Nieuwsbrief 42 – oktober 2013 In deze nieuwsbrief aandacht voor de volgende onderwerpen: Contactdag op 1 oktober 2013, een impressie Contactdag: kleine samenvatting discussie Stellingen deel 1 Contactdag: kleine samenvatting discussie Stellingen deel 2 Contactdag: de zaal aan het woord Komende en gaande Bestuur, Raad van Advies en Commissieleden Trendboek Perinatale Zorg in Nederland 2009-2010-2011 CONTACTDAG 2013 : EEN IMPRESSIE Op dinsdag 1 oktober waren we opnieuw bijeen voor de jaarlijkse Contactdag in Conferentiecentrum Zonheuvel in Doorn. Het aantal aanmeldingen stijgt met het jaar, verheugend! Een kleine terugblik: Ger de Winter, directeur en dagvoorzitter heet allen hartelijk welkom. Het thema van vandaag is: “Een oude registratie in een nieuwe tijd, still lessons to be learned”. Ronald Morshuis, verloskundig actief huisarts en DB lid/penningmeester van PRN, bijt het spits af met een korte blik op de historie van PRN, want zonder verleden geen heden, geen toekomst. Al enkele decennia wordt door de vier perinatale beroepsgroepen, KNOV, LHV, NVOG en NvK gewerkt aan registratie. Vanaf 2001 zijn hun registraties LVR1, LVR-h, LVR2 en LNR gebundeld en de beroepsgroepen verenigd in de Perinatale Registratie. Doel van deze krachtenbundeling is kwaliteitsbewaking, verantwoording, onderzoek en beleidsbepaling. Vooral na de eerste internationale vergelijking van Peristat heeft de verloskundige keten veel media-aandacht gekregen. Actueel is de discussie over databanken, de inhoud en de privacy toets. PRN wordt gevoed en beheerd door zorgverleners, gefinancierd door het ministerie van VWS en de zorgverzekeraars. Betekent dit dat al deze partijen samen verantwoordelijk zijn? Dat gaan we vandaag met elkaar bediscussiëren! Wel is duidelijk dat de door PRN bepaalde eenheid van taal essentieel is. Waar elkaar misverstaan toe kan leiden, laat een hilarische presentatie van de German Coast Guard ons zien!
Pieter de Vries Robbé, emeritus hoogleraar Medische Informatiekunde, begeleider van de Kwaliteitsslag presenteert de tussentijdse bevindingen onder de titel “schillenmodel: minder waar het moet, meer waar het kan! Doel van de minutieuze wijze van doorploegen van de registratie items is de kwaliteit van de gegevens verhogen, de lasten verlagen en de lusten verhogen. Geen dataset zonder datamodel, zo betoogt hij. Een datamodel zorgt voor een heldere ordening en definities van gegevens en is zo ook de basis voor de PRN databestanden. Op deze basis is een schillenmodel gebouwd. Voordelen: minder aanleveren als het
verplicht is, meer aanleveren als je daartoe bereid bent, minder aanleveren als dat mogelijk is en alleen meer aanleveren als het echt nodig is. Zo is naar de honderden PRN items gekeken. Een basis kernset (schil 1) bevat items voor elke zorgverlener van een beroepsgroep. Het betreft alle patiënten en moet altijd worden ingevuld. Schil 2 bevat items voor een afgesproken groep van zorgverleners, voor alle patiënten en moet door deze berichtgevers altijd worden ingevuld. Schil 3 bevat items voor een afgesproken groep van zorgverleners, voor een afgesproken groep van patiënten, voor een afgesproken periode. Is in dit model, zo wordt gevraagd, ook rekening gehouden met het onderling uitwisselen van berichten tussen beroepsgroepen? Nee, zo benadrukt Pieter de Vries Robbé, dit model gaat uitdrukkelijk over de gegevens die worden aangeleverd aan de landelijke registratie en niet over onderling berichtenverkeer. Daarop krijgt het woord: Ronald Brand, hoogleraar Medische Statistiek, deskundige in “aanlevervormen, datasets, privacy en gebruik: de praktijk bij andere databanken”. Ronald pleit voor het als één geheel benaderen van datamanagement en statistiek, niet los van elkaar. Vraag je altijd af `waar is het voor` en aan de hand hiervan kun je kijken welk model je nodig hebt. Ronald is een voorstander van het benaderen van de gebruiker, zeker niet vanuit de ict, voor het bepalen welk datasysteem ontworpen moet worden. En hij kan het weten, zo betoogt hij, met 35 researchorganen onder zijn hoede, 300 projecten, 15.000 gebruikers en circa 480.000 sessies. Alles volgens certificering en State of the Art! Basaal is er maar één softwareprogramma, ProMISe. Alle aangesloten registraties hebben het recht nieuwe ontwikkelingen erbij te laten ontwikkelen. En als het werkt voor één registratie, werkt het voor alle registraties, er is geen sprake van dat geprogrammeerd wordt per registratie. Voor onderzoekers zijn de gegevens niet-herleidbaar. Voor de berichtgevend zorgverlener zijn er geen privacy-obstakels. Er wordt hiervoor samengewerkt met ZorgTTP (een TTP is een Trusted Third Party). De zorgverlener doet de encryptie en alleen die kan terug naar bv. het BSN. Sterker nog, als de zorgverlener inlogt, ziet deze – door een verbinding via ZorgTTP – ook gelijk de oorspronkelijke gegevens. In de landelijke databank wordt via het Ronald Brand systeem alleen de encryptie van bv. het BSN opgeslagen. De code (= de patiënt) kan zo wel gevolgd worden in de registratie, maar nooit is meer duidelijk wie dit betreft. Dat, zo meent hij, is de oplossing om research te plegen, zonder de zorg om privacy-schending. Hij claimt met alle huidige wetgeving compatible te zijn. Hij biedt dus binnen één databank een gescheiden omgeving: zorgverleners kunnen persoonsgegevens zien, als ze zorgbetrokken zijn, anderen alleen anoniem. Onderzoekers kunnen verder (mits toegang via remote access) gegevens aan elkaar koppelen, maar kunnen niet zien om welke patiënten het gaat.
Hoe zit het dan met de eenheid van taal en de datadefinities, zo vraagt men in de zaal. “Gezond verstand”, het wordt ergens door betrokkenen vastgelegd. Ronald Brand faciliteert. Hij scheidt logica en gezond verstand en slaat het op in ProMISe. Veel van de gedachten achter ProMISe komen voort uit PRN’s VOKS2: hoe spiegel je zo eerlijk mogelijk en hoe vergelijk je zo open en eerlijk mogelijk? Een zonnige toekomst schetst hij tot besluit: zorg en research worden samengevoegd, net als biostatistiek en datamanagement. Roomser dan de paus wat betreft privacy en zo simpel mogelijk!
Met deze vrolijke boodschap wordt de microfoon doorgegeven aan: Sjaak Nouwt, jurist KNMG-consult, die door PRN gevraagd is een privacy toets los te laten op de perinatale registratie. Het rapport is bijna klaar, maar op deze Contactdag wil hij de juridische bevinding graag uitleggen. Sjaak onderscheidt twee databanken: één databank voor het op het primaire proces gerichte deel (doel = bewaking van kwaliteit patiëntenzorg d.m.v. raadpleging en terugkoppeling van eigen gegevens – spiegelinformatie); een andere databank met de Perinatale Registratie (doel = statistisch en wetenschappelijk onderzoek). Getoetst is aan het medisch beroepsgeheim (WGBO, Wet BIG, Wetboek van Strafrecht) en de regels voor het omgaan met persoonsgegevens (Wet bescherming persoonsgegevens). PRN heeft voor het op het primair proces gerichte deel een grondslag nodig, een rechtmatige reden voor het mogen vastleggen. Verantwoordelijke is de zorgverlener en PRN mag voor dit deel bewerker zijn, mits het medisch beroepsgeheim wordt gerespecteerd. Volgens Sjaak Nouwt betekent dit: waarborgen bieden voor veilige en discrete verwerking door PRN (werken volgens NEN 7510, 7512, 7513 én uitdrukkelijke zeggenschap bij de zorgverlener). Verwerking van herleidbare gegevens is hier nodig voor de kwaliteitsbewaking. Voor de databank met de Perinatale Registratie, die tot doel heeft wetenschappelijk onderzoek mogelijk te maken, zijn de gegevens in principe anoniem. Zonder persoonsgegevens hoeft er geen toestemming te zijn. De Wet bescherming persoonsgegevens is hierbij niet van toepassing! Tot persoon herleidbare gegevens mogen in de Perinatale Registratie alleen worden opgeslagen met uitdrukkelijke toestemming van de vrouw. In de Perinatale Registratie zijn zonder toestemming uitsluitend geanonimiseerde gegevens opgeslagen. PRN biedt op dit moment tevens de mogelijkheid gegevens op te slaan van patiënten die geen toestemming geven enig gegeven op te slaan. Toch wordt dan een compacte set productiegegevens opgeslagen. Dit acht Sjaak Nouwt misleidend: als je de mogelijkheid biedt om geen gegevens op te slaan – ook al zijn ze anoniem – dan moet je dat ook niet doen. Desgevraagd laat Sjaak Nouwt weten voor het begrip “herleidbaar” een onderscheid te maken tussen herleidbaarheid voor de zorgverlener en anderen. Dat hangt met name af van de middelen die de ontvanger van de persoonsgegevens heeft om anonieme gegevens weer herleidbaar te maken. Een helder verhaal waarvoor dank.
Met enthousiasmerende “richtingaanwijzingen” weet Ger de Winter de zaal in drieën te verdelen om ieder een eigen stem te geven in verschillende zalen. Onder leiding van de sessie-voorzitters Greta Rijninks, Jan Kruithof en Sjaak Toet, alle drie DB leden, worden aan de hand van stellingen discussies gevoerd. Een korte samenvatting van de opmerkingen in de diverse zalen is separaat te vinden onder de “discussies stellingen deel 1 en 2”. Een summiere samenvatting van de stemronde vindt u aan het eind van dit verslag.
Terug in de zaal gaat het programma verder met sprekers die hun licht laten schijnen over de (on)mogelijkheden van onderzoek op niet-herleidbare bestanden, gevolgd door een visie op de door Ronald Morshuis bij de opening opgeworpen vraag: PRN wordt gevoed en beheerd door zorgverleners, gefinancierd door het ministerie van VWS en de zorgverzekeraars. Betekent dit, dat al deze partijen samen verantwoordelijk zijn? Het woord is nu eerst aan: Caroline Geerts, onderzoeker midwifery science. Met een aanstekelijk enthousiasme werpt zij zich op de vraag “is onderzoek op niet-herleidbare bestanden afdoende voor verbetering van zorgkwaliteit? Ze slingert meteen wat eigen persoonsgegevens de zaal in en vervolgt met de prangende stelling: Privacy………ik heb niets te verbergen, maar dat hoeven ze niet te weten………..! Caroline werkt al enige jaren met data uit de Perinatale Registratie: studies over zorgkwaliteit zoals (geplande) plaats bevalling versus maternale mortaliteit, plaats bevalling in relatie met neonatale sterfte, sectio’s en andere. Natuurlijk, zo meent Caroline, bestaat er een spanningsveld tussen niet-herleidbare gegevens en onderzoek. Niet alleen bij PRN, maar ook wereldwijd. Maar, zo is de stellige mening van Caroline Geerts: onderzoek op niet-herleidbare gegevens is een afdoende basis voor verbetering van de zorgkwaliteit. Natuurlijk zijn er nadelen. Zo is het niet meer mogelijk eenvoudig twee databestanden te koppelen en kan er niet geïdentificeerd worden. Maar voordelen zijn er ook: onderzoek op een PRN databestand brengt een balans tussen gegevens analyseren voor doeleinden die ten goede komen aan de gezondheid van mensen (ethisch aspect) versus het waarborgen van privacy (combineren van leeftijd moeder, kindgegevens, ziekte/event tot identificatie van een persoon). Bijkomend voordeel is verder dat de anonieme gegevens – binnen waarborgen – kunnen worden meegenomen, buiten de PRN onderzoeksruimte, om verder te analyseren. Zo kan Caroline in samenspraak met PRN nog wel een tijd verder met haar onderzoeken!
Frans Klumper, gynaecoloog en lid DB PRN, neemt de microfoon graag over om te vertellen dat hij gevraagd is een stelling te verdedigen, die niet te verdedigen valt: nl. “onderzoek op herleidbare bestanden is een noodzaak”. Hij vraagt zich dan ook af of de conflicterende standpunten van PRN en onderzoekers, met name de Perinatologische Centra, te maken hebben met privacy of met wat anders? Kijkend naar de missie van zorgverleners (‘zorgen voor een goed kind en zorgen dat het proces goed verloopt’) en het Stuurgroep-rapport “een goed begin” wordt Frans duidelijk, dat er aan kwaliteit gewerkt moet worden. Dat gaat niet zomaar. Zonder data geen verbetercyclus: Plan, Do, Check, Act. PRN is ván en vóór de zorgverleners. Door PRN worden gegevens inzichtelijk en kun je aan kwaliteit werken. Partijen willen steeds vaker zélf de data in beheer hebben en gebruiken. Ook bij de ontwikkeling van kernindicatoren delen partijen géén tot individuen herleidbare data. Wetenschap is transparantie! Je moet weten hoe een dataset tot stand is gekomen. Daar zijn grote maatschappelijke belangen. PRN is de partij die daarin de regie moet voeren. Privacy is belangrijk. De wet maakt geen onderscheid in privacy in personen en zorgverleners: voor zorgverleners vallen alleen de eigen persoonsgegevens onder deze regels. Voor ‘productiegegevens’ gelden geen privacy-regels. Is iedere zorgverlener bereid data transparant te laten benaderen? Met adequate
privacybescherming moet data slagvaardig, bewerkt én gebruikt kunnen worden. Opsplitsing in een op het primaire proces gerichte deel en een (niet-herleidbare) Perinatale Registratie blijkt mogelijk. PRN moet goed in contact blijven met onderzoekers. Zo kunnen wij elkaar helpen. Elkaars expertise gebruiken en samenwerken onder strikte afspraken is van groot belang, zo besluit Frans Klumper zijn vlammend betoog.
Paulien Brunings, projectleider kwaliteit van geboortezorg van zorgverzekeraar Achmea, meent dat de rol van verzekeraar veranderd is, evenals die van de patiënt. De overheid verplicht de aanbieders van zorg om bij de declaratie ook informatie te geven, die nodig is om vast te stellen dat kwaliteit geleverd is. Dat inzicht moeten zorgverzekeraars ook leveren, want: “Ziek worden is geen keuze en Premies betalen is geen keuze”. Een eenduidige, betrouwbare registratie is een essentiële voorwaarde voor transparantie en kwaliteitsverbetering in de zorg, zo meent zij. Het ideale plaatje zou zijn, eenmaal de data vastleggen in een bronregistratie en dat anderen die dan kunnen ophalen uit die bronregistratie. Bij alle partijen zou dat een gedeeld punt op de horizon moeten zijn. Achmea zou – uiteraard met inschakeling van TTP – data aan PRN kunnen koppelen. Dat levert een grote schat aan gegevens, maar wie mag wat zien? Daarover moeten goede afspraken gemaakt worden. Van aanbodgedreven, schakels van zorg, naar: vraaggestuurd, ketens van de zorg. De registratie moet continu de vinger aan de pols houden. PRN voldoet al aan veel eisen. Niet concurreren, maar samenwerken. Een heel eind verder richting de horizon komen we door gezamenlijk “BETTER” keuzes te maken, keuzes op het gebied van beheer, eindresultaat, toegang, taal, eenvoud en regie.
Peter Achterberg, RIVM vindt dit een geweldig initiatief, maar hoe valt te differentiëren? Eindigen we als patiënt met kwaliteitsnormen per verzekeraar? Via ZN, zo reageert Paulien Brunings, kan breder gedeeld worden, niet alleen Achmea maar alle zorgverzekeraars zijn samen (mede)verantwoordelijk. Nieuwe regionale samenwerkingsverbanden brengen nieuwe verantwoordelijkheden, zo betoogt Floris Groenendaal, neonatoloog/onderzoeker. Benchmarking is niet nieuw. Al 20 jaar geleden is op basis van PRN data gekeken naar prestaties van andere praktijken. Zo kun je ook PRN data gebruiken voor de benchmarking van VSV’s met een casemix van allerlei onderzoeken. Belangrijk daarbij zijn: eenduidige definities, bij voorkeur koppeling met EPD’s, controle op data (visitatie/monitoring) en tijdigheid. Voor dat laatste denkt hij aan data van een tot twee jaar oud. Hierbij kan naar verschillende
aspecten gekeken worden. Voor NICU’s zijn bijvoorbeeld het bekijken van de randen van de regio’s een uitdaging. Wat zijn de grenzen, wordt een patiënt uit Hilversum naar het AMC of het UMCU verwezen, bijvoorbeeld? Voor PRN ziet hij verbeterpunten ten aanzien van actualiteit, eenvoud, differentiatie (1e, 2e 3e lijn), het toevoegen van eigen velden en deelname aan internationale vergelijkingen. PRN data zijn belangrijk voor regionale consortia, zo concludeert Floris. Verdere ontwikkeling van PRN is essentieel.
“Eigendom van data bestaat bij ons niet”, zo reageert Ronald Brand: bij ons bestaat alleen auteursrecht en gebruiksrecht. Hij verwijst daarvoor graag naar het rapport: “registratie aan de bron” van het NFU. Na deze vier boeiende presentaties gaan deelnemers vervolgens opnieuw in dezelfde drie discussiegroepen naar de subzalen Maarten Maartens, Bordewijk en de plenaire zaal voor bespreking van de Stellingen deel 2.
Tot slot opent Loes van der Leeuw-Harmsen, gynaecoloog, (scheidend) voorzitter PRN, haar inleiding eveneens met historisch besef. De eerste GVR dateert van 1971, landelijk uitgerold in 1982, leidend tot een bundeling in PRN in 2001. Van papieren dossiers naar een PRN databank met rapportages, jaarboeken, praktijkanalyses, VOKS/ spiegelinformatie, individuele gegevensaanvragen en tal van onderzoeksmogelijkheden. Zo’n registratie, zo meent zij, moet toch wel goed zijn, want anders, waarom zou die nog bestaan? Dat betekent natuurlijk niet dat er niets te verbeteren valt. De datakwaliteit wordt bepaald door de mate waarin het geheel van data geschikt is voor het doel waarvoor ze gebruikt wordt. Centrale begrippen hierin zijn: consistent, accuraat, juist, volledig, begrijpelijk, uniek en tijdig. Op drie begrippen gaat zij nader in: consistent, accuraat en juist. Bij ‘consistent’ speelt de optredende wijzigingen in de definities van samengestelde variabelen een rol. Als voorbeeld toont ze een overzicht van verwijzigingen van de 1e naar de 2e lijn, uitgesplitst naar ‘tijdens zwangerschap’ en ‘tijdens baring’ Verandering van definitie geeft een substantiële wijziging in percentage verwijzingen durante partu. Bij ‘accuraat’ is het de vraag of de wijze van invullen wellicht mede bepaald wordt door de organisatorische context. Het door haar getoonde verloop in de tijd van ingevulde Apgarscores vraagt om nader onderzoek. Voor het toetsen van de ‘juistheid’ van de data neemt zij als voorbeeld het onderzoek naar sterfte durante en post partum in het Utrechtse cohort (BMJ 2010, Evers et al). PRNdata van het gehele land betreffende sterfte durante partu laten een essentieel ander beeld zien dan in het Utrechtse cohort in dezelfde periode. Vaststellen van het begin baring en het moment van optreden van de sterfte zijn onderwerpen van discussie, zo meent zij. De zorgverleners zullen daar overeenstemming over moeten bereiken, dat kan niet door PRN gedaan worden. Met elkaar moeten we werken aan een nieuwe, unieke PRN databank. Het moet beter, het moet meer en bij voorkeur werken we hierbij vanuit een elektronisch dossier, waarin het draait om eenmalige vastlegging van de data. Met al die verbeterslagen is er sinds 2001 echter niets veranderd in de samenstelling en omvang van het kleine PRN bureau. Met een omvang van 4 fte wordt hard gewerkt aan standaardproducten, gegevensaanvragen, begeleiden van onderzoekers, analyseren van onderzoeksvragen, samenstellen van bestanden voor onderzoek(ers), de uitvoering van de kwaliteitsslag en de implementatie van de resultaten van de kwaliteitsslag. Een hele klus! Het zal duidelijk zijn dat voor verbetering van de kwaliteit inzet van ons allemaal nodig is, berichtgevers, PRN-medewerkers én gebruikers.
Een nieuwe registratie in een nieuwe tijd! Loes neemt de gelegenheid te baat haar opvolger voor te stellen, Ronald Morshuis, de nieuwe voorzitter van de Stichting Perinatale Registratie Nederland. De borrel wordt niet eerder geschonken dan nadat Frans Klumper alle gasten een grandioos, welgemeend en hartelijk applaus heeft ontlokt voor de fantastische wijze waarop Loes “onze PRN” door de afgelopen zeven, soms woelige, jaren heeft geloosd als onafhankelijk voorzitter! Waarvoor dank!!!
Kleine samenvatting van de discussie in alle zalen op STELLINGEN DEEL 1 onder leiding van Jan Kruithof, Greta Rijninks en Sjaak Toet: 1. Ook met een basale kernset is het doel van de registratie haalbaar “Doel van de perinatale registratie is de kwaliteit van de zorg te verbeteren, door bij de dataverzameling het gehele proces door de verschillende disciplines heen te volgen en hierover te publiceren. Een kwalitatief hoogstaande, eenduidige en toegankelijke registratie is onmisbaar voor het directe zorgproces.”(uit Missie Stichting PRN) Voor kwaliteitsverbetering heb je nooit gegevens genoeg. Er is een audit nodig. Items zijn wel goed om patronen te herkennen, maar casuïstiek is nodig. In de oude LVR zit niet voldoende informatie, zoals bijvoorbeeld BMI, roken, sectio in anamnese. Kernset is een mooi concept, maar toetsing en verantwoording van keuzes is noodzakelijk. De doelen van de kernset moeten goed worden vastgelegd. Vraag hierbij is hoe we omgaan met veranderende indicatoren. Door de tijd heen zal men (IGZ en andere instanties) andere indicatoren willen vastleggen, hoe zorgen we dat dit mogelijk is in de kernset? (Note Wellicht kunnen in de kernset één of enkele ‘flexibele’ variabelen “X” worden opgenomen, waarbij vervolgens het veld met elkaar afspreekt, wat (bijvoorbeeld indicator) er hierin zal worden geregistreerd gedurende welke periode. Het oordeel van de onderzoekers was in het algemeen positief: de kernset wordt gezien als bruikbaar voor onderzoeksdoeleinden. Ook de extra mogelijkheden van de schillen worden positief gewaardeerd. Voor kinderartsen is 25 items te abstract, maar voor het direct zorgproces kan het. 2. Een basale kernset bevordert de implementatie van eenheid van taal Ja, het kan duidelijkheid bevorderen, maakt implementatie beter haalbaar en bevordert bereidheid. Gesuggereerd word een tooltip toe te voegen. De stelling geeft al aan hoe belangrijk heldere definities zijn. 3. Grotere toegangsmogelijkheden tot perinatale data leveren meer risico op privacyschending De privacyschending is afhankelijk van (de mate van) encryptie. Rechten én rollen moeten goed worden geregeld (door PRN). Verantwoordelijkheid en de uitvoering van de anonimisering liggen bij de PRN Door anonimisering voldoe je aan de eisen van het CBP, ook al zijn data wel bij toeval herleidbaar (denk bijvoorbeeld aan een tiener met een tweelingzwangerschap). PRN moet wel nadenken over / rekening houden met de publieke opinie: hoe zullen zwangere vrouwen reageren als ze te weten komen dat veel organisaties hun (geanonimiseerde) gegevens kunnen inzien en ze bij toeval te herleiden zijn? En kunnen we er voldoende op vertrouwen dat niemand op zoek zal gaan naar specifieke (herleidbare) vrouwen/kinderen? Er is geen jurisprudentie over de privacy van ziekenhuizen en praktijken. Voor individuele zorgverleners gelden voor hun eigen persoonsgegevens dezelfde regels als voor patiënten / vrouwen / kinderen: er moet een grondslag zijn om tot praktijk herleidbaar onderzoek uit te voeren en er dient toestemming te zijn van de zorgverleners / praktijken zelf. Er is een conflict mogelijk tussen de ‘privacy’ van de zorgverlener/ praktijk en de kwaliteit van zorg. Afhankelijk van toegangsniveau, beveiliging en controle. 4. Een met gemeenschapsgelden opgezette registratie moet, binnen privacywaarborgen, eenvoudig voor iedereen toegankelijk zijn Niet voor iedereen, wel voor zorgverleners. Dit gaat te ver. Ook voor bijvoorbeeld marktonderzoek? Goed motief en passend doel gewenst/ integriteitscontrole op vraagstelling! Alleen voor zorgverleners eenvoudig (eigen gegevens versus landelijk) en dan ook snel. Alleen als zorgverlener de door jou aangeleverde gegevens herleidbaar en de rest onherleidbaar. Maatschappelijk geld moet wel maatschappelijke informatie opleveren. Landelijk toegankelijke informatie, bijvoorbeeld jaarboeken.
In het buitenland wordt vaak METC’s (Medisch Ethische ToetsingsCommissies) gevraagd vragen te controleren. Inschakeling van een METC kan wel vertragend werken, maar mogelijk is er een beslisboom te realiseren welke zaken wel/niet naar METC moeten. 5. Tot persoon herleidbare medische gegevens horen niet in een landelijke databank Het hangt ervan af hoe je dit definieert. Bij Ronald Brand is dat handig en goed gedaan. Wat is herleidbaar volgens de wet? Bijna alles is ondertussen herleidbaar. Maatregelen nemen of tegen de stelling zijn! Herleidbaar niet in databank. Stelling zit dicht bij emoties en sentiment van de Tweede Wereldoorlog. Graag wel want herleidbaarheid is nodig voor een goede koppeling en de zorgverlener heeft de verantwoordelijkheid om gegevens goed te beheren en te behandelen. 6. De zorgverlener moet tot persoon herleidbare gegevens teruggekoppeld krijgen 7. Het is ondoenlijk en onwenselijk om toestemming te vragen voor opname in de registratie Als PRN data geanonimiseerd zijn, is toestemming vragen niet nodig. Een deel van de groep vraagt zich af of het überhaupt ondoenlijk / onwenselijk is om toestemming te vragen. In 2014 wordt nieuwe Europese regelgeving verwacht m.b.t. het vragen van toestemming en het omgaan met de privacy van patiënten. Hoe deze nieuwe regelgeving er uit zal zien, is nog onbekend. Kleine samenvatting van de discussie in alle zalen op STELLINGEN DEEL 2 onder leiding van Jan Kruithof, Greta Rijninks en Sjaak Toet: 1. Onderzoek op niet herleidbare bestanden is afdoende voor verbetering van de zorgkwaliteit Soms heb je echt herleidbare gegevens nodig: waar gaat het bijvoorbeeld in mijn regio mis. Globaal wel, maar niet in detail. Publiekelijk neersabelen van slechte praktijken leidt tot problemen. Er zijn andere manieren. Binnen een zorggroep zijn de gegevens goed bekend. Kwaliteitscontrole en binnen vertrouwde setting bespreken en verbeterrichting zoeken. Zorgkwaliteit heeft vaak te maken met kleine groepen en dan wil je juist een verklaring vinden. PRN heeft een goede PR medewerker nodig om te verantwoorden. Veel gegevens zijn alleen om te signaleren. Voorkeur voor een via een standaard procedure geanonimiseerd bestand. Iedereen krijgt dan hetzelfde bestand en analyses kunnen door iedereen worden herhaald. Stevige consequenties aan ongeoorloofd specifieke patiënten nazoeken. Hoe ga je om met patiënten die het vervelend vinden dat onderzoekers ‘hun’ data bekijken? Herleidbaarheid is nodig bij zorgprocessen zoals gehoorscreening en vaccinaties. Hierbij wordt opgemerkt dat screening onderdeel van het primair proces is Dat hangt af van het wettelijk kader. Kwaliteitseis: automatisch aanleveren> gegevens direct uit het bronbestand. Samengevat: onderzoek op niet herleidbare bestanden is in principe afdoende voor verbetering van de zorgkwaliteit, maar voor het primaire proces niet (zoals screening). 2. Onderzoek op herleidbare bestanden is noodzaak “Belangwekkende resultaten wat betreft oorzaken van en oplossingen voor de hoge perinatale sterfte in Nederland zouden onmogelijk zijn geweest bij de thans voorgestelde regels voor gebruik van de onderliggende nationale perinatale gegevens” (stelling Jashvant Poeran bij zijn recente proefschrift) Zonder herleidbaarheid is niet alles mogelijk. (Vrijwel) iedereen meent dat onderzoek op herleidbare bestanden niet noodzakelijk is. 3a. Zorgverzekeraars zijn medeverantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg Hier wordt verschillend over gedacht. Transparantie is hier het issue: Belangrijk om te weten waar indicatoren voor worden gebruikt. We moeten er op kunnen vertrouwen dat dit gebruik niet verandert door de tijd heen. Verzekeraar gaat wellicht niet laten zien hoe hij beoordeelt, maar hij beslist wel.
Komt het voortbestaan van PRN niet in het geding wanneer de PRN data worden gedeeld met de zorgverzekeraar (willen zorgverleners hun ‘probleemgevallen’ nog wel blijven registreren?). Nee, zorgverleners zijn zelf in staat de kwaliteit van zorg te regelen. Zorgverleners gaan hier zelf over. Zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk gemaakt, je kan niet ontkennen dat het zo is. Als de vooraf afgesproken regels maar helder zijn. Mede door zorgverzekeraars kan een goede registratie bestaan. Invloed op kwaliteit van zorg, is dat wenselijk? Gegevens nodig voor kwaliteitsbewaking, die zorgverleners zelf niet hebben maar zorgverzekeraars wel? Er ontstaat commotie tussen voor- en tegenstanders van de stelling. Uiteindelijk: de definitie “kwaliteit van zorg” wordt bepaald door de zorgverlener. De zorgverzekeraar bewaakt de kwaliteit in plaats van dat die medeverantwoordelijk is. 3b. Gelet op de veranderende rol moeten zorgverzekeraars toegang hebben tot perinatale data Anoniem/ waarom niet? Begeleid kijken: toelichting /medeverantwoordelijk, dan ook inzicht/ joint venture. Gezamenlijk met zorgverleners. Is verzekeraar geïnteresseerd in individuele zorgverleners, of in de breedte? Ze willen waarschijnlijk goede zorg voor een hele groep patiënten, dus vooral kijken naar VSV’s etc.. Wat is de toegevoegde waarde? Een kleine praktijk wisselt nogal. Kennis maar weinig aanwezig bij verzekeraars. Verzekeraars zijn niet verantwoordelijke voor goede zorg, wel om goede zorg te zoeken. Wat kunnen ze doen, wat hebben ze daarvoor nodig en waarmee kunnen we ze dan helpen? Verzekeraars willen geïntegreerde data, anders hebben ze er niets aan. 4a. Kwalitatief goede zorg is alleen mogelijk in regionale consortia waarin alle lijnen samenwerken Hoe groot is een consortium, waar moeten ze aan voldoen, wat zijn de criteria? In hoeverre sluit het aan bij de werkvloer? Onderzoekers moeten dan op de werkvloer komen. Samenwerken! Wat is samenwerken? Ketenzorg? Onderling? 4b. Regionale consortia moeten, gelet op hun rol, toegang hebben tot herleidbare data uit hun regio Wel handig / alleen als iedereen zijn handtekening zet. Je hebt er wel het meeste aan. Lijkt op VSV en kringrapporten. Wel hele klus, want ook de patiënt moet tekenen. Het verhaal van Ronald Brand hierin was geweldig. Maar Ronald Brand doet iets anders. Hij kan de postcode wel onherkenbaar maken, maar binnen een kleine groep weet je het dan. Je hebt als onderzoeker toch ook ethische regels. Het gaat er niet om hoe ethisch je je als onderzoeker gedraagt, PRN is aan de wet gebonden en moet binnen de privacyregels bekijken wat wel en wat niet mag. De grondslag voor het geven van niet-geanonimiseerde data is een onderzoek. Zonder het onderzoek (afgebakend onderzoeksdoel, afgebakende periode) is er geen grondslag. Consortia zelf kunnen hierdoor ook niet na de onderzoeksperiode data blijven ontvangen –ook niet voor monitoring– omdat consortia geen relatie met de patiënt hebben. De monitoring kan wel door PRN plaatsvinden. Niet-geanonimiseerde data mogen alleen worden gegeven indien wordt voldaan aan a) de bovenstaande grondslag en b) er toestemming is gegeven door de vrouw. Afbakening regio is moeilijk: hoe bepaal je dit? In de contracten met de consortia moet worden opgenomen dat: (Niet-)geanonimiseerde data alleen gebruikt mogen worden voor het opgegeven doel. (Niet-)geanonimiseerde data worden na afloop van het onderzoek teruggegeven aan PRN, er mag geen (gedeelte van een) bestand achterblijven. (Gedeeltes van)(Niet-)geanonimiseerde data van de verschillende consortia mogen niet worden samengevoegd tot een groter bestand.
De zaal aan het woord, grove telling onder de pakweg 60 aanwezigen van de stemming op de stellingen, na twee discussies ‘en petit comité’: deel 1: 1. Ook met een basale kernset is het doel van de registratie haalbaar (30 eens, 1 oneens) 2. Een basale kernset bevordert de implementatie van eenheid van taal (10 eens, 5 oneens) 3. Grotere toegangsmogelijkheden tot perinatale data leveren meer risico op privacyschending (15 eens, 15 oneens) 4. Een met gemeenschapsgelden opgezette registratie moet, binnen privacy-waarborgen, eenvoudig voor iedereen toegankelijk zijn (8 eens, 15 oneens) 5. Tot persoon herleidbare medische gegevens horen niet in een landelijke databank (5 eens, 15 oneens) 6. De zorgverlener moet tot persoon herleidbare gegevens teruggekoppeld krijgen (30 eens, 2 oneens) 7. Het is ondoenlijk en onwenselijk om toestemming te vragen voor opname in de registratie (2 eens, 30 oneens)
deel 2: 1. Onderzoek op niet herleidbare bestanden is afdoende voor verbetering van de zorgkwaliteit (20 eens, 5 oneens) 2. Onderzoek op herleidbare bestanden is noodzaak (7 eens, 12 oneens) 3a. Zorgverzekeraars zijn medeverantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg (20 eens, 7 oneens) 3b. Gelet op de veranderende rol moeten zorgverzekeraars toegang hebben tot perinatale data (5 eens, 15 oneens) 4a. Kwalitatief goede zorg is alleen mogelijk in regionale consortia waarin alle lijnen samenwerken (25 eens, 2 oneens) 4b. Regionale consortia moeten, gelet op hun rol, toegang hebben tot herleidbare data uit hun regio (15 eens, 10 oneens) Komende en gaande Bestuur, Raad van Advies en Commissieleden Raad van Advies: Binnen VWS heeft een verschuiving van takenpakketten plaatsgevonden. Daardoor hebben wij helaas van mw. Margaret Hink, onze zeer gewaardeerde contactpersoon bij VWS, afscheid moeten nemen. Gelukkig zijn de taken bij VWS overgedragen aan mevrouw Lidwien Verweij, die nu al weer enige tijd met verve de portefeuille onder haar hoede heeft. Er heeft inmiddels al veelvuldig vruchtbaar overleg plaatsgevonden. Ook bij ZN heeft een overstap plaatsgevonden. Het pakket Verloskunde van mevrouw Hilde Paans is nu in goede handen bij de heer Sjoerd Terpstra. Op de onlangs gehouden Contactdag 1 oktober was gelegenheid informeel kennis te maken, voor wie hem in de perinatale wereld nog niet kende. Gelukkig is ook de heer Terpstra bereid te participeren in onze Raad van Advies. Werkgroep dataset: De heer Pieter Tamminga heeft jarenlang de voorzittersrol op zich genomen van de werkgroep dataset. Deze taken zijn onlangs overgenomen door René Kornelisse. Helaas heeft Lia Wijnberger zich teruggetrokken, spijtig en vanaf deze plaats, Lia, dank voor je
betrokken participatie! De NVOG heeft ook voor de eerder vertrokken Eric Steegers, twee nieuwe leden aangemeld: Arie Franx , al eerder bekend als bestuurlid PRN en Christianne de Groot. Allemaal van harte welkom! In het Bestuur gaan en hebben wisselingen plaatsgevonden. Op 30 september hebben wij afscheid genomen van Arno van Heijst. De NVK heeft in zijn plaats Sylvia Veen voorgedragen voor een plaats in ons bestuur. Wij mochten haar al in onze septembervergadering verwelkomen, maar ook vanaf deze plaats welkom, Sylvia en heel hartelijk dank Arno, voor je inspirerende bijdrage de afgelopen jaren! Op onze Contactdag heeft u wellicht al begrepen dat Loes van der Leeuw de voorzittershamer heeft overgedragen. Loes heeft onze PRN vanaf het prille begin als Bestuurslid en de laatste zeven jaren als onafhankelijk voorzitter door allerlei woelige baren geloodst. Natuurlijk laten wij dit vertrek niet ongemerkt voorbijgaan. In december zullen wij op gepaste wijze van haar afscheid nemen, maar vanaf deze plaats Loes, een heel hartelijk en welgemeende dank voor je onuitputtelijke bereidheid het reilen en zeilen van de perinatale registratie in goede banen te leiden. Daarnaast zijn we je als bureau ontzettend dankbaar voor je grote betrokkenheid en lieve aandacht voor elk van ons. DANK JE WEL! Natuurlijk zijn wij ook blij met onze nieuwe voorzitter Ronald Morshuis. Vanaf de beginjaren is Ronald een van onze bestuursleden, de laatste jaren als penningmeester, dus hij kent het klappen van de zweep! De taken van penningmeester worden binnenkort overgedragen aan een ander, welbekend en betrokken bestuurslid Jan Kruithof. Wij zijn ervan overtuigd dat ook daar de penningen in goede handen zijn. Trendboek Perinatale Zorg in Nederland 2009-2010-2011, bijdrage onderzoekers gevraagd! Na het publiceren van de Jaarboektabellen 2009 en 2010 op onze website is het streven binnenkort ook de tabellen van 2011 te maken. Trendgegevens over 2009-20111 gaan we bundelen in een printuitgave die wij eind dit jaar hopen te publiceren. Zoals in de eerdere uitgave van het Trendboek (10 jaar Perinatale Registratie) willen wij ook onderzoekers in dit Trendboek een podium geven een tipje van de sluier van hun onderzoek op PRN data op te lichten. Belangstellen kunnen zich melden bij
[email protected] Deze Nieuwsbrief is een uitgave van: Stichting Perinatale Registratie Nederland, Postadres: Postbus 8588, 3503 RN Utrecht Bezoekadres: Mercatorlaan 1200, 3528 BL Utrecht Algemeen: 030-2823165 www.perinatreg.nl /
[email protected]