Nieuwsbrief Familie Van Wieringen NIEUWSBRIEF 15
DECEMBER 2011
Wat bevat de Nieuwsbrief? De Nieuwsbrief geeft gewoonlijk informatie over de volgende onderwerpen: -
Nieuws over de huidige Van Wieringens (geboortes, huwelijken, overlijden, opvallende gebeurtenissen)
-
Aanvullingen op de twee boeken over de Van Wieringens
-
Links
-
Heraldiek Van Wieringen
Een rubriek in de Nieuwsbrieven is dan ook de rubriek Aanvullingen op de twee boeken over de Van Wieringens. Deze zijn: Theo van der Poel (2003). Wyerings Erfgoet. Roelofarendsveen: Drukkerij Bakker. P.D. Meijer en A.M.L. van Wieringen (2005). Van Wieringen in Rijnland. Schoorl: Pirola Uitgeverij.
Over de geschiedenis van de Van Wieringens zijn twee boeken verschenen in resp. 2003 en 2005. Theo van der Poel publiceerde in 2003 zijn boek Wyerings Erfgoet waarin de Aalsmeerse Van Wieringens worden behandeld. Deze Aalsmeerse familie begint met Willem Claesz en diens zoon Wiering (Quirijn, Quirijng) Willemsz geboren rond 1515 te Aalsmeer. De in dit boek behandelde Van Wieringens komen vooral voor in een beperkt aantal plaatsen in Rijnland en in de 20 ste eeuw vonden emigraties plaats naar Jordanië, de Verenigde Staten en Canada. In het boek Van Wieringen in Rijnland van Paul Meijer en Fons van Wieringen worden de Van Wieringens behandeld die afkomstig zijn uit Aarlanderveen-Nieuwkoop en daar terug gaan tot omstreeks 1500. In het boek komen de AarlanderveenseNieuwkoopse families nagenoeg volledig aan bod met inbegrip van takken in landen als de Verenigde Staten, Zuid Afrika en Indonesië (Nederlands-Indië). Daarnaast wordt de uitgestorven familie Van Wieringen uit Woerden behandeld, deze familie voerde hetzelfde wapen in dezelfde periode (17de/18de eeuw) als één van de Aarlanderveense-Nieuwkoopse families.
Het streven is om eind 2015 een publicatie gereed te hebben waarin de familiegeschiedenis van alle Van Wieringens wordt behandeld. Dus de Rijnlandse, Aalsmeerse en Alkmaarse (Graft-De Rijp) Van Wieringens. Of dat een boek, een webversie of een combinatie zal zijn wordt nader bekeken. 1
Nederlands-Indië
Gedurende de Japanse bezetting van Nederlands-Indië werden in 1942 door de Japanners ruim 42.000 Europese militairen van het KNIL en de Koninklijke Marine, en circa 25.000 inheemse KNIL-militairen in krijgsgevangenschap genomen en in de periode maart 1942 - augustus 1945 ongeveer 100.000 Nederlandse burgers – mannen, vrouwen en kinderen – geïnterneerd in kampen. De mannen werden gescheiden van de vrouwen en kinderen. Vanaf 1944 werden oudere jongens ondergebracht in de mannenkampen of in aparte jongenskampen. In april 1942 moesten bovendien alle Nederlanders op Java die ouder waren dan 17 jaar zich laten registreren. Bij de registratie werd onderscheid gemaakt tussen volbloed Nederlanders, de zogenaamde totoks, en Nederlanders van gemengde afkomst, de Indo-Europeanen of Indo’s. De totoks werden uiteindelijk vrijwel allemaal geïnterneerd. Het merendeel van de Indo-Europeanen op Java bleef op vrije voeten, hoewel ook veel Indo’s vroeg of laat in een kamp terecht kwamen. Aanvankelijk waren er grote en vele kleine kampen verspreid over de gehele archipel; later werden de burgergeïnterneerden steeds meer in enkele zeer grote kampen geconcentreerd. Als interneringskampen werden stadswijken, gevangenissen, kazernes, scholen, kloosters en zelfs ziekenhuizen ingericht. Hier begon een interneringsperiode die voor velen bijna drie jaar of langer zou duren, en waarin de levensomstandigheden steeds slechter werden. Bijna 13.000 personen kwamen tijdens de internering om het leven. De periode na de Japanse capitulatie was de zogenoemde Bersiap-periode (bersiap betekent 'wees paraat') en loopt van 15 september 1945 tot 1 december 1946: het is de meest gewelddadige periode in de geboorte van de Indonesische Staat, als onderdeel van hun nationale revolutie. Tijdens de bersiap-periode werden in het voormalig Nederlands-Indië ongeveer 50.000 Nederlandse burgers geïnterneerd door Indonesische vrijheidsstrijders. De bersiaptijd werd gekenmerkt door geweld, chaos en anarchie. Straatgevechten braken uit en Nederlandse ex-geïnterneerden in en buiten de kampen werden systematisch aangevallen en beschoten. Overal vonden aanslagen, ontvoeringen en moorden plaats, waarbij vooral Chinezen en Indo-Europeanen het doelwit van radicale Indonesische nationalisten vormden. De Indische Nederlanders buiten de kampen bevonden zich in een uiterst kwetsbare positie, terwijl de geïnterneerden in de kampen door de Japanners en/of Britten beschermd werden. Honderden mannen, vrouwen en kinderen werden op gruwelijke wijze vermoord. http://www.indischekamparchieven.nl/nl/bezetting-en-bersiap/over-de-kampen http://www.verzetsmuseum.org/tweede-wereldoorlog/nl/KoninkrijkderNederlanden/nederlandsindie,bevrijding Bussemaker, H.Th. Bersiap! - Opstand in het paradijs. Walburg Pers, Zutphen, 2005
Nationaal Archief: Japanse Interneringskaarten Cornelis Hermanus Martinus van Wieringen, geb. Tjandisewoe (afd. Klaten, res. Soerakarta, Midden-Java) 20-2-1897, KMA, 2de luit. bij het Nederlandsch Indische Leger (1921), 1 ste luit. (1923), kapt. Infanterie Staf KMG (1933), Onderscheidingsteken voor langdurige Nederlandse dienst als officier (1936), overl. Almelo 231-1992, tr. (1) Amsterdam 22-9-1921 (echtsch. Batavia 12-8-1929) Helena Elisabeth Lipjes, geb. Rotterdam 15-5-1894, woonde te Teteringen (1921), overl. Voorschoten 31-5-1939, dr. van Johannes Lipjes, glashandelaar, en Luthera Veronica Elisabeth Scheurleer, tr. (2) Malang (Oost-Java) 18-11-1930 Dymphna Janke Gleysteen, geb. Makasser (Celebes) 18-11-1904, overl. Semarang, kamp Sompok (Midden-Java) 12-10-1945, begraven op het Nederlandse ereveld Kalibanteng in de gemeente Semarang, dr. van A. Gleysteen en ..., tr. (3) Batavia (West-Java) 24-4-1946 Dr. Geertruida Anna Rauws, geb. Rotterdam 26-3-1909, 1ste luitenant Vrouwenkorps K.N.I.L. (1945-1948), arts-psychiater, overl. Den Haag 10-10-1993, dr. van Johannes Rauws en Antje Gerarda Maria Laats.
Nederlands ereveld Kalibanteng te Semarang, Vak V-IV, Nummer 31.
2
Het Nationaal Archief heeft 26.000 interneringskaarten van Nederlandse krijgsgevangenen in Japanse interneringskampen online toegankelijk gemaakt. De persoonskaarten zijn in te zien via de website gahetna.nl. De archiefdienst heeft de kaarten online gezet op de dag dat in Nederland herdacht wordt dat Japan zesenzestig jaar geleden capituleerde. Met die capitulatie kwam er op 15 augustus 1945 een eind aan de oorlog in Nederlands-Indië. Op de gedigitaliseerde interneringskaarten staan persoonlijke gegevens van de krijgsgevangene, zoals naam, militaire rang, nummer van de krijgsgevangenschap, medische gegevens en eventueel datum van overlijden. http://nos.nl/video/264475-japanse-interneringskaarten-online-in-nationaal-archief.html
3
Het Onderscheidingsteken voor Eervolle Langdurige Dienst als officier, doorgaans het Officierskruis genoemd, is een militaire onderscheiding die wordt uitgereikt aan officieren in de Nederlandse krijgsmacht die ten minste 15 jaar actief officier zijn.
De onderscheiding werd op 19 november 1844 ingesteld door koning Willem II en wordt sindsdien uitgereikt op zijn verjaardag, 6 december. De koning bepaalt in het Koninklijk Besluit "dat het onderscheidings-teken bepaaldelijk bestemd (is) tot het beloonen van eenen eervollen langdurigen Nederlandschen effectieven diensttijd van officieren en daarmee gelijkgestelde personen behoorende tot het leger". Op de onderscheiding is het aantal dienstjaren in Romeinse cijfers vermeld, dat elke vijf jaar dient te worden vervangen: XV, XX, XXV, XXX, XXXV en XL
http://nl.wikipedia.org/wiki/Onderscheidingsteken_voor_Langdurige_Dienst_als_officier
XVw. Dr. Jan Hugo van Wieringen, geb. Soemoroto (res. Madioen, Oost-Java) 4-10-1909, bioloog, ingelijfd Mil. Geneeskundige Dienst K.N.I.L. (1941), krijgsgevangene 1942-1945, bevrijd te Bandoeng 1945, eervol ontslagen militaire dienst (1950), overl. Holambra (Brazilië) 17-3-1993, tr. (met volmacht) De Bilt 24-8-1939 Wilhelmina Gerritje Burggraaf, geb. Kamerik 2-8-1915.
4
XIIId. Leendert van Wieringen, geb. Haarlemmermeer 11-3-1909, kanonier te Tjimahi (1928), brigadier (1931), fourier (1935), opperwachtmeester administrateur K.N.I.L. (1941), adjudant onderofficier (1948), krijgsgevangene (Bandoeng 1942-1945), bevrijd 1945 te Tamuan (Siam/Thailand), portier, metallurgisch magazijnbediende, Oorlogsherinneringskruis (1947), Gesp Nederlandsch-Indië (1947), Voortrekkers-Badge (1947), Ereteken voor Orde en Vrede (1948), overl. Apeldoorn 23-11-1988, tr. (1) Salatiga (Midden-Java) 25-11-1931 (echtsch. ingeschr. Den Haag 17-3-1948) Johhanna Rijsenbos, geb. Soerabaja (Oost-Java) 19-11-1913, tr. (2) Apeldoorn 15-9-1954 Hilligje Haarman, geb. Losser 19-12-1917. Het Oorlogsherinneringskruis werd in Nederland bij Koninklijk Besluit no. 6 van 16 maart 1944 ingesteld en verving het oude Ereteken voor Belangrijke Krijgsbedrijven. Deze laatste onderscheiding werd voor bijzondere campagnes toegekend maar het Oorlogsherinneringskruis was een algemene onderscheiding voor allen die in de oorlog tegen Duitsland, Japan en hun bondgenoten in de krijgsmacht of in de zo zwaar beproefde handelsvloot, vissersvloot of burgerluchtvaart hadden gediend. Ereteken voor Orde en Vrede Het Ereteken voor Orde en Vrede werd door Koningin Wilhelmina der Nederlanden op 12 december 1947 bij Koninklijk Besluit ingesteld. De onderscheiding werd ingesteld tijdens de eerste van de politionele acties. De tienduizenden Nederlandse militairen moesten voor hun inzet kunnen worden beloond. Zoals bekend hebben we deze oorlog verloren en de Indonesiërs wonnen de oorlog. Gesp Nederlandsch-Indië (1947) Het ereteken wordt gedragen aan een 27 millimeter breed zijden lint en is verdeeld in vijf gelijke banen. De banen zijn rood, wit, blauw, wit en rood, de kleuren van de Nederlandse vlag. Op het lint kunnen gespen worden gedragen. Deze bronzen gespen dragen een jaartal. Op de gesp wordt een jaartal aangegeven. Voor elk jaar dat er daadwerkelijk aan gevechten met vijandelijke eenheden werd deelgenomen werd een gesp toegekend.
5
XIVw. George Norbat (Norbert) van Wieringen, geb. … (gelegitimeerd Banda Neira 26-3-1884), overl. in het mannenkamp Mentok 9-11-1944, begr. op het Nederlandse ereveld Leuwigajah in de gemeente Tjimahi, tr. Dorothea Arends, geb. Padang (Sumatra). Zie: Stichting Oorlogsgraven. 1915 Benoemd tot onderopzichter bij de dienst de Staats Spoorwegen op Java 1915 Toegevoegd aan de chef van de aanleg van Staats Spoorwegen in Zuid Sumatra 1925 Wegens gewichtige redenen een binnenlandsch verlof voor den tijd van zes maanden 1926 Op verzoek wegens lichaamsgebreken gerekend van 30 september 1926 eervol en met aanspraak op pensioen uit ‘sLands dienst ontslagen. Zie: Indische Ambtenaren (Nationaal Archief).
Nederlands ereveld Leuwigajah te Cimahi, Vak VI, Nummer 752.
6
Aanvulling Van Wieringen in Rijnland, pag. 355.
XIIp. Johannes van Wieringen, geb. Kattendijke 8-7-1886, tuinemployé suikerfabriek Medari in Djokjakarta (Java) (1923), tuinemployé suikerfabriek Redjoagoeng in Madioen (Oost-Java) (1934), overl. Utrecht 22-8-1966, tr. Poerworedjo (Midden-Java) 18-4-1917 Emma Smit, geb. Buitenzorg (West-Java) 18-4-1899, overl. Madioen (Oost-Java) 17-7-1930. Kinderen: 1. Jan Pieter Willem van Wieringen, geb. Poerworedjo (Midden-Java) 28-3-1918. 2. Hari van Wieringen, geb. Buitenzorg (West-Java) 31-5-1922. 3. Pieter Johannes van Wieringen, geb. Buitenzorg (West-Java) 25-4-1925. 4. Johanna Pieternella van Wieringen, geb. Madioen (Oost-Java) 31-7-1928.
Indische Kampen 18 februari 1975. Verslag van de heer P.J. (Pieter Johannes) Van Wieringen betreffende de Japanse bezetting, gedurende de jaren ’42-’45.
Ik ben geboren op 25 april 1925 in Buitenzorg in het voormalige Nederlands-Indië en ben op 6 juli 1943, ik was toen 18 jaar, doo de Japanners geïnterneerd, omdat ik de Nederlandse nationaliteit bezit. In de gevangenis Van der Werfstraat te Soerabaja tot begin 1944. Onze bewoning was gedurende drie maanden een gevangenisce van vier bij vier meter en een hal om heen en weer te lopen, waarbij de hele dag een houtzaagmolen lawaai maakte van half zes ’s ochtends tot half zes ’s middags. Drie maanden daarna moesten, we verhuizen naar "Blok Baroe", waar we een groter oppervlak hadden om te lopen. In deze periode liep ik een abces aan mijn kies op, doch de tandarts kon mij niet helpen, daar ik toen ik nog vrij was, geen patiënt van deze tandarts was. In totaal heb ik zeker vijf maanden met zo’n abces gelopen. Wanneer ik dan bij deze tandarts terug kwam om mijn ontstoken kies te laten behandelen zei deze Oostenrijkse tandarts (Dr. Schönbaum), klien bietje judium dan kies zal genezen, iek kan er nichts aan doen, veel in zon zitten. In die periode brak er bacillaire dysenterie uit en de Jap was er als de dood voor dat deze ziekte hun ook zou treffen. Iedere dag was er appèl en moest je zorgen niet in de voorste gelederen to staan, want als je moest nummeren en je vergat je nummer den werd je in elkaar getrapt. Als het etenstijd was dan kwamen de bewakers, die zelf ook rasmoordenaars waren en van de Nederlandse Regering een straftijd hadden gekregen van zo’n tien tot vijftien jaar, het kamp binnen en riepen dan ‘Andjing andjing semoea moesti antre, djikalau tidah lekas, tida dapat makan’ (honden, honden, iedereen aantreden, als jullie niet snel genoeg zijn, krijgen jullie geen eten). Begin 1944 kregen we te horen, dat we om veiligheidsredenen op transport moesten en dat we ons klaar moesten maken. We moesten onze karige spullen (want de: meeste van ons zijn zo van de straat opgepakt), inleveren en konden we verder op de kale grond slapen. Persoonlijk heb ik ook nog een bombardement van de Amerikanen meegemaakt, waarbij de splinters van de granaten van het luchtdoelgeschut door ons dak vlogen. Iedere nacht moesten we aantreden en werd er appèl gehouden zo tegen een uur of drie, daarna werd er tegen ons gezegd dat we ieder ogenblik konden vertrekken, maar dat we nu eerst mochten slapen, dit heeft ongeveer vier dagen geduurd. De vierde nacht om drie uur toen we weer aangetreden stonden, in rijen van drie moesten we met de Jap mee, bij de poort werd halt gehouden en moesten we één voor één naar voeren komen, waar een schijnwerper op ons werden gericht, terwijl twee Indonesische politieagenten met de karabijn op ons gericht stonden, de Jap fouilleerde ons en we konden daarna in de gereedstaande vrachtauto stappen. We werden naar het station Soerabaja Kotta gereden, waarna we in de gereedstaande trein konden stappen, waarvan de ramen van de wagons geblindeerd waren. Om zes uur s' ochtends zette de trein zich in beweging, naar we later wisten richting Bandoeng. In totaal hebben we achtenveertig uur in de trein gezeten die alleen voorzien was van houten banken zonder leuning. Wie zijn behoefte wou doen moest dit eerst aan de politieagent vragen die aan de buitenkant van de deur stond (bij iedere deur aan weerszijden stond namelijk een politieagent) en kon je met zijn toestemming je behoefte doen, tijdens de rit met je beide de trapleuning vast houden, want anders werd je uit de trein geslingerd. In Djokja stopte de trein en moesten we uit de trein stappen, de Japanse officier die voorin zat, in een comfortabele coupé met zijn maîtresses, stapte uit en hield een toespraak, die in het kort hieruit bestond, dat we ons heel goed hadden gedragen, uit veiligheidsoverwegingen op transport zijn en als dank hiervoor een pisangblad (bananenblad) kregen met een hapje eten er in. We hadden ook nog dorst en vroegen waar we water konden krijgen, waarop de Jap antwoordde dat we een eindje verder konden gaan drinken. We liepen daar naar toe en draaide een van de personeelsleden van de trein, een grote kraan open, waar de locomotieven normaal genomen water van kregen, we konden het met onze handen opvangen en voelden ons op dat moment nog minder dan beesten. Daarna zette de train zich weer in beweging, tot we opeens de opdracht kregen de ramen en deuren te openen. We hoorden een enorm gejoel en zagen langs de gehele spoorlijn pemoedas (zoals ze hier in de Duitse bezettingstijd de Hitler Jugend werden genoemd), met Japanse petjes op hun hoofd, gewapend met speren en stokken, ze hieven hun handen tot vuisten gebald en riepen: "Blanda bikin mati, Blanda boesoek, Blanda andjing, Merdeka.) (De Hollanders moeten gedood worden, slechte Hollanders, honden van Hollanders). 7
Ik kon op dat moment niet beschrijven wat in me omging, ik hoopte alleen maar dat ik hier nog eens levend vandaan zou komen. Bij het station dat achteraf Bandoeng bleek te zijn moesten we uitstappen en ons in rijen van vier opstellen en met een sneltreinvaart in de gereedstaande vrachtauto’s stappen. We werden naar het kampement van het voormalige vijftiende bataljon infanterie gereden en dat was tot dusver onze eindbestemming. In dit kamp hebben we met ongeveer 15000 man gezeten. Het eerste wat ik deed toen we in dit kamp aankwamen was naar de tandarts gaan, waar ik direct geholpen ben, de tandarts vroeg aan me hoelang ik al met die ontsteking gelopen heb, waarop ik antwoordde dat het al zes maanden was en dat ik ook steeds met verhoging en koorts gelopen had. Verder vroeg deze tandarts mij, wie die bewuste tandarts was, die mij met zo' n abces heeft durven laten lopen. Deze tandarts vond het van die voorgaande tandarts die mij niet heeft willen helpen een grote schoftenstreek. De ontstoken kies heeft de tandarts echter zonder verdoving moeten trekken, wat ik eigenlijk helemaal niet erg vond, als ik dan maar van deze afschuwelijke pijn verlost zou worden. Verder zei deze tandarts nog tegen mij, dat als ik er nog, een paar maanden mee heb moeten 1open dit naar mijn hersens zijn geslagen met alle gevolgen van dien. Binnen een uur na het trekken van deze ontstoken kies, liep alle etter enz uit mijn neus en voelde ik me op dat moment weer mens worden. Ieder van ons moest gaan corveeën, zoals grassprietjes trekken, met zware voorwerpen sjouwen, bunkers bouwen, met de openingen naar het kamp gericht. Later hoorden we, dus na de oorlog, dat het de bedoeling was dat als de geallieerden voet aan wal zouden zetten op Java, alle geïnterneerden neergeschoten zouden worden: document gevonden in Batavia van de Japanse Generale Staf. Achter ons kamp was het vrouwenkamp, later bleek één van onze eigen kampbewoners ontvlucht te zijn naar het vrouwenkamp, hij werd gepakt en opgesloten in een hok van één meter bij één meter. Het gehele kamp moest toen aantreden, kijken en lachen op commando, toen deze persoon werd afgebeuld. Tussen ons in liepen de kampbewakers zowel Indonesische als Chinese (met grote ster op dun mouw), militairen in Japanse dienst, om te kijken of we inderdaad keken en lachten en wee degene die dat dan niet deden, die werden afgeranseld. De afbeuling van deze man bestond hieruit: hij kreeg leidsels om zijn lichaam, en één van de kampbewakers liet hem hardlopen en sloeg hem dan ieder keer met een leren riem of zweep welke tevoren in water is gedrenkt. Als de man hierdoor in elkaar zakte, kreeg hij een paar emmers water over zijn lichaam, werd met de laarzen van verschillende kampbewaarders waaraan kopspijkers zaten getrapt tot hij weer opstond. Daarna werd hij aan een boom vastgebonden en moest naar de zon kijken om gedroogd te worden en wanneer hij dan om water vroeg zout water te drinken kreeg. Alle kampbewakers liepen dan langs deze persoon en spuwden dan in zijn gezicht en gaven hem nog een paar vuistslagen in zijn gezicht. Daarna moest hij tegen de avond weer in het kleine hokje kruipen. De volgende dag moest hij het hokje weer uit, wat natuurlijk niet mogelijk was, daar zijn bloedsomloop gestremd was, geen nood, de kampbewakers kregen hem er wel uit, met slagen en trappen, waarna het spelletje opnieuw begon. Dit duurde drie dagen, waarna hij, na deze drie dagen weer werd losgelaten, in het kamp terug mocht, met een toespraak van de kampcommandant dat het voor iedereen een voorbeeld moest zijn om niet te proberen te ontvluchten. Naarmate de oorlog vorderde werd het eten hoe langer hoe slechter, als ontbijt kreeg je asia-sap, dat zo bitter en waterig was, dat je het na een half uur weer uit urineerde, de warme maaltijd bestond uit een heel klein kopje rijst, helemaal uitgestreken met wat soep bestaande uit bladeren van een boomsoort en waar een klein stukje vlees boven gehangen had, ’s avonds een stukje brood, waar je niet te lang naar moest kijken, zo klein was het. Wanneer je in het kamp rookte en je werd aangehouden zonder dat je er een blikje bij had, dan moest je de brandende sigaret opeten, de resterende tabak die je dan nog bij je had moest je eveneens opeten, met de nodige slaag erbij. Per dag stierven er zo’n tien tot twintig mensen, die dan gewikkeld werden in een tikar en gewoon in de grond gestopt. De jongetjes die tien jaar waren geweest werden van hun moeder weggehaald en kwamen bij ons in het kamp terecht. In ons kamp was ook veel hongeroedeem. De laatste drie maanden van ons verblijf in dit kamp moesten we een spoorlijn aanleggen van Madjalaja naar Tjitjalenka en moesten we om zes uur Japanse tijd, te weten half vijf Nederlandse tijd, het was nog hartstikke donker, aantreden. In rijen van drie moesten we ons opstellen en liepen naar de trein ongeveer drie kilometer van het kamp vandaan, waar we in de wagons moesten stappen (deze wagons werden normaal voor veevervoer gebruikt). Een paar uur daarna kwamen we in Madjalaja aan en moesten nog twee kilometer in snel tempo lopen. Daarna de modder in die tot onze middel reikte en met een schop in onze hand moesten we de modder omhoog werpen, twee meter modder omhoog, dan zakte weer een meter modder omlaag en zo door. Om ons heen stonden de bewakers met een zweep in de hand op een droog plekje en degene van ons die even ging rusten kreeg met de zweep over zijn rug. Na drie uur werken een half uurtje rusten en dan weer verder. Deze modder was ijskoud en velen ons liepen hierdoor heftige buikloop op. Om half zes Japanse tijd (verschil met Nederlandse tijd, anderhalf uur) konden we ophouden met werken en weer terug lopen naar de trein enz.
Op 15 augustus 1945 was de capitulatie van Japan, maar dit kregen we pas tien dagen daarna te horen. De opdracht was ook, dat we na tien uur ’s avonds niet meer buiten mochten zitten, doch op een avond toen de meesten nog buiten zaten, want Japan had toch al gecapituleerd, stormden een groep Indonesische militairen onder leiding van een Japanner bijgenaamd de lijkenpikker ons kamp binnen en iedereen die buiten zat werd beetgepakt en moest op de grond in het zand zitten, mannetje aan mannetje, rug aan rug. De toiletten werden afgezocht en degenen die op het toilet zaten werden bij hun haren gepakt en meegesleurd en moesten bij de anderen op de grond gaan zitten met achterlating van hun onderbroek. Op de vraag hoe oud ze waren, kreeg ieder naar gelang van zijn leeftijd die ze hadden opgegeven, de nodige stokslagen, waarna ze allen naar de barakken werden gejaagd. In het kamp werd alles wat eetbaars was, zoals slakken en dergelijke opgepeuzeld. Koken mocht je niet en wie stiekem toch ging koken en betrapt werd, werd half doodgeslagen en het brandende hout in hun lichaam gedrukt. Ons kamp werd in 1945 na de Japanse capitulatie door duizenden Indonesiërs aangevallen met de bedoeling ons allen te vermoorden, doch dank zij een handvol Japanse soldaten is dit gelukkig verijdeld. Hoeveel Indonesiërs hierbij het leven moesten laten is ook niet bekend. Zij werden door de snel te hulp komende Japanse Gestapo (de Kempetai) met bajonetsteken afgemaakt, in kiepwagens gegooid en daarna in de rivier geworpen als voer voor de krokodillen. 8
Ik ben op 3 december 1945 in het leger gegaan bij het voormalige Koninklijk Nederlands Indisch Leger. Op 22 juli 1950 ben ik op het troepentransportschip de Tabinta naar Nederland vertrokken, waar ik op 18 augustus 1950 ben aangekomen. Ook de aktie van kapitein Westerling heb ik persoonlijk meegemaakt in januari 1950 en zat precies in de vuurlinie van deze kapitein Westerling. Wat ik hier allemaal op schrift heb gesteld heb ik persoonlijk meegemaakt en ondanks het feit dat dit zo’n dertig jaar geleden heeft plaats gehad, zal ik het nooit en te nimmer kunnen vergeten, en dit is niet anders dan de waarheid.
18 februari 1975 Verslag van mevrouw V. A. (Virginie Adėle) van Wieringen- Michon, gedurende de Japanse bezetting in de jaren ’42-‘45.
Ik ben door de Japanners geïnterneerd omdat ik de Nederlandse Nationaliteit bezit. Ik was pas veertien jaar toen ik door de Japanners ben geïnterneerd. In februari 1943 ben ik met mijn moeder en mijn zuster geïnterneerd in de wijk in Malang, in de Tampomaslaan no. 2 te Malang. Ongeveer een jaar later zijn we op transport gesteld in geblindeerde wagons, mannetje aan mannetje, zonder een enkele tussenruimte, gedurende een paar dagen en nachten naar een kamp in Semarang (kamp Lampersari), 8 ste Mangga. Tijdens dit mochten de deuren en ramen geen enkel moment open en moest je je behoefte maar ergens zien te deponeren, gedurende dit transport hebben we geen eten en drinken gehad, wat een onbeschrijfelijke toestand dit gebracht heeft, spreekt voor zichzelf. We hebben over dit transport zo lang moeten doen om reden dat de wagons na verloop van tijd weer achteruit reden om zodoende onder de geïnterneerden verwarring te stichten en wij dus niet wisten waar we naar toe gebracht werden. Toen we in dit kamp aankwamen kregen we van de Jap een huisje toegewezen, (kamponghuis), wat voor de oorlog, door de Nederlandse Regering voor de inheemse bevolking was afgekeurd, maar wat de Jap voor de Nederlandse geïnterneerden nog best goed vond. Deuren en ramen zaten er niet in en mijn moeder had nog het geluk een enkel gordijn te bezitten en is dit is zo goed en zo kwaad als het ging voor het raam gespannen. Bedden hadden we niet en moesten we op een soort lemen vloer slapen. Stoelen en tafel bezaten we ook niet, alleen de enige meegenomen koffer, waar we om beurten op konden zitten en verder eventueel een kartonnen doos. Na enige tijd kregen we britsen waar we dan op konden slapen. Onze Japanse ondercommandant noemden we Jan de Mepper, want de Japanse naam is mij onbekend. Deze naam spreekt voor zich zelf. Het eten van ratten, muizen, kikkers, padden en wat zich verder als voedsel kon voordoen werd verorberd. Wanneer een kat (dakhaas noemden we dat) de pech had in ons kamp te komen was dat voor de geïnterneerden een delicatesse. Hoe dit eetbaar werd gemaakt is voor mij nog steeds een raadsel, daar in het kamp onder geen beding gekookt mocht worden, echter wanneer je de pech had ontdekt te worden kon je halfdood of helemaal doodgeslagen worden. Als ik goed ben ingelicht zaten in ons kamp 8000 vrouwen en kinderen met een enkele man ertussen. Wat het sterftecijfer betreft van dit kamp was het helemaal geen uitzondering als op het publicatiebord stond, heden overleden: 40 personen, met de datum van overlijden erbij. Het kamp werd wat zijn inwonertal betreft nooit minder, want de Jap zorgde er wel voor dat er steeds nieuwe geïnterneerden bij kwamen. De doden werden heel eenvoudig begraven, gewoon in een tikar (rieten mat) en in de regentijd (westmoesson) was het ook heel gewoon dat de lijken tegen het prikkeldraad van het kamp aanspoelden. Ik heb dit als kind altijd iets vreselijks gevonden en vergeten doe je het niet. Deze lijken zag ik wanneer ik naar de centrale keuken moest om ons rantsoen op te halen. Het enige paar schoenen dat ik bezat was na verloop van tijd totaal versleten en ik moest op blote voeten lopen wat mij een akelige huidaandoening heeft bezorgd en waar ik enkele maanden mee heb gelopen, maar die gelukkig door de vrouwelijke kampdokter werd genezen. In het kamp kreeg ik ook last van knikkende knieën en dit was te wijten aan een suiker en kalkgebrek. Wanneer de Jap in een kwade bui was, wat heel vaak gebeurde, dan kreeg je gewoonweg geen eten, ondanks het karige rantsoen, of pas om drie uur in de ochtend. Over het eten (rantsoen) kan ik heel kort zijn, ik kan me niet herinneren ooit brood, kaas, vleesbeleg, gegeten te hebben, ook geen jam, hagelslag en dergelijke. Als ontbijt (of wat hiervoor door mocht gaan) kreeg je asiasap wat zo bitter was als gal, en wat je niet lang daarna uitplaste, de hoofdmaaltijd bestond uit een klein kopje gekookte rijst met een papje van stijfsel en een sliertje groente, vlees of vis dreef er niet in, ’s avonds kreeg je dan een hapje stijfselpap, wat nog vaak ongaar was ook. Suiker kreeg je bij normaal rantsoen (dus als het kamp geen straf had), een ons suiker per veertien dagen en ongeveer 1 ons koffie voor een maand. De maaltijden waren altijd onregelmatig en het was heel gewoon dat je uren in de rij kon staan voor dat je je rantsoen kreeg. Er werden voor deze onregelmatige etenstijden altijd verschillende smoesjes gegeven, als zijnde dat het hout waarop gestookt moest worden nog niet droog was, dat de oven stuk was, dat er onderweg panne was met de wagen, kortom allerlei verzinsels die eigenlijk nergens op sloegen. In ons kamp moest wacht worden geklopt van tien uur 's avonds tot zes uur ’s ochtends. In de nacht mocht je tussen half drie en en drie even rusten. Wanneer je last had van kwaaltjes en dergelijke waren de medicijnen heel eenvoudig. Ik had bijvoorbeeld last van knikkende knieën en kon dan bij het noodziekenhuisje rauwe eierschillen halen, stampen met een steen en dat eten. Extra rantsoen van suiker was ook een soort medicijn en ga zo maar door. Ontelbare nachten heb ik niet kunnen slapen vanwege de knagende pijn in je maag door de honger. Iedereen had ook zo’n beetje last van hongeroedeem en vond ik het ook wel vreselijk kinderen in de peuter-en kleuterleeftijd te zien met zulke dikke buikjes alsof ze bij wijze van spreken op dat moment hoogzwanger waren. Als extra rantsoen kregen we ook wel eens eendenvoer (dedek) en ik zie mijn moeder nog voor me zitten om de stukjes steen en glas er uit te vissen opdat we dat dan niet in ons lichaam kregen, dit eendenvoer konden we droog eten of een beetje aanlengen met water. De Jap had ook een aardige bezigheid om bij tijd en wijle huiszoeking te verrichten, dat ging namelijk zo in zijn werk. ’s Ochtends vroeg moesten we allemaal aantreden en werden we opgejaagd naar een open plek(veld of braakliggend terrein) dit 9
moest allemaal razendsnel gebeuren, anders kreeg je met de zweep of met de kolf van het geweer. Op deze plek moest je dan de hele dag in de gloeiende zon staan, zitten voor wat schaduw onder een of ander boom was verboden, dan werd er gewoon weer op los geranseld. Af en toe werd er dan door een Jap een brul gegeven, als teken dat je even mocht gaan zitten. Letterlijk en figuurlijk werden we door de Jap op deze manier gedroogd. Hoeveel mensen door deze behandeling zijn flauwgevallen is mij niet bekend. We moesten dus op dit terrein blijven wachten totdat de zon bijna was ondergegaan. Wee degene bij wie de Jap bij wijze van spreken wat gevonden had, ten nadele van de Jap, die werd dan opgetrommeld en heb ik eigenlijk nooit geweten wat er precies met deze mensen gebeurd is. Het hele kamp moest dan echter voor deze daad boeten in de vorm van geen eten. De Jap had dan ondertussen je hele woning overhoop gehaald en kon je dan buiten de straf van geen eten, ook nog je boeltje bij elkaar gaan zoeken. Ik ben er ook getuige van geweest hoe jongetjes vanaf hun tiende jaar van hun moeder werden weggehaald om naar andere kampen te worden overgebracht, dit waren zeer hartverscheurende taferelen en stond de Jap er altijd met de zweep bij, vooral als het niet vlug genoeg naar hun zin ging.
In dit kamp was het ook zo erg dat als er een goede regenbui losbarstte je je spullen die je nog had goed moest vasthouden opdat ze niet met de stroom van het riviertje dat dwars door het kamp liep werden meegesleurd. In het kamp heb ik ook voor de Jap moeten werken van ’s ochtends vroeg tot bij het vallen van de avond. We werden dan in vrachtauto’s geladen en was het de ene keer een klooster schoonmaken voor nieuwe geïnterneerden of gevangenen, de andere keer moest je met een patjol (spa) het land bewerken, onkruid wieden, verplanten, begieten, kortom alles wat met een tuin te maken heeft, dit echter allemaal onder strenge bewaking van Jap of Indonesiër. Dit heb ik heel vaak moeten doen zonder enig extra rantsoen. In ons kamp zijn ook verschillende ontvluchtingspogingen ondernomen, maar altijd werd het ontdekt en dan moest het hele kamp aantreden en moest je zien hoe de ontvluchten geslagen werden en hoe ze verder aan hun lot werden overgelaten. De ontvluchten die van tevoren half dood of doodgeslagen werden, werden in een soort kelder opgesloten met tralies ervoor, kregen voor zover mij bekend, ook geen eten en drinken, lagen op een kale vloer en je kon zien, hoe de ratten en muizen over deze ontvluchte geïnterneerden heen liepen. Je was verplicht hiernaar te kijken, als waarschuwing voor eventuele verdere ontvluchtingspogingen. De kelder waar deze onvluchten werden opgesloten lag centraal, richting gaarkeuken. Hoe vaak wij voor de Jap hebben moeten buigen weet ik niet, ik weet alleen dat je de houding moest aannemen en zo diep mogelijk moest buigen. Ik heb ook vaak genoeg gezien, hoe de Jappen de kappen van de nonnen (kloosterzusters) die bij ons in het kamp zaten van hun hoofden rukten omdat ze naar het idee van de Jap niet diepe genoeg bogen. Er deden in het kamp ook nog geruchten dat er nonnen zijn doodgeslagen die voor de Jap niet wensten te buigen dan alleen voor hun Heer. Velen zijn in het kamp niet alleen gestorven aan ondervoeding en dergelijke maar ook aan besmettelijke zieketen zoals bacillaire dysenterie. Er heerste ook nog in de wijk van Malang difterie en moest je in quarantaine als dat bij iemand was uitgebroken.
Ongeveer eind augustus 1945 kwam de bevrijding en ben ik in dit kamp gebleven tot ongeveer eind november 1945. Direct na de bevrijding tot ongeveer eind november is ons kamp verschillende keren aangevallen en beschoten door Indonesiërs. De kogels vielen dan her en der in het kamp en soms ook in de huizen omdat niet alle huizen voorzien waren van deuren en ramen. Buiten het kamp was het na de bevrijding ook niet altijd veilig en mocht je het kamp dan alleen verlaten als dit van tevoren is bekend gemaakt. Ik kan me nog herinneren dat het buiten het kamp veilig was en dat de kampbewoners mochten passagieren. Mijn zuster en ik gingen toen de stad in omdat we de stad eens wilden verkennen die we van te voren nog niet verkend hadden. We gingen naar de markt, naar de vleeshal, omdat we een stuk vlees wilden kopen, toen de Indonesische slagersvrouw met haar slagersmes op mijn buik drukte en zei blanda boesoek, moeste mati (slechte Hollander, jij moet dood). Ik wist op dat moment niet hoe gauw ik met mijn zuster de markt heb verlaten. In de stad vonden we het daarna ook nogal rumoerig (Indonesiërs liepen met bamboespietsen en riepen, deze pieken verlangen naar bloed). Overal zag je deze leuzen in de stad opgeplakt, wat ons eigenlijk niet eerder was opgevallen. Enfin, mijn zuster en ik waren net in het kamp teruggekeerd, toen met de luidspreker bekendgemaakt werd, dat op dit moment niemand het kamp mocht verlaten in verband met bloedige onlusten in de stad (buiten het kamp). Het zal ongeveer eind november 1945 geweest zijn, dat we het kamp (kamp Lampersari) om veiligheidsreden moesten verlaten. We zijn toen vervoerd geworden in een open vrachtauto die met een krankzinnige vaart naar een ons onbekende bestemming reed, bij nadere informatie waarom de chauffeur zo hard reed, werd ons geantwoord dat er dan geen kans bestond om ons te kunnen beschieten. Op de ons onbekende plek aangekomen moesten we in een vliegtuig stappen richting Bandoeng. Bij navraag bleek het vliegtuig een bommenwerper te zijn met een open luik, waar ik vlakbij zat op een omgekeerde oliedrum. Dat dit een bommenwerper was werd ons verteld door de steward die bij ons in het vliegtuig zat en met ons meevloog. Bij aankomst in Andir (vliegveld bij Bandoeng) zijn we wederom in een vrachtauto vervoerd richting Tjimahi. De volgende dag hoorden we dat diezelfde nacht van onze aankomst in Semarang, Andir was bezet door de Indonesiërs. Ons kamp is na de bevrijding van Tjimahi ook nog verschillende keren beschoten geweest. 4 januari 1950 ben ik getrouwd en heb gewoond aan de Grote Postweg 2757 in Tjimahi en heb de Aktie van kapitein Westerling ook nog persoonlijk meegemaakt, wij zaten precies in deze vuurlinie, omdat de troepen van deze kapitein Westerling precies langs ons huis liepen. Deze troepen van kapitein Westerling hebben nog heel wat geschoten en moest je dekking zoeken om niet geraakt te worden. Ongeveer half juli hebben mijn man en ik Indonesië moeten verlaten en zijn op 18 augustus 1950 als repatriant in Nederland aangekomen. Ik was op dat moment zes maanden in verwachting van mijn eerste kind. We hebben niets kunnen meenemen dan het hoognodige en moesten alles achterlaten. 10
Augustus 1945 was de bevrijding, we leven nu in het jaar 1975, dus een 30 jaar geleden, dat ik dit allemaal persoonlijk heb moeten meemaken, het ligt me allemaal nog glashelder in m’n geheugen en is dit niet anders dan de waarheid, ik zou het misschien ook zo willen stellen, dat de tijd alle wonden heelt, maar dat de littekens te allen tijde zichtbaar blijven en bij tijd en wijle openspringen.
NIOD, Indische Collectie, invnrs. 7677 en 2575 (Kampen, gevangenissen en transporten; burgermannen-, jongens-, gezinskampen en gevangenissen Oost-Java. Kampen, gevangenissen en transporten; vrouwenkampen Oost-Java).
11
Officieren Nederlands en Nederlands-Indisch leger Kapitein Cornelis Martinus van Wieringen, geb. Demerara (Demarary) (Guyana) 28-7-1814, drager Metalen Kruis (1832), 1831-1834 Tiendaagse Veldtocht, sergeant-majoor (1836-1837), 2de luitenant (1837-1840), 1ste luitenant (1840-1846), kapitein (1846-1852), kapitein militair commandant te Ternate (1847), gepensioneerd bij besluit GG nr. 3 dd. 7-3-1852 (pens. f 1200,-), gep. kapitein Infanterie O.I. Leger (1852-1872), lid Raad van Justitie Ternate (1847), lid Raad van Justitie Banda (1865), ouderling (18641867), lid kerkbouwcommissie (1864), mede-eigenaar van het perk Boetong (Boeton) op Groot-Banda (1872), overl. Banda 7-51883.
Cornelis Hermanus Martinus van Wieringen, geb. Tjandisewoe (afd. Klaten, res. Soerakarta, Midden-Java) 20-2-1897, KMA, 2de luit. bij het Nederlandsch Indische Leger (1921), 1 ste luit. (1923), kapt. Infanterie Staf KMG (1933), overl. Almelo 23-1-1992, tr. (3) Batavia (West-Java) 24-4-1946 Dr. Geertruida Anna Rauws, geb. Rotterdam 26-3-1909, 1ste luitenant Vrouwenkorps K.N.I.L. (1945-1948), arts-psychiater, overl. Den Haag 10-10-1993. Reinier Willem van Wieringen, geb. Lekkerkerk 3-7-1869, 2de luit. Infanterie (1892-1893), 2de luitenant te Willemstad op Curaçao (1894), 1ste luitenant (1902), leraar aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA) (1902), gepens. kapt. Infanterie (1913), plv. directeur Centr. Werkg. Risico Bank te Amsterdam (1913), afdelingschef van Centraal Beheer Amsterdam (1934), overl. Bloemendaal 28-6-1944. Dr. Paulus Maria Venantius van Wieringen, geb. Alkemade 18-5-1940, kinderarts aan het Irene Kinderziekenhuis te Arnhem en aan het Wilhelmina-Canisius Ziekenhuis te Nijmegen (1982-2005), opleider van de vakgroep Kindergeneeskunde (1986-2005), voorzitter van de Centrale Opleidingscommissie Kindergeneeskunde, voorzitter van het Concilium Paediatricum, res. kapitein-arts Kon. Luchtmacht, overl. Sarzeau (Frankrijk) 25-7-2007. Officier van Gezondheid Drs. Antoine François van Wieringen, geb. Waardenburg 19-6-1888, studeerde geneeskunde te Utrecht, officier van gezondheid 2de kl. (1916), tuberculose-arts Hellendoorn (1920-1924), Directeur Districtsconsultatiebureau t.b.c. te Utrecht (1925-1948), scheepsarts (1948-1955), overl. De Bilt 20-1-1972. Cornelis Willem van Wieringen, geb. Woudenberg 11-9-1893, reserve-officier van gezondheid (1920), arts te Loosdrecht, overl. Loosdrecht 14-2-1978. Luitenant
Hendrik Willem van Wieringen, geb. Loenen 2-7-1840, 2de luitenant-kwartiermeester 2de regt. Infanterie (1863), overl. BreukelenNijenrode 25-7-1863 (ingeschr. B.S. Middelburg). Antoine François van Wieringen, geb. Apeldoorn 1-10-1896, asp. verif. invoerrechten en accijnzen (1918), ambtenaar 4 de kl. Inen Uitvoerrechten te Djambi (1923), ambtenaar 1ste kl. In- en Uitvoerrechten en Accijnzen te Weltevreden (1934), inspecteur douane, adj. hoofdcontroleur douane, res. luitenant, overl. Amsterdam 9-5-1963. Franciscus Pieter van Wieringen, geb. Rotterdam 28-3-1903, res. 1ste luitenant Infanterie (1930, 1933), schermer, overl. … (Australië) ca. 1996/7 Bernard Jan van Wieringen, geb. Batavia (West-Java) 6-11-1935, res. 1ste luit. Infanterie, overl. ’s-Hertogenbosch 15-2-2000, tr. Amsterdam 8-9-1965 Alida Koorstra, geb. Amsterdam 16-6-1933. Partners officier
Henrietta Louise Bernarda Clara van Wieringen, geb. Rotterdam 1-5-1908, overl. Amsterdam 31-1-1961, tr. Amsterdam 6-91928 Edward Martare, geb. Den Haag 21-3-1904, officier vlieger, overl. …(vermoedelijk gesneuveld, bericht Rode Kruis 25-111940), Catharina van Wieringen, geb. Rotterdam 1-1-1885, overl. Haarlem 27-11-1969, tr. (2) Winterthur (Zwitserland) 23-2-1922 Hugo van der Brugge, geb. Kapelle 12-3-1890, off. mach. Kon. Marine, hoofdofficier MSD, overl. Hillegom 30-9-1985. 12
Bijdrage van Paul D. Meijer … daer het Eijlant van Wieringen in de gevel staet … Albert (Aelbert) Pietersz van Wieringen (Wieringe, Wieringhen, Wiringen), geb. Wieringen ….., huistimmerman (1600-1610), lichterman [= schipper van een lichter, een klein vaartuig waarin vracht uit een zeeschip wordt overgeladen] (1604), binnenlandvaarder (1611), poorter van Amsterdam 2-10-1604, overl. ….. na 1-1633, tr. ….. Anna Jans, geb. ….. (Poorterboek Amsterdam B, fol. 571.) Kohier van de 200e penning 1631, fol. 310v: Nieuwe Lelij Straet 251 Albert Prs. van Wiringen 35 lb [= pond]. In het kohier van 1631 zijn slechts de bewoners vermeld die tenminste ƒ 1000 bezaten.
Van de 119 gevonden onroerend goed transporten waarbij Albert Pietersz van Wieringen was betrokken hadden er 82 betrekking op erven en huizen met erven in de toen meest recente stadsuitbreiding: de eerste fase van de grachtengordel, tot de Leidsegracht, inclusief de Jordaan en de Westelijke Eilanden, aangelegd in 1610-1613. De grachten waren gegraven, de straten gerooid en de erven uitgezet. De erven werden vervolgens gekocht door bouwheren, huistimmerlieden, metselaars e.d. die de erven bebouwen en vaak weer, soms gesplitst, met opstal verkochten. Uit de gemeenschappelijke muren, goten e.d. met belendingen blijkt dat de panden gelijktijdig zijn gebouwd. Er was grote behoefte aan deze nieuwe uitleg, door de economische groei was de stad binnen de grenzen van 1585-’86 overbevolkt geraakt. De bevolking nam toe van 30.000 inwoners in 1585 naar 132.000 in 1632, het aantal bedrijven groeide, met nieuwe markten en een behoefte aan steeds meer havencapaciteit. De activiteiten van Albert Pietersz concentreerden zich aan de Elandsracht in de Jordaan en rond de Herenmarkt en Haarlemmerstraat. Vrijwel alle erven aan of nabij de Elandsgracht en Hazenstraat kocht en verkocht hij, om de investeringen en het risico te delen, in compagnie met Lucas Claesz en Claes Reijniersz. De laatste partner werd na zijn dood opgevolgd door Jan Jansz Coninck. Het lijkt erop of het drietal een geheel park of bouwblok had gekocht en verkaveld. Het gebied bij de Elandsstraat werd door het stadsbestuur als vestigingsgebied voor looiers van zeemleer aangewezen. Veel afnemers van deze erven al of niet met opstallen waren leerlooiers, zeemleertouwers of spaansleerbereiders. 16-1-1615 werden de erven “bij de oude Haerlemmerpoort eertijts Varckemarckt genaempt” door de thesaurieren van de stad geveild. Hier kwam, aan het begin van de Herengracht, de Herenmarkt, met centraal daaraan het in 1617 gebouwde West-Indisch Huis. Op een door zijn schoonzoon Hans Stockmans verworven erf aan de oostzijde van de Herenmarkt bouwde Albert Pietersz waarschijnlijk voor zijn dochter en schoonzoon (zij woonde er nog in 1619) een huis waarin hij een gevelsteen met het eiland Wieringen erop plaatste. Als hij het pand in 1623 verkoopt wordt het omschreven als “een huijs ende erve gestaen op de heeremarckt daer het Eijlant van Wieringen in de gevel staet”. (Kwijtscheldingen nr. 43, fol. 114) De gevelsteen is waarschijnlijk vergelijkbaar met de gevelsteen in het pand Kerkstraat 408 met als onderschrift “HET EYLANT WIERINGEN” (zie afbeelding uit O. Boers, De gevelstenen van Amsterdam, Amsterdam 1992, p. 105). Kerkstraat 400 maakte deel uit van vier panden, die in 1672 door de uit Den Helder afkomstige Pieter Cornelisz Duyts waren gebouwd. De drie andere huizen hadden gevelstenen met opschrift “HVIS DVINEN”, “DE HELDER” en “HET NUWE DIEP”. Het huis aan de Herenmarkt, thans nr. 9, werd nog in een transportakte van 7-11-1752 aangeduid met “daer het Eijland van Wieringen in de gevel staat”. Het pand in 1825 verbouwd, o.a. de gevel werd gemoderniseerd en die zal toen zijn gevelsteen zijn verloren. Oorspronkelijk bestond het uit een benedenwoning met souterrain en een aparte bovenwoning. Stadsherstel heeft het in 1984 gerestaureerd. (Nieuwsbrief Vereniging Vrienden Amsterdamse Maatschappij Stadsherstel 1984, nr. 3) Ook aan de westzijde van de Herenmarkt verwierf Albert Pietersz een perceel, erf. nr. 10 in 1631, breet twintich voeten ende langh t’negentigh voeten, van Henrick van de Sande. (Kwijtscheldingen nr. 35, fol. 253; transport 10-7-1631). Hij liet daarop een huis bouwen, thans Herenmarkt nr. 8 (in 1732 omschreven als huis, kelder en twee kamers). In 1647 verkocht Jacob van der Hoeff, secretaris van den Eijlande van Wieringen het huis (transport 1-6-1647). Jacob van der Hoeff was gehuwd met Marritje Stockmans, kleindochter van Albert Pietersz van Wieringen. Blijkens het opschrift Anno 1704 dateert de halsgevel van dat jaar; eind 19e /begin 20e eeuw is de begane grond en eerste verdieping aangepast. (W.H.M. Nieuwenhuis, Dossier: Herenmarkt. Bewoners en eigenaren van de huizen aan de Herenmarkt in de XVII-de eeuw, Amstelveen 1986, p. 24, 55, 58, 103, 171 en 173) Als Albert Pietersz in 1610 een huis en erf in de straat direct achter de oostzijde van de Herenmarkt nabij de Haarlemmerstraat verkoopt, heet die straat al naar hem Wieringer Straet. Op een kaart van geveilde kavels van 16-1-1615 staat die naam vermeld. (Stadskaartenboek C). Ook in 1617 en 1624 wordt de naam in overdrachtsakten gebruikt. In het kohier van 1631 is sprake van de Oude en de Nieuwe Wiringerstraet. Vanaf de 18e eeuw werd onderscheid gemaakt in Binnen en Buiten Wieringerstraat, naar de binnen- en buitendijks gelegen delen van de straat; de dijk was de Haarlemmerstraat en in het verlengde daarvan de Haarlemmerdijk. (J.A. Wiersma, De naam van onze straat, Amsterdam 1987 3e druk, p. 257) Op de kaart van Balthasar Florisz van Berckenrode uit 1625 blijkt dat vrijwel alle erven rond de Herenmarkt dan bebouwd zijn.
13
In 1614 kocht Albert Pietersz van Wieringhen van Charles Loten twee erven in park C aan de Herengracht. Hij bouwde hierop drie huizen met trapgevels, de latere nummers Herengracht 186, 188 en 190. Nr. 186 was in 1620 eigendom van Pieter Jacobsz Bas; nr. 188 werd in 1620 door Albert Pietersz van Wieringhen verkocht aan Carel of Charles de Latfeur (Kwijt-scheldingen nr. 40, fol. 305v); nr. 190 was in 1631 eigendom van Gerrit Rosenboom. In het Grachtenboek van Caspar Philips (Amsterdam 1768) zijn de nrs. 188-190 nog afgebeeld in grotendeels 17e eeuwse staat (uitgezonderd de deuromlijsting en het hek van nr. 188); nr. 186 is met een verdieping verhoogd en voorzien van een 18 e eeuwse halsgevel. De panden werden in 1896 gesloopt ten behoeve van de doorbraak voor de Raadhuisstraat. (H.F. Wijnman, Beschrijving van elk pand aan de Herengracht met zijn eigenaars en bewoners’, in: Vier eeuwen Herengracht, Amsterdam 1976, p. 462463).
Kinderen: 1.
Jaapgen (Jaepge, Jaepke, Jaapje) Aelbertsdr. (Alberts), geb. Wieringen ca.1580, woonde sinds ca.1600 in de Keizersstraat te Amsterdam (1607), bij ondertr. geassisteerd met haar vader, overl. ….. na 1-1626, ondertr/tr. (1) Amsterdam (Oude Kerk) 13-10/4-11-1607 Hans Stockman(s), geb. Mechelen ca.1580, huidenvetter (1607), woonde sinds ca.1597 op de O.Z. Achterburgwal (1607), overl. ….. tussen 12-1618 en 11-1619, zn. van Johan (Jan) Sto(c)kman(s) de Oude en ….., ondertr. (2) Amsterdam (pui) 22-11-1619 Jan Jansz, geb. Schermerhorn, varensgezel (1619), overl. ….. Hij ondertekende: Hans stockmans; zij kon niet schrijven. 29-5-1615 transport van een huis en erf in de Huidenvettersstraat [= Beulingstraat] door Hans Stockmans aan Pouwels Claesz. Zij woonden te Amsterdam, aan de Herengracht (1616), aan het O.Z. Kerkhof (1618). Zij woonde te Amsterdam, op de Herenmarkt [thans nr. 9] (1619).
kinderen uit 1e huwelijk: a. Marritje (Maria) Stockmans (Stocmans), geb. Amsterdam ….. ca.1610, woonde in de Brouwersstraat (1626), aan de Brouwersgracht (1637), bij ondertr. geassisteerd met haar moeder, overl. ….., ondertr/tr. (1) Amsterdam (Nieuwe Kerk) 2/25-1-1626 Johannes (Jan) Wilkes (Wilckesz, Willekens), ged. Amsterdam (Oude Kerk) 17-10-1602, overl. ….. tussen 6-1636 en 7-1637, zn. van Gerrit Wilkes en Aaltje (Aeltie, Ael) Cornelis Potter (Podt), ondertr/tr. (2) Amsterdam (kerk)/Hippolytushoef 4/..-7-1637 Jacob van der Hoeff, geb. ….., secretaris van Wieringen (1637), woonde te Hippolytushoef, overl. ….. na 6-1647. Hij ondertekende: Johannes Wilckesz; zij ondertekende: Martitie Stockmans. 1-6-1647 transport van een huis en erf aan de Herenmarkt [thans nr. 8] door Jacob van der Hoeff, secretaris van den Eijlande van Wieringen, aan Jan Otton, makelaar, voor ƒ 9000. Het erf was in 1631 gekocht door Albert Pietersz van Wieringen en ook door hem bebouwd.
Kinderen uit 1e huwelijk, o.a.: A. Anna Wilkes, ged. Amsterdam (Nieuwe Kerk) 3-6-1635 (dg.: Lijsbet Jacobs), overl. ….., tr. ….. Jacob van Nierop, geb. ….., baljuw van Beverwijk en Blois, overl. ….. voor 11-1695. 12-11-1695 transport van een huis en erve aan de Nieuwendijk op de noordhoek van de Brouwerssteeg, waar ’t Garsevelt’ uithangt [thans nr. 56] door de dochters van Jacob van Nierop, kleindochters van Maria Stockmans (“… Albert Pietersz van Wieringen ende Anna Jans huijsvr. de grootvaeder ende grootmoeder van de gedachte Maria Stockmans”). (Willige decreten nr. 37, fol. 116). Albert Pietersz van Wieringen kocht het huis voor 1610. (S.A.C. Dudok van Heel, ‘‘Het Embder ofte Condees Hoeckgen’ in het kohier van 1585. De familie Hooft aan de Nieuwendijk’, in: Jaarboek van het Genootschap Amstelodamum 73 (1981), p. 44-45).
Jan, ged. Amsterdam (Oude Kerk) 6-2-1614 (dg.: Albert Pietersz), overl. ….. Anna, ged. Amsterdam (Nieuwe Kerk) 17-5-1615 (dg.: Susanna Stocmans), overl. ….. Annetje, ged. Amsterdam (Oude Kerk) 13-10-1616 (dg.: Lijntje Stockmans), overl. ….. Jan, ged. Amsterdam (Nieuwe Kerk) 3-7-1618 (dg.: Peter Alberts), overl. ….. kind van Hans Stockman, begr. Amsterdam (Nieuwe en Engelse Kerk) 23-6-1616 (“kint onder den arm”). ? kind van Hans Stockman, begr. Amsterdam (Nieuwe en Engelse Kerk) 31-12-1618 (“kindt onder den Arm”). Pieter Albertsz van Wieringen, geb. ….., huistimmergezel (1617), huistimmerman, woonde in de Jonkerstraat (1617), overl. ….. tussen 12-1624 en 8-1626, ondertr/tr. Amsterdam (pui)/Haarlem 11/..-11-1617 Anneke Henrix (Hendricx, Heijndrix), geb. Haarlem ….., woonde te Haarlem (1617), overl. ….., wed. van Jasper Jasparsz., zij ondertr/tr. (2) Amsterdam (Stadhuis) 8/23-8-1626 Jelle Wouters, wedr. b. c. d. e. ?
2.
Hij was enige malen borg voor zijn vader bij transport van onroerend goed. Zij woonde te Amsterdam, in de Brouwersstraat (1626). Zij kon niet schrijven.
14
Schiedam
Utrecht
15
Vijf ondertekenaars Van Wieringen van de petitie aan de Eerste Nationale Vergadering (1798): Maarten van Wieringen Cz (Schiedam) Maarte van Wieringen (Schiedam) Cornelis van Wieringe (Utrecht) Hend. van Wieringen (Utrecht) Willem van Wieringen (Botshol Waveren Wilnis)
De omwenteling in Schiedam
16
Nieuwe Nederlandsche jaarboeken, of Vervolg der merkwaardigste geschiedenissen, die voorgevallen zyn in de Zeven Provincien [...]. Dertigste deel. MDCCXCV
Aanvulling Wyerings Erfgoet, pag. 37-38. Pieter van Wieringen (1691). (NA Leiden, nots. Paulus van Crombrugge, invnr. 1626, fol. 078)
Van Wieringen: een rijke historie http://www.hierinderegio.nl/artikel/single_entry/van_wieringen_een_rijke_historie
23 november 2011 HOOGMADE
- Wie kent ‘m niet: de prachtige boerenhofstede ‘van Van Wieringen’ aan de Does in Hoogmade? Hoewel nu in handen buiten de familie- tak, kleeft aan de boerderij letterlijk een rijke familiegeschiedenis.
Wilco van Wieringen's Museum Blog Ik loop stage bij Het Scheepvaartmuseum en via deze blog houd ik jullie op de hoogte van wat ik allemaal meemaak. Posted by: Wilco van Wieringen | September 26, 2011 Kan nog steeds niet geloven dat ze me niet hebben uitgenodigd voor de opening, alleen maar omdat ik die grap heb uitgehaald op http://www.hetscheepvaartmuseum.nl/. Beetje kinderachtig…
17
http://www.n8.nl/blog/wie-is-wilco-van-wieringen
Amsterdamse courant 9-11-1771
Rotterdamse Courant 23-6-1796
18
Rotterdamse courant 13-10-1795
Amsterdamsche Courant 11-12-1787
Het nieuws van den dag : kleine courant 9-8-1886
Het nieuws van den dag : kleine courant 27-10-1884
Adriaan Cornelis van Wieringen, pag. 565-566
Het nieuws van den dag : kleine courant 23-6-1898
19
Cornelis van Wieringen en Raampje Spruijt Van Wieringen in Rijnland, pag. 575-576.
De Rijnbode, 4/2/1883; p. 3/4
20
Heats Day 3 Knutsen & Van Wieringen lead the Team SA charge at ISA World Masters Surfing Championships in El Salvador
Gary van Wieringen (Warner Beach) used manoeuvres like this to win his Round 2 heat in the Men’s Masters division of the ISA World Masters Surfing
Championships at Punta Roca in El Salvador yesterday. Photo: ISA/Watts El Salvador ISA World Masters Surfing Championships Punta Roca, La Libertad, El Salvador October 16 to 23, 2011 Knutsen & Van Wieringen lead the Team SA charge at ISA World Masters Surfing Championships in El Salvador Chris Knutsen and Gary van Wieringen led Team South Africa’s charge for higher honours at the 2011 El Salvador ISA World Masters Surfing Championships as Day 2 saw 24 heats of high performance surfing held in heavy rain but better linedup 1.0 to 1.5 metre waves that gave some glimpses of the potential of the Punta Roca surf break hosting the event. All 124 of the competitors in the event have now completed at least one heat and just 40 remain in the qualifying stream of the five divisions with each of the 21 nations having team members in the sudden-death repecharge rounds of the double elimination format. Van Wieringen, who placed second in his Round 1 heat yesterday, upped his performance in Round 2 of the Men’s Masters (O/35) division. The surfer from Warner Beach posted a heat tally of 11.83, the seventh best of the division to date, and defeated Day 1 standout Magnum Martinez (VEN) as the pair advanced to the last eight in the qualifying stream. The El Salvador ISA World Masters Surfing Championships runs until Sunday and all the action from the event, including live webcasts, daily videos, photos and contest news in both English and Spanish, can be found at www.elsalvadorisawmsc.com.
Aanvulling Van Wieringen in Rijnland, pag. 452. 21
Van de volgende artikelen zijn pdf’s beschikbaar.
Van de volgende artikelen zijn pdf’s beschikbaar. Als je voor een of meer van deze artikelen belangstelling hebt geef dat dan even door dan wordt de pdf van het artikel aan je gemaild. 1. 2.
P.L. Koppen (1995). Een ontmoeting van voorouders aan een vorstelijk sterfbed. In: Gens Nostra 50, pp. 76-80. P. Hoeksel (2000). Van Wieringen Junior, Boek en Kantoor b.v. 1892-1994 deel 1 en deel 2. In: De Viersprong: Orgaan van de Historische Vereniging Alphen aan den Rijn, 17, nr. 62, pp. 1-6 en nr. 63, pp. 29-36. 3. Fons van Wieringen (2006). Jan van Wieringhen (1715-1765), burgemeester van Wijk bij Duurstede. ‘Ik heb U al besorgt ter plaatse daar gij weesen moet’. In: Het Kromme-Rijngebied. Tijdschrift van de Historische Kring ‘Tussen Rijn en Lek’ 40, nr. 1/2, pp. 6-27. 4. E.J. Wolleswinkel (2006). De dagboeken van de genealoog Pieter van Brederode van Wieringen (1631-1697). In: De Nederlandsche Leeuw 123 (2006), k. 339-344. 5. Fons van Wieringen (2006). Een groepsportret uit 1614: het Nieuwkoops ‘Accordt. In: Rondom Niewecoop 16, pp. 3844. http://www.vanwieringen.com/genea/Rondom%20Nieuwkoop.pdf 6. Fons van Wieringen (2006/7). Een heerehuijsinge en plaisierplaats vanouds genaamt Wildervelt. Wildervelt: huis en eigenaren 1700-1900. In: Tijdschrift van de Historische Vereniging Vleuten, De Meern, Haarzuilens 26, nr.3, pp. 105107, nr.4, pp. 139-140 en 27 nr.1, pp. 10-11. 7. Fons van Wieringen (2007). Drie schouten en twee secretarissen van Harmelen (1650-1700). In: Heemtijdinghen 43, nr. 3, pp. 53-66. 8. Marry Remery-Voskuil (2007). Gerard van Wieringhen Borski (1800-1869) Rector van de Latijnse School en schoolopziener in Delft. In: Delfia Batavorum. Zestiende Jaarboek 2006. Delft: Historische Vereniging Delfia Batavorum. pp.79-94. 9. P.D. Meijer (2007). Willem van Wieringen, Rozetta van Hes en hun nakomelingen. In: Misjpoge 20 (2007) nr. 2, pp. 4553. 10. P.D. Meijer en A.M.L. van Wieringen (2008). Jan van Wieringen, een 17de eeuwse genealoog en heraldicus, en zijn familie. In: Gens Nostra 63, nr. 10, pp. 621-635 en nr. 11, pp. 746-760. 11. Fons van Wieringen (2010). Anthoni Pietersz van Wieringen, schout te Waverveen (1637-1649): gereformeerd of remonstrants? In: De Proosdijkoerier 26, juni 2010, pp. 46-49 en 27, maart 2011, pp. 19-21.
Inhoudsopgave van voorgaande Nieuwsbrieven ( 4 x per jaar) en Bijlagen Nieuwsbrief 1 (Juni/Juli 2008) Correcties op enkele generatienummering in Van Wieringen in Rijnland. Aanvulling Oudste generatie Dirck Heijnricxzoen (1549: Joachim Dircxs en Heyndrick Dircxsz zijn bewezen broers, pag. 243 en pag. 249). Aanvulling met foto’s van tak van Jan Gerrit van Wieringe incl. notaris Jacob Willem van Wieringen te Amerongen (Van Wieringen in Rijnland, pag. 499-501). Wapen van Jan van Wieringen, ontfanger; wapen (zegelafdruk) van Adriaen van Wieringhen, schout van Harmelen (1674). Nieuwsbrief 2 (September/Oktober 2008) Aanvulling 17de eeuwse boerderij Hoogmade (Wyerings Erfgoet, pag. 196-197). Foto toegangshek Hofstede/Buitenplaats Otterspoor (Maarssen). Verpachting impost wijn en bier (Adriaen van Wieringhen, schout van Harmelen). Foto Eerste Steen gelegd door Marrteje van Wieringen, 28 juni 1856 (De Hoef/Kromme Mijdrecht). Email correspondentie Jan van Wieringen en Francis van Weiringen (Malaysian Dutch Descendants Project).
Nieuwsbrief 3 (December 2008) Aanvulling Pieter Willemsz van Wieringen, Wyerings Erfgoet, pag. 27-28. Prentbriefkaarten van Apeldoorn uitgegeven door Antoine François van Wieringen (1858-1916). Afbeelding van de hengst Derenus van Dirk van Wieringen te Abbenes. Wapens van Pieter Albertsz van Wieringen en Mattheus van Wieringen. Emailcorrespodentie over herontdekte grafzerken Oudezijds Kapel, de grafzerken van de betrokken Van Wieringens (1664, 1719, 1722) bleken helaas in 1908 verwijderd. Grafzerk en (alliantie)wapenafbeelding in de NH kerk te Nieuwkoop van Dirck Willemsz Fent van Pijlen gehuwd met Maritge Pieters van Wieringen: drie pijlen boven elkaar geplaatst en drie leeuwen (1 en 2 ipv 2 en 1) met een dwarsbalk. Nieuwsbrief 4 (Maart 2009) 22
Foto’s begraafplaats Evangelische Broedergemeente te Zeist: Jan van Wieringen, en Maria van Wieringen (overl. 1833). Aanvulling Cornelis Martinus van Wieringen, sergeant-majoor op het in 1837 vastgelopen Stoomschip Willem I op het koraalrif Lucipara in de buurt van Amboina en zijn nakomelingen. Foto’s Notarishuis, Herenstraat te Voorburg, notaris Alexis van Wieringen (1890-1978). Foto’s boerderij Bleekerskade te Nieuwer-Amstel van Dirk Cornelis van Wieringen (1909-2003). Herkomst familienaam Van Wieringen: kolonisten vanaf het eiland Wieringen in het kader van de Grote Ontginning van het veengebied Holland-Utrecht in de (late) middeleeuwen. Anthonis Pietersz van Wieringen, schout te Waverveen. Nieuwkoopse Van Wieringen remonstranten 17de eeuw (vervolging remonstranten), onder meer Cornelis Pietersz van Wieringen. Wapens van Hillegontien van Wieringen (1650-1736) en Engeltje van Wieringen (1644-1708). Wapenreeks Van Santen, uitmondend in huwelijk Van Wieringen-Meerman. Nieuwsbrief 5 (Juni 2009) Grafzerk Teunis Pietersz van Wieringen (ca 1603-1637) NH Kerk Rijnsaterwoude. Signalering boek over Theo van Wieringen (1927-). Menu bruilofsdiner 1864. Aanvulling met foto’s tak Sijmen van Wieringen (Van Wieringen in Rijnland, pag. 624-625). Drukkerij S.C. van Wieringen te Alphen aan den Rijn. Prentbriefkaarten uitgegeven door Uitgever S.C. van Wieringen. Koninklijke onderscheidingen Van Wieringen, periode 2007-2009. Abraham van Wieringen, schoolmeester te Amstelveen, transportacte huis met erf, belend ten noorden Herberg De Pauw (1779). Anthoni Pietersz van Wieringen, schout te Waverveen (1637-1649). Wapenreeks Van der Dussen, uitmondend in huwelijk Meerman-van Wieringen. Bijlage 1 Jan van Wieringen (1752- 1813) in de Bataafs-Franse Tijd te Waverveen. Nieuwsbrief 6 (September 2009) Foto’s Pieter van Wieringen (1864-1958) en Cornelia Kraak (1865-1957) en nakomelingen. Don van Wieringen, architect te Seattle. Jacob van Wieringen (1875-1966), veerpachter Zuid-en Noord-Beveland. Vijftiende eeuwse Van Wieringens (o.m. Alardus de Wyringia filius Andree). Wapen Van Wieringen met de achtpuntige zilveren ster (Den Haag, Amsterdam).
Nieuwsbrief 7 (December 2009) In memoriam Jan van Wieringen (1952-2009). Foto’s Gerrit van Wieringen (1881-1913) en nakomelingen (Van Wieringen in Rijnland, pag. 360-361). Foto’s Hermina van Wieringen (1918-), Van Wieringen in Rijnland, pag. 625. Signalering boek van Willien van Wieringen, Wyerings Erfgoet, pag. 193. Reka van Wieringen (1931 Oak Harbor High School). Reinier van Wieringen, leraar KMA. Bijlage 2 Overzicht tak Volck Joachimsz (met nieuwe gegevens uit RA Nieuwkoop). Bijlage 3 Anthoni Pietersz van Wieringen, schout te Waverveen en remonstrant in Nieuwkoop. Nieuwsbrief 8 (Maart 2010) Aanvulling Martinus van Wieringen (1858-1946) en nakomelingen ((Van Wieringen in Rijnland, pag. 530). Overlijden Bertha Boelhouwer-van Wieringen (1942-2009). Aanvulling Maarten Jacob van Wieringen (1848-) en Jenneken Los (1947-) en nakomelingen (Van Wieringen in Rijnland, pag. 393). Aanvulling zaak tegen Jan van Wieringhen, burgemeester van Wijk bij Duurstede. Informatie huwlijk en boekhandel Antoine François van Wieringen te Apeldoorn. Wie voerden nog meer wapen met drie rode leeuwen op goud? Bijlage 4 Haagse Van Wieringens (16de eeuw). Nieuwsbrief 9 (Juni 2010) Overlijden prof. dr. (J.C.) Hans van Wieringen, kinderarts. Foto’s Hendrik van Wieringen (1855-1937) en Johanna Hoorman (1857-1934) en nakomelingen (Van Wieringen in Rijnland, pag. 109-112). Foto’s Bastiaan van Wieringen (1892-1989) en Margaretha Verschoor (1894-1984) en nakomelingen (Van Wieringen in 23
Rijnland, pag. 393). Foto Jan Van Wieringen (1921-), verslaggever. Foto Dirk van Wieringen (1835-1905). Wapen Van Wieringen in Wapenboek van Pieter van Brederode. Bijlage 5 De grutmolen van Zwammerdam. Bregje van Wieringen contra Cornelis baron van Aerssen. Bijlage 6 Buurman Van Wieringen. Nieuwsbrief 10 (September 2010) Familie-advertenties uit kranten.kb.nl Foto’s Tjeerd van Wieringen (1926-2010) en Gijsberta van der Ham (1932-). Martinus Cornelis van Wieringen (Nederlandsch-Indië 1892), vervallenverklaring miliaire stand (1927). Gijsbert van Wieringen op schilderij (schuttersstuk) van Joachim von Sandrart (1638). Vader (Abraham van Wieringen) en drie zonen naar Batavia met VOC schip de Java (1784). De zeeschilder Cornelis Claesz van Wieringen (1580-1633). Bijlage 7 Aanvulling nakomelingen van Gijsbert Claesz van Wieringen, schepen van Nieuwkoop (1642). Gijsbert Cornelisse van Wieringen, van Nieucoop, matroos (VOC), Credit. 19 October 1712 Cr de Ed. Compagnie f 90:- over negen maand gagie a f 10 s’maands verdient zedert den 20 Januarij jongst, dat uijt Texel gezeijlt sijn, tot heden, dat op Bataviaas rhee (gode loff) sijn gearriveert … 19 December 1715 … van de Heer van Gerwen betaelt aan Cornelis, Harmen, en Albert Cornelisse van Wieringen. Sijne naegelaetene broeders en eenige erffgenamen ab in testato onder borgtogt van Hendrik Cramer die aenneemt de Compagnie wegens deze betaelinge te indemneeren … (Van Wieringen in Rijnland, pag. 594-595).
Nieuwsbrief 11 (December 2010) Jan Abrahamsz Beerstraten (1622-1666). Schilder van Aarlanderveen en Nieuwkoop. De scheepswerven van Cornelis en Maarten van Wieringen in Delfshaven en Schiedam (Van Wieringen in Rijnland, pag.66 e.v.). Amsterdam Paspoortaanvragen 1940-1945 (Aanvulling Van Wieringen in Rijnland, o.m. pag. 134). Foto’s kinderen Jacob van Wieringen (1899-1988) en Anneke Vreeken (1900-1987) (Van Wieringen in Rijnland, pag. 431-433).
Nieuwsbrief 12 (Maart 2011) Beeldende Kunstenaars Van Wieringen (Aloys van Wieringen, Ian Pieter van Wieringen, Laurens van Wieringen, Wim de Mooij van Wieringen, Trudy van Wieringen-Roetman, Els van Wieringen-Schouten). http://www.rkd.nl/rkddb/(ksje1gncylcac045b35b5p45)/brief.aspx Jan van Wieringen, hogeschooldocent en genealoog, In Memoriam (Aanvulling Van Wieringen in Rijnland, pag. 573). Leerlingen Van Wieringen op de Kweekschool voor de Zeevaart (Stadsarchief Amsterdam). Foto’s Bastiaan van Wieringen (1873-1946) en Grietje van Dorp (1878-1950) (Aanvulling Van Wieringen in Rijnland, pag. 397 e.v.). Bijlage 8 Pikeur Roelof van Wieringen (1888-1977). Bijlage 9 Gijsbert Klaasz van Wieringen (1729-1804), schoolmeester en koster te Diemen. Bijlage 10 Wapenboek Suijderhoef van Jan van Wieringen Gijsbertsz. Nieuwsbrief 13 (Juni 2011) Inhoudsopgave Nieuwsbrieven 1 t/m 13. Koninklijke onderscheidingen (overzicht). Handtekeningen Willem Pietersz van Wieringen en Cornelis Pietersz van Wieringen (1638). Veldtochten Napoléon: drie vermisten. Vijf dragers Metalen Kruis Tiendaagse Veldtocht (1830-1831). Uitvoerende kunstenaars Van Wieringen (Myrthe van Wieringen, Hannah van Wieringen, Jan van Wieringen, Annelies van Wieringen, Stefan van Wieringen). Twee brieven (van resp. Geertruijd en Jan van Wieringen) aan Anthonie Heinsius, Raadpensionaris van Holland. Nieuwsbrief 14 (September 2011) Overlijden Theodorus Johannes van Wieringen (1927-2011). Verwantschap Van Wieringen – Heinsius. Bezwaar van Gerard van Wieringhen tegen onttrekking van middelen aan het comptoir van de impost op het gemaal en het bier 24
(1786). Vermelding Hendrik van Wieringen in Naamboek, van de wel-edele heeren der hooge Indiasche regeering, zoo tot, als buiten, Batavia. Schilderij en tekening op Marktplaats: F. P. van Wieringen Bloemstilleven (45 x 55 cm, 1937) en H.D. van Wieringen tekening/ets De verwoeste stad (5 december 1956). Tekeningen van Aarlanderveen en Schiedam uit de collectie Atlas Schoemaker (KB). Toevoeging beeldende kunstenaars Van Wieringen (Marije van Wieringen). Foto’s Lena Cornelia van Wieringen (1886-1946) en Henricus Johannes Vesseur (1885-1961). Predikanten en priesters Van Wieringen. Verliezen in Woerden ten gevolge van de Franse vewoestingen (opgemaakt 1674). Schuldbekentenis aan Geertruid van Wieringen 1665-1748). Een excess begaan bij Franchois van Wieringen (1598). Bijlage 11 De verbanning van Dirk van der Reijden, geadopteerde zoon van Johanna van Wieringen en Huijbert Timmers. Bijlage 12 Albert Cornelis Jongechgen e.v. Bijlage 13 Secretarissen rond Nieuwkoop.
Nieuwsbrief 15 (December 2011) Nationaal Archief: Japanse Interneringskaarten. Kampervaringen. Officieren Nederlands en Nederlands-Indisch leger. … daer het Eijlant van Wieringen in de gevel staet … Algemeen politieblad. Oude familieadvertenties. Naamlyst der geenen welke hunne hoop en verwagting, dat eene constitutie op gronden van een- en ondeelbaarheid gebouwd, aan het Bataafsche volk zal aangeboden worden (1798). De omwenteling in Schiedam 1795. Wilco van Wieringen en Nationaal Scheepvaart Museum. Knutsen & (Gary David) Van Wieringen lead the Team SA charge at ISA World Masters Surfing Championships in El Salvador. Bijlage 14 Van Wieringen te Alkmaar (Graft, De Rijp). Gerrit Jansz van Wieringen, Barentje Jans en hun nakomelingen.
25
26
27