Nieuwsbrief BDO Atrio AuditorsAccountantsAdvisors
December 2005 Jaargang 16 1 Opening van een zevende kantoor voor BDO Atrio in Waver 1 Forfaitair belastbaar minimum voor nalatige belastingplichtigen (Belgische ondernemingen en Belgische of buitenlandse vrije beroepers) 2 Meerwaarden bij vervreemding van bedrijfsvoertuigen 3 Ook de intracommunautaire opgaven kunnen voortaan elektronisch worden ingediend 5 Bestuur, management en BTW 6 Wetenschappelijk onderzoek in de privé-sector en bedrijfsvoorheffing 7 Vermindering van de fiscale lasten op overwerk en ploegendiensten of nachtwerk 9 Invoering van Code Buysse voor niet-beursgenoteerde vennootschappen 9 IFRS nu ook in een wettelijk kader voor niet-beursgenoteerde vennootschappen 11 Centre of Competence Family Office
diensten die BDO Atrio aanbiedt, ambieert Wavre een verdere groei van 12 naar 25 medewerkers. Cliënten die internationaal groeien kunnen nu het netwerk van BDO in de hele wereld benutten. Ook ons kantoor in Namen kent een belangrijke groei. Dit kantoor blijft zich richten op de provincies Namen, Henegouwen en Luxemburg en beoogt op korte termijn een toename van 12 naar 30 medewerkers. Deze groei wordt geheel weerspiegeld in de verhuis binnenkort naar een nieuw gebouw van 900 vierkante meter in de technologische bedrijvenzone Crealis in Namen.
Opening van een zevende kantoor voor BDO Atrio in Waver BDO Atrio heeft het Waals-Brabantse accountantskantoor Secofiscal in Waver overgenomen. Secofiscal wordt de zevende vestiging van BDO Atrio in ons land en bewerkt vanaf 1 januari 2006 als BDO Wavre de Waals-Brabantse markt.
Secofiscal levert accountantswerk en fiscaal-juridisch advies maar geen auditwerk. De overname van Secofiscal zal in het nieuwe boekjaar alleszins voor autonome groei zorgen. Het kantoor dat in 1986 in Oudergem werd opgericht door Luc Janssen en Didier Muller, zal dit boekjaar, dat op 31 december eindigt, een omzet van 1 miljoen EUR halen met 12 medewerkers, onder wie de bestuurders Luc Janssen en Didier Muller. Na de verhuis in 1998 naar Waver, strategisch dicht bij de bedrijvenzones van Louvain-la-Neuve en Wavre Nord, is het cliënteel gelijkmatig verdeeld tussen Brusselse en Waals-Brabantse bedrijven. Veel bedrijfsleiders wonen in Waals-Brabant wat een mobiliteitsvoordeel oplevert als zij hun accountant willen zien. Dankzij de bijkomende
Forfaitair belastbaar minimum voor nalatige belastingplichtigen (Belgische ondernemingen en Belgische of buitenlandse vrije beroepers) Belgische ondernemingen (natuurlijke personen en rechtspersonen) en Belgische of buitenlandse beoefenaars van vrije beroepen die hun aangifte in de inkomstenbelasting niet of laattijdig (bij administratieve tolerantie zeer laattijdig) indienen, zijn vanaf aanslagjaar 2005 van ambtswege belastbaar op een forfaitaire belastbare grondslag van minstens 9.500 EUR. Dit blijkt uit een Koninklijk Besluit van 2 september 2005 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 21 september 2005.
Krachtens artikel 342 § 2 van het WIB1992 beschikt de Belgische belastingadministratie over de mogelijkheid
Nieuwsbrief December 2005
1
om buitenlandse ondernemingen die in België werkzaam zijn te belasten op een forfaitaire minimumwinst. Artikel 182 KB/WIB1992 legt per sector op forfaitaire wijze de minimumwinsten vast van buitenlandse firma’s die geen bewijskrachtige gegevens voorleggen om hun in België belastbare winst te bepalen. Het betreft naar sector gedifferentieerde minima zoals een belasting op “zoveel EUR per personeelslid” of “per 25 EUR omzet”, met een jaarlijks absoluut minimum van 9.500 EUR. Om de Belgische ondernemingen en beoefenaars van een vrij beroep aan te sporen om tijdig een aangifte in te dienen, heeft de Programmawet van 11 juli 2005 (B.S., 12 juli 2005, 2de editie) deze maatregel uitgebreid tot alle Belgische ondernemingen (natuurlijke personen en rechtspersonen) en beoefenaars van een vrij beroep, zowel Belgische als buitenlandse, die geen fiscale aangifte in de inkomstenbelasting indienen of die een dergelijke aangifte indienen buiten de wettelijk voorziene termijn. Vanaf aanslagjaar 2005 kan de fiscale administratie de minimum belastbare winst van een Belgische onderneming (natuurlijke persoon of rechtspersoon) vaststellen op basis van de belastbare minima zoals vastgesteld in het Koninklijk Besluit van 2 september 2005 tot wijziging van artikel 182 KB/WIB1992.
2
De forfaitaire absolute minimumwinst wordt in het algemeen vastgelegd op een bedrag van 9.500 EUR onafhankelijk van de sector waarin de belastingplichtige werkzaam is en ongeacht het aantal tewerkgestelde personeelsleden. De naar sector gedifferentieerde belastbare minima alleen van toepassing op ondernemingen, niet beoefenaars van een vrij beroep. Voor beoefenaars een vrij beroep geldt alleen het forfaitair minimum 9.500 EUR.
zijn op van van
Om geen retroactiviteit te doen ontstaan preciseert de Programmawet dat de belastbare minima slechts van toepassing zijn bij niet-aangifte of bij een laattijdige overlegging van de aangifte na de tiende dag volgend op de bekendmaking van de wet in het Belgisch Staatsblad (dus na 22 juli 2005). In concreto geldt de nieuwe maatregel dus voor alle ondernemingen van natuurlijke personen en beoefenaars van vrije beroepen die hun aangifte in de personenbelasting moeten indienen tegen 31 augustus 2005 (of tegen uiterlijk 31 oktober 2005 in geval van indiening via tax-on-web door een geregistreerd mandataris) én voor alle aangiften in de vennootschapsbelasting die uiterlijk op 30 september 2005 moeten zijn ingediend (of uiterlijk op 31 oktober 2005 in geval van elektronische aangifte via de applicatie VENSOC). Volgens het advies van de Raad van State is de nieuwe wet in strijd met de basisregels over de bescherming van de belastingplichtige tegen willekeur en staat hij niet in verhouding tot het nagestreefde doel (namelijk te vermijden dat de administratie bij gebrek aan aangifte een niet-gemotiveerde aanslag van ambtswege vestigt). De regering heeft deze kritiek weggewuifd door erop te
wijzen dat de maatregel kadert in de procedure van de aanslag van ambtswege. Daarbij behoudt de belastingplichtige het recht om het bewijs te leveren van het juiste cijfer van zijn belastbaar inkomen. Naar verluidt zou de administratie niet van plan zijn deze nieuwe maatregel van forfaitaire aanslag toe te passen als de aangifte slechts één of twee dagen te laat wordt ingediend. Alleen als de belastingplichtige zijn aangifte niet of zeer laattijdig heeft ingediend, zonder uitstel te hebben gevraagd en zonder zijn goede trouw te kunnen bewijzen, zou de forfaitaire aanslag worden toegepast.
Meerwaarden bij vervreemding van bedrijfsvoertuigen De vrijstelling van meerwaarden bij vervreemding van bedrijfsvoertuigen bestaat sinds 2000 maar pas op 23 augustus 2005 verscheen een circulaire met toelichting op de gehele regeling. Hierna brengen we nog eens de toepassing van de wet in herinnering en gaan we verder in op de circulaire.
■ DRAAGWIJDTE Artikel 44bis WIB1992 verleent een volledige vrijstelling voor meerwaarden verwezenlijkt bij de vervreemding van bedrijfsvoertuigen wanneer een bedrag gelijk aan de schadevergoeding of de verkoopwaarde wordt herbelegd in ecologische bedrijfsvoertuigen. Deze maatregel is van toepassing op meerwaarden verwezenlijkt vanaf 1 januari 2000 en op voorwaarde dat ze betrekking hebben op een belastbaar tijdperk dat ten vroegste aan aanslagjaar 2001 verbonden is.
■ ”BEDRIJFSVOERTUIGEN” De in aanmerking komende bedrijfsvoertuigen zijn: • voertuigen aangewend voor bezoldigd personenvervoer, met name autobussen, autocars en de autovoertuigen die uitsluitend worden aangewend hetzij tot een taxidienst, hetzij tot verhuring met bestuurder. Voor de invulling van het begrip autovoertuigen verwijst de circulaire naar de voertuigen die vrijgesteld zijn van verkeersbelasting omdat zij uitsluitend worden gebruikt voor taxidiensten en/of verhuring met bestuurder. • voertuigen aangewend voor goederenvervoer, met name trekkers, vrachtwagens, aanhangwagens en opleggers. Vereist is – op basis van de circulaire – dat deze in die hoedanigheid werden ingeschreven bij de Directie voor de Inschrijving van de Voertuigen.
Nieuwsbrief December 2005
■ IN AANMERKING KOMENDE MEERWAARDEN
• één jaar na het verstrijken van het belastbare tijdperk waarin de schadeloosstelling is ontvangen voor gedwongen verwezenlijkte meerwaarden;
Zowel gedwongen, als vrijwillig verwezenlijkte meerwaarden op bedrijfsvoertuigen komen in aanmerking. In tegenstelling tot gedwongen verwezenlijkte meerwaarden, worden vrijwillig verwezenlijkte meerwaarden alleen vrijgesteld op voorwaarde dat de bedrijfsvoertuigen meer dan drie jaar vóór de vervreemding de aard van vaste activa hadden. Het begrip “vaste activa” moet in zijn boekhoudrechtelijke betekenis worden opgevat, waardoor in principe activa in leasing ook worden beoogd. Een belastingplichtige die na beëindiging van een leasingovereenkomst, een voertuig aankoopt en daarna vervreemdt, mag de leasingperiode mee in aanmerking nemen om te bepalen of het voertuig meer dan drie jaar vóór de vervreemding de aard van vast actief had. In verband met deze bijkomende voorwaarde voor vrijwillig verwezenlijkte meerwaarden, stelt de circulaire dat vereist is dat het voertuig sinds meer dan drie jaar voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid van de belastingplichtige gebruikt moet zijn. De circulaire verwijst hiervoor naar de voorwaarden voor de toepassing van het stelsel van de gespreide taxatie van vrijwillig verwezenlijkte meerwaarden.
• twee jaar vanaf de eerste dag van het kalenderjaar waarin de meerwaarde vrijwillig werd verwezenlijkt. Bovendien geldt de stopzetting van de beroepswerkzaamheid als uiterste datum voor de herbelegging. Indien meerdere bedrijfsvoertuigen worden vervreemd, volstaat het dat de totale verkoopprijs van de vervreemde voertuigen wederbelegd wordt in één of meerdere ecologische bedrijfsvoertuigen. De herbeleggingstermijn voor elk van die meerwaarden moet wel afzonderlijk worden nageleefd.
■ GEEN MINIMUM HOUDTERMIJN De als herbelegging aangeschafte voertuigen moeten niet gedurende een bepaalde minimumtermijn worden aangehouden. Dit wordt bevestigd door de circulaire. Bij vervreemding ervan kan eventueel opnieuw toepassing worden gemaakt van de vrijstelling voor meerwaarden op bedrijfsvoertuigen.
■ ONAANTASTBAARHEIDSVOORWAARDE In de vennootschapsbelasting geldt voorts dat de vrijstelling slechts wordt toegestaan mits voldaan is aan de onaantastbaarheidsvoorwaarde. Dit houdt in dat de vrijgestelde meerwaarde op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief moet geboekt zijn en blijven en dat de meerwaarde niet tot grondslag mag dienen voor de berekening van de jaarlijkse dotatie van de wettelijke reserve of van enige beloning of toekenning.
■ HERBELEGGING IN ECOLOGISCH VOERTUIG
3
Ook de intracommunautaire opgaven kunnen voortaan elektronisch worden ingediend Sinds september 2005 is het nu ook mogelijk om de kwartaal- of jaaropgave van de vrijgestelde intracommunautaire leveringen van goederen elektronisch in te dienen, de zogenaamde “VAT INTRA”aangifte.
Hierbij werkt men naar analogie met de mogelijkheden die reeds bestonden in het kader van de elektronische indiening van BTW-aangiften middels het EDIVAT-systeem.
Men kan alleen genieten van de vrijstelling als men het bedrag gelijk aan de verkregen schadevergoeding of verkoopwaarde herbelegt in gelijkaardige voertuigen die aan bepaalde ecologische normen voldoen en in België voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt. Als geldige wederbelegging komen volgens de circulaire alleen in eigendom verworven bedrijfsvoertuigen in aanmerking. De Administratie benadrukt in die zin ook de uitsluiting van in leasing verkregen voertuigen. Artikel 20§1,3° KB/WIB1992 bepaalt de ecologische normen waaraan de bedrijfsvoertuigen moeten beantwoorden. Voorts moet de herbelegging gebeuren binnen een termijn van:
De aangiften kunnen dus enkel worden ingediend via een beveiligd netwerk (een X-400 netwerk) en dit door middel van berichten in het “XML-formaat” (zijnde een internationale standaard voor elektronische gegevensuitwisseling). Daarbij wordt de toegang tot dit netwerk beschermd via een unieke toegangsnaam en -code. Daar dit een EDI-oplossing is, vergt de implementatie ervan een zekere investering, die zich eigenlijk maar echt terugbetaalt wanneer er een relatief hoog aantal aangiften dienen te worden verstuurd. Het nieuwe systeem richt zich om die reden dan ook voornamelijk tot accountants, boekhouders en belastingconsulenten die een groot aantal aangiften dienen in te dienen.
Nieuwsbrief December 2005
■ TOEGANG TOT HET SYSTEEM Vooraleer men gebruik kan gaan maken van het systeem dient men zich eerst kandidaat te stellen bij de BTWAdministratie, waarna een verplichte testperiode zal dienen te worden doorlopen. Tijdens deze periode zullen een aantal aangiften bij wijze van test elektronisch worden verstuurd, waardoor de eigenlijke aangiften dus nog steeds via de normale weg (op papier of via diskette) moeten worden ingediend. Na deze testfase, die men zo kort mogelijk wenst te houden (maximaal 3 maanden), zal een protocolakkoord met de BTW-Administratie worden afgesloten, waarin de nodige garanties worden opgenomen inzake de identificatie van de verzender, de integriteit van de inhoud en de authenticiteit van de herkomst, alsmede inzake de niet-afwijzing van de oorsprong en ontvangst van elk verzonden en ontvangen elektronisch bericht. Daar er een testperiode is ingebouwd, een protocol wordt afgesloten en via een beveiligd netwerk wordt gewerkt is er geen bijkomende beveiliging meer nodig middels bijvoorbeeld een elektronische handtekening.
4
Bij de inhoudelijke controle zal worden nagegaan of er fouten zijn geslopen in de individuele lijnen van elke aangifte. Bij problemen in dit verband zal in het ontvangstbericht enkel een controlegetal zijn opgenomen dat afwijkt van hetgeen door de indiener zelf werd bepaald. In dit geval zal de opgave waarin de fout werd vastgesteld slechts opnieuw kunnen worden ingediend nadat de Administratie op de hoogte werd gebracht van dit verschil en dit dient te gebeuren binnen de twee werkdagen volgend op de ontvangst van de ontvangstmelding.
■ ARCHIVERING Beide betrokken partijen zullen de verzonden/ontvangen berichten dienen te bewaren gedurende de standaardtermijn van 10 jaar. Daarbij moet de verzender elk bericht opslaan in het formaat dat binnen zijn organisatie gebruikelijk is (dus vóór vertaling naar het XML-formaat). Daarnaast dient ook elk bericht in het XML-formaat te worden bewaard. Tot slot dient ook elk ontvangen bericht in de vorm van ontvangst te worden bewaard alsmede in het vertaalde formaat.
Evenmin dient het lokale controlekantoor op de hoogte te worden gebracht daar dit automatisch zal gebeuren via het centrale beheerssysteem.
De berichten mogen daarbij enkel opgeslagen worden op een CD van het type WORM (“write once, read many”) en dienen in een leesbare vorm op papier te kunnen worden voorgelegd indien gevraagd.
■ WERKING
■ PAPIER/DISKETTE
Concreet zullen er bij de indiening van de elektronische opgave twee berichten worden uitgewisseld.
Wanneer men geen gebruik wenst te maken van dit elektronische systeem zal men de intracommunautaire aangifte uiteraard moeten/mogen blijven indienen via de papieren weg of op diskette.
Enerzijds stuurt de belastingplichtige (of zijn lasthebber) een bericht in het XML-formaat aan de hand waarvan de aangiften worden ingediend. Het bericht wordt verstuurd naar een mailbox van de FOD Financiën en zal naar aanleiding daarvan een elektronische datumstempel krijgen. Het is deze datum die zal bepalen wanneer de aangifte werd ingediend en of deze binnen de wettelijke termijnen viel (i.e. 20ste van de maand volgend op het einde van het kalenderkwartaal voor de kwartaalopgaven). Anderzijds wordt door de FOD Financiën een ontvangstbewijs verstuurd dat aangeeft of de aangiften werden aanvaard of niet. In dit laatste geval zal ook de reden worden opgegeven waarom. Indien geen dergelijke ontvangstmelding werd ontvangen binnen de 48 uur na verzending dient men contact op te nemen met de Administratie.
■ DE TOEKOMST De BTW-Administratie spreekt er reeds over om de mogelijkheid tot elektronische indiening van de opgaven voor vrijgestelde intracommunautaire leveringen van goederen ook open te gaan stellen voor de gewone belastingplichtigen. In dit geval zal men waarschijnlijk van een gelijkaardig systeem gebruik gaan maken zoals dit nu reeds bestaat voor de indiening van de periodieke BTW-aangiften via het Intervat-systeem. Ook aan de elektronische indiening van de jaarlijkse opgave van afnemers-belastingsplichtigen (“VAT LIST”) wordt reeds gewerkt.
Bij de Administratie zal vooraleer de ontvangstmelding wordt verstuurd een formele én een inhoudelijke controle worden verricht. De formele controle heeft betrekking op de structuur van het bericht, de identificatie van de verzender en zijn mandaat. Bij problemen in dit verband zullen alle opgaven worden verworpen en dient de verzender de aangiften, na verbetering, dus opnieuw integraal te versturen.
Nieuwsbrief December 2005
■ TANTIÈMES VOLGEN DEZELFDE REGELING
Bestuur, management en BTW Soms rijzen nog vragen op het stuk van de BTW rond vergoedingen die een vennootschap aan derden betaalt voor prestaties in het kader van haar bestuur of management. De aard van de geleverde prestaties en de hoedanigheid van de dienstverrichter is hierbij doorslaggevend. Of er in een internationale context Belgische of buitenlandse BTW verschuldigd is, hangt eveneens af van de aard van de geleverde prestaties.
■ EEN STATUTAIRE BESTUURDER IS GEEN BTW-BELASTINGPLICHTIGE Alleen zelfstandigen zijn BTW-belastingplichtigen. In vrijwel alle gevallen hangt deze zelfstandigheidsvoorwaarde inzake BTW nauw samen met het sociaal statuut van de dienstverrichter. Toch zijn er enkele uitzonderingen. Eén van deze uitzonderingen betreft precies de bestuurders en de andere organen van een vennootschap. Hoewel zij voor de sociale wetgeving als zelfstandigen worden aangemerkt, werken zij volgens de Minister in een ondergeschikt verband ten aanzien van de vennootschap waarin zij hun mandaat uitoefenen. Om deze reden hebben zij hiervoor niet de hoedanigheid van BTW-belastingplichtige en is er over hun vergoeding geen BTW verschuldigd. Deze regel geldt voor iedereen die een statutair mandaat uitoefent in een vennootschap (bestuurder, zaakvoerder), met uitzondering echter van de commissarissen, die uiteraard hun controleactiviteit niet in ondergeschikt verband ten aanzien van de gecontroleerde vennootschap kunnen uitoefenen. Commissarissen zijn dan ook wel belastingplichtigen.
■ VENNOOTSCHAPPEN-BESTUURDERS HEBBEN DE KEUZE Vennootschappen zijn per definitie zelfstandigen. Daarom hebben zij in principe wel de hoedanigheid van belastingplichtigen voor hun activiteiten als bestuurder in een andere vennootschap en is er over de vergoeding die zij hiervoor krijgen wel BTW verschuldigd. Toch staat de Minister toe dat zij, naar analogie met de bestuurders-natuurlijke personen, ook kiezen voor de niet-belastingplicht. In tegenstelling tot de bestuurders-natuurlijke personen (die verplichtend niet-belastingplichtige zijn), hebben bestuurders-rechtspersonen dus de keuze. De afweging tussen de aftrekbaarheid van de eventueel verschuldigde BTW door de vennootschap waar zij hun mandaat uitoefenen en de kostprijs van de verplichtingen in het kader van de belastingplicht zal deze keuze bepalen.
Ook tantièmes ontsnappen aan de BTW wanneer ze worden toegekend aan een bestuurder-natuurlijke persoon. Rechtspersonen moeten over hun tantièmes BTW afdragen wanneer zij voor hun bestuurdersvergoedingen geopteerd hebben voor de belastingplicht. Zoniet blijven ook de tantièmes buiten het toepassingsgebied van de BTW. Zijn de tantièmes de enige vergoeding voor hun bestuurdersmandaat, dan kunnen de bestuurdersrechtspersonen opnieuw de keuze maken.
■ NIET-STATUTAIRE DIENSTEN ZIJN ALTIJD BELASTBAAR De niet-belastingplicht geldt alleen voor de activiteiten in de uitoefening van het statutair mandaat. Diensten van zelfstandige bedrijfsleiders of andere managers die geen statutair orgaan zijn van de vennootschap zijn altijd aan de BTW onderworpen. En ook diensten van organen buiten hun statutaire opdracht zijn belastbaar. Zo is het perfect mogelijk dat een natuurlijke persoon om de gemengde belastingplicht te ontwijken een onbezoldigd mandaat als bestuurder uitvoert en daarnaast op het stuk van de BTW belastbare diensten presteert in uitvoering van een managementovereenkomst die hij met de vennootschap gesloten heeft.
■ MANAGEMENTDIENSTEN IN INTERNATIONALE CONTEXT Belastbare managementdiensten worden belast in het land waar de onderneming of de persoon gevestigd is die deze diensten verstrekt. Zo zal een Belgische onderneming steeds Belgische BTW aanrekenen wanneer zij managementdiensten verstrekt aan buitenlandse (dochter)ondernemingen. Dit is ook zo wanneer deze diensten worden gefactureerd aan een onderneming die buiten de EU gevestigd is. Deze regel betreft uitsluitend de eigenlijke managementdiensten: de diensten in het kader van het beheer en de leiding die een vennootschap, hetzij statutair hetzij krachtens een overeenkomst, in een andere vennootschap heeft en waardoor zij de mogelijkheid heeft haar beleidslijnen aan die andere vennootschap op te leggen. Veel diensten (die weliswaar vaak ten onrechte als een “managementfee” gefactureerd worden) zijn geen managementdiensten, maar bestaan in loutere adviesverlening of uit diensten van marketing, accountancy, informatieverstrekking, levering of onderhoud van software, … . Deze diensten kunnen aan buitenlandse ondernemingen zonder BTW worden gefactureerd overeenkomstig artikel 21, §3, 7 WBTW (de administratie maakt voor consultancy en
Nieuwsbrief December 2005
5
informatieverstrekking wel het volgende voorbehoud: er is Belgische BTW verschuldigd wanneer deze diensten verstrekt worden in het strikte kader van het mandaat of de overeenkomst op basis waarvan de vennootschap de leiding heeft in de andere vennootschap, zodat de advisering inherent is aan en onmisbaar voor de activiteit van dat bestuur en die leiding). Wie zonder BTW factureert draagt altijd de bewijslast. Daarom verdient het aanbeveling bij facturatie zonder BTW aan buitenlandse ondernemingen de aard van de verstrekte diensten concreet op de factuur te vermelden (een facturatie met de vermelding ‘managementfee’ is dan uit den boze). De aard van deze diensten dient bovendien ook steeds vastgelegd te worden in een overeenkomst.
• aan assistent-onderzoekers door universiteiten en hogescholen; • aan postdoctorale onderzoekers door het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (NFWO) en het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen (FWOV); • aan assistent-onderzoekers of postdoctorale onderzoekers door bij K.B. erkende wetenschappelijke instellingen. Overeenkomstig het K.B. van 28 september 2003 dienen voornoemde instellingen drie verschillende aangiften in de bedrijfsvoorheffing in te dienen: • één voor de bezoldigingen die niet aan de gunstregeling onderworpen zijn; • een tweede voor de bezoldigingen die wel aan de gunstregeling onderworpen zijn;
■ CONCLUSIE Natuurlijke personen zijn geen belastingplichtige voor de uitoefening van een statutair mandaat. Rechtspersonen hebben hiervoor de keuze. Managementdiensten buiten een statutair mandaat zijn steeds belastbaar. Wanneer dergelijke diensten aan buitenlandse ondernemingen worden gefactureerd is er Belgische BTW verschuldigd. Sommige andere diensten kunnen aan buitenlandse ondernemingen zonder BTW worden gefactureerd.
• een derde met vermelding van het bedrag van de niet door te storten bedrijfsvoorheffing.
■ UITBREIDING VAN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DE GUNSTREGELING NAAR DE PRIVÉSECTOR Teneinde onderzoek en ontwikkeling te stimuleren heeft de Belgische wetgever het toepassingsgebied van deze fiscale incentive uitgebreid naar de privé-sector.
6
Wetenschappelijk onderzoek in de privé-sector en bedrijfsvoorheffing De programmawet van 27 december 2004 heeft de bestaande gunstregeling betreffende de bedrijfsvoorheffing op bezoldigingen uitbetaald of toegekend aan wetenschappelijke onderzoekers uitgebreid naar de privé-sector. Sindsdien hebben het Koninklijk Besluit van 11 maart 2005 (Belgisch Staatsblad van 18 maart 2005) en het Koninklijk Besluit van 24 augustus 2005 (Belgisch Staatsblad van 5 september 2005) de uitvoeringsmodaliteiten vastgelegd. Deze bijdrage heeft tot doel deze regeling en modaliteiten beknopt toe te lichten.
■ GUNSTREGELING VOOR BEZOLDIGINGEN UITBETAALD OF TOEGEKEND AAN WETENSCHAPPELIJKE ONDERZOEKERS Zoals genoegzaam bekend bestaat op dit ogenblik een gunstregeling met betrekking tot de bedrijfsvoorheffing op bezoldigingen die door welbepaalde instellingen worden uitbetaald of toegekend aan wetenschappelijke onderzoekers. De verschuldigde bedrijfsvoorheffing op voornoemde bezoldigingen moet weliswaar volledig worden ingehouden maar moet slechts ten belope van 50% worden doorgestort naar de Schatkist. Deze gunstregeling wordt op dit ogenblik toegepast voor bezoldigingen uitbetaald of toegekend:
De programmawet van 27 december 2004 bepaalt immers dat deze gunstregeling vanaf 1 oktober 2005 tevens wordt toegepast voor ondernemingen uit de privé-sector die bezoldigingen uitbetalen of toekennen aan onderzoekers die aan onderzoeksprojecten werken ter uitvoering van samenwerkingsovereenkomsten afgesloten met in de Europese Economische Ruimte gevestigde bovenvermelde universiteiten of hogescholen of met bij K.B. erkende wetenschappelijke instellingen. Bijgevolg moeten ondernemingen die aan wetenschappelijk onderzoek meewerken de normaal verschuldigde bedrijfsvoorheffing op de betreffende bezoldigingen dus steeds volledig inhouden maar slechts voor de helft doorstorten naar de Schatkist. Deze vrijstelling geldt uitsluitend voor de bedrijfsvoorheffing op bezoldigingen die in het kader van een onderzoeksproject uitbetaald zijn tijdens de duurtijd van dat project voorzover die betrekking hebben op een effectieve tewerkstelling in het onderzoeksproject. De onderneming moet kunnen bewijzen dat de werknemers voor wie de vrijstelling wordt gevraagd daadwerkelijk werden tewerkgesteld als onderzoekers voor de verwezenlijking van de beoogde onderzoeksprojecten. De wijze waarop dit bewijs geleverd dient te worden zal nog bij K.B. worden bepaald. Tenslotte, heeft de wetgever de Koning de bevoegdheid verleend om voornoemd vrijstellingspercentage van 50% te verhogen naar maximaal 75% althans voorzover de bedrijfsvoorheffing verschuldigd is door in de Europese
Nieuwsbrief December 2005
Economische Ruimte gevestigde bovenvermelde universiteiten en hogescholen of door officieel erkende wetenschappelijke instellingen.
■ UITVOERINGSMODALITEITEN VAN DE GUNSTREGELING Wat betreft het vrijstellingspercentage heeft de Koning inmiddels gebruik gemaakt van deze wettelijke bevoegdheid. Krachtens het K.B. van 11 maart 2005 stijgt voornoemd vrijstellingspercentage met ingang van 1 januari 2005 van 50% tot 65% voor de bedrijfsvoorheffing ingehouden door universiteiten, hogescholen, het NFWO en het FWOV. Dit betekent meteen dat de officieel erkende wetenschappelijke instellingen en de ondernemingen uit de privé-sector die meewerken aan wetenschappelijk onderzoek (bij voortduring) vrijgesteld zijn van doorstorting ten belope van 50% van de ingehouden bedrijfsvoorheffing. Tenslotte heeft het K.B. van 24 augustus 2005 de uitvoeringsmodaliteiten voor de privé-sector vastgelegd. Hieruit volgt dat, buiten de drie verschillende aangiften in de bedrijfsvoorheffing (supra), ondernemingen die van de vrijstelling genieten ook de volgende documenten aan de administratie moeten bezorgen: • de samenwerkingsovereenkomst; • de onderzoeksprojecten; en • per onderzoeksproject een nominatieve lijst met identificatie van de werkgever, een aantal gegevens per betrokken werknemer evenals het totaal bedrag van de bezoldigingen en van de ingehouden bedrijfsvoorheffing.
Vermindering van de fiscale lasten op overwerk en ploegendiensten of nachtwerk Door de gunstige belastingregeling die is ingevoerd voor overwerk ontvangt de werknemer voortaan een hoger nettobedrag en heeft de werkgever lagere kosten. Bovendien is de vermindering van de huidige fiscale lasten op ploegendiensten en nachtwerk verdubbeld.
■ VERMINDERING VAN DE BEDRIJFSVOORHEFFING OP OVERWERK Op grond van de wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het sociale overleg (Belgisch Staatsblad van 19 juli 2005) geeft overwerk zowel de werkgever als de werknemer tot een bepaald maximum recht op een fiscaal voordeel. Deze gunstige regeling geldt voor de beloning van overwerk die vanaf 1 juli 2005 wordt uitgekeerd en kan als volgt worden samengevat: Voordelen voor de werknemer De wet voorziet voor werknemers in een mogelijkheid om over de ontvangen toeslag minder belasting te betalen. Deze verlaging geldt alleen voor de eerste 65 overuren per werknemer en per kalenderjaar. Dit belastingvoordeel wordt verwerkt in de ingehouden bedrijfsvoorheffing. De uiteindelijke afrekening vindt plaats in de definitieve belastingaanslag voor natuurlijke personen (of belasting op niet-inwoners). De betrokken werknemers behoren tot de profit- en de non-profitsector, met uitzondering van openbare bedrijven. De vermindering van de belasting bedraagt 24,75% van het bedrag dat ten grondslag ligt aan de berekening van de toeslag. De toeslag valt dus buiten de berekeningsgrondslag voor de belastingvermindering. Ter informatie: deze toeslag bedraagt 50% voor overuren die op werkdagen worden gemaakt en 100% voor overuren op zon- en feestdagen. Een voorbeeld: uitgaande van 10 overuren waarvoor een basisloon van 100 EUR wordt betaald, vermeerderd met een toeslag van 50% (dus in totaal 150 EUR) wordt de belastingvermindering berekend over het basisloon van 100 EUR. Wanneer meer dan 65 uur wordt overgewerkt, wordt de belastingvermindering echter beperkt. In dat geval wordt de vermindering naar evenredigheid berekend. Zo wordt de belastingvermindering slechts berekend over een gedeelte dat overeenkomt met de verhouding tussen enerzijds 65 uur en anderzijds het totaal aantal gewerkte overuren. Bij de interpretatie van het maximum van 65 uur lijken
Nieuwsbrief December 2005
7
niet alleen uitbetaalde overuren maar ook overuren die worden gecompenseerd met extra vrije tijd in aanmerking te moeten worden genomen. Wanneer dus 100 uur wordt overgewerkt waarvan 60 worden uitbetaald en 40 gecompenseerd in extra vrije tijd en het basisloon voor de 60 uur 1.000 EUR bedraagt, is de berekeningsgrondslag voor de belastingvermindering in principe: 1.000 EUR x 65/100, dus 650 EUR. Ten slotte kan de belastingvermindering niet hoger zijn dan de belasting op het nettobelastbaar inkomen uit arbeid van de belastingplichtige. Voordelen voor de werkgever Voor de werkgever bestaat het voordeel van deze nieuwe maatregel onder bepaalde voorwaarden uit vrijstelling van de afdrachtverplichting voor een deel van de integraal ingehouden bedrijfsvoorheffing van 24,75% van het brutobedrag van het loon dat als grondslag heeft gediend voor de berekening van de toeslag. De eigenlijke toeslag valt dus buiten de berekeningsgrondslag van het percentage. De vrijstelling is echter slechts geldig voor de eerste 65 gewerkte overuren per kalenderjaar en per werknemer.
8
Om voor deze vrijstelling in aanmerking te komen, moet de werkgever verder bij de aangifte van de bedrijfsvoorheffing aantonen dat de werknemers voor wie een beroep op de vrijstelling wordt gedaan, overwerk hebben verricht gedurende de periode waarop de aangifte van de bedrijfsvoorheffing betrekking heeft. De wijze waarop dit administratief moet worden aangetoond, wordt geregeld in een Koninklijk Besluit. Anderzijds moet de werkgever op grond van het KB van 4 augustus 2005 (BS van 12 augustus 2005) twee aangiftes voor de bedrijfsvoorheffing indienen: • een eerste aangifte voor loon dat door de werkgever aan alle werknemers is uitgekeerd; • een tweede uitsluitend voor vergoedingen aan werknemers die overwerk hebben verricht, alsmede voor het bedrag aan bedrijfsvoorheffing dat niet behoeft te worden afgedragen. Ten slotte moet de werkgever ook een namenlijst ter beschikking van de overheid houden, waarop per werknemer de volledige persoonsgegevens worden vermeld, alsmede het aantal gewerkte overuren, de berekeningsgrondslag voor de vaststelling van de toeslag en de periode van het jaar waarin deze werknemer heeft overgewerkt.
Deze vermindering van de voorheffing bedraagt 24,75% van de berekeningsgrondslag van de toeslag over de eerste 65 uren die de werknemer heeft overgewerkt. Derhalve dient het sociale brutobedrag van de vergoedingen (dus het bedrag vóór aftrek van sociale premies) dat is gebruikt als grondslag voor de berekening van de toeslag ook als grondslag voor de vermindering van de bedrijfsvoorheffing. Verder wordt de vermindering van de bedrijfsvoorheffing op overwerk eerst toegepast na de vermindering van de bedrijfsvoorheffing wegens kinderen ten laste, andere gezinslasten en aanvullend pensioen. Ten slotte is deze fiscale maatregel van toepassing op vergoedingen die vanaf 1 juli 2005 worden uitgekeerd voor gewerkte overuren.
■ VERHOGING VAN HET VRIJSTELLINGSPERCENTAGE VOOR PLOEGENDIENSTEN EN NACHTWERK Zoals bekend zijn werkgevers met werknemers die 's nachts of in ploegendienst werken sinds 1 juli 2004 vrijgesteld van de afdracht van de ingehouden bedrijfsvoorheffing voor 1% van de vergoedingen en premies voor ploegendiensten of nachtwerk die zij aan deze werknemers uitkeren. Op grond van het KB van 4 augustus 2005 waarin de uitvoering wordt geregeld van de wet van 13 juli 2005 (zie boven) is dit percentage thans vastgesteld op 2,5% en geldt het voor premies voor ploegendiensten en nachtwerk die vanaf 1 juli 2005 worden uitgekeerd. Ten slotte zijn uitvoeringsmaatregelen voor deze maatregel al vastgesteld in het KB van 16 juni 2004 (BS van 24 juni 2004) en is deze gunstige regeling toegelicht in een bestuurscirculaire van 11 januari 2005 (Ci.RH.244/568.064 – AFER 3/2005).
■ INDIVIDUELE LOONSTROKEN EN OVERZICHTEN Verder zij opgemerkt dat de vrijstelling voor de afdracht van de bedrijfsvoorheffing geen enkele invloed heeft op de gegevens die moeten worden vermeld op individuele loonstroken en overzichten. De niet-afgedragen bedrijfsvoorheffing blijft namelijk geheel toerekenbaar aan de desbetreffende werknemer.
Vermindering van de bedrijfsvoorheffing op overwerk Zoals aangekondigd wordt de bovengenoemde belastingverlaging verwerkt in de bedrijfsvoorheffing. Bij Koninklijk Besluit van 28 juni 2005 (BS van 4 juli 2005) wordt de vermindering van de bedrijfsvoorheffing op overwerk nader geregeld. Nieuwsbrief December 2005
■ TOEPASSINGSMODALITEITEN
Invoering van Code Buysse voor nietbeursgenoteerde vennootschappen Eén van de gevolgen van de Wet op “corporate governance” van 2 augustus 2002 is het ontstaan van een referentiekader met een aantal aanbevelingen rond deze materie. De Code Buysse werd officieel gepresenteerd op 21 september 2005 en richt zich tot de ondernemers van niet-beursgenoteerde vennootschappen. In dezelfde geest werd in december 2004 de Code Lippens bekendgemaakt voor beursgenoteerde ondernemingen.
De Code Buysse is een initiatief van UNIZO (Unie van Zelfstandige Ondernemers) en een aantal andere partners, waaronder het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB).
In tegenstelling tot het Wetboek van vennootschappen bestaat er voor ondernemingen geen enkele verplichting om de aanbevelingen van de Code Buysse toe te passen. Wat de bekendmaking ervan betreft, raadt de Code Buysse de vennootschappen aan om een “corporate governance verklaring” op te nemen in het jaarverslag en neer te leggen samen met de statutaire jaarrekening. Deze “corporate governance verklaring” bevat: • een definitie van de rol van de aandeelhouders, de raad van bestuur en het management; • de manier waarop de verschillende partijen met elkaar communiceren en overleggen; • de inspanningen die de onderneming het afgelopen jaar gedaan heeft in verband met “corporate governance”. Deze code kan www.codebuysse.be.
■ TOEPASSINGSGEBIED De Code Buysse richt zich tot alle ondernemingen die niet vallen onder de definitie van ‘genoteerde vennootschappen’ volgens het Wetboek van vennootschappen. Deze definitie vindt men terug in artikel 4 W.Venn.: “Alle vennootschappen waarvan de effecten zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 2, 3° van de Wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten”. De Code Buysse is van toepassing op alle vennootschapsvormen (NV, BVBA, enz.) en dit ongeacht de grootte van de vennootschap.
■ INHOUD De Code Buysse bevat 40 pagina’s onderverdeeld in drie delen: • Aanbevelingen voor alle niet-beursgenoteerde ondernemingen : dit vertaalt zich in 6 principes, namelijk een duidelijk referentiekader waarin de visie en de missie van de onderneming wordt vastgelegd, een oordeelkundig beroep doen op externen, het mobiliseren van de nodige structuren, het aanwezig zijn van een performant management, steun hebben van de betrokken aandeelhouders en een goede samenwerking tussen de raad van bestuur, het management en de aandeelhouders. • Specifieke aanbevelingen voor familiale ondernemingen: specifieke onderwerpen zoals het familieforum, het familiecharter, overleg met de aandeelhouders, de nalatenschap, de opvolging en een conflictenregeling. • Basisaanbevelingen voor deugdelijk ondernemen: verschillende instrumenten om de relatie te optimaliseren tussen de onderneming en haar banken, leveranciers, klanten, personeel, externe adviseurs en de overheid.
geraadpleegd
worden
op
IFRS nu ook in een wettelijk kader voor niet-beursgenoteerde vennootschappen De toepassing van IFRS door ondernemingen wordt steeds concreter. In 2005 zullen alle beursgenoteerde ondernemingen hun jaarcijfers overeenkomstig de IAS/IFRS-normen opmaken en presenteren. De wetgever gaat evenwel een stuk verder. Het Koninklijk Besluit van 18 januari 2005 houdende toepassing van de internationale boekhoudnormen laat onder meer toe dat niet-genoteerde vennootschappen hun geconsolideerde jaarrekening volgens de IAS/IFRS-normen opmaken.
Het Koninklijk Besluit geeft invulling aan de Europese Verordening van 1 juli 2002 die voorziet in de mogelijkheid voor de lidstaten om de toepassing van deze standaarden te verplichten of toe te laten voor het opmaken van de geconsolideerde jaarrekening van nietbeursgenoteerde ondernemingen, alsook voor het opstellen van de enkelvoudige jaarrekening. De wetgever heeft nu van deze mogelijkheid gebruik gemaakt, door toepassing van de IAS/IFRS-normen voortaan ook toe te laten bij het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening van niet-beursgenoteerde vennootschappen. Hierbij komt de beslissing toe aan het bestuursorgaan van de consoliderende vennootschap. Opteert de vennootschap voor het toepassen van deze standaarden dan kan zij hier niet meer op terugkomen en is zij ertoe gehouden het geheel van de IAS/IFRS-normen toe te passen die door de Europese Commissie werden goedgekeurd op datum van het afsluiten van de balans.
Nieuwsbrief December 2005
9
Hierbij zullen de ondernemingen in de toelichting moeten vermelden dat: • zij het geheel van de op datum van afsluiting van de balans door de Europese Commissie goedgekeurde IAS/IFRS-normen toepast; • dat zij over de nodige administratieve en organisatorische middelen beschikt met het oog op toepassing van de IAS/IFRS-normen. Verder zullen de vennootschappen die de IAS/IFRSstandaarden (al dan niet verplicht) toepassen, in hun toelichting, naast de vermeldingen die reeds door de IAS/IFRS-normen zijn opgelegd, volgende inlichtingen opnemen: • voor elke vennootschap opgenomen in of uitgesloten van de consolidatie, alsmede voor geassocieerde vennootschappen, de naam, de zetel en wanneer het gaat om een vennootschap naar Belgisch recht, het ondernemingsnummer dat haar werd toegekend door de Kruispuntbank van de Ondernemingen; • het gemiddelde aantal personeelsleden tewerkgesteld door de in de consolidatie opgenomen vennootschappen, uitgesplitst per categorie;
10
• het globaal bedrag van de bezoldigingen voor het boekjaar toegekend aan de bestuurders of zaakvoerders van de consoliderende vennootschap om reden van hun functies in deze vennootschap, in haar dochterondernemingen en in haar geassocieerde vennootschappen, inbegrepen het bedrag van de rustpensioenen toegekend om dezelfde reden aan de gewezen bestuurders en zaakvoerders; • het globaal bedrag van de voorschotten en de kredieten toegekend aan de bestuurders of zaakvoerders van de consoliderende vennootschap door deze vennootschap, door een dochteronderneming of door een geassocieerde vennootschap. Dit K.B. heeft dus mogelijk reeds zijn gevolgen voor de jaarrekeningen 2005 en 2006 van ondernemingen. Concreet betekent dit voor de geconsolideerde jaarrekeningen, waarbij het boekjaar ingaat op of na 1 januari 2005, dat deze kunnen worden opgesteld en worden gepubliceerd overeenkomstig de IAS/IFRSnormen. Naar de toekomst zal het toepassingsveld van IAS/IFRS verder worden uitgebreid. Wij houden u zeker op de hoogte.
Nieuwsbrief December 2005
Centre of Competence Family Office
BDO Atrio AuditorsAccountantsAdvisors
BDO Atrio kan u met kennis van zaken bijstaan in het domein van de familiale vermogensplanning. Er wordt onder meer een passend antwoord gezocht op volgende vraagstellingen: • Hoe schenk ik een deel van mijn vermogen aan mijn kinderen? Welke techniek gebruik ik het best? • Hoe behoud ik controle over de geschonken goederen? • Hoe bescherm ik mijn echtgenote of samenwonende partner? • Moet ik een testament opmaken?
Onze troeven
• Moet ik mijn huwelijkscontract al dan niet wijzigen?
Integriteit ■
Bij planning en structurering komt heel wat kijken. Het is een samenspel van verschillende rechtsdisciplines, zoals erfrecht, huwelijksvermogensrecht, schenkingsrecht, vastgoedrecht, vennootschapsrecht en fiscaal recht. Advies in deze materies is maatwerk, met oog voor detail en een visie op lange termijn.
Nabijheid ■
Pragmatische aanpak
Gespecialiseerde juristen en belastingconsulenten van BDO Atrio begeleiden u in de belangrijke keuzes die moeten gemaakt worden. Wij nemen de tijd om uw doelstellingen te omschrijven om zo tot een gepaste oplossing te komen. Wij beschikken over de nodige expertise om uw vermogensstructuur te inventariseren, te beoordelen, te structureren en op te volgen. Wij geven echter geen advies op het vlak van beleggingen of investeringen zelf. Daartoe zijn we niet bevoegd en daarenboven zou dit onze onafhankelijkheid in het gedrang brengen.
■
Flexibiliteit ■
Sterk internationaal netwerk
Door onze ervaring op het vlak van financieel beleid in ondernemingen, kunnen wij bij uw planning rekening houden met de interactie tussen uw privaat vermogen en het vermogen van uw onderneming.
BDO Antwerpen Uitbreidingstraat, 66 bus 13 2600 Antwerpen Tel.: +32 (0) 3/230.58.40 Fax: +32 (0) 3/218.45.15
[email protected]
BDO Luik Rue Waucomont, 51 4651 Battice Tel.: +32 (0) 87/69.30.00 Fax: +32 (0) 87/67.93.58
[email protected]
BDO Gent Guldensporenpark, 14 9820 Merelbeke Tel.: +32 (0) 9/210.54.10 Fax: +32 (0) 9/232.43.40
[email protected]
BDO Namen Rue Camille Hubert, 1 5032 Les Isnes Tel.: +32 (0) 81/20.87.87 Fax: +32 (0) 81/20.14.14
[email protected]
BDO Hasselt Kuringersteenweg, 304 3511 Hasselt Tel.: +32 (0) 11/28.60.60 Fax: +32 (0) 11/28.52.78
[email protected]
BDO Waver Rue de Genval, 20 1301 Bierges Tel.: +32 (0) 2/656.01.90 Fax: +32 (0) 2/656.01.99
[email protected]
Een juiste planning vraagt een blijvende begeleiding. We blijven uw situatie opvolgen in functie van veranderende wetgeving evenals in geval van belangrijke veranderingen in uw leven of vermogenssituatie. BDO Atrio maakt bovendien deel uit van een internationaal netwerk waardoor wij u tevens met internationale vragen kunnen bijstaan. Voor meer informatie betreffende familiale vermogensbegeleiding kan u steeds terecht bij volgende contactpersonen:
Peter De Smet Kantoor Gent
Karen Keuleers Kantoor Antwerpen
Fabrice Fogli Kantoor Luik
BDO Brussel Woluwedal, 60 1200 Brussel Tel.: +32 (0) 2/778.01.00 Fax: +32 (0) 2/771.56.56
[email protected]
www.bdo.be
Worldwide number five
■
Number one for you
11
BDO International is a world wide network of public accounting firms, called BDO Member Firms, serving international clients. Each BDO Member Firm is an independent legal entity in its own country.
BDO Atrio
AuditorsAccountantsAdvisors
BDO Antwerpen Uitbreidingstraat, 66 bus 13 2600 Antwerpen Tel.: +32 (0) 3/230.58.40 Fax: +32 (0) 3/218.45.15
[email protected]
BDO Luik Rue Waucomont, 51 4651 Battice Tel.: +32 (0) 87/69.30.00 Fax: +32 (0) 87/67.93.58
[email protected]
BDO Gent Guldensporenpark, 14 9820 Merelbeke Tel.: +32 (0) 9/210.54.10 Fax: +32 (0) 9/232.43.40
[email protected]
BDO Namen Rue Camille Hubert, 1 5032 Les Isnes Tel.: +32 (0) 81/20.87.87 Fax: +32 (0) 81/20.14.14
[email protected]
BDO Hasselt Kuringersteenweg, 304 3511 Hasselt Tel.: +32 (0) 11/28.60.60 Fax: +32 (0) 11/28.52.78
[email protected]
BDO Waver Rue de Genval, 20 1301 Bierges Tel.: +32 (0) 2/656.01.90 Fax: +32 (0) 2/656.01.99
[email protected]
BDO Brussel Woluwedal, 60 1200 Brussel Tel.: +32 (0) 2/778.01.00 Fax: +32 (0) 2/771.56.56
[email protected] www.bdo.be ■
[email protected]
De opgenomen informatie in deze Nieuwsbrief heeft een signalerend en globaal karakter en is niet bedoeld als beroepsmatig advies. Onze adviseurs houden zich ter beschikking om verdere adviezen en acties terzake met u uit te werken. Wenst u deze Nieuwsbrief voortaan ook electronisch te ontvangen, dan kan u ons contacteren via
[email protected]. U vindt onze Nieuwsbrief eveneens op www.bdo.be. Ook Frans-, Engels- en Duitstalige versies zijn beschikbaar. V.U. Werner Lapage, p/a Woluwedal 60, 1200 Brussel.