, om het wel alleen te kunnen.
Uit doeboek: Weet je wat ik heb? CVI
Kinderen en jongeren met CVI op stap (deel 2)
NR.
61
PAGINA
17
In drukke verkeerssituaties, bijvoorbeeld ’s ochtends aan de schoolpoort, op een marktplein … voelen kinderen met CVI zich vaak veiliger als ze hand in hand kunnen lopen met een vertrouwd persoon. Mama of papa loodst hen zo langs hindernissen heen, stelt hen gerust als ze schrikken van een fietser die ze niet gezien hadden, ze hoeven niet bang te zijn om de weg kwijt te raken… Als kinderen groter worden, vinden ze het vaak niet leuk meer om hand in hand te lopen. Meisjes willen soms nog wel arm in arm lopen, zeker met een vriendin. In onze cultuur doen jongens dit niet. Bij jongeren met CVI zien we ook een spanning tussen wat ze zelf willen (zelf op stap gaan) en wat ze kunnen (zich op een veilige manier verplaatsen). Hulp vragen of een hulpmiddel gebruiken, willen ze vaak niet. Dan is het nodig om te wachten tot een jongere zelf aangeeft hulp te willen. Vaak merken ze pas na heel wat tijd hoe veel makkelijker het daarmee wordt .
DRIES naar het eerste leerjaar
Wat helpt? We zorgen ervoor dat kinderen zich veilig voelen bij verplaatsingen in het verkeer: we begeleiden kinderen in deze moeilijke situaties. Het vertrouwen in de begeleider vergroot het zelfvertrouwen en vermindert angstige gevoelens. We helpen om het gehoor in te schakelen als compensatie en om te oefenen: hoor je die auto aankomen? Van welke kant zou die komen? Hoe lang duurt het voor hij bij ons is? We helpen bij de opbouw van inzicht in het verkeer door vaak samen op stap te gaan. We verwoorden welke weg we nemen. Bijvoorbeeld: “ hier, aan de rode brievenbus, gaan we naar rechts, dat is in de richting van die bushalte daar”. Het is goed om geregeld te voet te gaan. Met de auto gaat het snel, een kind met CVI heeft dan vaak een herkenningspunt niet gezien. In het weekend een route doen kan ook anders zijn dan ’s avonds na een drukke dag. De route (de weg naar school) is rustiger en het kind is minder moe. Begin op een rustig moment. Door regelmatig met je kind op stap te gaan krijg je ook inzicht in hoe je kind zich verplaatst. Dit helpt om te weten wat je wel en niet mag verwachten. We geven uitleg over het verkeer we maken kinderen attent op de richting waarin het verkeer rijdt, hoe de straat is opgebouwd, we geven uitleg over verkeersborden. Andere kinderen leren dit spontaan, kinderen met CVI niet omdat ze zo veel moeten bezig zijn met de verplaatsing op zich dat ze voor andere dingen geen oog meer hebben. Heel veel informatie gaat daardoor verloren. Gebruik bij je uitleg korte zinnen. En laat ook stiltes om het kind de tijd te geven om te kijken. Er kan hulp gevraagd worden aan goede vrienden of familieleden die met het kind mee op stap gaan. Een witte stok is een gekend hulpmiddel voor mensen met een visuele beperking, ze gebruiken die om hindernissen op te merken en als signaal voor andere weggebruikers. Veel jongeren vinden het niet leuk om de witte stok te gebruiken, maar de stok helpt als signaal voor de omgeving, om ongelukken of boze reacties van andere personen te vermijden.
Toepassen van oriëntatievaardigheden Hoe oriënteren we ons? We onthouden trajecten aan de hand van herkenningspunten en we hebben een besef van richting: hier moeten we links, daar rechts – en omgekeerd op de terugweg. Wat is moeilijk voor kinderen met CVI? Ze hebben problemen met richting: ze kunnen lang moeite hebben met het besef van links en rechts. Als er iets in de normale route verandert, zijn ze bang dat ze de weg niet gaan terugvinden. Ze moeten zich vaak beperken in afstand omdat ze lange routes niet kunnen onthouden. Ze hebben moeite met drukke situaties: ze hebben geen overzicht en vinden herkenningspunten niet terug als het drukker is. Het gebruik van een plan lukt niet goed. Ze vergeten herkenningspunten of kiezen verkeerde herkenningspunten, bijvoorbeeld een geparkeerde auto die wel opvalt maar er de volgende keer niet meer zal staan. Het is niet omdat het kind de weg ergens naartoe kent, dat het ook de weg terug kent. Ze nemen minder op van de omgeving omdat ze erg veel energie nodig hebben om te stappen, niet te struikelen of hindernissen te vermijden … Kinderen en jongeren met CVI op stap (deel 2)
NR.
61
PAGINA
18
Wat helpt? Goede herkenningspunten kiezen en inprenten Rustige routes kiezen, als dat mogelijk is Boekje maken met foto’s om de route te onthouden: samen de foto’s maken, eventueel er zelf bij opstaan Om een plan te leren lezen: dit eerst driedimensionaal laten ervaren vb. met echte huisjes… GSM mee nemen om iemand te kunnen bellen in geval van nood Ter ondersteuning van de route een memorecorder met daarop de route met een duidelijke omschrijving van de herkenningspunten en waar die zich bevinden. “Je staat nu bij de gele glasbak, loop verder tot de hoek van de straat …”
Oversteken Een straat oversteken is voor kinderen met CVI een moeilijke opdracht, die zorgt voor veel stress en angst. Ze twijfelen aan hun eigen inschattingsvermogen. Komt die fiets naar mij toe of rijdt hij van mij weg? Heb ik genoeg tijd om de straat over te steken of is die bus al veel te dichtbij? Wat doe ik als er meer dan één auto mijn richting uitkomt? Veel jongeren lossen dit op door beroep te doen op andere personen of ze wachten tot hun gehoor aangeeft dat het veilig is. Echt veilig vinden ze het pas als ze geen fietsers of voertuigen horen die in beweging zijn. Wachten tot het verkeer stilstaat is helaas niet in elke verkeerssituatie mogelijk. Er zijn gelukkig ook nog andere oplossingen. Wat helpt? Inzicht in eigen kunnen is een goed vertrekpunt. Wat zijn mijn mogelijkheden en beperkingen? Welke andere zintuigen kan ik inschakelen? Inzicht in het verkeer. In welke richting rijden auto’s? Is er ook een fietspad? Hoe denkt een autobestuurder? Vooraf routes uitstippelen waarbij verkeerspunten die te druk/moeilijk zijn, vermeden worden. Sommige bestemmingen kan je niet zelfstandig bereiken en dat moet je weten. Leren inschatten of een voertuig al dan niet voldoende ver verwijderd is om nog veilig over te steken - daarvoor bestaat er een teltechniek. Inschakelen van een mobiliteitstrainer voor het aanleren van deze complexe vaardigheden geeft vaak vertrouwen voor zowel de jongere als zijn ouders.
Fietsen Fietsen is een complexe vaardigheid. Je moet heel veel tegelijk doen: je evenwicht houden, kijken terwijl je in beweging bent, trappen en sturen, snelheid inschatten - je bent sneller in beweging en hebt daardoor een kortere reactietijd, je kan niet zo snel stoppen - en verkeerssituaties beoordelen, dus je richting en snelheid aanpassen. Fietsen wordt voor kinderen met CVI meestal geen automatisme, het blijft veel inspanning vragen. Daardoor hebben kinderen geen energie meer over om rond te kijken of te babbelen. En net dat vinden andere mensen fijn aan een fietstochtje. Uit doeboek: Weet je wat ik heb? CVI
Kinderen en jongeren met CVI op stap (deel 2)
NR.
61
PAGINA
19
Bij fietsen in groep is het vaak moeilijk om de afstand ten opzichte van een voorligger in te schatten. Of om te merken dat de persoon voor je vertraagt of stopt, dus is het moeilijker zelf op tijd te reageren. Ondertussen praten, leidt af. Zelfstandig een traject afleggen met de fiets vraagt een combinatie van het fietsen op zich, je verplaatsen in het verkeer en je weg vinden. De meeste kinderen met CVI hebben daar de vaardigheden niet voor. Wat helpt? Verwachtingen aanpassen Soms is volledige zelfstandigheid niet mogelijk, dan moet er een begeleider mee gaan. Die kan verbaal aanwijzingen geven “ daar komt een auto aan, ga aan de kant” … “opgepast daar komt een paaltje links… “ Tandem De handeling opsplitsen in deelstappen bijvoorbeeld even afstappen om te kijken waar je naar toe moet, dan weer verder fietsen. Route te voet of met de tandem verkennen Onderscheid leren maken in verkeerssituaties: op een parking of een rustig fietspad kan je zelf fietsen maar voor verplaatsingen in het verkeer gebruik je de tandem Gebruik maken van openbaar vervoer:
Wat is moeilijk? Opstapjes nemen naar perron of voetpad Weten waar je moet afstappen en wanneer je moet bellen om de bus te laten stoppen De weg weten als de bus een andere halte heeft dan normaal De dienstregeling lezen (en auditieve info is niet altijd verstaanbaar) Het busnummer lezen of juiste perron vinden Weten wat je moet doen als het vorige fout loopt
Wat helpt? Hulp vragen (vb. aan chauffeur vragen: kunt u mij zeggen wanneer we aan het dorpsplein zijn?) Vooraan in de bus zitten – dan zie je meer Witte stok gebruiken bij in- en uitstappen Route goed verkennen en herkenningspunten zoeken. Die kunnen ook gevoelsmatig zijn, vb. na de scherpe bocht naar links moet ik bellen. Thuis je traject uitstippelen en kiezen voor een route met zo weinig mogelijk overstappen Thuis al je ticket kopen Huisregels van de bus/trein aanleren, bijvoorbeeld je hand opsteken om bus te laten stoppen, mensen eerst laten afstappen voor je opstapt… Site www.ehbo-ov.be (eerste hulp bij openbaar vervoer) Uit doeboek: Weet je wat ik heb? CVI
Kinderen en jongeren met CVI op stap (deel 2)
NR.
61
PAGINA
20
Winkelen Wat is moeilijk? Veel drukte, winkels met luide muziek, waar alles door elkaar staat Glazen deuren en draaideuren niet zien Roltrap nemen De weg vinden: waar staat wat?
Wat helpt? Hulp vragen aan een vriend of vriendin Hand in hand lopen Steeds naar dezelfde winkel gaan Internetshopping?
Uit doeboek: Weet je wat ik heb? CVI
BIBLIOGRAFIE Centrum Ganspoel (2014). Begeleiding van kleuters met CVI. Leuven: Acco. (prijs: 23 euro + verzendingskosten) Centrum Ganspoel (2010). Weet jij wat ik heb? CVI. Een doeboek voor kinderen en jongeren met visuele perceptiestoornissen. Leuven: Acco. (prijs: 20 euro + verzendingskosten) Luyten, Joke (2013). Kinderen met cerebrale visuele inperking (CVI). Antwerpen: Garant. (prijs: 20 euro + verzendingskosten)
U kan bovenstaande boeken voordelig bestellen bij:
Centrum Ganspoel vzw Thuisbegeleidingsdienst Ganspoel 2 - 3040 Huldenberg tel. 02/686 00 40 - fax 02/688 07 13 e-mail:
[email protected]
Centrum Ganspoel. Kinderen met CVI leren fietsen. Zie website: www.ganspoel.be Centrum Ganspoel (2011). Vragenlijst over mobiliteit voor kleuters/kinderen/jongeren met (een vermoeden van) CVI. (te bekomen via de thuisbegeleidster) Dutton, G. et al. (2006). Problems experienced by children with cognitive visual dysfunction due to cerebral visual impairment, and the approaches which parents have adopted to deal with these problems. The British Journal of Visual Impairment, 24, 121-127. Werkgroep CVI
Kinderen en jongeren met CVI op stap (deel 2)
NR.
61
PAGINA
21
Zomerkamp 2016 voor kinderen met CVI van 8 tot 12 jaar Ouders willen graag, dat hun kind met CVI een leuke vakantie heeft. Op kamp gaan hoort daar bij! Als je CVI hebt, kan je niet altijd terecht op de kampen van de gewone jeugdbeweging of op andere activiteiten, die voor kinderen georganiseerd worden in combinatie met een verblijf van enkele dagen. Na het succes van het zomerkamp in de vorige jaren organiseren we in 2016 opnieuw een kamp in Ganspoel in de week van 8 augustus.
Wat is de bedoeling? De kinderen beleven samen een fijne week en leren ook nieuwe dingen. Samen spelen, sporten, plezier maken. Een nieuwe omgeving verkennen. Even weg zijn van thuis en ervaren dat het lukt om (al een beetje of al veel) voor jezelf te zorgen. Luisteren naar wat andere kinderen vertellen, die ook CVI hebben. En zelf zeggen wat je er van vindt.
We hebben gespecialiseerde begeleiders, die de problemen en mogelijkheden van kinderen met CVI heel goed kunnen inschatten. En die ook weten wat kinderen leuk, gezellig, spannend, ontspannend en cool vinden. Het zijn begeleiders van Centrum Ganspoel, zowel van de leefgroepen als van het GON en van thuisbegeleiding. Er zullen ook vrijwilligers meewerken, zodat er zeker genoeg begeleiding zal zijn.
Deze heel speciale week kost +/- 150 euro en dit omvat verblijf, eten en drinken, vervoer tijdens het kamp (om op uitstap te gaan) en verzekering. Na het kamp bezorgen we een attest voor de mutualiteit en een fiscaal attest voor gedeeltelijke terugbetaling van deze kosten.
Denk je dat dit zomerkamp iets kan zijn voor jouw kind? Praten jullie er samen over? Heb je nog vragen of twijfels? Bespreek je ze met de GON- of thuisbegeleider? Er volgt nog een persoonlijke uitnodiging, als je een kind met CVI hebt in deze leeftijdsgroep.
L.D.
Zomerkamp 2016 voor kinderen met CVI van 8 tot 12 jaar
NR.
61
PAGINA
22
Het M-decreet in werking Op 1 september 2015 trad het veel besproken M-decreet in werking. Dat is een wet, uitgevaardigd door het Vlaams Parlement, die er moet voor zorgen dat er meer kinderen met een beperking naar een gewone school blijven gaan. Er is veel onrust in de onderwijswereld door de te korte aanloopfase en de te late of zelfs ontbrekende informatie. Wat betekent de invoering van het M-decreet voor de mensen op de werkvloer? Wat verandert er in het gewoon en buitengewoon onderwijs? We vroegen het aan Gerd Loris. Zij is directeur van de basisschool in Ganspoel. Zo heeft ze te maken met allerlei aspecten van buitengewoon onderwijs … en met het M-decreet. Kunnen door het M-decreet alle kinderen met een beperking naar de gewone school? Volgens het decreet heeft een leerling recht op onderwijs in een gewone school, ook als hij of zij nood heeft aan aanpassingen om het gemeenschappelijk of een aangepast individueel curriculum (leerplan) te volgen. Die aanpassingen moeten volgens het decreet wel redelijk - dat wil zeggen realistisch en haalbaar - zijn.
Worden alle leerlingen uit het buitengewoon onderwijs nu sinds dit schooljaar plots massaal in het gewoon onderwijs ingeschreven? Neen, de realiteit is meer genuanceerd. Een leerling met een ‘verslag’ dat toegang geeft tot het buitengewoon onderwijs en die zich aanbiedt in een gewone school wordt daar “onder ontbindende voorwaarden” ingeschreven. De school zal samen met de ouders, de klassenraad en het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) bekijken welke aanpassingen nodig zijn vooraleer de leerling in te schrijven. De inschrijving hangt af van de afweging of de vereiste aanpassingen redelijk zijn. Deze beslissing moet duidelijk gemotiveerd worden. Als meer kinderen met een beperking naar gewone scholen gaan, dan vraagt dat van die scholen een echt zorgbeleid. Hoe gaat dat in zijn werk, die extra zorg in het gewoon onderwijs? Het M-decreet vraagt dat er in gewone scholen veel tijd en energie gaat naar het ontwikkelen van een visie op zorg en het voeren van een zorgbeleid. De zorg in het gewoon onderwijs wordt georganiseerd in een zorgcontinuüm met verschillende fasen. Fase 1 is brede basiszorg; die is er voor ieder kind. Er zijn ook kinderen die verhoogde zorg vragen. En er zijn kinderen die nog meer uitbreiding van zorg nodig hebben. Scholen houden zichzelf een spiegel voor en staan stil bij: hoe werken wij, welke keuzes maken wij, welke ervaring en competenties kunnen wij inzetten…? Voor scholen die al een sterk uitgebouwd zorgbeleid hebben, verandert er door het M-decreet in principe weinig. Scholen moeten wel veel meer inzetten op de samenwerking met het CLB, en ze moeten een goed handelingsplan opmaken en uitvoeren, volgens de noden en mogelijkheden van de leerling met een specifieke ondersteuningsbehoefte. Van hun kant vrezen veel leerkrachten dat nog meer documenten, bewijzen, dossiers… de kostbare tijd van werken met de kinderen zal doen verminderen. Kan een kind nu nog naar een school in het buitengewoon onderwijs? In het buitengewoon onderwijs kan een leerling vanaf 1 september 2015 enkel ingeschreven worden op basis van een verslag van het CLB.
Het M-decreet in werking
NR.
61
PAGINA
23
In dit verslag staat beschreven dat de leerling alle fasen van het zorgcontinuüm in een school voor gewoon onderwijs heeft doorlopen en dat de aanpassingen onvoldoende waren. Gaan er nu al minder kinderen naar scholen voor buitengewoon onderwijs? En wat betekent dat voor het personeel van die scholen? We zien nu al grote verschuivingen in het aantal leerlingen en personeelsleden. Met de telling van de lestijden komen we op een daling van 3% leerlingen in het buitengewoon onderwijs, vooral in de types 1 en 2 (*). De CLB’s verwijzen minder snel door en er is in het algemeen een veranderende houding naar aanleiding van het M-decreet. Het verlies van personeel van de BO-scholen, dat hiermee gepaard gaat heeft de overheid opgevangen door een éénjarige pre-waarborgregeling in het leven te roepen. Via deze regeling kunnen personeelsleden uit het buitengewoon onderwijs aan de slag blijven en kunnen zij hun kennis en expertise nu delen met de personeelsleden op de werkvloer in het gewoon onderwijs. Maar of dat genoeg is? En hoe het dan volgend schooljaar moet? Er zijn nog veel vragen. Hoe zit het dan voor GON-leerlingen? GON-leerlingen moesten vroeger een attest en inschrijvingsverslag hebben voor het buitengewoon onderwijs en kregen een effectieve inschrijving in een school voor buitengewoon onderwijs. GON-kinderen met een visuele beperking waren bijvoorbeeld op die manier ingeschreven in een school voor buitengewoon onderwijs type 6. Het attest en het inschrijvingsverslag zijn vanaf 1 september 2015 vervangen door een gemotiveerd verslag dat enkel bedoeld is voor GON. Welke rol speelt het CLB speelt in de uitvoering van het M decreet? Het CLB krijgt een hoofdrol en heel wat nieuwe taken. Er zijn een aantal nieuwe documenten die veel meer overleg vragen tussen de oude en de nieuwe school, ouders en het CLB zelf. De documenten worden uitgeschreven in een handelingsgericht diagnostisch proces waarbij het CLB de volledige verantwoordelijkheid neemt voor het al dan niet verlenen van toegang tot buitengewoon onderwijs of tot GON vanuit een school voor buitengewoon onderwijs. Externe diensten zoals het COS (centrum voor ontwikkelingsstoornissen) en bv. oogartsen krijgen hierin enkel nog een informatieve en/of adviserende rol. De redenen om een verslag of gemotiveerd verslag te verkrijgen, dat toegang geeft tot buitengewoon onderwijs of tot GON, werden aangepast en worden strakker gehanteerd. Het risico dat leerlingen minder, pas later of geen gespecialiseerde ondersteuning krijgen is reëel. In type 6 voelen wij vooral een bedreiging naar jonge GON-leerlingen met CVI (cerebrale visuele inperking). Jonge kleuters zullen misschien moeten wachten op GON-begeleiding, tot pijnlijk duidelijk geworden is dat de gewone basiszorg toch niet voldoende is. Veranderen van type is momenteel ook niet mogelijk in de loop van een schooljaar. Als nu bij een kind met een motorische beperking of een verstandelijke beperking in de loop van het schooljaar het vermoeden van CVI bevestigd wordt, kan dit kind pas volgend schooljaar overgaan naar een school voor buitengewoon onderwijs type 6. De GON-uren zijn voor alle types bevroren op het niveau van 2014-2015. In solidariteit helpen scholen elkaar om nieuwe vragen naar GON-begeleiding te beantwoorden door uren aan elkaar door te geven. Voor GON type 6 hebben we dit schooljaar geen uren moeten inleveren. (*) Er zijn 9 types voor buitengewoon onderwijs, die overeenkomen met verschillende beperkingen. Type 1 en 2 zijn scholen voor kinderen met een lichte (type 1) en matige tot ernstige (type 2) verstandelijke beperking.
Met M-decreet in werking
NR.
61
PAGINA
24
Er zijn ook nieuwe scholen voor buitengewoon onderwijs. Of zijn het nieuwe namen voor bestaande vormen van buitengewoon onderwijs? Scholen met Basisaanbod: De type 8 en type 1 scholen waren vroeger de scholen voor buitengewoon onderwijs voor kinderen met leerstoornissen en voor kinderen met een lichte verstandelijke beperking. Vanaf 1 september 2015 zijn dit scholen met “type basisaanbod” geworden. Deze scholen geven aan dat er meer leerlingen de stap zetten naar het gewoon onderwijs. In scholen met “”basisaanbod” moeten leerlingen terecht kunnen met een disharmonische ontwikkeling, voor wie ‘redelijke aanpassingen’ in de gewone school niet volstaan of ook kinderen die niet duidelijk passen in een bepaald type buitengewoon onderwijs. Ze hebben extra zorg nodig, maar het is nog niet duidelijk welk type buitengewoon onderwijs daarvoor aangewezen is, bijvoorbeeld omdat een diagnose nog niet kon gesteld worden. Type 9 Buitengewoon onderwijs type 9 omvat een nieuw type buitengewoon onderwijs voor normaal begaafde leerlingen met een autismespectrumstoornis. Er zijn heel wat scholen bij gekomen met deze nieuwe erkenning. Er heerst een grote bezorgdheid over de gevolgen van de versnippering door de veelheid van type 9 scholen, verdeeld over de verschillende netten. Of er een voldoende groot aantal leerlingen per school zal zijn, dat nodig is om zich goed te kunnen blijven organiseren, dringt zich op als vraag. Er blijven vragen over het heroriënteren van leerlingen met ASS, die vroeger bijvoorbeeld in scholen voor buitengewoon onderwijs type 1 waren. Samengevat: er zijn veel redenen om bezorgd te zijn? En om actie te voeren? Op vele manieren en langs verschillende kanalen zijn reeds de bezorgdheden geuit over de gevolgen van het M-decreet. De veranderingen zijn ingrijpend en vragen extra tijd. De informatie komt veel te traag, de communicatie verloopt stroef. We zijn ervan overtuigd dat een goede uitvoering onmogelijk kan samengaan met de aanhoudende besparingen in het onderwijs. En ondertussen zijn er plannen voor een volledige reorganisatie van het GON in Vlaanderen. We blijven aankloppen bij de bevoegde instanties en zullen ook blijven aan de kar trekken om op de verschillende punten waar het nodig is verbetering te realiseren. L.D.
De nieuwsbrief is een viermaandelijkse uitgave van de diensten
Centrum Ganspoel vzw THUISBEGELEIDINGSDIENST DIENST GEÏNTEGREERD ONDERWIJS Ganspoel 2 3040 Huldenberg tel: 02/686.00.40 fax: 02/688.07.13 e-mail:
[email protected]
THUISBEGELEIDING en GEÏNTEGREERD ONDERWIJS van Centrum Ganspoel met deze keer bijdragen van Leo Delaet, mama van Siebe, mama van Kaylee, mama van Christos, mama van Liam, mama van Roan, papa van Ella en Greet Vissenaekens Lay-out en secretariaat: Marcia Caekelberghs